• No results found

Invloed van dagelijkse stressoren op depressie in de adolescentie

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "Invloed van dagelijkse stressoren op depressie in de adolescentie"

Copied!
27
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

Invloed van Dagelijkse Stressoren op Depressie in de Adolescentie J. Stephens

Universiteit van Amsterdam

Bachelorscriptie Pedagogische Wetenschappen Begeleider: Peter Hoffenaar

Studentnummer: 10439153 Inleverdatum: 25 januari 2015 Aantal woorden: 5306

(2)

Inhoudsopgave

Abstract 3

Inleiding 4

Stressoren Binnen de Thuisomgeving 6

Schoolgerelateerde Stressoren 10

Inter-Persoonlijke Stressoren 14

Conclusies en Discussie 18

(3)

Abstract

In dit literatuuroverzicht stond de invloed van dagelijkse stressoren op depressie bij

adolescenten centraal. Dagelijkse stressoren van adolescenten zijn opgedeeld in stressoren in de thuisomgeving, schoolgerelateerde stressoren en inter-persoonlijke stressoren. Uit de bestaande literatuur is naar voren gekomen dat binnen alle domeinen stressoren bestaan die samenhangen met depressie. Zo bleek depressie onder andere gerelateerd aan ouder-kind conflicten, huiswerk en afwijzing door leeftijdsgenoten. Ook bleken er spillover effecten van stressoren te bestaan. Echter, is niet voor alle gerelateerde stressoren specifiek een causale relatie aangetoond. Meer onderzoek naar causale relaties tussen dagelijkse stressoren en depressie bij adolescenten is dan ook gewenst.

Trefwoorden: Depressie, Dagelijkse Stressoren, Adolescent, School, Familie, Inter-persoonlijk

(4)

Invloed van Dagelijkse Stressoren op Depressie in de Adolescentie

Het effect van dagelijkse stressoren – zoals huiswerkstress, ruzies met broers/zussen of met de ouders – wordt in onderzoek vaak onderschat ten opzichte van stressvolle

levensgebeurtenissen (Almeida & Horn, 2004; Almeida, 2005). Stressvolle

levensgebeurtenissen zijn ingrijpende gebeurtenissen met een directe impact, bijvoorbeeld het overlijden van familie, een scheiding of ziekte (Kendler, Myers, & Zisook, 2008). Hier tegenover staan dagelijkse stressoren: uitdagingen die zich van dag tot dag voordoen met een negatieve impact op een individu en zijn psychische en fysieke gezondheid (Neupert,

Almeida, & Charles, 2007). Afgezien van het feit dat deze dagelijkse gebeurtenissen wellicht minder ingrijpend zijn dan stressvolle levensgebeurtenissen, zijn het betekenisvolle

ervaringen voor individuen (Almeida & Horn, 2004). Aldus is het van belang dat het effect van dagelijkse stressoren duidelijk in beeld gebracht wordt.

Dagelijkse stressoren kunnen zorgen voor een opstapeling van negatieve gevoelens, leidend tot persistente irritaties. Hierdoor is het mogelijk dat internaliserend probleemgedrag ontstaat, waaronder depressie of depressieve klachten (Neupert et al., 2007; O'Neill, Cohen, Tolpin, & Gunthert, 2004). Depressie blijkt één van de meest voorkomende mentale

stoornissen onder adolescenten (Compas, Connor-Smith, & Jaser, 2004). Het grootste aantal nieuwe gevallen van depressie ontstaat tussen de 15 en 18 jaar (Andersen & Teicher, 2008). De adolescentie wordt omschreven als een periode waarin individuen grote sociale,

emotionele, cognitieve en fysieke veranderingen ondervinden in de leeftijdscategorie 12 tot en met 20 jaar (Dumont & Provost, 1999; Heeremans, Mohr-de Laat, & Waelkens, 2013).

Adolescenten blijken dan ook kwetsbaarder te zijn voor de ontwikkeling van depressie, wat het interessant maakt om dagelijkse stressoren juist bij deze leeftijdsgroep te onderzoeken (Hamilton et al., 2013). Des te dichter de adolescenten bij de 18 jaar komen, des te hoger de prevalentie van depressie. Depressie heeft onder meisjes een hogere prevalentie dan onder

(5)

jongens (Birmaher et al., 1996; Hankin, Mermelstein, & Roesch, 2007). Depressie wordt gekenmerkt als een reactie op een toename van stressoren in het leven van adolescenten (Anda et al., 2000). Wanneer depressie zich in de adolescentiefase ontwikkelt, gaat dit samen met een meer chronische, ernstigere en meer ingrijpende vorm van depressie (Compas et al., 2004; Andersen & Teicher, 2008). Depressie, ontstaan in deze periode, kan dan ook het grootste gedeelte van de volwassenheid nog voort blijven bestaan (Hankin et al., 2007;

Hamilton et al., 2013). Depressie blijkt dus een veelvoorkomende stoornis onder adolescenten te zijn. Dit kan veroorzaakt worden door een opstapeling van dagelijkse stressoren.

Het duidelijk in beeld brengen van de oorzaken van depressie kan nieuwe

perspectieven bieden voor de behandelmethoden. Dagelijkse stressoren staan centraal in het begrijpen van psychische onrust en psychopathologie in de adolescentie (Compas, Orosan, & Grant, 1993). In een aantal bestaande onderzoeken worden omgevingskenmerken genoemd als oorzaak van depressie bij adolescenten: waaronder onenigheid in de familie, een slechte relatie met de ouders, negatieve sociale relaties en ouderlijke depressie (Hammen, Brennan, & Shih, 2004; Birmaher et al., 1996; Lovejoy, Graczyk, O'Hare, & Neuman, 2000). In deze studies wordt de nadruk gelegd op stressvolle levensgebeurtenissen, waarbij de impact van dagelijkse stressoren wellicht wordt onderschat.

Al lange tijd is namelijk bekend dat in de adolescentie dagelijkse stressoren meer invloed hebben dan levensgebeurtenissen op de ontwikkeling van zowel externaliserende als internaliserende problemen (Compas, 1987). Zo kan bijvoorbeeld een kleine gebeurtenis met een relatief klein effect, zoals een slecht cijfer halen op school, al bijdragen aan psychische kwalen en stoornissen. Stressoren uit het adolescentenleven blijken volgens deze studie dan ook gerelateerd aan depressie (Compas, 1987). Dagelijkse stressoren kunnen namelijk ernstige stressreacties veroorzaken, in de vorm van depressie (Almeida & Horn, 2004). Dit gebeurt niet na het meemaken van één stressor, maar kan ontstaan door de opstapeling van

(6)

dergelijke stressoren. Onderzoeken waarin wordt gefocust op dagelijkse stressoren blijken belangrijk te zijn als het gaat om oorzaken van depressie. Zo wordt ook in het artikel van Neupert et al. (2007) de focus op dagelijkse stressoren gelegd wanneer het gaat om het ontstaan van depressie, in plaats van op stressvolle levensgebeurtenissen.

In bestaande literatuur worden vaak niet alle stressoren van adolescenten in het onderzoek betrokken (Almeida, 2005). Met name uit de meta-analyse van Birmaher et al. (1996) blijkt dat veruit de meeste studies over depressie bij adolescenten zich toch richten op stressvolle levensgebeurtenissen. In dit artikel wordt dan ook de invloed van dagelijkse stressoren op depressie bij adolescenten behandeld. Dagelijkse stressoren zijn opgedeeld in drie domeinen, gebaseerd op categorieën uit de Daily Inventory of Stressful Events (DISE) (Almeida, Wethington, & Kessler, 2002) en het artikel van Neupert et al. (2007) over

dagelijkse stressoren van volwassenen. Echter, zijn deze domeinen in huidig artikel aangepast op adolescenten. De drie domeinen bestaan uit stressoren thuis, schoolgerelateerde stressoren en inter-persoonlijke stressoren. 78 Procent van de gerapporteerde stressoren uit het

onderzoek van Almeida et al. (2002) bleek binnen eerdergenoemde domeinen te vallen. Een domein uit het artikel van Neupert et al. (2007) die in dit artikel niet meegenomen is, is het domein netwerk stresssoren. Dit zijn gebeurtenissen van een ander die stress met zich meebrengen voor het individu. Echter, bleek dit domein met name relevant voor oudere volwassenen en niet voor adolescenten. Onder stressoren binnen de thuisomgeving vallen bijvoorbeeld ruzie met siblings, of een gespannen sfeer. Schoolgerelateerde stressoren kunnen bijvoorbeeld deadlines of slechte cijfers zijn. Een inter-persoonlijke stressor is bijvoorbeeld ruzie met een vriend.

Stressoren Binnen de Thuisomgeving

In de adolescentie groeit de interesse in leeftijdsgenoten, waardoor jongeren meer afstand nemen van de ouders. Dit kan tevens voor meer en ergere conflicten thuis zorgen

(7)

(Sheeber, Hops, Alpert, Davis & Andrews, 1997). Daarnaast is gebleken dat depressieve kinderen en adolescenten in een thuisomgeving met veel conflicten bij het herstel vaker terugvallen in hun depressie dan kinderen in een rustige thuisomgeving (Birmaher et al., 1996).

Welke stressoren spelen binnen de thuisomgeving een belangrijke rol voor adolescenten? Om deze vraag te beantwoorden worden de meest frequente stressoren besproken. Aan de hand van vragenlijsten hebben Anda et al. (2000) onderzocht welke

stressoren middelbare scholieren tussen de 15 en 18 jaar het meest ervaren. Zij hebben bekend gemaakt welk percentage van de participanten bepaalde stressoren vaak tot zeer vaak ervoer. Hieruit is gebleken dat in zowel de meest voorkomende stressoren als de mate van stress ervaren door adolescenten geen sekseverschillen bestonden. Precies de helft van de

participanten had vaak tot zeer vaak het gevoel onder druk gezet te worden door de ouders over de eigen verantwoordelijkheden. Daarnaast bleken meningsverschillen met de ouders over het sociale leven (47.1%), druk van de ouders over cijfers op school (44.7%) en ruzies tussen de ouders (42.3%) veelvoorkomende stressoren thuis. Verder bleken conflicten met familieleden en meningsverschillen met de ouders over vrienden, uiterlijk, of een relatie veelvoorkomende stressoren onder 26% tot 39% van de participanten (Anda et al., 2000). Een kwart van de participanten rapporteerde dagelijks zeer gestrest te zijn en een derde gaf aan dit wekelijks te voelen. Aldus bleken stressoren die een belangrijke rol spelen binnen de

thuisomgeving te bestaan uit druk van de ouders en meningsverschillen of ruzies met de ouders. Deze stressoren zorgen voor veel stress bij de adolescenten. Kan deze stress tevens tot depressieve klachten leiden?

Zoals eerder genoemd blijkt er in de adolescentie sprake te zijn van een toegenomen ontvankelijkheid voor stress, wat het groeiende aantal adolescenten met depressie kan verklaren (Andersen & Teicher, 2008). Adolescenten blijken dagelijks stress te ervaren uit

(8)

negatieve interacties met de ouders en andere familieleden. Uit bestaande literatuur is bekend dat een opstapeling van dagelijkse stressoren en het leven in een stressvolle omgeving

gerelateerd is aan de ontwikkeling van depressie (Anda et al., 2000; Almeida & Horn, 2004; Neupert et al., 2007; Andersen & Teicher, 2008).Volgens de familie systeemtheorie zijn gezinsleden onderling afhankelijk van elkaar. Conflict tussen twee familieleden kan op die manier ook effect hebben op andere gezinsleden, met name adolescenten (Timmons & Margolin, in press).

Allereerst blijken conflicten tussen de adolescent en de ouders samen te hangen met depressie. In het onderzoek van Hammen et al. (2004) wordt de samenhang tussen onenigheid in het gezin en depressie bij adolescenten besproken. Zij hebben dit onderzocht met behulp van vragenlijsten en een interview met de vader, moeder en het kind. Hieruit bleek dat problemen in de ouder-kind relatie risicofactoren vormen voor het ontstaan van depressie bij adolescenten. Dit is bijvoorbeeld vijandigheid van de moeder naar de adolescent. Daarnaast bleken ook ruzies tussen de ouders een risicofactor te vormen. Uit de resultaten blijkt dan ook dat meer adolescenten depressie hebben ontwikkeld in een gezin met een hoge mate van echtelijke vijandigheid, dan in een gezin met een lage mate van echtelijke vijandigheid

(Hammen et al., 2004). Deze bevinding komt overeen met het eerdergenoemde onderzoek van Sheeber et al. (1997), waaruit gebleken is dat de toegenomen ontvankelijkheid voor stress en depressie bij adolescenten samenhangt met onenigheid in het gezin: met name

huwelijksconflicten. Uit het artikel van Hammen (2005) blijkt tevens dat huwelijksconflicten en onenigheid binnen het gezin stressoren zijn die bijdragen aan het ontstaan van depressie bij adolescenten. Wederom wordt genoemd dat het om een cumulatie van deze stressoren gaat die samen voor een grote mate van stress zorgen (Hammen, 2005). Verder bleek ook agressief gedrag gerelateerd aan depressie bij adolescenten (Sheeber et al., 1997). Onder agressief gedrag vallen uitspraken die op een geïrriteerde manier zijn overgebracht, ruzies en afkeuring

(9)

door de ouder. Aldus blijken vooral de huwelijksconflicten van de ouders een samen te hangen met depressie bij adolescenten.

Naast ruzies tussen ouder en kind en huwelijksconflicten kunnen ook ruzies en

spanningen tussen broers en zussen bijdragen aan de ontwikkeling van depressie. Ondanks dat stressoren door siblings niet zijn opgenomen in het onderzoek van Anda et al. (2000) blijken ze toch veel stress te kunnen veroorzaken bij adolescenten. Dagelijkse stressoren door

conflicten tussen siblings zijn in te delen in twee hoofdonderwerpen: kwesties over gelijkheid en rechtvaardigheid en kwesties over het eigen domein. Kwesties over gelijkheid en

rechtvaardigheid zijn bijvoorbeeld ruzies om het gebruik van de badkamer, of wie er aan de beurt is om klusjes te voltooien. Kwesties over het eigen domein zijn bijvoorbeeld het lenen van elkaars spullen zonder dit te vragen of elkaars kamer betreden zonder dit te vragen. Sibling conflict is een voorspeller van depressie gebleken in de vroege adolescentie (Campione‐Barr, Greer, & Kruse, 2013). Deze bevindingen komen overeen met de onderzoeksresultaten van Stocker, Burwell, en Briggs (2002). Hieruit bleek dat sibling conflict kan leiden tot een depressieve stemming bij adolescenten, die stabiel kan worden (Stocker et al., 2002). Daarnaast is gebleken dat de invloed van ouder-kind conflicten op een adolescent verminderd kan worden door een stabiele sibling relatie met weinig conflict (Campione‐Barr et al., 2013). Samengevat blijkt er een causale relatie te bestaan tussen sibling conflict en depressie bij adolescenten. Desalniettemin kan weinig sibling conflict ook een buffer vormen voor de invloed van ouder-kind conflicten op de adolescent.

Verder blijken er behalve directe invloeden van stressoren uit de thuisomgeving, ook indirecte invloeden te bestaan op de mogelijke vorming van depressie bij adolescenten. Uit een onderzoek naar werkstress van ouders en het effect hiervan op kinderen en adolescenten, is naar voren gekomen dat het psychisch welbevinden van adolescenten negatief beïnvloed wordt wanneer een ouder gestrest is door het werk. Dit is een spillover effect. De stressor van

(10)

de ouder vormt namelijk weer een stressor voor de adolescent, in de vorm van conflicten thuis. Deze bevinding gold met name voor vaders en hun kinderen, niet zozeer voor moeders (Crouter & Bumpus, 2001). Ook het onderzoek van Hammen, Shih en Brennan (2004) toont een indirect effect van stress aan op de vorming van depressie bij adolescenten. Een gestreste depressieve moeder kan indirect tot gevolg hebben dat de adolescent ook depressie

ontwikkelt. Negatieve interacties tussen de moeder en adolescent kunnen namelijk een risicofactor vormen voor het ontstaan van depressie bij de adolescent. Daar tegenover staat dat een rustige gezinssfeer – waarbij dagelijkse stressoren ontbreken – een beschermende factor kan vormen voor het ontstaan van depressie bij adolescenten (Hammen, Shih & Brennan, 2004). Bij stressoren binnen de thuisomgeving kan dus ook sprake zijn van een spillover effect.

Kortom blijkt er een samenhang te bestaan tussen de gezinsomgeving en depressie bij adolescenten (Sheeber et al., 1997). Zo vormen huwelijksconflicten, ouder-kind conflicten en sibling conflicten risicofactoren voor depressie. Weinig sibling conflict blijkt beschermend te werken tegen de invloed van ouder-kind conflicten. Ook kan er sprake zijn van een spillover effect van stressoren. Behalve de grote invloed van de thuisomgeving, speelt ook de

schoolomgeving een belangrijke rol in het ontstaan van depressie bij adolescenten. Schoolgerelateerde Stressoren

De mate van schoolgerelateerde stress – ervaren door de adolescent – blijkt samen te hangen met depressie bij adolescenten (Ang & Huan, 2006). Uit eerdere studies is bekend dat stressoren binnen de schoolomgeving de meest frequent gerapporteerde stressoren zijn door adolescenten (Anda et al., 2000). Leerlingen zouden onder andere het slachtoffer kunnen worden van de hoge werkdruk (Burnett & Fanshawe, 1997). Om de relatie tussen

schoolgerelateerde stressoren en depressie te begrijpen, zullen eerst de verschillende stressoren binnen deze context in beeld gebracht moeten worden.

(11)

In het eerder besproken onderzoek van Anda et al. (2000) kwamen naast stressoren in de thuisomgeving met name schoolgerelateerde stressoren aan bod. De meest voorkomende stressoren op schoolniveau voor adolescenten werden besproken. Behalve zorgen om toekomstplannen bleken de stressoren met de hoogste frequentie allemaal stressoren binnen de schoolcontext te zijn. De meest voorkomende schoolgerelateerde stressor bleken toetsen te zijn: 59.1% van de middelbare scholieren gaf aan vaak tot zeer vaak stress te ervaren door toetsen. Daarnaast rapporteerde 58.5% van de respondenten vaak tot zeer vaak cijfers op school als stressor te ervaren en 53.7% rapporteerde dit over huiswerk. Verder gaf 51.1% van de respondenten aan vaak tot zeer vaak stress te ervaren door niet genoeg tijd te hebben. Deze stressor weerspiegelt tevens het effect van de eerder genoemde stressoren: huiswerk en schoolprestaties. Overige stressoren waarbij de respondenten aangaven deze vaak tot zeer vaak te ervaren, waren de hoeveelheid schoolwerk dat op school gemaakt diende te worden (45.7%), de hoeveelheid huiswerk (45.3%), bepaalde vakken op school (41.9%), een

competitiegevoel voor cijfers (26.6%), leraren (20.4%) en schoolactiviteiten (20.1%) (Anda et al., 2000). Het artikel van Galloway, Conner, en Pope (2013) sluit aan op de bevindingen uit voorgaand besproken artikel. Deze resultaten zijn gebaseerd op het eenmalig invullen van een vragenlijst door de studenten. Hieruit kwamen vooral de volgende stressoren naar voren: de hoeveelheid huiswerk, de moeilijkheidsgraad van het huiswerk en de druk om het huiswerk te voltooien. Tevens bleken uit dit onderzoek toetsen en cijfers belangrijke stressoren te vormen. Een andere stressor die ook in dit onderzoek genoemd werd, is competitiegevoel (Galloway et al., 2013). Aldus bleken de meest voorkomende schoolgerelateerde stressoren te bestaan uit toetsen, huiswerk en schoolprestaties.

Hangen de genoemde stressoren samen met depressie bij adolescenten? Uit onderzoek blijkt dat huiswerk inderdaad geassocieerd is aan een toename van depressieve symptomen (Galloway et al., 2013). Studenten bleken zelfs ’s nachts bezig te zijn met huiswerk. Veel

(12)

studenten gaven dan ook aan dat huiswerk hun dag domineerde. De stress die dit met zich meebracht werd geaccepteerd en gezien als noodzakelijk om goed te presteren in een competitieve leeromgeving (Galloway et al., 2013). Ook Sun, Dunne, Hou, en Xu (2011) hebben onderzoek gedaan naar stressoren van adolescenten in de schoolcontext. Zij hebben drie vragenlijsten bij studenten afgenomen en na een periode van twee weken is dit herhaald met dezelfde vragenlijsten. Hieruit is tevens gebleken dat dagelijkse stress door schoolwerk, huiswerk, toetsen, cijfers en competitie een grote rol speelt in het leven van adolescenten. Genoemde stressoren hangen samen met depressie, bij cumulatie vormen ze namelijk een risicofactor voor depressieve symptomen (Galloway et al., 2013).

Daarnaast bestaat er ondersteunend onderzoek voor de stressoren die leraren met zich meebrengen. Conflicten met leraren zijn tevens gerelateerd aan de ontwikkeling van depressie bij adolescenten (Sun et al., 2011). Leraren die niet betrokken zijn bij het onderwijs dat zij verschaffen zorgen voor een toename van stress bij leerlingen. Hiermee wordt met name gedoeld op leraren die niet goed kunnen uitleggen wat de essentie van hun vak is. Oneerlijk behandeld worden door een leraar blijkt een stressor voor adolescenten te zijn, evenals een leraar die op een te hoog tempo de leerstof doorneemt (Burnett & Fanshawe, 1997). Tevens blijkt negatieve feedback van een leraar, zowel privé besproken als publiekelijk, bij te dragen aan depressie in adolescenten (Ang & Huan, 2006). Ook al deze gegevens zijn verzameld aan de hand van vragenlijsten. Kortom blijken naast huiswerk, prestaties en toetsen ook leraren en leraar-interacties van invloed te zijn op stress en depressie bij adolescenten.

Een stressor die niet is meegenomen in voorgaande onderzoeken naar de meest

voorkomende stressoren, is pestgedrag en onveilige gevoelens op school. Desondanks blijkt er een samenhang te bestaan tussen pestgedrag-gerelateerde stressoren en depressie bij

adolescenten (Grant, Compas, Thurm, McMahon & Gipson, 2004). 20-30% Van middelbare scholieren blijkt regelmatig betrokken te zijn bij pesten, als slachtoffer of uitvoerder van het

(13)

pestgedrag (Harris, 2004). Uit het artikel van Ivarsson, Broberg, Arvidsson, en Gillberg (2005) is gebleken dat een status als uitvoerder of slachtoffer van pestgedrag een sterke predictor is van depressie. Pestgedrag binnen scholen is op te delen in een aantal stressoren: verbaal, fysiek en relationeel pesten. Verbaal pesten is bijvoorbeeld uitschelden en fysiek pesten kan slaan of schoppen zijn. Relationeel pesten is meer indirect, door middel van het verspreiden van roddels of buitensluiting bijvoorbeeld (Wang, Iannotti & Nansel, 2009). Uit dit onderzoek – waarbij gebruik is gemaakt van vragenlijsten – bleek dat bij verbaal pesten 17.1% van de participanten uitvoerder was, 16.2% slachtoffer en 20.3% zowel slachtoffer als uitvoerder. Bij fysiek pesten bleek 8.1% uitvoerder, 7.6% slachtoffer en 5.1% zowel

slachtoffer als uitvoerder. Tot slot bleek dat bij relationeel pesten 10.4% uitvoerder was, 24.3% slachtoffer en 16.7% zowel slachtoffer als uitvoerder (Wang et al., 2009). Wat betreft de associatie tussen depressie en pest-stressoren, blijkt er tevens een verband te zijn. Onder de adolescenten die regelmatig pestgedrag ervoeren in de rol van slachtoffer, bleek 20.5% van de jongens en 46.3% van de meisjes aan depressie te lijden. Tevens bleek onder de

adolescenten die regelmatig pestgedrag uitvoerden 6.8% van de jongens en 47.5% van de meisjes te lijden aan depressie. Echter, bleken de adolescenten die regelmatig zowel gepest worden als zelf pesten het grootste risico te lopen op het ontstaan van depressie. Ook uit ander onderzoek bleek namelijk dat onder adolescenten die regelmatig zowel pestten als gepest werden 22.6% van de jongens en 75% van de meisjes last had van depressie (Brunstein-Klomek, Marrocco, Kleinman, Schonfeld & Gould, 2007). Al met al blijkt ook pestgedrag – zoals schelden, uitsluiting en fysiek geweld – in verband te staan met depressie bij

adolescenten.

Tot slot blijkt er wederom een spillover effect te bestaan. Uit zeer recent onderzoek is namelijk gebleken dat problemen op school kunnen overslaan naar problemen thuis en andersom. Aan de hand van dagelijkse gegevens via dagboekjes onderzochten Timmons en

(14)

Margolin (in press) de associatie tussen familieconflict en schoolproblemen van adolescenten. Hieruit kwam naar voren dat verschillende schoolgerelateerde stressoren, zoals een slecht cijfer of een toets, zorgden voor stress en irritatie bij de adolescent. Hierdoor bleef de adolescent die dag in een negatieve stemming. Thuis zorgde dit op zijn beurt weer voor conflicten met familieleden. Ook het omgekeerde effect was mogelijk: conflicten in de thuisomgeving konden leiden tot schoolproblemen. Er was dan ook sprake van een samenhang tussen ouder-kind conflict en schoolproblemen op dezelfde dag. Hierbij bleek depressie een modererende werking te hebben: voor adolescenten met meer depressieve symptomen was deze samenhang sterker dan voor adolescenten met minder depressieve symptomen (Timmons & Margolin, in press). Hiernaast is gebleken dat veel huiswerk tot gevolg kan hebben dat adolescenten minder tijd hebben voor gezinsactiviteiten. Zo is er bijvoorbeeld minder tijd om klusjes te doen of samen tijd door te brengen. Dit kan weer voor conflicten in de thuisomgeving zorgen (Galloway et al., 2013). Schoolgerelateerde stressoren en stressoren thuis kunnen elkaar dus beïnvloeden.

Concluderend zijn er op school belangrijke stressoren die in verband staan met depressie. Zo zorgen prestaties, huiswerk en toetsen met name voor stress bij adolescenten. Hiernaast kunnen leraren en leraar-interacties ook bijdragen aan de opstapeling van

stressoren. Ook pestgedrag zoals uitschelden kan uiteindelijk leiden tot depressie. Tot slot kan er ook sprake zijn van een spillover effect tussen stressoren thuis en stressoren op school. Behalve in die domeinen, ervaren adolescenten ook stressoren op inter-persoonlijk niveau.

Inter-Persoonlijke Stressoren

Een consistente bevinding uit de literatuur over dagelijkse stressoren van adolescenten is dat persoonlijke stressoren sterker gerelateerd zijn aan depressie dan niet

inter-persoonlijke stressoren (O'Neill et al., 2004; Hammen, 2005; Hampel & Petermann, 2006). Echter, zijn in deze literatuur tevens de inter-persoonlijke stressoren met gezinsleden

(15)

meegerekend, die in huidig artikel onder stressoren binnen de thuisomgeving vallen. Zoals eerder genoemd is de adolescentie een periode waarin de interesse in leeftijdsgenoten en het sociale leven sterk toeneemt (Sheeber et al., 1997; Irons & Gilbert, 2005). Het gevoel om erbij te horen, sociale vergelijking, waardering en steun van leeftijdsgenoten worden steeds

belangrijker voor adolescenten (Irons & Gilbert, 2005). Echter, verloopt dit niet voor elke adolescent even gemakkelijk. Deze dagelijkse beslommeringen kunnen dan ook veel stress met zich meebrengen.

Wat zijn de meest voorkomende stressoren op inter-persoonlijk niveau? Wederom geeft het artikel van Anda et al. (2000) hier een overzicht van. 41.3% Van de adolescenten bleek vaak tot zeer vaak sociale problemen te hebben. 33.7% Van de adolescenten ervoer vaak tot zeer vaak meningsverschillen met zijn of haar vriendje of vriendinnetje en 19.9% ervoer vaak tot zeer vaak druk van anderen om bepaalde dingen te doen. Ook voelde 19% van de adolescenten zich vaak tot zeer vaak niet geaccepteerd door anderen en had 17.9% vaak tot zeer vaak meningsverschillen met vrienden (Anda et al., 2000). In het artikel van Bowker, Bukowski, Hymel, en Sippola (2000) zijn tevens de meest voorkomende stressoren onder adolescenten gepresenteerd. De adolescenten werden tweemaal geïnterviewd, met een periode van twee weken ertussen. Hieruit is gebleken dat de meest voorkomende stressor afwijzing door leeftijdsgenoten was (54%). Hieronder valt het geplaagd worden door vrienden of een vriend die niet meer tegen de adolescent praat. Conflict met leeftijdsgenoten werd in dit onderzoek door 15% van de adolescenten gerapporteerd als frequente stressor. Hieronder worden ruzies met vrienden verstaan, of een volledig gebrek aan conversatie met vrienden. De overige gerapporteerde stressoren, aangegeven door minder dan 10% van de adolescenten, bleken jaloezie van of naar leeftijdsgenoten, in problemen komen en zorgen om het welzijn van een vriend of vriendin (Bowker et al., 2000). Aldus bleken de meest voorkomende inter-persoonlijke stressoren afwijzing of het gevoel niet geaccepteerd te worden, conflict met

(16)

leeftijdsgenoten en meningsverschillen te zijn.

Ook de genoemde inter-persoonlijke stressoren blijken in verband te staan met depressie bij adolescenten. In het artikel van Ranta, Kaltiala-Heino, Pelkonen, en Marttunen (2009) wordt de invloed van afwijzing door leeftijdsgenoten en conflict op de vorming van depressie bij adolescenten aangehaald. Dit is onderzocht aan de hand van zelfrapportage. Zij verklaarden deze invloed met het feit dat leeftijdsgenoten een belangrijke bron zijn van sociale steun en een basis vormen voor sociale vergelijking (Ranta et al., 2009). Negatieve sociale vergelijking is bijvoorbeeld zich niet populair voelen, onaantrekkelijk en niet geaccepteerd in vergelijking met leeftijdsgenoten. Dit bleek samen te hangen met depressie (Irons & Gilbert, 2005). Daarnaast wordt het geleidelijke proces van het verkrijgen van persoonlijke autonomie in de adolescentie ook door relaties met leeftijdsgenoten op gang gebracht (Ranta et al., 2009). Hierbij wordt steeds meer afstand gedaan van het gezag van de ouders. Dit proces wordt dan ook verstoord wanneer er sprake is van conflict met

leeftijdsgenoten of vrienden, zoals agressie van leeftijdsgenoten of ruzies, waardoor

psychopathologie kan ontstaan (Prinstein, Boergers, & Vernberg, 2001). Adolescenten die te maken krijgen met conflict met leeftijdsgenoten rapporteerden dan ook vaker last te hebben van depressieve symptomen (Ranta et al., 2009). Negatieve sociale vergelijking en conflicten met leeftijdsgenoten blijken in verband te staan met depressie bij adolescenten. Dagelijks terugkerende problemen in de interactie met leeftijdsgenoten kunnen dus problematisch zijn. Daarnaast kunnen ook andere vormen van conflict of interactieproblemen met

leeftijdsgenoten tot depressie leiden. Hamilton et al. (2013) hebben onderzoek gedaan naar inter-persoonlijke stressoren als voorspellers van depressieve symptomen. Zij hebben dit onderzocht met behulp van vragenlijsten, welke drie keer zijn afgenomen met telkens een periode van negen maanden ertussen. Het onderzoek wees uit dat slechte behandeling door leeftijdsgenoten een prominente stressor is onder adolescenten. Hiermee wordt directe of

(17)

indirecte agressie van leeftijdsgenoten bedoeld, hetgeen tijdens de adolescentie aanzienlijke aandacht krijgt. Genoemd wordt dat deze vormen van agressie door leeftijdsgenoten, zoals bedreigingen, predictoren zijn voor depressie en slecht psychologisch aanpassingsvermogen in de adolescentie. Ook relationeel slachtofferschap – met als doel het schaden van de

reputatie van de adolescent – bleek gerelateerd aan depressie in de adolescentie. Hierbij werd gesteld dat adolescenten extra kwetsbaar zouden kunnen zijn voor relationeel

slachtofferschap. Dit zou met name gelden voor de vroege adolescentie, bij 12-13 jarigen, aangezien deze net een nieuwe levensfase op de middelbare school beginnen. In deze periode worden namelijk nieuwe groepen gevormd met leeftijdsgenoten en zijn de zorgen over de sociale status groter (Hamilton et al., 2013). Deze resultaten komen overeen met de

stressoren die voortkomen uit pestgedrag (Zie Schoolgerelateerde stressoren). Kortom bleek slechte behandeling door leeftijdsgenoten een prominente stressor die kan leiden tot depressie. Tot slot kan er ook bij inter-persoonlijke stressoren sprake zijn van een spillover

effect. Hammen, Brennan en Shih (2004) hebben aan de hand van vragenlijsten en interviews een inter-persoonlijk stressmodel onderzocht. Hierbij is de inter-persoonlijke stress en

depressie van moeders vergeleken met de inter-persoonlijke stress en depressie van hun kinderen. Wanneer er sprake was van (chronische) inter-persoonlijke stress, hadden de

participanten bijvoorbeeld veel problemen of conflicten in vriendschappen. Er is gebleken dat depressieve adolescenten met depressieve moeders meer inter-persoonlijke stressoren

ervoeren dan depressieve kinderen met moeders zonder depressie. Zo ervoeren zij zelf meer onenigheid in de omgang met anderen. Depressie van de moeder voorspelde tevens lage sociale competentie van de adolescent (Hammen et al., 2004). Adolescenten met een lage sociale competentie zijn bijvoorbeeld vaker slachtoffer van pestgedrag en vertonen meer teruggetrokken en sociaal onhandig gedrag (Van Lieshout, Verhoeven, Güroglu, Haselager, & Scholte, 2004). Hoge inter-persoonlijke stress van de moeder voorspelde slechtere

(18)

opvoedingskwaliteit, hogere inter-persoonlijke stress van de adolescent en depressie bij de adolescent. (Hammen et al., 2004). Aldus bleek er ook een spillover effect te bestaan van inter-persoonlijke stressoren, van moeder op adolescent. Tevens kan depressiviteit van de moeder lage sociale competentie van de adolescent tot gevolg hebben.

Samenvattend blijken adolescenten veel stress te kunnen ervaren in alledaagse

interacties met leeftijdsgenoten. Door de behoefte erbij te willen horen en sociale vergelijking stuiten adolescenten op verschillende problemen. Zo kunnen zij onder andere te maken krijgen met afwijzing, conflicten of meningsverschillen met leeftijdsgenoten. Deze stressoren staan in verband met depressie bij de adolescenten. Ook agressie van leeftijdsgenoten en relationeel slachtofferschap bleken predictoren te zijn voor depressie bij adolescenten. Tot slot kan er ook sprake zijn van een spillover effect of generationeel effect van inter-persoonlijke stressoren.

Conclusies en Discussie

In huidig artikel is de invloed van dagelijkse stressoren op depressie bij adolescenten onderzocht. Uit de besproken onderzoeken komt naar voren dat in alle drie de besproken domeinen stressoren bestaan die van invloed zijn op depressie. Ten eerste bleken de meest voorkomende stressoren binnen de thuisomgeving druk van de ouders en meningsverschillen of ruzies met de ouders te zijn. Alleen ouder-kind conflict bleek een voorspeller te zijn van depressie. Verder bleken huwelijksconflicten en sibling conflict stressoren die samenhangen met depressie. Ook kan er sprake zijn van een spillover effect: een stressor van de ouder kan een stressor vormen voor de adolescent. Ten tweede is naar voren gekomen dat de meest voorkomende schoolgerelateerde stressoren bestaan uit toetsen, huiswerk en schoolprestaties. Deze stressoren bleken risicofactoren te vormen voor depressie bij adolescenten, wanneer sprake was van cumulatie. Daarbij bleken leraren, leraar-interacties en pestgedrag voor stress te zorgen bij adolescenten, samenhangend met depressie. Bovendien bleek er wederom sprake

(19)

te zijn van een wederzijds spillover effect van stressoren thuis en op school. Ten derde is uit onderzoek voortgekomen dat de meest voorkomende inter-persoonlijke stressoren afwijzing of het gevoel niet geaccepteerd te worden, conflict met leeftijdsgenoten en

meningsverschillen zijn. Voor al deze stressoren bestond een samenhang met depressie. Ook slechte behandeling door leeftijdsgenoten bleek een prominente stressor en causaal samen te hangen met depressie. Tot slot bestond er een spillover van inter-persoonlijke stressoren en depressie van moeder op adolescent. Wanneer kritisch naar de besproken onderzoeken gekeken wordt, kunnen enkele kanttekeningen gemaakt worden.

Zo is een kanttekening bij dit literatuuronderzoek de verschillende

onderzoeksmethoden die de onderzoekers hanteerden. Bij het meten van dagelijkse stressoren is het namelijk gewenst om gebruik te maken van dagboekmethoden. Desondanks bleek er maar één bruikbaar onderzoek voor dit onderwerp te zijn waarbij deze methode werd gebruikt, namelijk het artikel van Timmons en Margolin (in press). De andere onderzoeken hanteerden interview en vragenlijst methoden. Bij deze onderzoeken is het de vraag in hoeverre de bevonden stressoren zich ook echt dagelijks voordoen. Daarnaast is een artikel besproken waarbij alleen gezinnen uit een hoge SES en hoogpresterende scholen zijn meegenomen (Galloway, Conner & Pope, 2013). Hierbij kan zich worden afgevraagd in hoeverre deze resultaten representatief zijn voor alle adolescenten. Echter, bestond het grootste deel van de onderzoeken wel uit een gevarieerde onderzoeksgroep. Toch zullen de resultaten voorzichtig geïnterpreteerd moeten worden.

Zo ging namelijk een deel van de onderzoeken om depressie als stoornis en een deel om enkel depressieve symptomen. Daarom kan niet bij alle genoemde stressoren gesproken worden van een relatie met depressie als volledig erkende stoornis. Daarbij komt dat de besproken onderzoeken verschilden in type onderzochte relatie. In een aantal onderzoeken werd specifiek gesproken van een causale relatie tussen de stressoren en depressie of

(20)

depressieve symptomen. Dit literatuuronderzoek was gericht op het onderzoeken van de invloed van dagelijkse stressoren op depressie, dus een causale relatie. Echter, werd in een aantal onderzoeken slechts gesproken van een samenhang zonder richting.

Opvallend is dat er geen sekseverschillen zijn gevonden in meest voorkomende stressoren of de mate van stress die een adolescent hierdoor ervaart. Eerder was namelijk al bekend dat depressie een hogere prevalentie heeft onder meisjes dan onder jongens. Als de bevinding dat er geen sekseverschillen zijn in meest voorkomende stressoren of mate van ervaren stress gehanteerd wordt, zal er een andere verklaring gezocht moeten worden voor het verschil in prevalentie van depressie. Desalniettemin is er een tegenstrijdigheid gevonden in de literatuur. Er bleken uit meerdere onderzoeken namelijk wel sekseverschillen te zijn in het aantal depressieve gevallen als gevolg van pest-gerelateerde stressoren. Dit zou kunnen betekenen dat er weldegelijk verschillen zijn in de mate van ervaren stress door bepaalde stressoren. Meer onderzoek naar sekseverschillen in dagelijkse stressoren van adolescenten is dan ook gewenst.

Daarnaast ontbreekt in bestaande literatuur onderzoek naar twee van de meest

voorkomende stressoren in de thuisomgeving: druk van de ouders en meningsverschillen met de ouders. Deze stressoren zijn nog niet onderzocht op mogelijke samenhang met depressie. Dit wijst erop dat onderzoek naar prominente stressoren in het dagelijks leven van de

adolescent nog beperkt is. Voor vervolgonderzoek wordt dan ook aangeraden om door middel van dagboekmethoden dagelijkse stressoren van jongeren te meten en een eventuele causale relatie met depressie. Ook is in huidig artikel geen aandacht besteed aan de invloed van coping strategieën op een eventuele vermindering van de invloed van stressoren. Vervolgonderzoek kan zich hierop richten.

Voorlopig is de conclusie van dit literatuuronderzoek dat er een relatie blijkt te bestaan tussen dagelijkse stressoren en depressie bij adolescenten. Omdat gebleken is dat er in

(21)

bestaande literatuur nog veelal wordt gefocust op de invloed van stressvolle

levensgebeurtenissen in plaats van dagelijkse stressoren, is het belangrijk dat onderzoek hiernaar uitgebreid wordt. Op deze manier worden de oorzaken van depressie duidelijker in beeld gebracht. Dagelijkse stressoren staan dan ook centraal in het begrijpen van depressie bij adolescenten. Zo kunnen er nieuwe perspectieven voor behandelmethoden geboden worden. Wanneer er een compleet beeld is van de stressoren die van (grote) invloed zijn op depressie, kunnen interventies zich op desbetreffende contexten richten. Ook kan gefocust worden op het aanleren van adequate coping strategieën in die kaders. Verder onderzoek is dus gewenst, want de alledaagse beslommeringen van adolescenten blijken van meer invloed te zijn dan men zou denken.

(22)

Referenties

Almeida, D. M. (2005). Resilience and vulnerability to daily stressors assessed via diary methods. Current Directions in Psychological Science, 14(2), 64-68.

doi:10.1111/j.0963-7214.2005.00336.x

Almeida, D. M., & Horn, M. C. (2004). ls daily life more stressful during middle adulthood? How healthy are we? A national study of well-being at midlife. 425-451. Brim, OG, Ryff, CD, & Kessler, RC (eds). Chicago IL, The University of Chicago Press. Almeida, D. M., Wethington, E., & Kessler, R. C. (2002). The daily inventory of stressful

events an interview-based approach for measuring daily stressors. Assessment, 9(1), 41-55. doi:10.1177/1073191102091006

Anda, D. D., Baroni, S., Boskin, L., Buchwald, L., Morgan, J., Ow, J., …Weiss, R. (2000). Stress, stressors and coping among high school students. Children and Youth Services Review, 22(6), 441-463. doi:10.1016/S0190-7409(00)00096-7

Andersen, S. L., & Teicher, M. H. (2008). Stress, sensitive periods and maturational events in adolescent depression. Trends in Neurosciences, 31(4), 183-191.

doi:10.1016/j.tins.2008.01.004

Ang, R. P., & Huan, V. S. (2006). Relationship between academic stress and suicidal ideation: Testing for depression as a mediator using multiple regression. Child Psychiatry and Human Development, 37(2), 133-143. doi:10.1007/s10578-006-0023-8

Birmaher, B., Ryan, N. D., Williamson, D. E., Brent, D. A., Kaufman, J., Dahl, R. E., … Nelson, B. (1996). Childhood and adolescent depression: A review of the past 10 years. Part I. Journal of the American Academy of Child & Adolescent

(23)

Bowker, A., M. Bukowski, W., Hymel, S., & K. Sippola, L. (2000). Coping with daily hassles in the peer group during early adolescence: Variations as a function of peer

experience. Journal of Research on Adolescence, 10(2), 211-243. doi:10.1207/SJRA1002_5

Brunstein-Klomek, A., Marrocco, F., Kleinman, M., Schonfeld, I. S., & Gould, M. S. (2007). Bullying, depression, and suicidality in adolescents. Journal of the American Academy of Child & Adolescent Psychiatry, 46(1), 40-49.

doi:10.1097/01.chi.0000242237.84925.18

Burnett, P. C., & Fanshawe, J. P. (1997). Measuring school-related stressors in adolescents. Journal of Youth and Adolescence, 26(4), 415-428.

doi:10.1023/A:1024529321194

Campione‐Barr, N., Greer, K. B., & Kruse, A. (2013). Differential associations between domains of sibling conflict and adolescent emotional adjustment. Child

development, 84(3), 938-954. doi:10.1111/cdev.12022

Compas, B. E. (1987). Stress and life events during childhood and adolescence. Clinical Psychology Review, 7(3), 275-302. doi:10.1016/0272-7358(87)90037-7

Compas, B. E., Connor-Smith, J. K., Saltzman, H., Thomsen, A. H., & Wadsworth, M. E. (2001). Coping with stress during childhood and adolescence: Problems, progress, and potential in theory and research. Psychological bulletin, 127(1), 87. doi:10.1037//0033 -2909.127.1.87

Compas, B. E., Connor-Smith, J., & Jaser, S. S. (2004). Temperament, stress reactivity, and coping: Implications for depression in childhood and adolescence. Journal of Clinical Child and Adolescent Psychology, 33(1), 21-31. doi:10.1207/S15374424JCCP3301_3

(24)

Compas, B. E., Orosan, P. G., & Grant, K. E. (1993). Adolescent stress and coping:

Implications for psychopathology during adolescence. Journal of adolescence, 16(3), 331-349. doi:10.1006/jado.1993.1028

Crouter, A. C., & Bumpus, M. F. (2001). Linking parents' work stress to children's and adolescents' psychological adjustment. Current Directions in Psychological Science, 10(5), 156-159. doi:10.1111/1467-8721.00138

Dumont, M., & Provost, M. A. (1999). Resilience in adolescents: Protective role of social support, coping strategies, self-esteem, and social activities on experience of stress and depression. Journal of Youth and Adolescence, 28(3), 343-363.

doi:10.1023/A:1021637011732

Galloway, M., Conner, J., & Pope, D. (2013). Nonacademic effects of homework in privileged, high-performing high schools. The Journal of Experimental Education, 81(4), 490-510. doi:10.1080/00220973.2012.745469

Grant, K. E., Compas, B. E., Thurm, A. E., McMahon, S. D., & Gipson, P. Y. (2004). Stressors and child and adolescent psychopathology: Measurement issues and

prospective effects. Journal of Clinical Child and Adolescent Psychology, 33(2), 412-425. doi:10.1207/s15374424jccp3302_23

Hamilton, J. L., Shapero, B. G., Stange, J. P., Hamlat, E. J., Abramson, L. Y., & Alloy, L. B. (2013). Emotional maltreatment, peer victimization, and depressive versus anxiety symptoms during adolescence: Hopelessness as a mediator. Journal of Clinical Child & Adolescent Psychology, 42(3), 332-347. doi:10.1080/15374416.2013.777916

(25)

Hampel, P., & Petermann, F. (2006). Perceived stress, coping, and adjustment in adolescents. Journal of Adolescent Health, 38(4), 409-415.

doi:10.1016/j.jadohealth.2005.02.014

Hammen, C. (2005). Stress and depression. Annual Review of Clinical Psychology, 1(1), 293-319. doi:10.1146/annurev.clinpsy.1.102803.143938

Hammen, C., Brennan, P. A., & Shih, J. H. (2004). Family discord and stress predictors of depression and other disorders in adolescent children of depressed and nondepressed women. Journal of the American Academy of Child & Adolescent Psychiatry, 43(8), 994-1002. doi:10.1097/01.chi.0000127588.57468.f6

Hammen, C., Shih, J. H., & Brennan, P. A. (2004). Intergenerational transmission of

depression: Test of an interpersonal stress model in a community sample. Journal of Consulting and Clinical Psychology, 72(3), 511. doi:10.1037/0022-006X.72.3.511

Hankin, B. L., Mermelstein, R., & Roesch, L. (2007). Sex differences in adolescent depression: Stress exposure and reactivity models. Child Development, 78(1), 279-295. doi:10.1111/j.1467-8624.2007.00997.x

Harris, S. (2004). Bullying at school among older adolescents. Prevention Researcher, 11(3), 12-14. Opgehaald van http://eric.ed.gov/?id=EJ791882

Heeremans, J. M. T., Mohr-de Laat, M. P. R. D., & Waelkens, J. (2013). Diabetes mellitus in de adolescentiefase. In Informatorium voor Voeding en Diëtetiek (pp. 445-456). Bohn Stafleu van Loghum. doi:10.1007/978-90-368-0508-7_19

Irons, C., & Gilbert, P. (2005). Evolved mechanisms in adolescent anxiety and depression symptoms: The role of the attachment and social rank systems. Journal of

(26)

Ivarsson, T., Broberg, A. G., Arvidsson, T., & Gillberg, C. (2005). Bullying in adolescence: Psychiatric problems in victims and bullies as measured by the Youth Self Report (YSR) and the Depression Self-Rating Scale (DSRS). Nordic Journal of

Psychiatry, 59(5), 365-373. doi:10.1080/08039480500227816

Kendler, K., Myers, J., & Zisook, S. (2008). Does bereavement-related major depression differ from major depression associated with other stressful life events? American Journal of Psychiatry, 165(11), 1449-1455. doi:10.1176/appi.ajp.2008.07111757

Van Lieshout, C. F., Verhoeven, M., Güroglu, B., Haselager, G. J., & Scholte, R. H. (2004). Vriendschappen en antipathieën. Kind en Adolescent, 25(2), 68-79.

doi:10.1007/BF03060908

Lovejoy, M. C., Graczyk, P. A., O'Hare, E., & Neuman, G. (2000). Maternal depression and parenting behavior: A meta-analytic review. Clinical Psychology Review, 20(5), 561-592. doi:10.1016/S0272-7358(98)00100-7

Neupert, S. D., Almeida, D. M., & Charles, S. T. (2007). Age differences in reactivity to daily stressors: The role of personal control. The Journals of Gerontology Series B:

Psychological Sciences and Social Sciences, 62(4), 216-225. Opgehaald van http://psychsocgerontology.oxfordjournals.org/content/62/4/P216.long

O'Neill, S. C., Cohen, L. H., Tolpin, L. H., & Gunthert, K. C. (2004). Affective reactivity to daily interpersonal stressors as a prospective predictor of depressive

symptoms. Journal of Social and Clinical Psychology, 23(2), 172-194. doi:10.1521/jscp.23.2.172.31015

(27)

Prinstein, M. J., Boergers, J., & Vernberg, E. M. (2001). Overt and relational aggression in adolescents: Social-psychological adjustment of aggressors and victims. Journal of Clinical Child Psychology, 30(4), 479-491. doi:10.1207/S15374424JCCP3004_05

Ranta, K., Kaltiala-Heino, R., Pelkonen, M., & Marttunen, M. (2009). Associations between peer victimization, self-reported depression and social phobia among adolescents: The role of comorbidity. Journal of Adolescence, 32(1), 77-93.

doi:10.1016/j.adolescence.2007.11.005

Sheeber, L., Hops, H., Alpert, A., Davis, B., & Andrews, J. (1997). Family support and conflict: Prospective relations to adolescent depression. Journal of Abnormal Child Psychology, 25(4), 333-344. doi:10.1023/A:1025768504415

Stocker, C. M., Burwell, R. A., & Briggs, M. L. (2002). Sibling conflict in middle childhood predicts children's adjustment in early adolescence. Journal of Family Psychology, 16, 50–57. doi:10.1037/0893-3200.16.1.50

Sun, J., Dunne, M. P., Hou, X. Y., & Xu, A. Q. (2011). Educational stress scale for

adolescents: Development, validity, and reliability with Chinese students. Journal of Psychoeducational Assessment, 29(6), 534–546. doi:10.1177/0734282910394976

Timmons, A. C., & Margolin, G. (in press). Family conflict, mood, and adolescents' daily school problems: Moderating roles of internalizing and externalizing symptoms. Child Development, 0(0), 1-18. doi:10.1111/cdev.12300

Wang, J., Iannotti, R. J., & Nansel, T. R. (2009). School bullying among adolescents in the United States: Physical, verbal, relational, and cyber. Journal of Adolescent

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

If the AUT is deviated from the coordinate origin of the measure- ment set-up, the conventional algorithm requires larger mea- surement range and smaller sampling interval than the

I chose Facebook because it is the most significant social media site with 1.79 billion monthly active users as of September 2016 (Facebook, 2017). I collected data for the

Theorie: positieve emoties / broaden & build / savoring Oefeningen: o.a: dagboek, 3 goede dingen, wandeling Hoofdstuk 2: Leef je talenten uit. Theorie:

The coloured lines represent the change in mean donations given the cost of giving change for every information condition: CU represents the control (complete information)

Uit longitudinaal onderzoek blijkt dat adolescenten die weinig psychologische controle door vaders en moeders rapporteren op het eerste meetmoment, twee jaar later minder depressieve

In een systematische review naar de effectiviteit van psychologische interventies wordt geconcludeerd dat deze interventies weliswaar effectief zijn, maar niet bij personen bij wie

Er zijn verschillen in stress respons tussen mannen en vrouwen aangetoond; de HPA-as activiteit is hoger in vrouwen, oestrogenen hebben een effect op de PFC regulatie, tijdens

Approaches where growth factors are patterned within hydrogels in order to achieve engineered bone tissue containing a microvascular network have for instance been investigated