• No results found

Estate Planning en Overdrachtsbelasting: Een nieuw beleidsbesluit

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "Estate Planning en Overdrachtsbelasting: Een nieuw beleidsbesluit"

Copied!
4
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

University of Groningen

Estate Planning en Overdrachtsbelasting Burgerhart, W.

Published in: Estate Tip Review

DOI:

10.5553/ET/157254212017014012001

IMPORTANT NOTE: You are advised to consult the publisher's version (publisher's PDF) if you wish to cite from it. Please check the document version below.

Document Version

Publisher's PDF, also known as Version of record

Publication date: 2017

Link to publication in University of Groningen/UMCG research database

Citation for published version (APA):

Burgerhart, W. (2017). Estate Planning en Overdrachtsbelasting: Een nieuw beleidsbesluit. Estate Tip Review, 2017(12). https://doi.org/10.5553/ET/157254212017014012001

Copyright

Other than for strictly personal use, it is not permitted to download or to forward/distribute the text or part of it without the consent of the author(s) and/or copyright holder(s), unless the work is under an open content license (like Creative Commons).

Take-down policy

If you believe that this document breaches copyright please contact us providing details, and we will remove access to the work immediately and investigate your claim.

Downloaded from the University of Groningen/UMCG research database (Pure): http://www.rug.nl/research/portal. For technical reasons the number of authors shown on this cover page is limited to 10 maximum.

(2)

Boom juridisch Postbus 85576 2508 CG Den Haag T (070) 330 70 33 E HUinfo@bju.nlH I HUwww.boomjuridisch.nlU

Estate

Tip

Re vi e w Afl. 2017-12 29 maart 2017

Estate planning en overdrachtsbelasting. Een nieuw

beleidsbesluit

De overdrachtsbelasting staat meestal niet bovenaan de checklist van de estate planner. De tarieven van twee procent en zes procent zullen daar ongetwijfeld mee te maken hebben, maar ook het feit dat overdrachtsbelastingheffing in veel dossiers niet speelt. Voor de vermogensoverheveling maken we immers graag gebruik van verkrijgingen krachtens huwelijksvermogensrecht of erfrecht, en binnen die rechtsgebieden bevinden zich verschillende uitgezonderde verkrijgingen voor de overdrachtsbelasting (zie artikel 3 Wbr).

We mogen de overdrachtsbelasting echter niet uit het oog verliezen. Wet- en regelgeving blijven ook hier in beweging, getuige het recente beleidsbesluit van de staatssecretaris van Financiën van 22 februari 2017 (Stcrt. 2017, 12449, besluit 2017-36415). Het besluit draait om de maatstaf van heffing voor de overdrachtsbelasting. Zoals bekend is deze gelijk aan de ‘waarde in het economische verkeer dan wel de hogere tegenprestatie’, zie artikel 9 lid 1 Wbr. Hier tekenen wij aan dat in geval van een samenloop van overdrachtsbelasting en schenkbelasting in geval van een verkrijging van een als woning in gebruik zijnde onroerende zaak, de maatstaf van heffing voor deze belastingen van elkaar kan verschillen door de toepassing van de WOZ-waarde voor de laatstgemelde belasting (artikel 21 lid 5 SW 1956).

Het besluit bevat in onderdeel 4 nieuws dat van belang kan zijn voor de overdracht van een woning onder voorbehoud van een recht van vruchtgebruik. Een vorm van

overheveling die ondanks de dreiging van artikel 10 SW 1956 nog steeds voorkomt en dus onder omstandigheden kennelijk wenselijk is.

De staatssecretaris besluit het volgende:

‘Een eigenaar-bewoner kan zijn woning overdragen onder het voorbehoud van een vruchtgebruik. De overdrachtsbelasting is dan verschuldigd over de waarde van de bloot eigendom van de woning, dan wel over de hogere tegenprestatie. De waarde van de bloot eigendom is de waarde van de woning in vrij opleverbare staat verminderd met de waarde van het vruchtgebruik. De waarde van het vruchtgebruik is afhankelijk van de duur van het recht en de waarde van het woongenot. In de praktijk kan discussie ontstaan over de berekening van de waarde van het vruchtgebruik. Dat vind ik ongewenst. Daarom keur ik het volgende goed.

(3)

Goedkeuring

Ik keur onder voorwaarden goed dat bij de overdracht van een woning onder voorbehoud van een vruchtgebruik, voor de berekening van de maatstaf van heffing, het vruchtgebruik wordt gewaardeerd naar een vast percentage van de waarde van de woning in vrij opleverbare staat. Hierbij kan worden uitgegaan van het in artikel 10 van het Uitvoeringsbesluit Successiewet 1956 vermelde

percentage. Het aldus berekende bedrag geldt als een periodieke

schuldplichtigheid. De waarde van de periodieke schuldplichtigheid wordt voor de heffing van overdrachtsbelasting vastgesteld met inachtneming van de in de bijlage bij het Uitvoeringsbesluit belastingen van rechtsverkeer opgenomen tabellen.

Voorwaarden

Voor deze goedkeuring gelden de volgende drie voorwaarden:

a. Degene die de woning overdraagt zet de bewoning daadwerkelijk zelf voort. b. Het voorbehouden vruchtgebruik heeft reële betekenis. Er is bijvoorbeeld geen reële betekenis als het vruchtgebruik van korte duur zal zijn.

c. De gebruiksbevoegdheden van de vruchtgebruiker zijn niet beperkt tot bepaalde gedeelten van de woning.’

En, voor de volledigheid, het besluit van de staatssecretaris over de gevolgen van een metterwoonclausule, die geregeld voorkomt bij de hiervoor bedoelde overdracht:

‘Bij de overdracht van een woning onder voorbehoud van een vruchtgebruik, eindigt het vruchtgebruik op het moment van overlijden van de vruchtgebruiker. In de notariële akte kan echter de bepaling zijn opgenomen dat het vruchtgebruik ook eindigt bij het metterwoon verlaten van de woning door de vruchtgebruiker of op een daarmee verband houdend tijdstip. Deze metterwoonclausule vormt een waardedrukkende factor, waarmee bij de waardering van het vruchtgebruik rekening moet worden gehouden. In de praktijk kan discussie ontstaan over de waardering van een recht van vruchtgebruik met een metterwoonclausule. Dat vind ik ongewenst. Daarom keur ik het volgende goed.

Goedkeuring

Bij de verkrijging van een woning onder voorbehoud van vruchtgebruik met een metterwoonclausule, keur ik onder voorwaarden het volgende goed. De

waardedrukkende factor van deze metterwoonclausule kan bij de verkrijging van de woning worden gesteld op 25 procent van de waarde van het vruchtgebruik zonder de metterwoonclausule.

Voorwaarden

Voor deze goedkeuring gelden de volgende drie voorwaarden:

a. Degene die de woning overdraagt zet de bewoning daadwerkelijk zelf voort. b. Het voorbehouden vruchtgebruik heeft reële betekenis. Er is bijvoorbeeld geen reële betekenis als het vruchtgebruik van korte duur zal zijn.

c. De gebruiksbevoegdheden van de vruchtgebruiker zijn niet beperkt tot bepaalde gedeelten van de woning.’

(4)

In vergelijking met de ingetrokken standpunten van de staatssecretaris valt op dat zowel voor de berekening van de waarde van het vruchtgebruik als voor het waardedrukkende effect van de metterwoonclausule het gebruiksrecht de gehele woning moet betreffen. Er zullen in de praktijk zeker gevallen zijn waarin dat niet wenselijk is. Waarbij men ook nog de vraag kan opwerpen wat tot ‘de woning’ behoort, en of men bij de overdracht van een ‘guesthouse’, als gedeelte van een meeromvattende onroerende zaak, het vruchtgebruik niet mag beperken tot dit gastenverblijf. Maar goed, wat is het belang, zo kan men zich afvragen.

Indien men binnen de grenzen van het besluit opereert, kan discussie worden voorkomen over de waarde van het recht van vruchtgebruik en/of de

metterwoonclausule. Zonder het besluit dient de waarde in het economische verkeer van het gebruiksrecht (eventueel inclusief de waardedrukkende clausule) te worden geschat en de maatstaf van heffing daarmee te worden verminderd. Dat moet toch ook lukken! Er is echter nog een ander belang denkbaar en dat schuilt in de berekening van de waarde. In het besluit wordt voor de kapitalisatie van het recht van vruchtgebruik

verwezen naar artikel 10 Uitvoeringsbesluit SW 1956 voor het toepasselijke percentage. Dit is zes procent, een percentage dat bijna zes procent hoger is dan de geldende marktrente. Het spreekt voor zich dat de waarde van een vruchtgebruik berekend met het successiepercentage groter is dan met de marktrente kan worden berekend. Per saldo wordt daardoor over een lagere maatstaf van heffing overdrachtsbelasting verschuldigd. Door de metterwoonclausule wordt dit relatieve voordeel ongedaan gemaakt, zij het slechts voor 25 procent.

Tot volgende week!

www.scholsburgerhartschols.nlwww.boomjuridisch.nl

© 2017 Boom juridisch | ScholsBurgerhartSchols

Hoewel de uiterste zorg is besteed aan de inhoud van EstateTip Review aanvaarden de uitgever en de redactie geen aansprakelijkheid voor onvolledigheid of onjuistheid.

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

Hoewel de toedeling van latent aanwezig vruchtgebruik niet op één lijn gesteld kan worden met het legaat van een latent vruchtgebruik, maakt het vorenstaande duidelijk dat de vraag

Copyright and moral rights for the publications made accessible in the public portal are retained by the authors and/or other copyright owners and it is a condition of

Department of Civil Engineering – Stellenbosch University Page 86 FIGURE 52: PHOTOMICROGRAPHS OF A THIN SECTION SHOWING ANGULAR TO SUB-ANGULAR QUARTZ IN A.

3:212 lid 2 BW waarin geregeld wordt dat bij vestiging van het vruchtgebruik kan worden bepaald dat sommige of alle onder het vruchtgebruik vallende goederen door de

Ook de financiering met 1,5 miljoen euro door ZonMw van het zogenaamde WIDE-project waarin het Antoni van Leeuwenhoek, het UMC Utrecht en de Hartwig Medical Foundation

Gesteld dat een legaat van vruchtgebruik van de gehele nalatenschap aan de echtgenoot (voorzien van de niet- opeisbaarheidsclausule van art. 4:82 BW) kan leiden tot een

Wanneer de aandeelhouder de volle eigendom van een pand heeft en het vruchtge­ bruik aan zijn BV vervreemdt, dient de periode van dertig jaren in acht te

Een voorbeeld moge volstaan als illustratie, dat inderdaad het ten aanzien van obligaties en aandelen betoogde ook op andere effecten van toepassing is. Hierna zal blijken, dat voor