• No results found

Kalfsvleesproduktie en -consumptie in Frankrijk : verslag van een studiereis van 9-13 juni 1980

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "Kalfsvleesproduktie en -consumptie in Frankrijk : verslag van een studiereis van 9-13 juni 1980"

Copied!
34
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

Ing. J.A.W.M. Niks Ir. J.J. de Vlieger

KALFSVLEESPRODUKTIE EN -CONSUMPTIE IN FRANKRIJK Verslag van een studiereis van 9-13 juni 1980

Inlichting No. 172

Ä m HUG \

S I G N s

[ 5

—' L « cv v.\r\ . A j | | S EX. NO:: (\ » BIBLIOiHEEK MLV J December 1980 * ! l k VI. Landbouw-Economisch Instituut Afdeling Structuuronderzoek

(2)
(3)

INHOUD

Biz.

1. INLEIDING 5 1•1 Doel van de reis 5

1.2 Reisprogramma 5 2. PRODUKTIE, CONSUMPTIE, IN- EN UITVOER, PRIJZEN 6

2.1 Produktie, consumptie, in- en uitvoer 6 2.2 Prijsontwikkeling, produktiekosten en opbrengsten 9

2.3 Producenten en contractproduktie 12

2.3.1 Producenten 12 2.3.2 Contractproduktie 14

2.4 Consumenten 15 2.5 Te verwachten ontwikkelingen 16

3. WETTELIJKE REGELINGEN IN FRANKRIJK 18 3.1 Regelingen m.b.t. de produktie 18

3.2 Kalfsvleesclassificatie 18 3.3 Wetgeving t.a.v. hormonen 20 3.4 Regelingen betreffende het grensverkeer 21

4. DE FRANSE KALFSVLEESMARKT 22 4.1 Distributie van kalveren en kalfsvlees in Frankrijk 22

4.2 Nederlands kalfsvlees op de Franse markt 24

4.3 Het geslacht gewicht 25 5. BEZOCHTE BEDRIJVEN EN INSTELLINGEN 26

5.1 Boucheries Bernard 26 5.2 L'office National Interpro essionel du Bétail et

des viandes (ONIBEV) 26 5.3 Service Central des Enquêtes et Etudes Statistiques

(SCEES) 27 5.4 Centre Technique de la viande et des produits

Carnes (CETEVIC) 27 5.5 Institut Technique de L'élevage Bovin (ITEB) 28

5.6 Direction de la qualité 28 5.7 Centre d'Information sur la Vitellerie Française

(CIVF) 29

BIJLAGEN

1. De regionale indeling van Frankrijk 31 2. Het organisatieschema van de "Direction de la qualité" 32

(4)
(5)

INLEIDING

1.1 Doel van de reis

Het doel van de studiereis was het verkrijgen van inzicht in de positie van het Nederlandse kalfsvlees op de Franse markt. Hierbij ging het met name om de ontwikkelingen in de Franse pro-duktie, consumptie, in- en uitvoer en de waardering door de Franse afnemers van het Nederlandse kalfsvlees alsmede om de wettelijke regelingen m.b.t. de Franse invoer van kalveren en kalfsvlees uit Nederland.

De reis is gemaakt in het kader van het marktstructuuronder-zoek in de kalver- en kalfsvleessector. Dit ondermarktstructuuronder-zoek is gericht op de contractproduktie en verticale integratie, op de ontwikke-lingen in de afzetstructuur en op de toekomstperspectieven van de sector. Voor dit laatste punt is met name de concurrentiepositie op buitenlandse markten van belang. Ruim 90% van het kalfsvlees wordt immers uitgevoerd. Om deze reden wordt informatie

ver-zameld in de drie belangrijkste importlanden van Nederlands kalfs-vlees (Duitsland, Italië en Frankrijk). In 1979 is West-Duitsland bezocht; in 1980 Frankrijk, terwijl dit jaar ook nog gegevens over Italië zullen worden verzameld.

1.2 Reisprogramma

Het reisprogramma werd op een bijzondere prettige wijze samen-gesteld en gecoördineerd door de Nederlandse Landbouwraad te Parijs, Ir. K.W. Kruse en zijn medewerkster Mej. A.M.A. Feekes.

De volgende instellingen en bedrijven werden bezocht: 10 juni: Boucheries Bernard te Rungis en het Office National

Interprofessionel du Bétail et de la viande (ONIBEV) te Parijs;

11 juni: Service Central des Enquêtes et Etudes

Statistiques (SCEES), het Centre Technique de la Viande et des produits Carnes (CETEVIC) en het Institut

Technique de l'Elevage Bovin (ITEB) te Parijs; 12 juni: Direction de la qualité van het Ministerie van Landbouw

en het Centre d'Information sur la Vitellerie Française (CIVF) te Parijs.

(6)

2. PRODUKTIE, CONSUMPTIE, IN- EN UITVOER, PRIJZEN

2.1 Produktie, consumptie in- en uitvoer

In de periode 1970-1979 nam het aantal kalverslachtingen in Frankrijk af met ruim 17%: van bijna 4,2 miljoen in 1970 tot ruim 3,4

mil-joen in 1979 (zie tabel 2.1). Vooral in de jaren 1 970-1973 nam het aantal kalverslachtingen af. In die jaren zorgden omschakelings- en slachtpremies voor een daling van de melkveestapel en dus van het aantal beschikbare kalveren, alsmede voor een grotere vraag naar nuchtere kalveren van de zijde van de roodvleesproducenten. Van-af "1975 nam het aantal slachtingen weer iets toe. Uit de tabel

blijkt ook dat de export van kalveren sinds 1970 en de kalverim-port sinds 1975, sterk zijn toegenomen.

Tabel 2.1 Aantal slachtingen, in- en uitvoer van kalveren en kalfsvleesproduktie in Frankrijk in de periode .

1970-1979 (x 1000) 1970 1971 1972 1973 1974 1975 1976 1977 1978 1979 Eigen produktie 4573 4511 3895 3703 3899 4119 4153 4057 4011 4125 Uitvoer kal-veren 1 ) 426 469 577 557 535 822 892 864 856 924 Geslachte in-landse kalv. 4147 4032 3318 3146 3364 3297 3261 3193 3155 3241 Invoer kalve-ren 1 ) 32 23_ 16. j_7_ 5_ 41 118 222 263 204 Tot.aant. ge-slachte kalv. 4179 4065 3334 3163 3369 3338 3379 3415 3418 3445 Aant. kalver-slachtingen in proc. v/h aant. beschikb. kalv. 48 48 39 35 37 36 38 38 37 38 1) Alle soorten kalveren.

Bron: SCEES.

Vanaf 1972 schommelt het aantal kalverslachtingen rond de 3 7 % van het aantal beschikbare kalveren, (in Nederland 39%). Het percentage verschilt nogal per rundveetype. co is het voor kalveren v a n meiK-rassen bijna 5 0 % ; voor kalveren v a n vleesmeiK-rassen nog geen 20%. Dit betekent dat 90% van de vleeskalveren bestaat uit dieren van een melkras, zodat de kalfsvleesproduktie beschouwd kan worden als een bijprodukt v a n de melkveehouderij.

(7)

Het aandeel van de vrouwelijke kalveren in de slachtingen be-droeg in de periode 1970-1979 vrijwel steeds ca. 36%.

Doordat in de periode 1970-1979 het gemiddeld geslacht ge-wicht sterk toenam, nl. van 87 tot 107 kg, nam de

kalfsvleesproduk-tie toe met ruim 6% (zie tabel 2.2). Ook de kalfsvleesprodukkalfsvleesproduk-tie vertoont een dieptepunt in de jaren 1972 en 1973. De invoer van kalveren bestemd voor de kalfsvleesproduktie is eerst na 1976 van enige betekenis. Na dat jaar is de invoer van kalfsvlees bijna verdubbeld. De uitvoer van kalveren is sinds 1970 toegenomen van

13000 ton tot bijna 40000 ton. De uitvoer van kalfsvlees is van ondergeschikte betekenis en bedroeg vanaf 1973 steeds circa

10000 ton. Tussen 1970-1973 daalden het binnenlands verbruik en de consumptie per hoofd; na 1975 namen deze weer toe. De zelf-voorzieningsgraad schommelde steeds tussen de 100% en de 110%. Frankrijk is dus een netto-exporteur van kalveren en kalfsvlees. •

Tabel 2.2 De Franse produktie, in- en uitvoer van kalveren en kalfsvlees en de kalfsvleesconsumptie in dé periode

1970-1979 (in 1000 ton geslacht gewicht)

Inlandse prod. Invoer kalveren Tot. produktie Invoer kalfsvlees Tot. beschikbaar Uitv. kalfsvlees Uitv. kalveren Inlands verbruik Cons, per hoofd

(in kg) Zelfvoorzie-ningsgraad Gemiddeld ge-slacht gewicht 1970 389 2 391 12 403 4 399 13 386 7,6 101 87 1971 392 1 393 7 400 7 393 16 377 7,4 104 90 1972 360 1 361 10 371 7 364 27 337 6,5 107 94 1973 349 1 350 10 360 12 348 29 319 6,1 109 99 1974 368

0

368 13 381 13 368 25 343 6,6 107 99 1975 366 L 367 14 381 10 371 33 338 6,4 108 97 1976 386 3_ 389 12 401 11 390 40 350 6,6 110 100 1977 379 6_ 385 20 405 9 396 34 362 6,8 106 100 1978 388

_ g .

396 23 419 9 410 35 375 7,~ 104 103 1979 410 6_ 416 19 435 12 423 39 384 7,2 107 107 Bron: SCEES.

De daling van de consumptie in 1972 en 1973 werd veroorzaakt door enkele hormoonaffaires, door de toegenomen concurrentie van het goedkopere vlees van gevogelte, en door vermindering van het aantal zoogkalveren, waardoor het kalf svlees minder gewaardeerd werd. Na 1975nam, als gevolg van het verbod op het toedienen van hormonen,

(8)

CT. r~-a\ l o CT. o) X I o •i-i u cu A . CU X ) 3 U O O X ) to 0) CU i—I > to u-t ca *s a ai s <u j-i Si 1-1 3 cd > H a) O > 4-1 • H 3 3 cu I 3 cl) O CN cu CTi r~-er. •~* oo r~~ a\ 1—1 r^ r^ er. *~' ^o r*~ CT. ^~ m r^ a\ -* r^ CT. ^ CO r^ er. *""• CN r>-CT. *"• ,_ r^. er. ^~ o CT. < f o CN co vo CN CN CN CN 0 0 t — • ~-, <f m r^ •—• v O • — i CO CN CN CO O ^ 0 CN CN CN CN 0 0 i — i .—> O s t m r^ .—> v O 1—1 CO CN CN CO r-~ CTi ~-< _ -tf CN a> en ^ o I — 1 ^ CT» CO * o o o ~~ s CU M Cl) > i—1 cc) Ai CU X ) S-i CU o > eu 0 0 3 • H 1—1 4-1 a <! to » Ai 3 s ^ 1 (U X J 3 0 u S 1 u X 3 • H e o X ) 6 0 • i-I 3 CU M CU > • u a) 43 4J • H 3 S > u & 1 CO CN O CN CM vO CN CN CN CN 00 m co CU <U i—1 > CO U-l 1-4 Ai xt •1-1 <u 43 1—1 CU CU > CU o X CU X I u CU o > CU 0 0 3 ^\ 4-1 43 ü • H s CU M • u 43 O i—I to CU 0 0 3 o 4-1 o o o ^~ X X ) C3 •—i u CU X I CU a 4-1 • H 3 f3 > M S CN CTi m oo 0 0 CN CTi 0 0 CN CN 0 0 m CO m i n i n i n er. •* CN o er. -er o 00 CN V U •<r o m • o -CN o -oo 00 m r^ CN CO O co oo CO r^ er. m CN m CO CO 0 0 CO o o o s CU u a) > i—i Ai CU X ) u CU o > CU 0 0 4-1 •1-1 3 1 - 1 4-1 3 cd < co «- Ai 3 3 U CU X ) 3 O u cd S I :cu • H i—i cd 4-1 l - l u cd cd C 3 cd > M s 1 a\ co vo oo oo CTl co CU CU r-4 > CO U-I 1—1 Ai X I •1-1 cu 43 i - H CU CU > cu o 4 3 CU X I u CU o > CU 0 0 4-1 ,^\ 4-1 4 3 O • H CU 0 0 4J 43 O i—I to cu M 3 O 4-1 O o o .—! :cu • H i—i 4-1 M U cd cd 3 3 > M & 00 w W O 00 3 O J-l

(9)

de relatief geringe prijsstijgingen en door de reclame-activitei-ten van het inmiddels opgerichte GIVF (zie 5.7), de consumptie weer langzaam toe. Momenteel is door de publiciteit rond de aan-wezigheid van hormonen in het kalfsvlees en de oproep van de

Franse consumentenbond tot een kopersstaking voor kalfsvlees, de consumptie weer aanzienlijk teruggelopen.

De ingevoerde kalveren, in hoofdzaak nuchtere kalveren, ko-men de laatste jaren voor ruim 90% uit het Verenigd Koninkrijk

(zie tabel 2.3). Het overgrote deel van de ingevoerde kalveren is bestemd voor de vleesproduktie. Het ingevoerde kalfsvlees is in hoofdzaak afkomstig uit Nederland. Het Nederlandse aandeel in de Franse kalfsvleesimport bedroeg in de periode 1970-1973 circa 80%;

tussen 1974 en 1978 circa 95% en in 1979 84%. In laatstgenoemd jaar was ruim 4% van het in Frankrijk geconsumeerde kalfsvlees van Nederlandse origine.

De export van kalveren die voor 80 a 90% uit nuchtere kal-veren bestaat, is in hoofdzaak (ruim 80%) gericht op Italië, het EEG land met het grootste tekort aan uitgangsmateriaal voor de

rundvleesproduktie. Ook het uitgevoerde kalfsvlees gaat voorname-lijk (ca. 66%) naar Italië.

2.2 Prijsontwikkeling, produktiekosten en opbrengsten

Uit tabel 2.4 blijkt dat sinds 1974 de marktprijzen van

nuka's bijna zijn verdubbeld. Ook de prijzen van kalvermelkpoeder zijn gestegen. In 1979 bedroeg de prijs daarvan 4,22 FF per kg.

De prijsstijging van de verschillende produktiemiddelen ging gepaard met een toename van de produktiviteit, een verhoging van het afmestgewicht (zie tabel 2.2) en een stijging van de markt-prijs van vleeskalveren met ruim 100% tussen 1970 en 1979. Hier-bij moet worden opgemerkt, dat in dezelfde periode de prijs van nuka's relatief meer toenam dan die van vleeskalveren.

De procentuele toename van de vleeskalverprijs, de groot-handelsprijs en de detailgroot-handelsprijs was in dit tijdvak vrijwel gelijk. Dit duidt erop dat procentueel de bruto-marge bij de vleesgroothandel en de detailhandel niet is toegenomen.

Ten slotte kan nog worden opgemerkt, dat de consumentenprijs voor kalfsvlees vanaf 1977 voortdurend minder is toegenomen dan die voor rundvlees. Hierbij is het verschil tussen beide prijzen minder groot geworden. Bovendien is in de periode 1970 tot 1979 de reële prijs voor kalfsvlees met 7% gedaald.

(10)

Ol 1 3 O • H U a) eu <u 1 3

•a

cd P M ö •r4 03 a) ai i—i > 03 4-1 i—I cd Ai e <u c eu u > r - l cd A! CO (U (U Ö <D > i—I cd Ai <U n CD 4-1 Xi a 3 Ö C cd > C ai ON • r - ) ON •i-t —• U I a o ai ON O — CN ai X cd H ON ON o o r-» ON a i vo i n ON r». ON o o r«. CN t-v ON ON o ON o o o o CN 0 0 m co m ON m CN m v D oo vo 00 O N r^ vo i n 3 4-1 CO ^ a> P . PM PM v-^ Ö n CU > I - l cd A i ai r 4 0) 4-1 Ä a 3 Ö co • f-) • H H PM / — N AS • r - ] • i - I U A i C cd r 4 PM 1 4-1 0 3 a> 13 Ö • H ÖO AJ O m *—•* PS PM 1 'S e 0) 4-1 0 3 01 X • — N 0 0 A i m m l o m >*~s O) • H 1 3 (S cd e M O S3 « PS PM 1 Ol • I-I 4-1 A i 3 X ) o M PM 03 o) Ol •—i > 03 4 M i—1 cd A i ai TS M O O > I •r-l 00 co O 00 00 m o ON 00 s t •vl-co 00 vD m m o co 00 un oo CM r-. co oo oo 00 m o CN O m oo co u-i ON co m ö Ol M ai > i—i cd A i 03 a) ai î — i > 0 3 • i - ) • H M FM i—1 cd % a) 13 i j o o > 4-1 x CJ • H S ai bO 13 c a> > o1 i—i 00 A i *-PM PM 1 y ~ \ r -0 3 • i M M Ö 3 P i a) 4-1 P r 4 • H cd r M O \a> 03 o P4 4-1 •r-l 0 1 4-1 cd u 4-1 X ai u o o > 4-1 43 a • H £ Ol Ö0 4-1 43 CJ cd i—i 0 3 a) 60 oo A i PM PM 1 1 4-1 O o u Ö0 v ^ /~\ C M ai 4-1 4-1 0) i—1 • H > (S • H 4-1 • H 0) 4-1 • H i—1 Cd & A i • — s 0 3 •<—> • H M P . 0 3 i—1 a) 1 3 C cd X ON r-» «« en <r o m M vD < t oo oo * 1—1 <r < t »—1 «t O i 0 0 C O m n i n co -* C N «1 C M C O a\ o * C M C O r^ -* n O N —• CN O N * t 00 ^_ O N «\ !>. ™ C O I—• «\ r~-—• V O V O M o-— O N s e f \ C N ™ m V O n .—i i—i i - M (U 13 C cd X i—i • i M cd 4 J eu 13 a) 13 • i - ) • H ^ 3 0 3 ••—1 •r-l U Çu 0 3 a) ai i—i > 03 MM i—l cd 0 0 A i PM PM C • H A i 3 4-1 03 4-1 O O fS ^s > M 0) 4-1 03 Ol 0 03 MM t - 4 cd A i 1 60 A i PM PM Ö ••M 4-1 03 M O X 03 4 M i-M Cti A i 1 60 Ö • H IM <u 4-i o i > w PQ M Z O • H cd i—i o \oi 03 O ei i - M cd & AS Ol 13 00 I-v. O N .—i 4 M cd Ö cd > ÖO C 3 »S <u 4-1 0 0 | v v ON • — 0 0 Pfl 4M pq cd O Ö oo cd > C o C N cq m P-i H M

(11)

Tabel 2.5 Het saldo per vleeskalf in Frankrijk en in Nederland in 1978 Opbrengst 1) Aankoop kalveren Voer 3) Uitval 4) Voederwinst Energie en water Gezondheidszorg 2)

Rente dieren en voer Overige kosten 5) Frankrijk 872 FF 746 FF 33 FF 30 FF 25 FF 53 FF 17 FF 1831 1651 180 125 FF FF FF FF ƒ ƒ ƒ ƒ ƒ ƒ ƒ Neder 475,- 519,- 29,-11," 12,- 19,- 10,-•land ƒ ƒ ƒ ƒ 1071,- 1023,- 48,- 52,-Beschikbaar om de kosten van

arbeid en huisvesting te

dekken 55 FF -f

4,-1) Nederland 191 kg à ƒ 5,67 minus ƒ 14,- afleveringskosten. 2) Nederland 40 kg à ƒ 11,70.

3) Nederland 250 kg à ƒ 2,15, Frankrijk 215 kg à 4,32 FF. 4) Frankrijk 3% à 11 FF.

5) Schoonmaakmiddelen, registratie en diverse kosten. Bron: Consulentschap voor de rundveehouderij in Arnhem (1979).

Institut Technique de l'Elevage Bovin (ITEB)(1980). In tabel 2.5 is uitgegaan van een situatie zonder contracten. In Nederland was erin 1978 geen positief overschot om arbeid en

kapi-taal te belonen. De arbeidskosten en de kosten voor huisvesting en inrichting bedragen in Nederland gemiddeld ca. ƒ 100,-per kalf per ronde.

In Frankrijk was er in 1978 nog een klein positief bedrag be-schikbaar om de kosten van arbeid, huisvesting en inrichting, 3% van de opbrengst, te dekken. Het ITEB (1980) vermeldt dat afhan-kelijk van het soort gebouw en het voersysteem, de investering per kalverbox uiteenloopt van 610 FF tot 2530 FF. Dit betekent dat de afschrijvings- en financieringskosten per kalf per ronde variëren tussen de 36 FF en de 125 FF. De arbeidskosten bedragen volgens het ITEB 50 FF per kalf per ronde en de vergoeding voor loonmesters 150 à 200 FF per afgeleverd kalf.

De kosten van het kalf en het voer maken samen rond 90% uit van de totale kosten. Kleine veranderingen in de prijzen van

nuch-tere kalveren en van kalvermelk hebben dan ook een grote invloed op de rentabiliteit van de vleeskalverproduktie.

Tenslotte kan nog worden vermeld dat de voederwinst, gemeten in francs van constante waarde, is gedaald van 394 FF in 1975 tot 170 FF in 1979. Hierdoor zijn na 1975/76 de nieuwbouwactiviteiten in de Franse vleeskalverhouderij drastisch teruggelopen.

(12)

2.3 Producenten en con tractproduktie

2.3.1 Producenten

In de periode van 31 december 1973 t/m 31 december 1978 nam in Frankrijk het aantal vleeskalverhouderijen af met 46%, van ruim 145000 tot ruim 78000. In 1978 werden op ruim 10% van alle be-drijven met rundvee vleeskalveren gehouden. Op de kalverhoude-rijen waren op 31 december 1978 769000 vleeskalveren aanwezig, waaronder 231000 vrouwelijke kalveren (30%). Het aantal beschikba-re boxen is niet bekend.

Ruim de helft van de vleeskalveren komt voor op bedrijven met 10-30 ha cultuurgrond en 15% op bedrijven met minder dan 10 ha

cultuurgrond. Het houden van vleeskalveren gaat meestal samen met een andere tak van rundveehouderij. Zo komt 38% van de vleeskalve-ren voor op bedrijven met melkkoeien; 33% op bedrijven met zoog-koeien.

De produktie van vleeskalveren komt voor in vrijwel alle ge-bieden van Frankrijk, doch voornamelijk in het westen en zuid-westen van Frankrijk (zie fig. 2.1). Ruim 40% van de kalfsvlees-produktie komt uit 3 regio's ni. Bretagne, Aquitaine en Midi-Pyrënées. (Zie bijlage 1). Uit figuur 2.2. blijkt dat de toename van de produktie tussen 1974 en 1978 vooral plaatshad in de melk-veehouderij gebieden (Bretagne, Basse-Normandie, Pays de Loire) en in een aantal departementen in het zuidwesten. Van de kalveren uit Bretagne is 20% afkomstig van zeer grote kalverhouderijen (jaar-afzet minstens 750 kalveren) en 40% van middelgrote bedrijven

(jaarafzet 120 à 500 kalveren).

Circa 15% van alle vleeskalveren bestaat uit zoogkalveren; voor deze produktiewijze worden voornamelijk kalveren van

vleesras-sen gebruikt. De produktie van zoogkalveren loopt terug, doordat de bedrijven overschakelen op de produktie van jonge dieren voor de roodvleesproduktie. De produktie van kalvermelk is vanaf 1970 tot 1979 dan ook toegenomen met bijna 300000 ton (= bijna 50%), terwijl de export van kalvermelk nauwelijks toenam. De daling van het aantal bedrijven met vleeskalveren is voor een belangrijk deel het gevolg van de verminderde produktie van zoogkalveren. De zoog-kalverproduktie is arbeidsintensief, omdat de kalveren op stal blijven en de koeien dus voor elke drenkperiode moeten worden op-gestald. De zoogkalverhouderij komt vooral voor op bedrijven met minder dan 20 ha cultuurgrond in de gebieden Limousin, Auvergne en Midi-Pyrënëes. Van de in deze gebieden gelegen departementen zagen

tussen 1970 en 1978 alleen Lot en Corréze hun produktie-aandeel toenemen (zie fig. 2.2). Ten slotte kan nog vermeld worden dat de bedrijven met zoogkalveren meestal maar gedurende een deel van het jaar zoogkalveren produceren.

In 1978 was 13% van de vleeskalverproduktie afkomstig van producentengroeperingen; in 1971 nog maar 5%. Het aantal ledenvan producentengroeperingen bedroeg in 1977 ca. 8400. In dat jaar

(13)

Figuur 2.1 De k a l f s v l e e s -p r o d u k t i e -p e r de-partement i n 1978 Jjl »-•!• .1 "... C**r t o . " « rtwt>t« J • • • • • : .. .• • •' •• 1 p o i n t = 1000 t o n n e s Alt,» ".... . . - . . • / « . - ' CJUretrUs . • . . . . ,--.—., ,.-'••. .'•• « • *.' . . - ' ' . . '-'"' C « w « . * ' . _ . . . »,--...-'' Dargovjte ' • • • . • " • '"•-* ...» • • » • ' . • » £**>/.». * \ — • « \ Latere littleLoirr . " . -> • •.•'*:. •"; --i/weM.-''"""" '">« .-f O ^ / - 3 • • • *T U k . * . * ^ _ .-' 89*c*ao*óio.'e;- *** ' • • • - # Source : SCEES T--V--À / Figuur 2 . 2 De o n t w i k k e l i n g van de k a l f s v l e e s p r o d u k t i e per departement van

1974-1978 <5»o Cb /*» *-*""\ tff Ctins" - . - * ''v, - *r--* . A* - »l —» ' V*rrf -ï ™ » ' ^ i - ^ f c i t » » ^ » \ ^ + •" *-y»t '\~^*\ + Que } )—: - . - \ / * / • * ^ • x - V * * ' 4nrw«îr *

^Lf

t

T""*'\

f JVÎ1.--CA/ / .o*«Vt-'JCiï tftv .V»-V . ;wt »"•*<* -. ^».»# »»wï ^ D ' i + + + i +.I.+ + >5<w>« BtLoifê' ' 1 + ou 1 - = 500 t o n n e s + H

vy

r Y \c h V \ .-' ' y ^ Cor^eit \ \ ""'• * " " * ' » — " ' OcrOofne \ + ' -G.ro««, • ' " \ * ƒ i j e A - - - p — u / + + -*A — -_ /;« rt + + / ^ - ' _ 4 / / , « / . - • . " • - . ; . . j _ »x _ :' A y rf# CBmi•' •. — V — * ' '*. ' *"*'**./ *'-frfc J ' I — — — *-. — ' • „ . Stveit v V- . - - - _ _ . - - - ' . . . ' " "+- ••; <:#/*{«/ **vt*Lo*i-e '."*_ ', -....•; • ; - - ' . * * j.x/rtM ; - - t.\ , . ï, -',-__ '.., ;' •- x — ' ": '• ,, v*-. . "--" Aloe» : , .*< • M . . . 6 « ^ de "tuie " * * * * . .' A»w»..TA^Wfl»-' K w O y / \ * t » M o f . _ M ^ ^ y * •>O0

Source : SL'EiLS * • "S OnrtttAUt

(14)

stonden er 114 verschillende groeperingen, waaronder 18 van zoog-kalverhouders. Laatstgenoemde groeperingen verkochten de kalveren onder merk (veau fermier).

2.3.2 Contractproduktie

Blijkens een enquête van het Franse Ministerie van Landbouw was in 1977 ca. 60% van de totale vleeskalverproduktie

contrac-tueel vastgelegd; in 1970 was dit slechts 13%. Vooral de produktie van vleeskalveren met kalvermelk is naar verhouding vaak

contrac-tueel vastgelegd; de produktie van zoogkalveren in veel mindere mate. Dit verklaart waarom in Pays de Loire en Bretagne ca. 80% van de produktie contractueel is vastgelegd en in Limousin en Auvergne maar 10 à 15%. De redenen van de kalverhouders om

con-tracten af te sluiten zijn:

- het markt- en produktierisico;

- de financieringsproblemen (zie 3.1 blz. 18 ) ;

- de belastingwetgeving. Bedrijven met een jaaromzet van een 0,5 miljoen FF en hoger,vallen niet meer onder de landbouw-regeling. Via loonmest- en margecontracten is het mogelijk de jaaromzet inde kalverhouderij sterk te verminderen,nl»met ca.80%. Contractproduktie komt dan ook relatief veel voor bij

kal-verhouders met een nevenberoep, met financieringsproblemen, met relatief weinig cultuurgrond, en op bedrijven gespecialiseerd op de kalverhouderij alsmede op grote bedrijven.

Er bestaan verschillende soorten contracten nl.:

- loonmestcontracten waarbij of een vaste beloning per afgeleverd kalf wordt gegeven, of boxen worden gehuurd tegen een vergoe-ding die afhankelijk kan zijn van de risico's die de kalver-houder draagt en van de winst;

- minimumprij sgarantiecontracten; - minimum margecontracten.

Loonmestcontracten met een vaste beloning worden vnl. afge-sloten met veehandelaren. De minimum margecontracten en de loon-mestcontracten op basis van boxenhuur worden in hoofdzaak

afgeslo-ten met kalvermelkproducenafgeslo-ten en de minimumprijsgarantiecontracafgeslo-ten met kalverslachterijen. Het aantal contracten afgesloten met

slachterijen neemt af, terwijl aan het aantal contracten met kal-vermelkproducenten toeneemt. Van alle contracten was in 1977 20%

afgesloten met leveranciers, 20% met afnemers en 60% met zowel leveranciers als afnemers.

In de contracten met producentengroeperingen wordt of prijs-egalisatie per jaar of een minimumprijsgarantie op basis van de kosten van de kalvermelk en het kalf, met een forfaitaire toeslag voor met de produktie verbonden uitgaven, toegepast. Dit laatste komt met name voor als de producentengroepering verbonden is met

een kalvermelkproducerende zuivelcoöperatie. Het marktaandeel van de zuivelcoöperaties in de kalvermelk is de laatste jaren sterk

teegenomen. De zuivelcoöperaties zijn kalvermelk gaan produceren om zo de opbrengst van de melk van hun leden te verhogen en om

(15)

de nuka-prijs te steunen. In 1978 produceerden de zuivelcoöpera-ties 41%, de mengvoerfrabikanten 33%, en de particuliere zuivel-fabrieken 26% van alle kalvermelk.

De contractproduktie heeft momenteel een selectie van de kal-verhouders op basis van de behaalde technische resultaten tot ge-volg. Dit leidt niet zozeer tot het opheffen en stichten van be-drijven maar tot het verwisselen van contractpartners en het aan-passen van de in de contracten opgenomen beloningen of prijzen.

Vermeld kan nog worden, dat de belangen van de verschillende contractpartners niet gelijk zijn. Zo zijn de zuivelfabrieken vooral geïnteresseerd in de afzet van magere melkpoeder en de mar-ge voor de produktie van kalvermelk. De mengvoederfabrikanten hebben vooral belang bij handhaving of vergroting van de marge op kalvermelk. De slachterijen willen niet te hoge

vleeskalverprij-zen en een permanente voorziening met vleeskalveren. De vrije producenten ten slotte hebben belang bij lage nuka- en kalvermelk-prijzen en bij een goede valorisatie van vleeskalveren met geringe prij sschommelingen.

2.4 Consumenten

De Fransen zijn de grootste consumenten van kalfsvlees ter wereld. Momenteel heeft de kalfsvleesconsumptie voor 70% plaats in de gezinshuishoudens en voor 30% buitenhuis in restaurants, kanti-nes e.d. De consumptie buitenhuis bedroeg in 1973 nog maar 17% van de totale consumptie. De toename van de consumptie buitenhuis heeft vooral betrekking op de consumptie in kantines, inrichtingen e.d. Het gaat hierbij vooral om de goedkopere delen.

Kalfsvlees heeft het karakter van luxe vlees. Dit verklaart, waarom de consumptie erg gevoelig is voor prijsveranderingen. De-ze prijsgevoeligheid is in de loop van de jaren nog toegenomen door de opkomst van kalkoenenvlees 1), dat 30-40% goedkoper is. De prijsgevoeligheid maakt ook dat de consumptie evenals de vlees-kalverprijs en -produktie een seizoenscyclus vertoont.

De kalfsvleesconsumptie is het hoogst in de gezinnen waarvan het hoofd 30-46 jaar oud is en in de gezinnen met hogere inkomens. Ook wordt in de urbane gebieden meer kalfsvlees gegeten dan op het platteland. Regionaal gezien is het kalfsvleesverbruik per gezin het hoogst in het centrale deel van Frankrijk en in het zuidweste-lijk deel.

1) Dat vooral concurrentie wordt ondervonden van kalkoenenvlees hangt behalve van de prijs ook af van de kleur daarvan (wit) en van de verkoop onder merk, waardoor het ook een luxe ka-rakter heeft. Bovendien is kalkoenenvlees door de uniformi-teit en de lage prijs meer geschikt voor de moderne vormen van distributie (hyper- en supermarkten) dan kalfsvlees.

(16)

Naast de prijs is voor de consument ook de kwaliteit (kleur en vetbedekking) van het vlees van belang. De kwaliteitseisen van de consumenten zijn echter niet in alle delen van Frankrijk gelijk. Er bestaan dan ook een aantal deelmarkten met name op basis van het gewenste geslacht gewicht en op basis van de bestemming (gezins-consumptie, kantines). In Frankrijk beschouwt men blank vlees van een kalf met een gewicht van 100 kg van de in het zuidwesten voor-komende rassen, als het beste kalfsvlees. Met name in de kleinere plaatsen geven de consumenten de voorkeur aan Frans kalfsvlees. Het belang dat de consument aan kwaliteit hecht, maakte het moge-lijk zoogkalveren onder merk te verkopen, met name in speciaalza-ken in Parijs en in de grote steden in het zuiden, tegen een prijs die 1 ä 3 FF per kg geslacht gewicht hoger is dan voor kalveren gevoerd met kalvermelk.

2.5 Te verwachten ontwikkelingen

De produktie van kalfsvlees van zoogkalveren zal verder afne-men door de omschakeling van de grotere bedrijven op de produktie van uitgangsmateriaal voor de roodvleesproduktie, en door de om-schakeling van de kleinere bedrijven op de melkveehouderij.

De nuka-prijzen zullen hoog blijven door de grote vraag t.b.v. c'e export naar Italië en t.b.v. de roodvleesproduktie. Wel is het

zo,dat door de leegstand van boxen, de Franse kalverhouders ster-Ier reageren op te hoge nuka-prijzen dan dit in Nederland het geval is. Dit geldt met name voor de producenten van kalfsvlees van zoog-kalveren. Bovendien heeft het Verenigd Koninkrijk, de belangrijkste Franse leverancier van buitenlandse nuka's, in het kader van de ge-zondheidszorg voor nuka's, de export van kalveren jonger dan 45 da-gen onmogelijk gemaakt. Om toch kalveren te kunnen importeren heb-ben de Fransen in Engeland stallen gekocht of gebouwd waardoor de

extra kostenvan Engelse kalveren, in 1978 ca. 20%, nog groter zui-lenworden. Sinds kort is deze exportbelemmerende Britse maatregel

versoepeld.

Gezien de te verwachten hoge nuka-prijzen zal de rentabili-teit van de Franse kalfsvleesproduktie niet drastisch verbeteren, zal het geslacht gewicht nog verder toenemen en zullen de nog be-staande regionale verschillen in geslacht gewicht kleiner worden. Door deze oorzaken, door de afnemende betekenis van de zoogkalver-houderij en door het verder afnemen van het aantal vleeskalveren van vleesrassen, zullen de nog bestaande regionale kwaliteitsver-schillen kleiner worden. Bij vleeskalveren zal dus in toenemende mate sprake zijn van een uniformering van het eindprodukt.

Hier-door zal het gemakkelijker zijn dit produkt via moderne distribu-tiemethoden af te zetten.

De hoge nuka-prijzen en de geringe rentabiliteit zullen ertoe leiden, dat het aantal geproduceerde slachtkalveren zal afnemen. Deze daling zal geen grote vormen aannemen, omdat de contractpro-duktie voor een redlijke stabiliteit zorgt. Tegenover daling van het aantal slachtkalveren staat verhoging van het geslacht gewicht,

(17)

waardoor de kalfvleesproduktie zich naar verwachting op ongeveer het huidige niveau zal handhaven.

De toekomstige consumptie van kalfsvlees is afhankelijk van het welvaartsniveau, de prijs in vergelijking met die van andere vleessoorten, en de kwaliteit. Verder spelen daarbij het effect van reclame-campagnes en eventuele hormonenkwesties een rol. Het te verwachten hogere geslacht gewicht zal de kwaliteit, als gevolg van een hoger vetgehalte, nadelig beïnvloeden. Gezien de prijsge-voeligheid van de consumptie mag niet worden verwacht, dat de prijs in vergelijking met die van andere vleessoorten blijvend zal stijgen, zodat de prijs geen negatief effect op de consumptie zal hebben. Op grond van deze factoren alsmede de te verwachten sta-biele welvaart en het continueren van de reclame-activiteiten, is het aannemelijk dat de consumptie per hoofd in de toekomst tussen de 7 en 7,5 kg zal schommelen.

Op grond van de verwachte consumptie en produktie van kalfs-vlees in Frankrijk zal de Nederlandse export naar Frankrijk zich op ongeveer hetzelfde niveau handhaven en zal blijven dienen voor de opvang van tijdelijke tekorten en voor de vervanging van een deel van de Franse export naar Italië.

Bovenstaande verwachtingen gelden bij een ongewijzigd beleid t.a.v. de zuivelproduktie. Uit een studie van J. Siemes (1975)

blijkt dat bij een beperking van de melkproduktie tot 105% van de behoefte, het vleestekort in de EEG zou toenemen en de

nuka-prij-zen zouden stijgen, waardoor het percentage kalveren bestemd voor de kalfsvleesproduktie zou dalen. De vermindering van het aantal vleeskalveren wordt ten dele gecompenseerd door het hogere

ge-slacht gewicht. Hierdoor zou de zelfvoorzieningsgraad voor Fran-krijk dalen van ca. 110% tot 100%, terwijl het verbruik per hoofd als gevolg van de hogere prijzen, iets zou afnemen.

Blijkens deze prognose, gebaseerd op een beperking van de melkproduktie tot 105% van de behoefte, zal de Nederlandse export naar Frankrijk ca. 20000 ton per jaar bedragen.

Wat de concurrentiepositie van de Nederlandse tegenover de Franse kalfsvleesproduktie betreft, kan worden opgemerkt, dat: - in Frankrijk kalveren van vleesrassen worden gemest, die een

betere groei vertonen en beter geproportioneerde karkassen hebben.

in Nederland door een doelmatiger produktiestructuur bij kal-verhouderijen en bij slachterijen, de

rationaliseringsmoge-lijkheden beter kunnen worden benut.

Of deze balans in het voordeel van Nederland uitslaat is moeilijk te bepalen, te meer omdat de concurrentiepositie mede bepaald wordt door de waardering van het Nederlandse kalfsvlees in Frankrijk (zie 4.2 blz. 2 4 ) .

(18)

3. WETTELIJKE REGELINGEN IN FRANKRIJK

3.1 Regelingen met betrekking tot de produktie

Voor de kalfsvleesproduktie zijn twee premieregelingen van belang nl.:

- de EEG-denatureringspremie voor magere melkpoeder verwerkt in kalvermelk. Deze premie wordt uitgekeerd aan de kalvermelk-producenten als deze tenminste 60% magere melkpoeder in hun produkt verwerken. In januari 1980 bedroeg deze premie 3.09 FF per kg gedenatureerde magere melkpoeder. Dit komt bij een voederverbruik van 190 kg overeen met 352 FF per kalf. De om-vang van de premie en het verplichte bijmengingspercentage maken dat de kalvermelk naar verhouding duur is.

- een premie op zoogkalveren voor de leden van producentengroe-peringen van 250 FF per kalf. Hiervan gaat 210 FF naar de

kalverhouder, 20 FF naar de producentengroepering van 20 FF naar de nationale organisatie van zoogkalveren producerende kalverhouders. Het gaat hierbij om een Franse regeling, hoe-wel ook in Europees kader een regeling ter stimulering van de

zoogkoeienhouderij bestaat.

Met betrekking tot de afzet en de financiering van de kalver-houderij bestaan geen steunmaatregelen. Sinds 1973 is de kalfs-vleesproduktie uitdrukkelijk uitgesloten van alle steun op

finan-cieringsgebied. Dit is destijds opgevangen door uitbreiding van de financieringsmogelijkheden door leveranciers en afnemers. Sinds kort is het echter wettelijk verplicht om ook de financiering in

het kader van contractproduktie via banken te laten lopen. Veelal vraagt de bank dan als zekerheid borgstelling van leveranciers of afnemers.

3.2 Kal fsvleesclass ificat ie

Vergroting van de beschikbare marktkennis is ëën van de ta-ken van het ONIBEV, die een algemene classificatie en ta-kenmerking van karkassen heeft ingevoerd en de weging van karkassen

genorma-liseerd.

Deze classificatie, die wordt uitgevoerd door de medewerkers van de slachterij, heeft direct na het slachten plaats. ONIBEV

controleert de juiste uitvoering van de classificatie. Geïmpor-teerd vlees moet door de importeur worden geclassificeerd.

De classificatie van kalfsvlees gebeurt op grond van een 3-tal produktkenmerken nl.:

de vleeskleur (wit, licht rose, rose of rood) aangegeven met de cijfers 1 t/m 4.

het algemeen voorkomen (conformatie) van het karkas. Dit wordt aangegeven met een letter uit het woord "EUROPA". 18

(19)

het vetgehalte (mager, vet, zeer vet) aangegeven met de cij-fers 1 t/m 5.

De resultaten van de classificatie worden op het karkas aange-bracht en wel midden op de schouder en op de buitenkant van de lende.

De kosten van de classificatie vormen een onderdeel van de totale slachtkosten. Deze kosten kunnen per slachterij verschil-len, omdat ze afhankelijk zijn van het aantal per slachterij ge-slachte dieren.

De classificatie volgens het systeem "EUROPA" is in de plaats gekomen van die volgens het systeem "FRANCE". Deze laatste was een classificatie voor levende dieren.

De overgang van de classificatie van levende dieren naar die van karkassen heeft, doordat de prijzen aan de classificatie zijn gekoppeld, de betekenis van de veemarkten voor de prijsvorming verminderd en die van de regionale vleesgroothandelsmarkten ver-groot.

De koppeling van de prijzen aan de classificatie is echter niet zonder problemen omdat het belang dat aan de diverse crite-ria wordt gehecht, blijkens een onderzoek van het ITEB, per af-zetfase verschilt en wel op de volgende wijze:

in de fase van producent naar slachterij; kleur (1), confor-matie (2), vetgehalte (3).

in de fase van slachterij naar vleesgroothandel of slager; conformatie (1), prijs (2), kleur (3), vetgehalte (4) en uit-snijmogelijkheden (5).

in de fase van slager naar consument; prijs (1), vetgehalte (2) en kleur (3).

Het verschil in belang dat de opeenvolgende fasen hechten aan de diverse criteria heeft ertoe geleid, dat de prijsverschil-len naar kleur (1 tot 3,50 FF per kg) groter worden naarmate de conformatie van het karkas beter is en dat de prijsverschillen naar conformatie (2 tot ruim 4 FF per kg) groter zijn dan de ver-schillen in verwerkingsrendement. Het opnemen van de vleeskleur in de classificatie en de beoordeling daarvan op het oog, maakt het mogelijk de roepprijzen voor de producent boven de gemiddeld uitbetaalde prijs vast te stellen en op die manier de marge voor slachterij en handel te ondersteunen. De verandering in de waarde-ring van de vleeskleur ligt niet zozeer bij de consument als wel bij handelaren en bewerkers.

De grote invloed van de vleeskleur op de prijs maakt het twijfelachtig of door de classificatie en de daaraangekoppelde prijsnotering de doorzichtigheid van de markt en de aanpassing van de produktie aan de vraag, in kwalitatief opzicht, is verbe-terd. Hoewel de classificatie kopen op beschrijving in principe mogelijk maakt, is niet bekend of dit ook gebeurt.

Ten slotte kan nog worden vermeld dat relatief veel zoogkal-veren in de hoogste klassen E en U met een. witte -vleeskleur worden geclassificeerd. De kalveren geproduceerd met kalvermelk vallen meestal in de klassen R en 0 en het vlees heeft een licht rose tot rose

kleur.

(20)

3.3 Wetgeving t.a.v. hormonen

Op 27 november 1976 kwam in Frankrijk een wet op het gebruik van hormonen tot stand. Deze wet houdt in:

een verbod om hormonen toe te passen bij dieren bestemd voor menselijke consumptie. Dit geldt niet voor vrouwelijke vol-wassen dieren, voor zover het gaat om de regeling van de

vruchtbaarheid.

- de consumptieprodukten afkomstig van dieren mogen niet meer hormonen bevatten dan door de Minister van Landbouw en die van Volksgezondheid is toegestaan.

alle consumptieprodukten afkomstig van dieren die meer hor-monen bevatten dan toegestaan, mogen niet voor menselijke consumptie worden gebruikt.

Ondanks deze wet worden in Frankrijk nog op grote schaal hor-monen toegepast, vanwege het economisch voordeel hiervan. Het ITEB

(1980) becijfert dit op 93 FF à 134 FF per kalf. Bovendien is er in Frankrijk geen systematische controle op de aanwezigheid van hormonen. Meestal vindt alleen controle plaats als het vermoeden bestaat dat hormonen zijn gebruikt. De recente publiciteit rondom de aanwezigheid van hormonen in het kalfsvlees maakt duidelijk, dat het noodzakelijk is, naast een goede wetgeving, een sluitend controlesysteem op te zetten.

Nog vermeld kan worden dat bij een recente controle-actie, die 960 monsters omvatte, 63 overtredingen werden ontdekt. Dit re-sultaat heeft ertoe geleid, dat vele Franse consumenten denken dat alle kalveren hormonen krijgen. Uit een recente enquête van het Institut National de La Consummation (INC) bleek dat de Fran-se consumentendenken, dat 85% van het kalfsvlees hormonen bevat.

Tot slot van deze paragraaf een overzicht van de wetgeving t.a.v. de toepassing van hormonen en de vleesproduktie in een aan-tal EEG-landen.

Frankrijk : Alle hormonen verboden. De controle is weinig systematisch.

Nederland : Alle hormonen verboden. Een systematische con-trole van 1 op elke 25 kalveren.

Groot-Britannië : Alle hormonen toegestaan.

West-Duitsland : Synthetische hormonen zijn verboden.

België : Alle hormonen verboden. Het vervolgingsbeleid is weinig actief.

Italië : Toepassing hormonen verboden.

De huidige afzetproblemen hebben ertoe geleid dat op korte termijn de wetgeving t.a.v. hormonen en de naleving binnen de EEG wordt geharmoniseerd.

(21)

3.4 Regelingen betreffende het grensverkeer

Op de invoer in Frankrijk van Nederlandse kalveren en kalfs-vlees zijn de richtlijnen van de EEG inzake intra-communautair handelsverkeer in vee en vlees van toepassing.

De in- en uitvoer van levend vee is onderworpen aan de

bepa-lingen van de richtlijn inzake veterinairrechtelijke vraagstukken op het gebied van het intra-communautaire handelsverkeer in run-deren en varkens (nr 64/432/EEG). Op grond hiervan is het verbo-den zieke kalveren te exporteren alsmede kalveren ouder dan 4 maanden die niet zijn ingeënt tegen mond- en klauwzeer. Verder dienen de te exporteren kalveren afkomstig te zijn uit officieel tbc en brucellose vrije veebestanden. Is dit niet het geval dan dient te worden aangetoond dat ze niet besmet zijn. Bovendien mo-gen ze niet afkomstig zijn uit gebieden waar, in het kader van de ziektebestrijding, beperkende bepalingen t.a.v. handel en trans-port gelden. Bij extrans-port dient de dierenarts een gezondheidsver-klaring af te geven en moet de uitvoer plaatsvinden via één van de daartoe door het importland aangewezen grenskantoren.

De im- en export van vlees is onderworpen aan de bepalingen van de richtlijn inzake gezondheidsvraagstukken op het gebied van het intra-communautaire handelsverkeer in vers vlees (nr 64/433/ EEG) en aan die in de richtlijn inzake veterinairrechtelijke

vraagstukken op het gebied van het intra-communautaire handelsver-keer in vers vlees (nr 72/461/EEG).

Op grond van deze richtlijnen mag slechts vlees afkomstig uit erkende slachthuizen, d.w.z. welke aan hygiënische eisen vol-doen, worden geëxporteerd. Bovendien moet het vlees gekeurd zijn, mag' het slechts in verzegelde koelwagens worden vervoerd en dient het vergezeld te zijn van een gezondheidscertificaat.

Ten slotte moeten in het grensverkeer ook de MCB's 1) worden verrekend, d.w.z. de Franse importeur ontvangt het Franse deel; de Nederlandse exporteur het Nederlandse. Deze MCB's zijn ver-schillend al naar gelang het gaat om levende dieren, vers vlees, bevroren vlees, gezouten vlees, helften, voor- en achtervoeten, deelstukken of slachtafvallen.

1) MCB: Monetaire Compenserende Bedragen.

(22)

4. DE FRANSE KALFSVLEESMARKT

4.1 Distributie van kalveren en kalfsvlees in Frankrijk In alle gebieden van Frankrijk worden vleeskalveren geprodu-ceerd, in hoofdzaak voor de lokale markt. Alleen de grote produk-tiegebieden in het westen en zuidwesten leveren kalfsvlees aan de grote consumptiecentra, Parijs, Rhonedal, Grenoble en de Middel-landse Zeekust. Hierdoor zijn er in Frankrijk nogal wat verschil-lende afzetsystemen voor kalveren en kalfsvlees.

De beschikbare nuka's, welke dienen voor de vervanging van de melkveestapel, de export naar Italië, de roodvleesproduktie en de kalfsvleesproduktie, worden afgezet via grote verzamelende en distribuerende veehandelaren, via kleine lokaal werkende veehan-delaren, via coöperatieve en particuliere opvangcentra, via mark-ten en via veeveilingeh (cadrans). De betekenis van grote regio-nale veemarkten en van opvangcentra neemt toe, die van lokale markten en veilingen af. Problemen bij de afzet vormen de

bepa-ling van de kwaliteit (b.v. de op de markt in Finestêre toegepaste classificatie) en de hoogte van de prijs. Een eind 1979 door vee-voerfabrikanten uitgevoerde kopersstaking is op niets uitgelopen. Ten slotte kan nog worden opgemerkt, dat het aantal personen en

bedrijven die handelen in nuka's terugloopt.

Bij de afzet van vleeskalveren en kalfsvlees wordt onder-scheid gemaakt in kanalen voor levend vee (circuit vif) en die voor geslachte dieren (circuit forain).

Tot het "circuit vif" behoren de directe afzet van producent naar slager (ca. 12%) alsmede de afzet van producent via veehande-laren naar veemarkten in de consumptiecentra. De kopers op deze veemarkten zijn de slachterijen, die het vlees verkopen aan

sla-gers (ca. 5%). De betekenis van beide afzetmethoden is sterk te-ruggelopen door de sluiting van vele kleine slachterijen en door de verbeteringen in het transport van vlees. De veemarkt is dan ook van geringe betekenis voor de afzet van vleeskalveren en voor de prijsvorming. Alleen in het zuidwesten wordt nog 10 à 15% van alle vleeskalveren via markten verhandeld. Het gaat daarbij voor-al om zoogkvoor-alveren, geproduceerd door vrije kvoor-alverhouders.

Het belangrijkste afzetkanaal voor vleeskalveren is het "circuit forain" (ruim 80%) . De door de kalverhouders geproduceer-de kalveren worgeproduceer-den daarbij direct (30%) of via producentengroepe-ringen (13%) en kalvermelkproducenten (40%) afgezet aan in de pro-duktiegebieden gevestigde slachterijen.

De veehandelaren vervullen bij de afzet van kalveren steeds meer de functie van een commissionair, waarbij ze handelen in op-dracht van veevoerproducenten en zuivelindustrie. Dit heeft er tevens toegeleid, dat de kalverhandel steeds meer geconcentreerd is bij een relatief klein aantal gespecialiseerde handelaren. 22

(23)

Fig. 4.1 De distributie van kalfsvlees in 1976 door vleesgroothandelaren

ABAÏTAGES CONTROLES DE VEAUX 33Û

GROSSISTES EtruETES 200 PETITS GROSSISTES

80 i40 60 1 • • ! « • ! • I EXPORT I ii - « j 1 jj B.D. 20 EXPEDITIONS 160 119 INKHT 12 i 60

JL

ABAnAGES VENIAIS LOCAL E/ÏNT DISTRIBUTION DE GROS DES VIANDES FRAICHES

136 en m i l 1 i ê r s de tonnes

2k.

BOUCHERS JEIA:LLA'ITS ABATTEURS !>û

f

43

"

131

V'

30

V

* ' 120. r i s , <o

DISTRIBUTION DE DETAIL + COLLECTIVITES 331

(24)

In 1977 werden in 768 slachterijen vleeskalveren geslacht. De meeste van deze slachterijen zetten per jaar 1-50 ton vlees af en slechts 2 bedrijven meer dan 10000 ton. Maar 10 bedrijven slachten uitsluitend kalveren, waarvan er 6 in Bretagne en 4 in het zuidwesten zijn gevestigd. In 1976 werd ca. 88% van alle kal-veren geslacht in openbare slachthuizen, 11% in particuliere slachthuizen en 1% in slachthuizen in eigendom van slagers. In dat jaar slachtte ruim 96% van alle openbare slachthuizen (718) ook kalveren en ruim 56% van alle particuliere slachthuizen (139).

De verandering in de betekenis van de verschillende afzetka-nalen heeft ertoe geleid dat steeds meer vleeskalveren worden af-gezet tegen een prijs per kg geslacht gewicht. Momenteel reeds meer dan de helft.

Wat de distributie van kalfsvlees betreft, blijkt uit figuur 4.1 dat nogal wat kalfsvlees via grossiers aan detaillisten wordt geleverd. De afzet van kalfsvlees aan consumenten is voor 55% in handen van de slagers, voor 26% van hyper- en supermarkten en

voor 19% van collectiviteiten (kantines, inrichtingen e t c ) . Wat de afzet via slagers betreft, neemt het aandeel van de "grootsla-gerijen", die over meerdere vestigingen beschikken, toe. Verwacht wordt dat het aandeel van de hyper- en supermarkten en van de

col-lectiviteiten verder zal toenemen; het eerste zelfs zo sterk dat binnenkort het aandeel van hyper- en supermarkten gelijk zal zijn aan dat van de slagers. De produktie van vleeskalveren met behulp van kalvermelk levert nl. - in vergelijking met die van zoogkal-veren - een uniformer produkt op, dat beter aansluit bij de eisen van supermarkten, nl. grote hoeveelheden van uniforme kwaliteit. De toename van de afzet aan collectiviteiten houdt verband met het feit dat kalfsvlees in mindere mate dan vroeger als een luxe pro-dukt wordt beschouwd. Het prijsverschil tussen rund- en kalfs-vlees is ook kleiner geworden. Wel kopen de collectiviteiten in hoofdzaak de goedkopere kwaliteiten en delen.

Afzonderlijke uitsnij- en voorverpakkingsbedrijven van kalfs-vlees komen, gezien de kwetsbaarheid van kalfskalfs-vlees, niet voor.

Meestal verzorgt de detailhandel het uitsnijden en verkleinen.

4.2 Nederlands kalfsvlees op de Franse markt

Het Nederlandse kalfsvlees wordt voor ca. 40% geïmporteerd door op de vleesimport gespecialiseerde bedrijven, voor 25% door te Rungis gevestigde grossiers en voor 35% door andere grossiers. Het vlees wordt gekocht bij Nederlandse slachterijen. Deze aankoop vindt telefonisch plaats, waarbij wordt onderhandeld over de

kwali-teit en de prijs. Bij de import van Nederlands kalfsvlees wordt geen gebruik gemaakt van contracten, noch is er sprake van toesla-gen- of kortingensystemen. Wel wordt er opnieuw over de prijs on-derhandeld als de importeur vindt dat de kwaliteit niet overeen-komstig zijn verwachting is.

(25)

De afzet van het Nederlands kalfsvlees verschilt niet noe-menswaardig van die van het Franse kalfsvlees.

Het Nederlandse kalfsvlees wordt vooral gewaardeerd om de kleur en de constante kwaliteit. Deze positieve punten wegen

ech-ter niet op tegen de nadelige, zoals het als te hoog beoordeelde karkasgewicht en het hoge vetgehalte van de karkassen. De Franse

consument is nl. nogal kritisch t.o.v. het vetgehalte 1). Daarbij komt nog dat het uitsnijrendement van de Franse kalveren, doordat meer gebruik wordt gemaakt van kruislingen, hoger ligt dan van Nederlandse kalveren. Om met het Franse kalfsvlees te kunnen

con-curreren moet het Nederlandse produkt ten gevolge van deze kwali-teitsverschillen ca.1 F/kg goedkoper zijn. Wel is het Nederlandse kalfsvlees, doordat het relatief goedkoop is, aantrekkelijk voor de collectiviteiten (kantines, inrichtingen). Doordat het Neder-landse kalfsvlees geen hormonen bevat is het ook in dat opzicht in het voordeel. Gezien het Nederlandse marktaandeel (ca. 4%) en de moeilijkheid om het tot aan de consument te onderscheiden van Frans kalfsvlees, kan dat voordeel nauwelijks in een hogere prijs tot uitdrukking komen. In het algemeen wordt het Nederlandse vlees beoordeeld als "constant middelmatig".

De import van Nederlands kalfsvlees dient hoofdzakelijk ter compensatie van de Franse export naar Italië en om tijdelijke te-korten te dekken.

4.3 Het geslacht gewicht

Volgens het ITEB (1980) kan de dalende rentabiliteit aanlei-ding geven het geslacht gewicht verder te verhogen. De verhoging van het geslacht gewicht vond in het verleden vooral plaats in die gebieden waar het vanouds relatief laag was. Hierdoor liep het ge-slacht gewicht in 1978 nog maar uiteen van 110 kg (Limousin) tot 92 kg (Lotharingen). Voedertechnisch gezien zijn er geen proble-men bij het verder opvoeren van het geslacht gewicht, mits de

kwa-liteit van het uitgangsmateriaal dit mogelijk maakt d.w.z. zonder intra- musculaire vervetting. Ook commercieel lijkt het mogelijk. De handel zet immers zonder problemen veel zwaardere kalveren als veaux de Lyon af. Ook de CAO-afspraak dat een stuk karkas niet

zwaarder mag wegen dan 60 kg, is door over te stappen op de

ver-handeling van voor- en achtervoeten, geen obstakel voor de verdere verzwaring van het geslacht gewicht.

De consequentie van een verdere verzwaring van het geslacht gewicht zal zijn dat de mogelijkheden tot produkt- en marktdiffe-rentiatie afnemen. Dit kan een ongunstige invloed hebben op de consumptie en daarmee op de totale opbrengst van de kalfsvleespro-duktie.

1) Het karkas moet licht met vet bedekt zijn, doch er mag zich geen vet in de spierweefsels bevinden.

(26)

BEZOCHTE BEDRIJVEN EN INSTELLINGEN

5.1 Boucheries Bernard

Dit slagersbedrijf bezit 20 slagerijen in Parijs en 6 in de omgeving. Te Rungis beschikt het bedrijf over een inkoopcentrale en een uitsnijderij van rundvlees. De inkoopcentrale verkoopt een deel van het vlees door aan andere grossiers en slagers en expor-teert vlees.

Tijdens ons verblijf bij de "Boucheries Bernard" is gesproken met de heren Tibessard (ontwikkelingsdirecteur) en Traverse (in-koper) over de wijze waarop het Nederlandse kalfsvlees wordt aan-gekocht en gedistribueerd. Het bedrijf koopt rechtstreeks bij Nederlandse slachterijen, waarbij telefonisch over de prijs en de kwaliteit wordt onderhandeld. Het Nederlandse kalfsvlees is be-stemd voor de eigen slagerijen of wordt doorverkocht aan grossiers of andere slagers. Vergeleken met het Franse kalfsvlees, waaraan men de voorkeur geeft, is het Nederlandse kalf te zwaar en te vet.

Met de heer Tibessard hebben we ook nog de markt in Rungis be-zichtigt en éën van hun slagerijen in Parijs.

5.2 L'Office National Interprof es sione1 du Bétail et des Viandes (ONIBEV)

ONIBEV is een publiekrechtelijke organisatie gesticht in 1972, met een door de aangewezen ministers benoemde directeur en een

bestuur van 29 personen. In het bestuur hebben zitting de vertegen-woordigers van producenten (9), van handel en industrie (9) van

consumenten (2) en van de Ministeries van Landbouw, Handel, Econo-mische Zaken en Financiën. (9)

ONIBEV krijgt zijn geldmiddelen uit drie bronnen, nl. het overheidsbudget, het bedrijfsleven en uit eigen activiteiten.

De taak van ONIBEV omvat:

- de uitvoering van gemeenschappelijke marktregelingen, zoals marktinterventie, particuliere opslag, MCB's, restituties etc. Hieronder is ook begrepen de raadpleging van en de

in-formatieverstrekking aan het bedrijfsleven met betrekking tot EEG-besluiten.

de verbetering van de marktinformatie via de publikatie van prijsnoteringen, het maken van marktvooruitzichten o.a. op basis van gegevens verkregen van panels bij producenten, han-del en consumenten en via het invoeren van een uniforme clas-sificatie voor vlees.

de rationalisatie van de produktiekolom en het verbeteren van de valorisatie via o.a. het verbeteren van de

bedrijfsstruc-tuur en het bevorderen van permanente contractuele relaties. 26

(27)

Tijdens ons bezoek aan ONIBEV is gesproken met de heer Maury, adjunct-directeur en hoofd van de afdeling marktstudies. In het gesprek is vooral ingegaan op de classificatie van kalfsvlees. Daarnaast is gesproken over de Franse kalfsvleesproduktie en -con-sumptie. Daarbij bleek, dat in Bretagne nogal wat vleeskalveren worden geproduceerd op grotere melkveebedrijven en dat de Franse

zuivelfabrieken (coöperatieve en particuliere) een flink deel van de kalvermelkproduktie voor hun rekening nemen. Ten aanzien van de consumptie merkte de heer Maury op, dat kalfsvlees het karakter van luxe vlees heeft en dat de consumenten nogal kritisch zijn

t.a.v. intra-musculair vet. Ook wees de heer Maury erop, dat kalfs-vlees nogal wat concurrentie ondervindt van kalkoenenschnitzels, die 30 tot 40% goedkoper zijn. Behalve de kalfsborst, die in de

zomer minder wordt gevraagd, zijn alle delen van het karkas goed verkoopbaar.

Ook de distributie van kalfsvlees kwam in het gesprek aan de orde. Daar consumptie en produktie sterk verspreid voorkomen, pro-duceert men in eerste instantie voor het eigen gebied. Daarnaast zetten de slachterijen, die vnl. in de produktiegebieden zijn ge-vestigd, met name die in het westen en zuidwesten, kalfsvlees af naar de grote consumptiecentra. De Franse kalfsvleesmarkt kent een aantal deelmarkten op basis van het geslacht produkt, de vlees-kleur, de prijs en de wijze van produktie.

5.3 Service Central des Enquêtes et Etudes Statistiques (SCEES)

Het SCEES is een onderdeel van het Ministerie van Landbouw. Op het SCEES is gesproken met de heren Dumont en Berger over de ontwikkelingen bij produktie en consumptie. Daarbij kwam naar voren, dat de al dan niet vermeende aanwezigheid van hormonen in het kalfsvlees de consumptie nadelig beïnvloedt en dat de toename van de consumptie vooral betrekking heeft op de goedkopere delen. Deze delen worden in toenemende mate afgezet aan grootverbruikers.

De toekomstige produktie-omvang zal volgens Dumont en Berger vooral afhangen van de kalvermelkprijs en van de rol van de

in-tegrerende kalvermelkfabrikanten.

5.4 Centre Technique de la Viande et des produits Carnés (CETEVIC)

Het CETEVIC is een vereniging van alle belanghebbenden in de produktiekolom, die zich bezighoudt met de bestudering van proble-men t.a.v. produktie, verwerking, afzet en consumptie, in de vee en vleessector. Daarnaast houdt het CETEVIC zich bezig met de ver-spreiding van beschikbare informatie, verzorgt het cursussen voor de medewerkers van de aangesloten bedrijven en brengt het de be-langen van de sector onder de aandacht van de overheid.

(28)

b - r t r t ' 1 r r t -. LTV t i l U ( 'i i e i h1 j kwam c . i t r i A a ' , e j b e ' ) : ' J ' i • ! M* ' i l M I J o v e r Pt • ' T i v u - consumptie. M 11' i L< u expoi r van i *• i«i ^ . - n ' ' . e n en d a t 5.5 I n s t i t u t T e i 'F •iv; B o v i n ( I T E B ) ' n V 2 rol nak • a o •'i(M' Het ITEB is e t n Deze rundveehouder a • L economische- en te a;nl. Het ITEB functioneert punt t.a.v. all.-s dat veehouder 1 j. B o v e n 1 :.'.en

derzoek" een schakel t u s e a onder:', Op het ITEB is g e b r o k e n met L m g e n t.a.v. de produk '::Le-oaivang,

tie en de contractprod ik tl. i, Daarb

de rentabiliteit niet lanvoudig is ten, dat de rentabiliteit

schilt en dat na 1976 de

bin:

•ï

i-satia v a n rundveehouders. iv.ei-.ü, naar v i a h u n belangen-, os aangesloten bij het ITEB. an ontmoeting«- en coördinatie-- liiv't de techniek v a n de rundcoördinatie--

rundiaor 'het eigen "toegepast o n -:;'•. en praktijk,

heer. Melet over de ontwikke-le rentabiliteit v a n de produk-j bleek, dat het bepalen v a n loor de vele

loonmestcontrac-oer gebied e n per afzetsyteem nogal v e r

-entabLIiteic nogal is teruggelopen, zo o "uw van nieuwe kalvethokken vrijwel stil is

zeer zeit- dat <\

komen te liggen.

Ook kwam naar vor in, lat he': prijsvers^ kalfsvlees kleiner is geworden, eo dac voora.: centengroeperin^en contracten afsluiten. Be tractproduktie, die saaanhanac tiet de

'uil. tussen rund- en de leden van p r o d u -toename v a n de

con-siecnta entabiliteit en de

afnemende betekenis va i de zoogkalverproduxtie, vermindert de

flexibiliteit v a n de prod tikt:! e-onr/ang.

Ook is ingegaan op tie. Deze. informatie (r. b i e d ) komt tot s taai me.: en wordt gepubliceerd ia

d o o r _ J-Si i ? i r • e r s o r e i d e m a r k t i n f o r m a

-- j t ~

snorer1 tgea per handel skiasse per g e

-ui doserai! '.ra uit de bedrijfstak

te vaitb Laden. Daarnaast publiceren som-m i g e coöperaties r o e p p n 'zen voor de konende we

Landbouw, zie ook het 5.6 D i r e c t i o n d e la q u a 1i 1:e

Op deze directie 75a : H L Minis " aa!a ,,

in bijlage 2 weergegeven organisatieschema, is gesproken m e t de heer Bujadoux, hoofd v a n het bureau voor gezondheidsregelingen aan de grenzen, over de regel Lagen bij de import van kalveren en kalfsvlees uit Nederland en over de wetgeving t.a.v. de toediening v a n hormonen»

Het beleid t.a.v. de i.tporv !;trust: op de EEil -richtlijnen met betrekking tot de intra-eamaiauaatalre handel in vee en vlees. Dit houdt in dat de inspectai e vat Ie dieren en bet vlees >'oor rekening

(29)

komt van het exporterende land. In Frankrijk wordt de inspecteur betaald door de slachterij, waarbij hij in dienst is of die op

con-tractbasis van zijn diensten gebruik maakt. De controle bij invoer beperkt zich tot de begeleidende papieren, tenzij het vlees of de dieren verdacht worden van ziekten of besmetting.

Het toedienen van hormonen is in Frankrijk verboden. De con-trole is weinig systematisch.

5.7 Centre d'Information sur la Vitellerie Française (CIVF)

Het CIVF is in 1974 opgericht als reactie op de daling van de kalfsvleesconsumptie. Alle produktie- en handelsschakels zijn er in vertegenwoordigd.

Het doel van het CIVF is de consumptie van kalfsvlees te ver-hogen door:

- voorlichting aan consumenten over het gebruik van kalfsvlees (recepten)

het opvoeren van de warenkennis bij consumenten het bedrijven van Public Relations (PR)

de producenten voorlichting te geven met betrekking tot de produktie van kwaliteitsvlees

Daartoe is het CIVF in 1974 gestart met een grote reclame-campagne op radio en televisie. Deze compagne ging vergezeld van via de slagers te verspreiden recepten. In 1976 is deze campagne

gevolgd door een nieuwe, waarbij uitsluitend gewerkt werd met het publiceren en verstrekken van recepten. De campagne van 1978 richtte zich vooral op de verbetering van de warenkennis en de ge-bruiksmogelijkheden van de verschillende delen. Ook bij deze cam-pagne werden recepten verspreid. Naast deze camcam-pagnes wordt voort-durend de pers geïnformeerd over actuele zaken in de kalfsvlees-sector.

Op het CIVF is gesproken met de heer Berthelot en Carbonnelle. In dit gesprek is ingegaan op de gevoerde acties en hun effect, op het onderzoek naar consumptiegewoonten, op de rentabiliteit van de kalfsvleesproduktie, op de gebruikte contractvormen en op de dis-tributie van kalfsvlees.

Daarbij kwam naar voren, dat t.g.v. de gevoerde acties de kalfsvleesconsumptie is toegenomen en dat de acties gericht op de gezinsconsumptie ertoe hebben geleid, dat ook de restaurants meer kalfsvleesgerechten op het menu zetten.

Met betrekking tot de consumptiegewoonten kwam naar voren, dat 33% van de huishoudens 1 à 2 keer per week kalfsvlees kocht, dat 38% dit 2 à 3 keer per maand deed en 29% 1 keer per maand of

minder. Het kalfsvleesverbruik is het hoogst bij gezinnen met ho-gere inkomens en bij gezinnen waarvan het gezinshoofd tussen de 30 en 46 jaar is. Het meest kalfsvlees wordt thuis geconsumeerd

(70%). Ook bleek uit smaakproeven, dat er geen objectief vast te

(30)

steilen kvail :.e.; is^ecs . : 1. Los M.... ••< J ee~ van zoogkaiveren en dat

v a n me z kalvtrn-e l.k gevoardi-.- 'a.k.cren beslaat.

Dt Franse kalf svl<:;e.sproduki:ie wordt niet d e z e l f d e p r o b l e m e n

geconfronteerd als Je 'ledf-r ; and.-:: e , ai. s Lijnend e k o s t e n , m e t name

VC; i T.";kr'j' .j :: ' ' . f ! • '•,; -. '\'''*J-' : ; ;• K" i a. • t i "kvi ntrer v o o r

;- a ! ;:;sv ! , .;. !:'•/; j\> :.-:•< !•' et!;";:^ , i. ke ' c t i e s . z o a l s k o p e r s s t a

l';in,,t\':, l a t e r e \i<•:..<:.] .•:•< <a,. ' U .a.:.g:,:.and , o m d e n u k a p r i j s t e v e r

-j a g e n ,

Ir bes La; t in 1raakri jk jen vrij grote v a r i a t i e in toegepaste contracten en in de nr.' ;3~ on be Ion ing s a f spreken p e r type contract

(?:ie '...3.?. b l . K ,• . ï)e taadens is, om de technische risico's v a n

de produkfie zo-vee.', irr-geli jk voor rekening v a n de k a l v e r h o u d e r te laten k o n e n .

T e n s l o t t e werd n o ; opgeaierkt, dat het slachten v a n p a s g e b o r e n dieren b i j de wet: vo.? h v'.an ia. Dit b e t e k e n t dat k a l v e r e n jonger

d a n ongeveer iraaaci m ' f u g e n w o r d e n geslacht.

(31)

Bijlage 1. De regionale en departementale indeling van Frankrijk

L É G E K D b

limite de département

_ _ _ _ _ limite de région de programme

limits du territoire

S t i t i r n ç o l iciicoix 1961. — J. A- 206Î89.

(32)

i l J idp, ;i?" van h e t

T\

\ \ , / " / Service Protect dos Vég Chef du M. Joui' de ion êta Se net la JX rv ice A . i j o ! r. lu Censt /•/;•!. ,' f/'C 7/.. ! CibiiH-t : ? :s t e c h n i q u e s : inai'iu, 'L'hivot S e r v i e - : v< t s r i n a i r c -;s ] a c-on* é •"•ni iialn

Chr. f du Si r v i c « À/. (V'J'.-'/'î't. SOUS-DIRECTION DES AFFAIRES COMMUNES Sou s - D i r e c t e u r M. Chouillou Bureau de Gestion admi-nistrative et financière l'hic Louvdùi

Bureau de la Réglementa-tion sanitaire aux Fron-tières

M. Dujadoux Bureau des Labels Mlle Iluak SfTvicG v é t é r i n a i r e Chef du 8» r v i c e Service sion de Control Chef du A'. Ruine do la Rnprcs-:> Fraudas v.t 3 do Ja Qialité Service ds 32

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

De eerste hoofdvraag in dit onderzoek luidt: „Hoe kunnen begeleiders en professionals in de zorg voor jongeren en jongvolwassenen met een LVB verantwoord omgaan met

In artikel 43 wordt verduidelijkt dat het afgenomen menselijk materiaal dat niet meer traceerbaar zou zijn, voor wetenschappelijk onderzoek kan worden gebruikt,

9.1 Biologische parameters vis voor chemische analyses / Kustzone Noordwijk: NOORDWWT 9.2 Biologische parameters vis voor chemische analyses / Westerschelde: MIDDGBWPMLPT 9.3

deze sector criterla noodzakelljk zljn om een minlmaal kwal1- teltsnlveau te waarborgen, temeer daar de kwaIlteltsprobIema- tlek hier een elgen speclflcitelt heeft

Vanaf 1 september hadden ze de- zelfde winterwaterstand, maar op 1 april 1953 werd deze op veldje 6 reeds weer verhoogd tot 50 cm beneden maaiveld.. Dit veldje verschilde dus van

de veilingprijs van Golden Champion bij gelijke aanvoerdatum belangrijk hoger ligt dan voor de beide andere rassen, is deze prijs in het aanvoerseizoen van koude druiven de

§ heeft basiskennis van de relevante wetgeving, bepalingen en begrippen benodigd voor het uitvoeren van beveiligingswerkzaamheden.. § heeft basiskennis van de relevante

Totale lengte in gesloten stand 75 cm Lengte bek 16 cm Lengte stelen 59 cm Diameter stelen 1,3 cm Lengte handvaten 16 cm Diameter handvaten 3,3 cm Bekwijdte in gesloten stand