• No results found

Toelichting bij de vegetatiekaart van 1992 van het Nationaal Park "De Hoge Veluwe"

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "Toelichting bij de vegetatiekaart van 1992 van het Nationaal Park "De Hoge Veluwe""

Copied!
42
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

J^ 0 O N i_ 0 "O C O u 13 =3 -t—' CU KJù^i1 '?( /l/voiMéeJt ' 5 1 5 0 ^

Toelichting bij de vegetatiekaart

van 1992 van het Nationaal Park

'De Hoge Veluwe'

G.J. Tol, P.H. Oldeman & A.J. Griffioen

c 0 1 CO O CD i_ O O > 13 =3

ibn-dlo

C/3 c

IBN-rapport 067

ISSN: 0928-6888

MNHi

(2)

het Nationaal Park 'De Hoge Veluwe'

G.J. Tol, P.H. Oldeman & A.J. Griffioen

IBN-rapport 067

Instituut voor Bos- en Natuuronderzoek Wageningen

ISSN: 0928-6888 1994

(3)

Toelichting vegetatiekaart 'De Hoge Veluwe' 3

INHOUD

VOORWOORD 5 SAMENVATTING 7 1. INLEIDING 9 2. MATERIAAL EN METHODE 10 3. RESULTATEN 13 4. CONCLUSIES 16 LITERATUUR 17 BIJLAGEN 19

BIJLAGE 1. Interpretatietabel fotokenmerken 21

BIJLAGE 2. Vegetatietypologie 26

2.1. Beschrijving vegetatietypen 26

2.2. Legenda van de vegetatiekaart 29

2.3. Verschillen met de legenda van Post (1987) en foutenanalyse 34

BIJLAGE 3. Vegetatiekaart van 1981 36

BIJLAGE 4. Vegetatiekaart van 1992 37

BIJLAGE 5. Beheerskaart 38

BIJLAGE 6. Oppervlakteveranderingen (ha) 1981-1992 per

legenda-eenheid 40

(4)

VOORWOORD

Deze vegetatiekartering is in opdracht van de vereniging 'De vrienden van de Hoge Veluwe' verricht. De volgende personen en instanties willen we bedan­ ken voor de geboden hulp bij het tot stand komen van dit onderzoek. Het bestuur van de vereniging 'De vrienden van de Hoge Veluwe' heeft de middelen beschikbaar gesteld om een vegetatiekartering uit te voeren. Om deze nieuwe vegetatiekartering te optimaliseren voor gebruik in het beheer is vervolgens, door de directie van het Nationaal Park 'De Hoge Veluwe', een opdracht verstrekt aan het IBN-DLO om de vegetatiekaart van 1981 en die van 1992 te digitaliseren. Daarnaast is ook de beheerskaart van de heide op de Hoge Veluwe gedigitaliseerd. Zodoende kon het effect van het beheer op de toestand van de heide in beeld gebracht worden.

Ing. B.L. Boers en ing. B. Snijders (Nationaal Park 'De Hoge Veluwe') hebben medewerking verleend aan het onderzoek. Ir. W.H. Diemont (IBN-DLO) heeft de eindredactie van het project op zich genomen en ir. H. Houweling (IBN-DLO) heeft de Fortran-programma's geschreven om de GIS-bestanden te bewerken.

(5)

Toelichting vegetatiekaart 'De Hoge Veluwe' 7

SAMENVATTING

Met behulp van een Geografisch Informatie Systeem (ARC-INFO) zijn de vegetatiekaarten van 1981 en 1992 van het Nationaal Park 'De Hoge Veluwe' met elkaar vergeleken, waarbij de invloed van beheersmaatregelen op de heide nader is geëvalueerd met behulp van een gedigitaliseerde beheerskaart. De conclusies zijn als volgt:

- Het oppervlak open gebieden (stuifzanden en heidevelden) is enigszins toegenomen door het kappen van vliegdennen.

- In het stuifzand is het areaal 'kaal zand' afgenomen.

- Belangrijke veranderingen deden zich voor op de heide. Daar waar in de laatste elf jaar geen beheersmaatregelen zijn genomen is naar schatting 56% van de in 1981 aanwezige heide vergrast. Daar waar in de periode 1981-1992 geplagd is in grasheide (72 ha) is heide in meer dan 90% van het areaal weer teruggekomen. Voor gemaaide grasheide (78 ha) was dit percentage 46%. Branden (103 ha) lijkt evenwel geen invloed te hebben op de vergrassing. Ondanks het gevoerde beheer is de vergrassing van het totale areaal toegenomen van 67% naar 75% van het areaal. Zonder het gevoerde beheer zou dit percentage evenwel 87% geweest zijn.

(6)

1. INLEIDING

Het doel van het opnieuw in kaart brengen van de vegetatie van het Nationaal Park 'De Hoge Veluwe' is veranderingen in de vegetatie vast te stellen. Vervolgens kan ook de effectiviteit van beheersmaatregelen geëvalueerd worden door veranderingen in vegetatie te vergelijken met beheersgegevens. Door de vegetatiekaarten en beheerskaart van het Nationaal Park 'De Hoge

Veluwe' te digitaliseren door middel van een Geografisch Informatie Systeem (GIS) kunnen op effectieve wijze veranderingen van de vegetatie vastgelegd worden en relaties gelegd worden met het gevoerde beheer.

(7)

10 IBN-rapport 067

2. MATERIAAL EN METHODE

De vegetatiekaart van 1992 is gebaseerd op interpretatie van zwart-wit lucht­ foto's op schaal 1:18.000, gemaakt in maart 1991, en veldwaarnemingen. Voor de luchtfoto-interpretatie is een legenda gebruikt die vrijwel geheel overeen­ komt met die van Post (1987). Hiertoe is besloten om een goede vergelijking van de huidige vegetatiebedekking met die van 1981 mogelijk te maken. De fotokenmerken die zijn gebruikt om de verschillende eenheden van elkaar te onderscheiden zijn weergegeven in een tabel (Bijlage 1). De vegetatietypen die op grond van opnames door Post (1987) zijn onderscheiden worden in enigszins vereenvoudigde vorm beschreven in bijlage 2. Voor de huidige vegetatiekartering is volstaan met het herkennen van deze vegetatietypen op grond van de soorten die kenmerkend zijn voor elk type.

Een aantal vegetatie-eenheden zijn op zwart-wit luchtfoto's moeilijk van elkaar te onderscheiden. Slecht waarneembaar op de foto's zijn onder meer de verschillen tussen Deschampsia- en Molinia-vegetaties, tussen Erica- en Calluna-vegetaties en tussen loof- en naaldbossen. De verschillen in hoogte van vliegdennenbossen is door het ontbreken van een stereoscopisch beeld in een deel van het gebied geschat. De interpretatie van de luchtfoto's heeft geleid tot een voorlopige vegetatiekaart op schaal 1:10.000. Als basis voor de kaart diende een ontschrankte fotokaart uit 1989 (Eelerwoude, 1991a). De voorlopige vegetatiekaart is in de maand juli 1992 in het veld gecontroleerd en aangevuld. Met name in de open gebieden heeft een uitgebreide 'field-check' plaatsgevonden om de verschillende mos-, gras- en heidevegetaties van elkaar te kunnen onderscheiden. Voor het karakteriseren van bossen is naast veldwaarnemingen informatie gebruikt van de beheerskaan Hoge Ve-luwe (Eelerwoude, 1991b).

De foto-interpretatiekaart is met de informatie verkregen uit het veld en uit andere bronnen (Post, 1987; Eelerwoude, 1991b; Boers, mondelinge mede­ deling), omgewerkt tot de uiteindelijke vegetatiekaart van 1992. De vegetatie-kaarten van 1981 en 1992 zijn gedigitaliseerd door middel van een GIS (ARC-INFO). De database van een GIS kan op verschillende manieren bewerkt en gepresenteerd worden. Voor de vervaardiging van de vegetatie-kaarten van 1981 en 1992 zijn de volgende stappen uitgevoerd;

- vervaardiging van de topografische basiskaart - vervaardiging van de vegetatiekaart van 1981 - vervaardiging van de vegetatiekaart van 1992

- vervaardiging van een tabel die de vegetatieverandering tussen 1981 en 1992 beschrijven

De topografische basiskaart

Om een geografisch correcte vegetatiekaart te digitaliseren is het nodig over een aantal referentiepunten te beschikken. De topografische kaart diende als een raamwerk voor de vegetatiekaart. De topografische kaarten van 1975 en 1981 (1:10.000) zijn vereenvoudigd tot een basiskaart (met wegen en begren­ zingen van het Nationaal Park 'De Hoge Veluwe'). Hierop zijn correcties aangebracht van de topografische kaart 1:25.000 uit 1990. De topografie van

(8)

1990 is voor beide kaarten gebruikt.

De nauwkeurigheid van digitaliseren is 0,25 mm, wat neerkomt op 2,5 m in werkelijkheid.

De vegetatiekaart van 1981 (Bijlage 3)

De vegetatiekaart van 1981 heeft een topografische kaart als basis en past dus goed op de gedigitaliseerde topografie. De oorspronkelijke kaart (Post, 1987) op schaal 1:15.000 is opgeblazen tot 1:10.000.

De vegetatiekaart van 1992 (Bijlage 4)

De vegetatiekaart van 1992 is gebaseerd op ontschrankte luchtfoto's schaal 1:10.000. De foto's, van niet-maatvast materiaal, zijn geplakt op linnen met een onderlinge afstand van 1 cm. Bij het intekenen van de vegetatie heeft dit vermoedelijk een vertekening gegeven.

Deze vertekening is gecorrigeerd in twee verschillende stappen. Bij de natuur­ lijke vegetatie is dit gedaan aan de hand van de topografie en de vegetatie-grenzen van 1981. Bij de cultuurbossen is de correctie gemaakt aan de hand van de topografie, wegen en dergelijke.

Bij het karteren en digitaliseren van de natuurlijke vegetatie van 1992 is de nauwkeurigheid 30 m.

Vegetatie-ontwikkeling

Door het combineren van de vegetatiekaart van 1981 met die van 1992 krijgen we een nieuw bestand. In deze overlay staan alle vegetatiegrenzen van 1981 en 1992. Bij elk polygoon is de vegetatie-eenheid van 1981 en 1992 aange­ geven.

Uit deze gegevens is de oppervlakteverandering van de vegetatie-eenheden tussen 1981 en 1992 berekend (Bijlage 6).

Beheerskaan (Bijlage 5)

Vanaf 1979 is door dhr. Boers bijgehouden wat het heidebeheer geweest is. De vegetatiekaart van 1981 dient eerst aangepast te worden om de effecten van het gevoerde beheer te kunnen achterhalen. Op deze kaart staan een aantal gebieden waar Post ( 1987) een code heeft aangebracht voor het beheer maar niet voorde vegetatie waarop het beheer is toegepast. Verondersteld is dat plaggen en maaien hebben plaatsgevonden in grasheide en branden in heide. Dit levert een nieuw bestand op voor de vegetatie van 1981.

De meeste grenzen kunnen betrokken worden uit de vegetatiekaarten van 1981 en 1992. De overblijvende grenzen worden gedigitaliseerd. Elke be-heerseenheid is voorzien van een nummer waaraan gekoppeld is wat de meest recente beheersmaatregel(en) is en het jaar (of jaren) waarin dit beheer plaatsvond (Fig. 5 en tabel 4 in Bijlage 5).

Door het samenvoegen van de vegetatiekaarten en beheerskaart wordt een databestand verkregen waarin voor elk gebied staat: oppervlakte, het soort vegetatie in 1981,1992 en de meest recente beheersmaatregel met jaartal. De volgende indeling van de legenda-eenheden is aangehouden:

(9)

12 IBN-rapport 067

- stuifzanden:

kaal zand (legenda-eenheden 1 en 4) stuifzanden met mos (2 en 5)

stuifzanden met gras (3, 6 en 7) - heide:

grasheide (legenda-eenheden 8, 9,14 en 33) heide (12,13,15 en 20)

De oppervlakte korstmosrijke heide, legenda-eenheden 10 en 11, is weggela­ ten omdat deze meer in de buurt van legenda-eenheden 2 en 5 komen.

(10)

3. RESULTATEN

Uit figuur 1 blijkt dat het uit stuifzand en heide bestaande open gebied weinig is veranderd tussen 1981 en 1992. In totaal is er 77 ha vliegdennen gekapt, met het doel het areaal open gebied te vergroten (Bijlage 7; tabel 6).

Vegetatie-samenstelling 1981 Vegetatie-samenstelling 1992

5105 ha 5105 ha

Fig. 1. Het areaal (%) bos, heide, stuifzanden en diversen in 1981 en 1992.

Binnen de hoofdeenheid stuifzanden is duidelijk te zien (Fig. 2) dat het areaal kaal zand is verminderd. De begroeide stuifzand-eenheden zijn daarentegen toegenomen.

stuifzanden 1981 stuifzanden 1992

, 948 ha 983 ha

(11)

14 IBN-rapport 067

De meest opvallende veranderingen zijn te zien in het heideareaal. Ondanks het gevoerde beheer is de vergrassing van het totale areaal toegenomen van 67% naar 75% van het areaal. Zonder het gevoerde beheer zou dit percentage evenwel 87% geweest zijn. Op de heidevelden waar geen beheer heeft plaatsgevonden is een duidelijke vergrassing te constateren (Fig. 3). Op grond van figuur 3 is berekend dat 56% van de niet-beheerde heide is vergrast in de periode 1981-1992.

geen beheer branden maaien plaggen

798 ha 90 ha 59 ha 76 ha uitgangs­ situatie in 1981

0 cü

)

0

situatie in 1992

0 0

i

grasheide heide

Fig. 3 Invloed van geen beheer, branden, maaien en plaggen op het percentage vergrassing van de heide in het Nationaal Park 'De Hoge Veluwe ' in de periode 1981-1992.

In onze beschouwing zijn alleen die gebieden opgenomen die eenmalig beheerd zijn. In totaal werd in de periode 1981-1992 225 ha heidevelden beheerd: 59 ha gemaaid, 90 ha gebrand en 76 ha geplagd.

Branden is vooral toegepast op heide en dan met name in struikheide-vege-taties (Fig. 3). De maatregel heeft weinig effect op de snelheid waarmee de heide vergrast. Het kan evenwel niet uitgesloten worden dat na enige jaren het aandeel grassen na branden spontaan afneemt. Een andere mogelijke verklaring is dat het gaat om oppervlakkig branden, waardoor de kieming van dwergstruiken wordt belemmerd.

In het geval van maaien, was 42% van het uitgangsareaal grasheide. Na het maaien werd geconstateerd dat dit percentage ongeveer gelijk gebleven was: 45% (Fig. 3). Maaien is dus een effectieve maatregel om de bestaande verhouding heide : grasheide te handhaven.

79% van het geplagde areaal was vóór het plaggen grasheide. Dit percentage loopt terug tot 11% na plaggen. Plaggen is dus in vergelijking tot maaien ongeveer twee maal effectiever in het terugdringen van vergrassing (Fig. 3). Binnen het bosareaal zijn de verschillen beperkt (Fig. 4). Het totale areaal cultuurbos is verkleind (74 ha) doordat het beeldenbos en de landschappen-tuin ( 45 ha) zijn opgenomen onder de legenda-eenheid 'overige terreinen'. Het geringere areaal naaldhout in 1992 wordt veroorzaakt doordat dit bos in 1981 werd gekarteerd als 'naaldhout' en na uitkap van het naaldhout in 1992 als loofhout werd aangemerkt.

(12)

Het oppervlak aan vliegdennen neemt af en natuurlijk loofbos neemt toe. Zoals eerder vermeld is de afname van het areaal vliegdennen veroorzaakt door kap. De toename van het oppervlak natuurlijk loofbos is voor het grootste gedeelte (35 ha) ontstaan door omvorming van cultuur-loofbos naar natuurlijk loofbos. Samenstelling bossen in 1981 2836 ha Samenstelling bossen in 1992 2747 ha natuurlijk loofbos (5.5%) vliegdennen (38.1%

cultuur-loofbos (15.3%) natuurlijk loofbos (7.6%) __ cu|tuur_naaldbos (41.0%)

vliegdennen (36.9%)

cultuur-naaldbos (41.0%) cultuur-naaldbos (37.9%)

(13)

16 IBN-rapport 067

4. CONCLUSIES

De veranderingen die in de vegetatie zijn geconstateerd in een periode van ongeveer 10 jaar hebben voornamelijk betrekking op de heide. Ondanks het succes van het gevoerde heidebeheer (plaggen en maaien), blijkt dat de heide steeds meer vergrast daar waar geen beheersmaatregelen zijn genomen. Deze conclusie komt overeen met de informatie waarover de beheerder beschikte. Voordeel van deze studie is dat het geheugen van de beheerder nu opgeslagen is in een Geografisch Informatie Systeem en uitspraken over het beheergekwantif iceerd zijn. Vooreen analyse van de foutenbronnen wordt verwezen naar bijlage 2.3.

(14)

LITERATUUR

Eelerwoude. 1991a. Fotokaart 1991 van het Nationaal Park 'De Hoge Veluwe'. Ingenieursbureau Eelerwoude.

Eelerwoude. 1991b. Beheerskaan 1991 van het Nationaal Park 'De Hoge Veluwe'. B.L. Boers/Ingenieursbureau Eelerwoude.

Post, M. 1987. Toelichting op de vegetatiekaart (1981) van het Nationaal Park 'De Hoge Veluwe'. Arnhem, Rijksinstituut voor Natuurbeheer.

Smidt, J.T. de. 1977. Heathland vegetation in the Netherlands. Phytocoenologia 4(3): 258-316.

Tüxen, R. 1937. Die Planzengesellschaften Nordwest-deutschlands. Mitteilun­ gen Floristisch-Soziologischen Arbeitsgemeinschaft in Niedersachsen 3:117-137.

Westhoff, V. & A.J. den Held. 1969. Plantengemeenschappen in Nederland. Zutphen, Thieme.

(15)

Toelichting vegetatiekaart 'De Hoge Veluwe' 19

(16)

•H 1 1 0) dl c c c Ol Ol dl dl di d> dl c •P A! -p -p -P "4 •P id Ol 0) 0 dl dl Ol g ^ g M c g r I C grH > Ol 0) X dl 0) '—1 »—1 X >-4 X H DIU id (d id dl .* id Ol id ai -P cd H oi nlH Ol <d u O o> O dl r-l 0< dl <-• oifi u 0) di x > di M > Ol 0 0> oi m id H -P •P 0 01 d) X o> 0< Tl 01 dl C T3 c > > id C d) N Ol 4 J C Ä Ol* > 0 d) d) ft 11) 1—1 *»H H BU N TJ Id 3 oi oi d) Id (11 id .p dl 0 "4 U -4 M m en g -p Oi-P •a g C M •»H g 01 1—1 dl d) •n dl > M •H H di M ni ai Cr» J«î -P C f-H C -P C 0 dl 0 "4 d) TJ T3 Tl 3 J* c r-<ii)cn c x i - r H a i O K D r - i c - H c n a i A l oi a i -H 3 £1 (UdJ-H >® ß CO) -r-ir-l dl -P d) C TJ C Ü J O - ^ O J C C P r o o o i c m a i c c n ai u m ui <d c airHti ai ai a) ai c Ö> Oi > J3 .p O« 01 Ol O* -P -P Ol -P -p -p ai ai I ai I I ai •P -n H Tl Ë C M •W —10)0) —I 0) 0) 3 —. ^ 4-) E m '—I noie.ee T-»a)> ^ tu r-t o u ai O) M Ol T3 -H (ÜMdia) Tl C Tl <-> X x -P H O TJ -P dl C^-tC+JC O) TI •'l ai C h ODO-H ai A - E e i ) > f l T l T ! O) (1) dl O) xi ja X) xx <a ca id (d •H -H -H -H M H U H id id id id > > > > ui Oi Tl -P -H -p C J-l -P M O (d id d) u <d g U (1) 3 r-i 0 0>M-i O) Ö14-I nj Ol o>ico m C CM Id C "4 C H dl J O d) A! Tl T3 "d T3 3 id C C c C C 3 i-l 0 0 o ai 0 M > S-l u M m H - M dl dl 01 X ai ai 01 Ol Oi 01 Oi-P Oj 4-1 M-l 4-1 rH u m Oi •d •d •d > m g o ^ c d) dl 01 dl OlA! > "4 X -p dl •P <d rH dl g > S r* di ai H O C id oi -H <d u ai »Cr-I dl O X I ca -P • P I I c oi c •4 T3 g (1) Tl NC X. C m * oi c ^ <d CUTI > ai D) M •H 01-^ (O RH C d) 3 01 ftTJ 0) •—I -P OC ai oi g ai ai •»Oi -P c > •o 4J m -H -a c to Ol Vi dl 3 id id *»-i O i~~i -P N > c M X m

(17)

22 a o X VI « » X O •p O h O > u O > 4) ja « H I •P h A a K 1 *H <#> O 0) o '—1 O X <0 01 Vl 73 id ai o> •H H • w en 0) ai > m H XI 0 Vi o Vl c u ai 0) a) c en en ft-P > ai ai c ai ft o 0 Oi -P -H XI 0 -P ai ai ta N 01 N •ri ai •P •N •N •n d •H <—1 0 •H •H C *H 0 Vi ai C +J Vt Vi -H C 0) Vi 0 cnx ai 0» c en ai a) C" C +> u f-l c a) a> ai -p ai 1 vi ai »—1 ai a) > ai ai 1 vi ai IH -P a) x •n 73 •P XI .* X •o -P ai Xi X X •A TJ -P •P o c ai V -P •P X u c ai

U -I ai ••H «RI 0 »—I •A ai •«•4 c •H 0 H

tfl £ s S «H TJ > g S 3 ai H 73 > X c ai ai a) ai ai -P -P 1 -P 1 •P H c o o m 0 (d o > 0 •P VL ft U ft Vi c I) VL en c Ol c & ai •P ai -P ai H ai c rA <0 c r-t c •P c «d c ai x a> a> x ai ai o 0 •a a. •A 73 x C C -O Vl 0 ai c ai "d ai o v ai o 73 -P h .-i ai rA -H <—1 Vl rH Vl -«-I id 01 X X X g > -P S > -P e ft a o o u •p <0 o. u •M « A a « a ai 73 ai c -H A) -P •p m O -P r-1 0) m O* ai ai x ai •o ai C -H ai -P -P id 0 +J .-i ai 01 oi ai ai Oi > en > -P 4-> m O -n 1 P (0 0 •P -A T3 -n V4 •A m -H 1 Oi e -n Vl Vl 1—1 •A Ol a) ai -P M +J X 73 & Dix: C "O U H U 0 -H •a ai "4 -a s rH "O <-l Ol C 1 1 •H -p ai 1 oi 0) a) .x ai m ai ai »—1 ai ai •a ca s ai C 4-> 1—1 T3 C •a vi oi > 73 73 c c -A c c o ai a) s ai o o -P a> 0 c 0 Vl *H Ol Vi ^ Vl (d 73 Vl ai Vl ai ai o x a) vi e s ai g ai en-p v< > ai oi ai H V4 c en Vl en »n o c ai H <M a) ai o ai 4-1 0 4-1 n) +j o oi > id N Oi > x id > n) 1 ai c i -p i C -P o c a) « ai •H ai ai x: -•a a) o> 3 Oi VL c u ai ai x •H ai •p -H -H H •P c x 01 -p +J x ft co ai ai H ai •P ai ai c ai o a> c ai e h x c *<-4 H •H g +J o ai VI C x - c ai 3 ai > M A C 4-> N) <A 0) 0 X •p 01 +J O) -P O Ol 73 ni ai +j -a x H x: ai en A! 73 si u «N I) a) ai u vi •H ai c u -p •P VI o* a) -H c H ai *H a) C H O U « (d 0) ai x s ai > > rH x ai > vi vi ft 3 en c c ai ai 73 ai -a H ai Ol x c c ai •n a •P J* id -P G id •• g •P •H ai ai N ai ai N z ta 0 > s g 01 H 0 •n ft73 01 73 Q ai Vl •H c - 0 c S Oi •P h oi ai ai en g ai < •pj 01 A -H r-l > •H +J > •J •P ai O N ai -H N m -H W x: ft u « ^ 3 id Vl 3 < u •r\ a Vl C -P Vl 0 -P 2 0 •A o oi ai oi Ol* 01 o XI ft vO oo CT>

(18)

d) Oi rH d) oi M -P d) -P ai -P o> 0) X a) oi d) M -P m 4-> id 4-1 Id > Q) 3 > 0) 0 -P 0 4J O 4-> N T3 Tl rH T> i-t © rH Q) rH d) d) C Q) .h o) c ai to a> 01 01 D) Ol ai ai -H U d) 01 -ri ai tu d) ai d) d) CN-P 4-> > fi -P -P Oi > Oi > Ol > 1 1 1 1 1 1 -p 01 X ta ta ta M 1 0 -P •f» d) •n d) •n -n d) "0 •P U •rl 4J H •r4 •p rH •rl •rl 4-1 rH •r| (d U d) C > M ai > *4 >4 d) > a to 3 Oi s ai 01 a OI 01 g •n N 14 tu 14 d) u (H d) 14 •r4 ai -P ai N ai 4-> N tu 4-1 d) -M -M ai u id u •P •n U •r-i M U M *4 x: M Ol c C id 4-> •»H C c (d •rl C c id c m u C C rH -r-1 0 3 •«H 11 tu 0 3 u d) 0 3 0 3 -rl d) O ai "4 T3 N 3 o».* -a N O».* T3 N • o N r l ^ f l •o X»

G c c d) ai 1 ai f l l T j ( S ai TJ CN 14 ai TS •r| d) •rl ai id •H tu 4-1 £ C -p fi C M •p fi id c ai id c d) a) id C CN C d) c d) en C d) rH •rl d) rH Cl •H ai rH C •o •»H dl c ja •rl •P 14 o C •r| S C - a c «. d) ai ai g C d) ai O Id CN 0 <d CN rH •*H ai 0 <d rH U > rH 0 > rH X c •P u > ai M e c c ai d) 1 d) 1 -P d) T3 CM 0) •o CN 1 U ai "O rH ai •H ai •»H tu id M id •*H ai 0) -rl •P fi C 4J fi C g cd - M •P fi Ol C -rti c ai (0 c d) rH ld Ol d) <d C CN d) o> C tu C ai Ol > -rl Oi C ai rH H --rl •H d) rH •H ai rH Ol rH V •rl d) Ol rH SI d) - r H •P H Q c TVrl rH g C - g c * 14 Ol O ai ai g C d) -4 -P 0 0 Id CN 0 id CN C - H 3 •r< a> 0 id 14 id 3 O > rH O > rH 0 4-1 - C u > Ol > e -c r-i c rH c id id 3 n) c .—> > «t > * 3 > d) ai CN CN h - 14 T) ai rH d) rH ai 0> rH ai CN -rl •H -H «t •H <d "d rH ai 4-> C 4-> C Oi 1 "O •P c m c fi id d) id d) ••H d) IH id a) Ol-rl fi M

c c •a rH o« tu C "O d) g Id "4 •H a> •»H ai ai d) •H ai T3 3 q Ä CM A fi CN u -p -p ja fi •P VI 14 g C g c u ai (4 g c a> n) 3 -P 0 Q) C 0 ai C 0 •r4 Id 0 d) CM •r4 id 3 m Ü 0) Q) O ai ai M C X u 0) rH c g i i -4-1 •P 4-1 d) C di C d) ai g di •a c g (U rH d) g ai •n m e ai ai c a ai ai tu 4-> T3 d) > •o ai ta •a •O TJ 0 •r| ta •r| --4 ta -<H C *H --4 0 di to 3 ai ta d) ai ( 1 ) 0 ) 0 ) H ai fi 0 4J fi 0 o> fi C fi fi 4-1 •a « M a m x g -H x ai x m ta •r| W "H •P 1 •r| •p •P •r| 3 -rl -r4 d) ai Q 3 ta 4-> T3 3 ta fi 3 "0 3 3 a« fi M 14 u d) C 14 14 Ü 14 14 14 >H •n 0. M +J 0 *r| a) 4-> 0 0 •P d) 4-1 4-1 •r| o "3 0) M C N (0 X XI 01 > m m A T3 in

(19)

24 m » H O > VI II > « ja « H a « x « » X a •p £ » ö •H > •ri •H M A U u I •p h m A M ai 73 ai C -H ai -P

»

.p <d H 0 4J H H ai O ai en > ai ai 0 en > 0) 0) ai ai ai ta •n ai ai •n ai -n ai •n ai •r-> •n a •H -P u •H -P •H +J 01 •H -p -H -P •H +) 0 u j z m VI u u vi ai Vi M Vt M Vi U

0 cr> u x c Di n) Oi m -o O* Ifl o< m O» <d

•P rH -H c ai rH 3 C H Î 4 J rH 3 C IH 3 V4 3 u 0)H OÄ ai N ai ai N ai ai N ai ai N ai N -N 73 73 X 73 -P •a -H T> rH M X •H "O -p ai T> -P C TJ .p rH TJ -P rH fi -P C 4J h •H ai CrH •«H ai 3 •H ai o •H ai o 0 0 0 o OI 6 e ai > g g o« e g xi e g xi TJ -P V -P o •p •P 0 0 h » 0 > a o 0 h •P « a. •o •H « A a 4) « •P 0 O c vi -H en ai <—1 rH ai x 13 -o -P •H O s -P en en Ol Oi Oi •H •H •H •H •H •p -p •P •p •P •P 0 n) <d <d al <d -P "0 a g g g g c 1—1 rH F-H r—1 rH 01 0 ai ai ai ai ai -H Vj Oi en Oi Oi en x ai ai ai ai ai ai ai en VI Vl VI VI h O >H c c c c c x: <d 0 0 0 0 0 1 ai 1

,

,

ai 1 x )H 0 c 0 c •H C •P c ai ai u ai 1 1 vi ai 1 ai ai 0 Ol rH x O) 0>rH c rH QlrH fi rH iH n ai > c C rH o 0 ai oo X 0 en c c -P 0 •r| ai ^ •a -P x ,* ai n) C ai -o ai -a g ai -o B o g aifl c g C rH m ai g ai Hfl 11 rH fi •H +J ai rH c ai ai ai o •P ai ai M "H 0 a) o g o m o •P 0 •P X ai o rH C -n g rH Ol Vi ai »-H en M O rH 0 g •P r-l Id -rl •P rH £X ai en -n +) ja ai oi rH ja rH ai 0 01 c <d ai C ai -P Vi ai o vi ai 01 0 vi ai ai Ol rH 3 ai o ai a ai ai SH ai & ai ai ai O) rH en CP.* ai ^ Oi > -p -p 0 "0 > en+j o "O Ol c enxj

I 01 c o ai g -a •H •P 3 0) M g x c c ai ai c c c ai ai > (0 z w w w o m ai o ja D1 ai XI u ai > ai c ai en o m o o -C a rH C ai ai •o e •a •H g X) en c ai ai -H ftrH o > 01 1 01 0 1 en en 0 XI •a ai 0 x> c •H *H 0 fi ai g rH x: ai o> c > 01 c: 0 c C 0 c c o ai ai enxi ai ai X! TJ -P 0 c -P V Oi o o ai o o> c ai rH Ä c rH ai ai -H 01 rH C 01 -r| FTRH ai ai ai Ol rH 0 > Oi-O XI en > <o CN CM ro CN CN in CN

(20)

Oi H O >• h 4) > 0) A m H Ol -H h a) > o • p l i m 10 tn ta n O 01 «H rl -n •n D) •r> •ri -n

a •p -n 01 O -rl •r| •n •A •A +J •A

0 •H XI J3 Vl u •»H U U 0) U 0 1 J-l T3 O* O* kl a> 0> S Cn C •P rA Ü>-rH d) rA u O* 1—) U rA d) M d) -P s N ai d> •p d> ai -P ai x -1-1 T3 A -n T3 X Ä TJ X UTS X •H XI Ü -P -A C V c O T3 C ld Tl (1) Vl •A -A U) U O) -A 0 'A •A O Î M H

OL Ërl g OlrH 6 "O rA s •a N g >

0) •p •p O O u m o > a o x M V O) X O •p 0 h 0> a •A > •n •A U A U M •P V4 « M M a o

2

ï •d •H O A a « « I <u M o> C -A O -P id •N S •H H u ai > o a a) o I x u •n C (U -rl (U XI •A rA ß 0) 0 O XI M •H S a> T3 3 ® r l C T3 O id O CH OiK o n 0) o< I c o a) M c id > -CN 0) IN •H c -r-irH -M C U) ai -a o M ai CM rA x c v o ai e -H ai c ,-i -o ai a a ai m -H os c (1 3 H o « f l o> T5 .a o ai CN I IM c a] > -a) CM •H -P c id a) c "O •a a) •§•§ o ai u ai I u o 0> •A -P d) O U •P U q w<-t M a Id G H (d *r-> IT) Q) Q) CN O» U (D *W r* C CNI A) -p C 0 d) rH ' to c -d) 0> -P -H O r-I rH »—I m o d) 3 Oi-tn 0 XI 1 o -0 0 o< m c m Si rH c en ta ou tn <4-1 d) m o u ai 0 0 C s a o ja tn &X ja 0 dl d) d) J3 h O u m r-t •P en •p s xi 3 id 3 0 O O XJ 3 "O 3 "Ö -—-3 XI c rH c rH •P rH +J rH • 4J MH d) ta ta di ta ta c rH Id rH -rl O rH o ft dl 0 ft 0 d) a) 3 Id 3 3 -P 3 O 0 o>,a o ja en s o c o ^ d) O rH d) -P .p m O -P r-l ai 0) Ol d) m en > C vo C r- c d) CN dl CN 1 1 dl di d ) ' O dl T3 U IH •P di xi •rl dl C •ri ai c o 0 •P O •r| d) •p -C d) +j a ai x O VI •P A •d c Id C -P Ol id C CN c di n c m u i n i d) rH rH C d) rH •A 01 CN •rl d) CM C C c tu dl •rl dl .a •Q ••H •A TJ U A C Ifi « SC - d) rH Ol rH O) T) IH S c dl O Id CN 0 Id ^ rH dl rH ai rH 'rl O O ni O > CN O > CM X M X IH X S X ü > 00 c C r- •n c ai CM d) CM •»H 1 ai 1 ai Tj dl XI Oi VI en ai T3 dl •rl ai c "H dl C "rl > •A di •a ai U 0> 4 J £ 1 I •P A dl -P •P Oi •P A C -A id C id C id rH id di id c CN O -P C d) ro C ai ir> s •d S VI C dl »H id •rl dl CM ai CM rH •p r—4 en •r| ai •n S ja a ai ta d) -n-rl Xi C •r| rH ec > B C ~ O» ai en •rl -P s c a) vi d) O Id CM o id *!• ai di d) vi id o id > o> A > CM O > CM VI S u > s 0 > 00 c id C > d) ai ao •H •P c a) d) C T3 •A d) •i-s O d) CN o ai H d) ai v rA •A d) dl s ^ m X •A d) 3 c u •A +J jj m A L-J U -P (H O d) OQ XI S H a H W X <J3 CM r-CM oo CM 0> CN O m CM ro n m

(21)

26

BIJLAGE 2. VEGETATIETYPOLOGIE

2.1 Beschrijving van de vegetatietypen (volgens: Post, 1987) 1. Corynephorus-wieren-type (CW)

T.o.v, de overige typen differentiërende soorten van de typen CW, CC en CD: Corynephorus canescens, wieren, Polytrichum piliferum, Cladonia coccifera en Spergula morisonii.

Het ontbreken van eigen differentiërende soorten kenmerkt verder het type. Het CW-type wordt gedomineerd door Corynephorus canescens en ver­

schillende soorten wieren, waaronder o.a. Hormidium flaccidum en Zygogo-nium ericetorum. De vegetatie heeft een open karakter en wordt aangetroffen in stuifzandgebieden waar het zand zich nog onder invloed van de wind kan verplaatsen.

Syntaxonomie: Spergulo-Corynephoretum typicum (Westhoff & Den Held, 1969)

2. Corynephorus-Cladonia-type (CC)

T.o.v. de overige typen differentiërende soorten van de typen CC, CW en CD: Corynephorus canescens, wieren, Polytrichum piliferum, Cladonia coccifera en Spergula morisonii.

T.o.v. de overige typen differentiërende soorten van de typen CC en CD: Lecidia granulosa, Cladonia zopfii en Cornicularia muricata/aculeata, Clado­ nia bacillaris.

Constante begeleider: Festuca ovina.

Polytrichum piliferum is meestal de dominante soort.

Syntaxonomie: Spergulo-CorynephoretumCladonietosum (Tüxen, 1937)

3. Cladonia-Deschampsia-type (CD)

T.o.v. de overige typen differentiërende soorten van typen CD, CC en CW: Corynephorus canescens, wieren, Polytrichum piliferum, Cladonia coccifera en Spergula morisonii.

T.o.v. de overige typen differentiërende soorten van de typen CD en CC: Lecidia granulosa, Cladonia zopfii en Cornicularia muricata/aculeata Cladonia bacillaris.

T.o.v. de overige typen differentiërende soorten van de typen CD en C: Campylopus fragilis, Campylopus flexuosa en Cladonia chlorophaea.

T.o.v. de overige typen differentiërende soorten van het type CD: Cladonia portentosa, Cladonia floerkeana, Cladonia glauca, Cladonia gracilis, Cladonia unicialis, Cladonia pityrea, Cladonia verticillata, Pinus sylvestris (kiemplan-ten).

Constante begeleiders: Festuca ovina en Agrostis canina.

Syntaxonomie: Spergulo-Corynephoretum Cladonietosum (Tüxen, 1937)

4. Calluna-type (C)

T.o.v. de overige typen differentiërende soorten van de typen C en CD: Campylopus fragilis, Campylopus flexuosa en Cladonia chlorophaea. T.o.v. de overige typen differentiërende soorten van C: Hypnumcupressiforme en Dicranum scoparium en Calluna vulgaris.

(22)

5. Galium-Juncus effusus-type (GJ)

T.o.v. de overige typen differentiërende soorten van type GJ: Juncus effusus, Holcus lanatus, Hydrocotyle vulgaris, Juncus acutiflorus, Juncus subulifloris en Anthoxanthum odoratum.

T.o.v. de overige typen differentiërende soorten van typen GJ en DG: Galium saxatile, Potentilla erecta en Sieglingia decumbens.

Constante begeleiders: Molinia caerulea en Agrostis tenuis.

Syntaxonomie: Violion caninae met invloeden van de Molinia-Arrhenatheretea (Westhoff & Den Held, 1969)

6. Deschampsia-Galium-type (DG)

T.o.v. de overige typen differentiërende soorten van typen DG en GJ: Galium saxatile, Potentilla erecta en Sieglingia decumbens.

T.o.v. de overige typen differentiërende soorten van de typen DG en D: Deschampsia flexuosa en Carex pilulifera.

Het type heeft geen eigen differentiërende soorten. Constante begeleider: Festuca ovina.

Syntaxonomie: Nardo-Callunetea(Westhoff & Den Held, 1969)

7. Deschampsia-type (D)

T.o.v. de overige typen differentiërende soorten van de typen D en DG: Deschampsia flexuosa en Carex pilulifera.

Het ontbreken van de differentiërende soorten van de andere typen kenmerkt het type.

Deschampsia flexuosa is meestal dominant. Constante begeleider: Calluna vulgaris.

Syntaxonomie: Nardo-Callunetea (Westhoff & Den Held, 1969)

8. Molinia-type (M)

T.o.v. de overige typen differentiërende soort van de typen M, E, R en RS: Molinia caerulea.

Molinia caerulea bedekt over het algemeen meer dan 50% van het bodemoppervlak. Naast deze soort komen nauwelijks andere soorten voor.

9. Erica-type (E)

T.o.v. de overige typen differentiërende soort van de typen E, M, R en RS: Molinia caerulea.

Erica tetralix is in dit type dominant.

Differentiërende soorten van type E t.o.v. de overige typen: Erica tetralix, Scirpus cespitosus en Sphagnum tenellum.

Syntaxonomie: Ericetum tetralicis (Westhoff & Den Held, 1969)

10. Rhynchospora-type (R)

T.o.v. de overige typen differentiërende soort van de typen R, M, E en RS: Molinia caerulea.

Rhynchospora alba en Molinia caerulea zijn de dominante taxa.

T.o.v. de overige typen differentiërende soorten van type R: Rhynchospora fusca, Rhynchospora alba en Drosera intermedia.

Syntaxonomie: Lycopodio-Rhynchosporetum albo-fuscae (Westhoff & Den Held, 1969)

(23)

11. Rhynchospora-Sphagnum-type (RS)

Dit type kan worden beschouwd als een overgang met het Rhynchospora-(R) naar het Sphagnum-type (S).

T.o.v. de overige typen differentiërende soort van de typen RS, R, M en E: Molinia caerulea.

T.o.v. de overige typen differentiërende soorten van typen RS en R: Rhyncho-spora fusca, RhynchoRhyncho-spora alba en Drosera intermedia.

T.o.v. de overige typen differentiërende soorten van de typen RS en S: Sphagnumcuspidatum, Sphagnum auriculatum, Eriophorumangustifoliumen Juncus bulbosus.

12. Sphagnum-type (S)

T.o.v. de overige typen differentiërende soorten van de typen S en RS: Sphagnum cuspidatum, Sphagnum auriculatum, Eriophorum angustifoliumen Juncus bulbosus.

(24)

2.2 Legenda van de vegetatiekaart

Tabel 2. De percentages van elk vegetatietype per kaarteenheid in de open gebieden.

Kaart­

eenheid k Vegt ïtati« CW ïtype CC CD M D GD E C

1 60 30 10 2 40 40 20 3 50 40 10 4 45 45 10 5 10 60 20 10 6 40 20 20 20 7 50 30 10 10 8 60--80 20-40 9 80 20 Kaart- Vegetatietype eenheid k CW CC CD M D E C GJ R RS S 10 15 10 15 60 11 30 10 60 12 20 80 14 50 50 15 .. 35 50 15 16 20 80 33 50 50 Codes vegetatietypen: k kaal zand CW Corynephorus-wieren CC Corynephorus-Cladonia CD Cladonia-Deschampsia M Molinia D Deschampsia GD Deschampsia-Galium E Erica C Calluna GJ Galium-Juncus R Rhynchospora RS Rhynchospora-Sphagnum

(25)

De kaarteenheden die in de legenda zijn aangegeven, zijn mozaïeken van de vegetatietypen uit bijlage 2, tabel 2.

In tabel 2 zijn voor de kaarteenheden in de open gebieden de percentages aangegeven die door de verschillende vegetatietypen worden ingenomen. De legenda-indeling voorde bosgebieden is gegeven in tabel 3. Voor de nieuwe kaart is echter een vereenvoudiging doorgevoerd in de legenda die door Post (1987) werd aangehouden.

a. STUIFZANDEN (eenheden 1 -7) b. HEIDEVELDEN

b1. droge heide (eenheden 8,10,11,12,13,14, 20 en 33) b2. vochtige heide (eenheden 9,15 en 16)

c. BOSSEN

c1. natuurlijk bos en struweel (eenheden 21-29) c2. cultuurbos (eenheden 30 en 32)

d. DIVERSEN (eenheden 31 en 34)De kaarteenheden worden hieronder uitgebreid beschreven.

A. STUIFZANDEN

1. Kaal zand met Corynephorus-vegetaties

Een eenheid met kaal stuivend zand en lage open Corynephorus canescens-vegetaties. De bedekkingsgraad van de kruidlaag is in deze vegetaties onge­ veer gelijk aan die van de moslaag. Corynephoruscanescensen verschillende wieren zijn dominant. Calluna vulgaris is plaatselijk dominant, en wordt vaak vergezeld van een groot aantal mossen en korstmossen.

2.Corynephorus-Cladonia-vegetaties

Het betreft hier een vrijwel gesloten lage mos-korstmosvegetatie (tot 30 cm hoog). De bedekkingsgraad van mossen en korstmossen is circa drie maal zo hoog als die van de kruidlaag. Dominant zijn verschillende Cladonia-soorten en Polytrichum piliferum. Calluna vulgaris is lokaal dominant.

3. Cladonia-Deschampsia-vegetaties

Dit zijn korstmosvegetaties met een wat graziger uiterlijk. De bedekkingsgraad van mossen en korstmossen is bijna twee maal zo hoog als de bedekkings­ graad van kruiden. Deschampsia flexuosa (dominant in type CD) of Festuca ovina (dominant in typen CW en CC) geven deze eenheid een grazig uiterlijk. Plaatselijk is Calluna vulgaris dominant.

4. Kaal zand met Corynephorus-vegetaties en Corynephorus-Cladonia-vegetaties

Deze legenda-eenheid is op te vatten als een mozaïek van de legenda-een­ heden 1 en 2.

5. Corynephorus-Cladonia-vegetaties en Cladonia-Deschampsia-vegetaties

Legenda-eenheid 5 is een combinatie van eenheid 2 met de eenheden 1 en 3.

(26)

6. Kaal zand met Corynephorus-vegetaties en Cladonia-Deschampsia-vegetaties

Deze eenheid is een mozaïek van de legenda-eenheden 1, 2 en 3 met een iets graziger uiterlijk dan eenheid 7.

7. Kaal zand met Corynephorus- en Corynephorus-Cladonia- en Cladoni-a-Deschampsia-vegetaties.

Een mozaïek van voornamelijk de eenheden 1 en 2, met een klein deel ingenomen door eenheid 3. Deze legenda-eenheid kent meer open zand en korstmossenvegetaties dan eenheid 6.

B. HEIDEVELDEN

B1. DROGE HEIDE

8. Deschampsia-Galium-Calluna-vegetaties

Het gaat hier om gesloten, grasrijke vegetatie met meestal Deschampsia flexuosa als dominante soort. Op een aantal plaatsen is Festuca ovina dominant. Kruiden overheersen veelal in de vegetaties van het Calluna-type. De mossen/korstmossen-bedekkingsgraad is in deze vegetaties laag.

10.Calluna-Corynephorus-Cladonia-vegetaties

Een eenheid die is samengesteld uit kleine oppervlakken met dwerg-struikvegetaties en mos/korstmos/open grasvegetaties. Deze eenheid kan worden gezien als een combinatie van de legenda-eenheden 12, 1 en 2.

11. Calluna-Cladonia-Deschampsia-vegetaties

Dit is eveneens een mozaïek van een dwergstruik- en mos/korstmos/open grasvegetaties. Deze eenheid heeft een iets graziger uiterlijk dan de vorige legenda-eenheid. Eenheid 11 is op te vatten als een combinatie van de eenheden 12, 2 en 3.

12. Calluna-vegetaties

Het betreft hier gesloten dwergstruikvegetaties. De Calluna-vegetaties kennen soorten- en korstmossenrijke subtypen en meer kruidenrijke en soortenarme subtypen. Calluna vulgaris is echter altijd de dominante soort. Bij de vegetaties rijk aan korstmossen is de bedekkingsgraad van de struiklaag meer dan drie maal de bedekkingsgraad van de kruidlaag. In deze laatste vegetaties is de struiklaag bovendien vrij hoog (40 cm).

14. Calluna-Molinia-vegetaties

Met deze legenda-eenheid worden terreinen aangegeven die zijn begroeid met vegetaties van het Calluna- en het Molinia-type in een ongeveer gelijke verhouding.

33.Calluna-Deschampsia-vegetaties

Deze eenheid bestaat uit ongeveer gelijke oppervlakken met vegetaties van de Calluna- en Deschampsia-typen.

(27)

32

B2. VOCHTIGE HEIDE 9. Molinia-vegetaties

Het betreft hier gesloten, middelhoge grasvegetaties waarin Molinia caerulea dominant is. Deze vegetaties zijn extreem soortenarm en kennen een lage bedekkingsgraad van mossen.

15. Erica-Molinia-vegetaties

Het betreft hier een legenda-eenheid met dwergstruikvegetaties waarin Erica tetralix dominant is (E) en grasvegetaties waarin Molinia caerulea dominant is (M). Lokaal worden lage, open vegetaties aangetroffen van het Rhynchospo-ra- en het RhynchospoRhynchospo-ra-Sphagnumlype (R en RS). Andere vegetatietypen zijn gesloten en hoger door het voorkomen van o.a. Molinia

caeru-lea, Eriophorum angustifolium en een aantal Juncus-soorten.

16.Sphagnum-Rhynchospora-vegetaties

Een eenheid die bestaat uit soortenarme vegetaties rijk aan mossen en kruiden. De struiklaag ontbreekt. Gesloten veenmos-vegetaties worden in de vennen aangetroffen en gedomineerd door Sphagnum-soorten en Eriophorum angustifolium. Een meer open Rhynchospora-Sphagnum-vegetatie komt voor op de oevers van de vennen. Ook daar zijn Sphagnum-soorten dominant. Tabel 3. Legenda vegetatiekaart voor de bosgebieden

Jenever­

bessen Vliegden! open middel

ïenbossei hoog

1

gesloten

middel hoog Loofbc open assen gesloten open Naald­ oofbossen gesloten Cultuur! naald mossen loof

21 22 23 24 25 26 27 28 29 30 32

C. BOSSEN

C1. NATUURLIJK BOS EN STRUWEEL

21. Open jeneverbesstruweel

Een vegetatie die alleen bij de westelijke grens van het Nationaal Park 'De Hoge Veluwe' voorkomt. Deze eenheid bestaat uit open struweel van Junipe-rus communis met ondergroei van (vergraste) heide- en stuifzandvegetaties.

22-25 Vliegdennenbos: vegetaties van Pinus sylvestris met variabele hoogte.

In een vliegdennenbos is de hoogte minimaal 70 cm. De diameter (op borst­ hoogte) is maximaal 7 cm.

22. Open middelhoog vliegdennenbos

Vliegdennenbossen met een kroonbedekkingsgraad van 10-60%. De ouder­ dom bedraagt niet meer dan 60 jaar en de hoogte is maximaal 15 m.

23. Open hoog vliegdennenbos

Ook dit zijn bossen met een kroonbedekkingsgraad van 10 tot 60%. Deze bossen zijn doorgaans hoger dan 15 m en de ouderdom is altijd meer dan 60 jaar.

(28)

24. Gesloten middelhoog vliegdennenbos

Vliegdennenbossen met een kroonbedekkingsgraad van meerdan 60%. Deze bossen zijn meestal jonger dan 60 jaar en hebben een hoogte van minder dan 15 m.

25. Gesloten hoog vliegdennenbos

Ook in deze bossen is de kroonbedekkingsgraad meerdan 60%. De ouderdom is meer dan 60 jaar en de hoogte meer dan 15 m.

26. Open loofbossen

In deze bossen is de kroonbedekkingsgraad tussen de 25 en 60%. Er is geen onderscheid gemaakt tussen de diverse typen loofbos.

27. Gesloten loofbossen

De kroonbedekkingsgraad van deze bossen is meerdan 60%. Ook hier is geen onderscheid gemaakt in soorten loofbos.

28. Open naald-loofbossen

Deze eenheid omvat zowel gemengde naald-loofbossen, als bossen die bestaan uit kleine oppervlakken met naald- of loofbossen. De kroonbe­ dekkingsgraad varieert tussen de 25 en 60%.

29. Gesloten naald-loofbossen

Evenals eenheid 28, omvat ook deze eenheid gemengde bossen en bossen bestaande uit kleine oppervlakken met naald- of loofbomen. De kroonbe­ dekkingsgraad is meer dan 60%.

C2. CULTUURBOS 30. Naaldbossen

Het betreft hier bossen bestaande uit naaldbomen als grove den, douglas en fijnspar.

32. Loofbossen

Deze eenheid omvat diverse aangeplante loofbostypen, o.a. eikenbossen die vroeger als hakhout in gebruik waren.

D. DIVERSEN

31. Wildakkers, graslanden en overige terreinen

Wildakkers bestaan uit grasvegetaties met een vrij divers karakter. Graslanden zijn de waarschijnlijk soortenarme grasvegetaties die worden gebruikt als weide voor rundvee.

- Dienstgebouwen, museumterrein, bezoekerscentrum, etc.

34. Ven of open water

Vijvers en poelen. Deze heeft de mens aangelegd of zijn sterk antropogeen beïnvloed. Hieronder vallen o.a. de vijvers bij het jachtslot Sint Hubertus en poelen als het Deelense Was.

(29)

2.3 Verschillen met de legenda Post (1987) en foutenanalyse

Gelet op tabel 1 is er bijna geen verschil tussen eenheid 6 en 7: de eenheden vertonen namelijk een grote overeenkomst in percentages van de typen. Een verklaring zou kunnen zijn dat het aantal opnamen gering is (voor eenheid 6 en 7 zijn respectievelijk 2 en 12 opnamen genomen; Post (1987)). Voor de nieuwe kartering is het onderscheid gebaseerd op het percentage kaal zand; eenheid 6 heeft een lager percentage kaal zand dan eenheid 7.

Volgens de definitie van Post (1987) zou het bedekkingspercentage van het Calluna-type in de eenheden 10 en 11 60% moeten zijn. Tijdens de 'field-check' bleek dat deze eenheden een veel geringer percentage van het type Calluna hebben. Omdat deze eenheden toch duidelijk verschillen van andere eenheden, hebben wij gemeend deze eenheden te behouden, maar met een lager percentage van het Calluna-type nl. 20%. Door dit lagere percentage komen de eenheden 10 en 11 dicht in de buurt te liggen van de eenheden 2 en 5, zodat enige overlap niet uit te sluiten valt.

Eenheid 13 is niet onderscheiden, want deze eenheid veronderstelt dat Erica zich tijdelijk vestigt in die gebieden waar Calluna is aangetast. Gekarteerd is op de soort die op het moment van karteren aanwezig was en niet op wat er zou moeten staan.

Op de vegetatiekaart 1992 ontbreken de nummers 17 t/m 19. Deze nummers hebben betrekking op beheer en zijn daarom op een aparte beheerskaan (Bijlage 5) ingetekend. Post (1987) heeft de beheersmaatregelen in de vege­ tatiekaart ingetekend en daardoor zijn gebieden ontstaan waarvan onbekend is wat de vegetatie was. Er is van uitgegaan dat maaien en plaggen heeft plaatsgevonden in grasheidegebieden en dat branden is toegepast op de heide.

Eenheid 20 is niet onderscheiden omdat geen onderzoek gedaan is naar aantasting van Calluna door het heidehaantje.

De legendanummering van de vegetatiekaart 1981 houdt een kleine wijziging in ten opzichte van de kleurenkaart van Post:

- Loofbos was 30* en wordt nu 32.

- Eenheid 33 is aangemaakt omdat geen combinatie voorhanden was met zowel Calluna-vegetatie als Deschampsia-vegetatie.

- Eenheid 34 is aangemaakt om het open water en vennen aan te geven.Bij een volgende kartering zou de legenda-eenheid gemengd cultuurbos kun­ nen worden opgenomen.

Een probleem bij de berekeningen is dat de grenzen elkaar niet goed dekken. Dit komt onder andere doordat de kaart van Post (1987) op een andere schaal was getekend, waardoor de oude en nieuwe begrenzingen eerst niet gecheckt konden worden op veranderingen die niet hadden plaatsgevonden. Dit kon pas gedaan worden nadat de kaarten waren gedigitaliseerd. Gekozen is om de grenzen niet bij te stellen omdat verondersteld wordt dat de fouten elkaar opheffen.

(30)

Het kenschetsen van cultuurbos of natuurlijk bos wil nog wel eens problemen geven. Zo bestaat ertussen de vegetatiekaart Post (1987) en beheerskaan Hoge Veluwe (Eelerwoude, 1991b) enige discrepantie. Dit verschil kan liggen aan het feit dat gebruik is gemaakt van verschillende bronnen en aan inter­ pretatie-verschillen.

Een andere verklaring voor de toename van cultuurloofbos is dat op de kaart van 1992 de lanen, bestaande uit loofbomen, zijn aangegeven terwijl Post (1987) dit slechts gedeeltelijk heeft gedaan.

(31)

36

BIJLAGE 3. VEGETATIEKAART VAN 1981

(32)
(33)

38

BIJLAGE 5. BEHEERSKAART

(34)

Tabel 4. Legenda behorende bij de beheerskaan (Fig. 5) waarin opgenomen zijn het nummer, de beheersmaatregel en het jaartal..

1-MAAIEN- 1982 2-BRANDEN- 1982 3-PLAGGEN- onbekend 4-MAAIEN- 1985 5-MAAIEN- 1982 6-MAAIEN- 1985 7-MAAIEN- 1982 8-MAAIEN- t/m 1985 (jaarlijks) 11-BRANDEN- 1984 12-PLAGGEN- 1986 13-PLAGGEN- 1988 14-PLAGGEN- 1988 15-PLAGGEN- 1981 16-PLAGGEN- 1985 17-PLAGGEN- 1982 18-PLAGGEN- 1986 19-PLAGGEN- 1982 20-PLAGGEN- 1985 21-PLAGGEN- 1989 22-PLAGGEN- 1986 23-PLAGGEN- 1989 24-PLAGGEN- 1986 25-PLAGGEN- 1989 26-HAAIEN- t/m 1985 (jaarli jks) 27-PLAGGEN^- 1980 28-PLAGGEN- 1985 29-PLAGGEN- 1986 30-PLAGGEN- 1985 31-PLAGGEN- 1988 32-BRANDEN- 1979 33-MAAIEN- 1983 34-R001EN- 1990 t/m 1991 35-MAAIEN- jaarlijks 36-ROOIEN- 1984 t/m 1985 37-ROOIEN- 1990 t/m 1991 38-PLAGGEN- 1985 39-MAAIEN- 1985 -PLAGGEN-40-MAAIEN- soms

(als het gebied droog ii

41-PLAGGEN- T979 42-PLAGGEN- 1979 43-ROOIEN- 1984 t/m 1985 44-BRANDEN- 1981 45-MAAIEN- 1981 46-BRANDEN^- 1981 47-MAAIEN- 1983 48-ROOIEN- 49-MAA1EN- 50-ROOIEN- 51-ROOIEN- 52-ROOIEN- 53-MAAIEN- 54-ROOIEN- 55-ROOIEN- 58-PLAGGEN- 59-PLAGGEN- 60-PLAGGEN-61 -BRANDEN- 62-PLAGGEN-1986 voor 1986 1986 1986 voor 1986 1986 1985 1989 1984 1984 1981 t/m 1989 1979 t/m 1989 t/m 1989 t/m 1989 1979 t/m 1989 t/m 1989 (vermoedeli jk) 63-MAAIEN- 64-MAAIEN- 65-MAAIEN- 66-PLAGGEN- 67-MAAIEN- 68-MAAIEN- 69-MAAIEN- 70-PLAGGEN- 71-MAAIEN- 72-MAAIEN- -PLAGGEN- 73-PLAGGEN- 74-PLAGGEN- 75-MAAIEN- PLAGGEN- 76-PLAGGEN- 77-PLAGGEN- 78-MAAIEN- 79-PLAGGEN- 80-PLAGGEN- 81-PLAGGEN- 82-MAAIEN- -PLAGGEN- 83-MAAIEN- 84-MAAIEN- -PLAGGEN- 85-PLAGGEN- 86-BRANOEN- 87-PLAGGEN^- 89-MAAIEN- 90-MAAIEN- 91-MAAIEN- 92-HAAIEN- -PLAGGEN- 93-PLAGGEN-1980 1980 1980 1985 1981 1980 1980 1989 1980 1981 1989 1984 1989 1981 1984 1987 1984 1980 1989 1984 1989 1981 1989 1981 1981 1984 1988 1981 1984 1980 1981 1981 1981 1986 1987 94-MAAIEN- 95-BRANDEN- 96-MAAIEN- -PLAGGEN- 97-MAAIEN- 98-PLAGGEN- 99-MAAIEN- 100-MAAIEN- 101-MAAIEN- 102-KAPPEN- 103-MAAIEN- 104-MAAIEN- 105-MAAIEN- 106-MAAIEN- 107-BRANDEN- 108-PLAGGEN- 109-PLAGGEN- 110-PLAGGEN- 111-BRANDEN- 112-PLAGGEN- 113-BRANDEN- 114-MAAIEN- 115-PLAGGEN- 116-PLAGGEN- 117-MAAIEN- 118-PLAGGEN- 119-PLAGGEN- 120-MAAIEN- 121-BRANDEN- 122-BRANDEN- 123-MAAIEN- 126-BRANDEN- 127-MAAIEN- 128-PLAGGEN- 129-PLAGGEN- 130-PLAGGEN- 132-PLAGGEN- 134-PLAGGEN- 136-PLAGGEN- 137-PLAGGEN-1981 1981 1981 1987 1981 1982 1982 1982 1982 1990 1982 1982 1982 1981 1981 1979 1979 1983 1980 1981 1986 1982 1980 1988 1983 1980 1988 1984 1980 1982 1980 1979 1981 1982 1984 1989 1989 1989 1989 1986

(35)

40 r-rH g -P TJ •H <D Ä C 0) 0) •Ü •H 0) Ä ö 0) 0) 10 •o Ö 01 Ö* 01

M

0) Oi CM 0\ as CO

m

A

w

13

O

a

•H

M

(D

•O

0

m

M

o

>

o

•p

M

id

H

>

M

ai

a

o

vo

H in

(9

<

rH

«

X)

H

id

n

& CN 0> 0> 00 00 O LT) O CN (T> rH CN O CN CN O rH O O CM rH O ** 00

H O O H vû o> o CN er* vx) ^ Ofomin^»

CM rH m rH HfO rH CN rH o O H co oo co CN Mn vû o o o o r- H <y> CN O O O O rH 00 !ƒ) H CM H in HOinO 00 corHoorHvooin co ^ <* co con CN LD COCNHHOOOCNH rH ^ VO H H 00 O CN O CN O O O rH TH LOin CN CO 00 CM CN tH rH in CO CN CN rH rH m CN H n *r 00 0> CN O CM »H O O rH o O tH o O 0> 0> CN O H CO H CN tH CM O O rH CM 00 rH O O O O CN «H r* 00 CO H OfOinrOOOCOCNCMt^CNOOCNtHrHO>Oa> VÛ rH H ^ O H fl H fO CO ^ rH «H rH CO

rHCOinOO>r^OcOC^^r^iHt^O rH CO rH LD iH a>vOHfOOO HH0>MCSOOCNfl rH rH *H

O tH tH H O tH CN o\ n 0> CO CO in CN 00 vû in LD CN o\ tH CN 00 r-CN tHCMco^-Lnvor^ooo>o«HcNro^Lnvüf^ooo>OrHcNfo^tnvür-ooa>OrHcNco^ HHHHHHHHHHNOINCM(N(NNtN(N(NP)rrlfO(nn g O (D

(36)

S O m cNOLnr^rru3CNL!">^r^t(N(T\mLr><£>HLn(r>oocN»i)coror^^*c«")«-icNLnm^)LnocNLn vovooocNvor-r^oor^rovo^rocNvo n m H oo as or*-cNr*cNrovococo H O «H fO H H ^ rH 00 rH i—i rH ro «H O O «H ro m O rO VO CN CN ro O o m CN CN CO HfOO ro O H O rH O O ^HfOinCNCMHHH O CN CN rH CN CO rH CO CN CTv 0> GO rH O O O O H H O O ^ l / 1 o r-CO VO rH rH O ro rH O O CT* CN CN LT) 00 CN O rH O OOOO OOC^OOCNrHfOvOvO CO H CN 0> O 0> CN vo o o o CN r- rH ro oo CN LD 00 00 CN O rH O ro vo s* ro ro r-CN O rH O rH O CN O O CN O O ro fO H VO O m 00 VO CN O rH CN O O O rH CN O CN O CO 00 CN LT) CN H H ("O rH CO rH CN H O CN ^ O ro CN CN CN O O rH ro O 00 VO CN HCNrOHHCN^HfnHHCSI H A> CN CN CN VO 0> VO vo vo o r» CN 0> vo r-ro CN O H rH CN O rH CN VO CN VO CN CN rH O H in inOHrOCM O O O o in CN vo O O m o CN O CN 0> 00 0> rHcNro^mvor-aoa^OrHCNro^invor^ooc^OHCNro^invor^oocnOrHcNro^ H H H H H H H H H r H C N C N C N C N C N C N C N C N C N C N r O r o r o r o r O g 0 m

(37)

42

BIJLAGE 7. TABELLEN BEHORENDE BIJ DE FIGUREN

Tabel 6. Oppervlakten (ha) van hoofdlegenda-eenheden in 1981 en 1992 (Fig. 1). 1981 1992 stuifzanden 947 983 heidevelden 1223 1247 bossen 2836 2747 diversen 98 128

Tabel 7. Oppervlakten (ha) kaal zand, stuifzand met mos en stuifzand met gras in 1981 en 1992 (Fig. 2).

1981 1992

kaal zand 90 34

stuifzanden met mos 426 436 stuifzanden met gras 435 514

Tabel 8. Oppervlakten (ha) heide en grasheide voordat de beheersmaatregelen werden toegepast (1981) en nadien (1992) (Fig. 3). 1981 1992 heide grasheid e heide grasheide geen beheer 240 558 105 693 branden 78 26 28 68 maaien 30 48 36 42 plaggen 18 54 66 7

Tabel 9. Oppervlakten (ha) van cultuurloof- en cultuur­ naaldbos en vliegdennen en natuurlijk loofbos in 1981 en 1992 (Fig. 4). 1981 1992 cultuurloofbos 435 482 cultuurnaaldbos 1163 1042 vliegdennen 1081 1014 natuurlijk loofbos 157 209

(38)

IBN-rapporten kunnen besteld worden door overschrijving van het verschul­ digde bedrag op gironummer 94 85 40 of banknummer 53.91.05.988 van het Instituut voor Bos- en Natuuronderzoek (IBN-DLO) te Wageningen. Vermeld op de overschrijving het nummer van het gewenste IBN-rapport (en naam en afleveradres als die afwijken van de naam en adres op de overschrijving).

Gebruik geen verzamelgiro omdat het adres van de besteller niet op onze bijschrijving komt zodat het bestelde niet kan worden toegezonden.

001 M.S.S. Lavaleije & N. Dankers 1993. Voorstudie naar de effecten van de garnalenvisserij op de bodemfauna, met advies over te sluiten gebieden en uit te voeren onderzoek. 36 p. f

10,-002 A.F.M. van Hees 1993. Tussen de Goren' bosreservaat Chaam; bossa-menstelling en structuur in de steekproefcirkels. 93 p. f

25,-003 G.J.D.M. Müskens & S. Broekhuizen 1993. Migratie bij Nederlandse das­ sen Meies meles (L., 1758). 33 p. f

10,-004 P.F.M. Verdonschot, J.A. Schot & M.R. Scheffers 1993. Potentiële ecolo­ gische ontwikkelingen in het aquatisch deel van het Dinkelsysteem; onder­ deel van het NBP-project Ecologisch onderzoek Dinkelsysteem. 128 p. f 35,-.

005 M.A. Elbers& P.E.T. Douben 1993. Effecten van stoffen op de Nederlandse natuur; een inventarisatie. 92 p. f

25,-006 J.J.W.M. Brouns, C. van der Kraan, E. Schurink, K.W. Smilde & H.J.P.A. Verkaar 1993. Saneringstechnieken in het landelijke gebied. 76 p. f 20,-007 W. Schuring, A. Boekestein, K. Hulsteijn & F. Thiel 1993. De verdamping

van stadsbomen; huidmondjesfrequenties en -afmetingen van enige voor het stedelijk groen interessante boomsoorten. 39 p. f

10,-008 A.L.J. Wijnhoven 1993. Biologisch-ecologische studie 'De Warande' Oos­ terhout; de effecten van de bouw van 14 grote woonhuizen op de actuele en potentiële natuurwaarden van het zuidelijk deel van het recreatieoord 'De Warande'. 23 p. f

10,-009 P.J.W. Hinssen 1993. Planning, gebruik en beheer van de stedelijke groene ruimte; een verkenning van de ontwikkelingen in de openbare groene ruimte, kwalitatief en kwantitatief, en een aanzet tot een systema­ tiek voor de planning en evaluatie. 65 p. f

20,-010 C.D. Léon 1993. Kwaliteit van en herstelparameters voorchemisch belaste ecosystemen. 185 p. f

45,-011 F.J.J. Niewold 1993. Raamplan voor behoud en herstel van de leefgebie­ den van korhoenders (Tetrao tetrix) in Midden-Brabant. 158 p. f 35,-012 H. Siepel et al. 1993. De internationale betekenis van Nederland voor de

fauna; 1. de terrestrische fauna. 234 p. f

60,-013 H.C. Greven (red.) 1993. Bermbeheer Zuid-Holland; de ontwikkeling van een beslismodel voor ontwikkeling van natuurlijke vegetaties in wegber­ men. 75 p. f

20,-014 F.J.J. Niewold 1993. Effectiviteit bij de muskusrattenbestrijding; muskus-rattenvangsten tijdens een onderzoek naar onbedoeld gevangen dieren. 46 p.f

(39)

15,-015 H.N. Siebel 1993. Bosontwikkeling in de Lauwersmeer; de te verwachten gevolgen van de veranderingen in de waterhuishouding voor de bosont­ wikkeling in het Ballastplaatbos, het Diepsterbos en het Zomerhuisbos. 27 p.f

10,-016 L.M.J, van den Bergh, A.L. Spaans & J.E. Winkelman 1993. De mogelijke hinder van een 25 M W windpark voor vogels op twee potentiële locaties in Noord-Groningen. 95 p. f

25,-017 S.W.L. Stevens 1993. 'La carte s'il vous plaît?'; kaarten van de comparti­ menten van het Nationaal Bosbegrazingsonderzoek. 76 p. f

20,-018 L. Jans 1993. Inventarisatie van de natuurlijke verjonging van de dominante boomsoorten in het bosgebied van het nationale park 'De Hoge Veluwe' 61 p. f

20,-019 N.H. Edelenbosch & P.W. Goedhart 1993. Een methode voor het bepalen van het aanwezige volume per rondhoutsortiment in een partij hout die op stam verkocht wordt; een studie voor de grove den. 46 p. f

15,-020 N.C.M. Maes 1993. Genetische kwaliteit inheemse bomen en struiken; deelproject: Randvoorwaarden en knelpunten bij behoud en toepassing van inheems genenmateriaal. 86 p. f

25,-021 M.A.P. Horsthuis & J.H.J. Schaminée 1993. Verspreiding en ecologische spectra van 24 plantengemeenschappen in Nederland. 170 p. f 45,-022 T.A. de Boer 1993. Het gebruik van binnen- en buitenstedelijk groen in

Utrecht. 101 p. f

35,-023 H. Siepel et al. 1993. De internationale betekenis van Nederland voor de fauna; 2. de aquatische fauna. 112 p. f

35,-024 H.J. Hekhuis 1993. Het toezicht op de naleving van het natuur- en milieu-beschermingsrecht in de knel? Knelpunten in een coördinatie van het toezicht op de Veluwe. 112 p. f

35,-025 A. P. Oost & K.S. Dijkema 1993. Effecten van bodemdaling door gaswin­ ning in de Waddenzee. 149 p. f

35,-026 A.J. Beintema 1993. Broedprestaties van de zwarte stern in 1992; eerste resultaten van een onderzoek naar de factoren die het voorkomen van de zwarte stern in Nederland bepalen. 44 p. f

15,-027 L.M.J. van den Bergh & A.L. Spaans 1993. De mogelijke hinder van een 10 MW windpark langs de Noordermeerdijk (NOP) voor vogels. 95 p. f 25,-028 L.M.J. van den Bergh & A.L. Spaans 1993. De mogelijke hinder van een 8

MW windpark langs de Zuidermeerdijk (NOP) voor vogels. 82 p. f 25,-029 J.L. Guldemond 1993. Adviesnota met aanvullende expertise inzake het

integraal structuurplan buitenruimte Kralingse Bos in relatie tot de gewen­ ste ruimtelijke uitbreiding van het C.H.I.0.26 p. f

10,-030 P.F.M. Verdonschot & B. van de Wetering 1993. Naar een ecologische indeling van sloten, weteringen en 'genormaliseerde' laaglandbeken in Gelderland. 119 p. f

35,-031 A.L.J. Wijnhoven 1993. Biologisch-ecologische effectenstudie "Vrachelen" Oosterhout. 81 p. f

25,-032 J.A. Schot & P.F.M. Verdonschot 1993. Steekmuggen (Culicidae) in de Engbertsdijksvenen 4; monitoring en signalering 1990-1992.40 p. f 10,-033 A.H.P. Stumpel & H. Siepel 1993. Naar meetnetten voor reptielen en

amfibieën. 114 p. f

35,-034 J.H. Spijker 1993. Evaluatie terreinbeheer Esso-Benelux. 35 p. f 10,-035 G. van Wirdum 1993. Ecosysteemvisie Hoogvenen. 148 p. f

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

Figuur 17:   De tijdstippen van het afschot van de 43 everzwijnen waarvan het afschotuur vermeld werd op het meldingsformulier gedurende de 2 de verpachting (2012 – 2013)

Geen boom- maar steenmarters laten zich zien in de bossen van het Nationaal Park Hoge Kempen, 1 november 2012 (foto INBO)... Bunzing in het Nationaal Park Hoge Kempen, 14

Deze verhoudingen kunnen ook elders in Vlaanderen gebruikt worden als leidraad om de geschiktheid van heidegebieden voor Heivlinders te toetsen en de kwaliteit van leefgebieden

The specific objectives were: (i) to determine the consensus whole genome sequence of the prototype rotavirus DS-1 strain; (ii) to characterise a rotavirus

Significant associations were found for the following: teacher stress related to general resources (TSI), teacher stress related to teaching and classroom management (TSI), positive

Because all learners have the right to be taught in tidy, clean school buildings and grounds, attention will now be paid to the respondents’ strategies for preventing

- In situaties met direct contact met derden, waarbij het niet mogelijk is 1,5 meter afstand in acht te nemen, zoals EHBO, gebruiken medewerkers de beschikbaar gestelde

In het Nationaal Park Hoge Kempen werden sedert 1990 niet minder dan 50 libellensoorten genoteerd of 83% van alle recent waargenomen soorten in Vlaanderen. Hiervan planten 45