De
Republiek
tussen
zeeen
vasteland
1arant
fifrtr
De Stichting Maatschappijgeschiedenis
is een samenwerkingsverband van zes studieverenigingen: de Nederlandse Vereniging tot beoefening van de Sociale Geschiedenis,
de Studievereniging
voor
Sociaal-Economische geschiedenis, de Vereniging voor Landbouwgeschiedenis;de
Werþroep
voor de Geschiedenis van deNoord-
en Oostzeehandel,de Historisch-Geografische afdeling van het
KNAG,
en de
SISWO-werþroep
Historisch Sociologisch Onderzoek.Het
bestuurl99l-93
bestonduit
Cees Cruson, Karel Davids, Wantje Fritschy,Marjolein't
Hart, Henk Kleijer, Jan Lucassen,Ad Knotter. Henk Schmal en Henk
vanZon.
Karel Davids,
Marjolein
t
Hart, HenkKleijer
&
Jan Luc¿NSen (red)
De Republiek
tussen zee en vasteland
Buitenlandse invloeden op cultuur,
economie
en
politiek
in
Nederland
/,580
-
1800
(¡aïanl
DE'LL UITGAVE IS TEVENS TEK~T130EK VAN DE ClJRSUS 'CESCllIEDENIS VAN HLT PRTVELLVEN' VAN DE FAClJLTEIT CULTUUR\VETENSCHAI'I'EN VAN DE OPEN UNIVERSITEIT NElJERLAND.
Omslagol1twerp en typografische IJerzorgillg: Bart van den Tooren, Amsterdam Beeldrcscarch ell rechtel1vcrwerving: Ronald Gossicau, Open Universircit Nederland Lithografie: All Print, Fred Vermaat, Wijchcn
Op het ol11slag: zie de pagina hiernaast
© Teksten: OUN!., Hcerlen 2007
© Dcze uitgave: Uitgcverij SUN, Amsterdam 2007
ISBN 978 90 8506 2943
NUR 680
/1, )1 'I/g',f" g('l/{'ratie van de verzwagerde families Groeneboom, Lugt en Siemens op 8 augustus 1913. J'I 11111/111"11/ .II' !wllstlJerzamelaar Frits Lugt.
' t, I i. . l, ..:]: .lì: iì:
tii
i.it iìiìilì
;i.fll:
Materiele
cultuur
tussen
zee
en vasteland
l)c
diffusie
en receptie
van asiatica in
de
Republiek
llcster Dibbits en Gerard Rooijakkersln
de zeventiende en achttiende eeuw bepaaldende
zogenaamde chinoiseri-utinin
hoge mate het modebeeldin
West-Europa. Aanvankelijk werden de*lxotische artikelen
uit
het Verre Oosten zoals textilia, porselein en lakwerk h*schouwdals
curiosadie
een plaats vondenin
zestiende-eeuwse elitaire f¡uiteitenkabinetten. Pas toen handelscompagnieën in de zeventiende eeuw op&fote schaal oosterse produkten importeerden,
en
dezevoor
een
groter ¡lttl:liek bereikbaar maakten, gingen de oriëntali¿ het modebeeld wat betreft kleding, interieur, gebruiksvoorwerpen, genotmiddelen en decoraties domine-ten. Op deze wijze werden tot op de dag van vandaag exotische elementen ilpgenomen in de Europese materiële cultuur.De motieven
op
de oosterse voorwerpen waren vaak aangepast aan dewssterse smaak. Bepaalde geliefde decoraties werden
in
opdracht opporse-lCIin
of
textiel (bijvoorbeeld sitsen) aangebracht: het zogenaamdeChine-de-tüìnmande
of
de made-to-order-goods.In
de loop van de zeventiende eeuw hügonnen westerse ondernemers steeds meer de oosterse produkten teimite-t*n. In de
nabootsingen werdenvaak
uiteenlopende Chinese, Japanse enlndiase motieven op een barokke wijze met elkaar gecombineerd, die in feite nict met de oosterse realiteit overeen kwamen.
Met
name ookin
deRepu-hliek werden de asiatica
zo
goed en kwaad als mogelijk nagevolgd, hetgeenrlnder andere resulteerde
in
de produktie van 'Delfts blauw' en sitsen.In
de Itepubliek bestonden, in tegenstelling tot bijvoorbeeld Engeland en Frankrijk, gcon importbeperkingen voor Aziatische goederen. Tevens was de produktievtn
bijvoorbeeld katoendrukkerijenniet
zoals eldersdoor
overheidsbepa-lingen aan banden gelegd, zodat
in
de Republiek de toepassing van sits eengmte vlucht kon nemen. Deze textielsoort zou zelfs tot in de twintigste eeuw
ricn onderdeel vormen van verschillende Noordnederlandse streekdrachtenl.
Het liberale beleid van de Nederlandse overheden creëerde een gunstig lclimaat
voor
innovaties,niet
alleenwat
de produktie van artikelen betreftrnaar
ook
inzake de import van asiatica. Vandaar dat de Republiek en metiìflme de stad Amsterdam
in
de ogen van ontwikkelde buitenstaanders hetMckka vormde waar de oosterse rariteiten voor het eerst Europa
binnenkwa-fncn2.
.
rn
deze bijdrage gaan we naderin
op de invroeden die het verre oostenin
de vroegmoderne Repubriek heeft uitgeoefend op enkeleaspekten van de
materiële cultuur, meer
in
het
bijzonderwat
interieuren
kreding betreft.
Gekeken wordt naar de introductiõ en spreiding van porserein en sitsen bij verschillende sociale groepen aan de hand van boedelbeschrijvingen
uit
een drietal Nederlandse praatsen (Maassluis, Doesburg en oirschot).op
werkewijze
werden deze goederenin
het accurturatiepio".. zodanigtoegeeigend dat ze een integraal. onderdeel gingen uitmaken van de Nederlandse materiele
cultuur? Ter afsluitin
g
zal de invloed van de Republiek, als eenaan de kust
gelegen innovatiecentrum van materiële cultuur
uit
het verre oosten, op demeer continentale deren
van
Noordwest-Europa worden bekeken. centraarhierbij staat telkens de gedachte dat innovatie en diffusie creatieve
processen zijn waarbij cultuurgoederen niet klakkeroos door groepen worden
overgeno_ men maar
altijd
een zekere mate van acculturatie-en ioeeigening onder"gaan die de asiatica in sociaar en cultureer opzicht betekenisvol m"aken.Materiële
cultuur
en innovatiecentraDe geschiedenis van de Middeneuropese materiele cultuur kent
verschillende
belangrijke keerpunten, namelijk de laat-romeinse
tijd,
devoile
middeleeu_
wen
en de
achttiende eeuw. Tijdens deze perioden'werdenvele
nieuwe gebruiksvoorwerpenen
werktuigen geintrodiceerd.Beparend
voor
deze innovatie-perioden waren b¡vooibeetãde
invloedenuui
andere curturen
('Kultureinflusse' zoals de oostaziatische innovaties3)
.n ã,
"on¡unctuur van
de
rurale
economie ('Agrarkonjunkturen'die
innovaties
bevorderena). wiegelmann onderscheidtvoor hèt
raatste milrenniumin
grote rijnenvijf
vernieuwingsperiodenin
de
materielecultuur
van
Midãen-Europa, die
worden gemarkeerd door tijden van agrarische welstand,
te weten de volre
middeleeuwen (1100-1300), de periodã rs50-L620, het
iijdperk
van proro_ industrialisatie en randbouwhervòrmingen(circa
1750 tot
ïet
begin van denegentiende eeuw), de industrialisatie èn ontsluiting van het platteland (circa
1870-1914) en tenslotte,de na-oorlogse welvaartperi-ode (1950:1975)5.
\---voor de
continentare volkscurtuuris
het
verschilìn
ontwikkering van Noord- en Zuid-Duitsrand van groot belang.Tot
in
de zestiende eeu\ry was Zuid-Duitsland het meest moderne gebiedin
Midden-eorãp"*ut
betreft de materiële cultuur.Dit
gebied kende een goed ontwikkelde nijverheid enhad urbane kenmerken. Tegen
het
eindevãn de
zestiende eeuwwijzigt
het kaartbeeldzich:
de innovatiebalans slaat door naar het noorden.vanuit
de
gebieden langs de oostzee en met name ook uit
de Nederlanden worden vele
innovaties
uit
de
'Nieuwe wereld' ingevoerd. Bloeidentot
in
de
zestiende L24e*uw de Zuidduitse steden vanwege de nabijheid van de Italiaanse
handels-filctropolen, na circa 1600 worden de Noordwesteuropese handelsgebieden, xoals Engeland en de Republiek, dominantó.
In
1618 omschreef een Veneti-wns diplomaat Amsterdam dan ook als 'het beeld van Venetië ten tijde vanhrar bloei'7.
,
,
Min
of
meer parallel hieraan verschoof op meer regionaal niveau binnen :,.het Nederlandse taalgebied het economische en culturele zwaartepunt op het :t.pinde van de zestiende eeuw naar het noorden.De'val'van
Antwerpen door ¡:tlo inname van de Spanjaardenin
1585 luidde aldaar het tijdperk vancontra-retbrmatorische bloei
in,
die evenwel gepaard ging met confessioneleintole-f$ntie en bureaucratisch centralisme. Deze ontwikkeling bracht een
migratie-,Stroom op gang naar de kustgewesten van de Republiek; een omstandigheid
wâar vooral de stad Amsterdam sterk van heeft geprofiteerd. De
Zuidneder-landse immigratie bevorderde het pluriforme, tolerante en voor vernieuwing $n verandering openstaande imago van de stad. Was
in
de zestiende eeuwAntwerpen het innovatiecentrum
bij
uitstek alwaar vele exotische noviteiten het continent bereikten,in
de zeventiende eeuw had Amsterdam deze rolgrotendeels overgenomen. De culturele uitstraling van de handelsstad aan de
Schelde werd sindsdien sterk bepaald door confessioneel-politieke elementen
binnen
het
kadervan
de
contra-reformatie. Een dergelijke dominante rol heeft de religie, alle calvinistische beeldvorminguit
latere tijden ten spijt, inde
Noordnederlandse Republieknooit
gespeeld.Als het erop
aankwam prevaleerde kortom veelal de pragmatische koopman boven de predikant.De
Republiekwerd
een belangrijk
innovatiecentrumvan
waaruit
de diffusie van vele vernieuwingen een aanvang zou nemen.De
Noordduitseregio's ondergingen sterke impulsen van de westelijke kustgebieden hetgeen leidde
tot
moderniseringen.Het
aanvankelijk meer innovatieve Zuid-Duits-land raaktein
de loop van de zestiende eeuw achter en zou tot in de twintig-ste eeuw een zogenaamd relictgebied blijven wat materiële cultuur betreft8.Gezien de ingrijpende repercussies is een nadere bestudering van de
innove-rende
rol
van de Republiek op het gebied van de stoffelijke (volks)cultuur inde vroegmoderne tijd dan ook van groot belang.
Boedelbeschrijvingen
uit
Maassluis, Doesburg en OirschotEen reeds lang bekende bron voor de studie van materiële cultuur vormen de boedelbeschrijvingen
die
werden opgemaakt door de notaris,in
de meeste gevallen ten behoeve van een goed beheer van de erfenis na een sterfgeval.Dergelijke inventarislijsten bevatten redelijk nauwkeurige opsommingen van
wat zich
in
huis bevond, soms per vertrek geordend en getaxeerd. Het seriëler $
karakter
van
deze bron maakthet
mogerijkom
ontwikkeringenop
lange termijnte
traceren. Aangezien het opmakenvan
inventarissenin
bepaarcre
situaties wetterijk verplicht was,
zijn in
principeaile
sociare groepen, van behoeftige boeren
tot
rijke
regenten, go"å.r"rt.g"n*ooooi!0. De
boederbe_ schrijvingen biedenvooral
interessante moget¡t<heo"n u-oo, vergetijkenelonderzoek tussen verschillende regio's
en
sociare groepen.Hierbij
is
het
echter noodzakelijk om te beschikken over de nodigã achtergrondinformatic
met
betrekkingtot
de
eigenaren, zoalshun
veniogenssiatusen
beroep,teneinde de
lijst
met gebruiksvoorwerpen de vereist",o.irr,
diepte te kunnen geven.De vermeldingen van de voorwerpen
in
inventarisoverzichten laten soms te wensen over:in
veel gevallen komt men niets te weten over hetmateriaar of de uitvoering van de voorwerpen. Jammer is
ook dat objecten die destijds
van weinig waarde geacht werden niet gespecificeerd maãr veelar
onderge-bracht werden
in
restcategorieënals
'rommel,of
,rommelderij,.Een apart probleem vormt de omstandigheid dat
het onderzoek naar materiële cultuur
in
boedelbeschrijvingenin
feite een onderzoek naar woordenis.
In
sommigegevallen
is de
betekenis (werk voorwerpwordt
bedoerd?)niet
duidelijk. Heeft men dan te maken met een nieuw woordof
met nieuw huisraad?Dit soort problemen kan eventueel worden opgelost door aanvullende bronnen
te
raadplegen zoals beerdmateriaar of de overgeleverde voorwerfen zelf.
zowel
bij
het
opsteilenvan
boederbeschrijvingen arsu¡
t"t
openbaarverkopen van huisraad speelde de opsteller van de inventarislijst een centrale
rol. Het is via deze functionaris lveetat notaris of schepen)
dat we een inzicht
krijgen
in
de
stofferijke goederen.De
inventarisatór úefáurtmet
andere woorden onze brik;.zijn
waarneming en schrifterijke verwoïrdingzijn
bepa_lend voor wat we ar dan niet te
*"ì"n
komen. De boedelbeschrijvingen van overledenenzijn wel
eens omschreven als een museum van verbale vormen die minof
meer adequaat dingen beschrijven, doch geen¿ii""t"
waarnemin_
gen
biedenvan
de
eigenrijkenoo*rip"ne.
Tussãn
de
regets schemerttelkens de specifieke cultuurdiagnose van de opstelrer door.
Zijn blik
op het interieur van het huis waarhij
een bezoek aflegtis nun,rt¡t
niet
neutraal maar wordt bewustof
onbewust bepaald door zijn eigen oprrattingen, normen en waarden.Dit
komt met name naar vorenu¡
aeuet<nåptneia
of
juist
de rijkdom van het gebruikte vocabulaire. Het arsenaal aankwarificaties om de toestand van een voorwerp te beschrijven
(lelijk,
oud, van weinig waarde, versteld, kapot, fraai, beschilderd, versierd)kar
per noiarisof
schepen sterkverschillen.
uit
deze toevoegingenblijkt in
eersie instantiehet oordeel van
de opsteller; het is immers muai de vráag
of
de oorspronkelijke eigenaar een zelfde mening was toegedaan omtrentziþ
eigen oezìttingen.we
kijken metandere woorden artijd door de ogen uun
"rn
elitaire tusJenpersoon, beharve,. itt hct zeldzame geval dat de bezitter zelf zijn goederen inventariseerde. Voor
|'
tlit nrtifel is
een drietal plaatsen geselecteerd, namelijk de dorpen Maassluisr çfl Oirschot en het stadje Doesburg. Het betreft hier kleinere plaatsen, met
.
(¡flgeveer drieduizend inwoners, die een centrumfunctie voor het omliggende.. tlltttteland vervulden.
Maassluis
is
een vissersplaatsje, gelegenin
het Hollandse kustgebied en had haar ontwikkeling grotendeelste
danken aan de ligging nabij het veer naar Den Briel. De overwegend gereformeerde bevolking bestond voor hetmeren-deel
uit
welgestelde lieden die hun welvaart baseerden op handel, visserij enscheepvaart. De tweede plaats die in ogenschouw is genomen betreft het dorp Oirschot op de Brabantse zandgronden
in
het zuidoosten van de Republiek.De
overwegend katholieke inwoners vonden hun bestaanin
de
landbouw waarbij de kleine boeren veelal hun inkomen door middel van nevenactivitei-ten, zoals weven en klompenmaken, aanvulden. De plaatselijke bestuurlijke elite bestond doorgaansuit
gereformeerde ambtenaren en predikanten die in de Generaliteitslandenin
sociaal-cultureel opzicht zich duidelijkonderscheid-den van de inheemse bevolking. Het vestingsstadje Doesburg tenslotte werd gekenmerkt door de aanwezigheid van het steeds in omvang en samenstelling
wisselende garnizoen.
De
confessionele verhoudingenwaren
hier
meert27 rl
126
gemengd. Naast
een
grote
meerderheid Nederduits gereformeerden had Doesburg onder andere een katholieke gemeenschap die ongeveer een derde van de bevolking omvatte. Naast een (adellijke) toplaag kende Doesburg eenbrede middenstand waaronder gespecialiseerde ambachtslieden en winkeliers. Buiten de vestingmuren woonde een aantal kleine boeren. Vertegenwoordigt Maassluis het westelijke kustgebied, oirschot en Doesburg representeren de
periferie van de Republiek waarbij laatstgenoemde plaats met name interes-sant is vanwege de eventuele continentale diffusie van asiatica oostwaarts.
voor
alle drie de
plaatsenzijn
enkele honderden boedelbeschrijvingenbewaard gebleven opgemaakt
door
notarissen (Maassluisen
oirschot),schepenen (Doesburg)
of
incidenteel door de erflaters zelf.Tabel 1. Aantallen onderzochte boedels 1625 - 1800
-1650 -1675 -1700 -1725
-1750-1775
-180049
59Maassluis
1
37
44Doesburg
13
19
16Oirschot
Bron: Boedelb¿rnk P.J. Meertens-Instituut
Noch
bij
het verzamelen, nochbij
het invoeren van de bronnen in decompu-ter is
een
selectie vooraf gemaakt: alle bewaard gebleven boedelbeschrijvin-genzijn
integraal ingevoerdlo.De wijze
van opmaak vande
inventarissenverschilt per plaats. Voor Doesburg
zijn
bijvoorbeeldvrijwel
alleinventaris-sen
opgemaaktper
materiaalsoort,terwijl de
boedelsuit
Maassluis pervertrek
zijn
geinventariseerd.In
oirschot komen beide wijzen van inventari-serenvoor.
In
de
inventarissenuit
Doesburgwordt
relatief vaak-
zij
het summier-
aanvullende informatie, zoals de specifieke uitvoeringof
toestand, verschaft. Kleding, zilver en sieraden zijnin vrijwel
alle inventarissen apart genoteerd.In
dit
bronnenbestandis
gezocht naar het voorkomenvan
asiatica. Bijdeze zoektocht deed zich een aantal problemen voor. De eerste, belangrijkste kwestie betreft het zogenaamde woord-zaak probleem.
Bij
een gebrek aannadere aanduidingen weten we vaak niet hoe een object er
in
werkehjkheid precies heeft uitgezien.Dit
probleem doet zichin
het geval van de asiatica eens te meer gevoelen aangezien we hier vaak te maken kunnen hebben met128 80 29 38 JJ ?ß
ì
T;
ìl ilr r.¡, fluroneeL imitatiegoed. Anderzijds kunnen achter aanduidingen
als
,enig :*:.q:_11'of
eenvoudigweg 'kopjes en schoteltjes' grote aantailen objecten.
*.lyrglun
waarvande
precieze aarden
materiaalsoortin
het
ongewisseI
Itllfl'
Daarbij komt dat lang niet elke inventarisator evenveel belangstellingf'
*l
rlñhtfrÃñdÁ hebben gehadvoor
oriëntaalse zaken,die
met het
vorderenvan
de ^^'.--. -:-l^- l:
¡tchttiende eeuw minder bijzonder zouden worden als voordien het gevalwas
I
t0en porselein en sits minof
meer behoorden tot de exotische rariteiten die i:.*erder. kans maakten met nadruk en adjectieven beschreven te worden. Daar*uut.tl-
boederbeschrijvingen uitvoerig onderscheid gemaakt werdtussen de verschillende soorten ceramiek
en
vaatwerk kunnãnwe
eenverschil
in.
m.at:rle.reen
symborische waardevan de
goederen verondersteilen.In
de i.' tabel hieronder is het aandeel van asiatica*"rgrgru.n,
zoals dat voorkomti ll *
verschiltende- besranden.we
hetùen ons hierbij beperkttot
Aziatischf,. L.1t,*",tk en. textiel. Andere exotische zaken
uit
tretvårre
Oosten, zoals.
t¿ry:rK,
bryzondere houtsoorten, specerüen, schelpenverzamelingen en rariteiten laten we hier buiten beschouwinsll.¡
Tabel 2. voorkomen asiatica: aandeel in boedels 1625-1gfi): aantal vermerdingenboedels hele
(n=) bestand vaatwerk vaotwerk* vaatwerk inclimitatie porselein** textilin aziatischtertilia*** Maassluis Doesburg
250
73.794
16.913 3.652
2.662225
46.57s
12.445 698
53020.624
4368.290
56 129Oirschot 340 Z3.Bl2 6.?55
9163
4.1,77
8bron: boedelbank P.J. Meertens-Instituut.
* betreft totaal aantal ¡ecords met
Aziatisch porselein en Europese imitatie (,Delfts blauw, etc.)
** betreft totaal aantal ¡ecords.met omschrijvingen
ars 'porserein,, 'chinees,, Japans, en ,oostindisch,. **+ betreft totaar aantal records
met omschrijvingen ars'sits' en 'gebloemd kätoen,.
In
bovenstaande tabel en grafiek zienwe
in
één oogopslag hetaandeel van asiatica in de geselecteerde plaatsen.
wat
direct oprrui)ii""a"
grote regionaleverschillen. Het Hollandse dorp Maassluis steekf zowel wat Aziatisch vaat_ werk als textilia betreft met kop en schouders boven de twee andere plaatsen
uit. De Maassluizers bezitten maar
liefst
tien procent meer porselein dan de Doesburgers,terwijl
de inwoners van oirschoì met één procent relatief het minst vandit
luxe-goed zijn voorzien. Wat de sitsen betreft is het beeld naar verhouding hetzelfde, met dien verstande dat het aandeel van de Aziatische textiel in de boedels in alle plaatsen aanmerkelijk geringer is.lncleling heeft dan ook voornamelijk een attenderende functie om verschillen ln groepscultuur en leefstijl te achterhalen.
lþorselein en Delfts aardewerk
Om een indruk te geven van het bezit aan Aziatisch porselein en Europese lmitatie nemen we een
kijkje
in een boedeluif
1754 van deoud-burgemees-ter van
Maassluisdr.
JohanWillem
Metternach.Hij
was
gehuwd met Magdalena Muys en hun boedel werd ruim twintig jaar na zijn burgemeester-schap beschreven. Het gezin Metternach teldevijf
kinderen, onderwie
eenelochter die op Ceylon woonde. Hoewel Metternach volgens de opgaven in
het
'middel
op
begraven'in
de
hoogste belastingklasseter
aarde werd lresteld,was zijn
consumptiegoederenbezit betrekkelijk bescheiden.Dit
komen
we
overigens vaker tegenbij
oud-magistraten.Het
huis telde velevertrekken waaronder een inpandige binnenkamer die, als ware het heiligste
der
heiligen, ingerichtwas als
porseleinkamer.Hierin
bevondzich
een tweetal porseleinkasten waarvan de inhoud per plank werd beschreven. Defamilie bezat porselein
in
alle soorten en maten zoals grote en kleinescho-tels, borden, spoelkommen, bakken, kwispedoren, (chocolade)koppen en een
paar dozijn theebakjes. Naast deze algemeen gangbare omschrijvingen komen
we ook minder frequente aanduidingen tegen zoals 'een hoofdsteltje van
vijf
stuks geëmailleerd'en
'zes
pronkschoteltjes achtkantig chinees'. Anderesoort-aanduidingen
zijn
onder andere 'oost-indisch', 'geschilderd', 'kanto-nees' en 'blauw gents chinees' porselein. Op de ene kast staanvijf
Japanse en op de anderevijf
Chinese (spoel)kommen. Het is overigens opvallend datMetternach nauwelijks over Japans porselein beschikt.
Hij
bezat daarentegenweer wel een groot aantal (enkele tientallen) Chinese en spekstenen beeldjes
waarvan de voorstelling niet nader omschreven werd.
Op tafel stond een compleet porseleinen servies, bestaande uit een trekpot,
een melkkan, een spoelkom, twaalf kopjes en evenveel bakjes alsmede niet nader omschreven thee-
en
koffiegoed.In
het
laadje lagen twee gelakteChinese theeblaadjes. Aan de wand hing voorts een rek met daarin achttien
porseleinen schotels, schaaltjes en bakjes. Op de
lijst
van de bedstedebevon-den zich voorts een Japans 'stelletje' en een achttal schotels en twee theebak-jes.
Gezien de opstelling en de uitvoerige beschrijving
lijkt
er sprakete zijn
geweest van een collectie, waarbij veeleer decoratieve en statusbevorderendeelementen een
rol
speelden enniet
zozeel het gebruik centraal stond.Dit
blijkt
ookuit
de lokatie, die wellicht gediend heeft als pronk- enontvangst-kamer
bij
bijzondere gelegenheden.In
de bovenachterkamer stond weliswaarook
porselein, maarhier
zijn
de
aanduidingen minder nauwkeurig, een onmiskenbaar teken dat men aandit
goed minder belang hechtte. Opvallend2. Twee achtkantige kopjes van witbakkend aardewerk met
wit
tinglazuur bedekt,Delftse ceramiek (hoogte 7,1 cm.), 18de eeuw. De kopjes zijn,
in
imitatie vanChinees porselein,
in
blauw
beschilderd. (Collectie Museum Boymans-van Beuningen Rotterdam, Afdeling Kunstnijverheid en Vormgeving)is dat
hier
een zogenaamde vaste 'porseleinkast' aanwezig was die, naar hr:lzich
laat
aanzien, minder kostbaar goed bevatte alsmede Europese imitaticzoals twee
geemailleerdeDelftse
spoelkommetjesen
botervlootjes. NoHverder van het publiek verwijderd, op zolder temidden van
turf
en houtvoor-raden, bevondzich
nogwat
porseleinen ook
wat
rood-aarden goed, hctgoedkopere gebruiksaardewerk dat als statussymbool geen betekenis had.
De boedelbeschrijvingen die
al
naar gelang vertrekzijn
opgesteld bieden een uitgelezen mogelijkheid om de context en symbolische tekenwaarde dic objecten gehad (kunnen) hebben voor de gebruikers ervan, nader te duiden,De
Amerikaanse sociale wetenschapper Erving Goffmanwerkt
in zijn
be-roemd geworden studie over The presentationof
self
metde
categorieënfront
en backstage; aanduidingen diein
het kader van het boedelonderzoekverhelderend
en
attenderend toegepast kunnen wordenl2. Gebruik makencl van begrippenuit
het theater-idioom maakthij
inzichtelijkop
welke wijze mensen,al
danniet
bewust, eenzo
gunstig mogelijk beeldvan
zich zelf zullen trachten te geven door handelingenof
voorwerpen die een negatieveindruk
achterlaten zoveelmogelijk
'achter coulissen'te
verbergen, terwijlstatusverhogende zaken nadrukkelijk getoond worden. Goffman spreekt in dit verband
van
verschillende stages.In
een woonhuiskan
men
dergelijke scheidingen aantreffen tussende
verschillende vertrekken,waarbij
eenopgeruimde, mooi ingerichte kamer als façadegebied dienst kan doen, terwijl
wellicht elders de rommel is weggestopt. Muren en deuren vormen daarbij de grenslijnen tussen het open, publieke domein en de
min
of
meer gesloten,private ruimten.
wat
voor 'frontlijnen' men aanbrengt, wanneer, en voor wie deze bestemd zijn,is
sterk afhankelijk van de context: eenzelfde ruimte kanop
sommige momenten als façadegebied dienst doen,terwijl
zij
anders als backstage wordt gebruikt.In
het
huishoudenvan
de familie
Metternachheeft
de
inpandigeporseleinkamer duidelijk dienst gedaan als pronk- en ontvangstruimte,
in
de woordenvan
Goffmandus duidelijk
een
façadegebied(front)
waar
devoorwerpen
niet
zozeereen
gebruiksfunctie haddendoch
veeleer eenstatusverhogende betekenis bezaten. Een typisch backstage gebied, althans in
dit
huishouden, waar men geen bezoekers toeliet en waar de inrichting danook
navenant was,is
de
zolder. Daar stond het,al
danniet
afgedankte,eenvoudige gebruiksgoed, de zogenaamde breekwaar.
Het
Aziatischevaat-werk,
zo
kunnenwe
naar aanleidingvan
deze boedelbeschrijving stellen,speelde
een
belangrijke
rol in
de
presentatievan
groepen
aan
debuitenwereld.
Metternachs boedel telde veel (verschillende soorten) porselein,
in
totaalongeveer achthonderd stuks. In hoeverre was hiermee zijnbezit aan Aziatisch vaatwerk nu representatief voor dat van zijn tijdgenoten
in
Maassluis?In
het734
*,Ìçrcle kwart van de achttiende eeuw had
uit
de rijkste groep iedereenporse-lxin
in
huis,terwijl
de
nalatersop
modaal consumptieniveauop
de
voet Yttlgden met een percentagevan
90
7o.Op het
laagste consumptieniveau, l:cnchikte men in meer dan 60 Vo van de gevallen over porselein
in
huis. Ten,'t¡¡cle uun de opmaak van Metternachs boedel waren de prijzen van porselein
,..inmiddels sterk gedaaldt3.
In de
zeventiende eeuwlag
de prijs
voor
dit :luxe-artikel echter aanmerkelijk hoger, hetgeenzich
lijkt
te
vertalenin
de¡,littttwezigheids percentages
in
boedelsuit
die periode (zie grafiek 2a).Bij
de¡Iåilaters
van het
eersteen
tweede consumptieniveaukomt het
percentage þoedels met porseleinniet
boven devijftig
procent.In
de periode 1650-:.,1750 zien we dat steeds meer leden die tot de middengroepen te Maassluis
behoorden
in
hun huishoudens porseleinen voonverpen opnamen.Zij
spiegel-den zich hierbij duidelijk aan de lokale elites.Zoals de grafieken van Doesburg en Oirschot (grafieken 2b en
c)
in
een ttogopslag tonen, magde
situatiein
Maassluisniet
zonder meervoor
de gehele Republiek representatief geacht worden.Wat
het Oostgelderseves-tingstadje Doesburg betreft moet allereerst worden opgemerkt dat de samen-rttelling van het bronnenbestand wat onevenwichtiger over de soiiale groepen
verspreid is, hetgeen het geheel ontbreken van porselein
in
het eerste kwart van de achttiende eeuw verklaart. Evenals te Maassluis lag ookin
Doesburg het hoogtepunt in de tweede helft van de achttiende eeuw, waarbij met name het grote aandeel van de middengroepen opvalt.In
de huishoudens van de rijkeren was het porseleinbezit reeds een eeuw voordien gestadig toegeno-men. Een soortgelijke beweging zien we in de ¡veede helft van de achttiendeeeuw
bij
consumptieniveau L,zij
het dat de percentages aanmerkelijk lager liggen.In
Oirschot bleef het bezitaan
porseleinin
de achttiende eeuw nagenoeg geheel voorbehouden aande rijkere elite.
Opmerkelijkte
Oirschotis
hetvoorkomen van enig porselein
in
huishoudens van consumptieniveau 1. Het betreft hier voornamelijk boeren en kleine ambachtslieden die telkens slechtsover kleine aantallen van dit begeerde huisraad beschikken.
Behalve naar het aantal huishoudens dat beschikte over een
of
meerderestuks porselein, kunnen we kijken naar de gemiddelde aantallen stuks
porse-lein per boedel. Hierbij dient te worden opgemerkt dat het gemiddeld aantal
stuks per consumptieniveau sterk uiteenliep (consumptieniveau
3
maximaal 254, niveau 2 maximaal 68 en in niveau 1 maximaal 35 stuks gemiddeld). In Maassluis constaterenwe
een gestadige toename vanafhet
beginvan
de zeventiende eeuwtot
circa 1770 van de aantallen stuks porseleinin
de rijke boedels.Het
porseleinbezit onderde elite
in
het Zuid-Hollandse dorp lag beduidendhoger
dan dat te Doesburg en Oirschot.In
laatstgenoemde plaatsbezat de elite voor het eerste
kwart
van de achttiende eeuw zelfsin
hetgeen porselein, althans
er
zijn
geen volledige boedelbeschrijvingen uit .#{3nsumptieniveau 3 met porselein overgeleverd'De
Maassluisse middengroepen volgenook wat
gemiddelde aantallenlein
betreft de rijkerenop
de voet.Het
gegeven, dat de elitesin
het l*¡trttte kwart van de achttiende eeuw, hun interieurs weer soberder en anders inrichten, kan als een reactie hierop gezien worden.Dit
proceslijkt
zich Voltrekken volgens de lijnen die de Franse socioloog Pierre Bourdieu heeftngeduid. Deze ziet namelijk
in
het streven van groepen naar sociale en rele afbakening een belangrijke factor voor de dynamiek binnensamen-Vingen. Het distinctiestreven en de wens tot navolging van trendsetters zijn
ierbij
sleutelbegrippento.De
geografische verschillenin
het bezit
van lheden porseleinzijn
het
meest navrantbij
consumptieniveau 1. {TOsteld kan worden dat, in tegenstelling tot Doesburg en Oirschot, de minderWelgestelde inwoners van Maassluis konden beschikken over gemiddeld 35
ntuks porselein; een luxe die te Oirschot voor de meeste huishoudens uit deze t:eategorie onbereikbaar zal zijn gebleven, gesteld dat de aanschaf van
porse-lein paste binnen het consumptiepatroon van de overwegend minder welge-ntelde (althans
in
vergelijking met het westen van de Republiek) inwoners aldaar.In
het
naburige Valkenswaard (ongeveer 930 inwonersen
200 huizen) verschilde de situatiein
de achttiende eeuw wat porseleinbezit betreft sterkmet Oirschot. Van de tien
vrij
complete boedelbeschrijvingenuit
de periode1700
-
1726 1s erin
vier lijsten sprake van porselein en Delftse imitatie. Derijkste boedel bevat 59 stuks porselein alsmede een porseleinen kaststel. In alle
vier
gevallen betreft het boedels van valkeniersof
hun nazaten. Valke-niers waren handelarenin
roofuogels diezij
in de Kempenof
in
Scandinavi-sche gebieden vingen, africhtten en vervolgens voor veel geld verkochten aan diverse Europese vorstenhuizen. Deze ondernemers vormden een belangrijke beroepsgroep
in
Valkenswaard,dat
zelfs haar naam aan deze activiteit te danken heeft.In
het begin van de achttiende eeuw hadden ongeveer 46 van de naar schatting 261 volwassen mannen zich in het vluchtbedrijfgespeciali-seerd.
Door
het veelvuldigeverblijf
aan de buitenlandse hoven groeide de bekendheid met en kennelijkook
de behoefte aan moderne statusobjekten.Van
een gelijkvormige elitaire cultuurwas
in
Valkenswaard echter geen sprake.Twee
andere boedelbeschrijvingenvan
valkeniers, waaronder een meestervalkenier, duidenjuist op
een verhoudingsgewijs sobere leefstijl. Zoalsblijkt
konden internationale handelscontacten evenwel grote invloed hebbenop
de
lokale materiële cultuur.We
mogen de gegevensvoor
eenbepaalde plaats dan ook niet op voorhand generaliserenls.
Het Aziatische porselein bleef vanwege de beperkte aanvoer
uit
het Verre Oosten tot diep in de zeventiende eeuw slechts voorbehouden aan een kleine, r37r].
vermogende selecte groep.
De
vraag oversteeghet
aanbodvele
malcn*hetgeen een prijsopdrijvend effect heeft gehad en inventieve ondernemers íil
de
Republiek aangezettetot
het
producerenvan
een goedkope Europcsc imitatie.Met
namein
Delft
ontstondzo
een karakteristieke nijverheid, cliemede vanwege het stokken van de aanvoer door een burgeroorlog
in
chinr, sterkwerd
gestimuleerd.De
bloeiperiodevan
het Delitse
aarãewerk lagruwweg
in
de periode 1650-1750. Nadienging
de verenigde oostindischä compagnie overtot
het importeren van goedkoop chinees porselein, zod{rt deze goederenook voor
andere consumptiegro"p"n makkelijker bereikbaar werd. Deze invoer, die een zwaar concurrerend effect hadop
de afzet vanDelfts
blauw, markeert danook de
neergangvan
deze typische imitatie-nijverheid16.Mag het Delfts blauw
tot op
de dag van vandaag de naam hebben eentypisch element te zijn van het Nederlandse interieur, de grafieken
3
a, b enc laten duidelijk zien dat het Delftse imitatiegoed nooit ecñt de plaats van het
Aziatische porselein heeft ingenomen.
In
Maassluis komt het Delftse goed vanaf 1.670in
de boedelbeschrijvingen voor. Neemt evenwel het gemiddelde aandeel Delfts aardewerkin
Maassluisin
de tweede helft van de achttiendeeeuw geleidelijk
af,
in
oirschot
daarentegen constaterenwe
een toename. waarbij we ons wel dienen te bedenken dat de bezitters van Delftse ceramieúnooit meer dan gemiddeld
vijftien
stuks bezaten.In
Doesburg vertoont het aantal vermeldingenin
de boedels eenwat
meergrillig
verloop. De eerste vermeldingvan Delfts
aardewerkin
oirschot
dateertvir
1697 alwaar de predikant Johannes Quast negen koffiebakjes en schoteltjes bezit. HetAziati-sche porselein wordt in oirschot reeds
in
1651 aangetroifen in de boedel vande
plaatselijke hoofdschout.lTDe
eerste vermeldingvan Delfts
aardewerkuit
Doesburg stamtuit
1716in
het huishouden vanien
schipper; de tweedevermelding laat evenwel tot 1743 op zich wachten.
Sits en Europese imitatie
onder
'sits'
verstaan we een bontgekleurde katoenen stof diein
de modernetijd
bijzondergeliefd
was vanwege haar frisse kleurenen
aantrekkelijke motieven. Bovendien was deze glanzende stof goed wasbaar en geschikt vòorzowel kleding
als
woningtextiel.De
dessins warenmet
een
bijzonderetechniek,
die
in
Europa voordien geheer onbekend was, vervaardigd. Het betrof een soort batik-procedé waarbij met behulp van was bepaalde delenvan de stof werden afgedekt en geverfd. Deze werkwijze werd gecombineerd
met een beitstechniek waarbij andere kleuren door middel van metaalzouten
aan de vezels werden gehecht.ls
omstreeks L675 raakte sits
in
Europa bekend. Evenalsbij
het porseleinwerden ook sitsen stoffen al
vrij
snel door Europese katoendiukkeis geimi_138
tlrullek ga. Gemlddolde aant"'.^
",ïä;f:fdã5jn en Delfts aardewerk ln Maassluls'
ëlu[å
È90
*00
lir ' I o zo 'Bo '90 'oo '10 'zo 30 '40 '50 '60 '70 '80 '90 '00
flÈ 83 73 9591281081418196799 21724?1 1311362476(lnv.metfespect.pors.enDelfls)
Bron: boedslbank P.J. Meertens-lnstituut, inventar¡ssen met porselein en o€lfts aardewerk.
Grafiek 3b. Gemlddelde aanlallen stuks porseleln 6n Deltls aardewerk ln Doesburg' 1625 - 1800. StUKS 80 70 ô0 50 40 30 20 10 0 porio'de - 1670 '80 '90 'oo '10 '20 '30 '40 '50 '60 '70 '80 '90 '00
n= B02ooo lo oô or oo oo 31 1410i7147101671816(inv.metresp€ct.porsenoelrts)
Bron: boedelbank P.J. Meertens-lnstituul, inventarissen met porselein en Deltts aardewerk.
craliek 3c. Gemlddelde aantallen sluks porseleln en Deltts aardewerk ln
- Olrschot. 1625 - 1900. stuKs .: 40 30 15 10 q 0 periode -'1670 n= 90 102001'80 '90 '00 O '10 ó O '20 O OO '30 1 '40 '50 '60 O 1 O 2 O 1 '70 3 34 ?5 '80 '90 3 '004(inv.mettesp€ctporsenoelns) Bron:boedelbankP.J.Meertens.lnstitUul,inventarissenmetporseleinenDelltsaardowefk. 139 I porselein I delfts aardewerk
3- Rok Sitstechniek op katoen, India, gevoerd met wit linnen, ca. 1750 (Collectie
Nederlands
openluchtmuseum, Arnhem). Alhoewel deze rok van Indiase sits (lengte 100 cm.) is voorzien van een buitengewoon rijk ornament, werd deze gedragen als ondùroÈof daagse kleding. (uit: E. Hartkamp-Jonxis (red.), Sits. Oost-west relatiei in textiel, cat. nr. 4Tt.
teerd.
In
tegenstellingtot
de
originele Indiase sitsenvan
hoge kwaliteit werden de Europse 'katoendes' niet geschilderd maar bedrukt.In de boedel_ beschrijvingen kunnenwe
echterhet
evident verschildat
bestond tussen'echt'
en
'namaak' heraaslag
nietaltijd
onderkennen. slechts wanneer de toevoeging 'inlandse katoen'of
'gedrukte Engerse katoen, voorkomt kunnen we met zekerheid stellen dat Europese produkten bedoeldzijn,
die echter detoenmalige voorliefde
voor
textiele asiaticain de
interieurswel
treffend illustreren.zo
ook te Maassluis waar de familie van de schepen, annex reerlooieren koopman Hendrik schim zich hulde
in
sits en andeie oosterse stoffen.Zijn gezin bestond
uit
een minderjarige dochteruit
het eerstehuwelijk
en vier dochtersuit zijn
tweede huwerijk met Jannetje van der Gaag. Hun jongstedochter was ten tijde van het opmaken van dã boeder ondergäbracht
b¡
een min. Hendrik overleedin
7761 enliet
daarbij diverse slaapïantels na vanonder andere 'serasse" waarmee een soort gedrukte katoen met bijvoorbeeld witte en gele sterretjes op blauwe grond werd bedoeld die afkomstig was
van
I40
$e kust van Coromandelle. Voorts bezat
hii
eenvijftal
'mansjaponnen'. Hier $ßft'en we niet alleen originele Aziatische sits aan ('blauwsits',
'rood sits')mnar zien we ook de Europese nabootsing
in
gebruik ('Engelssits',
'rood,äübloemd damast').
Het
dragenvan
japonnen (afgeleidvan
Japanseof
,*Sponse rok) was
in
gegoede kringen destijdsin
de mode, zelfs zodanig datdühannes le Francq van Berkhey
in
zijn Natuurlijke historie van Holland het van sits als een ge\¡/one stedelijke dracht aanduidt: "Diestijds [begin$chttiende eeuw] wierd het onder deh Burger ook gemeen om Japonnen
of
,,Nagtrokken aan te trekken, daar men te voren niet van geweeten had. Het $ebruik van Japonnen, die haar oorsprong en naam van de
uit
Indiënoverge-.voerde Japansche lange rokken verschuldigd
zijn,
ziin
zo
algemeenin
defgtoOen geworden, dat men ze hier en daar wel als eene gewoone dragt moge :,nanmerken; dog
bij
de
Boerenliedenblijft
een Japontot
nogtoe
in
eenef':nlgemene veragting; echter begint
dit
Gewaad ook reeds onder henmin of
meer
in
zrllangte
komen"2o. Hendrik Schim droeg ook een speciaal soort gestreept goed dat bekend is als gingam". Zo bezathij
een 'rood gestreepte ginganne hemdrok'en
eendito
'gezondheid' waarmee een bovenhemdjewordt bedoeld.
Het
bijzonderevan
deze boedelis
datde
kledingdie
doorde
diversefamilieleden werd gebruikt apart
is
beschreven. Zo weten we dat deachter-blijvende tweede vrouw van Hendrik Schim, Jannetje van
der
Gaag, veelsitsen kleding droeg.
Van
haar acht japonnen warener
tweevan
'glasse' waarmee een bepaald soort stof bedoeld werd die beter bekend is als 'Chel-as', 'cheloes'of
'Chialouw' (van 'chela' datin
het Sanskrit mantelof
sjerpbetekent). Het betreft hier een
fijne
meestal rode katoenen stof die volgensandere bronnen
ook in witte
of
gele
uitvoering,al
danniet
met
zwartestrepen
of
ruiten, gedragen werdzz. Welke uitvoering Jannetjenu
preciesgedragen
heeft
is
niet
met
zekerheidte
stellen:hier
doet
zich
immerswederom het klassieke 'woord-zaak-probleem' voor. We weten slechts dat de 'glasse' gekleurd was. Een rouwjapon, de
zij
wellicht na het overlijden vanhaar man droeg, was gemaakt
van
'lichte glasse'. Tevens bezatzij,
behalvetwee
'gewone' sitsen japonnen, een rouwjaponvan
'Engelsesits'
die
de naam had goedkoper en van mindere kwaliteitte
zijn. Hoogstwaarschijnlijk wasook
deze japonlicht (of wit)
van kleuÉ3. Tenslotte bezatzij
nog een tweetal sitsen rokken, en diverse sitsen manteltjes waaronder drie witte, één groen en één geel exemplaar.De kinderen van het echtpaar Schim beschikten,
in
tegenstellingtot
hunouders, over weinig sits.
Vooral
in
de
garderobevan Maria en
Elisabethtreffen we sits aan (onder andere ztrarte en witte rokken). De laatstgenoemde
dochter bezat tevens een 'gestreept ginganne pak'. Jorina Schim had slechts
één 'rood sitsen zakje', voor het overige moest
zij
zich tevreden stellen met r41,eenvoudige, al dan niet bedrukte, katoenen kleren.
In
een van de kasten vt,ir
Hendrik
schim
bevondzich
tevens nog een 'A¡abische gestreepte gestikte vrouwenrok' alsmede een'lichte
Engelse sitsen vrouweirouwrok, en$ßi!
'zt¡tarte sitsen vrouwenmantel'.
Dezi
kledingstukken hebbenhoogstwaflf*
schijnlijk
toebehoord aan Hendrik's eerste vrouw.In
de raden bovenin hei
kabinet bevond
zich
nog een stukwitte
sits samen met een ,ongemaaktË sitsenrok
metde
voering'.Dat
sitsen stoffen kostbaar warenen
dus çls moeite van het zuinig bewaren waard brijkt wer uit hetgrg"g"u.n
dat zich ittde kast tevens een 'stuk oud sits, bevond.
.
.In. tegenstelling tot het bezit aan porselein was het voorkomen van sitse *in huishoudens minder argemeen.
zo
zien we te Maassruis dat hetpercenta$d 'rijke'boedels waarin sits voorkomt tot aan circa
1775 gestadig toeneemt, tot
ruim.
90
vo terwijr van de huishoudensuit
de middengr"oefen niet meerdan
maximaal
60%
zich eigenaar mocht noemen van Aziatisõh textier.ook
irtDoesburg
is
het verschil tussen consumptieniveau3
(rijk)
en niveau2
(mcl_ daal) significant.In
het raatste kwart van de achttienà"""u*
rijkt
er, zowelin
Maassluis alsin
Doesburg, sprakete
zijn van een afname:in
aile con-sumptieniveausloopt het
aantal boedels met sitsen terug.Een belangrijke verklaring hiervoor
kan
zijn
dat het
aandeervan de Éurop.r"
bedruktc katoenen imitatie-sitsen toenam. Aangezien nog steedsin
àe ueschrijvingennadrukkelijk sprake
is
van
sitsen,is
rret onderscheidvoor de
tijdgenotenduidelijk
geweest.De
kwariteitvan de
Europese sitsenis
waarschijnlijk destijds van dien aard geweest dat men ook in d'e niet
oug.r¡r.r"
(feest)drachtinlandse
of
Engerse katoen heeft gebruikt.In
de
roop vande
negentiende
eeuw
wordt
deze nabootsingvan
het Aziatische textìel gewoon ,sits, ge-noemd, zonder nader onderscheid.zo
kon het dan ook gãbeurendat
,sits,een kenmerkend en niet meer weg te denken element
*rid
in
vere ,typisch,Nederlandse streekdrachten.
In
hei zuiden van de Republiekis
dezetextiel_
soort evenwel nooit zodanig ingeburgerd dat we er
ii
de streekdrachten nog sporen van terugvinden. Deze omstandigheid komt wonderwel overeen met het beeld dat de oirschotse boederbescÀrijvingen ons bieden. Ardaar troffenwe
slechtsdrie
boeders aan (1752, 1,776en
17g6) waarinsprake
is
van,vooral rode, sits (een sprei, twee jakken en een japon).
constateren we
in
het voorkomen van sitsgioà
,égionare verschilren, watde
aantallensits
betreftper
huishouden (gesterddãt
men ùberhaupt sits bezat),blijkt
er
een grote mate van overeenkomst tussende
verschillende consumptieniveaus.zo
bezit zelfs de elitein
Maassluis gemiddeldniet meer
dan tien stuks sits. De hierboven besproken familie schim behoorde met het bezit
van 28
stukstot
een kleine bevoorrechte groep.Het
grootste aantalsitsen troffen we aan
bij
een rijke smidin
Maassluis,namet¡t 3g stuks. Hoe pregnant de geografische verschillen
zijn
brijkt goed uit grafiek6, waarin het
erlandse oirschot nagenoeg niet voorkomt en
in
Doesburg de eersteingenvan,sits,pasinLTlgvoorkomenbijdenotabelefamilie
,
Zi
arcegen de siis evenwelniet
als kleding maar gebruikten deze re siof alsleken (sprei). Het eerste Aziatische kledingstuk in Doesburgwol, een 'japonse tabberd voor de dag" treffen we voor het eerst aan ln
,
Ook
in
Maassluis treffenwe
de
eerste vermeldingvan
een sltsen ingstuk pasin
het laatste kwart van de zeventiende eeuw aan, te weten tsltsenjurk'
in een schoenmakershuishoudenin
1687'geografische en sociaal'culturele dynamiek
$tatus van asiatica
in
de Republiek der Verenigde Nederlandenverander-in
de loop van de vroegmodernetijd
van ware rariteittot min
of
meerärrr.rr.o
huisraad. Dat dezá obligate uitspraakin zijn
algemeenheidjuist
is, mO*riã
het
geheel geen recht doet aande
sociaal-culturele dynamiek en $eOgrafische verschillen binnen de Nederlandse samenleving van de zeven-.'ä*nã. en achttiende eeuw,is
geblekenbij
eenin
het kader vandit
artikell';;;;"";"n
nadere analyse van overgeleverde boedelbeschrijvingenuit
drie,:Verr"niff"nde plaatsen. Hãt in het westelijk kustgebied gelegen vissersplaatsje
Maassluis was, vergeleken
met
de
plaatsen Doesburgen
Oirschotin
de respectievelijk oostelijke en zuidelijke landgewesten,wat
betreft bezit van porseteinen
textieluit tt.t
Verre Oosten destijds het meestvoorlijk'
NietAtl".n
beschikte men daarin
een vroegef stadium over deze noviteiten, ze warenook
ruimer verspreid over de verschillende sociale groepen. Tevens konden huishoudensin
Maassluis zich gemiddeld met meef stuks porselein en sits omgeven danin
de twee andere plaatsen. Daarbij steekt vooral het inde Generaliteitslanden gelegen Oirschot schril af: de asiatica bleven aldaar in de regel slechts
uoo$nou¿en
aan de kleine lokale toplaag,die
overigens uoo,ã"n
groot deel bestonduit
niet-inheemse bestuurders, ambtenaren en predikanten. Doesburg bekleedtin
deze configuratie een typischetussenposi-iie,
waarbij de lokale notabele families echter pasin
de eerste helft van de achttiende eeuw steeds meer konden beschikken over Asiatische pronk- en gebruiksvoorwerpen. Het algemene beeld zoals we dat uit dehandboeklitera-tuur
kennenis
met andere woorden slechts geldigvoor
de
stedenin
de gewesten Hollanden
zeeland en,in
mindere mate, voor het,wat
mode en ievensstijl betreft, urbaan beinvloedde platteland in het westelijke kustgebied'De
landgewesten laten, alswe
mogen afgaanop
onze beperkte steekproef' een geheel ander beeld zien. Het oosten van de Republiek kende een vertra-ging-van een à twee generaties, waarbij overigens wel een innovatiebereid-heid te onderkennen uãtt U¡ de verschillende sociale groepen.In
hetzuidelij-r43 142
dn*l van de Nederlandse samenleving treffen we evenwel nauwelijks een up
tot
innovatie en diffusie y1noblecfn.uit
het.Verre
O,:tt:l^::l::
bevolking beschikte aldaartot
in
het begin vande
negentiendei O.ttt,
blauw en bedrukt katoen als nabootsing van porselein en sitsen' waren deze chinoiserieën dievoor
de middengroepen alsmede voor de udige handwerkslieden en boeren in de tweede helft van de achttiendebesLhikbaar kwamen om de aankleding van lichaam en woning overeen
laten stemmen met
de
heersende mode onder de vermogenden. Hierbij ,len een tweetal mechanismen een belangrijkerol.
Enerzijds kunnen weö;ú.,*
dat de asiatica en chinoiserieën een prominente functie vervullenlrìlJ;
;r";entarie
van familie en individuin
de samenlevingin
dezin
die.
ölrffn,J"
heeft beschreven voor hedendaagse samenlevingen. Anderzijds zienìlör-
åri-
o"t- strerren naar distinctieen
groepsafbakening aanvankelijk een i,gterk. drijfueer vormde voor elites om zich te omringen met de prestigieuze|
Õosterse voorwerpen. Toen deze zakenin
het laatste kwart van de achttiende4.
Tuitkan met oor. chinees porselein (hoogte 2g,g cm.), (coilectie MuseumBoymans-van Beuningen. Rotterdam, Afdeling Kunstnijverheiá
ei
vormgeving). Deachtkantige kan is in china gebruikt voor sale, rijstrvijn. De langgerekte vorm zou als voorbeeld gaan dienen voor Europese koffiepoiten. De pors"tãiln"n kan is onder het glazuur
in
blauw geschilderd met een combinatie uunchin"r.
en Europesemotieven.
u,u*,"o*.linorigineelalsinimitatie,beschikbaarkwamenvoorgrote
groepenindesamenlevingkeerdenjuistdemeestvermogendenzichafvanãeze ,alledaagse' object"n
dit
voor hen van tekenwaarde, zoals Bourdieu zoustellen, waren veranderd.
De
elites profileerdenzich nu
bij
voorkeur met andere materiële middelen, zoals kol,oniale meubels gemaakt van exotische houtsoortenof
de
exclusieve FranseLodewijk-
en
Empire meubels met zeldzame finerenen
verfijnde marquetterieën.In
de
boedelbeschrijvingen worden de aanduiding"n uãn de asiaticain
de loop van de achttiende eeuwdanooksteedsminderuiwoerigenaccuraat;met.namewordthetonder-scheid tussen 'echt' en imitatie Ui¡tUaar van minder'belang voor de
(teken)-waarde van de inboedels.
In
studies naar de Noordwestduitse materiële cultuur van de (vroeg)mo-dernetijd
wordt, daar waar het innovaties betreft, veelvuldig verwezen naar de invloed van de Republiek en-
in
mindere mate-
Engeland op de diffusie vannieuwegebruiksvoorwerpenenwerktuigen.Zowordtveronderstelddat op het gebieã van de landbouw bijvoorbeeld de wanmolen, de graanharp en het dorsblokin
de
loop van de zeventiende eeuw vanuit de westelijke en noordelijke kustgebieden uun de Republiekzijn
doorgedrongenin
sleeswijkHolsteiia. Wat
asiatica betreft zienwe
in
de meer continentale delen van Noordwesteufopa een vertraagde introductie van bijvoorbeeld porseleinbij
det45
elites alsmede een lager diffusietempo.
Zo
beschrijft Ruth Mohrmann httpijnlijke
dilemma van de hoogste hofbeambtenin
de regio Braunschweigltr
de periode 1730-7750:
tin
was voor hen te gewoon geworden, porselein wusnog
onbereikbaaren zilver kon
men
niet in de
gewensteen
benodigde hoeveelheden aande
gasten voorschotelen. Deze groep bevondzich
mc{andere woorden
in
een netelige tussenpositie.Zij
dienden zichte
spiegelenaan de toonaangevende hofkringen maar konden hun serviezen in onvoldoeR,.
de
mate voorzienvan de
ferbegeerde asiatica.In
de
tweedehelft
van cldachttiende eeuw wordt
dit
materiaal ('echt'of
imitatie) echter ook voor hontoegankelijk, maar treffen we het nog steeds zelden aan
bij
de middenklassenen boeren25.
In
de Republiek, alwaar omstreeks 1750 een gegoede boer uitde
kustgewestenmeer
porselein
kon
bezitten
dan
"ãn
hoveling
inBraunschweig, zou de diffusie evenwel geheel anders verlopen.
In de historiografie wordt aan de hofcultuur een dynamiserende
rol
toege-dicht:
aldaarwerd
de toon
gezet.De
adellijke hoven waren, althans inFrankrijk
en de
Duitse territoria, innovatiecentravan
waaruitde
verdere diffusie plaatsvond. Het ontbreken van een specifieke en pregnantehofcul-tuur
in
de
Republiekwordt
in
de
literatuur danook
vaak aangehaald alsverklaring
voor de
weinig
exuberanteen
welhaast ingetogen burgerlijke cultuur van de Nederlandse samenleving. Daarbijwordttan
getreet vooiu¡ gegaan aan het gegeven dat vele Hollandse binnenhuizenwat
huisraad endecoratie betreft destijds de vergelijking met
de
adellijke hoven heel wel konden doorstaan, zekerwat
asiatica betreft.waren
op
het
continent deregionale hoven brandpunten van innovatie en diffusie;
voor
de Republiek gold dat met name de kustgewesten de rol van innovatiecentrumin
Europees perspectief vervulden. Dat daarbij de regionale en sociale verschillen binnende Republiek over het hoofd werden gezien hoeven we de buitenlanders, die zich destijds verwonderden over de luxe en rijkdommen die alhier voet aan
wal
zetten,niet
kwalijk te
nemen.Dat
Nederlandse historici evenwel nogsteeds
niet
gevoeliglijken
te
zijn voor
deze essentiële geografische eã sociaalculturele differentiatie en de daarmee gepaard gaande tãmpoverschillenin
de vormgeving van het bestaan,is
opmerkòlijk. De geschiedenis van de Republiekblijkt
ook
hier
weer diepgaand vertekend dãorhet
traditionele Hollandocentrische en urbane perspectief.wat
wetenwe
eigenlijk van ,derest van Nederland' in de vroegmoderne tijd?
:
i
J,[i. Voll*"¡, E'J. Keall, E' Nagai-Berthrong' Si/k roads - China ships (An exhibition of,;,,
þlorr*"r,
trade. Handbook to accompany an exhibitian heldat
the Royal ,^,,-) OntarioFtt¡nnn'iiìÏÏi,'
,ä_í"nii"-'t-r-trt4,
roronio 1e83) 11s, !22, r3r, r35; chinn und Europa':.Ëltinaversttindnis und. chinamotle im 17. und 18. Jahrhun'derf (Berlin 1973); T\'
wijsen-i bcek-otthuis, 'vreemd en eigen: ontwikkelingen in de
*:ol-
-*.
tïl:Ï-lï:. t:"i:i:
i'il,fi;ä"*"¿o* tTtl"
zestËnde tot de negentiende eeuw" in P' te Boekhorst' P' Burke' ::: W. Frijhoff fr"¿.1,c'ü"'
"i
*oot"noppi¡ in N.edertald,!to! !!l,Oly"l"t."j*it::
ii,,innrj'iõ_;ù:
i.
Hartkamp-Jonxis,'Sit*
.n
katoendruk, handel en fabricage tn f,ìr:,Nederland', in idem f"ã.j, ttÅ. oost-west relaties in,texti.etjzwou:.}.2!oo1; H' vanZuthem, 'Boeren "n burg"rs in katoen', in Hartkamp-Jonxis (red')' Sits-6.4-75
Vgl. G. Rooijakkers, 'Ongemeen vernuftig..en naarstig' De Republiek der Verenigde Nederlanden als innovatiecJntrum vân mateiiele cultuur uit het Verre ooosten',
volkskun-dig bulletin 15 (1989) 1-33'
Paul[æser,WestöstlicheLandwirtschaft'KutturbeziehungenzwischenEuropa,dem
vorderen orient und dem Fernen osten, aufgezeigt an landwirtschaflichen Geräten und
Arbeitsvorgängen,inW.Koppers(red.),FestschriftPublicationd,Hommage,offerteau
P.W. Schmiù\Mödling bei Wien 1928) 416-484 DagTrotzig, Treskeredskap (Stockholm l:943) .
G.Wiegelmann,'Nou"tion'phasenderlandlj:liTSachkulturNordwestdeutschlandsseit
ISOO' , i"¡trrnrift für Volkskunde 72 (1976) I77-2W' atdaar 109-115' 6.
7.
Wiegelmann, N ov ationsphas en, 1'16-128'
GeciteerdbijC.M.Cipolla,BeforethelndustrialRevolution.Europeansocietyand economy, 1000-1700 g,onaán SSO¡' Ze7 vgl' ook P' Burke' Venice and Amsterdam (London 1976).
A.
ò.
Wl.g"lmann, 'Die Sachkultur Mitteleuropas"in G'
Wiegelmann'Heilfurth, Votkskunde, Eine Einführung (Berlin |977) 97-|3|, aldaar Innavationszentren.
9.
R. Muchembled, D¿ uininding van de moderne mens. cotlectief gedrag, zeden,gewoon-rcnengevoelswereldvandemiddeleeuwentotdeFranseRevolutie(Amsterdam1991)'
302.
l0.Daarnaastls,metnamevoorDoesburg,tevenseenbeperktaantalopenbareverkopingen ingevoerd.Voorditond","o"kzijneenpaarinventarissenenverkopingenbuitenbeschou-wing gelaten ¿ie evi¿ent onuottålg waien. winkelinventarissen zijn met enige terughou-dendheid ger"aopteegJ'anwege helmogelijk vertekenende effect van de winkelvoorraad' 11. L. Noorde graaf & rn-. w¡seíueek-olthuis, 'De wereld ontsloten. Aanvoer van rariteiten
naarNederland',inE'Bergvelt&R'Kistemaker(red')'Deweret!binnenhandbereik'
Nederlandse kunst- en roriteitenr"rromelingen, 1585--1735 (Zwolle-Amstetdam 1992)'
39-rz.
il'C"fm
an, The presentation of self in everyilny /r/e (N3w York 1959)' Vgl' ook H'Dibbits, ,The presentation of serf
in
earry modem Doesburg, paper for theESTER-conference on material cultuå' consumption, standard of living and tife style (16th- 2oth centuries) (Wageningen, L993)'
13. Th. wijsenbeek-oltil;, 'D" ínvloed van de,.voc op het dagelijks leven in Delft" in
H'L'
Houtzager e.a. (reo'j,
bel¡
e'
de Oostindische Compagnie (Amsterdam 1987) 99-717' aldaar 109.146
M. Zender, G.
123-12'7; idem,