• No results found

Privatisering van politici in Amerikaanse en Nederlandse dagbladen tijdens nationale verkiezingen (2000-2012) : een kwantitatieve inhoudsanalyse

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "Privatisering van politici in Amerikaanse en Nederlandse dagbladen tijdens nationale verkiezingen (2000-2012) : een kwantitatieve inhoudsanalyse"

Copied!
39
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

Privatisering van politici in

Amerikaanse en Nederlandse

dagbladen tijdens nationale

verkiezingen (2000-2012)

Een kwantitatieve inhoudsanalyse

Naam: Janneke Benschop Studentnr: 10438807

Docent: Jonas Lefevere

Afstudeerproject Politieke Communicatie

Bachelor Communicatiewetenschap Datum: 6 juni 2016

(2)

2

Samenvatting

In deze thesis werd onderzoek gedaan naar de mate van privatisering van politici door de media en naar de mate van privatisering door politici zelf. Privatisering werd gedefinieerd als de aandacht voor het privéleven en persoonlijke kenmerken van een politicus. Er werden twee Amerikaanse en twee Nederlandse dagbladen onderzocht, over een tijdsperiode van 2000 tot en met 2012. Het onderzoek is uitgevoerd door middel van een kwantitatieve inhoudsanalyse, waarbij in totaal 288 artikelen werden gecodeerd. Verwacht werd dat zowel privatisering van politici door de media als privatisering door politici zelf, als stijgende trend door de tijd naar voren zou komen. Verder werd verwacht dat de Amerikaanse dagbladen en politici meer van het concept privatisering gebruik zouden maken dan Nederlandse dagbladen en politici. Uit de resultaten bleek dat deze verwachtingen niet bevestigd werden. In beide landen bleek geen stijgende lijn in de mate van privatisering te zijn. In de Verenigde Staten bleek echter wel dat dit te maken het met het feit dat George W. Bush en Barack Obama twee keer campagne voerden, wat leidde tot minder privatisering van beide presidentskandidaten tijdens de tweede verkiezingsperiode. Ook bleek er wel een significant verschil te zijn tussen de mate van privatisering en het type krant, kwaliteitskranten bevatten minder privatisering dan populaire kranten. Tot slot bleek dat privatisering door politici zelf, meer voorkwam in de Verenigde Staten dan in Nederland.

(3)

3

Inhoudsopgave

Samenvatting ... 2

1. Inleiding... 4

2. Theoretisch kader ... 7

2.1 De concepten personalisering en privatisering ... 7

2.2 Comparatief en longitudinaal onderzoek ... 8

2.3 Privatisering door politici ... 10

3. Methode ... 13

3.1 Keuze soort media ... 13

3.2 Sampling procedure ... 14

3.3 Variabelen ... 15

4. Resultaten ... 18

4.1 Privatisering door de media ... 18

4.2 Privatisering door politici ... 22

5. Conclusie en discussie ... 24

5.1 Conclusie ... 24

5.2 Discussie ... 25

5.3 Aanbevelingen voor vervolgonderzoek ... 26

Referentielijst ... 28

(4)

4

1. Inleiding

Het gaat de afgelopen jaren niet enkel meer over partijen wanneer er bericht wordt over de politiek, ook individuele politici krijgen steeds meer aandacht. Deze trend wordt

personalisering genoemd (Karvonen, 2010). Het gaat zelfs nog verder dan meer aandacht voor de politici dan voor de partij: er wordt ook aandacht besteed aan het privéleven van politici (Rahat & Sheafer, 2007). Toen Mark Rutte in 2010 premier werd, was er in de media veel aandacht voor het feit dat er ‘voor het eerst een vrijgezel in Catshuis komt’ (Dirks, 2010). Heel Nederland was ook op de hoogte van de scheiding van Diederik Samsom, de media besteedden hier heel veel aandacht aan. ‘Huwelijk Diederik Samsom op de klippen – PvdA’er woont niet meer thuis’, ‘Diederik Samsom gaat scheiden’, zo luidden de krantenkoppen. Het nieuws haalde zelfs de televisiejournalen en was overal op social media te vinden. Maar vooral in de Verenigde Staten wordt over meer dan enkel politieke onderwerpen gesproken tijdens de berichtgeving over politici en maken de politici zelf er ook volop gebruik van. Zoals op dit moment, tijdens de Amerikaanse voorverkiezingen voor de verkiezingen van 2016 in de Verenigde Staten. Presidentskandidate Hillary Clinton vertelt in de media over haar persoonlijke ervaringen als moeder en oma op Moederdag en post ze op social media een filmpje samen met haar dochter. Ook huidig president Barack Obama is in de media altijd favoriet wanneer er in de media over het privéleven van politici gesproken wordt. Er zijn foto’s van zijn kinderen en hond in bijna elk Amerikaans dagblad, Obama zelf deelde zijn favoriete liedjes op Spotify en onlangs schreef de Washingtonpost een bericht over ‘Obama’s favourite foods’. Het privéleven van Nederlandse en vooral van Amerikaanse politici is kortom geen geheim voor de kiezers in deze landen.

Deze focus van de media op het privéleven van politici wordt privatisering genoemd (Van Aelst et al., 2012), privatisering is, samen met individualisering en presidentialisering, een onderdeel van personalisering. Rondom het concept personalisering is nog veel

onduidelijkheid, eerdere onderzoeken geven verschillende resultaten (Kriesi, 2012). Verder is er naar enkel het specifieke onderwerp privatisering nog bijna geen onderzoek gedaan (Holtz-Bacha et al., 2014). Het is daarom belangrijk dat het onderzoek naar privatisering aangevuld wordt, zodat er duidelijke conclusies over getrokken kunnen worden. De onderzoeken naar privatisering, die al wel gedaan zijn, zijn vooral single-case studies en maar zelden een comparatief onderzoek (Holtz-Bacha et al., 2014). Eerder comparatief onderzoek dat al wel is

(5)

5

gedaan, was onder aantal een Europese landen door Kriesi (2012). Deze landen zijn gekozen op basis van vergelijkbare mediasystemen. In dit onderzoek is ervoor gekozen om de

privatisering van verkiezingscampagnes in Nederland en de Verenigde Staten te onderzoeken. Deze twee landen hebben namelijk een verschillend politiek- systeem en media systeem, wat ze interessant maken om met elkaar te vergelijken. In Nederland is er sprake van een

parlementair systeem versus een presidentieel systeem in de Verenigde Staten en het

mediasysteem van de Verenigde Staten is veel commerciëler dan die van Nederland (Hallin & Mancini, 2004). Presidentiele systemen worden vaak geassocieerd met meer personalisatie, maar het is nog onduidelijk of dit ook leidt tot meer privatisering. Bovendien maken deze landen het onderzoek globaler dan onderzoek naar enkel Europese landen.

Verder legt bestaand onderzoek naar privatisering de focus vooral op privatisering van politici door de media. Er is echter weinig onderzoek gedaan naar het feit dat politici hier misschien gebruik van maken en dus zelf over hun privéleven spreken. Uit onderzoek blijkt namelijk dat wanneer er sprake is van privatisering in de media, een politicus meer media aandacht krijgt wanneer hij of zij over zijn of haar eigen privéleven spreekt (Rahat & Sheafer, 2007). Diederik Samsom maakte hier gebruik van. Voordat de scheiding van Diederik Samsom zoveel aandacht kreeg in de Nederlandse media, betrok de PvdA lijstrekker zijn gezin bij zijn campagne. In een campagnefilmpje liet hij zijn gezin zien en vertelde hij zelfs over de

handicap van zijn dochter. Deze aandacht voor zijn eigen privéleven tijdens zijn campagne leverde hem veel aandacht in de media op. Deze focus op zijn privéleven bleef vervolgens hangen en leverde een grote aandacht voor zijn scheiding op. In dit voorbeeld maakt de politicus zelf gebruik van privatisering. Hij legt zelf de aandacht op zijn privéleven, om zo aandacht van de media te genereren. Hieruit blijkt dat zowel de media als de politici zelf bezig zijn met privatisering. Eerder onderzoek naar het gebruik van privatisering door politici werd door Langer (2010) gedaan, dit was echter slechts een single-case studie, het onderzoek richtte zich alleen op Groot – Brittannië waardoor er minder gegeneraliseerd kan worden. Holtz-Bacha, Langer & Merkel (2014), deden wel comparatief onderzoek naar het gebruik van privatisering door Duitse en Britse partijen en politici. Zij kozen er echter voor om maar één verkiezing per land te onderzoeken, waardoor er geen conclusies over een bestaande, groeiende trend getrokken kunnen worden. Dit onderzoek breidt de bestaande literatuur uit door een comparatief, longitudinaal onderzoek te doen naar privatisering door politici. Dit onderzoek bekijkt in welke mate de media en politici zelf bijdragen aan privatisering. Het zou namelijk verwacht kunnen worden dat wanneer er een groeiende mate van privatisering in

(6)

6

campagneberichtgeving in de media is, politici zich hieraan aanpassen en gebruik zullen maken van deze trend. De privatisering door politici kan in krantenartikelen herkend worden wanneer een politicus zelf iets over zijn/haar privéleven zegt en dit als quote naar voren komt in het artikel.

Voor dit onderzoek is daarom de volgende onderzoeksvraag opgesteld:

In welke mate wordt de berichtgeving over politici in dagbladen geprivatiseerd tijdens verkiezingscampagnes en in hoeverre komt privatisering voor in quotes van politici zelf? Vergelijking tussen Nederland en de Verenigde Staten van 2000 tot 2012

Dit onderzoek vult het bestaande onderzoek dus op drie manieren aan. Ten eerste zal dit onderzoek het gebrek aan comparatief onderzoek naar privatisering aanvullen. Verder zal duidelijkheid gegeven worden over de concepten personalisering en privatisering. Tot slot wordt er gekeken in welke mate er quotes van politici die spreken over hun privéleven voorkomen.

Daarnaast heeft dit onderzoek ook een grote maatschappelijke relevantie. Personalisering en privatisering kunnen namelijk de attitude van kiezers beïnvloeden (Karvonen, 2010).

Wanneer de attitudes van kiezers ten opzichte van de politici veranderen door privatisering, zou dit kunnen leiden tot verandering in het stemgedrag. Omdat privatisering de kiezers kan beïnvloeden, is het belangrijk om dit concept verder te onderzoeken, met name in

verkiezingscampagneperiodes. Verder is er een maatschappelijke discussie of het privéleven van politici überhaupt wel een onderwerp is dat besproken moet worden. Rond de scheiding van Diederik Samsom was hier veel ophef over en verschenen er verschillende artikelen, zoals ‘Is de scheiding van Diederik Samsom nieuws?’ (Du Pré, 2013). In dit onderzoek wordt een kwantitatieve inhoudsanalyse uitgevoerd, onder verschillende dagbladen in beide landen. Artikelen uit twee dagbladen uit Nederland en twee dagbladen uit de Verenigde Staten zullen worden gecodeerd om antwoord te kunnen geven op de onderzoeksvraag.

(7)

7

2. Theoretisch kader

Privatisering in de media is een trend, die al jaren bezig is en waarnaar dan ook al eerdere onderzoeken gedaan zijn. In deze sectie van de thesis zal bestaand onderzoek en bestaande literatuur rondom de onderzoeksvraag besproken worden. Ten slotte zullen er op basis hiervan verwachtingen opgesteld worden.

2.1 De concepten personalisering en privatisering

De afgelopen decennia is er een steeds grotere aandacht van media voor de individuele politicus in plaats van voor de politieke partij. Deze verandering van focus wordt

personalisering genoemd (Karvonen, 2010) .Van Aelst et al. (2012) laten in hun artikel zien, dat er verschillende vormen van personalisering zijn. De eerste vorm van personalisering is individualisering; dit is de verschuiving van de focus op de partij, naar de focus op de politicus. Daarnaast is er een tweede vorm van personalisering, namelijk privatisering. Van Aelst, Sheafer & Stanyer (2012) omschrijven dit als de aandacht die besteed, wordt aan het privéleven van de politicus en aan persoonlijke karaktereigenschappen. Er valt nog een derde vorm toe te voegen, namelijk presidentialisering. Bij presidentialisering ligt de focus niet alleen op de politicus in plaats van op de partij, maar specifiek op leiders, zoals

regeringsleiders en presidenten (Takens et al., 2013). Bestaand onderzoek naar

personalisering focust zich vooral op individualisering en presidentialisering en zelden op het concept privatisering (Holtz-Bacha et al., 2014). Daarom is er in dit onderzoek gekozen om te concentreren op het concept privatisering van politici in de media.

Rondom het concept privatisering is veel onduidelijkheid, de definities van privatisering en de verschillende vormen ervan worden in bestaand onderzoek namelijk inconsistent gebruikt (Van Santen en Van Zoonen, 2010). Jebril et al. (2013) deden in hun onderzoek naar

infotainment, cynisme en democratie al onderzoek naar het effect van privatisering. Hier werd privatisering echter gedefinieerd als nieuws over het privéleven van de politicus en

schandalen. Terwijl Holtz-Bacha (2004) alleen naar het privéleven van politici kijkt en Van Aelst et al. (2012) de focus op privéleven en persoonlijke kenmerken samenvoegen als privatisering. Dit vraagt naar een onderzoek dat privatisering onderzoekt, met een duidelijke omschrijving en eenduidig gebruik van dit concept. In dit onderzoek zal gebruik gemaakt worden van de conceptualisering van privatisering door Van Aelst et al. (2012), omdat deze breed gedragen wordt in ander onderzoek (Holtz-Bacha, 2014; Takens et al., 2013; Trimble et

(8)

8

al., 2013; Boukes en Boomgaarden, 2016). Binnen deze conceptualisering wordt het concept privatisering opgedeeld in twee verschillende blokken: persoonlijke kenmerken en privéleven. Privatisering houdt dus in dat de media steeds meer focussen op het privéleven van de

politicus en op zijn of haar persoonlijke kenmerken zoals uiterlijk en persoonlijkheid in plaats van een focus op professionele kenmerken zoals competenties en prestaties. Er wordt dus meer gesproken over het familieleven, relaties en hobby´s van de politicus, maar ook over karaktereigenschappen zoals of hij of zij een nieuwsgierig, gemeen of vriendelijk persoon is.

2.2 Comparatief en longitudinaal onderzoek

Privatisering is een trend, wat betekent dat het een proces door de tijd heen is (Brettschneider & Gabriel, 2002; Karvonen, 2010). Daarom is er gekozen om een longitudinaal onderzoek te doen, waarbij de trend door de tijd heen bekeken kan worden. In dit onderzoek is gekeken naar de van 2000 tot 2012, zodat er meerdere verkiezingsperiodes van beide landen

meegenomen kunnen worden. Voorgaande onderzoeken naar personalisering en privatisering in de media hebben veel verschillende en tegenstrijdige resultaten opgeleverd (Kriesi, 2012). Er is daarom behoefte aan meer onderzoek. Naar het onderwerp privatisering is nog maar zelden comparatief onderzoek gedaan (Holtz-Bacha et al., 2014). Daarom is in dit onderzoek gekozen om een comparatief onderzoek te doen tussen Nederland en de Verenigde Staten. Er zijn voor zowel Nederland als de Verenigde Staten al aparte onderzoeken gedaan naar

personalisering. Hieruit kwam naar voren dat in beide landen personalisering voorkomt (Karvonen, 2010; Garzia, 2011). Uit het onderzoek van Kriesi (2012) blijkt dat in Nederland als enige van de door hun onderzochte Europese landen de groei van de trend personalisering toeneemt, in zowel tabloid- als kwaliteitskranten. De aanwezigheid van privatisering is echter nog niet bewezen voor beide landen, er is nog vraag naar onderzoek rondom het concept privatisering. Omdat privatisering een vorm van personalisering is, en er sprake is van een stijging van personalisering in dagbladen in de Verenigde Staten en in Nederland, wordt ook verwacht dat privatisering in beide landen, in een stijgende lijn, aanwezig is. Bovendien wordt de media steeds commerciëler. Commerciële media willen naast informeren, ook entertainen (Bakker & Scholten, 2011). Dit houdt onder andere in dat er veel gebruik wordt gemaakt van het human interest frame, een frame waarin er een menselijk gezicht of emotionele invalshoek wordt gegeven aan een gebeurtenis of probleem (Semetko & Valkenburg, 2000). In een human interest frame kan het gebruik van privatisering van politici voorkomen, het is namelijk een manier om de persoonlijke kant van de politiek te laten zien. Omdat de media

(9)

9

naar mate de tijd vordert commerciëler worden, wordt er ook verwacht dat de mate van het gebruik van privatisering door de media naar mate de tijd vordert zal stijgen.

Hierbij kunnen de volgende hypotheses worden opgesteld:

H1a: Er is een sprake van een stijging van de mate van privatisering van politici in Amerikaanse dagbladen tussen 200 en 2012

H1b: Er is een sprake van een stijging van de mate van privatisering van politici in Nederlandse dagbladen tussen 2000 en 2012

H2a: Er is een sprake van een stijging in de mate van berichtgeving over het privéleven van politici in Amerikaanse dagbladen tussen 2000 en 2012

H2b: Er is een sprake van een stijging in de mate van berichtgeving over het privéleven van politici in Nederlandse dagbladen tussen 2000 en 2012

H3a: Er is een sprake van een stijging in de mate van berichtgeving over de persoonlijke

kenmerken van politici in Amerikaanse dagbladen tussen 2000 en 2012

H3b: Er is een sprake van een stijging in de mate van berichtgeving over de persoonlijke

kenmerken van politici in Nederlandse dagbladen tussen 2000 en 2012

Ook wordt verwacht dat privatisering in de Verenigde Staten meer voorkomt dan in Nederland. Deze landen hebben namelijk een heel ander politiek systeem. Nederland heeft een parlementair systeem, dat werkt met een pluralisme van meerdere partijen met één minister president. Daarentegen heeft de Verenigde Staten een presidentieel systeem, waarbij er sprake is van individuele representatie, met één regerende partij en president (Hallin & Mancini, 2004). Omdat de focus op het individu al groter is in de Verenigde Staten dan in Nederland, wordt daar ook een grote focus op het privéleven van politici verwacht. Verder maakt het onderzoek van Hallin & Mancini (2004) ook onderscheid in verschillende

mediasystemen. Nederland heeft een ‘politics-in-broadcasting system’, waarbij er geprobeerd wordt aandacht te geven aan alle belangrijke partijen en sociale groepen binnen de politiek, om uiteindelijk tot consensus te komen. In de Verenigde Staten is sprake van een

‘professional model of broadcast governance’, waarbij de media helemaal los staat van de politiek en daardoor erg commercieel zijn en waarbij de journalisten heel informatie gericht

(10)

10

zijn. Wanneer je van beide landen de mediasystemen met elkaar vergelijkt, blijkt dat die van de Verenigde Staten commerciëler is dan Nederlandse. Dit blijkt niet alleen uit onderzoek van Hallin & Mancini (2004), maar ook Esser & Umbricht (2013) stellen dat de Amerikaanse media meer sensatie, negativiteit en interpretatie bevatten dan Europese. Zoals eerder besproken richten commerciële media zich meer op privatisering dan niet-commerciële media, omdat ze meer gebruik maken van het humaninterest frame (Holtz-Bacha, 2004). Dit soort media is meer aan het entertainen en wil naast informatief, ook de persoonlijke kant van de politici laten zien. Hierom wordt verwacht dat de mate van privatisering hoger zal zijn in de Verenigde Staten dan in Nederland.

De volgende hypothese is opgesteld voor het verschil in de mate van privatisering in Amerikaanse en Nederlandse dagbladen:

H4: Er is verhouding meer privatisering van politici in Amerikaanse dagbladen, dan in Nederlandse dagbladen

2.3 Privatisering door politici

Media zijn niet de enigen die gebruik maken van privatisering in hun berichtgeving, ook politieke partijen en politici gebruiken deze vorm van personalisering tijdens een campagne. In dit onderzoek zal dit concept verder onderzocht worden, omdat er nog zelden onderzoek gedaan is naar de privatisering in het gedrag van politici zelf (maar zie Rahat & Sheafer, 2007). Uit eerder onderzoek bleek dat mensen eerder geneigd zijn om op politici te stemmen die meer gebruik maken van privé taalgebruik vergeleken met politici die meer politiek taalgebruik hanteren (Holtz-Bacha & Van Zoonen, 2014). Met privé taalgebruik wordt bedoelt dat de politicus over persoonlijke onderwerpen praat, uit eigen ervaring of zijn/haar eigen leven. Ook Kuhn (2004) stelt dat politici het praten over hun eigen privéleven kunnen gebruiken in hun campagne. Op deze manier laten zij hun ‘gewone’ kant zien aan kiezers, zodat ze zich beter met hen kunnen identificeren. Ook zal het leiden tot meer aandacht van media die zich meer richt op amusement dan politieke informatie. Hieruit blijkt dat het gebruik van privatisering door politici in hun voordeel zou kunnen werken. Boukes en Boomgaarden (2016) deden onderzoek naar privatisering tijdens talk show interviews. Er kwam naar voren dat wanneer er werd gepraat over het persoonlijke leven van de politicus, zijn interesses en ervaringen, dit leidde tot een hoger gevoel van betrokkenheid van de kiezer bij de desbetreffende politicus. Boukes en Boomgaarden (2016) stelden dus dat het

(11)

11

van privatisering, om zo meer betrokkenheid te creëren. Bovendien werden persoonlijke berichten eerder onthouden en vielen ze meer op. De resultaten golden overigens alleen voor mensen met weinig politieke kennis. Dit wordt bevestigd door ander onderzoek waaruit blijkt dat wanneer websites van partijen zich meer richten op de individuele politicus en

persoonlijke kant van desbetreffende politicus, de lezers zich meer betrokken voelen bij de partij dan bij partijen die geen gebruik maken van privatisering op hun websites (Kruikemeier et al., 2013). Holtz-Bacha & Van Zoonen (2014) stellen zelfs dat wanneer de kiezers zich kunnen identificeren met de politici, en zich betrokken voelen bij het leven van een politicus, is de kans groter dat ze op deze kandidaat stemmen.

Uit deze onderzoeken blijkt dat het voor politici aantrekkelijk is om privatisering te gebruiken. Privatisering kan gezien worden als onderdeel van een partijstrategie, namelijk humaniseren. Deze partijstrategie is ontstaan, doordat de commerciële media het

humaninterest frame erg veel gebruikt, journalisten gaan zichzelf vaker als entertainers zien. De grens tussen privé en publiek wordt steeds kleiner, waardoor journalisten steeds meer privatisering gaan gebruiken (Holtz-Bacha, 2004), ze willen de persoonlijke kant van de politici laten zien. Dit gebruik van privatisering, wordt opgepikt door politici en leidt er toe dat politici zelf meer zullen humaniseren en over hun privéleven zullen praten. Hoe verder de tijd is gevorderd, hoe commerciëler de media is geworden. Daarom wordt er verwacht dat de mate van gebruik van privatisering door politici zelf, met de jaren steeds meer zal toenemen. Omdat de media commerciëler worden, zullen de politici hoe verder de tijd vordert steeds meer aandacht genereren door over hun privélevens te praten. Politici en partijstrategieën zullen zich aanpassen en er wordt dan ook verwacht dat de mate van privatisering door politici een stijgende lijn vormt over de jaren. In dit onderzoek wordt de mate van

privatisering door politici zelf gemeten door quotes in de kranten artikelen te bekijken. Hierbij wordt enkel naar het concept ‘privéleven’ gekeken naar de conceptualisering van Van Aelst et al. (2012), omdat verwacht wordt dat politici enkel over hun eigen privéleven spreken en niet over eigen persoonlijke kenmerken. De volgende hypotheses zijn hierbij opgesteld:

H5a: Naar mate de tijd vordert stijgt het aantal quotes in krantenartikelen van dagbladen tussen 2000 en 2012 waarin Amerikaanse politici over hun privéleven praten

H5b: Naar mate de tijd vordert stijgt het aantal quotes in krantenartikelen van dagbladen tussen 2000 en 2012 waarin Nederlandse politici over hun privéleven praten

(12)

12

Bovendien wordt er verwacht dat landen waarin de media meer neigt naar privatisering, de politici van dit land ook meer over privéleven zullen praten. Politici zijn namelijk afhankelijk van de media om hun aandacht te krijgen en zo kiezers te bereiken (Rahat & Sheafer, 2007). Wanneer de media een nadruk leggen op privatisering van politici, zouden politici dat zelf ook doen, om zo meer aandacht te krijgen. In Wolfsfeld’s (2004) PMP model wordt uiteengezet hoe het komt dat politici zich aanpassen aan de media. De verandering van de focus van partij naar de individuele politicus komt tot stand door politieke instituten. Door deze verandering gaan de media anders berichtgeven, waardoor een trend van personalisering ontstaat en hierbij hoort de specifiek trend van privatisering. Deze verandering in

berichtgeving zorgt ervoor dat politici hun gedrag aan gaan passen aan de media, om zo aandacht te krijgen. Dus in het land waar de media meer focussen op het privéleven van politici, zouden politici vaker aandacht proberen te generen door over hun privéleven te praten. Ook Strömbäck & Van Aelst (2013) laten dit zien in wat ze de ‘vierde fase van mediatizering’ noemen. In deze fase blijkt dat media steeds meer aandacht hebben voor personalisering, waardoor politici aspecten van personalisering, waaronder privatisering, gaan gebruiken in hun politieke gedrag. Omdat er wordt verwacht dat er in de Verenigde Staten meer gebruik gemaakt wordt van privatisering in berichtgeving in dagbladen dan in Nederland, wordt er aansluitend ook verwacht dat Amerikaanse politici zelf meer gebruik zullen maken van privatisering dan Nederlandse politici, omdat politici en partijen zich in de Verenigde Staten meer zullen aanpassen.

Hierbij hoort de laatste hypothese:

(13)

13

3. Methode

Er is voor dit onderzoek gekozen om gebruik te maken van het een kwantitatieve inhoudsanalyse. Deze vorm van onderzoek leent zich goed om de onderzoeksvraag te

beantwoorden, omdat er een uitspraak gedaan moet worden over het gebruik van privatisering door de media. Hiervoor moet media zelf dus onderzocht worden, waarvoor een

inhoudsanalyse zeer geschikt is. Ook Kriesi (2012) en Rahat & Sheafer (2007) maakte in hun onderzoek naar personalisering gebruik van een kwantitatieve inhoudsanalyse.

3.1 Keuze soort media

In dit onderzoek werden artikelen van verschillende Amerikaanse en Nederlandse kranten gecodeerd. Er is gekozen om kranten te onderzoeken, en niet voor bijvoorbeeld

nieuwsuitzendingen op televisie, omdat kranten vaak meer inhoudelijke informatie geven dan nieuwsuitzendingen op televisie en worden gezien al een betrouwbaardere bron (Kiousis, 2001). Bovendien heeft dit onderzoek een longitudinale onderzoeksvraag, wat de

mogelijkheden wat beperkt, maar kranten zijn wel over een langere tijdsperiode beschikbaar. Er kan van de online database van Lexis Nexis gebruik gemaakt worden om zowel van Nederland als de Verenigde Staten krantenartikelen te verzamelen, waardoor het mogelijk is om een longitudinaal onderzoek te doen.

De volgende kranten zijn geselecteerd: uit de Nederlandse dagbladen de Volkskrant en de Telegraaf en uit de Amerikaanse dagbladen de New York Times en de USA Today. Er is voor deze kranten gekozen zodat er onderscheid gemaakt kan worden tussen privatisering in een kwaliteitskrant en een populaire krant. Een kwaliteitskrant bevat relatief veel (politieke) informatie en weinig amusement, bij een populaire krant is dit andersom, deze bevat relatief veel amusement en weinig (politieke) informatie (Bakker & Scholten, 2011). De Volkskrant en de Telegraaf zijn daarnaast respectievelijk de kwaliteitskrant met de hoogste oplage en de populaire krant met de hoogste oplage volgens onderzoeksinstituut HOI. In de Verenigde Staten wordt geen duidelijk onderscheid gemaakt tussen kwaliteiten van kranten, maar er wordt wel aangegeven dat de New York Times de meest vooraanstaande krant is. Er is daarom ook gekozen om deze krant te selecteren, samen met de USA Today. Deze kranten zijn beide kranten met de hoogste oplages in de Verenigde Staten volgens het Pew Research Centre. De New York Times heeft de hoogste oplage, USA Today staat op drie. Er is gekozen

(14)

14

om de nummer 2 in aantal oplages, de Wall Street Journal, buitenbeschouwing te laten omdat dit een krant is georiënteerd op het bedrijfsleven.

3.2 Sampling procedure

Om de artikelen uit de verschillende dagbladen te selecteren werden verschillende zoektermen gebruikt, die per verkiezingsjaar van elkaar verschilden. Voor de Verenigde Staten werden de verkiezingsjaren 2000, 2004, 2008 en 2012 onderzocht, voor Nederland de jaren 2002, 2003, 2006, 2010 en 2012. De zoektermen voor de Amerikaanse dagbladen waren: election and/or campaigns, (national) elections en de namen van presidentskandidaten van dat

verkiezingsjaar: (George W.) Bush, (Al) Gore, (John) Kerry, (Barack) Obama, (John) McCain, (Mitt) Romney. Voor de Nederlandse dagbladen werden de volgende zoektermen gebruikt: verkiezingscampagne, (nationale) verkiezingen, Tweede Kamerverkiezingen en de namen van lijsttrekkers. Er is gekozen om namen van lijsttrekkers en presidentskandidaten al in de zoektermen te verwerken, omdat enkel artikelen waarin over politici gesproken wordt, relevant zijn in dit onderzoek. Als de namen niet in de zoektermen voor zouden komen, zouden er heel veel irrelevante artikelen in het sample terecht komen, namelijk artikelen zonder actoren.

Hierna werd voor het selecteren van de artikelen een aselecte gestratificeerde steekproef gebruikt. Hierbij worden eerst tijd periodes geselecteerd, waarna binnen die tijdsperiodes random artikelen geselecteerd worden. In dit onderzoek werden de vier weken voor de dag van de verkiezingen onderzocht. Deze vorm van sampling is gekozen omdat er in dit onderzoek vier weken voor de verkiezingen onderzocht werden en er, wanner de

verkiezingen dichterbij komen, het percentage campagne nieuws stijgt. Deze vier werken werden daarom ingedeeld in strata van één week. Voor de Telegraaf en de Volkrant werden voor elk van de vier weken apart, voor iedere Nederlandse verkiezing, random vier artikelen geselecteerd. Dezelfde procedure gold voor de USA Today en de New York Times, voor de Amerikaanse verkiezingen. De verkiezingsperiodes zijn vanzelfsprekend verschillend voor Nederland en de Verenigde Staten. . Er zijn in totaal 288 artikelen gecodeerd (N = 288) waarvan er 9 niet relevant waren, het aantal relevante artikelen is dus 279 (N = 279).

(15)

15

3.3 Variabelen

Voor dit onderzoek zijn meerdere onafhankelijke en afhankelijke variabelen gecodeerd. Hiervoor is een codeboek opgesteld (zie bijlage 1). Er wordt in dit onderzoek per krant, per artikel op actor niveau gecodeerd. De intercodeurbetrouwbaarheid werd getest door het berekenen van Krippendorfs’ Alpha met behulp van SPSS. Voor alle variabelen die in de analyses worden gebruikt ligt de alpha boven de 0.80, wat betekent dat er sprake is van een hoge betrouwbaarheid.

Afhankelijke variabelen

De eerste afhankelijke variabele die gecodeerd werd is ‘privatisering’. Om ‘privatisering’ in een artikel te kunnen meten is er gebruik gemaakt van verschillende variabelen, dit gebeurde op actor niveau. Per actor, met een maximum van vijf actoren per artikel, werd privatisering gemeten door middel van het coderen van de volgende vragen:

 Wordt er in het artikel gesproken over het privéleven (hobby’s/relaties/persoonlijke activiteiten) van de politicus?

 Wordt er in het artikel gesproken over het arbeidsverleden van de politicus?  Wordt er in het artikel gesproken over persoonlijke kenmerken van de politicus?  Wordt er in het artikel gesproken over uiterlijke kenmerken van de politici?  Wordt er in het artikel gesproken over karaktereigenschap(en) van de politicus?

De items zijn gevormd op basis van de conceptualisering van Van Aelst et al. (2012). Hierbij wordt privatisering onderverdeeld in twee concepten, privéleven en persoonlijke kenmerken. Van deze items zijn verschillende variabelen gemaakt, om de hypotheses te kunnen toetsen. De variabelen werden als dichotome variabele gemeten, waarbij 0 = Nee en 1 = Ja. De variabele ‘privatisering’ bestond uit 6 items, van deze items samen is een dummy variabele gemaakt. Hierbij is privatisering = 1 wanneer er sprake was van privatisering van de actor, en privatisering = 0 wanneer dit niet zo was. Deze variabele wordt gebruikt om de mate van privatisering te meten, in welke van de twee vormen dan ook. Van de eerste twee items, over privéleven en arbeidsverleden, is samen de dummy variabele ‘privéleven’ gemaakt. Van de laatste drie items, over persoonlijke eigenschappen, uiterlijke kenmerken en

(16)

16

De tweede afhankelijke variabele in dit onderzoek is ‘privatisering in quotes’. De variabele ‘privatisering in quotes’ te meten werd wederom gemeten op actor niveau. Per actor werd bekeken of de quotes van politici privatisering bevatten door middel van de volgende vragen:

 Wordt er in de quote gesproken over het privéleven van de politicus?  Wordt er in de quote gesproken over het arbeidsverleden van de politicus?

Deze items vormde samen de variabele ‘privatisering in quotes’, hierbij wordt enkel naar het onderdeel ‘privéleven’ gekeken, naar de conceptualisering van Van Aelst et al. (2012). Wederom wordt er de aanwezigheid gecodeerd met een dichotome variabele waarbij 0 = Nee en 1 = Ja. De variabele ‘privatisering in quotes’ bestond uit 2 items, van deze items samen is een dummy variabele gemaakt. Hierbij is PrivatiseringQuotes = 1 wanneer er sprake is van

gebruik van privatisering door een actor in zijn of haar quote, en PrivatiseringQuotes = 0

wanneer dit niet het geval was.

Onafhankelijke variabelen

Er zijn verschillende onafhankelijke variabelen gecodeerd voor elk artikel. Zo was type krant één van de onafhankelijke variabelen, er werd gecodeerd uit welke krant het artikel afkomstig was (1 = Volkskrant, 2 = Telegraaf, 3 = New York Times, 4 = USA Today). Aan de hand van de variabele type krant kon vervolgens een variabele land geconstrueerd worden, waarbij 1 = Volkskrant en 2 = Telegraaf de variabele Nederland zullen vormen en 3 = New York Times en 4 = USA Today de variabele Verenigde Staten, waarbij NL = 1 en VS = 0. Verder werd de lengte van het artikel in het aantal worden van het artikel, de datum (DD/MM/JJJJ) en de plaats van het artikel door middel van het paginanummer gecodeerd. Doordat de datum van artikel gecodeerd werd, kon de onafhankelijke variabele ‘jaar’ geconstrueerd worden.

Controle variabelen

Eerder werden controle variabelen op actor niveau gecodeerd. In dit geval is de actor de politicus die wordt genoemd in het artikel, met een maximum van vijf actoren per artikel. Welke actoren voorkwamen in ieder artikel werd gecodeerd door middel van de voor- en achternaam, met eventuele tussen letters van de desbetreffende politicus (bijvoorbeeld George W. Bush), het maximale aantal actoren per artikel was vijf. Daarna werden per actor binnen ieder artikel nog een aantal controle variabelen gemeten. Ten eerste geslacht, een dichotome variabele waarbij 0 = Man en 1 = Vrouw. Ook werd er gecodeerd of de actor een lijstrekker

(17)

17

ofwel presidentskandidaat is, waarbij 0 = Nee en 1 = Ja. Tot slot werd de partij van de actor gecodeerd, door middel van een nominale variabele waarbij elke Nederlandse en

Amerikaanse partij een cijfer toegewezen gekregen heeft (Republikein = 0, Democraat is = 1 en 1 = VVD, 2 = PVDA, 3 = CDA, 4 = Christen Unie etc.).

(18)

18

4. Resultaten

Om de hypotheses te toetsen zullen verschillende analyses worden uitgevoerd, waarna deze hypotheses verworpen dan wel aangenomen worden. De hypotheses zullen in dezelfde volgorde als in het theoretisch kader besproken worden.

4.1 Privatisering door de media

Ten eerste wordt in H1a en H2a verwacht dat de mate van privatisering in dagbladen zal toenemen, naarmate de tijd vordert, voor zowel Nederland als de Verenigde Staten.

Als de gemiddelde mate van privatisering in Amerikaanse dagbladen worden berekend blijkt dat er in 2000 (M = 0,37; SD = 0,49) en in 2008 (M = 0,38; SD = 0,49) een hoge mate van privatisering is, ten opzichte van lagere scores in 2004 (M = 0,27; SD = 0,45) en in 2012 (M = 0,32; SD = 0,47). De verklaring voor de daling van 2000 naar 2004 t(137) = 1,33 p = 0,010 en van 2008 naar 2012 t(140) = 0,72, p = 0,161, zou kunnen zijn dat in 2000 en 2008 enkel nieuwe presidentskandidaten meededen aan de verkiezingen, terwijl in 2004 en 2012

respectievelijk George W. Bush en Barack Obama, voor de tweede keer campagne voerden. Wanneer er naar de gemiddelde mate van privatisering bekeken wordt voor deze

presidentskandidaten, blijkt dat deze verwachting klopt. Er was veel meer geprivatiseerde berichtgeving over Bush in 2000 (M = 0,44; SD = 0,50) dan in 2004 (M = 0,34; SD = 0,48); t (65) = 0,79 p = 0,154. Voor Obama geldt dat er significant meer geprivatiseerd werd in de dagbladen in jaar 2008 (M = 0,42; SD = 0,50), wanneer hij voor het eerst campagne voerde, dan in 2012 (M = 0,27; SD = 0,45) wanneer hij campagne voerde voor zijn tweede termijn; t (68) = 1,4 p = 0,016. Concluderend is geen sprake van een stijgende lijn in de mate van privatisering in de Verenigde Staten, maar zijn er wel duidelijke, deels significante, verschillen over de jaren wanneer er per presidentskandidaat gekeken wordt. Het lijkt er echter op dat Hypothese 1A verworpen zal moeten worden.

(19)

19 Figuur 1: mate van privatisering in Amerikaanse dagbladen

Vervolgens werd in de hypotheses H2a en H3a verwacht dat er sprake zou zijn van een stijgende mate van berichtgeving over de aparte onderdelen van privatisering, namelijk privéleven en persoonlijke kenmerken van politici. Maar ook voor de aparte variabele privéleven en persoonlijke kenmerken was geen sprake van een stijgende trend zoals in Figuur 1 te zien is. De berichtgeving over het privéleven daalde namelijk van 2000 naar 2004

t(137) = 1,06 p = 0,025, het zelfde gebeurde met de mate van berichtgeving over persoonlijke

eigenschappen t(137) = 1,23 p = 0,015. Wel kwam er gemiddeld meer privatisering in de vorm van berichtgeving over persoonlijke eigenschappen van de politicus voor (M = 0,26, SD = 0,44), dan over het privéleven (M = 0,21, SD = 0,41). Ook de hypotheses H2a en H3a zullen verworpen moeten worden.

Ook voor Nederland is de gemiddelde mate van privatisering in dagbladen per verkiezingsjaar berekend. Voor de verkiezingsjaren in Nederland bleek dat in 2002 (M = 0,41; SD = 0,50) de mate van privatisering het hoogst was, dit daalde in 2003 (M = 0,31; SD = 0,47); t(130) = 1,18, p = 0,024. In 2006 (M = 0,30; SD = 0,47) daalde de mate van privatisering nog verder. In 2010 nam dit weer toe (M = 0,37; SD = 0,49); t(134) = -0,83, p = 0,093 en tot slot werd er het minst geprivatiseerd in 2012 (M = 0,28; SD = 0,45). Dit zijn opvallende resultaten. Het hoge percentage privatisering in 2002 zou gelinkt kunnen worden aan de moord op Pim Fortuyn. Maar ook als dat jaar buiten beschouwing wordt gelaten, is er geen sprake van een stijgende lijn in de mate van privatisering in Nederlandse dagbladen. Hypothese 1b zal waarschijnlijk ook verworpen moeten worden.

0 5 10 15 20 25 30 35 40 45 50 2000 2004 2008 2012

Mate van privatisering in

Amerikaanse dagbladen

Privatisering Persoonlijke kenmerken Priveleven

(20)

20

Om H2b en H3b te kunnen toetsen, werd gekeken of de mate van berichtgeving over

privéleven en persoonlijke kenmerken in een stijgende lijn aanwezig was Wederom werd voor de variabelen geen stijgende trend gevonden zoals in Figuur 2 te zien is. De mate van

berichtgeving over persoonlijke eigenschappen daalde namelijk vanaf 2003 tot 2012 t(123) = 1,29, p = 0,010. Ook de mate van berichtgeving over het privéleven van de politici daalde van 2002 naar 2003 t(130) = 1,04, p = 0,038. Wel kwam er weer gemiddeld meer privatisering in de vorm van berichtgeving over persoonlijke eigenschappen (M = 0,26, SD = 0,41) van de politici, dan over het privéleven (M = 0,15), SD = 0,36). Wederom zullen de hypotheses verworpen moeten worden.

Figuur 2: mate van privatisering in Nederlandse dagbladen

In hypothese 4 wordt verwacht dat de mate van privatisering hoger is in Amerikaanse dagbladen, dan in Nederlandse dagbladen. Om deze hypothese te kunnen testen in

independent samples t-test uitgevoerd. Hieruit kwam naar voren dat de mate van privatisering even groot was in de Verenigde staten (M = 0,34, SD = 0,47) als in Nederland (M = 0,34, SD = 0,47) t (608) = 0,02 p = 0,971. Ook werden de gemiddeldes van de aparte variabelen privéleven en persoonlijke kenmerken van beide landen met elkaar vergeleken. Hieruit bleek dat in de Verenigde Staten (M = 0,21, SD = 0,41) significant meer over het privéleven berichtgegeven wordt dan in Nederland (M = 0,16, SD = 0, 36); t(609) = 1,67 p = 0,001.

Vervolgens is er een logistische regressie uitgevoerd. De resultaten lieten zien dat het type krant significant was, waarna er ook voor deze variabele probabiliteiten opgevraagd zijn.

0 5 10 15 20 25 30 35 40 45 50 2002 2003 2006 2010 2012

Mate van privatisering in Nederlandse

dagbladen

Privatisering Priveleven Persoonlijke eigenschappen

(21)

21

Hieruit komen wel duidelijk grote verschillen per krant naar voren. De grote kans op privatisering in de Telegraaf en opzichte van de Volkskrant, zou verklaard kunnen worden aan het feit dat de Telegraaf een ‘populaire krant’ is en de Volkskant een ‘kwalititeitskrant’. In de Amerikaanse dagbladen kun je een zelfde verklaring geven, de New York Times wordt gezien als meest vooraanstaande krant van de Verenigde Staten, waarin dus minder

privatisering verwacht zou kunnen worden dan de in USA Today.

Figuur 3: Probabiliteiten voor het soort krant

Volkskrant 22%

Telegraaf 48%

New York Times 26%

USA Today 41%

Verder werd er gecontroleerd voor het aantal woorden van het artikel. Hieruit bleek dat dit een significant effect (p = 0,001 ) had op de mate van privatisering. Hoe langer het artikel is, hoe groter de kans dat er privatisering voorkomt in het artikel.

Figuur 4: Logistische regressie met privatisering als afhankelijke variabele

COEF SE Jaar -0,03 (0,02) Land 2,18 (0,44) Soort krant 1,10* (0,19) Aantal woorden 0.001*** (0,00) R2 0,12 Significantie niveau, * p < .05, ** p < .01, *** p < .001

Om te kijken of het jaar, afhankelijk van het land, wel invloed heeft op de mate van

(22)

22

berekent. Wanneer er naar de probabiliteiten gekeken wordt, blijkt dat beide trends gelijk lopen en een dalende trend laten zien.

4.2 Privatisering door politici

Voor de tweede afhankelijke variabele, PrivatiseringQuotes, zijn ook een aantal analyses

uitgevoerd. De eerste twee hypotheses die getoetst worden voorspellen dat er, naarmate de tijd vordert, in zowel Nederland als de Verenigde Staten, de mate van privatisering in quotes, toe zal nemen.

Ten eerste wordt er gekeken naar de Verenigde Staten, om de hypothese 5A te onderzoeken. De gemiddeldes van het jaar 2000 (M = 0,14; SD = 0,35) en 2004 (M = 0,10; SD = 0,30) liggen het hoogste, hierna neemt het percentage artikelen met geprivatiseerde quotes in af in 2008 (M = 0,07; SD = 0,26), deze daling was echter niet significant t(136) = 0,55 p = 0,273. Hierna volgt een kleine stijging in 2012 (M = 0,08; SD = 0,27), deze stijging was wederom niet significant t(140) = -0,18 p =0,739. Hieruit blijkt dus dat er geen sprake is van een stijgende lijn in de mate van geprivatiseerde quotes in de artikelen in de Amerikaanse dagbladen is, naarmate de tijd vordert. Dit betekent dat hypothese H5a, waarschijnlijk verworpen zal moeten worden.

Figuur 5: Mate van privatisering in quotes in Amerikaanse dagbladen

Er werd gekeken naar de mate van geprivatiseerde quotes in Nederlandse dagbladen, voor de verschillende verkiezingsjaren om Hypothese 5B te toetsen. Wanneer de gemiddeldes worden berekend blijkt dat deze erg van elkaar verschillen, maar er geen lijn met een duidelijke

0 2 4 6 8 10 12 14 16 2000 2004 2008 2012

Mate van privatisering in quotes in

Amerikaanse dagbladen

Mate van privatisering in quotes in

Amerikaanse dagbladen

(23)

23

richting ontstaat. In 2002 (M = 0,13; SD = 0,34) heeft het hoogste gemiddelde, wat er na significant daalt in 2003 (M = 0,02; SD = 0,13), t(130) = 2,578 p = 0,000. Vervolgens is er van 2006 (M = 0,03, SD = 0,18) naar 2010 (M = 0,10; SD = 0,31), weer een significante stijging t(135) = -1,58 p = 0,001. Ook deze hypothese 5B, moet worden verworpen omdat er geen sprake is van een stijgende lijn.

Figuur 6: Mate van privatisering in quotes in Nederlandse dagbladen

Tot slot wordt er in de laatste hypothese gesuggereerd dat de mate van geprivatiseerde quotes meer zou zijn in de Verenigde Staten dan in Nederland. Wat meteen opvalt is dat het in beide landen zéér weinig voorkomt. Wanneer de gemiddeldes per land uitgerekend worden, bleken deze significant van elkaar te verschillen t(604) = 1,4 p = 0,005, in de Verenigde Staten bevatte 10% van de artikelen geprivatiseerde quotes bevat (M = 0,10; SD = 0,30) en in Nederland 7% (M = 0,07; SD = 0,26). Deze laatste hypothese H6 wordt bevestigd.

0 2 4 6 8 10 12 14 2002 2003 2006 2010 2012

Mate van privatisering in quotes in

Nederlandse dagbladen

Mate van privatisering in quotes in

Nederlandse dagbladen

(24)

24

5. Conclusie en discussie

5.1 Conclusie

De centrale vraag in dit onderzoek was in welke mate er sprake was van privatisering in Nederlandse en Amerikaanse dagbladen en in hoeverre er sprake was van privatisering door politici zelf. De vier werken voor iedere verkiezing over een tijdsperiode van 2000 t/m 2012 in beide landen werd onderzocht. Uit dit onderzoek kwam voor zowel Nederland als de Verenigde Staten geen stijgende lijn in de mate van privatisering in dagbladen naar voren. In beide landen ging de mate van privatisering op en neer doorheen de jaren, ook wanneer er naar de aparte concepten privéleven en persoonlijke kenmerken werd gekeken. Hieruit zou uit geconcludeerd worden dat privatisering geen stijgende trend is, maar erg verschilt per

campagne. Dit spreekt eerdere onderzoeken tegen, die wel een stijgende lijn in de mate van privatisering vonden (Rahat & Sheafer, 2007; Vliegenthart, 2012; Karvonen 2007). Zij zagen privatisering als een ontwikkelende trend. Zowel Kriesi (2012) als Langer (2010) vonden echter geen bewijs voor een stijgende trend, wat in lijn is met dit onderzoek. Er zou dus moeten worden afgestapt van het idee dat de privatisering een stijgende trend is. Uit dit onderzoek blijkt namelijk dat bij de presidentskandidaten in de Verenigde Staten, de mate van privatisering flink daalt wanneer diegene voor de tweede keer campagne voert, dit gold voor zowel republikein George W. Bush en democraat Barack Obama.

Ten tweede vond dit onderzoek geen groot verschil in de mate van privatisering in dagbladen tussen Nederland en de Verenigde Staten. Dit is verrassend, omdat wanneer er naar de literatuur gekeken wordt dit wel verwacht zou worden, door het commerciële

mediasysteem van de Verenigde Staten (Hallin & Mancini, 2004; Esser & Umbricht, 2011). Dit verschil is toe te kennen aan een beperking van dit onderzoek, die later in deze thesis besproken zal worden. Uit dit onderzoek bleek wel dat er een significant verschil bestaat tussen de verschillende soorten kranten die onderzocht zijn. Binnen de Nederlandse dagbladen bleek dat er een grote kans op privatisering was in de Telegraaf dan in de

Volkskrant en binnen de Amerikaanse dagbladen bleek de USA Today meer privatisering in zijn berichtgeving te hebben dan de New York Times. Dit is lijn met literatuur van Bakker en Scholten (2011) die stelt dat populaire kranten meer humanistische en sensationele

berichtgeving hebben, terwijl kwaliteitskranten zich meer richten op politieke informatie, aangezien privatisering valt onder het humanistische frame (Holtz-Bacha, 2004).

(25)

25

Verder werd in dit onderzoek ook gekeken naar het gebruik van privatisering door politici zelf. Hiervoor werd er naar de quotes van politici die voorkwamen in de artikelen gekeken. Er werd in verhouding meer door de media zelf geprivatiseerd dan door de politici. De

privatisering in quotes kwam in beide landen maar heel weinig naar voren, maar was wel in beide landen aanwezig. Er was significant meer privatisering door politici zelf in de

Verenigde Staten dan in Nederland. Dit zou kunnen betekenen dat Amerikaanse politici zich meer aanpassen aan de aanwezigheid van privatisering door de media, dan Nederlandse

politici.

De resultaten lieten verder zien dat privatisering door politici zelf geen stijgende trend is, maar verschilt per campagne is in lijn met het onderzoek van Langer (2010), ook uit haar onderzoek bleek dat gebruik van privatisering heel persoonlijk is en dan ook erg verschilt per politicus. Dit onderzoek werd in Groot-Brittannië gedaan en vond dat de mate van het gebruik van privatisering per verkiezing op en neer ging doorheen de tijd. Tony Blair gebruikte tijdens zijn verkiezingsperiode erg veel privatisering, maar zijn opvolger minister president Brown bijna niet. Het gebruik van privatisering ging echter weer enorm omhoog bij huidige premier David Cameron. Ook het onderzoek van Holtz-Bacha (2014) vond geen stijgende trend, ze concludeerde dat de mate van privatisering verschilt per karakter van de campagne en de individuele politicus. Ook in dit onderzoek laat zien dat individuele factoren een rol kunnen hebben spelen in de mate van privatisering van desbetreffend verkiezingsjaar. Er bleek namelijk dat er rekening gehouden moet worden met het feit of degene al een zittende president is. En ook tussen Nederlandse politici zou per politicus veel verschil kunnen bestaan. Zo koos Diederik Samsom, als enige van alle lijstrekkers, ervoor om zijn familie bij zijn campagne te betrekken. Er zou meer naar het individu gekeken moeten worden.

5.2 Discussie

Uit dit onderzoek kwam het onverwachte resultaat dat Nederland en de Verenigde Staten weinig verschilden in de mate van privatisering in dagbladen. Een mogelijke verklaring hiervoor is dat het codeboek dat gebruikt is voor de thesis, teveel door liet gaan als zijnde privatisering. Dit is een beperking voor de betrouwbaarheid van dit onderzoek en heeft er mogelijk voor gezorgd dat de drempel om iets voor privatisering door te laten gaan, te laag was, waardoor er in Nederland uiteindelijk evenveel privatisering bleek te zijn als in de Verenigde Staten.

(26)

26

Een andere beperking van het onderzoek, is de manier waarop de privatisering door politici zelf is gemeten. In dit onderzoek wordt namelijk gekeken naar de privatisering die voorkomt in quotes van politici, die in de artikelen van verschillende dagbladen te vinden zijn. Maar deze artikelen worden door journalisten geschreven en de journalist is dan ook degene die bepaalt óf en welke quotes in het artikel terecht komen. Dit is geen ideale meting om te kunnen onderzoeken in hoeverre politici zelf van privatisering gebruik maken, omdat het de journalist is die bepaalt of dit wel of niet in het artikel terecht komt. Hierdoor zou de mate waarin politici zelf gebruik maken van privatisering, onderschat zou kunnen worden.

5.3 Aanbevelingen voor vervolgonderzoek

Ondanks het feit dat dit onderzoek enkele beperkingen heeft, heeft het onderzoek de

bestaande literatuur wel uitgebreid. Het nodigt vervolg onderzoek uit, om meer comparatief en longitudinaal onderzoek te doen naar privatisering door de media en naar privatisering door politici zelf. Hierbij moet eventueel worden afgestapt van het idee van privatisering als trend, zijnde een toenemend concept over de tijd. Privatisering zou meer beïnvloed kunnen worden door individuele omstandigheden dan nu wordt aangenomen. Tijdens

vervolgonderzoek naar privatisering door politici moet worden gekeken naar individuele politici en naar de omstandigheden van de campagnes. Uit dit onderzoek bleek namelijk dat een tweede keer campagne voeren, invloed had op de mate van privatisering. Dit soort verschillen tijdens campagnes moeten verder onderzocht worden. Dit onderzoek nodigt dus uit om niet alleen te onderzoeken of er sprake is van privatisering door media en politici, maar ook waarom. Hierbij kan onderzoek gedaan worden naar verschillende factoren binnen

campagnes, zoals zittende presidenten, en hiervoor een verklaring bieden.

Wanneer de privatisering door politici zelf in de toekomst verder onderzocht gaat worden, wordt verder aanbevolen om dit niet alleen onder geprinte media te onderzoeken, maar ook op televisie en social media. Op televisie en social media heeft de politicus namelijk zelf meer invloed wat de kiezers te zien en horen krijgen. Op televisies zijn namelijk vaker interviews, speeches en debatten te zien, waarin de privatisering goed geanalyseerd zou kunnen worden. Op social media hebben de politici, samen met hun partij, volledige controle over de mate waarover zij over persoonlijke onderwerpen praten. Hierdoor kan duidelijk onderzocht in welke mate en op welke manier politici met bijbehorende partij privatiseren.

Ondanks het feit dat dit onderzoek enkele beperkingen had, heeft dit onderzoek een basis gelegd voor onderzoek naar privatisering door politici. Ook ontkrachte dit onderzoek het

(27)

27

bestaande idee van privatisering als stijgende trend doorheen de tijd en nodigt het uit om tijdens onderzoek naar privatisering door de media, rekening te houden met individuele factoren van politici.

(28)

28

Referentielijst

Bakker, P., & Scholten, O. (2011). Communicatiekaart van Nederland: overzicht van media

en communicatie.-8e dr. Kluwer.

Boukes, M., & Boomgaarden, H. G. (2016). Politician Seeking Voter: How Interviews on Entertainment Talk Shows Affect Trust in Politicians. International Journal of

Communication, 10, 22.

Brettschneider, F., & Gabriel, O. W. (2002). The nonpersonalization of voting behavior in Germany. Leaders’ Personalities and the Outcomes of Democratic elections, 127-57.

Dirks, B. (2010, 29 mei). Is Mark Rutte klaar voor het Torentje? De Volkskrant, p. 3.

Driessens, O., Raeymaeckers, K., Verstraeten, H., & Vandenbussche, S. (2010). Personalization according to politicians: a practice theoretical analysis of

mediatization. Communications, 35(3), 309-326.

Du Pré, R. (2013, 29 mei). Is de scheiding van Diederik Samsom nieuws? De Volkskrant, p. 22.

Esser, F., & Umbricht, A. (2013). Competing models of journalism? Political affairs coverage in US, British, German, Swiss, French and Italian newspapers. Journalism, 14(8), 989-1007.

Garzia, D. (2011). The personalization of politics in Western democracies: Causes and consequences on leader–follower relationships. The Leadership Quarterly, 22(4), 697-709.

Hallin, D. C., & Mancini, P. (2004). Comparing media systems: Three models of media and

politics. Cambridge University Press.

Holtz-Bacha, C. (2004). Germany: How the private life of politicians got into the media. Parliamentary Affairs, 57(1), 41-52.

Holtz-Bacha, C., Langer, A. I., & Merkle, S. (2014). The personalization of politics in comparative perspective: Campaign coverage in Germany and the United

(29)

29

Jebril, N., Albæk, E., & De Vreese, C. H. (2013). Infotainment, cynicism and democracy: The effects of privatization vs personalization in the news. European Journal of Communication, 0267323112468683.

Karvonen, L. (2010). The personalisation of politics: a study of parliamentary democracies. ECPR Press.

Kiousis, S. (2001). Public trust or mistrust? Perceptions of media credibility in the information age. Mass Communication & Society, 4(4), 381-403.

Kriesi, H. (2012). Personalization of national election campaigns. Party Politics, 18(6), 825-844.

Kruikemeier, S., van Noort, G., Vliegenthart, R., & de Vreese, C. H. (2013). Getting closer: The effects of personalized and interactive online political communication. European Journal

of Communication, 0267323112464837.

Kuhn, R. (2004). ‘Vive La Différence’? The Mediation of Politicians' Public Images and Private Lives in France. Parliamentary Affairs, 57(1), 24-40.

Langer, A. I. (2010). The politicization of private persona: Exceptional leaders or the new rule? The case of the United Kingdom and the Blair effect. The International Journal of

Press/Politics, 15(1), 60-76.

Rahat, G., & Sheafer, T. (2007). The personalization (s) of politics: Israel, 1949– 2003. Political Communication, 24(1), 65-80.

Semetko, H. A., & Valkenburg, P. M. (2000). Framing European politics: A content analysis of press and television news. Journal of Communication, 50(2), 93-109.

Strömbäck, J. (2008). Four phases of mediatization: An analysis of the mediatization of politics. The International Journal of Press/Politics, 13(3), 228-246.

Takens, J., Van Atteveldt, W., van Hoof, A., & Kleinnijenhuis, J. (2013). Media logic in election campaign coverage. European Journal of Communication, 0267323113478522.

Trimble, L., Wagner, A., Sampert, S., Raphael, D., & Gerrits, B. (2013). Is it personal? Gendered mediation in newspaper coverage of Canadian National Party leadership contests, 1975–2012. The International Journal of Press/Politics, 18(4), 462-481.

(30)

30

Van Aelst, P., Sheafer, T., & Stanyer, J. (2012). The personalization of mediated political communication: A review of concepts, operationalizations and key

findings. Journalism, 13(2), 203-220.

Van Santen, R., & Van Zoonen, L. (2010). The personal in political television biographies. Biography, 33(1), 46-67.

Wolfsfeld, G. (2004). Media and the path to peace. Cambridge, England: Cambridge University Press

Zeh, R., & Hopmann, D. N. (2013). Indicating mediatization? Two decades of election campaign television coverage. European Journal of Communication,28(3), 225-240.

(31)

31

Bijlages

1. Codeboek

Bekijk nu eerst het artikel globaal en lees de eerste alinea van het artikel. Scan daarna de rest van het artikel.

A1: Codeur:

Elke codeur krijgt een eigen code. Bij elke artikel geeft elke codeur haar eigen code aan. 0 = Janneke

1 = Rosalin

A2: Filter voor soort krant: (KALPHA = 1)

Omdat er uit verschillende kranten wordt gecodeerd geeft de codeur een code waaruit blijkt uit welke krant het komt.

Uit welke nieuwsbron in het artikel afkomstig? 1. De Volkskrant

2. De Telegraaf

3. The New York Times 4. The USA Today

A3: Artikel:

Elk artikel dat wordt gecodeerd krijgt een eigen code. De code wordt gegeven aan de hand van het soort krant. Daarnaast wordt er rekening gehouden dat er 1000 artikelen per krant gecodeerd zouden kunnen worden. Voorbeeld: stel je codeert het eerste artikel uit De telegraaf, dan wordt de code voor het artikel: 20001. Stel je codeert het twintigste artikel uit The USA Today, dan wordt de artikelcode: 40020.

A4: Datum: (KALPHA = 1)

Wat is de datum van publicatie van het artikel? De datum wordt op de volgende manier gecodeerd: dag-maand-jaartal.

(32)

32

A5: Filter voor campagnenieuws: (selectievariabele) (KALPHA = 0.78)

Elk artikel dat over de verkiezingscampagnes uit de Verenigde Staten en Nederland gaat. Daarnaast wordt ook elk artikel meegenomen die voldoet aan de volgende eisen:

 het bericht gaat over de lijsttrekker/presidentskandidaat, ook als diegene niet optreed als de rol van lijsttrekker/presidentskandidaat.

 gebeurtenissen in het kader van de verkiezingen

 wanneer een politici bij naam wordt genoemd en hij/zij is aan het woord.

 wanneer er sprake is van termen als: de huidige minister-president, politicus, partijnamen … etc. en zij aan het woord komen in het artikel.

 Het bericht gaat over verkiezingsdebatten

 het bericht gaat over binnenlands nieuws. Er worden alleen artikelen meegenomen die gaan over het land waarin de krant wordt gepubliceerd.

Betreft het item campagnenieuws?

0 = Nee 1 = Ja

A6: Plaats van het artikel (KALPHA = 1)

Op welke pagina staat het artikel, zoals aangegeven in Lexis Nexis.

A7: Lengte van het artikel (KALPHA = 1)

Coderen in aantal woorden, zoals aangegeven in Lexis Nexis.

A8: Filter voor artikel: (KALPHA = 0.87)

Wat voor soort bericht is het? (Geef aan welke type het meest van toepassing is op het artikel) 1. Nieuwsbericht

2. Verkiezingsrubriek 3. Interview

4. Speech / spreekbeurt / column 5. achtergrondverhaal

6. Debat

(33)

33

8. Overig, namelijk ...

Lees nu het hele artikel.

Actoren

Er mogen per artikel maximaal 5 actoren gecodeerd worden. Elke actor krijgt een eigen lijn in de spreadsheet.

B1: Welke actoren komen er voor in het item?

Actor komt voor wanneer de naam genoemd wordt, met of zonder voornaam, of de functie van de politicus, zoals; minister president. In het geval van opsommingen van namen, worden deze actoren niet gecodeerd.

Bijvoorbeeld: Most recently, Mitt Romney won the Republican nomination despite at various points trailing other candidates -- Rick Santorum, Newt Gingrich, Herman Cain, Rick Perry -- in polls of Republican voters' preferences.

In dit geval wordt Mitt Romney wel gecodeerd. De overige actoren niet.

Namen van de actoren: Actor 1:

Actor 2: Actor 3: Actor 4: Actor 5:

B2: Wat is het geslacht van de actor? (KALPHA = 1)

0. Man 1. Vrouw

B3: Is de actor de lijsttrekker/presidentkandidaat? (KALPHA = 1)

Lijst met lijsttrekkers voor Nederland: Lijst met presidentskandidaten voor VS:

(34)

34

Staat de naam van de actor op de bovenstaande lijst?

0. Nee 1. Ja

B4: Bij welke partij hoort de actor? (KALPHA = 0.82)

Voor Amerikaanse politici: 0. Republikein 1. Democraat

Voor Nederlandse politici: 1. VVD 2. CDA 3. PVDA 4. Christen Unie 5. D66 6. PVV 7. SP 8. Groenlinks 9. PvdD 10. SGP 11. Piratenpartij 12. Trots op Nederland 13. MenS

14. Partij voor de Toekomst 15. LPF

16. Liberaal democratische partij 17. Anti Europa Partij

18. Leefbaar Nederland 19. Groep Wilders

20. Democratisch Politiek Keerpunt 21. Liberatische partij

(35)

35

Privatisering in nieuwsberichten

C1: Wordt er gesproken over het privéleven van de politicus? (KALPHA = 0.92)

Met privéleven worden berichten bedoelt die gaan over hobby’s (zoals, sporten, wandelen, koken etc.), persoonlijke activiteiten (afspraken die niet binnen werk vallen met andere mensen, bijvoorbeeld uiteten) en relaties (liefdesleven, gezinsleven, vrienden/kennissen).

0 = Nee 1= Ja

Indien ja, over welke prive activiteit(en) wordt er gesproken?

Hobby’s 0 = Nee 1 = Ja Persoonlijke activiteiten 0 = Nee 1 = Ja Relaties 0 = Nee 1 = Ja

C2: Wordt er gesproken over persoonlijke kenmerken van de politicus? (KALPHA = 0.98)

Gaat het in het bericht over de afkomst (bepaalde culturele achtergrond, waar de politicus is geboren, waar politicus nu woont) en/of leeftijd (er wordt gesproken over een oude of jonge politicus) van de politicus?

(36)

36

0 = Nee 1 = Ja

C3: Wordt er gesproken over het arbeidsverleden van de politicus? (KALPHA = 0.98)

Indien het bericht gaat over voorgaand (vrijwilligers)werk of opleidingsniveau/richting van de politicus wordt 1 = ja gecodeerd. Indien het gaat over voorgaande politieke functies, zoals senator, gouverneur, burgemeester of parlementslid, wordt 0 = Nee gecodeerd.

0 = Nee 1 = Ja

Indien ja, gaat het over het werk of opleidingsniveau?

Opleiding 0 = Nee 1 = Ja Werk 0 = Nee 1 = Ja

C4: Wordt er in het artikel gesproken over uiterlijke kenmerken van de politici? (KALPHA = 0.98)

Indien er wordt gesproken over uiterlijke kenmerken van de politicus zoals: kleding, postuur (lang/kort/dik/dun), haarstijl en huidskleur wordt er 1 = Ja gecodeerd. Daarnaast wordt er ook 1 = ja gecodeerd wanneer er wordt gesproken over een politicus die aantrekkelijk/mooi/knap is.

0 = Nee 1 = Ja

(37)

37

Er wordt 1 = ja gecodeerd als er wordt gesproken over gevoelens van de politcus. Voorbeelden van gevoelens zijn boos, verdrietig, blij, gelukkig et etc.

0 = Nee 1 = Ja

C6: Wordt er gesproken over karaktereigenschap(en) van de politicus? (KALPHA = 0.89)

Hierbij wordt 1 = ja gecodeerd als er wordt gesproken van persoonlijke

karaktereigenschappen van de politicus. Dit zijn eigenschappen als, grappig, sympathiek, stressbestendig, charmant, sociaal, humeurig, dominant, lief, nieuwsgierig, rustig, slordig, stil, trots en zorgzaam.

0 = Nee 1 = Ja

Privatisering in quotes van politici

D1: Wordt er in de quote gesproken over het privé leven de politicus? (KALPHA = 0.62)

Met privéleven worden quotes bedoelt die gaan over hobby’s (zoals, sporten, wandelen, koken etc etc), persoonlijke activiteiten (afspraken die niet binnen werk vallen) en relaties (liefdesleven, gezinsleven, vrienden/kennissen).

0 = Nee 1 = Ja Hobby’s 0 = Nee 1 = Ja Persoonlijke activiteiten 0 = Nee 1 = Ja Relaties

(38)

38

0 = Nee 1 = Ja

D2: Wordt er in de quote gesproken over het arbeidsverleden van de politicus? (KALPHA = 0.89)

Indien de quote gaat over voorgaand (vrijwilligers)werk of opleidingsniveau/richting van de politicus wordt 1 = ja gecodeerd.

0 = Nee 1 = Ja

Indien ja, gaat het over het werk of opleidingsniveau? Opleiding 0 = Nee 1 = Ja Werk 0= Nee 1 = Ja

D3: Wordt er in de quote gesproken over de persoonlijke eigenschappen de politicus? (KALPHA = 1)

Gaat het in de quote over de afkomst (bepaalde culturele achtergrond, waar de politicus is geboren, waar politicus nu woont) en/of leeftijd (er wordt gesproken over een oude of jonge politicus) van de politicus?

0 = Nee 1 = Ja

D4: Wordt er in de quote gesproken over persoonlijke gevoelens? (KALPHA = 1)

Er wordt 1 = ja gecodeerd als er wordt gesproken over gevoelens van de politcus. Voorbeelden van gevoelens zijn boos, verdrietig, blij, gelukkig et etc.

0 = Nee 1 = Ja

(39)

39

D5: Wordt er in de quote gesproken over karaktereigenschap(en) van de politicus? (KALPHA = 1)

Hierbij wordt 1 = ja gecodeerd als er wordt gesproken van persoonlijke

karaktereigenschappen van de politicus. Dit zijn eigenschappen als, grappig, sympathiek, stressbestendig, charmant, sociaal, humeurig, dominant, lief, nieuwsgierig, rustig, slordig, stil, trots en zorgzaam.

0 = Nee 1 = Ja

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

Een ding dat uit deze analyse bleek was dat alle dagbladen ten opzichte van de burqa (tijdens de periode van de discussie rond het voorgestelde burqaverbod van Rita Verdonk)

Uit die literatuuroorsig is daar wyd-uiteenlopende en selfs teenstrydige bevindings ten opsigte van die verskille tussen geslagte se gebruik van humor en hierdie resultate

Het vertrekpunt voor het denken over meervoudig ruimtegebruik wordt zodoende niet gevormd door wat technisch mogelijk is maar vertrekt primair van de verschillende tijd-

In EMs, the framework by which organizations can acquire regulative legitimacy is more vague and ambiguous (Hitt et al., 2000; Khanna &amp; Palepu, 1997). Extensive regulation leads

die skool laat inskrywe. Hiervolgens word die fundamentele faktor van gesag by die onderwys wat die skool gee betrek. Die onderwysers gee opsetlik en bewustelike

Neural mecha- nisms of spatial selective attention in areas V1, V2, and V4 of macaque visual cortex.. Elec- trophysiological correlates of feature analysis during

The EU FP7 project INACHUS presents a holistic approach in providing a system that aims at achieving significant time reduction related to the USaR phase by

(Combining multi-sensor satellite images and in-situ measurements).. Boussinesq