• No results found

Valse meeldauw in uien nog beter te bestrijden

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "Valse meeldauw in uien nog beter te bestrijden"

Copied!
5
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

ir. C.L.M, de Visser, PAV-Lelystad

!

In de periode 1994-1997 is in veldonderzoek een systeem voor geleide bestrijding van valse meeldauw in uien, genaamd

DOWNCAST, getest en aangepast aan Nederlandse omstandigheden. Het model bleek goed te voldoen. Om

voorspellingen met DOWNCAST mogelijk te maken, was het nodig een bladnatmodel te ontwikkelen en te testen, dat op basis van voorspeld weer een voorspelling van de

bladnatduur kan leveren. Het verschil tussen berekende

bladnatduur en waargenomen bladnatduur vertoonde weliswaar een grote spreiding, maar gebruik van berekend bladnat leidde in DOWNCAST niet tot belangrijke

verschillen in adviezen. De kwaliteit van de weersverwachting bleek

echter zodanig dat in een relatief groot aantal gevallen de

omstandigheden die kunnen resulteren in uitbreiding van de ziekte, niet voorspeld worden. Dit geeft het belang aan van goede

fungiciden met liefst een curatieve werking. In onderzoek zijn middelen getest die een goed effect bleken te

hebben op valse meeldauw en bovendien een curatieve werking hebben. In het onderzoek zijn verder proeven uitgevoerd naar het effect

van thermische en chemische

plantgoedbehandeling op het aantal systemisch zieke planten. Dit

onderzoek maakte duidelijk dat een thermische behandeling kort na de oogst niet schadelijk is voor

tweedejaars plantuien.

«Ie** mMlrimiw

%m ll!p

;

%S' I l I w w l U I J w

W

W

U

ien noci

mHiipr

te bestrijden

Inleiding

Valse meeldauw in uien wordt ver-oorzaakt door Peronospora destruc-tor. De schade kan groot zijn. In het onderzoek waarover hier gerappor-teerd wordt, zijn schadepercentages gemeten van 7, 21, 34 en 49% indien de ziekte niet bestreden wordt. De ziekte was in de vijftiger jaren al een constante bedreiging voor de uien-teelt, maar verdween in de zestiger ja-ren uit beeld. Eind tachtiger jaja-ren

kwam de ziekte echter geleidelijk aan terug en inmiddels moeten uientelers er weer volop rekening mee houden. De ziekte kan onder controle

gehou-den worgehou-den met wekelijkse bespuitin-gen met dithiocarbamaten. Deze op-lossing stuit echter op twee bezwaren. In de eerste plaats zou met dit advies het gebruik van bestrijdingsmiddelen gestimuleerd worden terwijl het stre-ven gericht is op vermindering van het gebruik. In de tweede plaats wor-den dithiocarbamaten in het

Meerjarenplan Gewasbescherming aangemerkt als milieukritische toe-passingen. Om deze redenen is beslo-ten een systeem voor geleide bestrij-ding te evalueren (DOWNCAST) waarmee de inzet van fungiciden rationaliseerd kan worden. Ook is

ge-Bladnatsensor die gebruikt is bij het testen van DOWNCAST. De sensor bestaat uit twee parallel gewikkelde draden die bij aanwezigheid van vocht contact maken, zodat een

(2)

zocht naar alternatieven voor dithio-carbamaten, waarmee een beter effect verkregen kan worden en die een sys-teem voor geleide bestrijding onder-steunen (curatieve werking).

Tenslotte is nagegaan of met een plantgoedbehandeling primaire be-smettingsbronnen verminderd kunnen worden.

Proefopzet en uitvoering

Evaluatie DOWNCAST

Dit systeem, dat nagaat of de weers-omstandigheden gunstig zijn voor uit-breiding van de ziekte, is geëvalueerd met vangplanten. Dit zijn potten met uienplanten die gedurende een be-perkte periode (1-7 dagen) in een ge-was worden blootgesteld aan de ziekte en waarmee na afloop van de incubatieduur van de ziekte (9-16 da-gen) bepaald kan worden of in de be-wuste periode de ziekte zich heeft uitgebreid. Hiermee kan het resultaat van de berekening van sporulatie en infectie door DOWNCAST worden geëvalueerd. In totaal zijn 42 series potten met vangplanten gebruikt. Daarnaast is op een aantal dagen (40) waargenomen of de schimmel

's nachts verse sporen had gevormd. Hiermee kan de berekening van de sporulatie worden geëvalueerd. Naast inhoudelijke evaluatie van DOWN-CAST is gewerkt aan

praktijk-introductie van het systeem en aan koppeling met het bladvlekken-adviessysteem. Hiertoe moest het systeem kunnen werken met weers-voorspellingen. Als consequentie van deze eis moest een bladnatmodel

worden ontwikkeld en getest.

Middelenonderzoek

In overleg met fabrikanten van be-strijdingsmiddelen is in zes proeven onderzoek verricht naar het effect van nieuwe middelen op valse meel-dauw. Het effect van deze middelen is vergeleken met de standaard-toe-passing (maneb/zineb) en met een onbehandeld object. In vijf proeven is getracht met kunstmatige inocula-tie de ziekte in de proeven te introdu-ceren.

Plantgoedbehandeling

In twee proeven is het effect

nage-lsymptomen van valse meeldauw in uien. Het onderste blad is dusdanig sterk aangetast

dat er ook symptomen van secundaire aantasters te zien zijn.

model berekening waarneming

vangplanten sporenvorming wel ziekte geen ziekte wel sporen geen sporen

oorspronkelijk wel ziekte c.q. sporen geen ziekte c.q. sporen gewijzigd wel ziekte c.q. sporen

geen ziekte c.q. sporen

10 19 23 5 5 8 7 7 11 13 17 7 2 14 3 13 H M • H B • • H B HHHHHB

Tabel 1. Aantal gevallen met overeenkomst en tegenspraak tussen DOWNCAST en waar-nemingen aan vangplanten en productie van verse sporen bij zowel het oorspron-kelijke als het gewijzigde DOWN CAST-model.

behandeling PAGV3599 PAGV3960 %ziekopl/9 opbrengst %ziekopl4/8 opbrengst

onbehandeld middel A middel B middel C middel D middel E fluazinam 0,5 1 ha-1 maneb/zineb (35/35%) 3,0 kg ha-1 77 41 13 11 69 55 57 12 d b a a cd bc bc a 60 64 65 60 56 61 63 62 ab b b ab a ab ab ab 98 39 1 8 99 97 88 43 / a b c c a a a b 47 71 63 62 51 54 55 59 a d c c ab abc abc be

Opmerking: cijfers met een overeenkomstige letter in dezelfde kolom verschillen niet significant van elkaar.

Tabel 2. Effect van diverse middelen, toegepast in een wekelijkse bespuiting, op het per-centage planten geïnfecteerd met valse meeldauw en de opbrengst (ton per ha) in de proeven PAGV3599 en PAGV3960 (beide zaaiuien).

behandeling RH1576 3 augustus

RH 1590 PAGV3599 PAGV3960 26 juni 8 augustus 14 augustus

onbehandeld middel A middel B middel C middel D middel E fluazinam 0,5 1 ha-1 maneb/zineb (35/35%) 3,0 kg ha-1 24,1 1,2 5,1 3,3 4,6 0,3 1,7 7,9 e ab c b c a ab d 6,9 3,5 3,0 3,3 2,7 1,8 5,5 2,9 a bc bc bc bc c ab bc 36,4 0,9 5,6 5,1 4,4 0,8 3,6 7,4 c a b b b a b b 441 103 845 424 54 36 5 799 a b a a b c c a

Opmerking: cijfers met een overeenkomstige letter in dezelfde kolom verschillen niet significant van elkaar.

Tabel 3. Effect van diverse middelen, toegepast in een wekelijkse bespuiting, op het aantal bl-advlekken per dm2 bladoppervlak op het oudste groene blad in de proeven RH1576

(zaaiuien), RH1590 (winteruien), PAGV3599 en PAGV3960 (beide zaaiuien).

(3)

Middelenproef in zaaiuien in 1996 te Lelystad. Rechts op de foto zijn drie bedden die bespoten zijn met een effectief middel en links op de foto drie bedden met een niet-effectief middel.

gaan van chemische dan wel thermi-sche behandeling van het plantgoed op het aantal systemisch zieke plan-ten. Hiertoe is uitgegaan van plant-goed van een besmet perceel eerste-jaarsplantuien. In de eerste proef

werd de thermische behandeling kort voor het planten uitgevoerd en in de tweede proef kort na het drogen van het geoogste materiaal.

Resultaten

Geleide bestrijding

Van de in totaal 42 series vangplanten bleek in slechts 18 gevallen de bere-kening van DOWNCAST overeen te stemmen met de waarneming (wel of geen ontwikkeling van de ziekte op de vangplanten). De waarnemingen aan de vorming van verse sporen werd in 25 van de 40 gevallen bevestigd door het model (tabel 1). Nagegaan is

welke onderdelen van DOWNCAST voor de gevallen van tegenspraak zorgden. In deze onderdelen zijn wij-zigingen aangebracht om het model

beter in overeenstemming te brengen met de waarnemingen. In tabel 1 is te zien dat dit uiteindelijk resulteerde in een stijging van het percentage over-eenstemming bij de vangplanten van 43 naar 71 % en bij de sporenvorming van 63 naar 75%. De situaties waarin DOWNCAST onterecht uitbreiding van de ziekte dan wel sporenvorming berekent, kunnen zorgen voor niet noodzakelijke bespuitingen. Dit type van tegenspraak kwam uiteindelijk voor in 17 en 8% van de gevallen bij de vangplanten respectievelijk de waarneming aan sporenvorming. De situaties waarin DOWNCAST een waargenomen uitbreiding van de ziekte dan wel een waarneming van de vorming van sporen niet berekent, kan leiden tot onverwachte uitbrei-ding van de ziekte. Dit type van te-genspraak kwam na doorvoeren van de wijzigingen in DOWNCAST, voor in 12 respectievelijk 18% van de ge-vallen.

Het bladnatmodel is getest op basis van waarnemingen aan de bladnat-duur in vijf uiengewassen, waaronder eerstejaars (1) en tweedejaars (2)

plantuien en zaaiuien (2). In totaal waren 445 waarnemingen beschik-baar. De frequentie van mogelijke verschillen in bladnatduur tussen het bladnatmodel en de waarnemingen is weergegeven in figuur 1. Gemiddeld genomen bleek het verschil 18 minu-ten te bedragen; in absolute termen bedroeg het gemiddelde verschil ech-ter 2,8 uren. De spreiding van het ver-schil was met een standaardafwijking van 3,9 uren groot te noemen.

Nagegaan is welk effect het gebruik van berekend bladnat had op de bere-keningen met DOWNCAST. Dit is gedaan met gegevens verzameld in dezelfde vijf uiengewassen. Gebleken is dat in 6% van het aantal dagen de

sporulatie-infectie-periode (SIP) ge-baseerd op berekend bladnat niet

overeenkwam met de SIP gebaseerd op waargenomen bladnat. De

(4)

combi-natie waarbij de SIP met berekend bladnat O (geen ziekte-uitbreiding) was en de SIP met waargenomen bladnat 1 of 2 (uitbreiding van de ziekte), kan potentieel leiden tot niet voorspelde uitbraak van de ziekte. Deze combinatie deed zich echter slechts in 1 % van het aantal dagen

voor. Daaruit kan worden afgeleid dat het bladnatmodel zonder gevaar ge-bruikt kan worden door DOWN-CAST. Vervolgens is nagegaan in hoeverre met weervoorspellingen (in-clusief gebruik van het bladnatmodel) sporulatie-infectie-periodes voorspeld kunnen worden. Dit is gedaan op

ba-sis van gegevens gemeten in vier ui-engewassen en de bijbehorende dage-lijkse weersvoorspelling. In totaal werd een dag met SIP>1 in slechts 23% van de gevallen één dag vooruit voorspeld. Een dag met SIP=0 werd in 83% van de gevallen goed voor-speld. Bij een voorspelling twee, drie of vier dagen vooruit veranderden deze percentages nauwelijks.

Middelenonderzoek

In twee proeven, beide uitgevoerd in Lelystad, kwam voldoende valse meeldauw tot ontwikkeling om een uitspraak te kunnen doen over de werkzaamheid van de middelen. De resultaten van beide proeven zijn weergegeven in tabel 2. Uit de tabel blijkt dat de middelen B en C de

enige middelen zijn met een goede werking in beide proeven. Beide mid-delen staan internationaal bekend om hun curatieve werking en hun goede effect op valse meeldauw. Het stan-daard-middel maneb/zineb hield de ziekte goed onder controle in de eer-ste proef, maar bleek in de tweede proef onvoldoende als gevolg van de zeer vroege aantasting door

Peronospora destructor. Verder was middel A in de proef PAGV3960 ef-fectief bij de bestrijding van valse meeldauw tot kort voor de waarne-ming op 14 augustus: op 6 augustus was nog maar 6% van de planten aan-getast, terwijl dit percentage op die datum bij het standdaardmiddel al op 26% lag. Van de middelen D, E en fluazinam mag niet veel verwacht worden bij de bestrijding van valse meeldauw. Opbrengstderving als

ge-volg van valse meeldauw trad voorna-melijk op in de proef PAGV3960

vanwege de vroege start van de epi-demie.

Nevenwerking op bladvlekkenziekte

Van belang voor de koppeling van DOWNCAST aan het systeem voor geleide bestrijding van bladvlekken-ziekte is de werking van de onder-zochte middelen op bladvlekken-ziekte. In tabel 3 is deze werking aangegeven zoals geconstateerd in vier proeven. Duidelijk blijkt dat ma-neb/zineb een onvoldoende werking heeft, met name bij zware druk. Het middel fluazinam blijkt een goede werking te hebben gehad evenals middel E en in iets mindere mate middel D. De middelen B en C, effec-tief tegen valse meeldauw, blijken on-voldoende te werken tegen bladvlek-kenziekte. Middel A heeft een goede werking getoond tegen bladvlekken.

Plantgoedbehandeling

De beide proeven waarin het effect van plantgoedbehandeling op het vóórkomen van primair zieke planten nagegaan moest worden, hebben niet aan deze verwachting voldaan. In geen van beide proeven werden deze zogenaamd systemisch zieke planten aangetroffen. Wel bleek uit dit onder-zoek dat een warmwaterbehandeling van het plantgoed kort na de oogst

geen invloed had op de opkomst en de gewasgroei. Van een schadelijk ef-fect was dus geen sprake. Een warm-tebehandeling kort voor het planten bleek echter wel schadelijk (minder opkomst; tragere begingroei).

Conclusies

Het onderzoek heeft uitgewezen dat het aangepaste model DOWNCAST met een waarschijnlijkheid van 82% uitbreiding van de ziekte wel zal her-kennen. Voor een model is dit aan te merken als een goede prestatie. Met een waarschijnlijkheid van 18% zal DOWNCAST onder Nederlandse om-standigheden echter een uitbreiding van de ziekte niet als zodanig herken-nen. Overigens traden de vijf gevallen die aan dit percentage ten grondslag lagen alle op in de proef PAV0139. In deze proef was de ziektedruk bijzon-der groot, een situatie die in de prak-tijk niet zal vóórkomen. Bij een der-gelijk grote ziektedruk wordt van een model een grotere gevoeligheid ver-wacht dan in de praktijk doorgaans nodig zal zijn. Als hulpmiddel bij het rationaliseren van de middeleninzet bij de bestrijding van valse meeldauw is DOWNCAST daarom geschikt. Om de eventuele consequentie op te vangen van de mogelijkheid dat een advisering uitblijft die wel op zijn plaats zou zijn geweest, moet een te-ler kunnen beschikken over effectieve 90 80 . 70 _ 60 _ 50 _ 40 _ 30 _ 20 _ 10 _

oj

aantal dagen . M ^ ^ H

- ^-rA 1 l—Tl

n

U ^

<-9 -8 •2 0 2 verschil (h) 8 >9

Figuur 1. Verschil tussen berekende en waargenomen bladnatduur per dag van in totaal 445 dagen en vijf gewassen.

(5)

middelen die een eventuele aantasting kunnen 'bevriezen'. Het onderzoek heeft aangetoond dat deze middelen in potentie aanwezig zijn.

In het voorgaande is betoogd dat het nodig is om DOWNCAST niet alleen te gebruiken om te onderkennen of er recent gevaar is geweest voor de uit-breiding van de ziekte, maar ook om dit gevaar te voorspellen. Dit maakt het mogelijk om preventief werkende middelen in te zetten en om een kop-peling met het adviessysteem voor bladvlekkenziekte tot stand te bren-gen. Het is immers van belang om in geval van advisering voor de bestrij-ding van één ziekte na te gaan of op korte termijn ook een advies voor de andere ziekte gegeven zal worden. Om met weersvoorspellingen te kun-nen werken, is het bladnatmodel ont-wikkeld. Het verschil tussen de blad-natduur berekend volgens dit model en waargenomen met de bladnat-sensoren, vertoonde weliswaar een grote spreiding, maar de consequen-ties bij inpassing in DOWNCAST bleken zeer beperkt. Daarentegen ga-ven de resultaten aan dat de weersver-wachtingen één of meer dagen voor-uit in een hoog percentage van de

gevallen een berekening van een spo-rulatie-infectie-periode (SIP) niet konden voorspellen. Dit betekent dat het regelmatig zal gebeuren dat geen SIP wordt voorspeld, maar wel wordt berekend op de dag van adviesaan-vraag. Op deze dag wordt voor de be-rekening van de erbij horende SIP voor een belangrijk deel teruggegre-pen op historisch weer (gegevens van de voorgaande dag) en voor een (be-perkt) deel op voorspeld weer van de dag van adviesaanvraag zelf (indien

's ochtends advies wordt

aange-vraagd). Dit benadrukt het belang van de beschikbaarheid van effectieve middelen met enige curatieve wer-king en van de noodzaak om dage-lijks advies te vragen en snel te reage-ren op gegeven adviezen.

Een effect van de thermische behan-deling van plantgoed om primaire in-fectiebronnen te verminderen, is in het kader van dit onderzoek niet aan-getoond. Wel is bewezen dat een

warmwaterbehandeling niet leidt tot schade indien dit kort na de oogst en het drogen van het plantgoed gebeurt. Bij sjalotten is in het verleden bewe-zen dat het aantal systemisch zieke

planten (de primaire besmettingsbron-nen) sterk wordt verminderd door een warmwaterbehandeling bij eenzelfde temperatuur en duur van blootstelling. Verwacht mag derhalve worden dat een warmwaterbehandeling van plant-goed tot een vermindering van

pri-maire infectiebronnen kan leiden.

Gezien de resultaten lijkt een rol weg-gelegd voor DOWNCAST als hulp-middel bij het rationaliseren van de spuitbeslissingen ter bestrijding van valse meeldauw in uien. In de periode 1995-1997 is medewerking verleent aan de praktijkintroductie van

DOWNCAST door het ATC en het tot stand brengen van een adviespro-gramma door Opticrop. In het kader van dit introductietraject is ook een koppeling tot stand gebracht tussen DOWNCAST enerzijds en weersver-wachtingen en het adviessysteem voor bladvlekken anderzijds.

De middelen die een goede werking hebben op DOWNCAST zijn op dit moment nog niet toegelaten. De kop-peling van DOWNCAST aan het ad-viessysteem voor bladvlekkenziekte heeft duidelijk gemaakt dat er

be-hoefte is aan gegevens over de werk-zaamheid van diverse middelen op zowel valse meeldauw als bladvlek-kenziekte in combinatie met de bijbe-horende werkingsduur.

Gezien de technische problemen die een dergelijke behandeling met zich mee brengt, is het niet te verwachten dat deze in de gangbare teelt opgang zal vinden. Dit kan te meer verwacht worden daar het keuringssysteem van plantuien voorwaarden stelt aan het optreden van valse meeldauw in eer-stejaars plantuien.

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

varkensvlees, pluim- veevlees en eieren Nederlands grootste concurrent i s (maar t.a.v. kalfs- vlees en alle zuivelprodukten slechts een zeer bescheiden aandeel in de EG-export

Aangezien het bovenstrooms van de stortplaats gelegen voedings- gebied vrij groot is mag worden verwacht, dat de stroombaan waarin verontreiniging door de

Expert opinion elicitation has been used to identify the uncertainties that contribute most to the uncertainties in the design water levels for the river Rhine as the second step in

Furthermore, three closely related members of the MTC have been isolated from southern African mammals, including the dassie bacillus, which infects rock hyraxes (Procavia

Of the total mining electricity bill 40% is consumed by water pumping systems.. Manual load shifting is attempted on approximately 15% of these pumping

Automated dewatering pumping systems should be implemented to improve load management. By reducing the maximum electrical demand during peak periods,

Forte JP “Environmental Due Diligence: A Guide to Liability Risk Management in Commercial Real Estate Transactions” 2011 Fordham Environmental Law Review 349. Knebel 2011

Sodoende word daarin geslaag om die begrip begeleiding konkreet te maak, deur dit in waarneembare terme uit te druk om sodoende onderwysvaardighede te onderskei