• No results found

Potentia Gaudendi & Pharmacopornpower

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "Potentia Gaudendi & Pharmacopornpower"

Copied!
47
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

Potentia Gaudendi &

Pharmacopornpower

“Fuck my missing inch bitch”

Masterscripitie Literary Studies, Comparative Literature

Ruben Beentjes

Scriptiebegeleider: Murat Aydemir

Tweede Lezer: Joost de Bloois

(2)

Inhoudsopgave

Inleiding 3

1.1. Foucault, Preciado; De Constitutie van het Subject 5

1.2. Potentia Gaudendi 7

1.3. A Snuffmovie by Walt Disney 12

1.4. Genderhacking 14

2.1. RealityKings vs. Postporn? 18

2.2. Surfen en Biechten 21

2.3 De Camera als bron van Realiteit 23

2.4. Hyperrealiteit en het Naakte Lichaam 25

3.1 De Missende Centimeter 30

3.2. Het Oor van Van Gogh 33

3.3. Potentia Gaudendi . . . 36

Epiloog 42

(3)

Inleiding

Amsterdam, 14 juni 2015

Iets meer dan een week geleden was ik bij de opening van de expositie WGDD (Wiegendood) in 'W139', waar een kunstwerk stond dat mij aan een uitspraak deed denken van filosoof Beatriz Preciado. Het werk bleek door kunstenaar Daan Gielis te zijn gemaakt en bestaat uit een

levensgrote, houten guillotine die geheel witgeschilderd en bekleed is met TL-buizen. Het mes is helemaal uit deze lampen vervaardigd en hangt op ongeveer twee meter hoogte, aan de eigen bedrading, in afwachting van het vonnis. Op bepaalde tijden zet een relais de boel in werking, valt niet het mes naar beneden maar schieten alle lampen aan, en baadt men plotseling, als een kudde hyperreële eenhoorns, in hel blauwachtig licht.

Het gesprek dat ik voerde stokte, leek in de totale afwezigheid van duisternis volkomen belachelijk. Een pornografisch geworden realiteit velde zijn onverbiddelijke vonnis: er bestond niets meer buiten haar. En als een archaïsche soeverein verlangde ze een totale betrokkenheid. De enige mogelijkheid om je enigszins te verzetten leek door vervreemding te delen en samen enigszins proberen te glimlachen.

In een wereld waarin de bewoners een absolute ééndracht met de heersende ideologie hebben bereikt, geheel door haar gedetermineerd worden, lijkt ironie onmogelijk. Wie Brave New

World heeft gelezen, moet het zijn opgevallen dat de bewoners van deze 'utopie' hier geen enkel

gevoel voor hebben. Wanneer zij zich, als geconditioneerde zangvereniging, aan lachsalvo's

overgeven doen zij dit vooral wanneer hen iets volkomen onbegrijpelijk en onzinnig schijnt. Als 'de Wilde' zichzelf, tegen het einde van het boek, bijvoorbeeld met een zweep kastijd is dit voor de bewoners van Huxley's utopie een bron van uitzinnige vreugde (Huxley 238). De culturele

producten die er in deze maatschappij worden geconsumeerd bieden dan ook geen voor reflexie en ironie noodzakelijke afstand, maar zijn een soort gesublimeerde films waar de inwoners zich op aansluiten. Deze aansluiting zorgt ervoor dat de representatie een directe, tactiele stimulans bij de consument veroorzaakt. Er wordt dan ook nauwelijks een semantische boodschap overgedragen, maar slechts reeksen van sensaties. Het magere narratief van de film is niet meer dan een voertuig voor een prettige compositie van strikt geijkte gevoelens.

In zijn/haar boek Testo Junkie beschouwt Beatriz Preciado het huidige kapitalisme als een macht die zich baseert op verbinding met het lichaam. Macht kan niet meer begrepen worden als een disciplinair regime dat haar invloed uitoefent op het lichaam, maar als een kracht die zich in het lichaam nestelt en het subject van binnenuit regeert. Buitenboordbeugels, dwangbuizen, scholen en gevangenissen kunnen dus niet langer als symbolen dienen om deze machtsvorm te beschrijven. Het

(4)

disciplinerend exoskelet, is verkruimeld, fijngestampt tot poeder en geperst tot farmaceutische producten en pornografische data die zich door het lichaam laten incorporeren, en aldaar

subjectiviteit constitueren. Macht en de realiteit van haar 'onderdanen' zijn nauwelijks meer van elkaar te scheiden, waardoor iedere creatie van afstand al een opstandig gebaar zou kunnen beteken. 'Laughter', zo schrijft Preciado, 'is a form of resistance . . . a way of mustering forces (Preciado 136)': de lach en de daarmee gecreëerde ironische verwijdering van controle en het zelf, kan dan begrepen worden als een beproeving van macht; een daad van revolte.

De drijfkracht waarmee de producten van macht zich door het lichaam laten incorporeren is volgens Preciado de (meta)fysische potentie tot genot, waarmee ieder lichaam zou zijn uitgerust. Evenals de utopie van Huxley produceert het Westen bovenal sensaties die door het lichaam, dankzij zijn vermogen tot genot, bereidwillig worden opgenomen. Deze potentie tot genot, die het voertuig van de huidige consumptie is, noemt Preciado potentia guadendi. Omdat potentia

guadendi alleen zou kunnen bestaan in een relationele hoedanigheid, in een directe verbinding

tussen organismen, prothesen, farmaceutica, data, … (Preciado, 43) lijkt er nauwelijks een mogelijkheid tot kritiek, ironie en twijfel te kunnen bestaan omdat hier eenvoudig de ruimte voor ontbreekt. Het subject ervaart het eigen genot immers door de incorporatie van producten die daarmee deel zijn gaan uitmaken van het zelf. Wat ontbreekt is vooral afstand. Of deze orgasmische kracht al bestond voordat het kapitalisme haar aansprak is niet zozeer een relevante vraag.

Belangrijker is dat deze kracht zich pas zou manifesteren wanneer zij aangeboord wordt, '… the body isn't aware of its potentia guadendi as long it does not put it to work (Preciado 46)', waardoor macht en potentia guadendi tautologisch verwikkeld, zowel elkaars gevolg, als elkaars oorzaak zijn.

In de eerste plaats is dit essay een onderzoek naar de werking van het begrip potentia

guadendi. Hoewel Preciado het machtsapparaat met twee tentakels uitrust, 'pornpower' en

'pharmacopower', zal ik mij vooral op pornografie richten. Niet zozeer omdat ik deze, als zijnde exemplarisch voor beiden zou willen bestempelen, maar wel omdat er een duidelijke 'mainstream' in pornografie valt te onderscheiden en zijn structuur zich bijna onverdeeld tot 'pornpower' lijkt te verhouden. Wanneer ik mij op farmaceutica zou willen richten zou ik voor een andere keuze gesteld worden: ik zou moeten schiften uit de onnoemelijke hoeveelheid hormoonsupplementen, soorten drugs en zogenaamde medicijnen die er geslikt worden. De meest veelzeggende zullen dan waarschijnlijk testosteron en oestrogeen zijn, waarvan de laatste, in de vorm van de anticonceptie pil, overigens door Preciado aan beschouwing is onderworpen (Preciado 173 – 221). Daar komt bij dat deze twee machtsorganen, zoals later zal blijken, dermate verweven zijn dat zij elkaar

wederzijds veronderstellen. Wanneer men dus vooral over hun immanente drijfkracht wil schrijven schijnt een keuze gerechtvaardigd, waardoor het tevens uitgesloten is langs twee verschillende

(5)

wegen tot dezelfde bevindingen te komen.

In het eerste deel zal ik vooral de macht die Preciado voor ogen heeft beschrijven en deze in verband brengen met Foucault en andere denkers. Dit hoofdstuk zal nog herhaaldelijk verwijzen naar een bredere schare aan culturele producten en fenomenen, terwijl het tweede zich vooral op pornografie, en later tevens op potentia gaudendi, toespitst. Het is hier niet zozeer mijn bedoeling om potentia guadendi te ondermijnen, ik wil vooral de controlerende functie, die zij door Preciado toegedicht krijgt, beproeven door haar op de dominante pornografie toe te passen. Ik zal het, in eerste instantie, gebruiken zoals het gebruikt lijkt te willen worden, om in het derde hoofdstuk te bezien waar zijn consequenties ons kunnen brengen, en hoe zij zich tot het subject en een eventuele ruimte verhouden waar plaats is voor een relatieve 'vrijheid' en ironie. Wanneer het potentieel tot genot namelijk alleen werkzaam is in een relationele, controlerende hoedanigheid, lijkt er namelijk zelfs geen ironische lach, geen twijfel mogelijk te zijn. En het bestaan van een post-porn beweging zou onvermijdelijk een contradictie betekenen, die hoogstens op het volslagen onbegrip van het volk van Huxley zou stuiten.

1.1. Foucault, Preciado; De Constitutie van het Subject

Het Christendom bracht volgens Foucault een vorm van macht, wier functie in de moderne Westerse samenleving nog steeds werkzaam is. Meer archaïsche machtsvormen werkten vooral repressief, en overtreding van geldende wetten werden vooral gezien als een persoonlijke

ondermijning van de Soeverein. In een politiek geladen vonnis werd 'de macht van het zwaard' met veel praal gedemonstreerd door het individu, dat geacht werd de macht van de soeverein te

schenden, langzaam het leven te ontnemen (Foucault, Geschiedenis van de Seksualiteit 134). De bekentenis van het slachtoffer speelde in dit ritueel een geheel andere rol dan deze in moderner tijden zou gaan doen. In plaats van het vonnis te rechtvaardigen was zij was 'slechts' onderdeel van een slachtingsritueel en schonk het geheel een grotere performatieve lading. De macht van het zwaard veronderstelde maar één subject: dat van de koning.

De machts-techniek die het Christendom introduceerde bracht, ten aanzien van het subject, een verandering teweeg in vergelijking tot deze oudere machtsvorm. Ten einde de gehele mensheid te behoeden voor de werken van de duivel, en ieder particulier individu te verlossen zodat het eeuwige zielenheil in het hiernamaals kon vinden, bracht het Christendom een machtsvorm die het kerkelijk instituut de toegang verleende tot de ziel van het individu: 'Pastoral Power' (Foucault,

Power 332). Doordat de afzonderlijke daden van ieder individu na zijn dood, moreel zouden

worden gewogen, en het kerkelijk instituut zich toelegde op de persoonlijke verlossing van het individu, was het voor deze 'pastorale' machtsvorm noodzakelijk om toegang te krijgen tot het

(6)

binnenste van 's mans geest, tot zijn ziel en diens geheimen (Foucault, Power 333). Het subject werd geacht zichzelf bloot te leggen, de waarheid omtrent het zelf te produceren, en niet

toegankelijk te zijn voor de penetratie van het zwaard, maar zich te openen voor de invasie van een waarderend vertoog dat zich toegelegd had op de beschrijving van de ziel.

Niet langer alleen voorbehouden aan het kerkelijk instituut met zijn oogpunt op verlossing in het hiernamaals, begon deze 'pastorale' machtsvorm, volgens Foucault, tijdens de achtiende eeuw meer 'wereldse' belangen te dienen. Talloze andere instituten die in het leven waren geroepen deden een beroep op deze meer productieve in plaats van repressieve machtsvorm, en verlangden van het individu dat het over zichzelf sprak, zich een plaats in de samenleving toe dichte die zich in termen van gezondheid en welzijn laat omschrijven (Foucault, Power 334). Het Westen is volgens Foucault dan ook bovenal een maatschappij van bekentenis, gefundeerd op een biecht die uitgesproken wordt ten overstaan van onze ouders, opvoeders, justitie, onze artsen en psychologen (Foucault,

Geschiedenis van de Seksualiteit 61). Praatgroepen als Promise Keepers zijn massaal in het leven

geroepen om het individu tot de biecht aan te sporen door hier zelfs een uitgesproken collectief ritueel van te maken. De Toehoorder van de biecht functioneert niet langer zozeer als een

veroordelende macht, als rechter, maar veeleer als 'heer van de waarheid' (Foucault, Geschiedenis

van de Seksualiteit 69), een medium waarlangs het subject de eigen waarheid produceert door zijn

bekentenissen, die tot interpretatie noden, als de symptomen van een hystericus, te demonstreren. Dus in plaats van naar een immanente waarheid te rijken, een duister geheim dat huist in de diepten van het subject, produceert het subject de eigen waarheid ten overstaan van zijn Toehoorder. De inhoud van zijn biecht ligt niet in het wezen van het individu besloten maar wordt hem met terugwerkende kracht door zichzelf op de mouw gespeld. Hoewel als zodanig voorgesteld, bestaat de biecht dan ook niet uit de openbaring van een diepere zelfkennis die zich in transcendentale, universele termen laat beschrijven: de waarheid is vooral gelegen in de performatieve hoedanigheid van dit vertoog. Het subject wordt namelijk niet geacht te beantwoorden aan een waarheidsleer die buiten hemzelf is gelegen, maar de eigen waarheid wordt hem door het plechtige zwijgen van zijn Toehoorder afgedwongen. Niet de analyticus – die als een veelkoppig monster in de hoedanigheid van deskundige, echtgenoot of echtgenote, dokter, psychiater en wetenschapper opduikt – wordt in de eerste instantie geacht te weten, maar de veronderstelde 'wezenlijke samenhang' tussen het biechtende subject en dàt waarover hij spreekt (Foucault, De Geschiedenis van de Seksualiteit 64) staat garant voor de waarachtigheid van het vertoog. Het product van dit vertoog is vooral het eigen geheim, het ondoordringbare maar organiserende principe van subjectiviteit dat er in de eerste plaats nooit is geweest maar door de structuur van de biecht tot stand is gekomen.

(7)

maar veeleer een gebrek waardoor het vertoog bijna vrijelijk in staat is de waarheid van het subject actueel te produceren. Met andere woorden: de kennis van het subject verwijst niet naar een essentie die vóór de openbaring al aanwezig was en door haar wordt blootgelegd, maar wordt door de biecht actief geconstitueerd. Voor een deel in navolging van, en voor een deel als commentaar op Foucault stelt Beatriz Preciado in Testo Junkie: ' the truth about sex is not a disclosure; it is sexdesign'

(Preciado, 35). Evenals bij Foucault, bestaat er geen geheim dat heimelijk in het subject is

gehuisvest en waarvan de biecht slechts een expressie is, maar de menselijke natuur of zijn essentie is vooral een gebrek, een gapende leegte, een rondzwevende betekenaar met een bereidwillige potentie om vooral datgene te betekenen wat een vertoog, of meer in Preciado's geval: bepaalde technologie, haar toedicht. Een hysterisch vat dat zwijgend maar luidkeels verzoekt gevuld te worden met betekenis, met gepatenteerde prothesen die ons door een technocratie aangeboden worden.

Dit gebrekkig lichaam wordt door Preciado voorgesteld als een vorm van 'naakt leven', verstoken van biotechnologie en daarmee van identiteit en politieke status. Een betekenisloos organisme dat als een gapend aarsgat om betekenis smeekt en hierdoor kan functioneren als het ruwe materiaal voor een productiesysteem dat het modificeert en van betekenis voorziet met zijn eindeloze stroom van data en biochemische prothesen. Subjectiviteit vindt men niet langer in het leven zelf, maar in producten die door het lichaam geïncorporeerd worden (Preciado, 49). En met terugwerkende kracht krijgt het lichaam, door technische specificatie, als levend artefact, zijn natuurlijke status.

1.2. Potentia Gaudendi

De drijvende kracht achter deze vrijwillige penetratie van het leven wordt door Preciado verklaart aan de hand van het door haar geklonken begrip potentia gaudendi: 'orgasmic force' (Preciado, 41). Een vormeloze kracht die, wars van grenzen, gendermodellen, lichamen, en tegenstellingen als natuur en cultuur, maar als een netwerk van moleculair genot, eindeloos blijft expanderen. Een alles overschrijdende metafysische levenskracht die uit is op de totale manifestatie van het (virtuele) lichaam door opwinding. Het kapitalisme dat Preciado voor ogen heeft, gebruikt deze orgasmische kracht als het voertuig om haar eindeloze stroom van producten een actieve verbinding aan te laten gaan met haar consumenten. Of dit nu in de vorm van een farmaceutisch molecuul, pornografie of de diensten van een sekswerker is: potentia guadendi laat zich principieel niet in een besloten vorm gieten, laat zich niet als dusdanig toe eigenen, maar bestaat exclusief als relatie, een gebeurtenis of een (evolutionair) proces (Preciado, 43). Het menselijk lichaam kan dus niet gezien worden als een fundamentele voorwaarde voor het bestaan van potentia gaudendi maar is enkel een medium

(8)

waarlangs het netwerk zich uitbreidt door de opwinding van organismen. 'Thus life cannot be understood as a biological given; it does not exist outside the interlacing of production and culture that belongs to technoscience (Preciado, 43).'

Wanneer het hedendaags technocratisch kapitalisme zijn macht uitoefent door zijn

consumenten zich te laten subjectiveren door de incorporatie van producten, doet het dit langs de weg van potentia guadendi. Macht onderhoudt hierdoor niet langer een disciplinaire relatie met zijn subjecten, zij verhoudt zich niet zozeer tot het leven maar oefent zijn invloed uit op het orgasmisch netwerk, transformeert genot in abstracte waarde, reguleert zijn stromen door middel van de

productie van farmaceutica, prothesen, hormonen en data. Wanneer Foucault beweert dat werkelijke macht (in tegenstelling tot ruw geweld dat zich direct tot het lichaam wendt) altijd een meer

secundaire relatie tot het subject onderhoud – ' (…) it acts upon their actions: an action upon an action, on possible or actual, future or present actions (Foucault, Power 340).' – daar stelt Preciado een macht voor, die zich, paradoxaal, zowel meer direct als indirect tot het levende subject

verhoudt. Tussen het subject, zijn vertogen en zijn identiteit, en macht, bevindt zich nog een derde laag: het wereldwijde netwerk potentia gaudendi. Een web dat individuele lichamen overstijgt maar tegelijkertijd het organiserend principe van ieder subject betekent, dat met talloze strengen aan haar verbonden is. Levend of dood zijn geen geldige parameters in dit circuit, er bestaan slechts

aansluitingen:

Images, viruses, computer programs, techno-organic fluids, Net surfers, electronic voices that answer phone sex lines, drugs and living dead animals in the laboratory on which they are tested, frozen embryos, mother cells, active alkaloid molecules . . . display no value in the current global economy as being “alive” or “dead”, but only to the extent that they can or can't be integrated into a bioelectronics of global excitation (Preciado, 45).

Wanneer het netwerk van potentia guadendi gedreven wordt door een in zichzelf vormeloze energie, een blinde wil waardoor ieder organisme geregeerd wordt, met als primair doel te

resulteren in de eigen opwinding, in zoveel mogelijk resonantie, zou de anus kunnen worden gezien haar metaforisch centrum. Niet alleen is de anus een locatie waar genot wordt geproduceerd, ook behoort zij geen specifiek zoogdier of sekse toe; de anus heeft geen (gender)identiteit. In dit

universele wormgat naar de eeuwigheid, lossen betekenisverschillen op, en wordt alles genivelleerd tot amorfe, abjecte materie. De ingang naar een lichaam dat betekenisloos en ontvankelijk voor penetratie is, wordt de ideale plaats voor een op potentia gaudendi gebaseerde productie. Juist hierom is de anus zo'n streng geprivatiseerde opening bij diegenen die de controle hebben over het

(9)

productieproces: 'the male/husband/father and, by extension, the state and God' (Preciado, 74). Maar in hedendaagse porno is anale seks niet langer een uitzondering, maar bijna een voorwaarde geworden voor 'echte porno'. 'Pussies are bullshit', beweert John Stagliano, eigenaar van één van de grootste producenten van gonzo porno, Evil Angel, in een interview, 'with vaginal sex you have a girl that is chirping around a little. And the specialist viewer asks himself: Is this real? Or is this bullshit? Therefore we need guys that fuck really good and let the girls look more virile. I want the girls to show there testosterone (Stuettgen, 258).' Pas wanneer 'the girls' anaal gepenetreerd worden kan men volgens Stagliano van 'waarheid' spreken: alsof er daarvoor nog geacteerd kon worden, maar vooral anale seks zich buiten het terrein van de representatie begeeft en realiteit afdwingt. Opvallend is dat deze productie van 'waarheid' in verband gebracht wordt met het 'mannelijk hormoon', alsof alleen deze betekenaar de garantie voor de waarachtigheid van de sensatie zou kunnen geven.

Voor Foucauldiaanse moderne macht, welke zich heeft afgewend van eerdere necropolitieke methoden, en het leven zelf is gaan bezetten, is de dood het ultieme taboe. De dood is namelijk het moment dat aan de macht ontsnapt, datgene waarop zij niet langer haar invloed op kan uit oefenen (Foucault, Geschiedenis van de Seksualiteit 136). Men vertrouwt er ook niet langer meer op dat het vonnis dat door een aardse soeverein geveld is, de garantie levert voor een voortdurende straf in het hiernamaals door een nog veel machtiger Koning. Het ter dood brengen kan niet langer worden begrepen als een praaloffer dat men als ode aan macht brengt, maar in tegenstelling, als een

ondermijning van macht. Voor het kapitalisme dat zich op potentia gaudendi fundeert, speelt, zoals eerder vermeld, dit contrast tussen leven en dood geen enkele rol: alles kan aangesloten worden op zijn netwerk om als grondstof, werkplaats, te dienen in zijn productieproces. Hetgeen juist buiten een discursief veld lijkt te staan, de dood, de anus, de waanzinnige, de homoseksueel, de

geperverteerde, de hysterische vrouw, heeft waarde en wordt een ingang voor zijn producten. Op deze manier zou men kunnen stellen dat daar waar de grenzen van de Foucauldiaanse macht

besloten werden, de ultieme opening geboden wordt voor de macht welke Preciado beschrijft. In de dood, in het vormeloze, het abjecte en het organisme van de 'levende dode' waar stromen van

informatie, binaire data, valuta en abstracte waarde vrijelijk doorgegeven kunnen worden en kunnen muteren in gepatenteerd, 'waardevol leven'. Toch wil ik niet suggereren dat Foucault een plaats

buiten een discursief circuit heeft aangewezen waar men vrijelijk het eigen subject zou kunnen

constitueren, zoals een vaak gehoorde misvatting luidt (Veyne, 5). Ook bij Foucault kan juist het 'naakte leven' gezien worden als het ruwe materiaal voor macht. Het machtsregime waar Preciado over spreekt laat zich in deze zin niet zozeer tegenover de Foucauldiaanse macht plaatsen, maar vooral in haar verlengde – ware het niet dat zelfs de dood geen barrière meer betekent. Niet alleen

(10)

het denkende en handelende subject is haar voorwerp, zij doordringt niet enkel de ziel, maar tevens de materie van het lichaam door het te (her)configureren, zijn potentieel tot opwinding te vergroten en te transformeren naar marktwaarde.

Doordat macht zich niet enkel beperkt tot een discursief terrein, maar zijn ingang heeft gevonden in de materiële configuratie van organismen, kan de tegenstelling tussen de termen 'sex' en 'gender' niet langer in stand worden gehouden. Waar Judith Butler zich beroept op het aan Derrida ontleende idee van een repetitieve, citerende, performatieve handeling, waarvan de

autoriteit zich eindeloos terug blijft trekken, om de polarisatie tussen deze twee termen op te lossen (Butler, 227), daar is Preciado veel meer rigide. Het biologische lichaam wordt niet alleen gevormd door een performatieve en discursieve macht, maar door technische ingrepen wordt er kortsluiting gemaakt tussen de 'empirische waarheid' van het lichaam en het discours dat haar beschrijft en vormgeeft. Het fysieke lichaam functioneert niet langer als een (bijna) metafysische garantie die haar beschrijvende vertogen een ontologisch bestaansrecht geeft, maar manifesteert zich

nadrukkelijk als gemodificeerd, hyperreël object dat ideeën over het lichaam schept en bevestigt. De natuur wordt geproduceerd en kan zo een parodie worden van zichzelf. De termen 'Man' en 'Vrouw' stellen niet alleen metafysische essenties voor die door middel van discursieve en performatieve circulatie vormgegeven worden, maar worden technologisch geproduceerde empirische realiteiten. Penissen worden vergroot, schaamlippen worden door plastische chirurgie 'bijgewerkt', als natuurlijk voorgestelde potentie en (on)vruchtbaarheid worden gewekt met Viagra en andere farmaceutica. Achter het schaduwspel in de grot van Plato bevinden zich geen filosofen meer die met doordringende blik langs de toevallige eigenschappen van particuliere objecten het wezenlijke idee aanschouwen, maar laboranten, experts in biogenetica, technici en plastisch

chirurgen. Het product dat in de tot lab getransformeerde grot geproduceerd wordt is 'technogender', een term van Preciado waar zowel 'biologische sekse' als 'gender' samensmelten in een

allesomvattende fictie (Preciado 108). Door discursieve en fotografische representaties gecreëerde normen worden letterlijk op het lijf geschreven en uit deze incestueuze relatie ontstaan steeds karikaturaler reproducties van het menselijk subject. In reguliere heteroporno is het vrouwelijk geslacht bijna een antipode van het mannelijk. Door de verwijdering van de binnenste

schaamlippen, is er niets meer dat naar buiten reikt en wordt de vagina bijna letterlijk het 'gebrek' waar Freud over viel. Een anti-geslacht dat gecomplementeerd moet worden door een mannelijk, dat in tegenstelling tot het vrouwelijk geslacht weer zover mogelijk moet uitsteken. De gapende cloaca van het 'naakte lichaam' dat om betekenis vraagt, en waar volgens de betreffende porno ogenschijnlijk maar één fetisj de gewenste uitkomst biedt: een penis van minstens negen duimen. Programma's die onder begeleiding van een dagelijkse dosis farmaceutica een langere penis zouden

(11)

opleveren zijn niet aan te slepen. De garantie voor een gelukkig leven is volgens Men's Health vooral een six-pack die met training, onthouding en voedingssupplementen afgedwongen kan worden. 'Iedereen heeft buikspieren, ook al zitten ze verstopt achter een dikke laag spek (Men's

Health)'. Alsof het ideale lichaam dat de redacteuren voor ogen hebben als de blauwdruk van je

ware natuur in jezelf besloten ligt. De 'dikke laag spek' die de sixpack verloochend is hier 'slechts' een korst van degradatie die afgeworpen moet worden om de waarheid te onthullen.

Met de belofte van een 'six-pack' in het vooruitzicht wordt al voedingssupplementen

consumerend, met behulp van (on)menselijke spierkracht, de machinerie op de gym aangeslingerd. Het onmiddellijke product zijn niet de beloofde spierbundels, maar vooral de activatie van het lichaam en de versnelling van metabolische processen die de aanmaak van neurotransmitters als serotonine en dopamine stimuleren. De weerstand van het apparaat die door spierkracht wordt overbrugt zorgt voor de repeterende beweging van een stelsel aan stangen en kabels die de

oefeningen boven de futiliteit verheffen door hun bewegingen uit te vergroten. Wanneer de kabels zoemend over hun geleiders lopen, hefbomen in beweging komen en gewichten rijzen en dalen, is men goed bezig. Men lijkt wel aan het werk omdat men onderdeel wordt van een systeem dat het lichaam overstijgt. Kunstenaar Joep van Lieshout lijkt met zijn Sportopia (2002) uiting te willen geven aan dit doorgaans minder zichtbare aspect van de lichamelijke oefening. Zijn 'sportersutopie' is opgetrokken uit steigermateriaal en gewichten die gefabriceerd zijn van gegoten stukken beton. Er is weinig dat de verleidelijke sfeer uitademt van een ruimte waar het eigen lichaam gerecreëerd kan worden, hier komt men louter om noeste arbeid te leveren in een totalitair systeem dat pure kinetische energie tot zijn hoogste doel heeft gesteld. Waar men in een gebruikelijke gym het resultaat van de training in de spiegel op kan nemen, is er in Sportopia niets dat naar deze

esthetische beweegreden verwijst. Datgene dat in de gym onderdrukt lijkt te worden, de viering van zinloze beweging, is in de utopie van Van Lieshout het enige mogelijke doel. Bewegen om de beweging. Hoewel maar een deel van de apparaten in een gym gebruik maken van een

middelpuntvliedende kracht, werken zij als vliegwiel dat het moeilijk maakt te stoppen met bewegen. Men investeert met kinetische energie en ontvangt een uitvergrote materialisatie van beweging. Men is ingeplugd en lijkt een soort continuïteit in het eigen zijn te ervaren, een transgressie van het zelf naar een systeem dat boven het particuliere bestaan uitrijst.

1.3. A Snuffmovie by Walt Disney

George Bataille, die vanzelfsprekend nog uitging van een Fordische economie, gebaseerd op de productie van goederen die te herleiden vielen tot nut en gebruikerswaarde, begrijpt deze vorm van continuïteit en productie die wij aan het werk zien in de gym van Van Lieshout niet als aan het

(12)

leven gerelateerd, maar aan de dood (Georges Bataille, Essential Writings 23). Zijn beschouwingen over een op orde en kennis gebaseerde productie is voor ons dan ook niet zozeer bruikbaar, maar hetgeen hij tegenover de arbeid en het geregeld leven plaatst, de dood, het verderf, het erotisch exces, lijkt overeenkomsten te vertonen met het door Preciado beschreven kapitalisme, dat tevens is gebaseerd op transgressie. Bataille beschouwd het particuliere leven in de eerste plaats als zijnde discontinu. Bij de geboorte wordt de mens gescheiden van de ander, en deze ontstane afstand is in wezen niet te overschrijden. Wanneer wij communiceren doen wij weliswaar een poging de afstand te overbruggen, maar nooit kan deze geheel opgeheven worden (Bataille, Essential Writings 21). Wanneer dit wel zou gebeuren zou de kloof, die in eerste instantie die tot communicatie leidde, verdwijnen en daarmee ook de communicatie zelf: zij zou immers overbodig zijn geworden. In deze zin wordt een fenomeen als telepathie bovenal gekenmerkt door een paradox. Men zou namelijk niet langer bestaan in zijn hoedanigheid van discontinu, individueel wezen. De kloof tussen het particuliere individu en de ander schijnt Bataille een voorwaarde voor het leven zelf, en haar opheffing gerelateerd aan de dood (Bataille, Essential Writings 22). Maar wellicht is dit nog niet nauwkeurig genoeg geformuleerd aangezien met het opheffen van de deze kloof, samen met het individueel leven, ook de dood immers zou ophouden te bestaan. Het zou preciezer zijn te stellen dat de dood juist in de kloof tussen discontinue wezens bestaat, als een hypnotiserende diepte.

Wanneer Bataille over liefde spreekt, stelt hij dat het gepassioneerde subject zich alleen

buiten zichzelf bevrijden kan. Het liefhebbende subject heeft namelijk een object nodig dat buiten

zichzelf gelegen is. En hoewel het in werkelijke, empirische zin bestaat, is het subject niettemin de schepper van het object dat hij liefheeft (Bataille, Essential Writings 22). Voor de liefde zijn zowel het object, als het subject dat door haar bezeten wordt, vereist. Wanneer het subject liefheeft, bestaat het niet langer in zijn hoedanigheid van onderzoekende en beschouwende entiteit, even zoals het object niet langer bestaat als een afgezonderd geheel (Bataille, Essential Writings 23). Hierdoor is er niet langer een strikte scheiding tussen het subject en het object mogelijk, maar is hun tegenstelling in de liefde, in de kloof, opgehouden te bestaan, en is deze kloof een zone geworden waarin beiden fuseren. Doordat de discontinuïteit van het subject in de liefde (tijdelijk) wordt opgeheven, kunnen wij liefde begrijpen als een verlangen naar continuïteit, naar een zekere dood.

De liefde bestaat dus niet zozeer in het subject of in een intrinsieke eigenschap van het begeerde object, maar de liefde vindt zijn plaats in de afgrond tussen het subject en het object. In de relatie tussen het subject en het object waarin het subject een continuïteit ervaart. Éénzelfde

continuïteit die wij zien in de metafysische kracht potentia guadendi die Preciado beschrijft, en evenals de liefde van Bataille niet bestaat als een intrinsieke eigenschap van het lustobject, of zich geheel toe laat eigenen door het subject, maar alleen als relatie, als medium dat verbindingen tussen

(13)

subjecten en allerhande objecten kanaliseert. Wanneer wij kunnen stellen dat potentia guadendi in deze zin een erotische kracht is, dan kan tevens gezegd worden dat potentia guadendi doordrongen is van een doodsverlangen. Preciado noemt het hedendaagse Westen dan ook een post-punk

samenleving waarbinnen het instinct tot plezier vervangen is door 'death instinct' (Preciado 344). Maar niet alleen omdat het leven zelf zijn bestaansvorm is gaan ontlenen aan de relatie die het subject aangaat met farmaceutica (micro-protheses) en pornografie, maar tevens omdat de Westerse mens geregeerd is komen te worden door een machtsvorm die Preciado veelzeggend 'snuff politics' noemt (Preciado 346). De term refereert naar de zogenaamde snuff movies, een term die voor het eerst in de jaren zeventig opdook in de interviews van Charles Manson door Ed Shanders. Deze films dragen de expliciete veronderstelling een reële documentatie van een transformatie van leven naar dood te zijn. Hoewel zij nog al eens voor erotische doeleinden gebruikt zouden worden, is dit geen noodzakelijk aspect van de snuffmovie, maar is zij in de eerste plaats een representatie van een 'werkelijk' voltrokken sterven.

Hoewel de snuffmovie ook in banale zin naar een doodverlangen verwijst, lijkt Preciado deze representatie van de dood vooral te begrijpen als een metafoor voor de politieke en

pornografische representaties van de 21e eeuw. In het post-modernisme waar alles gereduceerd lijkt te zijn geworden tot een al dan niet geënsceneerde representatie, een horizontaal netwerk van teksten en beelden, functioneert de snuffmovie als het voertuig van een nostalgisch verlangen naar waarheid. Wanneer tekens hun referentiële functie verloren hebben en de realiteit niet meer is wat het in het verleden geweest was, begint volgens Baudrillard namelijk een nostalgisch verlangen naar waarheid te werken (Baudrillard 1561). Er ontstaat een toename in de productie van

oorsprongsmythen en gesimuleerde symptomen van realiteit, wat door hem begrepen wordt als 'a strategy of the real, neo-real and hyperreal (…). Een van deze strategieën bestaat uit de creatie van een afgeschermde wereld die als geïmagineerd voorgesteld kan worden, waardoor de wereld daarbuiten voor 'echt' kan door gaan en het realiteitsprincipe gered lijkt te worden. Een functie die volgens Baudrillard door Disneyland met verve wordt vervuld (Baudrillard 1565). Doordat de snuffmovie zich radicaal afzet tegen het idee van een gedramatiseerde, gesimuleerde werkelijkheid, en een gebeurtenis vast legt die niet gesimuleerd schijnt te kunnen worden: een werkelijk voltrokken sterven, herstelt het, paradoxaal, de status van de representatie en zijn vermogen de realiteit te verbeelden. Terwijl Disneyland de 21e eeuwse werkelijkheid redt door nadrukkelijk een droomland te zijn waardoor de wereld erbuiten met terugwerkende kracht voor echt door kan gaan, daar wordt de representatie door de snuffmovie veilig gesteld door het taboe dat niet gerepresenteerd kan worden, de werkelijk plaatsgevonden dood, te representeren (Preciado 345). Dat Preciado snuff vooral als strategie van 21e eeuwse representatie beschouwd wordt duidelijk door de aangedragen

(14)

voorbeelden die van 'double penetration' tot de ineenstorting van de Twin Towers uiteen lopen. Niet alleen wordt deze vorm van snuff gebruikt als een middel om politieke druk uit te oefenen, ook hardcore porno maakt van deze strategie gebruik door zijn veronderstelling de absolute realiteit vast te leggen. De merknaam van een bekende pornoproducent luidt dan ook 'Reality Kings'. Weer anderen lijken te verwijzen naar een militaire zone waar een soort pornopolitie die niet van geneuzel houdt, korte metten met buitensporigheden maakt: 'Zero Tollerance'.

Dus wanneer Preciado stelt dat de geschiedenis van de seksualiteit een

'pharmacopornographic Disneyland' geworden is, dan hoeft men zich niet, in de voetsporen van Baudrillard, af te vragen wat dit wil zeggen over de wereld buiten Disneyland, want er bestaat niets buiten dit droomland, zij is namelijk de expliciete, naakte realiteit. Door gebruik te maken van de kracht van het taboe, door precies hetgeen dat verondersteld wordt buiten het veld van de

representatie te staan – geen theatrale of dramatische eigenschappen lijkt te kunnen bezitten – toch te manipuleren en te representeren, eet snuff als een eekhoorn uit de hand van Walt Disney. Hierdoor doet de slecht geacteerde introductie van veel pornofilms, geen enkele afbreuk aan de kwaliteit van de film. Hierna schakelt men immers over op de harde ongeacteerde 'realiteit' van blowjobs, coïtus, kontneuken, double pennetration, etc.. En hoewel hardcore een verbeelding pretendeert te zijn van een natuurlijke seksualiteit, een ongenaakbare realiteit die immuun is voor drama, zijn veel acteurs onderworpen aan chirurgische en farmaceutische modificatie. Zo kan men inderdaad spreken van fotografische normalisatie door middel van gemanipuleerde representatie (Preciado 108 – 109). En doordat de gerepresenteerde norm, met zijn siliconen, gecoupeerde schaamlippen, gebleekte aarsgaten, vergrote penissen en farmaceutisch opgewekte potentie, in de eerste plaats al een technologische creatie was, wordt deze norm, onze natuur, de realiteit, ons door technologie op het lijf geschreven: technogender.

1.4. Genderhacking

Maar niet alleen wordt 'technogender' gecreëerd door de chirurgische manipulatie en de intoxicatie met kunstmatige farmaceutica, één van de meest fundamentele portalen naar het menselijk subject zijn hormonen. Zoals vermeld, zal ik vooral de reguliere heteropornografie in zijn relatie tot macht beschouwen, maar omdat het hormoon een dermate belangrijke rol speelt in de constructie van gender-identiteit en Preciado in een volkomen vrij verkeer van hormoon supplementen een

belangrijk bestanddeel van een ontsnapping aan een deterministisch machtsregime ziet, wil ik hier toch een stuk aan wijden. Daar komt bij dat het hormoon een aantal premissen met zich mee brengt, waarop porno zich uitstekend lijkt te kunnen baseren.

(15)

De ontdekking van het hormoon betekent voor Preciado een epistemologische breuk in de vorming van het menselijk individu (Preciado 158). Terwijl Freud het menselijk subject gecontroleerd zag door een principieel van woorden verstoken onbewuste, een onder het ego verborgen geologische laag van de menselijke psyche die slechts zichtbaar kan worden gemaakt door een soort

linguïstische uitgraving van de patiënt, daar wordt, met de ontdekking van het hormoon, de moderne mens een biochemisch communicatie netwerk. Een fijnmazige constellatie van elektronische circuits die informatie uitzenden, ontvangen en decoderen (Preciado 158). In tegenstelling tot Freuds subject dat gedreven wordt door een onbewuste dat zich slechts in cryptische symptomen manifesteert, kent het hormonale lichaam een dichte elektrochemische samenhang en is hiermee toegankelijk geworden voor een steeds penetranter wordende macht, toegerust op de incorporatie door het menselijk subject. Farmaceutica en hormoonsupplementen kunnen direct de werking van het netwerkt beïnvloeden en lijken tegelijkertijd niet van buitenaf toegediend te worden omdat zij zich pas werkelijk manifesteren wanneer zij door het menselijk organisme opgenomen zijn. Alsof zij geen werkelijke verandering in het subject teweeg brengen, maar slechts een hulpmiddel zijn de eigen intrinsieke waarheid, de 'seks' en de 'sixpack' uit Men's

Health, bloot te kunnen leggen.

Het lichaam dat een dicht communicatienetwerk geworden is heeft niet alleen de toegang geboden aan biotechnologische ingrepen, maar de fysiologische en genetische hoedanigheid van het individu is door het principe van het hormoon, deterministisch bepaald geworden. Hoewel alle lichamen zowel oestrogeen als testosteron produceren, en het verschil alleen ligt in de

productieverhouding tussen de verschillende hormonen, worden hormonen begrepen als de chemische essentie van mannelijkheid of vrouwelijkheid. Niet alleen worden zij geacht de fysiologie met de genetica te verbinden (Preciado 166), tevens worden zij verantwoordelijk gehouden voor psychologische eigenschappen welke in de Westerse cultuur als masculien of

feminien worden voorgesteld. Zo brengt hersenonderzoeker Dick Swaab testosteron in verband met een hoog libido, agressief en opstandig gedrag, en blijft steevast naar de stof refereren met de woorden 'het mannelijke hormoon' (Swaab 212 – 214). Zelfs homoseksualiteit zou voortkomen uit een tekort aan testosteron, terwijl bij meisjes, een, door de nierafwijking CAH, verhoogde

testosteronspiegel weer zou lijden tot bi- en homoseksualiteit. Zo handhaaft testosteron de oppositie tussen masculien en feminien dus op tweeërlei wijze. Wanneer dit hormoon namelijk verondersteld wordt een 'masculiene' substantie te zijn en bovendien te zorgen voor de aantrekking tot het

vrouwelijk geslacht kan een traditionele tegenstelling tussen mannelijk en vrouwelijk zelfs in het geval van homoseksualiteit gehandhaafd worden. Vrouwen vallen op op hun eigen sekse door een zogenaamd teveel aan testosteron, terwijl mannen zich aangetrokken voelen tot hun geslachtelijk

(16)

evenbeeld door een tekort aan dit hormoon, waardoor zij als vrouwelijk verstaan kunnen worden. Hoewel homoseksualiteit ogenschijnlijk geaccepteerd wordt, wordt de aantrekking tot de eigen sekse in wezen begrepen door middel van een hormonaal oppositiedenken dat het homoseksuele subject in een heteroseksueel discours wringt.

De verschillen in de hormoonspiegel determineren echter niet alleen de seksuele oriëntatie, maar beïnvloeden ook de hersenontwikkeling van het kind. Zo zou de Amerikaanse onderzoeker LeVay 'bij homoseksuele mannen een kleiner, vrouwelijk gebiedje in het voorste deel van de hypothalamus' hebben ontdekt (Swaab 89). In welke mate dit 'vrouwelijk gebiedje' ook bij heteromannen aanwezig is wordt niet vermeld. Overbodig ook want dit 'gebiedje' is immers

vrouwelijk. Met name de hypothalamus lijkt een deel van de hersenen te zijn dat onderhevig is aan het wel en wee van de hormoonhuishouding. En niet alleen draagt dit hersendeel zorg voor de aansturing van ons stofwisselingssysteem en de regulatie van de lichaamstemperatuur, ook onze seksuele activiteit en het vermogen tot concentratie en aandacht wordt geacht door de hypothalamus gereguleerd te worden (Swaab 143). Het metafoor van het lichaam als communicatienetwerk, dat door de ontdekking van het hormoon in zwang geraakt is, lijkt zich ook in de neurobiologie

verankerd te hebben. Het hersendeel dat zich namelijk vooral door hormonen beïnvloed weet, wordt voorgesteld als het schakelbord tussen de meer cerebrale hersenfuncties en de aansturing van het lichaam. De hersenen van homoseksuelen blijken volgens onderzoekers Allen en Gorski zelfs meer verbindingen te hebben tussen de linker- en rechterhelft via de bovenzijde van hypothalamus (Swaab 89). De aansluitingen van homo's en vrouwen kennen in verhouding tot de heteroman een hogere dichtheid en lijken hierdoor een effectiever medium voor potentia gaudendi. Erogene industrieparken bij uitstek, voor (pornografische) penetratie geschapen (vooral als zij ook nog eens roodharig zijn).

In een politiek geladen discours dat de binaire oppositie tussen mannen en vrouwen wil blijven preserveren, vormen hormonen een sleutel waarmee genetica, fysiologie en psychologie deterministisch verbonden kunnen worden. Als de 'natuurlijke' manifestatie van oestrogeen wordt vrouwelijkheid vooral geassocieerd met reproductie en vruchtbaarheid. Terwijl testosteron ingezet wordt om activiteit en potentie te verhogen, wordt het 'vrouwelijk hormoon' vooral gebruikt voor repressieve doeleinden. In de vorm van de anticonceptie pil wordt dan ook niet alleen de

vruchtbaarheid gecontroleerd, maar ook de menstruatiecyclus. De eerdere versies van de pil simuleerden, evenals de tegenwoordige, zwangerschap, maar onderbraken daarbij ook de gehele cyclus waardoor de maandstonde in het geheel niet meer plaats vond. Niet langer gebonden aan een universeel ritme, aan een natuurkracht die haar wezen aan de aarde klonk, was de vrouw in zekere zin vogelvrij geworden. Het Amerikaanse FDA (Food and Drugs Authority) weigerde deze, vooral

(17)

in Puerto Rico geteste, eerste pil echter voor de Amerikaanse markt goed te keuren, juist omdat de maandelijkse cyclus ondermijnd werd. Dit leidde tot de productie van een tweede pil die even effectief was maar een simulatie van de maandelijkse bloeding ingebouwd had. Een fysiologische productie van het teken van menstruatie, bloed, waardoor de vrouw gebonden kon blijven aan haar eigen vertrouwde natuurlijkheid (Preciado 191).

Door de ontdekking van het hormoon en de talloze experimenten om potentie en viriliteit op te wekken, is mannelijkheid geen eigenschap meer die voorbehouden is aan een kleine schare gelukkigen die een natuurlijk privilege genieten, maar een domein geworden van biochemische manipulatie. Terwijl de impotente man in vroeger tijden een gênant geheim met zich mee droeg, waarover hij hoogstens met zijn vrouw (en een heimelijke godheid die meer wereldse belangen diende) sprak, daar is nu sprake van een 'lichamelijke conditie' waarvan men af geholpen kan worden (Preciado 169). Bij gebrek aan potentie en levenslust kan men aangesloten worden op de externe hormoonbron van de farmaceutische industrie om met terugwerkende kracht weer zichzelf en 'mannelijk' te worden. Volgens Preciado is de tijd dat vooral vrouwen het object waren van biochemische interventie voorbij. De 21e eeuw zal het tijdperk worden van de productie en 'pharmacopornographic control' van mannelijkheid (Preciado 169). Niet alleen de vrouw is het dociele slachtoffer dat ontvankelijk voor interventie is, maar ook steeds meer de man wier potentie een medische precariteit is geworden. Gesterkt met hormoonprothesen en daarmee geoptimaliseerd voor een voortdurende kortsluiting tussen opwinding en frustratie is ook hij een productieplaats die een ingang geboden heeft om bij te dragen aan de universele stijve van potentia gaudendi. In deze nieuwe productievorm zullen, volgens Preciado, Viagra en Testosteron functioneren als valuta. Een met testosteron geladen lichaam is dan een accumulatie van kapitaal.

Met behulp van Derrida's uiteenzetting van het begrip pharmacon kan de dagelijkse

betekenis van hormonen echter worden ondermijnd en kunnen zij geheel anders begrepen worden. Namelijk niet als de drager van een essentiële mannelijk- of vrouwelijkheid, maar als een substantie die geen wezenlijke betekenis heeft, maar wel een uitzonderlijke potentie bezit om te betekenen. Als een stof die tegelijkertijd vergif en medicijn is. Hoewel het 'pharmacon' een geheim ingrediënt pretendeert te bezitten, is zijn grootste geheim vooral dat het geen enkel specifiek geheim kent. Een substantie die zichzelf niet kan verloochenen omdat het geen enkele éénduidige, intrinsieke

betekenis of uitwerking heeft. Zijn diepste wezen is ambivalentie, non-essentie. Substantie en tegelijkertijd Non-substantie. 'The pharmacon properly consists in a certain incosistency, a certain impropriety, this nonidentity-with-itself always allowing it to be turned against itself (Derrida 70, 119).' Vanzelfsprekend erkent Preciado het fysieke bestaan van hormonen, maar stelt daartegenover dat het hormoon geëvolueert is van sprakeloos molecuul tot praatgraag pharmacon: 'from silent

(18)

chains of carbon to biopolital entities (…) (Preciado 167).' Een substantie die begeleid is geworden door een stoet van beelden, taal, verlangen en kapitaal, en zich voorstelt als een wezenlijke

manifestatie van het hormoon maar in tegenstelling 'slechts' een cultureel construct is.

Hierdoor bestaat er geen bevolkingsgroep die begrepen kan worden als de rechtmatige, natuurlijke eigenaar van een bepaald hormoon. Wanneer alle lichamen, zelfs in hun somatische hoedanigheid, fictioneel zijn, kan men zich niet langer beroepen op een (meta)fysische autoriteit als de natuur. Hormonen zijn biopolitieke implantaten die voor economische en machtsdoeleinden worden gebruikt. Wanneer Preciado over de mogelijkheden van verzet spreekt, lijkt zij nooit de metafysische kracht potentia gaudendi te willen ondermijnen, maar neemt zij deze in tegenstelling tot een onoverkomelijk uitgangspunt. Met behulp van het aan Peter Sloterdijks ontleende beeld van de 'auto-guinea pig', schetst Preciado een mogelijke revolte die vooral bestaat uit een vrij verkeer van drugs, (micro)prothesen, pornografie en hormonen. Door zelf simultaan proefdier en laborant te zijn, heeft men deel aan de schepping van biopolitieke ficties door middel biotechnologische

experimenten op het eigen lichaam uit te voeren. Biocodes zouden niet langer exclusief in bezit moeten zijn van ondernemingen en de staat, maar tot een ieders beschikking moeten staan zodat men het eigen subject naar persoonlijke voorkeur kan ontwerpen (Preciado 352). Het naakte lichaam, dat als grondstof, als kapitaal diende voor het productieproces wordt dan tevens eigenaar van de biocode en het productieproces. Evenals Marx verwacht Preciado dat een verandering in de productiemethoden, in de basisstructuur, een verandering in de bovenste lagen van de cultuur met zich mee brengt. Waar Marx de revolutie liet voorafgaan aan een diepe vervreemding in de arbeider die zich niet meer kan vereenzelvigen met zijn maatschappelijk gezicht, daar lijkt een vergelijkbaar denkfiguur bij Preciado een rol te spelen. Vooral de status van gender die ontstaan is uit het

zelfexperiment met drugs, prothesen, hormonen, etc. zou namelijk leiden tot een nieuw soort conflict tussen de eigenaren van patenten op microtechnologieën en de daadwerkelijke producenten (Preciado 394). Zoals de computerhacker het internet en 'copyleft' programma's gebruikt voor een horizontale distributie van informatie, zou het lichaam een platvorm moeten zijn, het ruwe materiaal van de genderhacker, voor een technogender-schepping op maat. Een voortdurend experiment dat zich niet laat voorstaan op een norm of voorwendt de werkelijke manifestatie te zijn van een transcendentale essentie die eeuwige zekerheid belooft. En wanneer men in de spiegel kijkt, staat het je vrij vervreemd te zijn.

(19)

2.1. RealityKings vs. Postporn?

Figuren als Del LaGrace Volcano, Kate Bornstein, Jacob Hale, Dean Spade, Annie Sprinkle worden door Preciado voorgesteld als revolutionairen die de eigen, zogenaamd 'natuurlijke' somatische fictie gedeconstrueerd hebben. In een performatieve herschepping van het eigen lichaam

pretenderen zij niet de expressie te zijn van een buiten henzelf gelegen universele Waarheid, of van een essentie dat als het relikwie van deze Waarheid in hun binnenste besloten zou liggen. De seksuele identiteit van bijvoorbeeld performer Del LaGrace Volcano is in constante flux.

Herhaaldelijk ontwierp Volcano het lichaam opnieuw, waardoor de eigen identiteit zich vooral niet laat definiëren door een diagnose die de de macht lijkt voorbehouden de sekse van het individu te bevriezen. Op de website van Volcano zijn verschillende foto's te zien waar de littekens op haar/zijn borstkas te zien zijn (Volcano 2015). Maar Volcano manifesteert zich in het werk niet als een

slachtoffer van een biologische misstap die chirurgisch 'gecorrigeerd' is, in tegendeel: als een performer wiens lichaam inderdaad het ruwe materiaal is van een steeds opnieuw te herscheppen identiteit. De beelden zijn geen onthulling van een diep, onderhuids geheim, maar van een lichaam dat geen geheim bevat, maar naakt en dociel zijn betekenis moet krijgen door ontworpen prothesen. Steeds opnieuw laat de huid zich openen, vullen met implantaten, en weer aanharken en

gladstrijken.

De meer 'avant-gardistische' pornobewegingen waar Preciado over spreekt, spelen een spel met machtsstructuren en houden zich expliciet niet aan een norm die een bepaalde sekse als 'penetrabel' en een andere als een ongenaakbare penetrator voorstelt, maar in tegenstelling, lijken zij de performers veel vollediger subjecten te laten zijn door deze rollen niet voor te behouden aan een bepaalde sekse. Simultaan zijn zij dociel lichaam, cyborg, proefkonijn, laborant en penetrator. Dat deze porno zich plaatst tegenover de mainstream porno, wordt al duidelijk aan de benamingen die zij zichzelf hebben gegeven. 'Reality Kings' tegenover: Postporn, Bodypunk, OpenGender, FuckYourFather, PenetratedState, TotalDrugs, PornTerror, AnalInflation,

UnitedUniversalTechnoPriapism, (…). Post-porn performances lijken dan ook niet De Realiteit te willen verbeelden, maar bewegen zich nadrukkelijk op het terrein van de representatie. Bij de 'feministische' pornopruducer CrashPadSeries.com spelen de verschillende episoden zich allen af op éénzelfde locatie die de 'Crash Pad' genoemd wordt, waarmee gearticuleerd wordt dat de scènes niet in een 'dagelijkse realiteit' plaats vinden, maar geënsceneerd zijn om als performance op een podium dienst te doen (Seise, 23). In een optreden van Qimera Rosa en Mistress Liar, leidt een meesteres aan een aantal kettingen vier cyberpunk wezens het toneel op (Oh – Kaña 2010). De creaturen zijn met hun (dieren)maskers en groteske, onderdanige houdingen, zo nadrukkelijk gedramatiseerd dat zij een geen fysiek podium nodig hebben, maar er een framewerk door het

(20)

optreden zelf wordt afgebakend. Alle acteurs zijn gewapend met een aantal prothesen, en wanneer er (seksueel) contact is tussen de performers gebeurt dit altijd met de tussenkomst van een prothese. Nooit wordt er een 'natuurlijke' penetratie of seksualiteit verondersteld, steeds wordt deze

gekanaliseerd door een technologische extensie van het lichaam. De formele eigenschappen van een seksueel gebaar zijn hierdoor dan ook nooit een intrinsieke kwaliteit van het lichaam van de acteur, maar worden hem door een object gegeven.

Ook de sadomasochistische rolverdeling lijkt niet te zijn ontstaan uit 'natuurlijke' voorkeuren die de acteurs zouden hebben, maar in werking te worden gezet door de aard van hun prothesen. De meesteres is simpelweg degene die de kettingen vasthoud en die de zweep in handen heeft. De mogelijkheid dat de rollen zich omdraaien ligt altijd op de loer. De meesteres uit deze performance heeft maar zeer zelden direct lichamelijk contact met de overige performers. Zij lijkt vooral op te treden als een despotische regisseur van het toneel, en houdt met haar kettingen en zweep het midden tussen een dompteur en een choreograaf. Wanneer de slaven elkaar met hun kunstmatige extensies penetreren geeft zij brullend en zwiepend aanwijzingen. Zij mogen zich aan de lust overgeven, maar volgens de regels die de meesteres ter plekke bepaalt, waardoor de sadistische instantie niet zozeer de soevereine beul is die de ander onderwerpt aan (pijnlijke) handelingen, maar diegene die de spelregels aan de hand van zijn of haar grillen bepaalt. Alsof hiermee een ironisch commentaar wordt gegeven op de normaliserende functie van pornografie door deze te verplaatsen naar de allegorische grootheid van nogal humeurige despoot.

Omdat deze optredens zich bewust zijn van de normaliserende functie van meer reguliere porno en zij in sommige gevallen de oedipale strijd van de avant-garde in hun benaming al lijken te ironiseren (FuckYourFather, PenetratedState), lijkt het mij gerechtvaardigd deze porno, niet zozeer als een autonoom product, maar als een commentaar op de mainstream porno en zijn

normaliserende machtswerkingen te begrijpen. Omdat ik vooral geïnteresseerd ben in de relatie tussen porno, macht en potentia gaudendi lijkt het mij nuttiger om vooral de mainstream porno aan een analyse te onderwerpen. Vooral omdat deze porno zich niet kritisch tot zichzelf verhoudt en zich ondubbelzinnig als 'waarheid' wil presenteren. Doordat post-porn zich dermate bewust is van de eigen positie lijkt het niet erg vruchtbaar om deze twee pornografische stromen naast elkaar te leggen om hun verschillen aan te wijzen. Nuttiger lijkt het te onderzoeken waar er een raakvlak tussen de twee zou kunnen ontstaan.

Wanneer men tegenover de lichamen de post-porn performers de gepaintbrushde en gepolijste lichamen van een actrice uit een reguliere heteroporno zet, lijken zij vooral de

verbeelding te zijn van een staalharde realiteit. Zuurstokkleuren schijnen hen toe te zijn gekomen als een natuurlijke accessoire. Moedervlekken, poriën, alles dat de huid verraadt als het ademende

(21)

omhulsel van een complex organisch binnenste is hen vreemd. Achter het beeld van de actrice is geen organische substantie die zich schuil houdt, maar haar betekenisvolle realiteit als bewegend

plastiek schept tegelijkertijd het wezen van haar substantie. Betekenis wordt niet voorgesteld als een

mutatie of een mutilatie van het lichaam maar behoort het wezenlijk toe. Maar hoewel zij

impermeabel is als een regenjas, vraagt de pornoactrice tegelijkertijd als geen ander, haar gebrek, haar verlangen, door penetratie te complementeren. Haar wezen is tegelijkertijd vol en ledig.

In plaats van deze meer intuïtieve voorstelling van een aspect uit reguliere heteroporno als vooronderstelling voor onderzoek te gebruiken, zal ik de geschetste paradox in de eerste plaats als een uitgangspunt zien. Vooral omdat ik niet, zonder meer, de aanname dat heteroporno een geijkte manifestatie zou zijn van bestaande machtsstructuren, wil omarmen. Een bewering die ook Preciado lijkt te delen, wanneer zij, alvorens te stellen dat ieder individu in potentie een

'penetrable-penetrating' subject is, schrijft: '(…) in our current configuration of gender dimorphism, only the bodies of cis-females, trans-females, and gays are considered to be potentially penetrable bodies, in the same way that only the bodies of cis-males present themselves as natural and universal

penetrators (Preciado 303).

2.2. Surfen en Biechten

Porno is ontegenzeggelijk verbonden met het surfen over het internet. De hoeveelheden zijn eindeloos, beloften kunnen zich voortdurend opschorten, waardoor het web het vanzelfsprekende medium lijkt te zijn geworden voor een queeste naar ultieme visueel genot. Denkend aan de

structuur van de biecht die de 'waarheid' van het subject constitueerde, lijkt het zinvol allereerst een profiel te schetsen van het zich over het web bewegen.

Wat 'surfen' over het internet wordt genoemd, draagt een utopisch beeld in zich dat maar zelden met de werkelijkheid overeen komt. Naar analogie met het golfsurfen, zou men geheel zonder wrijving gedragen worden door een dichte stroom van data. Surfen impliceert geen enkel einddoel, het enige oogmerk is de beweging, van website naar website, in een eindeloze zoektocht naar het object van het verlangen. Maar voor de websurfer functioneert dit object vooral als een illusie, een fantasma dat een verlangen in werking zet waarvan de vervulling de surfer eindeloos onthouden wordt. Het doel van het websurfen is het gedreven worden door de virtuele bewegingen van het verlangen door een zich immer uitdijend netwerk. Een utopische toestand waarbij men, gedragen door de stuwende golf van verlangen, een minimale voorsprong blijft houden op het

daadwerkelijk verlangen en zo vervuld kan blijven doordat verlangen zich nooit als zodanig

manifesteert. Voor de utopische surfer is het ultieme object van verlangen niet van belang: hij vindt zijn bevrediging, evenals de bezoeker van Van Lieshouts gym, niet in een tastbaar object, maar in

(22)

de beweging, die hem over de scherpe kam van zijn voortdurende ejaculatie doet scheren, omringd door afgronden en neerziend op de wereld van objecten. Men produceert productie.

Maar iedereen die over het internet gesurft heeft, met klamme handen op zoek naar het ultieme pornofilmpje dat zijn/haar verlangen zal stillen, weet dat surfen geen kosmische, wrijvingsloze beweging biedt, maar gepaard gaat met frustratie. Door de eindeloze hoeveelheid gerangschikte en gecategoriseerde beelden en filmpjes, en de mogelijkheid steeds weer verder te zoeken, constitueert het surfen de inbeelding van een ultiem object dat zich ergens achter de wijde horizon van hyperlinks begeeft. Een belofte waarvan de vervulling eindeloos op zich blijft wachten want er is niets dat geheel aan dit fantasmatisch object beantwoord, en bovendien kan dit object zich, door de onafzienbare hoeveelheid porno op het web, als een finaal doel blijven handhaven (Patterson 109). In haar artikel over de online consumptie van porno schrijft Zabet Patterson dat het beeld of het filmpje dat dichtbij het verlangen van de surfer komt een zekere angst veroorzaakt doordat men geconfronteerd wordt met een keuze. Zal dit het laatste filmpje zijn? Zal ik hier mijn genoegen in vinden en hierna dus ophouden mij virtueel te bewegen over het web? Volgens Patterson zal de consument, tegen beter weten in, toch vaak doorgaan met het najagen van ongekend genot in plaats van toe te geven aan de geboden bevrediging van de gevonden porno (Patterson 110).

Alleen de amateur surfer begint zijn zoektocht naar porno op het web door de voor de hand liggende zoekterm 'porno' te googelen, waarna hij 'bedrogen' op één van de betaalsites uitkomt. Ik heb Google niet nodig en type in de adresbalk: www.youporn.com. Onmiddellijk knipperen er filmpjes die maar uit een aantal frames bestaan aan de rechterkant van het scherm. Niet op klikken weet ik, en druk op het kopje 'Categories' om mijn verlangen verder te specificeren; een

onwaarschijnlijke hoeveelheid vertakkingen waarin men porno uiteen laat vallen. Anal, Asian, Big Butt, Blow Job, BBW, Creampie, Hairy...Porno is al lang niet meer de tweepolige aansluiting van de VCR waarmee men zich de toegang verschafte tot een verboden rijk dat bevolkt wordt door bereidwillige houthakkers of seksgodinnen. Hoewel men kan stellen dat cyberporn door middel van deze fijnmazige categorisatie een Foucauldiaanse 'Waarheid van het Zelf' creëert, suggereert deze rubricering ook efficiëntie en maximale baat (Patterson 106). De kans dat men de eigen

hoogstpersoonlijke 'aansluiting' vindt wordt door de overgrote hoeveelheid gegarandeerd. Maar eerst moet men zichzelf diagnosticeren en zijn voorkeuren opbiechten. 'Ik ben heteroman en ik houd van wat forsere achterwerken.' Ik klik dus op de 'Big Butt' knop.

(23)

2.3 De Camera als bron van Realiteit

Een belangrijke eigenschap die porno en musical met elkaar delen is dat er een eenvoudig

onderscheid kan worden gemaakt tussen de meer narratieve scènes en de tussenliggende nummers die, in het geval van de musical, uit zang en dans bestaan; en in het geval van de meeste

heteroporno: fellatio, coïtus en een cumshot. Om het landschap van pornofilms te kunnen categoriseren maakt Linda Willams in haar boek Hard Core gebruik van een, aan Richard Dyer ontleende, driepolige verdeling. Ondanks dat de entertainment industrie, en de musical in het speciaal, vaak een utopische ontsnapping in een wereld biedt waarin de dagelijkse problemen niet langer bestaan, gebeurt dit volgens Dyer maar zelden door de constructie van een consistent model van een utopische samenleving. Hoewel er in de 'narratieve scenes' van de musical bepaalde problemen worden geënsceneerd, zijn dit nooit de meest hardnekkige, maar kunnen zij binnen het raamwerk van de bestaande ideologie opgelost worden. De tijdens de nummers geboden oplossing bestaat vooral uit de expressie van een sensatie, die als een utopische tegenstelling functioneert, en contrasteert met de gevoelens die de aangehaalde problematiek in het narratief geacht worden op te roepen. Zo wordt energie de oplossing voor vermoeidheid, intensiteit voor verveling, etc., en bij porno: een niet te blussen wellust als oplossing voor preutsheid, onwil en feminisme.

In navolging van Dyer onderscheidt Williams de volgende utopische functies die ook in porno werkzaam zouden zijn: 'Separate Utopia', 'Integral utopia' en 'Dissolved utopia', waarvan vooral de laatste categorie voor het gros van de heteroporno van toepassing zal zijn. De eerste twee categoriën veronderstellen namelijk de tussenkomst van narratieve scenes, die vooral in veel hedendaagse porno geheel achterwege blijven. 'Separate Utopia' bestaat uit een narratief waarin bepaalde problemen gespecificeerd worden die daarna in de gepresenteerde utopie geheel verdwenen zijn. Aan de hand van dit begrip beschrijft Williams de jaren 70 film Behind a Green

Door (Mitchell Bros. 1972) waarin een trucker nogal verveeld in een café over zijn Budweiser

hangt totdat hij met een collega in gesprek raakt (Williams 161, 162) De collega vertelt hem over een mysterieuze groene deur waarachter de vrouwen begerig en onverzadigbaar zijn. De rest laat zich raden: de trucker vindt de deur en inderdaad... Kenmerkend voor deze utopie is dat zij zich in een 'surrealistisch', fantasmatisch rijk bevindt waar de oplossing voor de 'dagelijkse problematiek' op wonderbaarlijke wijze gegeven wordt: zonder duidelijke reden, maar langs magische weg

houden zij simpelweg op te bestaan. In het 'Integral Utopia' daarentegen, valt de scheiding tussen de seksscènes en de tussenliggende niet enkel op narratieve grond te maken. 'Problemen' die in de tussenliggende scènes zijn geïntroduceerd, behouden ook invloed tijdens de pornoscènes waarin procesmatig naar een oplossing wordt gewerkt.

(24)

Maar alle pornofilms die ik gezien heb, uit welke categorie ook, bevatten geen enkel narratief. In de jaren nadat Williams haar boek schreef, lijkt de full-feature pornofilm grotendeels te zijn

verdrongen door gonzo. Tegen beter weten in, maar om de mogelijkheid uit te sluiten dat de gedownloade scenes geknipt waren uit een film waarin wél een narratief kader geboden wordt heb ik enkele volledige films van onder anderen studio 'Reality Kings' bekeken. Met hetzelfde resultaat: de pornografische utopie was zonder omhaal present. Er wordt geen enkel narratief geboden, maar er verschijnt simpelweg een vrouw voor de camera die al snel door een hand, aan het uiteinde van een harige onderarm, wordt betast. Onder het gesteun van enkele sleutelwoorden wordt de kijker gewezen op haar prijzenswaardige eigenschappen. In een poging tot optische penetratie zoemt de camera op het lichaam in, en weer uit, en daarna – alsof het geen bot gevangen had – weer in. Nerveus gelach. De camera blijft extreem nabij en volgt enkele contouren van het lichaam dat bevallig begint te draaien, en door dit optisch tentakel gestreeld lijkt te worden. De harige arm schijnt een manifestatie te zijn van het oog. Dan zoemt de camera weer wat uit, en verschijnt er een derde in beeld, zo te zien een trouwe lezer van Men's Health in een gemakkelijk zittende broek, en kan 'Dissolved Utopia' zich verder ontvouwen. Een utopie die geen enkel maatschappelijk kader schetst, maar daarentegen onmiddellijk aanwezig is en pretendeert een geheel vanzelfsprekende realiteit te zijn. Hoogstens zou men kunnen stellen dat het narratieve kader weliswaar niet door de film geboden wordt, maar gevonden moet worden in de actuele situatie van de toeschouwer. Maar wanneer dit zo is, nestelt de film zich op veel indringender wijze in de realiteit van de kijker,

namelijk zonder de tussenkomst van een rechtvaardigend narratief maar als een reële oplossing voor het eigen verlangen. Een verlangen, dat geenszins opgewekt hoeft te worden door de verbeelding van een fantasie of een frustratie waarop de pornoscènes een utopisch antwoord bieden, maar verondersteld wordt reeds aanwezig te zijn. Deze pornofilms bieden dan ook geen voyeuristisch inkijkje in een 'verboden wereld' maar maken deel uit van de dagelijkse realiteit.

De voyeuristische blik verondersteld namelijk een scheiding tussen de wereld van het toeschouwende subject en het object. Zich niet bewust dat het onderworpen wordt aan een

voyeuristische fantasie, doet het object zijn private geheimzinnigheden uit de doeken als wordt het niet bekeken. De voorwaarden voor een voyeuristische structuur zijn het bestaan van twee expliciet gescheiden ruimten, dat van de kijker en zijn object, en een medium dat deze twee ruimten met elkaar verbindt (Mulvey 2086): het sleutelgat (dat meteen als infantiel metafoor voor het vrouwelijk geslacht dient), de opening in een dicht bladerdek, een telescoop, maar tevens een loerende camera die sluimerend de onthullingen vastlegt. Maar de camera die in veel porno gebruikt wordt, is geen loerend, sluimerend oog, maar praat en tast, en heeft een graaiende arm als verlengstuk. Zelfs wanneer de arm niet in beeld is, en de camera zich overgeeft aan het 'optisch strelen' van zijn object,

(25)

kan dit moeilijk begrepen worden als de verbeelding van een voyeuristische fantasie: de actrice laat haar lichaam golven, giechelt, draait zich om en spreid de helften van haar geolied achterwerk. Wanneer de camera inzoomt verschijnen er twee glimlichten van de lamp die erbovenop moet zijn gemonteerd. Zij is zich er geheel van bewust bekeken te worden, 'geniet' van het strelen van de blik, en kijkt herhaaldelijk in het oog van de camera terwijl ze haar lippen nat likt. De nadrukkelijk aanwezige camera stoort de actrice niet, integendeel, het bekeken worden is een actieve oorzaak van haar verbeelde genot (Patterson 115). Haar wellustige blikken in de camera suggereren de actuele aanwezigheid van de toeschouwer, waardoor de camera niet zonder meer als medium functioneert, maar tevens als het actief tentakel van de (passieve) toeschouwer. En omgekeerd is ook de

pornoactrice, als teken dat zijn aanwezigheid (die van de toeschouwer) verondersteld en als de projectie van zijn verlangen, voor de kijker reëel aanwezig. Zij het als bewegend, tweedimensionaal beeld. De toeschouwer en het object, zijn elkaars voorwaarden om te kunnen bestaan, vinden hun

realiteit in hun wederkerige relatie. Door de actuele aanwezigheid van de toeschouwer op de set, en

omgekeerd, zijn camera en scherm geen afzonderlijke grootheden, maar is het oog op hetzelfde moment projector. Omdat het rijk van de film en dat van de toeschouwer niet als twee gescheiden werelden kan worden opgevat, wil ik de camera-projector niet zomaar als medium begrijpen, vooral omdat een medium een brug verondersteld tussen verschillende werelden. Een brug lost het verschil tussen werelden niet op, maar maakt slechts een verbinding mogelijk, die alleen kan bestaan bij de gratie van dit verschil. Maar de camera-projector verbindt geen verschillende realiteiten, maar lijkt een bron van realiteit. Een fontein van werkelijkheden.

2.4. Hyperrealiteit en het Naakte Lichaam

Wanneer de beelden die de camera op het scherm projecteert, niet verwijzen naar een achter de tekens verborgen werkelijkheid, maar de werkelijkheid zelf constitueren, kan men stellen dat het beeld de metafysica, of het Platonisch Idee, heeft opgeslokt. De metafysica is in het

tweedimensionale vlak niet nog als een soort geknevelde kracht aanwezig om daar als de ziel van Dorian Gray zijn invloed uit te oefenen, maar is geheel van zijn noodzakelijke dimensie ontdaan, en in het platte vlak verdwenen. Alvorens de (re)presentatie van de dood in de eerder besproken

snuffmovie tot uiting kwam, moet de metafysica al door de sluipmoord van de camera-projector om het leven zijn gebracht. Want de dood kan in zijn metafysische hoedanigheid, evenals discontinuïteit en genot, niet geheel gerepresenteerd worden. De representatie zou naar een hiaat kunnen verwijzen dat buiten het veld van de verbeelding ligt, maar wanneer snuff echter pretendeert de dood in

absolute zin te representeren kan dit pas op voorwaarde dat de metafysica is vermoord. Deze dood van de metafysica is volgens Baudrillard de oorzaak dat er niets meer achter de realiteit schuil gaat,

(26)

maar zij hyperreëel is geworden (Baudrillard, 1559).

Omdat dit totale gebrek aan metafysica nauwelijks samen kan gaan met een begrip als

potentia gaudendi, wil ik deze begrippen verder uiteenzetten om te bezien hoe deze contradictie valt

op te lossen. Daar komt bij wij het 'naakte lichaam', dat vormeloos en zonder betekenis is, niet zonder problemen als hyperreëel kunnen begrijpen. In de eerste instantie zal ik proberen deze concepten tot hun uitersten te rekken, niet om ze daarna onverwachts 'in hun achterste te nemen', maar vooral om hun mogelijke samenspel zo oprecht mogelijk te kunnen beargumenteren.

In een hyperreële wereld verwijzen tekens niet langer naar een betekenis die uit een transcendentaal rijk afkomstig is, maar hebben zij deze referentiële kwaliteit verloren door naar niets anders te verwijzen dan hetgeen zij zelf zijn. Alweer kunnen de filosofen in de grot van Plato het schip ruimen om plaats te maken voor de 'realitykings' die het stralende panorama van hun eigen projectie filmen en weer projecteren. De hardcore realiteit is hierdoor gereduceerd geworden tot de (re)productie van eindeloze reeksen symptomen van genot. Met andere woorden: de symptomen zijn niet alleen een uitdrukking van realiteit, maar de Realiteit. Doordat ieder referentieel, metafysisch kader is opgeheven, hebben ook begrippen als leven en dood een symptomatisch karakter gekregen, waardoor zij opgenomen lijken te kunnen worden in een systeem dat zich op

potentia guadendi fundeert en zich toelegt op een cynische, eindeloze productie van tekens (van

genot). Doordat de geproduceerde symptomen in zichzelf waar zijn, kan er volgens Baudrillard ook geen verschil meer bestaan tussen waar en onwaar, waardoor zelfs ziekten kunnen bestaan als reeksen symptomen, die niet alleen de expressie van de betreffende ziekte, maar de ziekte zelf zijn geworden (Baudrillard 1558). En op dezelfde manier als ziekte is gaan bestaan uit symptomen, zo zou genot begrepen kunnen worden als de productie van reële, (audio)visuele symptomen.

Baudrillard gaat verder door te stellen dat ook psychosomatische symptomen gereproduceerd kunnen worden. Hoewel de psychoanalyse het symptoom een oorzaak in het onbewustzijn heeft gegeven, die voor waarder wordt aangezien dan zijn lichamelijke expressie, zou zelfs het 'werk' van het Freudiaans onbewustzijn volgens Baudrillard op dezelfde manier geproduceerd kunnen worden als welk ander symptoom dan ook (Baudrillard 1558). In het 'pharmaco-pornographic' tijdperk echter, waarin hormonen ervoor gezorgd hebben dat er een veel directer relatie bestaat tussen de symptomen en hun uiteindelijke oorzaak, is het onbewuste rijk buiten spel gezet en het lichaam – naar Preciado – een dicht netwerk geworden dat informatie, reële tekens verwerkt. In eerste instantie lijkt het hormonale lichaam het realiteitsprincipe van het symptoom te redden door hier een strikt fysiologische oorzaak aan te geven. Daar zou men tegenin kunnen brengen dat niet alleen de betekenis van het hormoon, zoals eerder betoogd, kortgesloten aan zijn symptomen is, aan de tekens die het zou veroorzaken, en het hormoon bovendien zelf een product is geworden dat

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

The interaction of the phosphorus fertilizer rate × location had a significant effect on the number of leaves and nodules per drybean plant, while the

Voor personen die zijn staandegehouden vanwege het rijden onder invloed van alcohol gaat het hierbij om de LEMA (Lichte Educatieve Maatregel Alcohol en verkeer), de EMA

De complicaties bij toepassing van het open model (V) zoals de beperking in de tijdsduur die noodzakelijk is alsmede de bijzonderheid dat de PR mede de

De onderstelling die wij op het oog hebben hangt samen met het type van ver­ vanging waarop de in de bedrijfseconomische literatuur naar voren gebrachte

Demissionair minister van Buitenlandse Zaken Jozias van Aartsen heeft in zijn antwoord aan de Kamer de 'invasie- wet' van de Verenigde Staten scherp

Een oriëntatie op ‘mondiale ontwikkeling’ betekent niet dat we ons de megalomane pretentie aan moeten meten om de hele wereld te ontwikkelen, maar dat we systematisch(er) in

Gerrit Krol, De schrijver, zijn schaamte en zijn spiegels.. Een goede roman is autobiografisch. Niet door de gebeurtenissen die erin beschreven worden, maar als verslag van de

Drie grote conflicten met Duitsland en verschillende koloniale oorlogen zorgden voor, zoals Wesseling het terecht noemt, de meest dramatische eeuw uit de Franse geschiedenis. Het