• No results found

Opslagtemperatuur van snij en pronkbonen

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "Opslagtemperatuur van snij en pronkbonen"

Copied!
2
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

S P R E N G E R I N S T I T U U T

(INSTITUUT VOOR BEWARING EN VERWERKING VAN TUINBOUWPRODUCTEN) HAAGSTEEG 6 - WAGENINGEN - TELEFOON 08370-5351

«ran 'f j) *: »t.

B U L L E T I N 1 1 4 . S E P T E M B E R 1 9 7 1

* M Ï

'tóöuSCltt»,

wmmw&œ>

J . D E M A A K E R , i n g .

OPSLAGTEMPERATUUR VAN SNIJ- EN PRONKBONEN *)

De kwaliteit van snij- en pronkbonen wordt sterk beïnvloed door de opslagtempera-tuur. Bewaring bij te lage temperatuur veroorzaakt fysiologisch bederf, lage-temperatuup-bederf (ltb). Dit uit zich bij snijbonen in een bruine spikkeling over het gehele oppervlak van de peulen. Bij pronkbonen veroorzaakt deze aantasting inde eerste stadia voornamelijk bruinverkleuring van de 'draad' en spikkeling op de rugzijde van de peulen. Later breidt het zich uit over de gehele peul. Het weefsel wordt op deze plaatsen week en gaat tot bederf over. Dit wordt duidelijk zichtbaar nadat de bonen een dag of langer bij een ho­ gere temperatuur (circa 20°C) staan. Bij te hoge temperaturen rijpen de peulen te snel aan en worden geelgroen van kleur. Ook de kans op rotting neemt toe.

Voor het vaststellen van de optimale opslagtemperaturen werden de bonen bewaard bij 2, 4, 6, 8 en 10°C. Ook de mogelijkheden t.a.v. kortstondige opslag werden nage­ gaan. De uitkomsten van de controle van het produkt nadat dit 24 uur bij 20°C had ge­ staan volgt hieronder:

snijbonen

na 2 dagen bij geen van de objecten kwaliteitsachteruitgang

na 5 dagen 2, 4 en 6°C geen kwaliteitsachteruitgang

na 5 dagen 8 °C enkele bonen worden wat lichter van kleur

na 5 dagen u

O

O

veel bonen worden lichter van kleur en vertonen tekenen van afleving

na 7 dagen 2°C ltb; geen rot

na 7 dagen ét 0 O lichte ltb; geen rot

na 7 dagen U

0

z e e r l i c h t e l t b ; g e e n r o t

na 9 dagen 6° C enkele bonen met lichte ltb

(2)

pronkbonen

na 2 dagen bij geen van de objecten kwaliteitsachteruitgang

na 5 dagen bij geen van de objecten kwaliteitsachteruitgang

na 7 dagen 2°C enkele bonen met lichte ltb

na 7 dagen 4,6,8 en 10°C geen kwaliteitsachteruitgang na 9 dagen N> O O ltb neemt toe

na 9 dagen 4 en 6°C geen kwaliteitsachteruitgang

na 9 dagen 00 O O begin van uitdroging en rot, vnl. aan de punten

na 9 dagen 10°C meer uitdroging en rot dan bij 8°C

na 12 dagen 4°C geen kwaliteitsachteruitgang

na 12 dagen 6°C enkele bonen met rotte punten

na 12 dagen 00 0 O aantal bonen met rotte punten neemt toe

na 14 dagen O n geen kwaliteitsachteruitgang

na 14 dagen 6 en 8°C aantal bonen met slappe punten tengevolge van uitdroging neemt toe

CONCLUSIE

De optimale opslagtemperatuur is voor snijbonen 6°C en voor pronkbonen ca. 5°C. De maximale opslagduur is voor snijbonen 1 week en voor pronkbonen 2 weken. Bij lan­ gere bewaring neemt o.a. de kans op ltb toe. Lagere temperaturen veroorzaken lage-temperatuurbederf en hogere temperaturen geelkleuring van de peulen, rotting en slap worden van de peulen. De r,v. moet 90 tot 95% zijn om slap worden tegen te gaan. Af­ dekken van de bovenste kisten met polyetheenfolie is, na inkoeling, aan te bevelen.

Voor een opslagduur van minder dan 2 dagen mag de temperatuur variëren van 2 tot 10°C. Voor pronkbonen kan bij deze temperaturen de opslagduur tot maximaal 5 dagen verlengd worden.

Overzicht bewaarduur en opslagtemperatuur

opslagtemperatuur r.v. bewaarduur in dagen

in °C in % snijbonen pronkbonen 2 90-95 2 5 4 90-95 5 12 6 90-95 7 9 8 90-95 2 7 10 90-95 2 5

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

naar aanleiding en in navolging van de PAW-proeven te Nieuwe Schans in juli 1961 bieten gezaaid hebben met de bedoeling deze op het land te laten overwinteren en er in 1962 zaad

Bezien we de resultaten van deze proef dan blijkt dat extra COg een positieve invloed heeft op de produktie.. Zowel bij de kasjes waarin is geteeld op stro­ balen als in de

In feite bleef op 70% der A-enBrbedrij- ven deze oppervlakte nagenoeg gelijk (minder dan 1 ha veranderd). In het westelijk deel veranderde er minder dan in het oostelijk deel -

Tekortkomingen bXj

clusies of manipulaties met modellen in de vorm van simulaties, niet los gezien kunnen worden van de omstandigheden eromheen, of van de vereenvoudigingen die aangebracht zijn.

Aquifer; Borehole geophysics; Contaminant plume; Fluid electrical conductivity (FEC); Fracture; Groundwater flow; Horizontal single-plane fractured rock aquifer; Matrix... v

At the same time, proper consideration of the impact (and correctness) of Simpson requires consideration of a number of issues: first, the fact that there was a clear choice

De zeefdag van 1988 van de WTKG leverde goddank alleen een zak met grof gruis op dat in een avond was doorzocht (maar waarin wel een klei-.. ne