• No results found

Bereiken of voorkomen? : het effect van een regulatory fit in een opvoedinterventie op positief opvoeden

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "Bereiken of voorkomen? : het effect van een regulatory fit in een opvoedinterventie op positief opvoeden"

Copied!
21
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

FACULTEIT DER MAATSCHAPPIJ- EN GEDRAGSWETENSCHAPPEN Graduate School of Child Development and Education

MASTERSCRIPTIE ORTHOPEDAGOGIEK

Bereiken of voorkomen? Het effect van een regulatory fit in een opvoedinterventie op positief opvoeden.

Masterscriptie Orthopedagogiek

Pedagogische en Onderwijskundige Wetenschappen Universiteit van Amsterdam

Sophie R. Speijer

Studentnummer: 11109955

Begeleiding: mw. J.V. van Aar, MSc Tweede beoordelaar: mw. dr. P.H.O Leijten Amsterdam, oktober 2017

(2)

Abstract

Parenting interventions have the main focus to change parenting behavior in order to reduce children’s externalizing behavior. The present study examined the role of framing an

intervention goal to match an individual’s motivational orientation in order to enhance parenting behavior change in a short parenting intervention. This match is called a regulatory focus and can be either promotion or prevention orientated. Participants (N = 91) were randomly assigned to receive either a prevention-, promotion-oriented message, or no

message at all (control group). Results of the study indicate that positive parenting behaviour, as measured with the Alabama Parenting Questionnaire, did not show a significant effect on parenting intervention and regulatory fit. This result suggests that a regulatory fit may not enhance effects parenting interventions have on supporting positive parenting behavior, such that framing of intervention goals do not lead to less or more effects. Further research about the effect of a regulatory fit in parenting interventions is required in order to learn more about the effect of a regulatory fit.

(3)

Samenvatting

Opvoedinterventies worden ingezet om gedragsverandering bij ouders te ontlokken om op die manier externaliserend gedrag van kinderen te verminderen. Deze studie onderzocht het effect van een regulatory fit op gedragsverandering. Hierin ging het om het verbeteren van het positieve opvoedgedrag van ouders door middel van een opvoedinterventie. De regulatory focus is een match tussen een gekaderd doel of bericht en een persoonlijke motivatie. Die motivatie kan promotie- of preventie georiënteerd zijn. Ouders (N = 91) werden in deze studie gerandomiseerd toegewezen aan een promotie- of preventie georiënteerd bericht of geen bericht (controle groep). Deze studie laat zien dat de opvoedinterventie niet leidt tot positiever opvoedgedrag, gemeten met de Alabama Parenting Questionnaire. Tevens liet deze studie zien dat een regulatory fit niet tot meer positief opvoedgedrag leidt dan wanneer er geen regulatory fit werd ervaren door ouders. Een regulatory fit verhoogd dus niet het effect van een opvoedinterventie op positief opvoedgedrag. Meer onderzoek is nodig om het

wetenschappelijke inzicht te vergroten van een regulatory fit in opvoedinterventies.

(4)

Inhoudsopgave Inleiding ………. 5 Methode ………. 9 Participanten ……… 9 Procedure ……… 11 Meetinstrumenten ………... 12 Data-analyse ……….... 12 Resultaten ………. 14 Conclusie en discussie ………... 14 Referenties……….. 19

(5)

Bereiken of voorkomen? Het effect van een regulatory fit in een opvoedinterventie op positief opvoeden.

Opvoedinterventies worden ingezet om meer positief opvoedgedrag bij ouders te ontlokken met als doel het gedrag van het kind te verbeteren (Prinz, Sanders, Shapiro, Whitaker, & Lutzker, 2009). Deze interventies worden met name ingezet voor kinderen die bovenmatig druk, opstandig en/of agressief gedrag vertonen (Tully & Hunt, 2015). Kinderen met dit gedrag hebben doorgaans meer problemen op latere leeftijd zoals drugsgebruik of crimineel gedrag (Fergusson, Horwood, & Ridder, 2004). Problemen op latere leeftijd kunnen

verminderd worden wanneer ouders hulp krijgen in de opvoeding door middel van een opvoedinterventie (Tully & Hunt, 2015). Een tweetal effectief gebleken opvoedinterventies zijn Triple P en Incredible Years. Hierbij leren ouders door positieve opvoedvaardigheden het drukke en opstandige gedrag van het kind te verminderen. Een voorbeeld hiervan is het geven van complimenten (Speentjes, de Graaf, & Blokland, 2007; Webster-Stratton, Rinaldi, & Reid, 2010; Furlong et al., 2012). Het aanleren van meer positieve opvoedtechnieken kan bijdragen aan het verminderen van het drukke, opstandige en agressieve gedrag van kinderen (Dishion et al., 2008).

Ondanks dat opvoedinterventies effectief zijn, blijken deze niet voor iedereen effectief te zijn. Individuele verschillen van participanten kunnen een effect hebben op de gewenste uitkomsten van een opvoedinterventie (Reyno & McGrath, 2005). Hierbij kan gedacht

worden aan sociaal-demografische factoren (bv., lage SES) en problemen in de gezinscontext (bv., psychopathologie van de ouder(s)). Vooral psychopathologie van ouders blijkt een negatief effect te hebben op de gewenste uitkomsten van een opvoedinterventie (Reyno & McGrath, 2005). Een ander mogelijk effect op opvoedinterventies is de motivatie van ouders voor het integreren van de aangeleerde opvoedstrategieën in hun dagelijks handelen. Een

(6)

sterkere motivatie bij ouders kan mogelijk leiden tot meer gewenste uitkomsten van de interventie (Salmela-Aro, 2012).

Eén van de meest onderzochte motivatietheorieën (zelfregulatietheorie; Higgins, 1998) stelt dat mensen op twee manieren gemotiveerd worden voor gedrag en het nastreven van hun doelen, namelijk de promotie- en preventiemotivatie. Deze twee typen spelen een belangrijke rol bij mensen wanneer het gaat om emotieregulatie, motivatie en bereidbaarheid tot

verandering (Higgins, 1998). De promotiemotivatie legt de nadruk op het bereiken van positieve uitkomsten. Individuen die promotie georiënteerd zijn richten zich op prestatie en groei, zij streven naar het bereiken van de gewenste verandering. De preventiemotivatie daarentegen legt de nadruk op het voorkomen van negatieve uitkomsten. Individuen die preventie georiënteerd zijn richten op veiligheid en zekerheid, zij streven naar het voorkomen van ongewenste verandering (Higgins, 1998). Deze twee type motivatiesystemen hebben invloed op het gedrag van een individu.

Het verkrijgen van inzicht in de motivatie oriëntatie van het individu, en het aanpassen van het taalgebruik daarop, kan mogelijk bijdragen aan het verbeteren van het effect van een opvoedinterventie. Volgens de theorie van Higgins (2000) kan de promotie- of

preventiemotivatie van het individu in combinatie met het aangeboden doel, leiden tot een regulatory fit. Een regulatory fit wordt ervaren als een ‘bevredigend gevoel’, en wordt bereikt wanneer de persoonlijke motivatie aansluit bij het aangeboden doel (Cesario, Grant, &

Higgins, 2003). Zo is er een ‘fit’ wanneer personen met een promotiemotivatie, doelen stellen waarmee zij de gewenste gedragsveranderingen kunnen bereiken. Het ‘bereiken doel’ sluit aan op deze persoonlijke voorkeur (promotiemotivatie) wat leidt tot een fit. Andersom is er een fit wanneer personen met de preventiemotivatie doelen stellen waarmee zij de ongewenste gedragsveranderingen kunnen voorkomen. In dit geval sluit het ‘voorkomen doel’ aan bij de persoonlijke voorkeur (preventiemotivatie) (Higgins, 2000). Het voordeel van een fit is dat de

(7)

motivatie voor het behalen van het gestelde doel wordt versterkt. De versterkte motivatie leidt tot een grotere kans van slagen van het gestelde doel (Foster, Higgins, & Idson, 1998).

De afgelopen jaren is er met name in de gezondheidswetenschappen veel onderzoek gedaan naar het effect van de regulatory fit op de mate waarin mensen hun gedrag konden veranderen. In een studie over flos-gedrag werd onderzocht of men meer ging flossen wanneer er een fit was tussen de persoonlijke motivatie (promotie of preventie) en aangeboden bericht (Mann, Sherman, & Updegraff, 2004). De berichten in dit onderzoek werden op twee manieren gekaderd. Ofwel mensen kregen een bericht waarin stond wat zij allemaal konden bereiken met flossen, of een bericht met wat zij konden voorkomen met flossen. Wanneer het bericht aansloot bij de persoonlijke motivatie vond er meer

gedragsverandering plaats, men floste meer. In een ander onderzoek, gericht op het vergroten van motivatie voor groente- en fruit-consumptie, werden participanten door twee gekaderde berichten (promotie- of preventie focus) aangezet tot een toename van de consumptie van groente en fruit. Het bericht met de promotie focus omvatte wat er allemaal bereikt kon worden met het consumeren van groente en fruit terwijl de preventie focus omvatte wat er allemaal mee voorkomen kon worden. Wanneer het bericht aansloot bij de persoonlijke motivatie leidde dit tot een stijging van 20% van groente en fruit inname (Spiegel, Grant-Pillow, & Higgins 2004). Zo zijn er in de gezondheidswetenschappen meerdere onderzoeken die laten zien dat een regulatory fit leidt tot meer gedragsverandering (zie Ludoph & Schulz, 2015 voor een review).

De onderzoeken uit de gezondheidswetenschappen bieden aanleiding tot nader onderzoek van het effect van regulatory fit in opvoedinterventies op opvoedgedrag. Het inzetten van een opvoedinterventie heeft als doel gedragsverandering te bewerkstelligen bij ouders. Een regulatory fit kan mogelijk bijdragen aan het vergroten van deze

(8)

op twee manieren gekaderd worden. Ouders kunnen met het stellen van doelen iets willen bereiken of voorkomen. Een persoon die een ‘bereiken doel’ stelt streeft naar iets positiefs wat hij graag zou willen hebben of behalen (Coats, Janoff-Bulman, & Alpert, 1996). Een

voorbeeld van een ‘bereiken doel’ is: ‘Ik wil bereiken dat mijn kind vaker helpt met opruimen’. Een persoon die een ‘voorkomen doel’ stelt streeft naar het verminderen of uitblijven van iets negatiefs (Coats et al., 1996). Een voorbeeld van een ‘voorkomen doel’ is: ‘ik wil voorkomen dat mijn kind opstandig is’. In dit onderzoek wordt de regulatory fit theorie van Higgins (2000) onderzocht in relatie tot een opvoedinterventie.

Wetenschappelijk onderzoek naar het effect van een regulatory fit op het gebied van opvoedinterventies ontbreekt. Onderzoek op dit gebied is van belang voor het verbeteren van de effectiviteit van opvoedinterventies en de effecten te vergroten voor iedere familie. In de huidige situatie van opvoedinterventies, zoals in Incredible Years, worden vaak positief gestelde doelen geformuleerd (Webster-Stratton, Rinaldi, & Reid, 2010). Deze doelen beschrijven wat een ouder kan bereiken met de opvoedinterventie. De reden waarom deze doelen altijd positief gesteld zijn, is vooralsnog onvoldoende wetenschappelijk onderbouwt. Mogelijk hebben niet alle gezinnen evenveel baad bij positief geformuleerde doelen omdat deze niet aansluiten op de persoonlijke motivatie. Door doelen van een opvoedinterventie aan te laten sluiten bij de persoonlijke motivatie kan dit een simpele, doch effectieve manier zijn het effect van opvoedinterventies te vergroten. Men hoeft alleen te achterhalen wat de ouders’ persoonlijke motivatie is en daar de doelen op aan te passen om zo de effectiviteit van de opvoedinterventie te kunnen vergroten. Naast dat dit onderzoek bijdraagt aan praktische informatie voor professionals (bv. interventieleiders) draagt dit onderzoek bij aan de theoretische fundering over gedragsverandering van ouders in opvoedinterventies.

De huidige studie onderzoekt of een regulatory fit leidt tot positiever opvoedgedrag van ouders na een opvoedinterventie. Om dit te onderzoeken wordt eerst onderzocht of een

(9)

opvoedinterventie leidt tot meer positief opvoedgedrag van ouders. Daarnaast wordt

onderzocht of een regulatory fit leidt tot positiever opvoedgedrag dan wanneer een regulatory fit ontbreekt. De eerste hypothese stelt dat de opvoedinterventie leidt tot meer positief

opvoedgedrag dan de controle groep. De tweede hypothese stelt dat wanneer ouders echter tijdens de interventie doelen stellen die aansluiten op hun persoonlijke motivatie dit het positieve opvoedgedrag versterkt. Met een regulatory fit is er dus sprake van meer gedragsverandering.

Methode

De huidige studie was onderdeel van een groter onderzoek met het trialnummer NTR6284, te vinden in het Nederlandse Trial Register. Hier staan ook de ethische richtlijnen beschreven. In deze studie is gekozen niet de gehele procedure van het onderzoek te beschrijven, maar enkel de relevante informatie.

Participanten

Participanten waren 91 ouders (93.5% moeders) met kinderen in de leeftijd van 4 tot en met 8 jaar (M = 6.6, SD = 1.36; 66.3% jongens) waarvan het grootste deel van Nederlandse afkomst (94%). Het opleidingsniveau van de participanten varieerde van Middelbaar

Beroepsonderwijs (MBO) (16%), Hoger Beroepsonderwijs (HBO) (49%) tot universiteit (32%).Vooraf is berekend hoeveel participanten nodig waren voor het onderzoek, uitgaande van een gemiddelde effectgrootte (N = 120, α = 0.05, 1-β = 0.80).

Ouders werden aselect toegewezen aan de controle groep of aan de manipulatie groep (voorkomen of bereiken). Doordat de manipulatie groep uit twee groepen bestond en de controle groep één groep, waren er twee keer zoveel participanten in de manipulatie groep dan in de controle groep. Een One-way ANOVA liet zien dat de groepen vergelijkbaar zijn.

(10)

Er werden geen demografische verschillen gevonden en de scores op de pretest van de APQ verschilde niet significant per groep (tabel 1).

Tabel 1

Gemiddelde, standaarddeviaties en significantieniveaus van de demografische kenmerken tussen de drie groepen (N=91) Controle groep n = 17 M (SD) Manipulatie bereiken n = 33 M (SD) Manipulatie voorkomen n = 41 M (SD) F p Demografische kenmerken Kind Leeftijd 6.8 (1.56) 6.6 (1.24) 6.5 (1.37) 0.25 0.78 Geslacht (% jongen) 70.6 64.7 65.9 0.18 0.84 Geboorteland 94.1 91.2 100.0 1.81 0.17 Ouder Leeftijd 38.3 (5.70) 36.8 (9.2) 37.4 (6.9) 0.27 0.76 Geslacht (% moeder) 94.1 94.1 92.7 0.04 0.96 Universiteit HBO MBO Middelbaar 23.5 47.1 17.6 11.8 32.4 52.9 11.8 2.9 34.1 46.3 19.5 0.0 1.20 0.31 Afkomst (% Nederland) 88.2 97.1 94.6 0.87 0.42 Positief opvoedgedrag APQ 22.47 (2.21) 22.82 (2.91) 22.88 (2.50) 0.152 0.86

(11)

Procedure

Werving van ouders vond plaats middels een stukje in de nieuwsbrief van Nederlandse basisscholen, flyers en via Facebook. Via deze methode werden ouders gevraagd deel te nemen aan een onderzoek naar ‘de manier van complimenteren’. Omdat het doel van de studie omschreven werd als ‘de manier van complimenteren’ waren ouders blind voor de huidige onderzoeksvraag. Zij konden zich vervolgens inschrijven via de website van het complimenten onderzoek. Wanneer ouders zich hadden aangemeld kregen zij een pre-tetst vragenlijst opgestuurd. Zodra deze was ingevuld werden ouders gebeld door student-assistenten, scriptie-studenten of de hoofdonderzoeker om eventueel een huisbezoek in te plannen (controle groep ontving geen huisbezoek).

Tijdens het huisbezoek kregen de ouders tips en adviezen over complimenteren in de opvoeding middels een filmpje. Daarnaast kregen zij ook uitleg over het dagboek wat zij gedurende 14 dagen moesten invullen. In dit dagboek werden ouders gevraagd per dag drie gedragingen van het kind op te schrijven en of het kind hierover complimenteerde.

Vervolgens kregen ouders een manipulatiefilm te zien waarin de mogelijke gevolgen van complimenteren werd verteld. Ouders kregen ofwel het filmpje met wat zij allemaal kunnen bereiken te zien, ofwel het filmpje met wat zij allemaal kunnen voorkomen met

complimenteren. Zo konden ouders volgens het ene filmpje bereiken dat de sfeer in huis verbetert. In het andere filmpje konden ouders voorkomen dat de sfeer in huis verslechtert. Aan de hand van het filmpje werden persoonlijke doelen met ouders geformuleerd. Ouders die het bereiken filmpje zagen, stelden drie ‘bereiken’ doelen op. Ouders die het voorkomen filmpje zagen stelden drie ‘voorkomen’ doelen op. Ouders werden niet op de hoogte stelt van het doel van het onderzoek waardoor ouders blind waren voor de manipulatie. Eén week na het huisbezoek vond een ‘surprise call’ plaats om te vragen aan de ouders hoe het

(12)

complimenteren ging. Twee weken na het huisbezoek vond de post-test plaats. Ouders vulden weer een online vragenlijst in.

Meetinstrumenten

Persoonlijke motivatie. Het meten van de persoonlijke motivatie werd gedaan aan de hand van de General Regulatory Focus Measure (GRFM) (Summerville & Roese, 2008). Deze vragenlijst is ontwikkeld voor onderzoek naar motivatie waarbij onderzocht werd of men de nadruk legde op het promotie motivatie of de preventie motivatie voor het bereiken van doelen. De vragenlijst bestaat uit 20 items die beantwoord werden op een 9-punt likert schaal. Hierbij is 1 ‘helemaal onwaar’ en 9 ‘helemaal waar’. De betrouwbaarheid van de GRFM was in deze studie α = 0.79.

Een voorbeeld item wat de ‘promotiemotivatie’ weergeeft is: ‘Op dit moment ben ik gericht op het bereiken van positieve dingen in mijn leven’. Een voorbeeld item wat ‘voorkomen’ weergeeft is ‘Ik denk vaak aan hoe ik faalervaringen in mijn leven kan voorkomen’.

Positief opvoeden. Door middel van de Alabama Parenting Questionnaire (APQ) werd het opvoedgedrag van ouders gemeten (Shelton, Frick, & Wootton, 1996). De gehele vragenlijst bestaat uit 42 items die onder 5 sub-schalen vallen: (1) positief betrokken, (2) weinig toezicht, (3) positief opvoeden, (4) inconsistente discipline en (5) straffen. In de huidige studie wordt alleen de sub-schaal 3 (positief opvoeden) meegenomen omdat deze positief opvoedgedrag omvat. De schaal bestaat uit 6 vragen (α = 0.74 in de huidige studie). Deze werden beantwoord op een 5-punt likert schaal. Hierbij is 1 ‘nooit’ en 5 ‘altijd’. Een voorbeeld item is ‘U geeft uw kind een complimentje als hij iets goed doet’.

Data-analyse

Om te toetsen of er een regulatory fit was bij de participanten werd de totale score op de GRFM berekend. Aan de hand van deze score kon worden afgeleid of men van nature promotie georiënteerd was of een preventie georiënteerd. Deze score werd berekend door de

(13)

somscore van de preventiegerichte vragen af te trekken van de promotiegerichte vragen. Een positieve score op de GRFM betekende een promotie motivatie, een negatieve score

betekende een preventie motivatie. Vervolgens werd per individu gekeken of zij ingedeeld waren in de bereiken manipulatie of de voorkomen manipulatie. Wanneer de manipulatie aansloot bij de score op de GRFM was er sprake van een regulatory fit.

Daaropvolgend werd er getoetst of de interventie en een regulatory fit leidde tot meer verandering in positief opvoedgedrag. Er werd een ANOVA-analyse uitgevoerd met geplande vergelijkingen (contrast ANOVA) (Figuur 1). Contrast 1 toetst of een opvoedinterventie leidt positiever opvoedgedrag dan de controle groep. Contrast 2 toetst of de regulatory fit leidt tot meer gedragsveranderingen in positief opvoedgedrag dan geen regulatory fit.

Contrast 1

Contrast 2

Figuur 1. ANOVA met twee contrasten Interventie groep Controle groep Regulatory fit Geen regulatory fit Positief opvoedgedrag

(14)

Resultaten

Om te toetsen of de data aan de assumpties voor een ANOVA voldeden is ten eerste gekeken of de populatie normaal verdeeld was op zowel de APQ (M = 59.5, SD = 5.9) als op de GRFM (M = 3.8, SD = 10.6). Dit was zowel voor de APQ als voor de GRFM het geval. Na het berekenen van de individuele scores op de GRFM bleek de groep waarbij sprake was van een regulatory fit (N = 38) bijna net zo groot als de groep zonder regulatory fit (N = 36).

Om te onderzoeken of de opvoedinterventie leidde tot positiever opvoedgedrag is er gebruikgemaakt van een variantieanalyse met geplande vergelijkingen (Contrast ANOVA). Uit het eerste contrast blijkt dat de opvoedinterventie niet significant tot positiever

opvoedgedrag leidde dan de controle conditie (F(2, 89) = -0.814, p = .146). Dit betekent dat in de huidige studie de gezinnen na de opvoedinterventie niet positiever opvoedgedrag lieten zien dan vóór de opvoedinterventie.

De tweede hypothese stelde dat een regulatory fit leidde tot positiever opvoedgedrag dan geen regulatory fit. Uit het tweede contrast van de Contrast ANOVA bleek tevens geen significant verschil te zijn tussen een regulatory fit en geen regulatory fit (F(2, 89) = -0.789, p = .102). Dit betekent dat wanneer er sprake was van een regulatory fit, ouders niet meer gedragsverandering in positief opvoeden lieten zien dan wanneer er geen regulatory fit was.

Discussie

Het doel van deze studie was te onderzoeken of een regulatory fit invloed heeft op de gedragsverandering van ouders in opvoedinterventies. Of een regulatory fit leidt tot meer gedragsverandering in opvoedinterventies is onderbelicht in de wetenschappelijke literatuur. Middels een kortdurende opvoedinterventie is hier onderzoek naar gedaan. Uit de resultaten blijkt dat deze opvoedinterventie niet leidt tot meer positief opvoedgedrag dan de

(15)

controlegroep zonder opvoedinterventie. Ook blijkt er geen verschil te zijn tussen mensen die een regulatory fit ervaren en mensen waarbij er geen sprake is van een regulatory fit.

In het huidige onderzoek is geen significant resultaat gevonden voor een (versterkt) effect van een regulatory fit op gedragsverandering. Deze resultaten gaan in tegen de huidige literatuur over de gevonden positieve effecten van een regulatory fit in de gezondheidswetenschappen (Latimer et al., 2008; Ludolph & Schulz, 2015; Kim, 2006; Spiegel, Grant-Pillow, & Higgins 2004; Porticella & Shapiro, 2009). Het feit dat een regulatory fit geen effect heeft op gedragsverandering in een opvoedinterventie zou kunnen betekenen dat het kaderen van doelen in deze context niet hoeft. Gedragsverandering is voor ouders niet makkelijker wanneer de interventie wordt aangepast op hun motivatievoorkeur. Zoals eerder genoemd wordt in de meeste opvoedinterventies gebruik gemaakt van positief gestelde doelen. Dat deze doelen beter werken in opvoedinterventies dan negatief gestelde doelen is nog niet aangetoond maar kan onderbouwd worden met de theorie die bestaat over positief gestelde berichten. Wanneer gedragsverandering op een positieve wijze wordt aangemoedigd leidt dit tot meer verandering (Shen & Mercer Kollar, 2015).

Een mogelijke verklaring voor het uitblijven van gedragsverandering door de

regulatory fit zou te maken kunnen hebben met de al aanwezige motivatie van de ouders. In huidig onderzoek werden ouders die problemen ervaren met de opvoeding aangesproken om vrijwillig deel te nemen. Mogelijk was de motivatie van deze ouders dermate hoog dat een regulatory fit de motivatie tot gedragsverandering daarin niet versterkt.

Een andere verklaring zou gevonden kunnen worden in de manier waarop de manipulatie is uitgevoerd. Gekeken naar eerder onderzoek naar de regulatory fit in de gezondheidswetenschappen wijkt die manier van manipuleren af van de huidige studie door ouders zelf de doelen te laten stellen. Eerder onderzoek naar elementen die belangrijk zijn voor het aanbieden van berichten liet zien dat het belangrijk is om zowel de bereiken als de

(16)

voorkomen berichten op dezelfde manier beschreven dienen te worden (Shen & Mercer Kollar, 2015). Anders gezegd, het doel en de gevolgen van het bericht dienen voor zowel het bereiken- als het voorkomen-bericht dezelfde waarde te hebben. Participanten kregen in beide manipulatiegroepen wel een bericht te zien met dezelfde waarde. Dit bericht werd echter aangevuld met persoonlijke doelen die vervolgens de waarde van de manipulatie kan hebben beïnvloed. Middels het toevoegen van persoonlijke doelen verschilde de waarde van de manipulatie bij iedere ouder. Hierdoor is het moeilijk na te gaan of de manipulatie wel gelijke werking heeft gehad op de gezinnen.

Naast dat er geen effect werd gevonden in gedragsverandering door de regulatory fit, werd er ook geen effect gevonden voor de interventie zelf. Een verklaring hiervoor zou gezocht kunnen worden in het korte tijdsbestek waarin dit onderzoek heeft plaatsgevonden. Mogelijk hebben ouders meer tijd nodig om ingesleten gedragspatronen te veranderen. Gedragsverandering duurt gemiddeld ongeveer twee maanden (Lally, van Jaarsveld, Potts, & Wardle, 2009). Hierbij gaat het om het veranderen van een gewoonte. Een gewoonte wordt omschreven als iets wat ‘automatisch’ is geworden over tijd (Lally et al., 2009). Opvoedgedrag lijkt een ingesleten gedragspatroon wat over tijd automatisch is geworden. Dit maakt het moeilijk om deze gedragsveranderingen in een korte periode te

bewerkstelligen.

Als laatste is het mogelijk dat ouders op de pre-test van de APQ zichzelf positiever hebben beoordeeld dan daadwerkelijk het geval is. Hierdoor wordt het verschil tussen de voormeting en de nameting kleiner waardoor het moeilijker wordt het effect van de

interventie vast te stellen. Men is immers geneigd een positieve indruk achter te willen laten. Sociaal wenselijk gedrag is een van de grootste belemmeringen in zelfrapportage (Ones & Viswesvaran, 1996). Mogelijk dat er wel gedragsverandering bij ouders plaats heeft gevonden, maar dat dit onvoldoende gerapporteerd wordt.

(17)

Naast deze verklaringen voor de uitkomst zijn er nog enkele kritische kanttekeningen te plaatsen bij dit onderzoek. Ten eerste is de steekproefpopulatie niet groot genoeg, deze was kleiner dan de berekende 120 gezinnen. Een te kleine steekproef kan leiden tot een minder snel significant resultaat (Field, 2013). Daarnaast is in de huidige studie alleen gebruik gemaakt van zelfrapportage door ouders (APQ; Shelton, Frick, & Wootton, 1996; GRFM; Summerville & Roese, 2008).

Tevens kan er een kanttekening geplaatst worden bij de generalisatie van deze studie door de homogeniteit van de steekproef. Naast het feit dat vrijwel alleen moeders hebben meegedaan aan het onderzoek is ook het grootste deel hoogopgeleid en van Nederlandse afkomst. Mogelijk zouden zowel laagopgeleide ouders en ouders met een etnische achtergrond wel baat kunnen hebben bij deze interventie. Uit eerder onderzoek naar de opvoedinterventie Incredible Years blijkt dat deze ouders meer positieve opvoedstrategieën gingen gebruiken na de interventie dan voor de interventie (Leijten, Raaijmakers, Orobio de Castro, van den Ban, & Matthys, 2015). Tevens zijn deze ouders vaak moeilijker te bereiken en nemen minder vaak deel aan opvoedinterventies. Mogelijk zou bij deze ouders de

motivatie om deel te nemen lager zijn. Hierdoor zou juist de regulatory fit bij kunnen dragen aan het verhogen van de motivatie en dus tot meer gedragsverandering leiden.

Ondanks de limitaties van deze studie kent dit onderzoek meerdere sterke punten. Ten eerste is dit het eerste experimentele onderzoek naar de regulatory fit in opvoedinterventies. Hierdoor draagt dit onderzoek niet alleen bij aan meer kennis over een regulatory fit maar ook naar het vergroten van de effecten van een opvoedinterventie. Ten tweede heeft de randomisatie geleid tot vergelijkbare groepen, gekeken naar de minimale verschillen tussen de groepen. Tot slot waren de participanten blind voor de conditie waarin zij zaten. Dit zorgt ervoor dat de participanten niet reageren op de hypothese die gesteld wordt waardoor het effect beter toe te schrijven is aan de manipulatie (Lewis-Beck, Bryman, & Liao, 2004).

(18)

Doordat ouders vooral dachten dat de focus van het onderzoek op het gedrag van het kind lag, zullen ouders naar verwachting minder oordelend over hun eigen gedrag zijn geweest.

De studie had als doel het gat aan informatie in de literatuur over een regulatory fit in een opvoedinterventie aan te vullen. Dat gedragsverandering niet vergroot wordt door een regulatory fit biedt implicaties dat er in opvoedinterventies geen aandacht besteed hoeft te worden aan het onderzoek van de persoonlijke motivatie alvorens de interventie te starten. Enkel deze studie is echter onvoldoende om te stellen dat een regulatory fit niet werkt in opvoedinterventies, daarom zijn richtinggevende aanbevelingen voor vervolgonderzoek belangrijk. Allereerst wordt geadviseerd onderzoek naar een regulatory fit in

opvoedinterventies te repliceren. Tevens wordt geadviseerd het effect van een regulatory fit te onderzoeken waarbij gebruik wordt gemaakt van een langere periode tussen de pre- en de post-test. Hierdoor is er meer tijd om een gedragsverandering te realiseren. Dit geldt ook voor het mogelijke effect van de opvoedinterventie. Tevens is het wenselijk onderzoek te doen naar het personaliseren van doelen zodat de manipulatie geoptimaliseerd kan worden.

De huidige studie biedt wetenschappelijk inzicht in het effect van een regulatory fit op gedragsverandering in een opvoedinterventie. De resultaten laten zien dat ouders niet meer gedragsverandering laten zien wanneer er sprake is van een regulatory fit. Verder onderzoek kan deze uitkomsten bevestigen of tegenspreken. Bij vergelijkbare resultaten in de toekomst kan gesteld worden dat ouders een hoge motivatie hebben bij deelname aan een

(19)

Referenties

Cesario, J., Grant, H., & Higgins, E. T. (2003). Regulatory fit and persuasion: Transform from feeling right. Journal of Personality and Social Psychology, 86, 388-404.

Coats, J. E., Janoff-Bulman, R., & Alpert N. (1996). Approach versus avoidance goals: Differences in self-evaluation and wel-being. Personality and Social Psychology Bulletin, 22, 1057-1067.

Dishion, T. J., Connell, A., Weaver, C., Shaw, D., Garner, F., & Wilson, M. (2008). The family check-up with high-risk indigent families: Preventing problem behavior by increasing parents’ positive behavior support in early childhood. Child Development, 79, 1396-1414. doi: 10.1111/j.1467-8624-2008.01195.x

Foster, J., Higgins, E. T., & Idson, L. C. (1998). Approach and avoidance strength during goal attainment: Regulatory focus and the “goals loom larger” effect. Journal of

Personality and Social Psychology, 75, 1115-1131.

Fergusson, M. D., Horwood, L. J., & Ridder, M. E. (2004). Show me the child at seven: the consequences of conduct problems in childhood for psychosocial functioning in adulthood. Child Psychology and Psychiatry, 46, 837-849. doi: 10.1111/j.1469-7610.2004.00387.x

Field, A. (2013). Discovering statistics using IBM SPSS statistics. London: SAGE Furlong, M., McGilloway, S., Bywater, T., Hutchings, J., Smith, S. M., & Donnelly, M.

(2012). Behavioral and cognitive-behavioral group-based parenting programmes for early-onset conduct problems in children aged 3 to 12 years (review). Cochrane Database of Systematic Reviews, 2, doi:10.1002/14651858.CD008225.pub2. Higgins, E. T. (1998). Promotion and prevention: Regulatory focus as a motivational

principle. Advances in Experimental Social Psychology, 30, 1-46.

Higgins, E. T. (2000). Making a good decision: Value from fit. American Psychologist, 55, 1217-1230.

Kim, J. Y. (2006). The role of regulatory focus in message framing in antismoking advertisement for adolescents. Journal of Advertisement, 35, 143-151.

Lally, P., van Jaarsveld, M. H. C., Potts, W. W. H., & Wardle, J. (2009). How are habits formed: Modeling habit formation in the real world. European Journal of Social Psychology, 40, 998-1009. doi: 10.1002/ejsp.674

Latimer, E. A., Rivers, E. S., Rench, A. T., Katulak, A. N., Hicks, A., Hodorowski, K. J.,…Salovey, P. (2008). A fields experiment testing the utility of regulatory fit

(20)

messages for promoting psychical activity. Journal of Experimental Social Psychology, 44

Leijten, P., Raaijmakers, M. A. J., Orobio de Castro, B., van den Ban, E., & Matthys, W. (2015). Effectiveness of the Incredible Years parent training for low socioeconomic status and ethnic minority families. Journal Clinical Child and Adolescent

Psychology, 0, 1-15. doi: 10.1080/15374416.2015.1038823

Lewis-Beck, M. S., Bryman, A., Liao, F. T. (2004). Social science research methods. London: SAGA

Ludolph, R., & Schulz, J. P. (2015). Does regulatory fit lead to more effective health communication? A systematic review. Social Science & Medicine, 128, 142-150. Mann, T., Sherman, D., & Updegraff, J. (2004). Dispositional motivations and message

framing: A congruency hypothesis in college students. Health Psychology, 23, 330-334. doi: 10.103/0728-6133.23.3.330

Ones, S. D., & Viswesvaran, C. (1996). Role of social desirability in personality testing for personnel selection: The red herring. Journal of Applied Psychology, 81, 660-679. doi: 10.1037/0021-9010.81.6.660

Porticella, N. & Shapiro, M. (2009). Regulatory focus, functional theories of attitude change, and goal-conflicting behaviors. International Communication Association,1-29 Prinz, R. J., Sanders. M. R., Sharipo, C. J., Whitaker, D. J., & Lutzker, R. J. (2009).

Population-Based prevention of child maltreatment: The U.S. Triple P system population trail. Prevention Science, 10, 1-12. doi:

10.1111/j.1365-2214.2009.00971_9.x

Reyno, M. S., & McGrath, J. P. (2005). Predictors of parent training efficacy for child externalizing behavior problems – a meta-analytic review. The Journal of Child Psychology and Psychiatry, 47, 99-111. doi:10.1111/j.1469-7610.2005.01544.x Salmela-Aro, K. (2012). Transition to parenthood and positive parenting. Longitudinal and

intervention approaches. European Journal of Developmental Psychology, 9, 21-32. doi:10.1080/17405629.2011.607584

Shelton, K. K., Frick, J. P., & Wootton, J. (1996). Assessment of parenting practices in families of elementary school-age children. Journal of Clinical Child Psychology, 25, 317-329. doi: 10.1207/s15374424jccp2503_8

Shen, L. & Mercer Kollar, L. M. (2015). Testing moderators of message framing effect: A motivational approach. Communication Research, 42, 626-648.

(21)

Speentjes, P., de Graaf, I., & Blokland, G. (2007). Het fundament van Triple P. Jeugd en Co Kennis, 2, 43-49. doi: 10.1007/BF03085444

Spiegel, S., Grant-Pillow, H., & Higgins, T. E. (2004). How regulatory fit enhances

motivational strength during goal pursuit. European Journal of Social Psychology, 34, 39-54. doi: 10.1002/ejsp.180

Summerville A., & Roese, J. N. (2008). Self-report measures of individual differences in regulatory focus: A cautionary note. Journal of Research in Personality, 42, 247-254 Tully, A. L. & Hunt, C. (2015). Brief parenting interventions for children at risk of

externalizing behavior problems: A systematic review. Journal of Child and Family Studies, 25, 705-719. doi:10.1007/s10826-015-02-84-6

Webster-Stratton, C., Rinaldi, J., & Reid, M. J. (2010). Long-term outcomes of Incredible Years parenting program: Predictors of adolescent adjustment. Child and Adolescent Mental Health, 16, 38-46. doi: 10.1111/j.1475-3588.2010.00576.x

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

That is, the relationship between employee regulatory strategies and problem recognition, such that employee chronic regulatory focus (i.e., chronic promotion vs. chronic

The purpose of this study was to further examine the relationship between Organizational Support for Development/Perceived Career Opportunities and Organizational

These results were expected and in line with previous research (e.g. A promotion focus, a promotion focus cue or a perceived leadership promotion focus may enhance creative

Uit de statistische tests komt naar voren dat het moedermerk door óf de mate van kenmerkendheid óf door het type attribuut (nieuw/ bestaand) wordt beïnvloed, slechts bij één

In the area of food, too, commercial contracts are used to implement and enforce regulatory standards. Private food standards or the certification schemes that implement and

Als eerste zijn de achtergrondkenmerken van de deelnemerspopulatie (N=114) en van de algemene populatie kinderen van 7 tot en met 14 jaar met overgewicht of

In studie 1 werd de dispositionele regulatory focus van de participanten gemeten, waardoor er gekeken kan worden of deze focus een modererende invloed heeft op de

• Trend towards creating level playing fields: No national subsidiaries to industry.. Implication of