University of Groningen
Pignus nominis
Smit, A.J.H.
DOI:
10.33612/diss.111890062
IMPORTANT NOTE: You are advised to consult the publisher's version (publisher's PDF) if you wish to cite from it. Please check the document version below.
Document Version
Publisher's PDF, also known as Version of record
Publication date: 2020
Link to publication in University of Groningen/UMCG research database
Citation for published version (APA):
Smit, A. J. H. (2020). Pignus nominis: De verpanding van vorderingen naar Romeins recht. Rijksuniversiteit Groningen. https://doi.org/10.33612/diss.111890062
Copyright
Other than for strictly personal use, it is not permitted to download or to forward/distribute the text or part of it without the consent of the author(s) and/or copyright holder(s), unless the work is under an open content license (like Creative Commons).
Take-down policy
If you believe that this document breaches copyright please contact us providing details, and we will remove access to the work immediately and investigate your claim.
Downloaded from the University of Groningen/UMCG research database (Pure): http://www.rug.nl/research/portal. For technical reasons the number of authors shown on this cover page is limited to 10 maximum.
Stellingen behorende bij het proefschrift
PIGNUS NOMINIS
a. De verpanding van vorderingen
naar Romeins recht
van A.J.H. Smit
1. De actio utilis die de pandhouder van een vordering kreeg om de verpande vordering te innen was een actie naar het voorbeeld van de actie die de pandgever had tegen de schuldenaar.
2. De actio utilis die de praetor gaf aan de pandhouder was een actio in personam. 3. In geval van pignus nominis stond de pandhouder als schuldeiser naar ius
honorarium naast de schuldeiser, die het pand had gegeven.
4. Een vordering was in het Romeinse recht geen object van rechten, maar de actieve zijde van een verbintenis. In het BW geldt hetzelfde. Onder het ius commune en het OBW was een vordering als onlichamelijke zaak wél een rechtsobject.
5. Onder het BW is het pandrecht niet steeds een zakelijk recht, zoals onder het OBW. Verpanding en vruchtgebruik van een vordering horen tot het verbinte-nissenrecht. De pandhouder en de vruchtgebruiker van een vordering krijgen een zelfstandige positie ten opzichte van de schuldenaar van de verpande of in vruchtgebruik gegeven vordering. Zij hebben een persoonlijk recht in hun vermogen, net als de schuldeiser. Een pandrecht is enkel een zakelijk recht, indien het rust op een lichamelijke zaak.
6. Van quasi possessio was in het Romeinse recht enkel sprake in geval van boedelbezit en in geval van het bezit van bepaalde – wat wij zouden noemen – beperkte rechten op lichamelijke zaken.
7. Een cautio was in het Romeinse recht geen contractus litteris, maar een op schrift gestelde stipulatio.
8. Het derde lid van artikel 3:86 BW zou zo moeten worden geïnterpreteerd dat ook natuurlijke personen die online hebben gewinkeld kunnen worden beschermd tegen revindicatie door de bestolen eigenaar.