Het dompelen van de potgrond van opgepotte tomaatplanten in verwarmde P32 bevattende NH4H2PO4 oplossingen

(1)

cVJ

Bibliotheek Proefstation Naalcjwijk

T

H 22

PROEFSTATION VOOR DE GROENTEN- EN FRUITTEELT ONDER GLAS, TE NAALDWIJK.

Het dompelen van de potgrond van opgepotte tomaatplanten in verwarmde

j<=-bevattende NH^H^PO^ oplossingen.

door:

W.v.RavestiJn.

Naaldwijk,i960.

(2)

/ $ / y - S à / / ; S 3

f / /

?? J ' - -

" >\

<%

\

%

'•a ' °

• "<*{ *«/ v Vç,

Proefstation voor de Groenten- en Fruitteelt onder Glas te Naaldwijk.^ CV

«?;

HET DOMPELEN VAN DE POTGROND VAN OPGEPOTTE TOMAATPLANTEN IM" VERWARMDE P BEVATTENDE NH.ELPO. OPLOSSINGEN.

4 2 4

januari 1957» Project 111-27«

Inleiding.

Uit vroeger genomen proeven bleek, dat aan het bezwaar van een te lage

grondtemperatuur, waardoor P gebrek ontstond, tegemoet gekomen kon worden door de planten een fosfor bevattende oplossing, de z.g.n. startoplossing, toe te dienen. Voorts bleek, dat een temperatuursverhoging van 2°C (tussen 12 en 18°C) in staat was, de tomaatplanten een dubbele hoeveelheid fosfor te doen opnemen. Hiervan uitgaande werd getracht om fosforgebrek zo effectief mogelijk te bestrijden door de opgepotte tomaatplanten in verwarmde P^ bevattende oplossingen te dompelen. Hierbij werd dus de fosfor in een voor de plant gemakkelijk opneembare vorm toe gediend (oplossing), terwijl bovendien de grondtemperatuur iets omhoog gebracht zou worden.

Proefopzet.

Gezaaid werd op 26 november 1956 1 gram Ailsa Craig van v/d Berg. De planten werden 12 december in fosforarme grond verspeend, terwijl de grondtemperatuur laag werd gehouden. Ondanks deze maatregelen vertoonden de planten op 27 december nog steeds geen fosfor gebrek. Dit werd mogelijk veroorzaakt door dat de lucht temperatuur eveneens laag was, waardoor de gehele plant slechts langzaam kon groeien en aldus weinig behoefte aan fosfor had. De planten werden daarom op 27 december onder T.L. 65 W lampen geplaatst. Hierdoor werden de planten op 30 de cember donkerder terwijl op 11 januari de planten matig P gebrek vertoonden. De onderkant van het blad was licht paars. Per behandeling werden 6 planten gebruikt De behandelingen waren:

1. Bemest.

2. Startoplossing.

3. Dompelen in een oplossing van 20°C. 4. Dompelen in een oplossing van 30°C.

(3)

2.

5« Dompelen in een oplossing van 40°C.

De radio-actieve stof werd op 18—1 — *57 ontvangen. Voor deze proef waren 5 porties NH^B^PO^ beschikbaar. Elk portie bevatte 0,6 gram a"''s ^r aSe r e n ha(l

een activiteit van 0,6 mC. te 18 uur 18—1 — *57- 4 Porties bestonden uit een oplos-0

sing van elk 10 ml. groot, liet 5 portie bevatte vaste stof. Elke plant ontving gemiddeld 0,1 g ^2^5 a"''s ^-raSer (•= 0,1 mC ^2^*

De normale bemesting werd toegediend, door de vaste stof met grond van 6 pot jes gedurende _+ 5 minuten te vermengen, waarna de planten werden opgepot. De startoplossing werd direkt na het oppotten aan de planten toegediend. Per plant werd 50 ml vloeistof gegeven.

Per dompeling werd één portie ÏÏH^H^Pô^ met aqua dest. tot 2 liter verdund,

waarna deze hoeveelheid vloeistof met behulp van een electrisch kookplaatje op de gewenste temperatuur werd gebracht (20, 30, 40°C). De planten, die voor de on derdompelingen waren bestemd, waren reeds op 11 januari opgepot. Bij het oppotten werden de potten niet geheel met grond gevuld, zodat een flinke hoeveelheid

vloeistof opgeschept kon worden. Tijdens het dompelen van de potten, kwamen de loofbladeren niet^aanraking met de vloeistof, de zaadlobben echter wel. Uit reeds eerder genomen proeven bleek, dat de opname van voedingsstoffen via de zaadlobben zeer gering is, zodat bij de beoordeling van de gevonden cijfers hiermede geen rekening gehouden werd. Op 18 januari kon 1200 ml aan de planten toegediend wor den, op 19 jan. werd de resterende 800 ml gegeven.

Me tingen.

De radio-activiteit werd 2 x in de week gedurende 14 dagen met de

Geiger-Miller teller, type P.W. 4020 en G.M. 4810 van Philips, welke door de Stichting Voorlichtingsdienst voor Superfosfaat te Wageningen wederom welwillend ter beschil king was gesteld, gecontroleerd. De activiteit werd in alle bladeren gedurende 1 min. gemeten, zodat de totaal opgenomen P.^ door het vermenigvuldigen van deze cijfers met het bladoppervlak berekend kon worden. De kosmische straling en de

§

0 _{bracht. In bijlage 1 is de grafiek, waarin de}

activiteit per controle datum is weergegeven, opgenomen. Bijlage 2 geeft de to

taal opgenomen ^e r gemiddeld, weer terwijl in deze bijlage tevens de

P_.0 concentratie in de groeipuntjes is weergegeven. In bijlage 3 is de totale P

i><-

.

5c-opname bij de bemesting, de startoplossing en bij 't dompelen in vloeistof van 40°C. grafisch weergegeven. De temperatuur gegevens zijn tenslotte in bijlage 4 opgenomen.

Resultaten.

(4)

3

opnamen dan de "bemeste planten. Na 3 dagen hadden de planten met startoplossing

+ 3 x na 1 week ongeveer 2 x zoveel P opgenomen als de "bemeste planten, waarna

het verschil geleidelijk aan nog verminderde, hoewel de planten met startoplos sing toch steeds de grootste opname te zien gaven. De planten, waarvan de potten gedompeld waren, gaven ongeveer een gelijke opname als bij de "bemeste planten te zien. De verschillen tussen dompelen iryéen oplossing van 20 en 40°C waren zeer gering, de opname van de planten, die in vloeistof van 30°C gedompeld waren, lag steeds beduidend lager (_+ •§•). De oorzaak van deze slechte en langzame opname van de gedompelde planten kan wellicht in een te hoge vochtigheid van de potgrond ge vonden worden, aangezien deze potgrond een tamelijk fijne structuur had, waardoor mogelijk de wortels gebrek aan 0^ en een overmaat aan CO^ kregen, zodat de wer king van de wortels nadelig beïnvloed werd. Bovendien viel de verwachtte

tempera-tuursstijging van de potgrond door het dompelen in de verwarmde vloeistof erg tegen (zie bijlage 4).

Samenvatting.

Uit dit onderdompelingsproefje bleek, dat geen van de onderdompelingen de opname t.o.v. startoplossing en bemesting kon verbeteren. De startoplossing gaf een duidelijke verbetering in opname t.o.v. alle overige behandelingen te zien. Mogelijk kunnen bij een herhaling van deze proef de resultaten verbeterd worden, door potgrond met een kruimeliger structuur te gebruiken en planten met sterker P gebrek te kweken.

september i960. AvB.

De Proefneemster, W. van Ravestijn.

(5)

(6)

Bijlage 2

Datum 2l/l 24/I 28/1 31/I

Tc )tale P opname, in

aant. tikken per minuut

1. Normale "bemesting 3402 IO483 30873 76182

2. Startoplossing 50 cc per pl. 10197 21074 52052 91379

3. Dompelen in 20°C ₄₂₉₅ 12036 30908 5OO9O

4. Dompelen in 30°C 2567 6670 I977O 25OII

5. Dompelen in 40°C ₄₇₁₈ IO642 29344 46084

Datum 21/1 24/I 28/1 31/I

p32 jncentratie in het

groei-topje in aant . tikken per min.

1. Normale bemesting 213 530 1102 1963

2. Stgrtoplossing 50 cc per pl. 493 1148 2142 1909

3. Dompelen in 20°C. 200 517 1075 1637

4. Dompelen in 30°C ₁₇₀ 388 874 1115

(7)

*

âzooo

SSo o a

Mûûo

y zooo

6400 o

óoooo

S6000

$1000

48000

J/4000

40000

360Q0

32000

Z8000

ZMOO

20000

1ZOOO

SûOO

yoQO

(8)

Bijlage 4.

Temperatuurgegevens.

9 uur 2 uur Grond 9 uur 2 uur

Min. Vloei Vloei Grond Grond

1956 Index stof stof 9 u. 2 u. Onb. D. 20 D.30 D.40 Onb. D. 20 D.30 D.40

2 3 dec. dec. 11,9 18,0 18,1 14,0 15,8 3e dec. dec. 9,2 17,5 15,1 13,1 13,7 1957 1e dec. jan. 9,7 17,8 18,4 12,9 15,4 e 2 dec. jan. 10,3 16,6 19,1 12,2 14,6 3e dec. jan. 10,2 17,2 19,1 12,4 11,6 11,8 12,5 15,5 14,5 15,3 16,0