• No results found

Varkens- en runderplasma en dierlijk en plantaardig eiwit in voer voor gespeende biggen

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "Varkens- en runderplasma en dierlijk en plantaardig eiwit in voer voor gespeende biggen"

Copied!
3
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

Varkens- en runderplasma en dierlijk en

plantaardig eiwit in voer voor gespeende biggen

Carola van der Peet-Schwering en Gisabeth Bmnendijk, PV

Speenvoer met 5% varkens- of runderplasma verbetert de voeropname en de groei van biggen gedurende de eerste veertien dagen van de opfokperiode. Met 5% varkensplasma in speenvoer worden vergelijkbare technische resultaten gehaald als met 5% runderplasma. Er is geen effect van bloedplasma in het voer op de gezondheid en economische resultaten van gespeende biggen.

In diverse proeven is gebleken dat bloedplasma in speenvoer een positief effect heeft op de technische resultaten en gezondheid van biggen. De exacte werking van bloedplasma is niet bekend. Sommigen veronderstellen dat de immunoglobulinen in bloed-plasma voor een beter functionerende dunne darm zorgen en daarmee voor een hogere voeropname en groei. Volgens anderen wordt het voer door toevoeging van bloedplasma smakelijker en wordt er daarom meer van opgenomen. Als deze laatste veronderstelling juist is, zouden met een voer dat smakelijke dierlijke eiwitten zonder immunoglobuli-nen bevat dezelfde resultaten behaald moeten

kun-nen worden als met bloedplasma. Het is ook niet echt duidelijk of er verschil is tussen varkens- en run-derplasma in het effect op de technische resultaten. Op het proefbedrijf te Rosmalen is daarom nage-gaan wat het effect is van verschillende eiwitbron-nen in speenvoer op de technische resultaten en de gezondheid van gespeende biggen. Daarnaast is nagegaan wat het effect is van verschillende hoe-veelheden varkensplasma in speenvoer op de tech-nische resultaten en de gezondheid van gespeende biggen.

Opzet van het onderzoek

Het onderzoek is uitgevoerd met 960 biggen ( 160 biggen per proefgroep), die vanaf spenen geduren-de 33 dagen gevolgd zijn. De volgengeduren-de zes proef-behandelingen zijn met elkaar vergeleken:

Plantaardig eiwit: speenvoer met voornamelijk plantaardige eiwitbronnen en zonder bloedplas-ma.

Varkensplasma: speenvoer waarin een deel van de plantaardige eiwitbronnen was vervangen door 5% varkensplasma.

2/3 @IYIW + 1/3 dierIjk eiwit: speenvoer waarin een deel van de plantaardige eiwitbronnen was vewangen door 5% van een combinatie van var-kensplasma en dierlijk eiwit. Deze combinatie bestond voor tweederde uit varkensplasma en voor éénderde uit dierlijk eiwit.

1/3 plasma +2/3 dier-/@ eiwit: speenvoer waarin een deel van de plantaardige eiwitbronnen was vervangen door 5% van een combinatie van var-kensplasma en dierlijk eiwit. Deze combinatie bestond voor éénderde uit varkensplasma en

, ,_; _,_‘,>,‘ , ~, , >. _:y;< , ‘,_‘,.,‘:- y, ‘.. .,~ : ‘,,& ,,,,:i”:,‘?>,; ;y>,;,:: ~^, xc

I ,L ,r, >+

,, ,I 2:~~ ’, : ,,,, ;_,._;,,; ,,3, ,:‘.(“‘“,,‘,,x ‘,_C,J :.. ’ ‘, ‘~, ~

.j’ ^ ,, I ’’ . > , , ,, ~‘4 \< *,..w ‘:,TT

A,,, ,f‘r,:“$:,I ~ : ‘,P ,,” p;+:;;;;, , :::

(2)

5

6 :_

:. .

voor tweederde uit dierlijk eiwit.

Dier/& eiwit: speenvoer waarin een deel van de plantaardige eiwitbronnen was vervangen door 5% dierlijk eiwit. Het dierlijk eiwit bevatte geen immunoglobulinen.

Runder@asma: speenvoer waarin een deel van de plantaardige eiwitbronnen was velvangen door 5% runderplasma.

.- De speenvoeders werden de eerste veertien dagen na spenen verstrekt, Vervolgens werden alle biggen in twee dagen geleidelijk overgeschakeld op dezelf-de commerciële opfokken-el. Voer en water wer-den onbeperkt verstrekt,

Effect verschillende eiwitbronnen

Om na te gaan of er een effect is van de eiwitbron in het speenvoer op de technische resultaten zijn de proefbehandelingen ‘plantaardig eiwit’, ‘var-kensplas-ma’, ‘dierlijk eiwit’ en ‘runderplasma’ met elkaar ver-geleken In tabel l zijn de technische resultaten gedurende de eerste veertien dagen van de opfok-periode van deze vier proefgroepen weergegeven.

Uit tabel I blijkt dat er de eerste veertien dagen van de opfokperiode geen verschillen in technische resultaten waren tussen biggen die speenvoer ver-strekt kregen met 5% varkens- of 5% runderplasma. Biggen die 5% varkens- of runderplasma in het speenvoer verstrekt kregen, namen meer voer op

en groeiden sneller dan biggen die dierlijk of plant-aardig eiwit in het speenvoer verstrekt kregen, Er is een tendens tot een hogere groei van de biggen die dierlijk eiwit in het voer verstrekt kregen ten opzich-te van de biggen die plantaardig eiwit in het voer verstrekt kregen. Er zijn tussen deze twee groepen biggen geen duidelijke verschillen in EW-opname en EW-conversie.

In de periode van 15 tot 33 dagen na opleg zijn er geen verschillen in technische resultaten tussen de dieren die de eerste veertien dagen van de opfok-periode verschillende eiwitbronnen in het voet- ver-strekt kregen. In de periode van opleg tot 33 dagen na opleg is er een tendens tot een hogere groei van de dieren die 5% varkens- of runderplasma in het voer verstekt kregen.

Effect hoeveelheid varkensplasma

Om na te gaan of er in de periode van opleg tot 14 dagen na opleg een effect is van verschillende hoe-veelheden varkensplasma in speenvoer op de tech-nische resultaten zijn de proefbehandelingen ‘var-kensplasma’, ‘2/3 plasma + l/3 dierlijk eiwit’, ’ l/3 plasma + 2/3 dierlijk eiwit’ en ‘dierlijk eiwit’ met elkaar vergeleken. In deze vergelijking gaat het om een dosis-responsrelatie. In geen enkel geval was de kwadratische of exponentiële component in de relatie significant. De resultaten van de vergelijking zijn weergegeven in tabel 2.

Tabel 1: Technische resultaten gedurende de eerste veertien dagen van de opfokperiode van biggen die speenvoer verstrekt kregen met verschillende eiwitbronnen

plantaardig varkens-eiwit plasma dierlijk eiwit t-under-plasma significantie’ aantal dieren speengewicht (kg) gewicht 14 dagen (kg) groei (g/d)

EW-opname per dag EW-conversie 160 160 160 160 7,5 795 7,5 7,5 10,2 I 0,8 I 0,4 IO,6 192~ 235a 208’~ 224a 0,28b 0,32a 0,29b 0,3 I a I ,46b I ,38a I ,4 I ab I ,37a

1 significantie: * = (p < O,Os), *S = (p < O,OI), *** E (p < O,OOl)

abt een verschillende letter binnen een rij duidt op verschil tussen de proefgroepen

(3)

Uit tabel 2 blijkt dat er, in de periode van opleg tot veertien dagen na opleg, een significant lineair ver-band is tussen de hoeveelheid varkensplasma in speenvoer en de groei en EW-opname van de big-gen. Zowel de EW-opname als de groei stijgen met toenemende hoeveelheid varkensplasma in het voer.

Er is geen lineair verband tussen de hoeveelheid varkensplasma in speenvoer en de EW-conversie.

Gezondheid en economische resultaten

Er is geen effect van bloedplasma in het voer op het vóórkomen van diarree en het aantal veterinair behandelde dieren. In dit onderzoek is zowel bij de

biggen die voer kregen met varkensplasma als bij de biggen die voer kregen met runderplasma weinig diarree voorgekomen. Het lijkt er op dat bloedplas-ma niet of in mindere bloedplas-mate tot een verbetering van de gezondheid leidt wanneer er weinig problemen zijn met diarree op een bedrijf.

Er zijn ook geen verschillen in de economische resul-taten per afgeleverde big tussen de dieren uit de ver-schillende proefgroepen. De hogere opbrengsten van de biggen bij het voeren van bloedplasma wogen net op tegen de extra voerkosten. Op bedrij-ven die regelmatig speendiarree hebben bij de big-gen zal het voeren van speenvoer met bloedplasma eet-der financieel voordeel opleveren. n

Tabel 2: Technische resultaten gedurende de eerste veertien dagen van de opfokperiode van biggen die speenvoer verstrekt kregen met verschillende hoeveelheden varkensplasma

vat-kens-plasma

2l3 plasma l/3 plasma I /3 dierlijk eiwit 2/3 dierlijke eiwit

dierlijk eiwit

groei (g/dag) 1 235 223 227 - 208

EW-opname per dag’ 0,32 0,3 I 0,30 0,29

EW-conversie* I ,38 I ,42 I ,32 I ,4l

I het effect van de hoeveelheid varkensplasma in speenvoer op de groei en EW-opname is lineair * er is geen lineaire relatie tussen de hoeveelheid varkensplasma in speenvoer en de EW-conversie

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

W1.2 Berging water in natuurgebieden N2.2a Groene infrastructuur natuurvriendelijke oevers N2.2b Groene infrastructuur houtwallen W2.4 Hermeanderen beken W2.6

De werking van een meststof wordt beoordeeld door de stikstofopname uit een meststof relatief ten opzichte die uit een standaardmeststof. Daarbij kan eventueel ook de minerale

• No differences in lipid concentrations, within or between Group 1 (SlO) and Group 2 (SFO) occurred, suggesting that the moderate intake of sucrose (15% of total energy) had

This message, it was recommended, would focus on ID voters, most of whom the analysis of past election results had revealed to have been voting for the opposition since 1994,

The non-host pathogen may still however possess general elicitors that result in PR gene expression in a host plant through systemic acquired resistance (SAR) leading to a

Doordat jij deze mensen – jongeren, ouderen, mensen met een beperking of mensen die niet meer mee kunnen komen op school of op het werk – een plek aanbiedt waar ze zichzelf kun-

The aim of the present study is, firstly, to understand the theological implications of the phenomenon of centralization of worship in Deuteronomy 12 according

The study of the broader canonical contexts of the imprecatory psalms in the Psalter (see section 7.3.3) revealed that YHWH is sovereign Lord and he alone is