• No results found

De maatschap als instrument van familiale vermogensplanning na het nieuwe wetboek van vennootschappen en verenigingen

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "De maatschap als instrument van familiale vermogensplanning na het nieuwe wetboek van vennootschappen en verenigingen"

Copied!
49
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

1

DE MAATSCHAP ALS INSTRUMENT

VAN FAMILIALE

VERMOGENSPLANNING NA HET

NIEUWE WETBOEK VAN

VENNOOTSCHAPPEN EN

VERENIGINGEN

Aantal woorden: 13 539

Fleur Vanschoubroek

Studentennummer: 01301866

Promotor: Prof. dr. Bael Jan Commissaris: Dhr. Devos Stan

Masterproef voorgelegd voor het behalen van de graad van master in het notariaat Academiejaar: 2019 - 2020

(2)

2

Inhoudstafel

INHOUDSTAFEL ... 2

DANKWOORD ... 3

INLEIDING ... 4

DEEL I. DE MAATSCHAP : ALGEMENE OMKADERING ... 5

HOOFDSTUK 1.BEGRIPSOMSCHRIJVING EN TOEPASSELIJKE REGELGEVING ... 5

HOOFDSTUK 2.KENMERKEN VAN DE MAATSCHAP ... 7

HOOFDSTUK 3.GELDIGHEIDSVOORWAARDEN ... 9

Afdeling 1. Meerhoofdigheid ... 9

Afdeling 2. Inbreng ... 10

Afdeling 3. Vermogensvoordeel en winstverdeling ... 12

Afdeling 4. Algemene geldigheidsvoorwaarden ... 13

HOOFDSTUK 4.VORMVOORWAARDEN BIJ OPRICHTING VAN DE MAATSCHAP ... 13

Afdeling 1. Inschrijving KBO ... 14

Afdeling 2. Aanhouden van een boekhouding en opstellen van een jaarrekening ... 15

Afdeling 3. Onderworpen aan de UBO-regelgeving ... 18

HOOFDSTUK 5.BESTUUR EN AANSPRAKELIJKHEID MAATSCHAP ... 21

Afdeling 1. Zaakvoerders ... 21

Afdeling 2. Algemene vergadering ... 23

Afdeling 3. Aansprakelijkheid ... 24

HOOFDSTUK 6.EINDE MAATSCHAP ... 25

Afdeling 1. Opzegging maatschap of terugtrekking uit maatschap ... 26

Afdeling 2. Overlijden maten ... 27

DEEL II. DE MAATSCHAP ALS INSTRUMENT VAN FAMILIALE VERMOGENSPLANNING ... 28

HOOFDSTUK 1.DE MAATSCHAP ALS CONTROLEVEHIKEL ... 28

HOOFDSTUK 2.ACTIVA BINNEN EEN MAATSCHAP GERICHT OP FAMILIALE VERMOGENSPLANNING ... 30

HOOFSTUK 3.SCHENKING VAN VERMOGEN EN DE BURGERLIJKE MAATSCHAP ... 31

Afdeling 1. Schenking van vermogen voorafgaandelijk of na oprichting van de maatschap ... 32

Afdeling 2. Afwezigheid van schenking voorafgaandelijk aan de oprichting van de maatschap ... 33

Afdeling 3. Inbreng in maatschap met voorbehoud van vruchtgebruik ... 34

HOOFDSTUK 4.FISCALE ASPECTEN ... 34

Afdeling 1. Registratiebelasting, inkomstenbelasting en BTW ... 34

Afdeling 2. Schenkingsbelasting en erfbelasting ... 35

BESLUIT ... 43

(3)

3

Dankwoord

Vooreerst bedankt aan professor Bael voor zijn immer boeiende lessen en onuitputbare verhalen, wat de lessen niet alleen des te interessanter maakten maar de praktijk steeds een stukje dichter brachten, steeds een stukje tastbaarder maakten.

Vervolgens bedankt aan mijn medestudenten in het notariaat om een groentje, komende van de KULeuven, aan de UGent zo een warm welkom te geven en mij ondanks corona toch meermaals, een weliswaar virtueel, hart onder de riem te steken. Om mij ondanks de ‘solitariteit’, mij toch een groot gevoel van solidariteit te geven. En om er, op ongetwijfeld meerdere vlakken, een onvergetelijk jaar van te maken.

Dan toch wel een dikke merci aan mijn vriend om mij onvoorwaardelijk, vermoedelijk tot vervelens toe, te blijven helpen als word weer meer eens iets doet dat ik niet gevraagd heb. Of beter, meer dan eens iets niet doet wat ik wél gevraagd heb.

Last but not least, bedankt aan mijn ouders! Voor het leveren van de nodige comfortfood en cola-zero die mij als nachtuil door die ochtendlijke thesis uren hebben gesleurd. Bedankt om steeds (maar met momenten op anderhalve meter) achter mij te staan. Bedankt voor dit maar vooral bedankt voor zoveel meer. Ik hoop ooit terug te kunnen doen wat jullie voor mij hebben gedaan.

2020 mag dan wel de geschiedenis ingaan als ‘het jaar van corona’ maar voor mij is 2020 een prachtige afsluiter van een nog prachtiger tijdperk geweest maar ook een start voor een nieuw, hopelijk even mooi of nog mooier, hoofdstuk. Let’s go.

(4)

4

Inleiding

1. Waar het leven vergankelijk is, geldt dit in gelijke mate voor het vermogen. Een centrale aandacht gaat binnen de successieplanning uit naar de overdracht van dit vermogen binnen de familie of naar derden toe. Diverse instrumenten worden hierbij gehanteerd, onder meer het huwelijkscontract, het testament, maar ook de familiale vennootschap wint hierbij aan belang. In deze masterproef wordt het gebruik van de maatschap als instrument van familiale vermogensplanning geanalyseerd.

2. TOENEMEND BELANG MAATSCHAP - Sinds het laatste decennium van de vorige eeuw kent de maatschap een steeds ruimer toepassingsgebied.1 Vooral binnen het kader van het familiaal vermogensrecht wint deze vennootschapsvorm aan belang. Het bewustzijn is gegroeid dat deze vennootschapsvorm op verschillende wijzen een nuttig instrument kan zijn in het kader van de successieplanning en ruimer op het vlak van de vermogensplanning.2 Zoals uit analyse binnen deze masterproef zal blijken, brengt de maatschap verschillende voordelen met zich mee voor de familiale vermogensplanning. De maatschap laat een combinatie toe van de vermogensrechtelijke mogelijkheden van organisatie van een onderliggend vermogen (met behoud van controle), gekoppeld aan discretie en gematigde fiscale behandeling van het vermogen en inkomsten van natuurlijke personen.3

3. HERVORMING VAN HET VENNOOTSCHAPSRECHT– Recentelijk, op 1 mei 2019, trad het nieuwe Wetboek van Vennootschappen en Verenigingen in werking (hierna WVV). Het nieuwe wetboek heeft tot doel de regelgeving eenvoudiger, flexibeler en aantrekkelijker te maken voor ondernemingen.4 Dit geldt evenzeer voor de maatschap, hoewel er geen sprake is

1 D. DE MAREZ en B. KEIRSBILCK, “De maatschap als instrument van successieplanning” in X.,

Vennootschapsrecht, Brugge, die Keure, 2012, (1) 1; A. GABRIELS, “Artikel 387 BW dichterbij bekeken – het

uitsluiten van ouderlijk genots- en beheersrecht bij schenking of testament?”, Not. Fisc. M. 2011, afl. 6, (150) 163.

2 D. DE MAREZ en B. KEIRSBILCK, “De maatschap als instrument van successieplanning” in X.,

Vennootschapsrecht, Brugge, die Keure, 2012, (1) 1.

3 P. LALEMAN, “De burgerlijke maatschap uitgeklaard”, TEP 2007, (267) 267; D. DE MAREZ en B.

KEIRSBILCK, “De maatschap als instrument van successieplanning” in X., Vennootschapsrecht, Brugge, die Keure, 2012, (1) 2; W. PINTENS, C. DECLERCK, J. DU MONGH en K. VANWINCKELEN, Familiaal

vermogensrecht, Antwerpen, Intersentia, 2010, 1313; A. GABRIELS, “Artikel 387 BW dichterbij bekeken – het

uitsluiten van ouderlijk genots- en beheersrecht bij schenking of testament?”, Not. Fisc. M. 2011, afl. 6, (150) 163.

4 T. FRANSEN, R. DELBROEK en S. VLAMINCK, Vennootschap in pocket, Mechelen, Kluwer, 2019, 5; D.

BRULOOT, H. DE WULF en K. MARESCEAU, “Hervorming vennootschapsrecht”, NJW 2018, afl. 383, (414) 414; D. BRULOOT, H. DE WULF, K. MARESCEAU en L. VAN COILLIE., “Het nieuwe Wetboek van Vennootschappen en Verenigingen: overzicht en enkele pijnpunten”, Not.Fisc.M.2019, afl. 7, (222) 223.

(5)

5 van ingrijpende veranderingen onder de WVV voor de maatschap.5 Deze eenvoudige regelgeving is in het bijzonder ook voor de maatschap in ruime mate van aanvullende aard.6 Dit laat toe de structuur en werkzaamheden van de maatschap aan te passen aan de specifieke noden van elk geval.7 Hierbij wordt het fiscale recht in zekere zin uitgenodigd om aan boord te komen. Er is sprake van een toenemende interactie tussen het fiscale recht en het vennootschapsrecht.8 Bijgevolg zal in deze masterscriptie de maatschap als instrument voor familiale vermogensplanning niet louter uit vermogensrechtelijke invalshoek, maar evenzeer vanuit fiscaalrechtelijke invalshoek benaderd worden.

Deel I. De maatschap : algemene omkadering

4. In een eerste deel wordt dieper ingegaan op de definiëring van de maatschap, haar kenmerken en de geldigheids- en vormvoorwaarden om een maatschap tot stand te brengen. Eveneens wordt het bestuur van de maatschap besproken en de hieraan gekoppelde aansprakelijkheid. Ten slotte worden ook de diverse beëindigingswijzen van de maatschap behandeld. Deze elementen worden slechts beknopt toegelicht, waar noodzakelijk om vervolgens in een volgend hoofdstuk het belang van de maatschap binnen het kader van de familiale vermogensplanning toe te lichten.

Hoofdstuk 1. Begripsomschrijving en toepasselijke regelgeving

5. DE MAATSCHAP ALS CONTRACT – Op grond van artikel 1:5 WVV is de maatschap een vennootschap zonder rechtspersoonlijkheid. De maatschap blijft als enige personenvennootschap zonder rechtspersoonlijkheid onder de WVV behouden.9 De maatschap wordt gedefinieerd in artikel 4:1 WVV. Dit artikel definieert de maatschap als “een

overeenkomst waarbij twee of meer personen zich verbinden om hun inbrengen in gemeenschap

5 A. VAN ZANTBEEK, “Is de maatschap nog een optimale controlestructuur bij familiale vermogensplanning”,

Patrimonium 2019, (253) 268.

6 G. DE NEEF, “Controle”. Het vennootschapsrecht als objectieve bondgenoot bij vermogensplanning”, TEP

2019, afl. 2, (177) 177.

7 D. DE MAREZ en B. KEIRSBILCK, “De maatschap als instrument van successieplanning” in X.,

Vennootschapsrecht, Brugge, die Keure, 2012, (1) 2; K. GEENS en M. WYCKAERT, Verenigingen en vennootschappen, Deel II, De vennootschap. A. Algemeen Deel, Beginselen van Belgisch Privaatrecht, Mechelen,

Kluwer, 2011, 696.

8 G. DE NEEF, “Controle”. Het vennootschapsrecht als objectieve bondgenoot bij vermogensplanning”, TEP

2019, afl. 2, (177) 177.

9 D. BRULOOT, H. DE WULF en K. MARESCEAU, “Hervorming vennootschapsrecht”, NJW 2018, afl. 383,

(6)

6

te brengen, met het oogmerk het rechtstreekse of onrechtstreekse vermogensvoordeel dat daaruit kan ontstaan, met elkaar te delen. Zij wordt in het gemeenschappelijk belang van de partijen aangegaan.” Uit deze definitie komt duidelijk naar voor dat de maatschap niet echt een

vennootschap kan worden genoemd, gezien deze geen rechtspersoonlijkheid heeft. De maatschap is in het WVV de enige vennootschap zonder rechtspersoonlijkheid.10 De maatschap is louter een contract tussen partijen (infra rn. 13). Indien de oprichters van een maatschap een rechtspersoon willen oprichten, dan moet worden gekozen voor een vennootschap onder firma (VOF) of een commanditaire vennootschap (Comm. F., in wezen de stille maatschap met rechtspersoonlijkheid).11 Deze vormen worden echter in deze masterproef niet nader geanalyseerd.

6. DE MAATSCHAP ALS ONDERNEMING - Artikel I, 1, lid 1 WER definieert een onderneming als (a) iedere natuurlijke persoon die zelfstandig een beroepsactiviteit uitoefent, (b) iedere rechtspersoon en (c) iedere andere organisatie zonder rechtspersoonlijkheid. De maatschap wordt ook beschouwd als een onderneming, met de nodige gevolgen en verplichtingen van dien.12 Door de wet van 15 april 2018 houdende hervorming van het ondernemingsrecht13 werd namelijk het onderscheid tussen burgerlijke en handelsvennootschappen definitief afgeschaft.14 Alle vennootschappen worden ondernemingen, zonder onderscheid naar doel of naar soort uitgevoerde activiteit.15 Deze afschaffing brengt de kwalificatie van de maatschap als onderneming met zich mee.16

7. AANVULLEND RECHT – De regelgeving, van toepassing op de maatschap, is in hoofdzaak van aanvullend recht. Indien in de statuten van de maatschap niet in een afwijkende regeling

10 D. VAN GERVEN, “Een nieuw wetboek van vennootschappen en verenigingen”, Vermogensplanning in de

praktijk 2018, afl. 3, (4) 8; D. BRULOOT, H. DE WULF, K. MARESCEAU en L. VAN COILLIE., “Het nieuwe

Wetboek van Vennootschappen en Verenigingen: overzicht en enkele pijnpunten”, Not.Fisc.M., afl. 7, (222) 226.

11 D. VAN GERVEN, “Een nieuw wetboek van vennootschappen en verenigingen”, Vermogensplanning in de

praktijk 2018, afl. 3, (4) 8; A. VAN ZANTBEEK, “Is de maatschap nog een optimale controlestructuur bij

familiale vermogensplanning”, Patrimonium 2019, (253) 269.

12 T. FRANSEN, R. DELBROEK en S. VLAMINCK, Vennootschap in pocket, Mechelen, Kluwer, 2019, 93. 13 Wet van 15 april 2018 houdende hervorming van het ondernemingsrecht, BS 27 april 2018.

14 D. BRULOOT, H. DE WULF, K. MARESCEAU en L. VAN COILLIE., “Het nieuwe Wetboek van

Vennootschappen en Verenigingen: overzicht en enkele pijnpunten”, Not.Fisc.M. 2019, afl. 7, (222) 224.

15 D. BRULOOT, H. DE WULF en K. MARESCEAU, “Hervorming vennootschapsrecht”, NJW 2018, afl. 383,

(414) 416; M. JANSSENS DE BISTHOVEN, “De ‘burgerlijke maatschap’ is dood. Leve de ‘maatschap-onderneming’?”, VIP 2018, (18) 18.

16 T. FRANSEN, R. DELBROEK en S. VLAMINCK, Vennootschap in pocket, Mechelen, Kluwer, 2019, 93; A.

VAN ZANTBEEK, “Is de maatschap nog een optimale controlestructuur bij familiale vermogensplanning”,

(7)

7 wordt voorzien, dan gelden deze bepalingen van gemeen aanvullend recht. Dit brengt een ruime vrijheid in hoofde van de partijen met zich mee.17

Hoofdstuk 2. Kenmerken van de maatschap

8. INTUÏTU PERSONAE – Het intuïtu personae karakter is eigen aan de maatschap. De overeenkomst wordt gesloten specifiek tussen bepaalde personen, waarbij men houdt aan deze eigenheid van de maten. Dit brengt met zich mee dat indien een bepaalde persoon wenst toe te treden tot de maatschap, het akkoord van alle maten of een afwijkend akkoord conform de statuten vereist is.18 Dit persoonlijk karakter van de maatschap leidt er verder toe dat de delen van de maatschap niet overdraagbaar zijn, behoudens unaniem akkoord van alle maten. Het

intuïtu personae karakter heeft verder ook als gevolg dat de maatschap normaal gezien eindigt

bij overlijden (tenzij uitdrukkelijk anders overeengekomen), onvermogen of onbekwaamverklaring van een vennoot. Op de beëindiging van de maatschap wordt daarentegen verder in deze masterproef dieper ingegaan (infra rn. 48 en verder).

9. DOELVERMOGEN – In artikel 4:13 WVV wordt het concept doelvermogen wettelijk bevestigd.19 De goederen die worden ingebracht in een vennootschap en die voortkomen uit de vennootschapsactiviteit vormen een onverdeeld vermogen tussen de vennoten (infra rn. 10). De goederen die het vennootschapsvermogen vormen zijn bestemd voor de activiteit van de vennootschap. De vennoten mogen geen rechten op deze goederen laten gelden die strijdig zijn met de bestemming ervan. Deze invulling van het doelvermogen zal onder meer gevolgen met zich meebrengen voor de aansprakelijkheid van de vennoten (infra rn. 46).

Zoals hierboven reeds werd vermeld, heeft de maatschap geen rechtspersoonlijkheid (supra rn. 5).20 Dit houdt in dat een maatschap rechtstreeks handelt via haar vennoten. Deze vennoten komen steeds ten persoonlijke titel tussen. Doordat de maatschap geen rechtspersoonlijkheid heeft, heeft de maatschap ook geen vermogen. Er is sprake van een vrijwillige en duurzame

17 M. DELBOO, “De familiale burgerlijke maatschap”, Not. Fisc. M. 2003, (265) 266.

18 A. NIJS, A. VAN ZANTBEEK en A. VERBEKE, Vermogensplanning. Praktisch en eenvoudig, Roeselare,

Intersentia, 2012, 163; W. PINTENS, C. DECLERCK, J. DU MONGH en K. VANWINCKELEN, Familiaal

vermogensrecht, Antwerpen, Intersentia, 2010, 1313.

19 D. BRULOOT, H. DE WULF, K. MARESCEAU en L. VAN COILLIE., “Het nieuwe Wetboek van

Vennootschappen en Verenigingen: overzicht en enkele pijnpunten”, Not.Fisc.M. 2019, afl. 7, (222) 226; A. VAN ZANTBEEK, “Is de maatschap nog een optimale controlestructuur bij familiale vermogensplanning”,

Patrimonium 2019, (253) 269; M. JANSSENS DE BISTHOVEN, “De ‘burgerlijke maatschap’ is dood. Leve de

‘maatschap-onderneming’?”, VIP 2018, (18) 22.

(8)

8 onverdeeldheid in gemeenschappelijk belang.21 Een zaakvoerder moet steeds dit algemeen belang behartigen. Indien dit niet gebeurt, dan kan verzocht worden om een voorlopig bewindvoerder aan te stellen.22

Deze doelgebonden onverdeeldheid wordt ook wel vergeleken met een niet-opengevallen nalatenschap.23 Het vermogen van de maatschap behoort in onverdeeldheid toe aan de maten. Deze onverdeeldheid is niet beperkt in de tijd.24 Dit volgt uit artikel 4:3 WVV: “Indien de

overeenkomst niets bepaalt over de duur van de maatschap, wordt zij geacht voor onbepaalde duur te zijn aangegaan”.

Het onverdeeld karakter van het vermogen kan echter belangrijke gevolgen met zich meebrengen, ook in het kader van de familiale vermogensplanning. Indien de statuten niet nader bepalen welk deel aan welke maat toekomt, dan worden de delen vermoed gelijk te zijn. Indien een maatschap wordt opgericht door ouders met kind, zou dit met zich meebrengen dat bij overlijden van de ouders deze gelijke delen in de nalatenschap terecht komen en dus aan successierechten onderhevig zijn.25 Het verdient dan ook de voorkeur in ongelijke delen te voorzien, waarbij de meerderheid van de delen in handen van het kind ligt. Op deze problematiek wordt dieper ingegaan in deel 2 van deze masterproef.

10. FLEXIBILITEIT – Zoals uit verdere analyse zal blijken, kenmerkt de maatschap zich door een ruime flexibiliteit en grote contractuele vrijheid (supra rn. 7).26 Zo bestaat er de mogelijkheid om te voorzien in een ongelijk stemrecht en in een ongelijke winst verdeling (infra rn. 20).

21 Cass. 12 november 1935, Pas. 1935, 48; Rb. Gent 21 juni 2011, RW 2013-14, 708; Gent 6 oktober 2014, NJW

2015, 365.

22 Gent 5 september 2018, T. Not. 2018, afl.1, 60.

23 M. JANSSENS DE BISTHOVEN, “De ‘burgerlijke maatschap’ is dood. Leve de ‘maatschap-onderneming’?”,

VIP 2018, (18) 22.

24 J. VANANROYE, “Slingerende toerekening: de zakelijke rechten van een maatschap”, TRV 2014, (233) 248;

J. VANOVERBEKE, “De familiale burgerlijke vennootschap – Een instrument voor successieplanning”, TFR 2000, (607) 610; M. DELBOO, “De familiale burgerlijke maatschap”, Not. Fisc. M. 2003, (265) 270.

25 P. BAERVOETS, “Subtiele mélange van vennootschaps- en privévermogen” in M. DELBOO, G. DEKNUDT

en S. NELIS, Vermogensplanning en burgerlijke maatschap: uw 65 antwoorden, Antwerpen-Oxford, Intersentia, 2010, (92) 96; A. GUIGUI, “La société civile de droit commun comme outil de transmission de patrimoine mobilier à perspective successorale”, RGF 2011, afl. 3, (14) 16.

26 F. HERTEN en W. COPPENS, “De overdracht van familiale ondernemingen en vennootschappen in het Vlaams

Gewest. De langverwachte omzendbrief brengt geen totale duidelijkheid en laat nog ruimte voor discussie en subjectieve beoordeling door de Vlaamse Belastingdienst”, AFT 2012, Vol. 11, (24) 30; A. GABRIELS, “Artikel 387 BW dichterbij bekeken – het uitsluiten van ouderlijk genots- en beheersrecht bij schenking of testament?”,

(9)

9 11. DISCRETIE – Aanvankelijk werd de maatschap omwille van de beperkte vormvoorschriften bij de oprichting gekenmerkt door een ruime discretie inzake haar bestaan, haar maten en haar vermogen.27 Uit verdere analyse zal blijken dat door de hervorming van het ondernemingsrecht deze discretie in zekere zin is afgezwakt. Vaak echter wordt in de statuten van de maatschap een ruime discretieplicht in hoofde van de maten opgelegd.28

Hoofdstuk 3. Geldigheidsvoorwaarden

12. Door de regelgever worden vier geldigheidsvoorwaarden naar voor geschoven die moeten in acht worden genomen bij het oprichten van een maatschap, nl. de meerhoofdigheid, het winstoogmerk en de winstverdeling, geoorloofd voorwerp en inbreng. Deze voorwaarden gelden naast de voorwaarde van de affectio societatis, in de rechtspraak gedefinieerd. Deze

affectio societatis houdt in dat er een wil moet zijn om zich te verenigen rond een

gemeenschappelijk doel, iets samen in gemeenschap te brengen en die winst die daaruit voortvloeit onderling te verdelen.29

Afdeling 1. Meerhoofdigheid

13. VERPLICHTING TOT MEERHOOFDIGHEID – Eén van de vernieuwingen van het WVV is de verruiming van de mogelijkheden tot het oprichten van een éénpersoonsvennootschap. Deze mogelijkheid geldt echter niet in hoofde van de maatschap.30 Op grond van artikel 4:1 WVV dient de maatschap namelijk door twee of meer personen worden opgericht. De maatschap is

27 A. VAN ZANTBEEK, “Is de maatschap nog een optimale controlestructuur bij familiale vermogensplanning”,

Patrimonium 2019, (253) 253.

28 P.-A. HOCKE, “Ver te verkiezen boven allerhande exotische structuren” in M. DELBOO, G. DEKNUDT en S.

NELIS, Vermogensplanning en burgerlijke maatschap: uw 65 antwoorden, Antwerpen-Oxford, Intersentia, 2010, (178) 178.

29 Cass. 26 oktober 1989, RW 1989-90, 64; Gent 5 december 2011, TRV 2015, 748; Antwerpen 5 december 2016,

RW 2017-18, afl. 8, 308; F. MAGNUS, La société de droit commun, Brussel, Larcier, 2015, 63-64; D. VAN

GERVEN, “Affectio societatis als constitutief bestanddeel” (noot onder Gent 22 maart 2010 en Gent 21 september 2009), TRV 2010, (418) 427-430.

30 D. VAN GERVEN, “Een nieuw wetboek van vennootschappen en verenigingen”, Vermogensplanning in de

praktijk 2018, afl. 3, (4) 8; D. BRULOOT, H. DE WULF en K. MARESCEAU, “Hervorming

(10)

10 namelijk een overeenkomst.31 Deze vereiste van meerhoofdigheid is van openbare orde.32 Deze personen dienen handelingsbekwaam te zijn.

14. DUURZAME VERPLICHTING TOT MEERHOOFDIGHEID – Deze verplichting tot meerhoofdigheid geldt voor de volledige duur van het bestaan van de maatschap. Indien er niet langer sprake is van meerhoofdigheid, brengt dit de ontbinding van rechtswege van de maatschap met zich mee.33 Dit leidt ertoe dat indien ouders met een enig kind een maatschap oprichten en wensen dat deze maatschap blijft verder bestaan na hun overlijden, aan een derde een deelgerechtigheid in de maatschap moet worden toegekend. Een maatschap wordt niet louter eenhoofdig door overlijden van één van de partijen. Er is verder ook sprake van eenhoofdigheid indien één persoon het vruchtgebruik heeft over alle aandelen en een andere persoon beschikt over de blote eigendom van deze aandelen. Ditzelfde principe geldt indien meerder personen beschikken over het vruchtgebruik en slechts één persoon over de integrale blote eigendom. Indien daarentegen meerdere personen beschikken over de blote eigendom en één persoon over het vruchtgebruik, dan is er sprake van meerhoofdigheid. Indien er namelijk meerdere personen over de blote eigendom beschikken, dan oefent elke van deze blote eigenaars samen met de persoon die over het vruchtgebruik beschikt de rechten uit van volle eigenaar, waardoor er sprake is van meerdere personen binnen de maatschap.34

Afdeling 2. Inbreng

15. NOODZAAK TOT INBRENG – Verder bepaalt artikel 1:1 WVV dat een vennootschap, bijgevolg ook een maatschap op grond van artikel 1:5, §1 WVV, wordt opgericht bij een rechtshandeling door één of meer personen, vennoten genaamd, die een inbreng doen. Een

31 A. GABRIELS, “Artikel 387 BW dichterbij bekeken – het uitsluiten van ouderlijk genots- en beheersrecht bij

schenking of testament?”, Not. Fisc. M. 2011, afl. 6, (150) 164.

32 S. DEVOS, “Een maatschap is maatwerk”, TRV 2001, (263) 268 en 281; M. GIJBELS, A. VAN GEEL en I.

VERHULST, “Enkele aandachtspunten bij de oprichting en de werking van een Belgische burgerlijke maatschap”,

VIP 2015, (4) 5; P. BAERVOETS, “Subtile mélange van vennootschaps- en privévermogen” in M. DELBOO, G.

DEKNUDT en S. NELIS, Vermogensplanning en burgerlijke maatschap: uw 65 antwoorden, Antwerpen-Oxford, Intersentia, 2010, (92) 93; C. BLINDEMAN, “De private stichting en de maatschap tegen het licht gehouden van de successieplanning” in B. DE MEULENAERE (ed.), Het (on)vermogen tot planning, Brussel, Larcier, 2013, (198) 214; M. DELBOO, “De familiale burgerlijke maatschap”, Not. Fisc. M. 2003, (265) 268.

33 M. GIJBELS, A. VAN GEEL en I. VERHULST, “Enkele aandachtspunten bij de oprichting en de werking van

een Belgische burgerlijke maatschap”, VIP 2015, (4) 5; P. BAERVOETS, “Subtile mélange van vennootschaps- en privévermogen” in M. DELBOO, G. DEKNUDT en S. NELIS, Vermogensplanning en burgerlijke maatschap:

uw 65 antwoorden, Antwerpen-Oxford, Intersentia, 2010, (92) 93; C. BLINDEMAN, “De private stichting en de

maatschap tegen het licht gehouden van de successieplanning” in B. DE MEULENAERE (ed.), Het (on)vermogen

tot planning, Brussel, Larcier, 2013, (198) 214; M. DELBOO, “De familiale burgerlijke maatschap”, Not. Fisc. M. 2003, (265) 268.

34 S. PEEL, “Efficiënt, eenvoudig en discreet” in M. DELBOO, G. DEKNUDT en S. NELIS, Vermogensplanning

(11)

11 inbreng is met andere woorden noodzakelijk.35 De inbreng is de handeling waarbij een persoon iets ter beschikking stelt van een op te richten of een bestaande vennootschap, met het oogmerk vennoot ervan te worden of zijn aandeel in de vennootschap te vergroten, en derhalve deel te nemen in de winst.36 De inbrengverbintenis heeft geen zakelijk karakter. De loutere wilsovereenstemming doet de inbrengverbintenis ontstaan.37 De inbreng kan zowel in geld, in natura (lichamelijk of onlichamelijk goed), als in nijverheid (arbeid of diensten) plaatsvinden.38

16. INBRENG IN EIGENDOM OF GENOT - Wanneer geopteerd wordt voor een inbreng in geld of in natura, dan kan dit in eigendom of in genot plaatsvinden. De inbreng gebeurt in eigendom wanneer de eigendom van de goederen wordt overgedragen aan de maatschap. De inbreng gebeurt in genot wanneer het geld of de goederen enkel ter beschikking wordt gesteld van de vennootschap zodat zij ervan gebruik kan maken en de opbrengst ervan kan genieten.39

17. INBRENG VAN ROERENDE OF ONROERENDE GOEDEREN – Zowel roerende of onroerende goederen kunnen in de maatschap worden ingebracht. De maatschap wordt in hoofdzaak gehanteerd voor de inbreng van roerende goederen. Indien namelijk onroerende goederen worden ingebracht in de maatschap dient rekening te worden gehouden met het registratierecht van overgang40 en met het verdelingsrecht41. Indien men aan deze problematiek wenst tegemoet te komen, kan worden geopteerd voor vastgoedcertificaten door middel van een tussengeschoven emissievennootschap.42

18. OMVANG VAN DE INBRENG IN DE MAATSCHAP – Iedere maat dient een inbreng te doen. Er geldt echter geen vereiste van evenwaardigheid, proportionaliteit of gelijkwaardigheid van de inbreng.43

35 A. GABRIELS, “Artikel 387 BW dichterbij bekeken – het uitsluiten van ouderlijk genots- en beheersrecht bij

schenking of testament?”, Not. Fisc. M. 2011, afl. 6, (150) 164.

36 Art. 1 :8, §1 WVV.

37 D. DE MAREZ en B. KEIRSBILCK, “De maatschap als instrument van successieplanning” in X.,

Vennootschapsrecht, Brugge, die Keure, 2012, (1) 6; M. DELBOO, “De familiale burgerlijke maatschap”, Not. Fisc. M. 2003, (265) 266.

38 Art. 1 :8, §2 WVV; A. GABRIELS, “Artikel 387 BW dichterbij bekeken – het uitsluiten van ouderlijk genots-

en beheersrecht bij schenking of testament?”, Not. Fisc. M. 2011, afl. 6, (150) 164.

39 Art. 1 :8, §3 WVV.

40 Art. 117 W. Reg. iuncto art. 2.9.1.0.3 VCF. 41 Art. 2.10.1.0.1 VCF iuncto art. 2.10.4.0.1 VCF.

42 A. HAELTERMAN, Vermogensorganisatie : een beknopte inleiding, Leuven, KULeuven, 2019, 66.

43 Kh. Dendermonde 9 februari 2012, T. Not. 2013, 34 ; S. DEVOS, “Een maatschap is maatwerk”, TRV 2001,

(263) 269; A. GUIGUI, “La société civile de droit commun outil de transmission de patrimoine mobilier à perspective successorale” , RGF 2011, afl. 3, (14) 16.

(12)

12 Afdeling 3. Vermogensvoordeel en winstverdeling

19. OMSCHRIJVING – Een maatschap dient te worden opgericht met als één van haar doelen een rechtstreeks of onrechtstreeks vermogensvoordeel uit te keren of te bezorgen.44 Het is aanbevolen dit winstoogmerk op te nemen in de preambule of in de artikelen zelf van de statuten van de maatschap.45 Een winstoogmerk kan diverse vormen aannemen, bijvoorbeeld onder meer een kostenbesparing in hoofde van de leden van de maatschap.46

20. WINSTVERDELING – Er dient niet enkel sprake te zijn van een winstoogmerk, maar evenzeer moet worden overgegaan tot de verdeling van deze winst.47 Dit brengt met zich mee dat de statuten van de maatschap niet mogen bepalen dat steeds tot een reservering van de winst wordt overgegaan.48 Indien de statuten geen nadere bepaling inzake winstverdeling bevatten, dan is ieders aandeel in de winst evenredig met de geleverde inbreng. De overeenkomst tot oprichting van de maatschap kan daarentegen ook het aandeel van de vennoten in de winsten en verliezen bepalen, alsook in het vennootschapsvermogen in geval van ontbinding. Er kan gekozen worden voor een ongelijke winstverdeling. Indien een maat slechts zijn nijverheid heeft ingebracht, dan wordt zijn aandeel bepaald alsof zijn inbreng in de maatschap gelijk is aan de kleinste inbreng anders dan in nijverheid.49

21. BIJDRAGE IN HET VERLIES: VERSOEPELD LEONIJNS BEDING ONDER WVV – Onder het voormalige wetboek van vennootschappen moest elke vennoot niet enkel deelnemen in de winst, maar ook in het verlies bijdragen. Deze regel had tot gevolg dat afspraken tussen maten waarin één van het verlies werd vrijgesteld absoluut nietig waren. Dit betekende dat evenmin was toegelaten de garantie dat in geval van verlies, de betrokken maat door de andere maten werd vergoed. De rechtspraak van het Hof van Cassatie beoogde een afzwakken van deze

44 Art. 1 :1 WVV ; H. DE PAGE, Traité élémentaire de droit civil belge, Brussel, Bruylant, 1975, 73 ; M.

JANSSENS DE BISTHOVEN, “De ‘burgerlijke maatschap’ is dood. Leve de ‘maatschap-onderneming’?”, VIP 2018, (18) 19.

45 M. DELBOO, “De familiale burgerlijke maatschap”, Not. Fisc. M. 2003, (265) 266; A. GUIGUI, “La société

civile de droit commun outil de transmission de patrimoine mobilier à perspective successorale », RGF 2011, afl. 3, (14) 16.

46 P. BAERVOETS, “Subtiele mélange van vennootschaps- en privévermogen” in M. DELBOO, G. DEKNUDT

en S. NELIS, Vermogensplanning en burgerlijk maatschap: uw 65 antwoorden, Antwerpen, Oxford-Intersentia, 2010, (92) 92; M. DELBOO en S. NELIS, “Burgerlijke maatschap en administratiekantoor: controlevehikels bij uitstek in een klassieke successieplanning” in L. MAES, H. DE CNIJF en L. DE BROECK, Fiscaal praktijkboek

2008-2009, Mechelen, Kluwer, 2008, (117) 137.

47 A. GABRIELS, “Artikel 387 BW dichterbij bekeken – het uitsluiten van ouderlijk genots- en beheersrecht bij

schenking of testament?”, Not. Fisc. M. 2011, afl. 6, (150) 164.

48 H. DE PAGE, Traité élémentaire de droit civil belge, Brussel, Bruylant, 1975, 74. 49 Art. 4 :4 WVV.

(13)

13 regelgeving, wat rechtsonzekerheid met zich meebracht. Het WVV wenst aan dit knelpunt tegemoet te komen door enkel nog de uitsluiting van de deelname in de winst van een maat te verbieden. Let wel, in geval van misbruik, kan de benadeelde maat terugvallen op het verbintenissenrecht.50

Afdeling 4. Algemene geldigheidsvoorwaarden

22. ALGEMENE GELDIGHEIDSVOORWAARDEN - Ten slotte dient er ook bij de oprichting van een maatschap voldaan te worden aan de algemene geldigheidsvoorwaarden van een overeenkomst.51 Er dient sprake te zijn van wilsovereenstemming, bekwaamheid, bepaald voorwerp en geoorloofde oorzaak De maatschap moet op grond van artikel 4:2 WVV een geoorloofd voorwerp hebben.52

Hoofdstuk 4. Vormvoorwaarden bij oprichting van de maatschap

23. AFWEZIGHEID VAN BINDENDE VORMVOORSCHRIFTEN: DISCRETIE MAATSCHAP - De maatschap kenmerkt zich door een afwezigheid van publiciteit en formaliteiten. Concreet betekent dit dat de oprichting van een maatschap niet moet gebeuren bij notariële akte, indien er geen onroerende goederen in de maatschap worden ingebracht. Met het oog op het bewijs verdient het de aanbeveling een geschrift op te maken van zowel de oprichting als de statuten van de maatschap. De statuten vertonen een ruime flexibiliteit en kunnen onderhands opgesteld en gewijzigd worden. Dit laat een ruime discretie toe bij het hanteren van de maatschap, gezien eventuele statutenwijzigingen, benoemingen en ontslagen niet moeten worden bekend gemaakt. Echter wordt enigszins aan deze vormvrijheid en discretie gedeeltelijk ingeboet onder de WVV en het hervormd ondernemingsrecht.53

50 Art. 4 :2 WVV ; D. VAN GERVEN, “Een nieuw wetboek van vennootschappen en verenigingen”,

Vermogensplanning in de praktijk 2018, afl. 3, (4) 8.

51 Art. 1108 BW; A. GABRIELS, “Artikel 387 BW dichterbij bekeken – het uitsluiten van ouderlijk genots- en

beheersrecht bij schenking of testament?”, Not. Fisc. M. 2011, afl. 6, (150) 164.

52 A. MEYUS, Werken met een maatschap. Hoe optimaal uw vermogen overdragen naar de volgende generatie?,

Tips & Advies Dossiers, Leuven, Indicator, 2015, 3.

53 M. JANSSENS DE BISTHOVEN, “De ‘burgerlijke maatschap’ is dood. Leve de ‘maatschap-onderneming’?”,

(14)

14 Afdeling 1. Inschrijving KBO

24. INSCHRIJVING KBO – Door de Wet tot hervorming van het ondernemingsrecht wordt enigszins aan discretie ingeboet. Deze wet brengt een verplichte inschrijving van de maatschap in de Kruispuntbank voor Ondernemingen (KBO) met zich mee.54 Artikel III.49 WER bepaalt namelijk dat elke onderneming in de zin van artikel I.1(b) en (c) WER verplicht zijn om zich voor de aanvang van hun activiteiten in te schrijven in de hoedanigheid van inschrijvingsplichtige onderneming. Artikel I, 1, lid 1 WER definieert een onderneming als (a) iedere natuurlijke persoon die zelfstandig een beroepsactiviteit uitoefent, (b) iedere rechtspersoon en (c) iedere andere organisatie zonder rechtspersoonlijkheid. Onder deze laatste categorie valt de maatschap.55 De maatschap wordt een ondernemingsnummer toegekend.56 Pas zodra de maatschap een ondernemingsnummer heeft, mag ze haar activiteiten opstarten.57 Het ondernemingsnummer moet op alle documenten van de maatschap worden vermeld. De procedure tot inschrijving in de KBO, via een ondernemingsloket, is eenvoudig en niet duur.58

25. VERPLICHTE REGISTRATIE VAN DE VOLGENDE GEGEVENS – De KBO is een databank van de FOD Economie waarin alle basisgegevens van ondernemingen worden opgenomen.59 Op grond van artikel 2 van het KB van 22 juni 200360 moeten de volgende gegevens worden geregistreerd: ondernemingsnummer (indien reeds toegekend), (handels)benaming, verzoeker, e-mailadres of telefoonnummer van verzoeker, verschillende voorgenomen activiteiten, aanvangsdatum van de opgegeven activiteiten, volledige adres zetel / vestigingseenheden, naam, voornaam en rijksregisternummer van personen die het bewijs hebben geleverd van vereiste ondernemersvaardigheden (indien niet door de verzoeker zelf bewezen) en de nummers van de financiële rekeningen.

54 R. SCHIPPERS, “De registratie van uw maatschap in het UBO-register: de klok tikt”, Vermogensplanning in

de praktijk 2019, afl. 3, (62) 62; M. JANSSENS DE BISTHOVEN, “De ‘burgerlijke maatschap’ is dood. Leve de

‘maatschap-onderneming’?”, VIP 2018, (18) 25; A. VAN ZANTBEEK, “Is de maatschap nog een optimale controlestructuur bij familiale vermogensplanning”, Patrimonium 2019, (253) 258.

55 MvT Wetsontwerp houdende hervorming van het ondernemingsrecht, Parl. St. Doc. 54 2828/001, 12; D.

BRULOOT, H. DE WULF en K. MARESCEAU, “Hervorming vennootschapsrecht”, NJW 2018, afl. 383, (414) 416.

56 Art. 257 en 260 Wet Hervorming Ondernemingsrecht; R. SCHIPPERS, “De registratie van uw maatschap in het

UBO-register: de klok tikt”, Vermogensplanning in de praktijk 2019, afl. 3, (62) 62.

57 R. SCHIPPERS, “De registratie van uw maatschap in het UBO-register: de klok tikt”, Vermogensplanning in

de praktijk 2019, afl. 3, (62) 62.

58 M. JANSSENS DE BISTHOVEN, “De ‘burgerlijke maatschap’ is dood. Leve de ‘maatschap-onderneming’?”,

VIP 2018, (18) 25.

59 A. VAN ZANTBEEK, “Is de maatschap nog een optimale controlestructuur bij familiale vermogensplanning”,

Patrimonium 2019, (253) 259.

60 KB van 22 juni 2003 betreffende de inschrijving, wijziging en doorhaling van de inschrijving van handels- en

(15)

15 26. GEVOLG: BEPERKTE INBOETEN AAN DISCRETIE - Het inboeten aan discretie is echter beperkt. Een maatschap kan op ondernemingsnummer, naam (bv. familienaam), activiteit (NACEBEL-code + specificatie (buur)gemeente), toelating (bv. accountant IAB + specificatie (buur)gemeente) of adres (precieze adres) worden opgezocht in de KBO. Overheden, besturen, diensten of andere instanties (voor zover noodzakelijk voor de uitvoering van wettelijke en reglementaire opdrachten) kunnen de gegevens uit de KBO raadplegen. Dit geldt ook voor natuurlijke personen, rechtspersonen of entiteiten (KBO public search). De vrijgegeven informatie beperkt zich echter tot het volgende: ondernemingsnummer, naam maatschap, adres zetel, nabecel-code (activiteit), begindatum en naam zaakvoerder(s). Verdere informatie inzake omvang en vermogen van de maatschap of verdeling van kapitaal wordt daarentegen niet vrijgegeven.61 Evenmin worden de identiteit van de vennoten en de statuten vrijgegeven. De statuten moeten namelijk zoals reeds eerder werd vermeld nergens worden neergelegd of gepubliceerd. Indien men echter een optimale confidentialiteit wenst te waarborgen, moet worden geopteerd voor een fictieve naam in hoofde van de maatschap. Indien er geen referentie is naar de familienaam, zal het voor derden moeilijker zijn om het bestaan van de maatschap te achterhalen. Bovendien is het zo dat indien er geen maatschappelijke benaming bestaat, de namen van alle maten als maatschappelijke benaming wordt gehanteerd. Indien men de discretie nog meer wenst te waarborgen, is het aanbevolen om met een algemeen lasthebber te werken. In dat geval dient enkel zijn naam te worden gepubliceerd en niet de naam van alle maten.62

Afdeling 2. Aanhouden van een boekhouding en opstellen van een jaarrekening

27. BOEKHOUDING – Ten gevolge van de Wet tot hervorming van het ondernemingsrecht is de maatschap een boekhoudplichtige onderneming.63 Artikel III.82 WER bepaalt dat elke onderneming een boekhouding dient te voeren, die passend is voor haar aard en omvang. Er kan verwezen worden naar het ontwerp CBN-advies van 4 maart 2020 inzake de

61 A. VAN ZANTBEEK, “Is de maatschap nog een optimale controlestructuur bij familiale vermogensplanning”,

Patrimonium 2019, (253) 259.

62 Ibid., 260.

63 Art. III.82, §1 WER ; R. SCHIPPERS, “De registratie van uw maatschap in het UBO-register: de klok tikt”,

(16)

16 boekhoudkundige verplichtingen van de maatschap.64 Deze verplichtingen gelden onmiddellijk voor een nieuw opgerichte maatschap sinds 1 november 2019. Voor een bestaande maatschap geldt deze voor het eerste volledige boekjaar dat aanvangt vanaf 1 mei 2019, voor boekjaren per kalenderjaren geldt deze verplichting vanaf 1 januari 2020. Men kan zich de vraag stellen naar de gevolgen voor de familiale maatschap. Naar mening van bepaalde auteurs is deze invloed eerder beperkt. Maatschappen hadden vaak reeds de gewoonte een boekhouding aan te houden, zeker indien het beheerde vermogen aanzienlijk was. Deze verplichting brengt dus niet noodzakelijk een grote verandering met zich mee in de praktijk volgens JANSSENS DE BISTHOVEN.65 VAN ZANTBEEK oordeelt echter dat de gevolgen aanzienlijk zijn, aangezien in de praktijk voorheen de meest verscheiden vormen van boekhouding voorkwamen (lopende van een staat van uitgaven en inkomsten tot een louter bancair overzicht …). Alle maatschappen zijn nu verbonden een boekhouding aan te houden die aan een aantal minimumvereisten dient te voldoen. Dit brengt hogere kosten met zich mee.66

28. VEREENVOUDIGDE OF DUBBELE BOEKHOUDING – Als algemeen principe geldt dat een dubbele boekhouding moet worden gevoerd op grond van artikel III.84 WER.67 Deze verplichting geldt voor alle ondernemingen. Echter de wijze waarop een boekhouding gevoerd moet worden, is mede afhankelijk van de omzet van de maatschap.68 Een vereenvoudigde boekhouding is op grond van artikel III.85 WER toegelaten, wanneer de maatschap over een omzet van minder dan 500.000 € beschikt.69 De omzet wordt bij de dubbele boekhouding gedefinieerd in artikel 3:90, I.A. KB WVV.70 Onder omzet wordt verstaan het bedrag van de verkoop van goederen en de levering van diensten aan derden, in het kader van de gewone bedrijfsuitoefening van de vennootschap, onder aftrek van de op de verkoopprijs in de handel toegestane kortingen (afslag, ristorno, rabat). Een andere definitie wordt naar voor geschoven

64 Commissie voor boekhoudkundige normen, CBN-advies 2020/XX – De boekhoudkundige verplichtingen van

de maatschap, https://www.cbn-cnc.be/nl/adviezen/de-boekhoudkundige-verplichtingen-van-de-maatschap-ontwerp. Op dit advies kan gereageerd worden tot en met 26 mei 2020.

65 M. JANSSENS DE BISTHOVEN, “De ‘burgerlijke maatschap’ is dood. Leve de ‘maatschap-onderneming’?”,

VIP 2018, (18) 28.

66 A. VAN ZANTBEEK, “Is de maatschap nog een optimale controlestructuur bij familiale vermogensplanning”,

Patrimonium 2019, (253) 263.

67 M. JANSSENS DE BISTHOVEN, “De ‘burgerlijke maatschap’ is dood. Leve de ‘maatschap-onderneming’?”,

VIP 2018, (18) 27.

68 R. SCHIPPERS, “De registratie van uw maatschap in het UBO-register: de klok tikt”, Vermogensplanning in

de praktijk 2019, afl. 3, (62) 62.

69 Art. III.83-85 WER; artikel 1 KB 21 oktober 2018 tot uitvoering van de artikelen III.82 tot en met III.95 van het

Wetboek van Economisch recht, BS 29 oktober 2018; R. VAN BOVEN, “Ontwikkelingen rond de burgerlijke maatschap”, Accountancy actualiteit 2018, nr. 13, (1) 5.

(17)

17 bij een vereenvoudigde boekhouding. Hierbij kan worden verwezen naar het CBN-advies 2019/11 van 16 oktober 2019. Artikel I.1, 16 WER bepaalt dat omzet voor de ondernemingen die een vereenvoudigde boekhouding voeren als volgt wordt gedefinieerd: het bedrag van de andere dan niet-recurrente ontvangsten. Dit betekent dat enkel recurrente ontvangsten in aanmerking komen. Naar mening van het ontwerp CNB-advies van 4 maart 2020 wordt met recurrent bedoeld dat het gaat om courant voorkomende ontvangsten voor de betrokken entiteit die dus niet uitzonderlijk zijn. De ontvangsten (dus niet opbrengsten) zijn gelijk aan alle ontvangsten ongeacht of deze een opbrengst uitmaken in de zin van een boekhouding gevoerd volgens regels van het dubbel boekhouden. Volgens deze definitie wordt de grens van € 500.000 sneller bereikt.

29. VEREENVOUDIGDE BOEKHOUDING – Een vereenvoudigde boekhouding brengt met zich mee dat drie dagboeken moeten worden bijgehouden: een financieel dagboek, een inkoopdagboek en een verkoopdagboek.71 Alle verrichtingen moeten getrouw, volledig en naar tijdsorde worden ingeschreven in de dagboeken. Gedagtekende verantwoordingsstukken moeten worden bijgehouden. Deze dagboeken moeten 7 jaar worden bijgehouden.72

30. DUBBELE BOEKHOUDING – Indien niet wordt voldaan aan de voorwaarden van een vereenvoudigde boekhouding, moet een dubbele boekhouding worden aangehouden. Deze bevat elke transactie volgens de beginselen van het dubbel boekhouden.

31. JAARLIJKSE INVENTARIS EN INTERNE JAARREKENING - Naast de boekhouding dient de maatschap evenzeer een jaarrekening bij te houden. Op basis van de dubbele boekhouding of dagboeken wordt deze jaarrekening op het einde van het jaar opgesteld.73 Deze jaarrekening moet niet worden neergelegd of publiek gemaakt, dit noch bij de Nationale Bank van België, noch bij de ondernemingsrechtbank en dit ongeacht de grootte van de maatschap.74 De jaarlijkse

71 Art. III.85, §1 WER.

72 Art. III.86 WER; M. JANSSENS DE BISTHOVEN, “De ‘burgerlijke maatschap’ is dood. Leve de

‘maatschap-onderneming’?”, VIP 2018, (18) 27; R. VAN BOVEN, “Ontwikkelingen rond de burgerlijke maatschap”,

Accountancy actualiteit 2018, nr. 13, (1) 5.

73 M. JANSSENS DE BISTHOVEN, “De ‘burgerlijke maatschap’ is dood. Leve de ‘maatschap-onderneming’?”,

VIP 2018, (18) 27-28.

74 A. HAELTERMAN, Vermogensorganisatie: een beknopte inleiding, Leuven, KULeuven, 2019, 68; M.

JANSSENS DE BISTHOVEN, “De ‘burgerlijke maatschap’ is dood. Leve de ‘maatschap-onderneming’?”, VIP 2018, (18) 28; A. VAN ZANTBEEK, “Is de maatschap nog een optimale controlestructuur bij familiale vermogensplanning”, Patrimonium 2019, (253) 264.

(18)

18 inventaris moet een opgave bevatten van alle bezittingen, rechten, vorderingen, schulden, verplichtingen en eigen middelen.

32. PROPORTIONELE INTEGRATIEMETHODE – De vennoot van een maatschap die zelf een boekhoudkundige onderneming is, moet zijn deelname aan deze vennootschap ook zelf opnemen in zijn boekhouding volgens de proportionele integratiemethode. Dit houdt in dat de verrichtingen van de maatschap niet integraal moeten worden hernomen.

33. AANDACHTSPUNT VOOR FAMILIALE VENNOOTSCHAPPEN DIE EEN EFFECTENPORTEFEUILLE AANHOUDEN – Er geldt een bijzonder aandachtspunt voor familiale vennootschappen die een effectenportefeuille aanhouden waarvan het beheer aan een externe vermogensbeheerder werd gegeven. Volgens de regels van het dubbel boekhouden meten alle transacties die deze vermogensbeheerder uitvoert in naam en voor rekening van de maatschap, worden aangemerkt als verrichtingen van de maatschap zelf en individueel worden opgenomen in deze dubbele boekhouding.

Afdeling 3. Onderworpen aan de UBO-regelgeving

34. UBO-REGELGEVING – De kwalificatie als onderneming brengt met zich mee dat de maatschap evenzeer onderworpen is aan de ultimate beneficial owners, uiteindelijke begunstigden, (UBO)-regelgeving, zoals opgenomen in de Antiwitwaswet.75 Deze regelgeving kwam tot stand als preventief instrument in de strijd tegen het witwassen van geld en het financieren van terrorisme. Door deze regelgeving werd een nationaal register van uiteindelijke begunstigden van vennootschappen en andere juridische entiteiten ingevoerd, namelijk het UBO-register.76 Dit register heeft als doelstelling dat van elke vennootschap, vzw of juridische entiteit duidelijk is wie de touwtjes in handen heeft.77 Concreet brengt dit met zich mee dat de

75 Wet van 18 september 2017 tot voorkoming van het witwassen van geld en de financiering van terrorisme en

tot beperking van het gebruik van contanten, BS 6 oktober 2017; Art. 1 :33 WVV ; D. VAN GERVEN, “Een nieuw wetboek van vennootschappen en verenigingen”, Vermogensplanning in de praktijk 2018, afl. 3, (4) 9; D. GOENS,

Data protection bij financiële instellingen, Antwerpen, Intersentia, 2018, 406; S. GABRIEL en G.D.

GOYVAERTS, “Het UBO-register een verstoorde balans tussen transparantie en privacy”, VIP 2017, afl. 3, (24) 26; M. JANSSENS DE BISTHOVEN, “De ‘burgerlijke maatschap’ is dood. Leve de ‘maatschap-onderneming’?”,

VIP 2018, (18) 26; R. VAN BOVEN, “Ontwikkelingen rond de burgerlijke maatschap”, Accountancy actualiteit

2018, nr. 13, (1) 5; A. VAN ZANTBEEK, “Is de maatschap nog een optimale controlestructuur bij familiale vermogensplanning”, Patrimonium 2019, (253) 265.

76 Art. 73 Antiwitwaswet. 77 Art. 4, 27° Antiwitwaswet.

(19)

19 UBO van de maatschap dienen te worden bekend gemaakt bij de Administratie van de Thesaurie ter opname in het UBO-register.78

35. UBO - Deze UBO dienen geïdentificeerd te kunnen worden, alsmede moet ook de exacte omvang van hun participatie in de maatschap worden meegedeeld. Als uiteindelijke begunstigden van een vennootschap worden ten eerste aangemerkt de natuurlijke personen die rechtstreeks of onrechtstreeks meer dan 25% van de stemrechten of van het eigendomsbelang (aandelen/kapitaal) in de vennootschap houden. Enkel de personen die rechtstreeks of onrechtstreeks over een toereikend percentage aan zeggenschap of controle beschikken over de maatschap, moeten met andere woorden worden geregistreerd in het UBO-register. Met toereikend percentage wordt elke natuurlijke persoon bedoeld die meer dan 25% van het kapitaal of van de stemrechten beschikt.79 Ten tweede vallen onder de UBO de natuurlijke personen die zeggenschap uitoefenen over deze vennootschap via andere middelen, bv. feitelijke zeggenschap over de vennootschap, recht om de meerderheid van de leden van het bestuurs-, beleids- of toezichthoudend orgaan van een vennootschap te benoemen of te ontslaan. Ten slotte vallen onder de UBO eveneens de natuurlijke personen die behoren tot het hoger leidinggevend personeel, indien geen van de personen hierboven vermeld is geïdentificeerd of indien er enige twijfel bestaat of de geïdentificeerde persoon of personen de uiteindelijke begunstigde(n) is, respectievelijk zijn. Ter illustratie kan gewezen worden op de CEO, voorzitter van het directiecomité, zaakvoerder…

36. BIJZONDER AANDACHTSPUNT VOOR DE MAATSCHAP – Volgende vraag kan in het bijzonder bij de maatschap aan de oppervlakte komen. Quid indien een persoon louter vruchtgebruik of louter blote eigendom heeft. Worden deze beiden of slechts één van beide als UBO aangewezen? De wet is hieromtrent onvoldoende duidelijk. Diverse meningen kunnen worden aangetroffen in de rechtsleer.80 Zoals hierboven reeds werd vermeld is een UBO de natuurlijke persoon die rechtstreeks of onrechtstreeks meer dan 25% van de stemrechten of van het eigendomsbelang in de vennootschap aanhoudt. Het stemrecht ligt vooral bij de vruchtgebruiker bij een maatschap, maar statutair vaak mede-stemrecht aan de blote eigenaar

78 R. SCHIPPERS, “De registratie van uw maatschap in het UBO-register: de klok tikt”, Vermogensplanning in

de praktijk 2019, afl. 3, (62) 62.

79 R. SCHIPPERS, “De registratie van uw maatschap in het UBO-register: de klok tikt”, Vermogensplanning in

de praktijk 2019, afl. 3, (62) 63.

80 R. VAN BOVEN, “Ontwikkelingen rond de burgerlijke maatschap”, Accountancy actualiteit 2018, nr. 13, (1)

(20)

20 (bv. voor statutenwijziging). Het eigendomsbelang wordt als volgt geëvalueerd. De vruchten (bv. dividenden) zijn voor de vruchtgebruiker, de meerwaarden (na ontbinding of verkoop) zijn

pro rata voor vruchtgebruiker en blote eigenaar. Dit brengt met zich mee dat zowel de

vruchtgebruiker (als deze meer dan 25% van de stemmen aanhoudt) als blote eigenaar (als deze meer dan 25% van de aandelen aanhoudt) moeten worden opgenomen in het UBO-register.81

37. GEGEVENS OPGENOMEN IN HET UBO-REGISTER – De volgende gegevens worden opgenomen in het UBO-register: naam, voornaam, geboortedatum, nationaliteit, land en verblijf, verblijfsadres en rijksregister. Verder worden eveneens opgenomen de datum waarop de persoon UBO is geworden, de categorie en de omvang van het belang.82 Het delen van de exacte omvang van de participatie kan een risico vormen voor de discretie, één van de typische en aantrekkelijke kenmerken van de maatschap.83

38. TOEGANKELIJKHEID INFORMATIE UBO-REGISTER - Deze informatie is toegankelijk voor elke burger bij het voorleggen van het KBO-nummer of de naam van de maatschap, mits het betalen van een zekere vergoeding.84 Ook hier blijkt duidelijk dat het hanteren van een fictieve naam de discretie van de maatschap kan bevorderen. De toegankelijkheid van de informatie kan echter conform artikel 16 van het uitvoeringsbesluit inzake het UBO-register worden beperkt. De Administratie van de Thesaurie kan per geval en na gedetailleerde analyse van het uitzonderlijke karakter van de omstandigheden, indien door de betrokken uiteindelijke begunstigde wordt aangetoond dat die toegang blootstelling aan een onevenredig risico, een risico op fraude, ontvoering, chantage, afpersing, pesterijen, geweld of intimidatie inhoudt of indien de uiteindelijke begunstigde minderjarig of anderszins handelingsonbekwaam is, de toegang tot het register beperken.85 Voor de maatschap, waar vaker minderjarigen bij betrokken zijn, brengt dit met zich mee dat deze minderjarigen wel nog steeds moeten geregistreerd worden, maar de gegevens van deze minderjarigen zijn niet voor iedereen zichtbaar. Deze gegevens zijn louter zichtbaar voor de bevoegde autoriteiten.

81 A. VAN ZANTBEEK, “Is de maatschap nog een optimale controlestructuur bij familiale vermogensplanning”,

Patrimonium 2019, (253) 265.

82 Art. 3, §1 KB 30 juli 2018 betreffende de werkingsmodaliteiten van het UBO-register, BS 14 augustus 2018. 83 M. JANSSENS DE BISTHOVEN, “De ‘burgerlijke maatschap’ is dood. Leve de ‘maatschap-onderneming’?”,

VIP 2018, (18) 26.

84 Art. 6 KB van 30 juli 2018 betreffende de werkingsmodaliteiten van het UBO-register, BS 31 oktober 2018,

64620 (hierna Uitvoeringsbesluit UBO-register).

85 Art. 16, § 2 Uitvoeringsbesluit UBO-register; M. JANSSENS DE BISTHOVEN, “De ‘burgerlijke maatschap’

(21)

21

Hoofdstuk 5. Bestuur en aansprakelijkheid maatschap

Afdeling 1. Zaakvoerders

39. Het WVV voorziet in een aantal concrete bepalingen inzake het bestuur van de maatschap, zijnde de artikelen 4:8 tot en met 4:11 WVV.

40. ZAAKVOERDER / RAAD VAN ZAAKVOERDERS - Conform een kapitaalvennootschap wordt een bestuursorgaan gecreëerd, bestaande uit de zaakvoerders of de raad (college) van zaakvoerders, verantwoordelijk voor het dagelijks bestuur van de maatschap (gestoeld op de figuur van de lastgeving).86 De bevoegdheid van de zaakvoerders wordt bepaald door de akte van benoeming of het maatschapscontract.87 Eventuele kwalitatieve of kwantitatieve beperkingen aan hun bevoegdheden zijn zonder meer tegenstelbaar aan derden.88 De zaakvoerders kunnen de daden die onder hun opdracht vallen afzonderlijk verrichten, tenzij de overeenkomst of de akte van benoeming bepaalt dat zij gezamenlijk moeten handelen. Zoals uit verdere analyse zal blijken, wordt de zaakvoerder vooral bij maatschappen met het oog op familiale vermogensplanning, vaak in de statuten bepaald, waarbij de zaakvoerder wordt aangeduid bij unanimiteit.89 Vaak zijn de ouders in familiale maatschappen zaakvoerder voor de levensduur van de maatschap. De mogelijkheid is voorhanden om opvolgende zaakvoerder(s) aan te duiden.

41. QUID BIJ AFWEZIGHEID VAN ENIGE REGELING INZAKE BESTUUR – Bij gebrek aan bijzondere bepalingen over de wijze van bestuur worden de vennoten geacht elkaar wederkerig de macht te hebben verleend om, de ene voor de andere, te besturen. De daden van bestuur verricht door één van de vennoten, verbinden de andere, tenzij één van hen zich ertegen heeft verzet voordat de handeling is verricht.90

42. STILLE MAATSCHAP – De maatschap kan stil zijn. De maatschap is stil wanneer overeengekomen wordt dat zij bestuurd wordt door één of meer zaakvoerders, al dan niet vennoten, die handelen in eigen naam. Men kan dus perfect, zonder in het externe rechtsverkeer

86 F. DE LEO, “Het vennootschaps- en boedelbelang in de queeste van Dionysos: naar nieuwe wijn in oude

zakken”, TPR 2018, (465) 471.

87 Art. 4:8 WVV.

88 M. JANSSENS DE BISTHOVEN, “De ‘burgerlijke maatschap’ is dood. Leve de ‘maatschap-onderneming’?”,

VIP 2018, (18) 23.

89 M. DELBOO, « De familiale burgerlijke maatschap”, Not. Fisc. M. 2003, (265) 272. 90 Art. 4 :10 WVV.

(22)

22 op te treden, een inbreng doen in de onderneming die door een ander naar buiten toe wordt gevoerd.91

43. RUIME BESTUURSBEVOEGDHEID IN HOOFDE VAN DE ZAAKVOERDERS – De zaakvoerders beschikken over een ruime bestuursbevoegdheid. Echter moet wel opgelet worden met artikel 2.7.1.0.3, 3° VCF. De zaakvoerder moet daarentegen wel steeds handelen rekening houdend met het vennootschapsbelang.92 Dit blijkt in het bijzonder uit het volgend arrest van het Hof van Beroep te Gent van 5 september 2018.93 Een maatschap is aandeelhouder van de familiale werkvennootschappen van de vennoten. Er was sprake van een conflict tussen de statutair zaakvoerder (vader) en de vennoten (kinderen) van de maatschap op niveau van de werkvennootschappen. De kinderen vragen de aanstelling van een voorlopig bewindvoerder om het bestuur van de maatschap waar te nemen in plaats van de statutair zaakvoerder. Het Hof bevestigde de aanstelling van de voorlopig bewindvoerder door de eerste rechter, omwille van het feit dat de maatschap een belangrijke stem heeft op de algemene vergadering van de familiale vennootschappen en er een ernstig risico bestaat dat dit stemrecht niet wordt uitgeoefend in het belang van de maatschap. Dit arrest is een bevestiging van het algemeen principe dat de zaakvoerder zijn mandaat moet uitoefenen in het belang van de maatschap. Het mandaat mag met andere woorden niet worden uitgeoefend in eigen belang. Dit algemeen principe doet geen afbreuk aan het feit dat de zaakvoerder van een maatschap over veel beslissingsvrijheid beschikt. De zaakvoerder blijft dus over een bepaalde vorm van controle over de activa van de maatschap beschikken. De aanstelling van een voorlopig bewindvoerder is heel uitzonderlijk en gebeurt enkel bij manifest wanbeheer.

44. EINDE ZAAKVOERDERSCHAP – Typisch voor de maatschap is dat in de mogelijkheid wordt voorzien van quasi onafzetbare statutaire zaakvoerders. Het zaakvoerderschap kan echter onder meer door de rechtbank worden herroepen mits het voorhanden zijn van een wettige reden of bij unanimiteit van de maten.94 Een wettige reden is onder meer een omstandigheid die zo

91 D. BRULOOT, H. DE WULF en K. MARESCEAU, “Hervorming vennootschapsrecht”, NJW 2018, afl. 383,

(414) 417; D. BRULOOT, H. DE WULF, K. MARESCEAU en L. VAN COILLIE., “Het nieuwe Wetboek van Vennootschappen en Verenigingen: overzicht en enkele pijnpunten”, Notarieel en Fiscaal Maandblad 2019, afl. 7, (222) 226.

92 D. VAN LAERE, “De civiel- en fiscaalrechtelijke grenzen van schenkingen met voorbehoud van quasi

vruchtgebruik”, Not.Fisc.M. 2002, afl. 6-7, (188) 188.

93 Gent 5 september 2018, T. Not. 2020, afl. 1, 60.

94 A. CULOT, « La société en droit commun » in A. CULOT, V. DE MEESTER, P. DE PAGE, P. JUDICQ, C.

KESTELOOT, P. MINNE en P. NICAISE, Les entités de gestion et de transmission patrimoniales : aspects civils

(23)

23 ernstig is dat van de maten redelijkerwijs niet kan worden verwacht dat zij de maatschap verder laten beheren door deze zaakvoerder.95 Verder kan het zaakvoerderschap ook worden herroepen conform de modaliteiten bepaald in de overeenkomst tot oprichting van de maatschap, volgens de daarin voorgeschreven meerderheidsvoorwaarden. In de andere gevallen kan de zaakvoerder worden herroepen als een eenvoudige lasthebber.96 Indien men wenst te vermijden dat het zaakvoerderschap vervalt bij de onbekwaamverklaring van één van de maten, verdient het de aanbeveling hiertoe ook uitdrukkelijk te voorzien in de statuten, dit in navolging van artikel 2003 BW.97

Afdeling 2. Algemene vergadering

45. ALGEMENE VERGADERING - Verder wordt vaak voorzien in een algemene vergadering die het bestuursorgaan controleert. Deze algemene vergadering is over het algemeen bevoegd voor deze aangelegenheden die het dagelijks bestuur van de maatschap overstijgen.98 In het WVV wordt niet specifiek de term algemene vergadering gehanteerd, maar relevant is artikel 4:12 WVV.99 Dit artikel bepaalt dat de maten, verenigd in vergadering, eenparig alle beslissingen nemen die de vennootschap aanbelangen of die de overeenkomst wijzigen, tenzij de overeenkomst bepaalt dat hun beslissingen bij meerderheid worden genomen. In de maatschap kan bovendien in een ongelijk stemrecht worden voorzien. Het WVV brengt een beperking aan aan de bevoegdheden van de algemene vergadering, een beperking die niet gold onder het voormalige vennootschapsrecht. De meerderheid binnen de algemene vergadering kan niet het essentiële voorwerp van de maatschap wijzigen op grond van artikel 4:12 WVV. Met het essentiële voorwerp wordt bedoeld de kern van het doel (voorwerp) van de maatschap.100

administratiekantoor : controlevehikels bij uitstek in een klassieke successieplanning” in L. MAES, H. DE CNIJF en L. DE BROECK, Fiscaal Praktijkboek 2008-2009, Mechelen, Kluwer, 2008, (117) 144.

95 J. CNOCKAERT, “Gemoedsrust zonder toeters en bellen” in M.. DELBOO, G. DEKNUDT en S. NELIS,

Vermogensplanning en burgerlijke maatschap: uw 65 antwoorden, Antwerpen-Oxford, Intersentia, 2010, (122)

129.

96 Art. 4 :9 WVV.

97 A. VAN ZANTBEEK, “Is de maatschap nog een optimale controlestructuur bij familiale vermogensplanning”,

Patrimonium 2019, (253) 258.

98 J. VANOVERBEKE, “De familiale burgerlijke vennootschap – Een instrument voor successieplanning”, TFR

2000, (607) 612; A. CULOT, “La société en droit commun” in A. CULOT, V. DE MEESTER, P. DE PAGE, P. JUDICQ, C. KESTELOOT, P. MINNE en P. NICAISE, Les entités de gestion et de transmission patrimoniales :

aspects civils et fiscaux, Limal, Anthemis, 2014, (77) 86-87.

99 D. VAN GERVEN, “Een nieuw wetboek van vennootschappen en verenigingen”, Vermogensplanning in de

praktijk 2018, afl. 3, (4) 8.

(24)

24 Afdeling 3. Aansprakelijkheid

46. AANSPRAKELIJKHEID VOOR HANDELINGEN GESTELD DOOR DE MATEN – De maten zijn ten aanzien van derden enkel verbonden door de daad van één van hen of van een zaakvoerder voor zover die hebben gehandeld binnen de perken van hun bevoegdheden.101 De schuldeisers van de maatschap kunnen verhaal uitoefenen op het volledige vennootschapsvermogen. De maten zijn persoonlijk en hoofdelijk aansprakelijk voor de vennootschapsschulden ongeacht het voorwerp van de maatschap.102 Dit is een belangrijke wijziging voor de maten van de burgerlijke maatschap naar aanleiding van het nieuwe ondernemingsrecht. Voorheen waren deze burgerlijke maten slechts aansprakelijk een gelijk deel.103 Hierop geldt als uitzondering de stille vennootschap (maatschap) waarvan de stille maten niet aansprakelijk zijn boven hun inbreng.104 Verder wordt binnen de rechtsleer ook verdedigd dat deze hoofdelijke aansprakelijkheid van aanvullend recht is en hiervan bij overeenkomst kan worden afgeweken, dit naar analogie van de voormalige hoofdelijke aansprakelijkheid van maten in een commerciële maatschap.105 Ook in de Franse rechtspraak wordt bevestigd dat van het vermoeden van hoofdelijke aansprakelijkheid kan worden afgeweken. Zo oordeelde het Franse Hof van Cassatie: “l’arrêt retient que tous les signataires du protocole du …étaient

commerçants, que la société … n’apporte au débat aucun élément de nature à renverser la présomption de solidarité qui découle de cette qualité ».106 De schuldeiser dient uiteraard met

een dergelijke overeenkomst tot afstand van hoofdelijke aansprakelijkheid in te stemmen. Een dergelijke afstand kan ook statutair worden bepaald. Een statutaire clausule die voorziet de zaakvoerders geen overeenkomsten kunnen sluiten die tot de hoofdelijke aansprakelijkheid van de maten leidt, is zowel intern als extern geldig als afdwingbaar.107 Een maatschap kan door de

101 Art. 4: 11 WVV.

102 M. JANSSENS DE BISTHOVEN, “De ‘burgerlijke maatschap’ is dood. Leve de ‘maatschap-onderneming’?”,

VIP 2018, (18) 21; A. VAN ZANTBEEK, “Is de maatschap nog een optimale controlestructuur bij familiale

vermogensplanning”, Patrimonium 2019, (253) 270.

103 Art. 25 W. Venn. : “De vennoten van een maatschap zijn ten aanzien van derden verbonden, hetzij voor een

gelijk deel, wanneer de maatschap een burgerlijk doel heeft, hetzij hoofdelijk wanneer zij een handelsdoel heeft”.; M. JANSSENS DE BISTHOVEN, “De ‘burgerlijke maatschap’ is dood. Leve de ‘maatschap-onderneming’?”,

VIP 2018, (18) 21; D. DE MAREZ en B. KEIRSBILCK, “De maatschap als instrument van successieplanning” in

X., Vennootschapsrecht, Brugge, die Keure, 2012, (1) 17.

104 Art. 4 :14 WVV ; D. VAN GERVEN, “Een nieuw wetboek van vennootschappen en verenigingen”,

Vermogensplanning in de praktijk 2018, afl. 3, (4) 8.

105 M. VANDENBOGAERDE Pluraliteit van schuldenaars bij verbintenissen, Brugge, die Keure, 2015, 176;

Cass. 25 februari 1994, Arr. Cass. 1994, 202; M. JANSSENS DE BISTHOVEN, “De ‘burgerlijke maatschap’ is dood. Leve de ‘maatschap-onderneming’?”, VIP 2018, (18) 23.

106 FR: Cass. 30 oktober 2007, nr. 06-18.239.

107 M. JANSSENS DE BISTHOVEN, “De ‘burgerlijke maatschap’ is dood. Leve de ‘maatschap-onderneming’?”,

(25)

25 recente kwalificatie als onderneming bovendien failliet worden verklaard.108 De persoonlijke schuldeisers van de vennoten hebben op grond van artikel 4:15 WVV daarentegen enkel verhaal op het aandeel van de vennoot en op de winsten die hem zijn uitgekeerd.

47. GEVOLGEN VAN DE GEWIJZIGDE AANSPRAKELIJKHEID VOOR FAMILIALE VENNOOTSCHAPPEN OF MAATSCHAPPEN – De verzwaring van de aansprakelijkheid naar hoofdelijke aansprakelijkheid heeft voor een familiale maatschap vooral theoretische gevolgen. Het doel van een familiale maatschap is namelijk vooral het beheren van familiale activa, waardoor eerder zelden aanzienlijke schulden worden aangegaan door een dergelijke maatschap. Zolang de maatschap zelf geen schulden aangaat, kan de aansprakelijkheid van de maten niet in het gedrang gebracht worden. Verder bevindt zich in de maatschap over het algemeen een aanzienlijk familiaal vermogen, waardoor schuldeisers zich eerder op dit vermogen zullen verhalen dan op het vermogen van de maten zelf.109

Hoofdstuk 6. Einde maatschap

48. ALGEMENE GRONDEN BEËINDIGING MAATSCHAP - De maatschap neemt een einde in deze gevallen zoals bepaald door artikel 4:16 WVV, onder meer door het verstrijken van haar duurtijd; door het materieel of juridisch tenietgaan van de zaak of door het voltrekken van de verrichting, indien zij uitsluitend werd opgericht met het oog op de exploitatie van die zaak of het stellen van die verrichting (tijdelijke maatschap110); door de dood, de onbekwaamheid, de vereffening, het faillissement of het kennelijk onvermogen van de maten; door de beslissing van de maten genomen in eenparigheid of, in voorkomend geval, met de in de overeenkomst bepaalde meerderheid of door de verwezenlijking van een ontbindende voorwaarde van de overeenkomst.

108 R. SCHIPPERS, “De registratie van uw maatschap in het UBO-register: de klok tikt”, Vermogensplanning in

de praktijk 2019, afl. 3, (62) 62; A. VAN ZANTBEEK, “Is de maatschap nog een optimale controlestructuur bij

familiale vermogensplanning”, Patrimonium 2019, (253) 270.

109 M. JANSSENS DE BISTHOVEN, “De ‘burgerlijke maatschap’ is dood. Leve de ‘maatschap-onderneming’?”,

VIP 2018, (18) 22.

110 D. BRULOOT, H. DE WULF en K. MARESCEAU, “Hervorming vennootschapsrecht”, NjW 2018, afl. 383,

(414) 418; D. BRULOOT, H. DE WULF, K. MARESCEAU en L. VAN COILLIE., “Het nieuwe Wetboek van Vennootschappen en Verenigingen: overzicht en enkele pijnpunten”, Not.Fisc.M. 2019, afl. 7, (222) 226.

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

De resultatenrekening wordt niet op belangrijke wijze beïnvloed door opbrengsten en kosten die aan een vorig boekjaar moeten worden toegerekend; zo ja, dan hebben deze betrekking

Wanneer het resultaat van het boekjaar positief is zal het fonds voor sociaal passief elk jaar worden vermeerderd met minimum 60% van het positieve resultaat van het boekjaar tot

Einde november 2003 waren de geconsolideerde rekeningen van de sociale zekerheid voor het jaar 1999 nog niet gepubliceerd… Nog erger was het feit dat er geen enkele maatregel

-de ontbinding van de vereniging. Voor de algemene vergaderingen tot wijziging van de statuten zegt de wet dat als er minder dan twee derde van de leden aanwezig of

uitgevoerd zijn door erkende boekhouders of door erkende boekhouders-fiscalisten, kunnen hierna worden vermeld: naam, voornamen, beroep en woonplaats van elke erkende boekhouder

Aantal werknemers waarvoor de vereniging of stichting tijdens het boekjaar een DIMONA-verklaring heeft ingediend of die tijdens het boekjaar werden ingeschreven. in het

Niet-opgevraagde bedragen per einde van het boekjaar NETTOBOEKWAARDE PER EINDE VAN HET BOEKJAAR VERBONDEN ONDERNEMINGEN - VORDERINGEN NETTOBOEKWAARDE PER EINDE VAN HET BOEKJAAR

De kosten of de fractie van de kosten die betrekking hebben op het boekjaar maar die slechts in de loop van een volgend boekjaar zullen worden betaald, worden ingeschreven in