• No results found

Mestscheiden onder de roosters

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "Mestscheiden onder de roosters"

Copied!
32
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)
(2)

INHOUDSOPGAVE

1 2 2.1 2.2 2.3 2.3.1 2.3.2 2.4 2.5 2.6 2.7 3 3.1 3.1 .l 3.1.2 3.1.3 3.1.4 3.1.5 3.2 3.2.1 3.2.2 3.2.3 3.2.4 3.3 3.3.1 3.3.2 4 4.1 4.1 .l 4.1.2 4.2 4.2.1 4.2.2 4.2.3 4.2.4 4.2.5 4.2.6 4.2.7 4.2.8 4.2.9 4.3 5 6 SAMENVATTING SUMMARY INLEIDING INTRODlJCTiON DE PROEFOMSTANDIGHEDEN EXPERIMENTAL DESIGN De stalsituatie Het voersysteem De mestafvoer Algemeen De mestschuif Strooiselverstrekking en uitmestfrequentie De gescheiden fracties

Tocht onder de roosters De waarnemingen

ERVARINGEN EN RESULTATEN

RESULTS AN5 EXPERIENCES

Ervaringen Algemeen De mestschuiven De giergoot De vaste mest De hokvervuiling Resultaten Het scheidingsresultaat Het energieverbruik Het strooiselverbruik Bedrijfsresultaten De ammoniak-emissie

-De ammoniak-emissie uit de stal

De ammoniak-emissie tijdens het uitrijden van de verschillende mestsoorten MESTSCHUIVEN VOOR EEN GEHELE VLEESVARKENSSTAL

THE SCRAPER SYSTEM IN A PIGHOUSE

De investeringskosten De hokindeling Diverse kostenplaatjes

Kostprijsberekening mestschuiven

Aanschaf en aanbrengen van de mestschuiven Aanschaf en aanbrengen mestketting

Montage Electriciteit

Aanpassen afdeling

Aanpassingen opvangkanaal Aanbrengen opvoerput

Vaste mestopslag en gieropslag Totale investeringen

Jaarlijkse kosten

CONCLUSIE EN DISCUSSIE

CONCLUSIONS AN5 DiSCUSSiON

LITERATUUR

CONSULTE LITERATURE

BIJLAGE 1

REEDS EERDER VERSCHENEN PROEFVERSLAGEN

PUBLISHED RESEARCH REPORTS

pagina 3 5 6 8 8 9 1 0 1 0 1 0 1 0 11 11 11 1 2 1 2 1 2 13 13 13 1 5 15 17 1 8 18 1 8 1 8 1 8 20 22 22 22 22 25 26 26 26 26 26 26 26 27 28 28 30 30 31 32

(3)

SAMENVATTING

Het scheiden van mest onder de roosters heeft een aantal voordelen in zich. Allereerst verkrijgt men in de dikke fractie een relatief groot deel van het fosfaat. Dit kan op een aantal bedrijven voordelen opleveren wan-neer de mestafzet gepaard gaat met hoge transportkosten. Ten tweede mag men een reduktie verwachten van de ammoniakemis-sie omdat de gier continu de stal uitstroomt en de vaste mest twee maal per dag wordt verwijderd. Het derde voordeel is de moge-lijkheid om, ten behoeve van het dierwelzijn, stro te kunnen verstrekken in de hokken zonder zich zorgen te maken over de mestafvoer.

Op het proefbedrijf te Rosmalen is bij de bouw een afdeling voor 96 mestvarkens geschikt gemaakt voor mestscheiding onder de roosters. Daartoe is de vloer van het mestkanaal dubbel hellend gemaakt. Allereerst is er een 3% helling naar het mid-den van het kanaal uitmonmid-dend in een klei-ne goot. Vervolgens helt de vloer (2%) naar de centrale gang. De gier loopt via de klei-ne goot naar een afgesloten buitenopslag. De vaste mest wordt tweemaal daags met een mestschuif in een kanaal onder de cen-trale gang gebracht. Daarna wordt deze mest met een mestketting met meenemers naar buiten gebracht.

In de beginperiode zijn een aantal practi-sche problemen opgetreden. Allereerst betreft dit het aankoeken van de vaste mest aan de keldervloer. Om dit te voorkomen is de mestschuif verzwaard, omdat het glad-der afwerken van de vloer op dat moment niet meer practisch leek. Ook was de aan-drijving niet exact afgesteld, waardoor er te snelle slijtage optrad van de staalkabels. *Ook is vanaf het begin grote aandacht

besteed aan het voorkomen van tocht onder de roosters, omdat de kanalen in direkte verbinding staan met de buitenlucht. Deze openingen zijn zo goed mogelijk afgesloten met kunststof flappen. De vloer in de cen-trale gang bestaat uit houten balken, zodat men steeds goed bij de mestafvoer kan. Op deze balken zijn ook een paar rubber mat-ten gelegd om tocht te voorkomen. Deze problemen zijn verholpen en er kan gemak-kelijk met dit systeem gewerkt worden.

De scheiding is berekend met behulp van een scheidingsfactor: M*Q S mi i= * 100% M*Q . + G*Q . mr g’

waarin Si = de scheidingsfactor voor ele-ment i,

M = de hoeveelheid vaste mest (kg)

G = de hoeveelheid gier (kg), Q mi = het gehalte aan i in de vaste

mest (@kg),

Q . = het gehalte aan i in de gier g’ (g/kg),

i = droge stof, NH4-N, Nkj, P en volume.

De scheidingsfactor voor de droge stof bedraagt 2,35; voor NH4-N is 0,84; voor Nkj 1,57 en voor P 2,24.

De metingen naar de ammoniakemissie zijn verstoord door het optreden van ernstige hokbevuiling. Daardoor onderscheidde dit systeem zich niet van systemen waar de mest voor lange tijd onder de stal bewaard wordt. Slechts in een mestronde tijdens de winterperiode konden de vloeren redelijk schoon worden gehouden door naast net verstrekken van stro ook de temperatuur lager in te stellen. Het resultaat was toen een beperking van de emissie met 40%. Deels kan dit ook veroorzaakt zijn door die lagere temperatuur. Het verstrekken van stro heeft voor het uitmesten geen enkel pro-bleem opgeleverd. Wel is de vaste mest stapelbaar bij gebruik van stro in de hok-ken. Zonder stro verandert het droge stof-gehalte (+ 27%) nauwelijks, maar de mest is niet langer meer stapelbaar. Ook is die mest niet gemakkelijk meer te verpompen. Via berekeningen zijn de kosten benaderd voor dit systeem. Daarbij is uitgegaan van een stal voor 480 mestvarkensplaatsen met 6 dwarsgeplaatste afdelingen. De extra investeringen zijn begroot op

f 111 X0,- voor zo’n stal. De jaarlijkse

kos-ten voor die investering, het energieverbruik en de arbeid bedragen ongeveer

f

25.000,-. Per varkensplaats betekent dit een jaarlijkse kostenpost van

f

52,-. Per af-geleverd varken komt dit neer op

f

14,67 of f 17,35, afhankelijk van wel of geen

stroge-bruik. -

(4)
(5)

SUMMARY

With the separation system under the slats three options are claimed:

1. Concentration of P205 in the solids, which can be transported at relative low tost; 2. Reducing the ammonia emission from the

pig house;

3. Possibilities to use some straw in the pens to increase the leve1 of welfare for the pigs.

The basic of the separation system is a dou-ble sloop of the floor of the cánal and a scraper. There is a sloop (3%) to the center of the canal and one sloop (2%) lengthwise. In the middle there is a smal1 gutter through which the urine flows into a tank outside the building. The scraper moves the solids out into another canal under the central passa-ge twice a day. From this canal the solids are moved outside by a chain with flaps. This system is used for several years. In the beginning there were some problems with the powering of the scrapers. The steel cable broke twice. Very important is the smooth finishing of the floor. The solids stick to the floor, so a light scraper can not move it completely.

The urine has an average dry matter con-tent of 2.4%; P-concon-tent was 0.40 g/l; the NH4-N content 3.73 g/l and the Nkj 4.97 g/l. The solids have a dry matter content of 26.8%; P-content 3.39 g/l; NH4-N content 2.83 g/l and the Nkj 11.73 g/l. The separa-tion is expressed as S M*Qmi i= * 100% M*Q . + G*Q . mr g’

where Si = the separation result for ele-ment i

M = the amount of solids (kg) G = the amount of separated liquid

fraction (kg)

Q . = the content of element i in the m’ solids (g/kg)

Q gi

= the content of element i in the liquid fraction (g/kg)

i = d.m., NH4-N, Nkj, P and VOIU-me

The separation factor for dry matter is 2.35, for P 234.

for NH -N is 0.84, for Nkj (=TKN) 1.57 and The measurements of the ammonia emis-sion were disturbed by pollution of the solid

floor in the pens. By that a high ammonia emission was recorded. In one period these floors were kept fairly clean by keeping the inside temperature a few degrees Iower. Related to a compartment with slurry stora-ge under the pens the ammonia emission was about 40% lower. On the other hand a separate supply of the solids and liquidfrac-tion has a lower NH3 emission related to the supply of untreated pig slurry.

The costs for this system are calculated on a real practica1 base for a pig house with 480 places. The total annual costs for investment, energy and labour per pig place are DF 52.05

(6)

1 INLEIDING

INTRODUCTION

Op de varkensbedrijven moeten de komen-de jaren nieuwe technieken ge’installeerd worden. Deze moeten bijdragen aan een verlaagde uitstoot van ammoniak en aan een betere afzetmogelijkheid van de mest. De achtergronden voor deze noodzakelijke bedrijfsaanpassingen worden ingegeven door de zorg voor het milieu. Daaraan wordt in de pers uitgebreid aandacht besteed. Het aanbod van goed functionerende tech-nieken is echter nog schaars. Overheid en bedrijfsleven, samen opererend in het FOMA (Financieringsoverleg Mest- en Ammoniak-onderzoek), geven het onderzoek extra financiële middelen om naar passende tech-nieken te zoeken en deze uit te testen. In deze publikatie zijn de resultaten weerge-geven van een mogelijke oplossing voor bepaalde bedrijven. Het gaat om een tech-niek waarbij de varkensmest onder de roos-ters gescheiden wordt afgevoerd. Daarbij is

het eerste doel geweest een verbetering van de mestafzet, met name de dikke frac-tie. Ook is later het effect ervan gemeten ten aanzien van de ammoniak-emissie. Deze metingen zijn door het IMAG (Instituut voor Mechanisatie, Arbeid en Gebouwen) uitge-voerd en afzonderlijk gerapporteerd. In deze publikatie zijn ook deze resultaten ver-meld.

De ontwikkeling van het scheidingssysteem. Reeds in 1985 rapporteerde Kroodsma over een scheidingsmethode onder de roosters in een varkensstal. Daarbij werd gebruik gemaakt van een filterdoek. De mest en uri-ne valt door de roosters op dit doek waarna de gier er doorsijpelt en de vaste mest op het doek blijft liggen. Deze vaste mest wordt verzameld door het filterdoek af te draaien (zie figuur 1).

Schematische opstelling van het filter-/uitmestsysteem. 1 hoekprofielen 5 aandrijving

2 schermplaten 6 staaldraad

3 filterdoek met geleidingsstrippen 7 mestafvoer 4 rolconst ruct ie 8 borstelconst ruct ie

Figuur 1: Het scheiden van mest onder de roosters met behulp van een filterdoeksysteem (Kroodsma).

(7)

Uit het onderzoek kwam naar voren dat met behulp van een scheiding met een filter-doeksysteem een dikke fraktie afgeschei-den kan worafgeschei-den met een droge stofgehalte van 35%. De dikke fraktie bevat 8590% van de totaal aanwezige drogestof. De dunne fraktie (gier) heeft een drogestofgehalte van circa 3%. Met de dikke fraktie wordt een groot deel van de mineralen afgescheiden, (Fosfaat komt voor 90% in de dikke fraktie, stikstof voor 50%).

Uit het onderzoek bleek verder dat in een varkensstal met mestscheiding ten opzichte van een stal met dunne mestopslag onder de roosters een geurreductie van ongeveer 50% gerealiseerd kan worden. Dit is opmer-kelijk, omdat op de keldervloer een laag met mestslib aanwezig is. Er is niet bepaald of het stalklimaat ook aangenamer werd ervaren.

De NH3-emissie is in dit onderzoek niet gemeten.

Uit de gemaakte kosten blijkt dat de inves-tering bij stallen met een dwarsopstelling veel hoger is dan bij stallen met een lengte-opstelling. Dit wordt vooral veroorzaakt door het aantal benodigde aandrijfstations. Het scheiden van mest onder de roosters heeft een aantal voordelen. Zo kan er gebruik worden gemaakt van stro. Het gebruik van stro verbetert het welzijn van de varkens.

Uit eerder verricht onderzoek (Buré et al., 1983) is gebleken dat door strooisel te ver-strekken het kannibalisme met 50% terug-gedrongen kan worden. Door het gebruik van stro komt het gewenste temperatuurge-bied lager te liggen. Dit betekent ‘s winters geringere stookkosten en ‘s zomers hogere ventilatiekosten. Bij onvoldoende ventilatie wordt de kans op hokbevuiling groter. Bij het scheiden van mest onder de rooster-vloer wordt de dikke fraktie minstens lx per dag uit de kelder verwijderd. Als gevolg van het frequent verwijderen van de mest uit de afdeling kan de ammoniak-emissie in deze stal minder worden. Traditioneel bevinden zich onder de varkensstallen diepe opslag-kelders, De mest blijft gedurende een lange periode (circa 8 maanden) in de kelder aan-wezig. Zodra er vraag naar mest is (in het voorjaar en najaar) zullen de kelders leeg-gereden worden. Het is praktisch onmoge-lijk om de mest in de kelders te mixen in . .AY L -- -l -,,l. L..-l. . .,::I,---- . ,-- -1.

.,-,I::I,-gassen (NH3 en H2S) bij aanwezigheid van varkens. Na het leegrijden van de kelders zal er altijd een laag dikke mest achterblij-ven. Deze oude mest zorgt voor een snelle afbraak van de verse mest. Hierbij komen methaan, ammoniak en stankstoffen vrij. Om de ammoniak-emissie in de stallen zoveel mogelijk terug te dringen is het wen-selijk om de mest met name de gier, zo snel mogelijk uit de stal te verwijderen en deze vervolgens in een afgesloten ruimte (silo) op te slaan. Het dagelijks verwijderen van mest uit de kelders met behulp van een mest-schuif kan mogelijk bijdragen aan een ver-mindering van de ammoniak-emissie in var-kensstallen.

Naar aanleiding van het door het IMAG ver-richte onderzoek (Kroodsma, 1985), is er gezocht naar een systeem dat bedrijfsze-kerder en zo mogelijk goedkoper is. Een mogelijkheid hiertoe is de bekende mest-schuif over een hellende vloer. De dunne fraktie kan over de hellende vloer wegstro-men en de dikke fraktie wordt dagelijks met een schuif verwijderd.

Op het Proefstation voor de Varkenshouderij te Rosmalen is gedurende de periode sep-tember 1987 t/m juni 1989 in een afdeling voor 96 mestvarkens met gedeeltelijk roost-ervloer de bedrijfsvoering van een mest-schuif beproefd. Gedurende de periode januari 1988 t/m februari 1989 zijn ammo-niakmetingen verricht door het IMAG. Hierbij werd de ammoniak-emissie van de afdeling met de mestschuif vergeleken met die van andere afdelingen.

Het doel van dit onderzoek is na te gaan of bij buitenopslag een aantal van de huidige nadelen van opslag onder de roosters ondervangen kunnen worden. De nadruk ligt hierbij op de directe scheiding van de faeces en urine onder de roosters. De dun-ne fraktie wordt in een silo opgeslagen. De dikke fraktie wordt eventueel vermengd met stro als een stapelbaar produkt opgeslagen. Verder is er gekeken naar de invloed van deze techniek op de ammoniak-emissie en de emissie van geurstoffen in vergelijking met een tradioneel opslagsysteem onder de roosters. Het emissie-onderzoek is niet beperkt gebleven tot de stal. Ook bij het uit-rijden van de dikke en dunne fraktie zijn de ammoniak-emissies gemeten.

(8)

2 DE PROEFOMSTANDIGHEDEN

EXPERIMENTAL DESIGN

2.1

De stalsituatie

Het onderzoek naar de toepassingsmoge-lijkheden van mestscheiding onder de roos-ters met behulp van een mestschuif is uitge-voerd in een afdeling voor 96 vleesvarkens. De afdeling bestaat net als de andere 7 afdelingen in deze stal uit 12 hokken voor elk 8 vleesvarkens. b . I . . I 11 1,4 m í,9 m I I I I I I , I 20m 20m 20m 20m 20m 20m Figuur 2:. Figure 2:

Afdeling

7E

van de

vleesvarkens-stal van het Proefstation voor de

Varkenshouderij te Rosmalen (na

verbouw).

Lay out of the compartment for growing/finishing pigs. In this compartment the experiments are running.

In de andere afdelingen is de vloer als gedeeltelijk roostervloer uitgevoerd, waarbij het dichte deel bol is (zie figuur 3). In het dichte deel is vloerverwarming aanwezig. Het zogenaamde noodrooster kan worden dichtgelegd met een opklapbare plaat. In de afdeling met de mestschuiven is over de bolle vloer en het noodrooster een nieuwe vloer gestort.

Op

deze manier ontstaat een hellende vloer. In figuur 3 is te zien hoe afdeling 7E aangepast is. In de mestkana-len onder het brede rooster zijn de mest-schuiven aangebracht. De keldervloer is speciaal gebouwd voor een vlotte afvoer van de gier. Allereerst is er een helling (2%) in de lengterichting naar de centrale gang.

1

60 130 140

IZI:

Í

---t t 46 116 126

voor aanpassing

190

140

t t

46

116

126

na aanpassing

Figuur 3:

Doorsnede vloer in de afdeling

met mestschuiven voor en na

aanpassing.

Figure 3: Section of the floor of the pens

before and after the remodelling.

Ten tweede is er in dwarsdoorsnede ook een helling (3%) gebouwd naar het midden toe. In het midden is een glijgoot aange-bracht waardoor de gier wegstroomt. De voet van de mestschuif loopt ook door deze goot.

In eerste instantie is alleen volstaan met het dichtleggen van de noodroosters, is er een hellende vloer gestort op het noodrooster-en het bollevloergedeelte.

Het hokoppervlak is voor alle hokken in de gehele stal gelijk, namelijk 0,71 m* per vleesvarken (exclusief voertrog). Echter de hokken in de afdeling met de mestschuiven hebben meer dichte vloer. Bij de overige afdelingen bedraagt het roosteroppervlak 0,43 m* per dier en in de afdeling met de

(9)

mestschuiven bedraagt het roosteropper-vlak slechts 0,28 m2 per dier.

Alle hokken zijn voorzien van dwarstroggen, die telkens per twee hokken tegen elkaar liggen. Het gedeelte van de dichte vloer en de roosters, dat tegen de voertrog ligt, is voorzien van een coating. De hokafschei-ding bestaat uit masalplaten en hekken. De afdeling wordt mechanisch geventileerd. Buitenlucht komt vanuit de werkgang via een balansklep de afdeling binnen. De stal-lucht wordt met twee ventilatoren afgezogen

(Fancom, doorsnede 45 cm, capaciteit 5500 m3/uur bij 50 Pa). Met behulp van een ESA-eindstation (Fancom klimaatscompu-ter) kan onder andere de ventialtiehoeveel-heid en de temperatuur van de vloerverwar-ming geregeld worden.

2.2

Het voersysteem

De vleesvarkens worden gevoerd met behulp van een computergestuurde brij-voerinstallatie. De dieren worden tweemaal

Figuur 4: Figure 4: --_ -~. - ‘~_._--._ II- - - .__-._ _-____--. --- _--- ._ -- .___. inrichtk&?!&x_-_ _ __ __-___ _____ _ -- - -- _.- L. _ _ _ 11 bovenaanzicht beg.._gvgl_dm _ _ ___ __ _ ____

Mestscheiding onder de roosters met behulp van mestschuiven.

Bron: Bouwtekening PV.

Separation of pig manure under the sla ts with the use of a scraper (Source: tech. dra wing).

(10)

daags gevoerd met vleesvarkensvoer, de water-voerverhouding bedraagt 25 In bijla-ge 1 wordt de voercurve weerbijla-gebijla-geven. Het voerschema is gebaseerd op 750 gram groei per dier per dag. (voederconversie = 2,87).

In de afdeling zijn borgen en zeugen gescheiden opgelegd, waarbij de borgen iets beperkt gevoerd worden.

2.3

De mestafvoer

2.3.1

Algemeen

De stal bestaat uit 4 afdelingen met diepe kelders, waarbij de gehele afdeling onder-kelderd is (opslagcapaciteit circa 8 maan-den). Drie afdelingen hebben ondiepe kel-ders (diepte 40 cm) waarbij alleen het roos-tergedeelte onderkelderd is. In één afdeling is op de ondiepe kelder een hellende betonnen vloer gestort. De keldervloer helt hierbij 3% naar het midden af. In het mid-den van het mestkanaal is een goot aange-bracht voor de gierafvoer en de geleiding van de mestscheiding. Aan de onderkant van de roosters is boven deze goot een -vormig metalen plaat gemonteerd. Hierdoor wordt voorkomen dat vaste mest in de goot valt en daardoor de afvoer van de gier ver-hindert.

Doordat de keldervloer ook naar voren

2%

afhelt kan de gier via deze goot continu wegstromen.

In de mestkanalen is een schuif aange-bracht Het noodrooster kan in deze afde-ling niet meer gebruikt worden omdat er in deze kanalen geen schuif gemonteerd is en dus de vaste mest (met hierin gehakseld stro) niet uit de kanalen verwijderd kan wor-den.

In figuur 4 wordt een overzicht gegeven van deze afdeling, waarin de mestschuif

gemonteerd is. 2.3.2 De mestschuif

In de afdeling met mestscheiding is in elk mestkanaal een mestschuif aanwezig. Deze schuiven worden door één aandrijfstation (1,5 kW) aangedreven. De schuiven zijn onderling verbonden met behulp van twee staalkabels (6 en 8 mm).

In ruststand staat er één mestschuif in de opvangput (zie figuur 5). De andere mest-schuif staat achter in het mestkanaal. Zodra

de kanalen leeggeschoven moeten worden glijdt de schuif die vóór staat naar achteren en omgekeerd. Wanneer de schuif achter in het mestkanaal tegen de muur komt wordt de weerstand te hoog en schakelt de scha-kelkast om, waardoor de schuiven teruglo-pen. Zodra de andere schuif weer achter is stopt de schuif.De schuiven zijn geleverd en gemonteerd door De Boer B.V. In figuur 5 wordt de mestschuif met aandrijfstation weergegeven. Doorsnede A -a i Figuur 5: Figure 5:

De mestschuif met het

aandrijfsta-tion zoals dit op het Proefstaaandrijfsta-tion

gemonteerd is.

The scraper and the powering

section. .

2.4

Strooiselverstrekking en

uitmestfre-quentie

Twee keer per dag is er stro in de hokken gestrooid. Per keer is er tussen de 250 à 500 gram gehakseld stro toegevoegd. Het stro zorgt ervoor dat de dikke mest goed stapel baar is.

In perioden dat de varkens de hokken ern-stig vervuilden is er meer strooisel verstrekt.

(11)

De vaste mest is tweemaal per dag uit de afdeling verwijderd met behulp van de schuiven. Het verstrekken van het strooisel en het uitschuiven van de mestkanalen gebeurde tijdens of vlak na het voeren. Tegelijkertijd werden de ernstig vervuilde hokken handmatig schoongemaakt. 2.5

De gescheiden fracties

De vaste mest wordt tweemaal daags met behulp van de mestschuif in het opvangka-naal onder de centrale gang geschoven. Vanuit dit opvangkanaal brengt een rond-gaande ketting de mest in een afgesloten container (netto inhoud circa 25 ton). De gier loopt via een goot naar een put (zie figuur 5) met een netto inhoud van 800 liter. Met behulp van een dompelpompje is de gier in een aparte tank gepompt. Van beide frakties zijn tijdens het uitrijden de ammo-niak-emissies door het IMAG gemeten. 2.6

Tocht onder de roosters

Het opvangkanaal, onder de centrale gang, heeft een opening naar buiten. Daardoor loopt de ketting met meenemers over de opvoerpoot naar de container. Daardoor komt gemakkelijk buitenlucht naar binnen. Via het mestkanaal komt deze lucht door de roosters in de afdeling. Om deze tocht zoveel mogelijk te beperken zijn een paar c voorzieningen getroffen. Op de plaats waar

de ketting naar buiten komt en op de plaats waar de mestschuif de stal ingaat zijn

bor-stels aangebracht, Op de vloer boven de opvangput, welke gedeeltelijk is afgedekt met hardhouten balken, zijn rubber matten gelegd. Deze balken zijn gelegd om de schuif en de opvangput goed te kunnen bereiken. Een volledige afdichting is echter niet te verwezenlijken.

2.7

De waarnemingen

Gedurende de proefperiode zijn, in samen-werking met het IMAG, de volgende waar-neminaen verricht:

Hetënergieverbruik van de mestschui-ven, de mestketting en de stalventilato-ren;

Het strooiselverbruik;

Vaste mest-produktie en gierproduktie; Mestsamenstelling (1 x/1 4 dagen) van zowel de vaste mest als de gier. De mon-sters zijn geanalyseerd op droge stofge-halte, asgestofge-halte, Nkj, ammonium-N, pH en fosfaatgehalte.

Arbeid in de hokken, storingen en de uit-mestfrequentie van de diverse hokken; Temperatuurverloop in de afdelingen; Bedrijfsresultaten, groei en gezondheids-aspecten.

Ammoniak-emissie in vergelijking met een paar andere afdelingen.

(12)

3 ERVARINGEN EN RESULTATEN

RESULTS AND EXPERIENCES

3.1 Ervaringen 3.1.1 Algemeen

Het scheiden van mest onder de roosters heeft plaatsgevonden sinds oktober 1987. Tot en met juli 1989 zijn er vijf mestronden afgesloten. Tijdens de tweede tot en met de vierde mestronde zijn er ammoniakemissie-metingen verricht door het I.M.A.G. De eer-ste mestronde werd gebruikt om eventuele fouten of problemen op te sporen en te ver-helpen. De vijfde mestronde werd gebruikt om wat meer te kunnen zeggen over de bedrijfsvoering van de mestschuif, wanneer er geen gehakseld stro wordt toegevoegd. In tabel 1 wordt een overzicht gegeven van de opleg- en afleverdata van de diverse mestronden.

3.1.2 De mestschuiven

Gedurende de eerste mestronde haperden de mestschuiven regelmatig. Ook was de scheiding van mest en gier onvoldoende. De giergoot, onder de centrale gang (zie figuur 4), was regelmatig vervuild met dikke mest. Na afloop van de eerste mestronde zijn de mestschuiven verzwaard. Tevens zijn er een aantal geleide profielen aange-bracht, om de gierafvoer te verbeteren. Gedurende de hierop volgende mestronden bleef de mestschuif toch een aantal keren steken. De belangrijkste oorzaak hiervoor zijn de te ruwe keldervloeren, waardoor er teveel versmering van de vaste mest optreedt. Na droging hecht de mest zich zeer vast aan de vloer. Deze laag wordt steeds dikker. Dit vergt extra trekkracht en heeft ook geleid tot kabelbreuk. Na verloop van tijd ontstaat zo’n dikke laag dat de Tabel 1: Mestronden overzicht.

mestschuif klem getrokken wordt tegen deze laag en de onderkant van de rooster-vloer.

De vaste mest dient dagelijks uit het mest-kanaal verwijderd te worden, Wanneer er veel strooisel wordt toegevoegd dient de mest vaker uitgeschoven te worden, bijvoor-beeld twee keer per dag na het voeren. Gebeurt dit niet dan kunnen er mestopho-pingen in het mestkanaal ontstaan die moei-lijk te verwijderen zijn. De motor, die de mestschuiven aantrekt, slaat namelijk uit wanneer de weerstand te hoog wordt. Zo-dra er in het mestkanaal een ophoping van mest ontstaat, neemt de weerstand toe. Op een bepaald moment stopt de schuif. Bij de bouw van deze afdeling is uitgegaan van het aanwezig 40 cm diepe mestkana-len. Achteraf gezien is dit te ondiep. Reke-ning houdend met een helling van 2% en het onder de roosters gemonteerde kapje boven de goot blijft er achter in het mestka-naal iets te weinig ruimte over voor de schuif.

De meeste problemen zijn echter veroor-zaakt door het aandrijfstation en de staalka-bel. De mestschuiven worden met behulp van de staalkabel en het aandrijfstation voortgeschoven (zie figuur 5).

Bij het uitschuiven van de mest dient de staal kabel voldoende strak gespannen te zijn, wanneer dit niet het geval is slipt de staalkabel. Een te strak gespannen staalka-bel loopt op het aandrijfstation over elkaar wat tot gevolg heeft dat de staalkabel snel slijt en uiteindelijk breekt. Gedurende de proefperiode is de staalkabel drie maal ver-vangen Zelfs een staalkabel (0 12 mm) breekt als gevolg van het over elkaar lopen. Op het aandrijfstation worden grote krach-ten uitgeoefend. Na een mestronde zijn de

Table 1: Data of 5 starting and delivery dates in the al/ in al/ out systems.

Mestronde Oplegdata Afleverdata Opmerkingen

1 okt -‘87 2 1 - 3 -‘88 3 12- 7 -‘88 4 8-11 -‘88 5 21 - 3 -‘89 09-02-‘88 28-06-‘88 25 1 o-‘88 07-03-‘89 18-07-‘89 oriënteringsfase

toevoeging van gehakseld stro + meting NH3- en geuremissie geen toevoeging gehakseld stro

(13)

aandrijfas en de geleide katrollen al ingesle-ten. Gedurende de proefperiode zijn de geleide katrollen verplaatst (om zo het over elkaar lopen van de staalkabel te beperken) en zijn deze en de aandrijfas vervangen. Het aandrijfstation zoals dit oorspronkelijk is geplaatst is te storingsgevoelig en als zoda-nig niet toepasbaar voor de praktijk. Het aandrijfstation moet zodanig geconstrueerd worden dat de staalkabel niet over elkaar kan lopen (zie hoofdstuk 5). Een andere mogelijkheid is om de staalkabel te vervan-gen door een ketting welke aangedreven wordt door een tandwiel.

3.‘1.3 De giergoot

De gier kan via de hellende vloer en de giergoot (in het mestkanaal) continu wegs-tromen naar de opvangput.

Mest welke toch in de giergoot terecht komt wordt met behulp van de voet van de mest-schuif weggeschoven.

Het uiteinde van de kanaaltje bevat een aantal spleten waardoor de gier via een aparte kanaaltje naar de pompput stroomt (zie figuur 4). Het komt nogal eens voor dat deze spleten verstopt raken met mest waar-door de gier in de opvangput bij de dikke mest terecht komt. Wekelijks wordt de gier-goot gecontroleerd en zo nodig schoonges-poten. Hierdoor is het droge stofgehalte van de vaste mest in de container lager dan de gemeten waarden. De monsters voor de droge stofbepalingen zijn steeds genomen van de uitgeschoven mest in het kanaal onder de centrale gang. Daar was nauwe-lijks bijmenging met gier. Gedurende de laatste ronde is er geen gehakseld stro toe-gevoegd waardoor de kans op verstopping, van de gierafvoer, aanzienlijk afnam. Deze afvoer dient eenvoudig bereikbaar te zijn en kan zodanig geconstrueerd worden dat ver-stoppingen voorkomen worden.

3.1.4 De vaste mest

De vaste mest wordt vanuit de opvangput onder de centrale gang, door een rond-gaande ketting met meenemers naar een afsluitbare container gebracht. Deze ketting dient regelmatig gesmeerd en gespannen te worden (lx per maand, c.q. lx per mestronde).

Na elke mestronde dienen ook alle andere scharnierende delen gesmeerd te worden.

Bij vorst dienen extra maatregelen genomen te worden om vastvriezen te voorkomen. Hiertoe dient men:

@ de opvoergoot zo schoon mogelijk te houden;

@ maandelijks de aandrijfas licht in te oliën; @ na verwijderen van de mest wat stro op

de ketting te strooien, dat vervolgens bij de dikke mest geschoven wordt; e een half uur tot een uur nadat de ketting

afgezet is deze even opnieuw laten lopen;

@ landbouwzout in reserve te houden. Sinds 1987 is vastvriezen van de installatie nog niet voorgekomen.

3.15 De hokbevuiling

Tijdens de zomerperioden zijn de hokken ernstig bevuild. Het gaat hierbij om de tweede helft van de tweede en derde mestronde en het einde van de vijfde mestronde. Dagelijks moest in alle hokken de mest van de dichte vloer op de roosters geschoven worden.

Dit is zeer onaangenaam werk, vooral als gevolg van de hoge concentratie aan ammoniak en andere gassen. Voor de die-ren kan dit ook niet positief gewerkt hebben. Verondersteld wordt dat de hokvervuiling wordt veroorzaakt door een combinatie van de volgende factoren:

- een te groot oppervlak dichte vloer, zeker in combinatie met de dwarsgeplaatste voertroggen;

- een te lage ventilatiecapaciteit; - het gebruik van stro.

Voor jonge dieren is het hok relatief groot en begint het bevuilen reeds in een hoek op de dichte vloer. Dat gedrag leren varkens nau-welijks meer af wanneer ze ouder worden. In het onderzoek hebben de ventilatoren niet de opgegeven capaciteit geleverd, waardoor de temperatuur in de afdeling vaak hoger was dan gewenst. Dit bevordert het liggen op de roosters. Een direkt gevolg daarvan is dat de dieren op de dichte vloer gaan mesten. Dit alles wordt nog versterkt door het gebruik van stro. Met een strooisel-bed is de gewenste staltemperatuur lager dan zonder stro.

Uit rookproeven bleek bovendien dat in bepaalde hokken onvoldoende luchtverver-sing optrad. De aanvoer van lucht via de roosters was gering.

Bij aanvang van de tweede mestronde is de

(14)

vloeruitvoering aangepast. De bolle vloer is veranderd in een hellende vloer, die naar de roosters toe afloopt. Eventuele gier kan dan naar de roosters lopen. Gedurende de der-de mestronder-de bleek echter dat dit geen oplossing voor het probleem was. Verwacht wordt dat door het aanbrengen van plafondventilatie de luchtstroming ver-beterd zal worden.

In de zomerperiode werden hoge ruimte-temperaturen (max 30 “C) in de afdeling bereikt. Gedurende de vierde en vijfde mestronde is de ruimtetemperatuur enkele graden lager ingesteld dan de standaard-instelling. In figuur 6 en 7 worden de instel-ling van de ruimtetemperatuur en de gere-aliseerd ruimtetemperaturen weergegeven. Bij hoge buitentemperaturen waren de hok-ken ernstig vervuild. De hokhok-ken waren nat en de ammoniak- en stank-emissie steeg aanzienlijk gedurende deze periode.

Daaraan gekoppeld komt het feit dat bij een lager wordende buitentemperatuur de die-ren het te koud krijgen, doordat ze continu op een natte vloer lagen, met gevolgen voor hun gezondheid.

Concluderend kan men dus stellen dat de hokbevuiling vooral veroorzaakt wordt door de hokuitvoering (onafhankelijk van het feit of er wel of niet een mestschuif wordt toege-past). Overige afdelingen met een soortge-lijk ventilatiesysteem, maar waar het nood-rooster wel opengezet kon worden, gaven veel minder problemen.

Bij de aanschaf van mestschuiven dient de nodige aandacht uit te gaan naar de hokuit-voering “Deens hok”, waar mestruimte en ligruimte gescheiden zijn. Het klimaat in de afdeling moet goed geregeld kunnen wor-den Voldoende ventilatiecapaciteit is zeker geboden.

Figuur 6:

De instelling van de ruimtetemperatuur, wanneer gehakseld stro wordt

toege-voegd.

(15)

3.2

Resultaten

3.2.1 Het scheidingsresultaat

Per mestronde werd er circa 20 ton aan sta-pel bare mest geproduceerd. Deze vaste mest is goed stapelbaar en heeft een dro-gestofgehalte van gemiddeld 26,8%. Gedu-rende de vijfde mestronde is er geen gehakseld stro toegevoegd. De vaste mest is dan, met een nauwelijks lager droge stof-gehalte, niet meer stapelbaar en is boven-dien zeer moeilijk te verpompen.

Per mestronde wordt er gemiddeld 15 m3 gier geproduceerd. Deze gier heeft een drogestofgehalte van gemiddeld 2,4%. De gemeten gierproductie varieërt hierbij van

10-19 m3 gier per ronde (voor 96 vleesvar-kens). Deze waarde is erg laag; hier wordt in hoofdstuk 5 verder op ingegaan.

In tabel 2 wordt de vaste mest- en gierpro-duktie met de samenstellingen weergegeven.

In verband met technische problemen met de mestschuif is gedurende de vijfde ronde de mest niet dagelijks, maar een maal in de twee dagen, uitgeschoven. De gier is hier-door donkerder van kleur en het scheidings-resultaat is minder, dit zal echter mede ver-oorzaakt worden door het feit dat er geen gehakseld stro wordt toegevoegd. Het is aan te bevelen om de vaste mest dagelijks uit te schuiven.

Het scheidingsresultaat is berekend door de hoeveelheid mest, die bijvoorbeeld gedurende een mestronde geproduceerd is te vermenigvuldigen met de gehaltes die in de mest en gier zijn bepaald.

De hoeveelheden per bestanddeel die met de vaste mest en met de gier zijn afge-voerd, zijn uitgedrukt in een percentage van de totale hoeveelheid van het betreffende bestandeel. Hoe groter de hoeveelheid van de bestanddelen die met de mest wordt

te

rat

Figuur 7: Figure 7:

Vl9

3/29

6/7

De gerealiseerde ruimtetemperatuur in de afdeling met de mestschuiven,

geduren-de geduren-de viergeduren-de en vijfgeduren-de mestrongeduren-de.

The minimum and maximum temperature in the pig house from 11 October til/ 17 August 1989.

(16)

afgevoerd, hoe beter het scheidingsresul-taat. Het scheidingsresultaat is bepaald aan de hand van de volgende formule:

G

= de hoeveelheid afgescheiden gier (kg);

Q mi = het gehalte aan i in de vaste mest (g/kg);

Q 1-g’ - het gehalte aan i in de gier (glkg);

i = ds, as, NH,, Nkj, P en volume

S

iz” MxQmi x 100%

MxQmi+GxQgi

waarin Si = het scheidingsresultaat voor element i;

M = de hoeveelheid afgescheiden vaste mest (kg);

In tabel 3 worden de scheidingsresultaten weergegeven, inclusief de indikkingsfactor. De indikkingsfactor is berekend naar de Tabel 2:

De vaste mest en gierproduktie en samenstelling.

Table 2: The production and composition of the solids and the liquid fractions.

M e s t r o n d e ds. as in PH P hoeveelheid mestsoort 0 (0 NH -N Nk. 0 ds.(%) (gj) (gll~ (g/l) 96 varkensplaatsen ronde 2 gier 215 vaste mest achter schuif 27,5 in container 26,6 ronde 3 gier 293 vaste mest achter schuif 258 in container 24,9 ronde 4 gier 2 4! vaste mest achter schuif 33,l in container 29,0 Gemiddeld gier 2 4f vaste mest achter schuif 28,8 in container 26,8 54,4 22,2 909 715 3,955 2,50 5,37 10,75 4,18 10,68 5,37 13,75 4,97 -Vl,73 0,27 3,67 969 20 54,9 30,9

r

8 69 739 3,40 2,30 0,23 6 2,66 20 53,0 18,l 8 59 8 29 3,84 3,68 0,71 3,85 19 20 54,l 23,7 8 71 7 89 3,73 2,83 0,40 3,39 34 *> 20 *

) Zie voor berekening bijlage 2.

Tabel 3:

De scheidingsresultaten (Si)

Table 3: The results of the separation.

Bestanddeel (i) dikte mest gier indikkingsfactor

naar vaste mest

droge stof 87 13 2,35

NH4-N 31 69 0,84

l

NkJ 58 42 1,57

(17)

vaste mest. Dit geeft de verhouding tussen het scheidingsresultaat en de volumereduc-tie.

Uit tabel 2 blijkt dat de mest gescheiden wordt in een dikke stappelbare mest met een droge stofgehalte van gemiddeld 26,8%. Deze dikke fraktie bevat 87% van de droge stof. De gier heeft een gemiddeld droge stofgehalte van 2,4%.

Voor het fosfaat geldt dat 83% in de dikke mest terecht komt.

De stikstof komt voornamelijk in de dikke fraktie terecht (Nkj-totaal), waarbij het ammonium-N evenveel verdeeld is over bei-de frakties (55% van bei-de NH4-N zit in bei-de dik-ke fraktie). Voor fosfor geldt dat 94% van de P terecht komt in de dikke fraktie.

De gier bevat dus weinig fosfaat, weinig eiwit-N,

3.2.2 Het energie verbruik

In de tabel 4 wordt het energieverbruik weergegeven t.o.v. van een soortgelijke stal.

Als referentieafdeling is een half rooster-vloerstal genomen waarbij alleen het roostergedeelte onderkelderd(ondiepe kelders) is.

De 3e mestronde viel in de zomerperio-de, de 4e mestronde viel in de winterpe-riode.

Het totale energieverbruik in de afdeling met de mestschuif is het energiever-bruik van de schuiven, ketting en de stal-ventilatoren,

Het twee maal daags uitschuiven van de mest kost 12 kWh/ronde voor de schuif en 22 kWh/ronde voor de mestketting.

Uit het onderzoek is gebleken dat voor een

Tabel 4:

Het energie verbruik van de afdeling met de mestschuiven t.o.v. een afdeling

zon-der mestschuiven.

Table 4: The energy use with and without the scraper system.

mestronde afdeling met mestschuiven (kWh/week)

referentie afdeling

stal schuif ketting totaal per week per ronde

(kWh per (kWh) ronde) _ __ 2 1 e helft 34 05 1 1 25 2e helft 86 23 9 136 1167 81 981 3 1 e helft 74 06 9 1 65 2e helft 97 09 ! 1 5 1383 94 1267 4 1 e helft 35 05 f 0’75 1 31 2e helft 59 09 1 09 1 671 57 634

Tabel 5:

Het strooiselverbruik.

Table 5:

The use of the straw in the pens.

mestronde stro/dier/dag stroverbruik per geleverd varken

(9) (kg)

2

1 e helft 147 2e helft 170 16,9 3 1 e helft 144 2e helft 174 17,6 4 1 e helft 114 2e helft 169 19,5 17

(18)

goed scheidingsresultaat de mest twee keer per dag uitgeschoven dient te worden. 3.2.3 Het stroverbruik

In tabel 5 wordt het strooiselverbruik weer-gegeven.

Per mestronde wordt er gemiddeld 18 kg stro per vleesvarken verbruikt. In het begin van de mestronde wordt er minder mest geproduceerd en het verbruik ligt dan lager. In verband met de ernstige hokbevuiling gedurende de 4e mestronde is het strooisel verbruik verhoogd om de dieren enigszins droog te houden. Gedurende de 5e

mestronde is er geen strooisel toegevoegd. De mest is dan niet meer stapelbaar en de gier bevat meer mest.

3.2.4 Mesterijresultaten

In tabel 6 zijn de mesterijresultaten weerge-geven. Deze worden vergeleken met een afdeling zonder mestschuif. Deze afdeling is een halfroostervloer afdeling, waar alleen het roostergedeelte onderkelderd is (ondie-pe kelders). De voerderconversie voor de afdeling met de mestschuiven bedraagt 2,84 t.o.v. 2,75 voor een stal zonder de mestschuiven en zonder

strooiselverstrek-l

krng

VleeSpercentage en klassificatie zijn gelijk voor beide afdelingen. In de afdeling met

mestschuiven zijn tweemaal zoveel dieren uitgevallen. In de laatste ronde is de groei relatief sterk achtergebleven (26g/dag) en de uitval groot (4%)

3.3

De ammoniak-emissie

3.3.1 De ammoniak-emissie uit de stal Gedurende een jaar is de ammoniak-emis-sie in de afdeling met de mestschuif geme-ten. Deze ammoniak emissie is vergeleken met een afdeling welke volledig onderkel-derd was (90 cm) diepe kelders en een afdeling met ondiepe kelders (40 cm) alleen het roostergedeelte. Beide afdelingen zijn net als de afdeling met de mestschuif half-roostervloerafdelingen. Voor de afdeling met de ondiepe kelders geldt bovendien dat de geproduceerde mest wekelijks afgelaten werd. Hiermee werd getracht om door mini-male opslag van mest in de kelders de ammoniak-emissie terug te dringen.

Tabel 6:

Bedrijfsresultaten van de afdeling met en zonder mestschuif

(Gemiddelden van

4

mestronden)

Table 6: Technical data of the pigs in pens with and without the scraper system.

met Schuif zonder opleg gewicht (kg) 24,4 24,0 eind gewicht (kg) 106,1 107,2 aantal mestdagen 110 112 voeropname kg/dier 232 229 groei g/dag 747 745 voerderconv 2,84 2,75 geslacht gewicht 82,9 83,6 vlees % 52,l 52,4 klasse AA 9 5 10,8 A 67’8 15’5 68,5 B 215 14,8 Uitval (aantal) 1,3

(19)

In tabel 7 worden de gemeten emissies gegeven.

De gemeten emissie is gecorrigeerd voor de dagen dat er niet gemeten is i.v.m. een storing of ijking van de apparatuur.

uitstoot behaald van 23% t.o.v. een volledig onderkelderde afdeling (halfroostervloer en diepe kelders) en 39% t.o.v. een gedeeltelijk onderkelderde afdeling met ondiepe kel-ders (halfrooster vloer). De jaartotalen, met betrekking tot de NH3-emissie, liggen voor alle drie de afdelingen praktisch gelijk. Tus-sen de mestronden bestaat een aanzienlijk verschil. De combinatie van mestscheiding en dagelijkse mestverwijdering met een iets lagere afdelingstemperatuur leiden tot een reduktie van zo’n 50%. Voorwaarde daarbij blijft dat de dichte vloeren schoon en droog blijven.

Aan de hand van deze emissie cijfers kan de emissie per dierplaats per jaar berekend worden (uitgaande van 3 mestronde per jaar):

De afdeling met de mestschuif, gemid-delde emissie 3,07 kg NH,/jr/mvp;varië-rend van 154 kg NH,/jr/mvp in de winter bij schone droge hokken tot 3,87 kg NH3/jr/mvp bij ernstig vervuilde hokken; De afdeling zonder mestschuif volledig onderkelderd, gemiddelde emissie 2,96 kg NH~/jr/mvp; variërend van 2,553 kg NH,/jr/mvp in de winter tot 3,634 kg NH,/jr/mvp in de zomer;

De afdeling zonder mestschuif en gedeeltelijk onderkelderd, gemiddelde emissie 2,97 kg NH,/jr/mvp; variërend van 2,00 kg NH,/jr/mvp in de winter tot 3,57 kg NH,/jr/mvp in de zomer. de winterperiode toen de afdelingen schoon en droog waren is door middel van mestschuiven een reductie op de ammoniak

Tabel 7:

Emissie- en klimaatgegevens van 3 mestronden van de afdeling met en zonder

mestschuif

Bron: Kroodsma e.a.,1 989.

Table 7: Ammonia emission and chinate data from thee different compartments (Source íMAG 1989).

Afdeling met mestschuif Afdelingen zonder mestschuif

volledig onderkelderd gedeeltelijk onderkelderd 2e ronde 3e ronde 4e ronde le ronde 2e ronde 3e ronde le ronde 2e ronde 3e ronde

2502-‘88 22-06-‘88 2 l -06-‘88 1 l-IO-‘88 Begin datum 0 l -03-‘88 Einde datum 28-06-‘88 Gemiddelde stal R.H. (%) 61,l stal Temp (“C) 20,o ventilatie (m3/h) 4.077 conc. NH3 (mg/ms) 10,l emissie NH, (g/h) 46,4 totaal gemeten emissie (kg) 120,6 gecorrigeerde emissie (kg) 123,8 Pag R 14-07-‘88 25 1 o-‘88 10-1 l-‘88 07-03-‘89 26-0 l -‘88 07-06-‘88 08-06-‘88 04- 1 o-‘88 12- 1 o-‘88 31-Ol-‘88 02- l l -‘88 28-02-‘88 71,5 63,2 61,3 zo,0 158 20,l 5.468 3.735 3.564 9,3 593 11,4 50,7 19,l 365 68,7 23,l 5.065 10,o 4285 70,o zo,0 2.550 13,3 30.5 57,2 65,0 65 20,l 21,8 18 4.227 5.078 2.675 10,4 9,7 10 42,4 43,5 24 102,5 451 81 ,O 90,5 64,9 107,7 83,0 55 721 ,o 49,6 86,4 116,5 81,2 114,o 107,l 63 19

(20)

emissie In kg NHS/jr.mvp 4 . . . . . 8.. . . I ..I ..I . . -28 ronde z Se ronde 2

mestronden

4s ronde w

~ mestschuif 0 gedeel telij k onder k. m volledig onderk. Figuur 8:

De ammoniak-emissie in de afdelingen met en zonder mestschuif.

Bron: Kroodsma ea, 1989.

Figure 8: Data concerning the ammonia emission from three different compartments

(Sour-ce /MAG 1989).

In figuur 8 worden gevonden emissie cijfers nog eens weergegeven.

3.3.2 De ammoniak-emissie tijdens het uit-rijden van de verschillende mest-soorten.

In het voorjaar zijn de diverse mestfracties, waaronder de vaste mest, de gier en de

0

Figuur 9: Figure 9:

dunne mest afkomstig van een opslag onder de kelder, uitgereden op het land. De ammoniak-emissie tijdens het uitrijden is door het IMAG gemeten volgens de micro-metereologische methode. Met behulp van een terreinauto, welke achter de vacüum-mestverspreider rijdt, wordt de NHZ-emissie gemeten. Voor op de bumper van de ter-reinauto is een meetframe bevestigd

waar-100eml~ie 1% WW4-N gIftI

4 0

tYj> na toadlonlng [u

De ammoniak-emissie van de gier, vaste mest en mengmest.

Bron: IMAG,1989.

The ammonia emission after applying the liquid and solid fractions; compared with untrea ted pig slurry (Source /MAG 1989)

(21)

op diverse bemonsteringspunten kunnen worden gemonteerd De vaste mest is uitge reden met een mestverspreider, de overige fracties met behulp van een vacüummest-verspreider. In figuur 9 wordt de ammoniak-emissie tijdens en na het uitrijden van de diverse frakties weergegeven.

Uit deze figuur blijkt dat de vaste mest aan-zienlijk minder NH3 emissie geeft dan de mengmest. De gier emiteert nog minder ammoniak dan de vaste mest. Hierbij dient opgemerkt te worden dat de verschillende frakties niet dezelfde samenstelling hebben. In tabel 8 wordt de samenstelling van de uit-gereden frakties weergegeven. Wanneer we rekening houden met het NH4-N gehalte van de mest dan zien we dat 8% ván de NH4-N afkomstig van de gier emiteert tijdens en na het uitrijden. Van de vaste mest emiteert 34% van de NH4-N en van de mengmest 37% van de NH4-N.

De gier en daarmee de ammoniak trekt snel in de grond. Dit verklaart dat na korte tijd (Z!I 10 uren) er geen NH,-emissie meer op-treedt. Met het inregenen van mest wordt een vergelijkbaar effect bereikt.

Tabel 8:

De mestsamenstelling en rnestgift van de diverse fracties die uitgereden zijn.

Bron: IMAG

Table 8: The composition and the applied quantities of the liquid and solid fractions. Also from the untrea ted slurry

Vloei bare Vaste Varkensdrijfmest

fractie fractie 17F 270 1 Nki (mg.l- > 2 4.470 OPgebrachte kg N (kg N.ha-‘) NH4-N (mg.lwl) Opgebrachte kg NH,-N.ha-l) P (mg.1-l) K (mg.l-l) Drogestofgehalte (%) PH

Gift (m3 mest. ha-‘)

274,9 3.890 239,2 16,3 7.040 2 4? 8 6 61’5! 10.300 349,7 2.900 98,5 3.700 6.100 16,6 81! 34 6.030 6.600 363,3 390,9 4.390 4.630 2645 274,2 935 1.870 6.230 6.130 5 79 9 29 7 6 60’2 7 3 ! 59’2f 21

(22)

4

MESTSCHUIVEN VOOR EEN GEHELE VLEESVARK

THE SCRAPER SYSTEM IN A PIGHOUSE

In dit hoofdstuk wordt ingegaan op de mogelijkheid om in een vleesvarkensstal voor 480 dieren de mest dagelijks met behulp van mestschuiven uit de stal te ver-wijderen.

Bij de berekening wordt er onderscheid gemaakt tussen de investeringen en de jaarlijkse kosten. Voor berekening van de jaarlijkse kosten wordt uitgegaan van vaste-en variabele kostvaste-en. De vaste kostvaste-en bestaan uit investeringskosten, rente, afschrijving en onderhoudskosten. De varia-bele kosten bestaan uit het strooisel ver-bruik, arbeid en afzet kosten voor de mest. In het nu volgende zal verder ingegaan wor-den op deze kostenposten afhankelijk van het ontwerp wat men kiest.

4.1 De investeringen

De mest kan op verschillende manieren uit de stal verwijderd worden, afhankelijk van de stalindeling. Een lengte- en dwarsopste ling zijn mogelijk. Bij een lengte opstelling wordt uitgegaan van een dwars liggende centrale gang met aan weerszijde de afde-lingen.

Bij een dwars opstelling wordt uitgegaan van stal met een centrale gang met dwars daarop 6 afdelingen voor elk 80 vleesvar-kens. De investeringen in een lengte opstel-ling zijn het gunstigst. Er zijn dan 4 of 8 schuiven nodig.ln een dwars opstelling zijn 12 mestschuiven nodig.

Voor een lengte opstelling zijn de mestkana-len met elkaar verbonden. Om tocht tussen de afdelingen via de kanalen zoveel moge-lijk te voorkomen dient aan de afscheiding speciale aandacht worden besteed. In figuur 8 is een lengte en dwarsopstelling van een vleesvarkensstal weergegeven. Bij een dwarsopstelling zijn er 12 mest-schuiven nodig. De vaste mest wordt in een gezamelijk centraal kanaal opgevangen en via een ketting getransporteerd naar een opslag.

4.1.1 De hokindeling

De voorkeur gaat duidelijk uit naar hokken met brijbak of lengtetroggen. De rooster-vloer bevindt zich achter of voor in het hok.

De dichte vloer heeft een kleine helling rich-ting rooster.

Ook de Deense opstelling zal goed vol-doen. Daarbij is het roostergedeelte smaller en bevindt zich aan het begin van de roost-ervloer een wand. In deze wand is een doorgang van ongeveer 1 meter aanwezig. 4.1.2 Diverse kostenplaatsen

De investering bestaan uit een aantal onderdelen:

* Aanpassing mestkanalen;

e Mestschuiven inclusief aandrijfstation; * Afvoer vaste mest, m.b.v. een

mestket-ting;

@ Opslag vaste mest en gier.

Belangrijk voor het berekenen van de inves-teringskosten is het feit of men uitgaat van een bestaande- of nieuwbouwsituatie. Wanneer men uitgaat van een nieuwbouwsi-tuatie zijn er geen of geringe extra kosten voor de aanpassing van de mestkanalen. Aanpassingen mestkanalen.

Wanneer er uitgegaan wordt van een bestaande stal dan dient er in de kanalen een hellende vloer gestort te worden. Deze vloer helt naar de centrale gang toe 2% af en naar het midden van het mestkanaal 3% (zie 2.3). Opgemerkt dient te worden dat de kelderruimte achter in de afdeling, daar waar de schuiven tegen de muur komen, nog voldoende moet zijn. Ook de roosters moeten zodanig gelegd worden dat ze een-voudig verwijderd kunnen worden ingeval van storingen. Erg belangrijk is de gladde afwerking van de kanaalvloeren. Daaraan moet speciale zorg besteed worden. Opslag vaste mest en gier.

Op het Proefstation werd de vaste mest opgeslagen in een container (netto inhoud ca. 5 ton). Deze container moest 4x per mestronde worden leeggereden. Wanneer men de mest in een gehele stal wil schei-den, dient men te beschikken over een gro-tere opslagcapaciteit. In zo’n stal wordt 300 ton vaste mest per jaar geproduceerd. Wan-neer men uitgaat van een opslag periode van 6 maanden dan dient er een opslag

(23)

nn

r-*

(24)

8rlOmestvakms B 1 r 1 1 t

(25)

4,2

Kostprijsberekening mestschuiven

Voor het berekenen van de investeringskos-ten voor de aanschaf van mestschuiven in een stal met dwarsopstelling voor 480 mest-varkensplaatsen is uitgegaan van de situatie zoals deze op het Proefstation gebouwd is.

Voor het berekenen van de investeringen zijn de volgende kosten van belang:

Bouwkundige voorzieningen zoals kelder-vloeren, ruimte onder de centrale gang, de doorvoeren en de plaats voor de aan-drijving.

Aanbrengen van schuiven, mestketting,

i l

9 MI f

1 -- -

---Figuur 12:

De opvoerput.

Figure 12: Technical clrawing for the removal from the solids.

(26)

opvoergoot, gierafvoer en aandrijfstations. + Aansluiting van electra

Uitgangspunten:

Er is uitgegaan van de volgende punten: + stal voor 480 vleesvarkens,

halfrooster-vloerstal, bestaande uit 6 afdelingen voor elk 80 vleesvarkens (zie figuur 10); * Kosten betonnen vloer, waterdicht (f

60,-/m2) wand (waterdicht f iOO,-60,-/m2), schui-ne vioer (f 80,-/m2, helling 24%);

Bovendien moeten de volgende investerin-gen worden uitgevoerd.

* aanschaf en aanbrengen mestschuiven; * aanschaf en aanbrengen mestketting; * aanbrengen electrische voorzieningen; * aanpassen opvangkanaal onder centrale

gang;

* aanbrengen opvoerput;

In het nu volgende zal de berekening van boven genoemde kosten verder uitgewerkt worden.

4.2.1 Aanschaf en aanbrengen van de mestschuiven

De schuiven, zoals op het proefstation zijn gebruikt kosten voor een stal met 6 afdelin-gen van elk 80 vleesvarkens

f

37.000,-(exclusief montage).

4.2.2 Aanschaf en aanbrengen mestketting De mestketting, zoals op het Proefstation aangebracht, kost voor die stal

f

15.400,-(exclusief montage).

4.23 Montage

De montage kosten worden op basis van de ervaringen op het proefbedrijf geschat op

f

9.100,-. 4.2.4 Electriciteit

De kosten voor de aanleg en het aansluiten van electra zijn op basis van ervaringen berekend voor

f

10.500,-.

4.25 Aanpassen afdeling

In de put onder de afdeling dient een hel-lende vloer gestort te worden (zie figuur 11).

Er dient een put achter de afdeling gemaakt te worden om het aandrijfstation in te plaat-sen In figuur 4 wordt een situatie schets weergegeven.

Figuur 11: Dwarsdoorsnede van mestkanaal met mestschuiven.

Figure 11: Cross section of the canal under

the slatted floor in the separa-tion/scraper system.

hellende vloer; kosten beton

f

2.050,-, kosten per afdeling exclusief arbeid; put voor aandrijfstation; kosten beton

f

296,-.

arbeid; 36,5 uur à

f

28,- =

f 1.022,-.

De totale bouw kosten voor de afdelingen komen dan uit op

f

2.850,- per afdeling. Uit-gaande van een opslag van 10% wordt dit

f

3.125,- per afdeling wat neer komt op

f

22.200,- voor alle 6 afdelingen te samen. 4.2.6 Aanpassingen opvangkanaal Uitgaande van het feit dat er een onderkel-derd opvangkanaal aanwezig is. In de opvangput dient een muurtje gestort te wor-den om de mestketting te geleiwor-den. Kosten voor materiaal en arbeid

f

11700,-.

Verder dient er een gierafvoer aanwezig te zijn. Via een pvc leiding wordt de gier afge-voerd naar een opslag. Kosten hiervoor worden geschat op

f

1.200,- materiaal kos-ten (35 m lengte, diameter 12 cm). De arbeidskosten worden geschat op

f

1.500,-. De totale bouwkosten voor het aanpassen van het opvangkanaal komen dan uit op

f

4.400,-. Wanneer men uitgaat van 10% onvoorziene kosten bedragen de kosten

f

4.840,-.

4.2.7 Aanbrengen opvoerput

Dit is de put waar de mestketting de stal verlaat en aansluit op de opvoergoot. In figuur 12 worden de afmetingen van de

(27)

opvoerput weergegeven. De gegevens zijn ontleend aan de bouwtekeningen van het Proefstation.

De kosten voor de opvoerput bestaan uit de vlakke vloer; een hellend gedeelte, een extra wand en het extra muurtje in het mid-den om de mestketting te begeleimid-den. Verder dient er een doorvoer gemaakt te worden in de buitenwand en dienen er graafwerkzaamheden te worden verricht. De totale kosten voor het bouwen van de opvoerput bedragen dan f 2.720,-. Wan-neer men uitgaat van 10% onvoorziene kos-ten dan wordt dit

f

2.990,-.

4.2.8 Vaste mestopslag en gieropslag Tijdens het onderzoek zijn de volgende mestprodukties gevonden:

Qo 20 ton vaste mest, inclusief stro, per mestronde (voor 96 mestvarkens); 0 18 kg stro verbruik per afgeleverd

vlees-varken;

e 15 m3 gier per mestronde, voor 96 vlees-varkens.

Vaste mest heeft een soortelijk gewicht van 0,9. Omgerekend komt de vaste mestpro-duktie uit op 0,562 m3 vaste mest per mest-varkensplaats (inclusief stro). Wanneer men de hoeveelheid stro die toegevoegd is in mindering brengt bedraagt de vaste

mestproduktie 0,514 m3 per mestvarkens-plaats per jaar.

De gierproduktie bedraagt ongeveer 1,0 m3 per vleesvarkensplaats per jaar uitgaande van 1,5 m3 per mestvarkensplaats. De metingen komen veel lager uit zodat gecon-cludeerd moet worden dan niet alle gier gemeten is.

Uitgaande van een mest- en urineproduktie van 1,5 m3 à 10% ds. wordt per jaar 150 kg ds. geproduceerd. De hoeveelheid dikke mest bedraagt 515 I of 463 kg en heeft gemiddeld een d.s.-gehalte van 26,8%. Daarin bevindt zich dus 124,2 kg ds. De resterende droge stof zit in de gier, welke een ds-gehalte kent van 2,4%. Dit bete-kent dus 1.070 1.

De volgende opslag capaciteit dient dan aanwezig te zijn voor een stal met 480 vleesvarkens en een opslag periode van 6 maanden:

+ vaste mest, mestplaat capaciteit 135 m3/6 mnd;

@ gier, 260 m3/6 mnd. Gieropslag

Wanneer men uitgaat van een bestaande situatie met diepe opslagkelders en een geheel onderkelderde afdeling dan kan men de gier in de kanalen onder de

(28)

gang en de dichte vloer op slaan.

De aanwezige opslag capaciteit bedraagt dan 39 m3 (uitgaande van een maximale benutting van 90%) voor een afdeling van 80 vleesvarkens. Wanneer men de gier voor 6 maanden op wil slaan dient er voor 80 vleesvarkens 43 m3 opgeslagen te worden.

De ruimte onder de dichte vloer is dus bijna voldoende.

Om de gier af te voeren van de giergoot naar de opslag kelder dienen voorzieningen getroffen te worden. Hier is uitgegaan van een extra pomp.

Bij de verbouwkosten voor de stal zijn de kosten voor de gierafvoer meegenomen extra zijn nu de kosten voor een pompput (f 4.500,- voor een put van 10 m3, pomp (f 2.000,- inclusief aansluitingen) en retour-leidingen naar de opslag kelders (met afsluiters, totaal ca. f 1.720,-). De kosten bedragen ca. f 8.120,-.

Wanneer men een pompput van 10 m3 aan-schaft, dient deze lx in de 10 dagen te wor-den leeggepompt naar een opslaggedeelte. Vaste mestopslag

De vaste mest kan op een mestplaat wor-den opgeslagen. Deze dient dan wel

over-kapt te zijn om regeninslag te voorkomen. De mestplaat dient 135 m3 vaste mest op te kunnen slaan. Wanneer men uitgaat van een hoogte van 2 meter dan dient de mest-plaat een oppervlak te hebben van 70 m? De kosten voor deze mestplaat inclusief muurtje om de mestplaat en de overkap-ping zijn door het CAD-BV (het huidige IKC-VZ) berekent op f 1 lO,-/m?

Voor de opslag van 150 ton vaste mest is een oppervlak van 104 m* noodzakelijk (kosten vaste mest opslag

f 11

.OOO,-). 4.2.9 Totale investeringen

De totale extra investeringskosten voor een stal met 480 vleesvarkens komt dan uit op

f

92.030,- (exclusief kosten voor opslag gier en vaste mest).

In tabel 9 worden alle kosten nog eens weergegeven.

4.3

Jaarlijkse kosten

De jaarlijkse kosten zijn onderverdeeld in vaste kosten en variabele kosten. Onder de vaste kosten wordt verstaan rente, afschrij-ving, onderhoud en arbeid. Onder de varia-bele kosten worden kosten verstaan zo als stro verbruik, besparing op warmte verbruik

Tabel 9:

De investeringskosten voor de aanschaf van een mestschuif voor een stal voor 480

vleesvarkens.

Table 9: The investment costs of the separation/scraper system in a

480

head pig house.

Onderdeel Kosten (excl BTW)

* mestschuif * mestketting * montage l electricteit + verbouw afdeling * opvangkanaal * opvoerput * gieropslag *2 * vaste mest opslag * cv-installatie *l f

37.000,-f

15.400,-f

9.100,-f

10.500,-f

22.200,-f

4.840,-f

2.990,-f

8.120,-f

11.000,-f

1

o.ooo,-totale investeringskosten

f

111.150,-“1: Als gevolg van het gebruik van stro behoeft de ruimte niet bijverwarmd te worden en kan er dus bespaard worden op de aanschafkosten van een cv-installatie.

(29)

en besparing in mest afzet kosten. In tabel 10 worden de jaarlijkse kosten weergegeven.

De jaarlijkse mestproduktie in een stal met 480 plaatsen bedraagt 3,36 m3 gier en 270 m3 dikke mest (incl. stro). De afzetkosten bedragen dus totaal f 4.035,- De afzet van ongescheiden mest incl. stroresten kost

f

6.300,-. Wordt er geen stro toegevoegd dan scheelt dat ongeveer 20m3 dikke mest op jaarbasis. De afzetkosten zijn dan

f

50,-lager. Wordt geen scheiding toegepast en geen stro toegevoegd dan dalen de bere-kende afzetkosten met 20m3 à

f

8,75 =

f

175,~.

Per mestvarkensplaats zijn de mestafzetkos-ten op jaarbasis na scheiding lager. Het ver-schil bij gebruik van stro bedraagt

f

472,-. Zonder strogebruik is de afzet van mest

f

4,46 per mestvarkensplaats goedkoper.

Op basis van deze aannamen kunnen de nettokosten van deze mestscheiding bere-kend worden;

met gebruik van stro

f

15,78 per afgeleverd varken;

zonder gebruik van stro

f

13,18 per afgele-verd varken.

Deze kosten worden dus gemaakt ten behoeve van lagere NH3-emissie, beter stal-klimaat en beter welzijn voor de dieren (bij strogebruik).

Voor een benadering van de mestafzetkos-ten wordt uitgegaan van:

afzetkosten van de varkensmest (18% ds.) via de mestbank bedragen

f 11,25/m3;

afzetkosten van de dikke mest na schei-ding (> 18% ds.) bedragen

f

4,-/m3; afzetkosten gier in omgeving bedrijf kost

f

10,-/ms.

Tabel 10:

De jaarlijkse kosten voor mestscheiding onder de roosters voor een stal met 480

vleesvarkens.

Table 10: The annual running costs of the separation/scraper system in a 480 head pig

house.

kosten exclusief B.T.W. vaste kosten

extra investering

- rente (9% van de halve investering) - onderhoud 2% bouwkundig voorz.

3% apparatuur

- afschrijving 5% bouwkundig voorz. 10 % apparatuur extra arbeid

(f

28.50,-/manuur) - uitschuiven en stro toevoegen

20 minuten per dag verandering vaste variabelen variabele kosten

- energieverbruik

118 kWh per jaar á

f 0,18

per kWh - stroverbruik 18 kg dier

á

f

383,-/ton (3 mestronden/jaar) - gas verbruik cv-installatie

(f

3Jvarken)

verandering variabele kosten verandering saldo

kosten per m.v.p

kosten per vleesvarken (incl. stro) kosten per vleesvarken (excl. stro,

incl. verw)

f

4.826,-f

915,-f

1.845,-f

2.288,-f

6.150,-_f

3.325,-f

19.349,-f 21 !-f 9.935,-f 4.320,--

f

5.636,-f 24.985,-f 52,05

f

17,35

f 14,67 29

(30)

5 CONCLUSIE EN DISCUSSIE

CONCLUSIONS AND DISCUSSION

Het onderzoek heeft aangetoond dat met behulp van hellende kanaalvloeren in com-binatie met een mestschuif goede schei-dingsresultaten zijn te bereiken. Het sys-teem heeft ook bewezen dat bij gebruik van stro in de hokken de mestafvoer eveneens goed voldoet. Helaas is onder de proefom-standigheden geen betrouwbare indruk ver-kregen over het effect van dit scheidings-/uitmestsysteem op de NH3-emissie. Wel is het gerechtvaardigd om uit te gaan van een lagere emissie. De zoötechnische resultaten in de afdeling met genoemd systeem ver-schillen ondanks de grote hokbevuiling niet met afdelingen waarin de mest onder de roosters wordt opgeslagen. De kosten voor dit systeem zijn berekend op basis van een stal voor 480 mestvarkens met 6 dwars geplaatste afdelingen en een halfroostvloer. De meerkosten bedragen per afgeleverd varken f 14,67 zonder strogebruik. Wordt wel stro gebruikt dan zijn deze kosten

f

17,351. Daarbij is geen rekening gehouden met andere (lagere) afzetkosten voor de mest. Omdat de afzetkosten sterk per bedrijf verschillen en er bovendien geen tarief bestaat voor gier, zijn geen voldoende betrouwbare cijfers te geven. Voor bedrijven met een plaatsingsmogelijkheid voor een deel van de mest op eigen bedrijf of in de directe omgeving zullen de afzetkosten dalen. Daarbij wordt verondersteld dat de dikke mest afgevoerd wordt en de gier op korte afstand wordt aangewend. Een globa-le benadering globa-leert dat de kosten ten

gevol-6 LITERATUUR

CONSULTED LITERATUUR

- Buré, R.G., Kerk, P. van de en Koomans, P. Het verstrekken van stro, compost en tuin-aarde aan mestvarkens (IMAG publicatie no. l90), Wageningen 1983.

ge van een goedkopere mestafzet dalen met ongeveer

f

1,50 per afgeleverd varken. In de beginfase van het onderzoek zijn een aantal technische problemen (kabelbreuk) opgetreden met de mestschuif. De ervaring heeft geleerd dat die problemen voorkomen kunnen worden door:

- zo glad en vlak mogelijk afwerken van de kanaalvloeren;

- verzwaarde schuiven, welke goed afge-steld staan op de vloer;

- geen over elkaar lopende kabels op de aandrijfschijf.

Indien daaraan voldaan is dan zal zich geen mest vasthechten aan de vloer, waar-door de schuif of opgetild wordt of vast =loopt. Wordt de schuif opgetild dan zal het

moment bereikt worden dat hij klem komt tegen de onderkant van de roostervloer. In beide situaties slaat de aandrijfmotor ther-misch uit en worden de kabels overbelast totdat spoedig kabelbreuk optreedt. Ook is duidelijk geworden dat de combina-tie van dwarsgeplaatste troggen met de hel-lende dichte vloer heeft geleid tot een onac-ceptabele hokbevuiling.

Uit het meetprogramma van het IMAG is gebleken dat de NH3-emissie bij afzonderlij-ke aanwending van de gier en vaste mest lager is dan bij het uitrijden van dunne, ongescheiden mest.

- RIVM

Evaluation procedure 1990 of the dutch proirity program on acidification (ver-schijnt binnenkort).

- Kroodsma, W. en Poelma, H.R.

Mestscheiden (IMAG publicatie no. 209), Wageningen 1985.

(31)

BIJLAGE 1

APPENDIX 1

Het voerschema voor vleesvarkens (gelten) in de afdeling met mestscheiding onder de

roosters.

The feeding scheme (females).

Week Diergewicht

in kg

Ew-opname

_

-Kg voer per ds. opn. dier per dag in kg

1 20-23 2 23-26 3 26-30 4 30-34 5 34-39 6 39-44 7 44-49 8 49-55 9 55-6 1 10 61-67 11 67-73 12 73-79 13 79-85 14 85-9 1 15 91-97 16 97-103 17 103-109 1 0 (1 L3 L5 1 7 1:9 219 2 31 2 59 2 7 218 2 9t 3 09 31i 3 29 3 2! 3 2Y 0,94 1,04 1,23 1,42 156 1,79 1,93 2,ll 2,29 2,48 2,57 2,66 2,75 2,84 2,94 2,94 2,94 0,83 0,92 -l,O8 1,245 1,41 1,58 1,70 1,86 2,02 2,18 2,26 2,34 2,42 2 5 2’59 2’59 2’59j 31

(32)

REEDS EERDER VERSCHENEN PROEFVERSLAGEN

PUBLISHED RESEARCH REPORTS

Proefverslag P 1.31 “Afleveren mestvarkens” Proefverslag P 1.32

“Waterverbruik bij onbeperkt gevoerde var-kens”

Proefverslag P 1.33

“Lysine- en energiegehalte in vleesvarkens-voer”

Proefverslag P 1.34

“Invloed van voeding van biggen en slacht-varkens op groei en karkaskwaliteit”

Proefverslag P 1.35

“Opfok gespeende biggen” Proefverslag P 1.36

“Inseminatie van opfokzeugen bij eerste bronst of tweede bronst”

Proefverslag P 1.37

“Vergelijking tussen twee plafondventilatie-systemen en werkgangventilatie bij mest-varkens,’

Proefverslag P 1.38

“Wel of niet aanbinden van zeugen in het kraamopfokhok”

Proefverslag P 1.39

“Periodiek werk op zeugenbedrijven, het weekschema en alternatieven”

Proefverslag P 1.40

“Bedrijven met Scharrelvarkens. Een enquê-te onder bedrijven met scharrelvarkens in

1988”

Proefverslag P 1.41

“Kwaliteitsverschillen bij biggen en vlees-varkens”

Proefverslag P 1.42

“Opfok van gespeende biggen” Proefverslag P 1.43

“Klimaatsnormen voor varkens” Proefverslag P 1.44

“Kwaliteitsverschillen bij biggen en moge-lijkheden tot meten en uitbetalen”

Proefverslag P 1.45

“Brijvoedering gespeende biggen” Proefverslag P 1.46

“Ruwe celstofrijke voeders voor dragende zeugen”

Proefverslag P 1.47

“Toepassing van biobedden in de varkens-houderij”

Proefverslag P 1.48

“Toevoeging van Calprona-P aan biggen-voeders”

Proefverslag P 1.49

“Ontsloten gerst en Borcilac in biggenvoe-ders”

Proefverslag P 1.50

“De invloed van het aantal zaadcellen per inseminatie op de reproduktie-resultaten bij varkens”

Proefverslag P 1.51

“Mestscheiden onder de roosters” Exemplaren van proefverslagen kunnen worden verkregen door f 750 per verslag over te maken op postgirorekeningnummer 51.73.462 ten name van het Proefstation voor de Varkenshouderij, Lunerkampweg 7, 5245 NB ROSMALEN, onder vermelding van het gewenste verslagnummer.

U kunt zich ook abonneren op het periodiek PRAKTIJKONDERZOEK VARKENSHOUDE-RIJ. U ontvangt dan 6 keer per jaar een periodiek met daarin de resultaten van het onderzoek. U heeft dan de mogelijkheid om onderzoeksverslagen gratis te bestellen. Bovendien ontvangt u de jaarverslagen van de regionale proefbedrijven en het Proefsta-tion gratis. U kunt zich hierop abonneren door f 45,- over te maken op postgiroreke-ningnummer 51.73.462 ten name van het Proefstation voor de Varkenshouderij, Luner-kampweg 7’5245 NB ROSMALEN, onder vermelding van POV, Nieuw abonnement

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

Daar komt nog bij dat er veel vragen te stellen zijn bij de ‘beschrijfkracht’ van het evolutiemodel en dat het zeker geen ‘voorspelkracht’ heeft: ik zou niet weten wat het voor

Wat dan wèl de drijvende krachten waren, welke theore- tische winst, om maar een voor de hand liggende factor te noemen, bijvoorbeeld verwacht werd van de recente stap

noodzakelijk om het begrip ‘grootste ge- mene deler’ opnieuw te interpreteren en te definiëren, het algoritme enigszins aan te passen en aanvullende keuzes te ma- ken, maar het

In de voorbije vijf jaar werd zeven maal een klacht neergelegd door een werknemer of vak- bondsafgevaardigde van een bedrijf.- Deze klachten hadden betrekking op volgende za- ken:

Hoewel hierdie hoek oar die Noordoos-Ttans- vaalse myndorp Phalaborwa reeds 'n paar jaar gelede gepubliseer is, verdien dit nogtans wyer bekendstelling.. Die hooftitel is 'n

Hierop volgde aanvankelijk herstel maar, toen de conditie van patiënt enkele weken later sterk achteruitging, werd in overleg met twee schoonzonen besloten het beleid verder

`natuurlijke' kenmerken van mannen en vrou- wen hebben een verstrekkende invloed. Niet alleen vloeien er `rol-vooroordelen' uit voort, maar ook leiden ze ertoe dat vrouwen zich

Voor sommige instrumenten zijn voldoende alternatieven – zo hoeft een beperkt aantal mondelinge vragen in de meeste gevallen niet te betekenen dat raadsleden niet aan hun