• No results found

De prestatiebeloning als maatschappelijke zondebok : de wijze waarop de media over prestatiebeloningen bericht

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "De prestatiebeloning als maatschappelijke zondebok : de wijze waarop de media over prestatiebeloningen bericht"

Copied!
36
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

De prestatiebeloning als

maatschappelijke zondebok

De wijze waarop de media over prestatiebeloningen bericht

Bachelor thesis Corporate communicatie 16-01-2017 Johan Willems 11048093 Begeleider: Dr. J.W. Boumans Universiteit van Amsterdam Communicatiewetenschap Woorden: 6393

(2)

Abstract: Eerder onderzoek heeft laten zien dat er meer geschreven wordt over

prestatiebeloningen in de financiële sector dan de commerciële sector, met name in de populaire en financiële kranten (Core, Guay & Larcker, 2008; Kuhnen & Niessen, 2012). In dit onderzoek is de publieke sector ook meegenomen en zijn de kwaliteitskranten toegevoegd. Met betrekking tot de berichtgeving rondom prestatiebeloningen is er onderzocht hoe toon en sensatiegehalte tot verhouding staan met de soort krant en de soort sector. Hiervoor zijn in totaal 315 artikelen uit 2015 geanalyseerd, verdeeld over drie kranten die representatief zijn voor de kwaliteitskranten (De Volkskrant), de populaire kranten (De Telegraaf) en de financiële kranten (Het Financieele Dagblad) van Nederland. Door middel van een inhoudsanalyse komt naar voren dat populaire kranten het meest negatief berichten over prestatiebeloningen, voornamelijk over de financiële sector. De prominentieanalyse wijst uit dat het meest geschreven wordt over de financiële sector met betrekking tot prestatiebeloningen in alle drie de kranten. Het hoogste sensatiegehalte komt voor bij populaire kranten, waarbij er per sector weinig verschil is. Opvallend is dat er in alle kranten negatiever over de prestatiebeloning geschreven wordt met betrekking tot de publieke sector dan de commerciële sector. Verder wordt het letterlijke bonusbedrag zelden genoemd en wordt er in de krantenartikelen weinig aandacht besteed aan organisaties om te reageren waarom de prestatiebeloning terecht zou zijn.

Keywords: executive compensation; media coverage; prestatiebeloning; kranten;

(3)

Inleiding

De media en zijn publiek vinden verhalen over prestatiebeloningen, bonuspakketten, overnames en corporate ego’s nieuwswaardig. Een nieuwspresentator suggereerde dat zulk soort verhalen elke dag, elke aflevering van een grote hitserie verslaan (Hamilton & Zeckhauser, in Thomas, 2016). Deze nieuwswaardigheid begon in de Verenigde Staten steeds meer een fysieke vorm van bezorgdheid aan te nemen in de samenleving. Bewegingen zoals “Occupy Wall Street” illustreren deze bezorgdheid, een beweging die niet binnen de landsgrenzen van de Verenigde Staten is gebleven (Kuhnen & Niessen, 2012). De maatschappelijke bezorgdheid heeft tot op heden niet veel onderzoek teweeg gebracht en het blijkt moeilijk te zijn om inzicht te krijgen in de precieze prestatiebeloningen die worden uitgedeeld doordat organisaties vandaag de dag nog steeds liever niet openbaar maken wat de leidinggevenden aan bonussen krijgen uitbetaald en in wat voor vorm, zoals obligaties, dat gebeurt (Core, Guay & Larcker, 2008). Met prestatiebeloning wordt bedoeld: een positieve financiële prikkel, direct of indirect, om de persoonlijk behaalde resultaten van beloning te voorzien. Het schrijven over prestatiebeloningen in kranten is van invloed op de hoogte van de beloning; vooral financiële kranten hebben invloed op de hoogte van de prestatiebeloningen van organisaties (Core et al, 2008). De toon is in eerder onderzoek wel meegenomen, echter blijft het op een oppervlakkig niveau. Dat wil zeggen dat er naar de algehele toon van het artikel is gekeken en niet of de negativiteit zich vooral richt op de hoogte van de beloning, de organisatie, de sector of bijvoorbeeld op de persoon die de beloning ontvangt. Wel is duidelijk geworden dat er vooral negatief bericht wordt over organisaties met betrekking tot de prestatiebeloning, maar er geen vergelijking is gemaakt tussen de financiële en commerciële sector. Daarnaast is de publieke sector buiten beschouwing gelaten (Melis, Gaia & Carta, 2014; Kuhnen & Niessen, 2012). Dit onderzoek neemt de publieke sector wel mee zodat deze vergeleken kan worden met de commerciële en financiële sector en op wat voor wijze kranten over de publieke sector berichten met betrekking tot de prestatiebeloning.

Eerder onderzoek heeft berichten over de prestatiebeloningen in kranten vergeleken met de mate van negatieve of positieve toon (Hooghiemstra, Kuang & Qin, 2015; Core et al, 2008), maar is er geen aandacht besteed of dit op sensationele of objectieve wijze gebeurt. Deze studie onderzoekt sensatiegehalte en of bepaalde kranten met

(4)

betrekking tot de prestatiebeloning daar meer gebruik van maken dan andere. Daarbij wordt gekeken naar emotie, conflict, schandalen en of er op de menselijke kant van het verhaal wordt ingespeeld. De onderzoeksvraag die centraal staat bij deze studie is:

Op welke wijze wordt de prestatiebeloning van commerciële, financiële en publieke organisaties in het nieuws gebracht?

In het conceptueel model wordt uitgelegd hoe de onderzoeksvraag en de bijbehorende deelvragen tot stand zijn gekomen. In de methode- en analyseplansectie wordt duidelijk hoe de verschillende variabelen zoals toon, sector, soort krant en sensatiegehalte worden onderzocht. Tevens komt hier aan de orde waarom zowel een inhoudsanalyse als een prominentieanalyse moet worden uitgevoerd om een antwoord te verkrijgen op de onderzoeksvraag. In de resultatensectie worden de deelvragen met betrekking tot sensatiegehalte, toon, sector, bonus en verantwoording behandeld waarna de conclusie en discussie uiteen worden gezet. Verder worden er na kritische reflectie van de resultaten vervolgstudies gesuggereerd.

Conceptueel model

Uit de literatuur wordt duidelijk dat er verschillende variabelen zijn die invloed hebben op de hoogte van de prestatiebeloning en de media-aandacht die het genereert. Deze studie richt zich op de gegenereerde media-aandacht bij verschillende soorten organisaties uit de publieke, commerciële en financiële sector en of er sprake is van een bepaalde mate van sensatie in verschillende type kranten.

Sensatiegehalte

De hoogte van de prestatiebeloning is voor media van belang, net als de focus op de mate van negativiteit en niet positiviteit (Core et al, 2008). Volgens Grabe, Zhou, Lang en Bolls (2000) en Pantti (2010) en Uribe en Gunter (2007) is de kans op sensatie groter als er op de negatieve toon wordt gefocust. Echter, dit kan erg verschillen per artikel. Verder omschrijven deze onderzoekers sensatiegehalte als een emotie-opwekkende eigenschap van het nieuws. Hier vallen onderwerpen onder zoals conflict, schandalen, human interest (een artikel over mensen en hun problemen, zorgen of prestaties dat interessant kan zijn voor de lezer) en negatieve emoties (Davis & McLeod, 2003; Slattery, Doremus & Marcus, 2001; Sparks, 2000). In het nieuwsartikel moet uit de context een negatieve emotie te halen zijn, geen emotie is

(5)

ook een optie. Naast emoties is conflict een hoofdkarakteristiek om sensatiegehalte te meten. De aanwezigheid van conflict wordt gemeten door te kijken naar de vaak negatieve interactie tussen een minderheidsgroep en een meerderheidsgroep of meerdere groepen (Wang, 2012). Bij artikelen met een hoog sensatiegehalte worden volgens Davis en McLeod (2003) vaak zoveel mogelijk persoonlijke onderwerpen naar voren gehaald om bij de lezer emoties op te wekken of een mening te vormen. Het gebruiken van persoonlijke onderwerpen valt onder human interest. Ten slotte vallen schandalen onder sensatiegehalte. Schandalen spelen in op de primitieve menselijke behoefte om over het onderwerp op de hoogte te zijn zodat men weet welk gedrag vermeden moet worden (Davis & McLeod, 2003).

In totaal worden deze vier items gebruikt voor het meten van sensatiegehalte: conflict, schandalen, human interest en emoties (Slattery et al, 2001; Uribe & Gunter, 2007). Om erachter te komen hoe het sensatiegehalte kan verschillen per krant en per sector, luidden de eerste twee deelvragen als volgt:

DV1: Bevat berichtgeving over prestatiebeloningen in populaire kranten een hoger gehalte van sensatie dan berichtgeving in financiële- en kwaliteitskranten?

DV2: Bevat berichtgeving over prestatiebeloningen in de financiële sector een hoger gehalte van sensatie dan berichtgeving in de commerciële en publieke sector?

Toon

Uit eerder onderzoek is gebleken dat populaire kranten meer negatieve berichten over de prestatiebeloning publiceren dan financiële kranten (Hooghiemstra et al, 2015). Zowel Core en collega’s (2008) als Hooghiemstra en collega’s (2015) hebben gebruik gemaakt van een inhoudsanalyse om de relatie tussen toon en berichtgeving in de media te analyseren. In deze artikelen is er een verschil gemaakt tussen negatieve toon omtrent de prestatiebeloning en non-negatieve toon (Hooghiemstra et al, 2015; Core et al, 2008). Met non-negatieve toon wordt zowel positieve als neutrale berichtgeving bedoeld. In dit onderzoek worden positieve en neutrale toon niet samengevoegd zoals dat bij Core en collega’s (2008) en Hooghiemstra en collega’s (2015) wel aan de orde is. Toon wordt gemeten aan de hand van de algemene indruk,

(6)

gebaseerd op de overheersende positieve, neutrale of negatieve woorden en zinsconstructies, quoteringen daarbij uitgesloten.

Verder meet toon waar de focus van de positiviteit/neutraliteit/negativiteit zich het meest op richt. Bijvoorbeeld op de prestatiebeloning zelf, de organisatie, de sector of op de persoon die de bonus ontvangt. (Kuhnen & Niessen, 2012; Islam 2002; Malmendier & Tate, 2008). Deelvragen drie en vier luiden:

DV3: Is de toon van de berichtgeving over prestatiebeloningen vaker gericht op de prestatiebeloning, sector, organisatie of persoon?

DV4: Is de toon van de berichtgeving over prestatiebeloningen verschillend tussen de soorten kranten?

Sector

Voorgaande studies hebben zich gericht op een specifieke sector. Zo focust Thomas (2016) zich op een specifieke case van Barclays, een bank uit het Verenigd Koninkrijk. Melis en collega’s (2015) hebben zich gericht op meerdere banken uit het Verenigd Koninkrijk en Italië. Hooghiemstra en collega’s (2015) richten zich op commerciële organisaties (niet de bancaire sector) net zoals Core en collega’s (2008). Andere studies focussen meer op de publieke opinie (Bednar, 2012; Kuhnen & Niessen, 2012; Dyck, Volchkova & Zingales, 2008). In geen van de gevonden literatuur worden verschillende financiële, commerciële of publieke organisaties met elkaar vergeleken. Deze studie gaat deze sectoren wel vergelijken.

Volgens Desmidt en Heene (2005) streven publieke organisaties door middel van creatie en distributie maatschappelijke waarden na. Onder publieke organisaties worden de overheid, ministeries, politie, regering, Nederlandse Publieke Omroep (NPO), en agentschappen geschaard. Ook semioverheidsorganisaties zoals zorginstellingen, Nederlandse Spoorwegen, en onderwijs- en onderzoeksinstellingen worden in dit onderzoek onder de publieke sector geschaard (Desmidt & Heene, 2005).

(7)

Commerciële organisaties zijn organisaties met een winstoogmerk die de consument voorziet van een product of (niet-financiële) dienst (Malmendier & Tate, 2008). De financiële sector levert voornamelijk financiële diensten waar net als de commerciële sector een winstoogmerk mee gemoeid gaat.

Onder de financiële sector worden banken, verzekeraars en vermogensbeheerders verstaan (Malmendier & Tate, 2008). Om het verschil tussen de sectoren te onderzoeken is deelvraag vijf als volgt opgesteld:

DV5: Is de toon van de berichtgeving over prestatiebeloningen verschillend tussen de financiële, commerciële en publieke sector?

Bonus

De berichtgeving die onderzocht wordt met deze studie draait om de prestatiebeloning. Core en collega’s (2008) geven aan dat kranten voornamelijk kijken naar het totale jaarlijkse loon als maatstaf voor de prestatiebeloning. In deze studie worden alle vormen van bonus, zoals obligaties, extra pensioen, extra salaris, jaarlijkse bijdrages, et cetera meegenomen (Malmendier & Tate, 2008). Door gebrek aan data kunnen er geen bonussen vergeleken worden. Echter, kan het wel interessant zijn om te kijken of de desbetreffende bonus letterlijk wordt genoemd in het artikel. Zoals Core en collega’s (2008) melden is de hoogte van de prestatiebeloning voor media van belang. Er is echter weinig bekend of het bedrag ook benoemd wordt en of het aantal benoemingen verschilt per krant. Deelvraag zes luidt:

DV6: Wordt de desbetreffende prestatiebeloning in de krantenartikelen benoemd?

Verantwoording

Naast het onderzoeken of de bonus letterlijk wordt benoemd zijn er diverse manieren voor organisaties om verantwoording af te leggen aan het publiek over de ontvangen prestatiebeloning. Een aantal landen, zoals Engeland, hebben het openbaren van topsalarissen en bonussen vastgelegd bij wet (Point, 2005). Vaak gebeurt dit via jaarrapporten. Sommige organisaties zien het openbaren van topsalarissen en bonussen als een voorwaarde om betrouwbaar en geloofwaardig over te komen

(8)

richting de maatschappij (Luo, Liu & Zhang, 2013). In Nederland is het openbaren van topsalarissen en prestatiebeloningen alleen verplicht in de (semi)publieke sector (Rijksoverheid). De andere twee sectoren zijn hiertoe niet verplicht. De verantwoording met betrekking tot de prestatiebeloning van diverse organisaties in Nederlandse kranten is tot heden niet onderzocht. Om eventuele verschillen aan te tonen luidt deelvraag zeven als volgt:

DV7: Bestaat er een relatie tussen type krant en het verantwoorden van de hoogte van de prestatiebeloning?

Methode- en analyseplan

De gekozen analysestrategie om een antwoord te verkrijgen op de onderzoeksvraag is een inhoudsanalyse en een prominentieanalyse. De inhoudsanalyse stelt ons in staat om krantenberichten te analyseren op de variabelen die voor dit onderzoek belangrijk zijn. Bovendien kan er door middel van de inhoudsanalyse de sterkte van diverse verbanden onderzocht worden. De prominentieanalyse kijkt naar de hoeveelheden krantenberichten per sector met betrekking tot de prestatiebeloning. Bij het zoeken naar berichten zijn de kranten Het Financieele Dagblad (financiële krant), De

Volkskrant (kwaliteitskrant), en De Telegraaf (populaire krant) gebruikt. Deze drie

kranten hebben de meeste berichten in hun categorie gepubliceerd met betrekking tot de prestatiebeloning met het gebruik van de zoektermen in de elektronische database Lexis Nexis (Bakker & Scholten, 2011; Schaap & Pleiter, 2012). De variabelen die samen sensatiegehalte meten worden na meerdere beoordelingen manifest gemaakt.

Sensatiegehalte

Sensatiegehalte wordt primair meegenomen om te kijken of bepaalde sectoren hogere gehaltes van sensatie bevatten dan andere sectoren in berichtgeving. Core en collega’s (2008) meten sensatiegehalte door te kijken of de hoogte van de prestatiebeloning redelijk was in de omschreven omstandigheden en of het artikel onnodig negatief was. Verder keken Core en collega’s (2008) of de negatieve media-aandacht een positief verband had met het totale loon, zonder aanpassingen voor wat een topbestuurder zou moeten horen te verdienen. Omdat dit moeilijk meetbaar is voor deze studie door gebrek aan databases over de daadwerkelijke lonen, worden er naar andere factoren gekeken.

(9)

Slattery en collega’s (2001) en Uribe en Gunter (2007) meten sensatiegehalte door middel van vier factoren die ook gelden voor deze studie, namelijk: (1) is er sprake van conflict tussen twee of meerdere partijen?, (2) is het artikel op de menselijke kant van het verhaal gericht?, (3) valt het artikel onder schandalen met betrekking tot de prestatiebeloning? en (4) zijn in het artikel sporen van angst of boosheid te herleiden? Deze vier vragen vormen samen de variabele sensatiegehalte. De antwoordcategorieën zijn dichotoom en lopen van 1, “nee”, tot 2, “ja”. Na het verzamelen van de data worden deze vier vragen gehercodeerd naar 0 “nee” en 1 “ja” waarna een schaal kan worden gemaakt.

Sector

Om verschillen te kunnen meten hoe vaak berichtgeving met betrekking tot de prestatiebeloning voorkomt tussen de drie verschillende sectoren is een extra analyse nodig in de vorm van een prominentieanalyse. Bij het differentiëren van de drie sectoren is gekeken naar de diensten die deze sector verleent. Het kan voorkomen dat een bank (deels) afhankelijk is van de overheid, wat onder publieke sector valt. Er is gekozen om deze organisaties desalniettemin onder de financiële sector te scharen omdat een bank niet permanent steun ontvangt van de overheid en overheidsgesteunde banken een winstoogmerk hebben en dit niet het primaire doel is bij publieke organisaties. Naast de prominentieanalyse wordt de variabele sector gebruikt in de inhoudsanalyse om te meten of er verschillen zijn tussen de sectoren en (negatieve) toon.

Toon

Toon wordt door de gevonden literatuur geoperationaliseerd als negatief en non-negatief doordat er meer negatieve berichtgeving is dan neutrale en positieve berichtgeving (Kuhnen & Niessen, 2012; Joe, Louis & Robinson, 2009). In deze studie worden positieve en neutrale berichtgeving niet uitgesloten. Toon wordt geanalyseerd door te kijken naar de algemene indruk van het artikel. Er wordt niet alleen naar de kop van het artikel gekeken maar naar de schrijfwijze van het hele artikel en daaruit wordt de conclusie getrokken of deze overheersend positief, neutraal of negatief is. De algemene toon wordt naderhand gehercodeerd als een driepuntschaal van -1 (negatief) tot +1 (positief) en waar 0 neutraal is.

(10)

De andere variabelen voor toon “toon gericht op prestatiebeloning”, “toon gericht op organisatie”, “toon gericht op sector”, en “toon gericht op persoon” worden apart geanalyseerd door middel van een kruistabel.

Hoogte prestatiebeloning

Naast sensatiegehalte en toon wordt ook de hoogte van de prestatiebeloning meegenomen. De hoogte van de prestatiebeloning is in eerder onderzoek als ratio variabele meegenomen (Bednar, 2012; Kuhnen & Niessen, 2012; Core et al, 2008). In deze studie wordt gekeken of de prestatiebeloning wordt benoemd en of de bonus meer dan 20% van het vaste salaris betracht. Volgens de Rijksoverheid (2015) mag de maximale prestatiebeloning voor de (semi)publieke sector in Nederland niet boven de 20% uitkomen. In deze studie wordt er gekeken naar het verschil in berichtgeving bij prestatiebeloningen boven en onder de 20% van het vaste salaris in alle drie de sectoren.

Data en sample | inhoudsanalyse

Met behulp van de database Lexis Nexis is een sample getrokken. De kranten Het

Financieele Dagblad, De Volkskrant en De Telegraaf zijn meegenomen. Er is gezocht

op nationale kranten tussen 1 januari 2015 en 1 januari 2016. De zoektermen zijn *bonus OR bonussen OR prestatiebeloning OR beloning* OR executive compensation AND NOT beloning AND NOT religion. In de tags van de niet bruikbare nieuwsberichten stond vaak “religion” waarna deze tag er is uitgehaald. ”Executive compensation” is aangevinkt waardoor er meer bruikbare nieuwsberichten bij kwamen. De sportsectie is buiten beschouwing gelaten omdat hier veel sporters en/of teams een beloning kregen voor hun prestaties, wat niet bij dit onderwerp aansluit. In totaal zijn er 1007 resultaten. De artikelen zijn gesorteerd van het nieuwste naar het oudste artikel. Om zeker te zijn dat elke soort organisatie per krant voldoende wordt meegenomen wordt er gewerkt met een quota. Als er 35 artikelen per krant per sector zijn geanalyseerd, dan worden later gevonden artikelen in die categorie niet meer meegenomen. In totaal zijn het 315 artikelen. De samplingeenheid is het krantenartikel en de registratie-eenheid is een referentie naar de prestatiebeloning in het artikel. Er is geen sprake van een contexteenheid omdat voor de analyse het gehele artikel wordt meegenomen. Voor de analyse wordt gebruik

(11)

gemaakt van twee tweewegs-variantieanalyses (MANOVA), een frequentietabel en kruistabellen.

De prominentieanalyse heeft per sector andere zoektermen gebruikt om tot de juiste sample te komen. Voor de gedetailleerde totstandkoming per sample, zie appendix I.

Intercodeurbetrouwbaarheid

Om de betrouwbaarheid van antwoorden van codeurs te controleren is voor elke variabele apart de intercodeurbetrouwbaarheid berekend met behulp van de Krippendorf’s Alpha (appendix II). Twee codeurs hebben in totaal 26 artikelen dubbel gecodeerd. Wanneer de resultaten tussen de 0,68 en 0,80 liggen dan mogen deze geïnterpreteerd worden als redelijk betrouwbaar. Wanneer de resultaten 0,80 of hoger zijn dan mogen deze resultaten geïnterpreteerd worden als betrouwbaar. Alle variabelen zijn voldoende betrouwbaar. De laagste betrouwbaarheidsscore is 0,68. Deze score behoort tot de vraag: zijn deze bedrijven uit dezelfde sector? De hoogste indicator had een waarde van 1,00 en behoort bij de vraag: hoe wordt de bonus verantwoord? De vier latente variabelen resulteerden allen redelijk betrouwbaar of betrouwbaar. De eerste latente variabele “is in het artikel een conflict tussen twee of meerdere partijen?” had een waarde van 0,90. De tweede latente variabele “is het artikel gericht op de menselijke kant van het verhaal?” had een waarde van 0,90. De derde latente variabele “valt het artikel onder schandalen met betrekking tot prestatiebeloning?” had een waarde van 0,85. De laatste latente variabele “zijn in het artikel sporen van angst of boosheid aanwezig met betrekking tot de prestatiebeloning?” had een waarde van 0,74 en is daarmee de enige redelijk betrouwbare variabele. Voor het gehele codeboek, zie appendix III.

Constructie variabele sensatiegehalte

In deze studie is één latente variabele door middel van vier vragen tot stand gekomen. Door middel van een factoranalyse kan worden vastgesteld of de verschillende items samengevoegd kunnen worden om een schaal te vormen. Uit de factoranalyse met varimaxrotatie blijkt dat er één factor is die de nieuwe variabele “sensatiegehalte” meet. Er is een component met een Eigenwaarde hoger dan 1, namelijk 1,91. Dit is ook te zien aan de screeplot, waarbij er één component links van de knik zit. Er zijn

(12)

geen negatieve factorladingen en er hoeft niet gehercodeerd te worden. Alle factorladingen zijn hoger dan 0,45. De totale verklaarde variantie is 47,78%.

De schaal is opgebouwd uit vier variabelen, welke samen een redelijk betrouwbare schaal vormen (Cronbach’s α = 0,63). De schaal kan verbeterd worden als item “Is het artikel gericht op menselijke kant van het verhaal?” wordt verwijderd (Cronbach’s α = 0,64). Dit is een kleine verbetering ten opzichte van α = 0,63. Voor de schaal worden alle vier de items meegenomen. Nadat de items gehercodeerd zijn kan er een nieuwe schaal “sensatiegehalte” worden geconstrueerd. De schaal heeft een gemiddelde score van 0,45 met een standaardafwijking van 0,33. De schaal loopt van 0 tot 1.

Resultaten | Prominentieanalyse

In totaal resulteerden de drie aparte zoekopdrachten voor de prominentieanalyse in 471 artikelen (figuur 1). De financiële sector had in totaal 212 artikelen met betrekking tot de prestatiebeloningen, gevolgd door de publieke sector (n = 143) en de commerciële sector (n = 116). Het Financieele Dagblad brengt in alle drie de sectoren de meeste artikelen uit over de prestatiebeloning met betrekking tot de financiële sector (n = 98), publieke sector (n = 57) en de commerciële sector (n = 48). De

Telegraaf publiceert meer artikelen over prestatiebeloningen in de publieke sector (n

= 49) en de financiële sector (n = 64) dan De Volkskrant. De Volkskrant publiceert in de publieke sector 37 artikelen en 50 artikelen in de financiële sector. De Volkskrant publiceert in verhouding met Het Financieele Dagblad evenveel artikelen over de prestatiebeloning in de commerciële sector (n = 41). Het aantal artikelen in de publieke sector van De Telegraaf en Het Financieele Dagblad liggen in verhouding het dichtst bij elkaar (figuur 1). Het Financieele Dagblad publiceert in verhouding met De Telegraaf en De Volkskrant de meeste artikelen over de prestatiebeloning. Voor figuren per sector, zie bijlage IV.

(13)

Figuur 1. Totaal aantal publicaties per sector en per krant

Resultaten | Inhoudsanalyse

Om antwoord te geven op de onderzoeksvraag op welke wijze de prestatiebeloning in het nieuws wordt gebracht, zijn er verschillende analyses uitgevoerd. Echter, de volgorde van de beantwoording van de deelvragen loopt niet chronologisch. Er is gekozen om eerst de beschrijvende variabelen uiteen te zetten, door de kruistabellen en frequentietabellen te bespreken en zo de resultaten van context te voorzien voordat de complexere, meer verklarende variabelen door middel van de tweewegs-variantieanalyses besproken worden. Deelvragen drie, zes en zeven zijn beschrijvend, gevolgd door de verklarende deelvragen één, twee, vier en vijf.

Verbandtoon en krant en sector

Om deelvraag drie, “is de toon van de berichtgeving over prestatiebeloningen vaker gericht op de prestatiebeloning, sector, organisatie of persoon?”, te kunnen

beantwoorden is er door middel van verschillende kruistabellen gekeken op welk onderwerp de nadruk ligt. De toon van de artikelen zijn het vaakst gericht op de prestatiebeloning (91,7%), gevolgd door de persoon (39%). De toon van de artikelen zijn minder vaak gericht op organisatie (29,2%) en sector (22,2%). De kranten liggen procentueel dicht bij elkaar (appendix V). De toon is vaker gericht op een specifieke beloning (τ = 0,01) of persoon (τ = 0,05), maar het verband blijft klein.

0 50 100 150 200 250

Publieke sector Financiële sector Commerciële sector

(14)

Verband bonus en krant

Deelvraag zes luidt: Wordt de desbetreffende prestatiebeloning in de krantenartikelen benoemd? Om dit te beantwoorden is er gekeken tussen het verband van de letterlijke benoeming van de prestatiebeloning en het type krant (appendix VI). Alle kranten vermelden vaker niet (73,7%) dan wel (26,3%) de bonus. De letterlijke benoeming van de bonus gebeurt het vaakst in De Telegraaf (30,5%) en het minst vaak in Het

Financieele Dagblad (21,9%). Dit kan komen door gebrek aan informatie bij de

kranten. Goodman en Kruskal’s tau geeft aan dat het verband tussen de krant en de letterlijke benoeming van de bonus nihil is (τ = 0,006).

Verband verantwoording en krant en uitleg van de verantwoording

Deelvraag zeven luidt: Bestaat er een relatie tussen type krant en het verantwoorden van de hoogte van de prestatiebeloning? Over het algemeen bevat de berichtgeving over bonussen zelden verwijzingen naar verantwoording: van de 315 artikelen is er in 278 artikelen (88,3%) geen verantwoording opgenomen (appendix VII). De verantwoording die afgelegd wordt in kranten komt het vaakst voor in Het

Financieele Dagblad (16,2%) en het minst vaak in De Volkskrant (8,6%). Echter, in

het merendeel van de gevallen staat in de kranten geen verantwoording (88,3%). Het verband tussen verantwoording en krant is klein (τ = 0,01). In 37,8% van de gevallen wordt “Het staat in het contract / de bonus is afgesproken” als reden gegeven. Gevolgd door antwoordcategorie “Anders, namelijk…” (32,4%) en “Vergelijkbare organisaties keren dezelfde soort bonussen uit” (10,8%) en “Op topniveau horen topsalarissen” (2,7%). De andere antwoordcategorieën worden niet aangehaald als verantwoording (appendix VIII).

Verband tussen sensatiegehalte en type krant en sector

Om antwoord te verkrijgen op deelvraag één en twee is een tweewegs-variantieanalyse uitgevoerd. De resultaten voor deelvraag één en twee worden gezamenlijk behandeld ter verduidelijking van de afhankelijke variabele sensatiegehalte. Deelvraag één luidt: Bevat berichtgeving over prestatiebeloningen in populaire kranten een hoger gehalte van sensatie dan berichtgeving in financiële- en kwaliteitskranten?

(15)

Deelvraag twee is als volgt: Bevat berichtgeving over prestatiebeloningen in de financiële sector een hoger gehalte van sensatie dan berichtgeving in de commerciële en publieke sector?

Het sensatiegehalte loopt tussen de 0 (laag) en 1 (hoog). Uit de resultaten komt naar voren dat er een middelmatig significant effect is van het soort krant op het gehalte van sensatie, F(2, 306) = 28,60, p < 0,001, η2 = 0,15, en een klein significant effect van sector op het gehalte van sensatie, F(2, 306) = 5,22, p = 0,006, η2 = 0,03. De

Telegraaf heeft het hoogste gehalte van sensatie (M = 0,62, SD = 0,33). Berichtgeving

over de publieke sector in De Telegraaf bevat het hoogste sensatiegehalte (M = 0,79,

SD = 0,27). Hiermee wordt bevestigd dat populaire kranten een hoger gehalte van

sensatie bevatten dan financiële of commerciële kranten (DV1). In berichtgeving over de publieke sector van De Telegraaf wordt het meeste sensatie in toegepast. Gemiddeld komt het laagste sensatiegehalte voor in de berichtgeving van Het

Financieele Dagblad (M = 0,32, SD = 0,30); De Volkskrant zit in het midden (M =

0,41, SD = 0,29). De berichtgeving over de commerciële sector in Het Financieele

Dagblad bevat het minste sensatiegehalte (M = 0,23, SD = 0,28). Het interactie-effect

tussen soort krant en sector is significant maar de effectgrootte is klein, F(4, 306) = 0,31, p = 0,009, η2 = 0,04 (appendix IX).

Gebaseerd op deze steekproef en een significantieniveau van 5% (α = 0,05), kan worden geconcludeerd dat het effect van sector op sensatiegehalte anders is bij De

Telegraaf dan bij Het Financieele Dagblad en De Volkskrant. De berichtgeving in De Telegraaf bevat een hoger sensatiegehalte per sector dan Het Financieele Dagblad of De Volkskrant. De berichtgeving in Het Financieele Dagblad bevat alleen een hoger

sensatiegehalte in de financiële sector dan De Volkskrant, maar gemiddeld bevat Het

Financieele Dagblad een lager sensatiegehalte. De berichtgeving in de commerciële

sector bevat in Het Financieele Dagblad het laagste sensatiegehalte. Bij De

Volkskrant heeft de berichtgeving over de financiële sector het laagste

sensatiegehalte. Deelvraag 2 kan niet bevestigd worden op basis van dit onderzoek. De gemiddelden per krant liggen dichtbij de gemiddelden per sector behalve bij De

Telegraaf, daar wordt met een lager sensatiegehalte geschreven over de commerciële

(16)

Tabel 1

Verband tussen sensatiegehalte en soort krant en sector

Soort krant Sector Gemiddelde M Standaardafwijking SD Aantal N Het Financieele Dagblad Financiële sector 0,37 0,30 35 Commerciële sector 0,23 0,28 35 Publieke sector 0,35 0,30 35 Totaal 0,32 0,30 105 De Volkskrant Financiële sector 0,36 0,25 35 Commerciële sector 0,44 0,34 35 Publieke sector 0,42 0,28 35 Totaal 0,41 0,29 105 De Telegraaf Financiële sector 0,58 0,33 35 Commerciële sector 0,49 0,32 35 Publieke sector 0,79 0,27 35 Totaal 0,62 0,33 105 Totaal Financiële sector 0,44 0,31 105 Commerciële sector 0,39 0,33 105 Publieke sector 0,52 0,34 105 Totaal 0,45 0,33 315

Opmerking. Schaal varieert tussen een laag- (0) en hoog sensatiegehalte (1).

Verband tussen toon en type krant en sector

Om antwoord te verkrijgen of er een verband is tussen toon, type krant en sector is een tweewegs-variantieanalyse uitgevoerd. De resultaten voor deelvraag vier en vijf worden eveneens gezamenlijk behandeld ter verduidelijking van de afhankelijke variabele toon. Deelvraag vier luidt: is de toon van de berichtgeving over prestatiebeloningen verschillend tussen de soorten kranten? Deelvraag vijf is als volgt: is de toon van de berichtgeving over prestatiebeloningen verschillend tussen de financiële, commerciële en publieke sector? De toon loopt van -1 (negatief) tot plus 1 (positief). De resultaten laten zien dat er een significant klein effect is van soort krant

(17)

op de toon, F(2, 306) = 6,46, p = 0,002, η2 = 0,04. Sector heeft ook een significant klein effect op de toon, F(2, 306) = 3,80, p = 0,02, η2 = 0,02. Alle drie de kranten hebben een negatieve toon met betrekking tot de prestatiebeloning. De Telegraaf heeft gemiddeld de meest negatieve toon (M = -0,87, SD = 0,36) gevolgd door De

Volkskrant (M = -0,80, SD = 0,45) en Het Financieele Dagblad (M = -0,66, SD =

0,47). In alle drie de kranten wordt het meest negatief gepubliceerd over de financiële sector, gevolgd door de publieke sector. De berichtgeving over de publieke sector van

De Telegraaf bevat gemiddeld de meest negatieve toon (M = -0,88, SD = 0,32) en de

minst negatieve toon is terug te leiden naar de berichtgeving over de commerciële sector van Het Financieele Dagblad. Het interactie-effect tussen soort krant en sector is niet significant F(4, 306) = 0,26, p = 0,9 (appendix X).

Er kan geconcludeerd worden dat er verschil is tussen de toon en soort krant en sector. De Telegraaf schrijft het meest negatief met betrekking tot de prestatiebeloningen en van de sectoren schrijven de kranten het meest negatief over de financiële sector.

Deze steekproef is gebaseerd op een significantieniveau van 5% (α = 0,05). Er is een significant verband tussen het soort krant en sector op de toon van het artikel. De

Telegraaf heeft de meest negatieve toon per sector en Het Financieele Dagblad het

minst negatief per sector. Alle kranten schrijven met negatieve toon met betrekking tot de prestatiebeloning.

Tabel 2

Verband tussen toon en soort krant en sector

Soort krant Sector Gemiddelde M Standaardafwijking SD Aantal N Het Financieele Dagblad Financiële sector -0,77 0,43 35 Commerciële sector -0,57 0,50 35 Publieke sector -0,66 0,48 35 Totaal -0,67 0,47 105 De Volkskrant Financiële sector -0,89 0,40 35 Commerciële -0,69 0,53 35

(18)

sector Publieke sector -0,83 0,38 35 Totaal -0,80 0,45 105 De Telegraaf Financiële sector -0,91 0,28 35 Commerciële sector -0,83 0,45 35 Publieke sector -0,89 0,32 35 Totaal -0,88 0,36 105 Totaal Financiële sector -0,85 0,38 105 Commerciële sector -0,70 0,50 105 Publieke sector -0,79 0,41 105 Totaal -0,78 0,44 315

Opmerking. Schaal varieert tussen negatieve toon (-1) en positieve toon (+1).

Conclusie

Om antwoord te geven op de onderzoeksvraag op welke wijze de prestatiebeloning in het nieuws wordt gebracht is per sector en per krant gekeken naar het sensatiegehalte en de toon. Daarnaast is onderzocht of de prestatiebeloning letterlijk wordt benoemd en of er verantwoordelijkheid wordt afgelegd door de ontvangende partij.

De resultaten wijzen uit dat er verschillen zijn tussen kranten over de wijze hoe er artikelen gepubliceerd worden met betrekking tot de prestatiebeloning. Een populaire krant zoals De Telegraaf heeft een hoger sensatiegehalte in de berichtgeving dan kwaliteitskranten of financiële kranten. Per sector is met betrekking tot sensatiegehalte weinig verschil per krant. De hoogte van het gehalte van sensatie wordt duidelijker als er naar type krant wordt gekeken dan naar de sector.

De berichtgeving is in de meeste gevallen negatief van toon met betrekking tot de prestatiebeloning. Het merendeel van de nieuwsberichten richten de toon op de prestatiebeloning gevolgd door persoon. Aan de organisatie of sector wordt het minst aandacht besteed door de berichtgeving over toon in kranten. De toon in de berichtgeving is het meest gericht op de prestatiebeloning, gevolgd door de persoon in kwestie.

(19)

Hieruit is te concluderen dat kranten een prestatiebeloning vooral individueel negatief belichten, als een zondebok. Wellicht geven organisaties om deze reden liever niet prijs wat hun topbestuurders ontvangen en groeit de maatschappelijke bezorgdheid daardoor weer omdat het onoverzichtelijk blijft (Core et al, 2008; Kuhnen & Niessen, 2012). Dit zou echter verder onderzocht moeten worden.

Per krant is er een duidelijk verschil in mate van negativiteit. De Telegraaf is het meest negatief, gevolgd door De Volkskrant. Het Financieele Dagblad schrijft een stuk minder negatief. Op sectorniveau is er ook een duidelijk verschil per sector. Opvallend is dat alle drie de kranten het meest negatief schrijven over de financiële sector. Echter, dat er het meest negatief geschreven wordt over de financiële sector ligt wel in lijn met de gevonden literatuur; Core en collega’s (2008) vonden een negatievere toon bij artikelen over de financiële sector dan artikelen over de commerciële sector. Verder is opvallend dat er negatiever geschreven wordt over de publieke sector dan de commerciële sector.

De prominentieanalyse toont aan dat de meeste gepubliceerde artikelen over de prestatiebeloning gericht zijn op de financiële sector, gevolgd door de publieke sector. Daarnaast is de berichtgeving over de financiële sector ook het meest negatief van toon. De minste artikelen over de prestatiebeloning worden gerelateerd aan de commerciële sector welke ook het minst negatief van toon zijn.

De letterlijke benoeming van de bonus komt het vaakst voor in De Telegraaf (30,5%) en het minst vaak in Het Financieele Dagblad (21,9%). In totaal wordt in iets meer dan een kwart van alle artikelen de bonus benoemd (26,3%). Hieruit kan geconcludeerd worden dat er vaker geschreven wordt over een prestatiebeloning zonder de daadwerkelijke hoogte te weten of te vermelden.

In de meerderheid van de berichtgeving (88,3%) wordt niet uitgelegd waarom de bonus wordt uitgekeerd. In de berichtgeving van Het Financieele Dagblad wordt de verantwoording het vaakst vermeld (16,2%). Volgens de berichtgeving is de meest voorkomende reden waarom de prestatiebeloning wordt uitgekeerd omdat de bonus is afgesproken / in het contract staat. In het merendeel van de gevallen staat de verantwoording niet expliciet in de krant. Hieruit kan worden geconcludeerd dat de

(20)

krant niet het medium is die ruimte voor verantwoording geeft. Waarom dit niet gebeurt moet verder onderzocht worden.

Om terug te keren naar de onderzoeksvraag “Op welke wijze wordt de

prestatiebeloning van commerciële, financiële en publieke organisaties in het nieuws gebracht?” kan geconcludeerd worden dat er verschil zit in de wijze waarop de

prestatiebeloning van verschillende organisaties wordt bericht door verschillende kranten. Berichtgeving in populaire kranten zoals De Telegraaf bevatten een hoger gehalte van sensatie en schrijven negatiever over de sectoren, met name de financiële- en publieke sector. Berichtgeving over de commerciële sector wordt het minst negatief in beeld gebracht en bevat gemiddeld het laagste sensatiegehalte in De

Telegraaf. Over de financiële sector wordt het meest en het meest negatief

geschreven. Dit komt overeen met de studies van Core en collega’s (2008) en Hooghiemstra en collega’s (2015). De additionele sector “publiek” plaatst de negativiteit rondom de commerciële sector echter wel in perspectief. Over de commerciële sector wordt qua prestatiebeloningen het minst bericht en gemiddeld het minst negatief bericht. Het sensatiegehalte verschilt vooral qua krantniveau en niet per sector. Ander onderzoek stelde al dat populaire kranten meer gebruik maken van sensatie (Core et al, 2008). Verder worden in alle kranten weinig letterlijke bedragen vermeld en komt het weinig voor dat de bonus gerechtvaardigd wordt. Verder is de toon in de berichtgeving het meest gericht op de bonus zelf of op de persoon, dit is in lijn met eerder onderzoek (Kuhnen & Niessen, 2012; Core et al, 2008).

Discussie

Dit onderzoek heeft met behulp van een kwantitatieve inhoudsanalyse en een prominentieanalyse aangetoond dat er verschil zit in de wijze waarop de prestatiebeloning in het nieuws wordt gebracht. Echter geeft dit onderzoek geen antwoord op de vraag waarom kranten negatiever schrijven of meer schrijven over een bepaalde sector met betrekking tot de prestatiebeloning. Voor een vervolgstudie kan het interessant zijn om hier onderzoek naar te doen. Dit zou door middel van een kwalitatief onderzoek onder journalisten kunnen plaatsvinden. Door journalisten te vragen of berichtgeving over een bepaalde sector beter verkoopt of dat hier wellicht andere variabelen mee gemoeid gaan. Een andere suggestie is om de mate van

(21)

maatschappelijke betrokkenheid met betrekking tot de prestatiebeloning per sector te onderzoeken.

In deze studie zijn 105 artikelen meegenomen per krant in het jaar 2015. De prominentieanalyse bevat dezelfde periode in 2015. Een andere suggestie voor vervolgonderzoek is om prestatiebeloningen over een tijd van vijf jaar of langer te onderzoeken om te zien of de mate van negativiteit een trend van nu is of dat dit al langer zo is.

Deze studie heeft een aantal beperkingen. Allereerst zijn er door tijdgebrek in totaal 315 artikelen meegenomen voor de analyse. Voor vervolgonderzoek en meer betrouwbare resultaten wordt aangeraden om meer artikelen per krant per sector mee te nemen dan in deze studie. Een andere limitatie is het codeboek. Vraag E1, “Wordt de bonus verantwoord door de organisatie, sector en/of persoon waarom ze de bonus hebben ontvangen en/of hebben geaccepteerd en/of een andere verdedigd argument gebruiken om de bonus te verantwoorden?” is een complexe vraag die bestaat uit meerdere vragen. De vraag is wel betrouwbaar gevonden, maar bij vervolgonderzoek is het aan te raden om deze vraag op te splitsen. Hierdoor kan er wellicht ook een schaal “verantwoordelijkheid” gemaakt worden waar meer analyses mee uitgevoerd kunnen worden.

Voor deze studie is één krant meegenomen per categorie krant (populaire-, kwaliteits- en financiële kranten), namelijk De Telegraaf, De Volkskrant en Het Financieele

Dagblad. Voor vervolgonderzoek zouden meerdere kranten meegenomen kunnen

worden per categorie krant zodat de resultaten van bijvoorbeeld kwaliteitskrant niet puur en alleen afhangen van wat De Volkskrant in die periode heeft gepubliceerd. Dit leidt tot betrouwbaardere resultaten.

Tot slot beperkt deze studie zich alleen tot de Nederlandse kranten en worden buitenlandse kranten buiten beschouwing gelaten. Hierdoor kan deze studie niet gegeneraliseerd worden naar andere landen. Voor vervolgonderzoek zouden internationale kranten meegenomen kunnen worden.

(22)

Na de vele maatschappelijke bewegingen zoals Occupy Wall Street zijn organisaties na de bankencrisis van 2008 zorgvuldiger geworden in het uitdelen van prestatiebeloningen (Kuhnen & Niessen, 2012). Eerdere studies wijzen uit dat het berichten over prestatiebeloningen invloed heeft op de hoogte van de prestatiebeloning, maar deze studie laat zien dat de letterlijke bedragen van de prestatiebeloning veelal niet worden benoemd door de media (Hooghiemstra et al, 2015; Core et al, 2008).

Deze studie heeft aangetoond dat er verschil zit in de wijze waarop populaire kranten, kwaliteitskranten en financiële kranten prestatiebeloningen in het nieuws brengen. Verder heeft deze studie ook aangetoond dat er meer en gemiddeld negatiever bericht wordt over de financiële sector en dat de publieke sector vaker onderwerp van krantenartikelen is dan de commerciële sector. Een verklaring hiervoor zou kunnen zijn dat de media zich meer betrokken voelt bij de hoge prestatiebeloningen van de publieke en financiële sector dan de commerciële sector.

Dit onderzoek stelt dat er zeer weinig bericht wordt over het daadwerkelijke uitgekeerde bedrag en dat het artikel vaker op andere elementen is gebaseerd. Verder is de toon in berichtgeving vaker gericht op de prestatiebeloning of persoon en minder vaak op de organisatie of de sector. Vooralsnog stelt het onderzoek dat de prestatiebeloningen van diverse sectoren voornamelijk negatief in het nieuws worden gebracht, maar dat over de ene sector meer en meer negatief bericht wordt dan over de andere.

(23)

Literatuur

Bakker, P., & Scholten, O. (2011). Communicatiekaart van Nederland: Overzicht van media en communicatie.-8e dr. Kluwer.

Bednar, M. K. (2012). Watchdog or lapdog? A behavioral view of the media as a corporate governance mechanism. Academy of Management Journal,55(1), 131-150.

Centraal Bureau voor de Statistiek (2016). Cijfers, alle thema’s. Geraadpleegd op 5 december, 2016, van https://www.cbs.nl/nl-nl/cijfers.

Core, J. E., Guay, W., & Larcker, D. F. (2008). The power of the pen and executive compensation. Journal of Financial Economics, 88(1), 1-25.

Davis, H., & McLeod, S. L. (2003). Why humans value sensational news: An evolutionary perspective. Evolution and Human Behavior, 24(3), 208–216. http://doi.org/10.1016/S1090-5138(03)00012-6

Desmidt, S., & Heene, A. (2005). Strategie en organisatie van publieke organisaties. Lannoo Uitgeverij.

Dyck, A., Volchkova, N., & Zingales, L. (2008). The corporate governance role of the media: Evidence from Russia. The Journal of Finance, 63(3), 1093-1135.

Grabe, M. E., Zhou, S., Lang, A., & Bolls, P. D. (2000). Packaging television news: The effects of tabloid on information processing and evaluative responses. Journal of

Broadcasting & Electronic Media, 44(4), 690–703. http://doi.org/10.1207/s15506878jobem4404

Hooghiemstra, R., Kuang, Y. F., & Qin, B. (2015). Say-on-pay votes: The role of the media. European Accounting Review, 24(4), 753-778.

Islam, R. (Ed.). (2002). The right to tell: the role of mass media in economic development. World Bank Publications.

Joe, J. R., Louis, H., & Robinson, D. (2009). Managers’ and investors’ responses to media exposure of board ineffectiveness. Journal of Financial and Quantitative Analysis, 44(03), 579-605.

Kuhnen, C. M., & Niessen, A. (2012). Public opinion and executive compensation. Management Science, 58(7), 1249-1272.

Luo, H., Liu, B., & Zhang, W. (2013). The monitoring role of media on executive compensation. China Journal of Accounting Studies, 1(2), 138-156.

Malmendier, U., & Tate, G. (2008). Superstar ceos (No. w14140). National Bureau of Economic Research.

Melis, A., Gaia, S., & Carta, S. (2015). Directors' remuneration: A comparison of Italian and UK non-financial listed firms' disclosure. The British Accounting Review, 47(1), 66-84. Pantti, M. (2010). The value of emotion: An examination of television journalists’ notions on emotionality. European Journal of Communication, 25(2), 168–181.

(24)

Point, S. (2005). Accountability, transparency and performance: Comparing annual report disclosures on CEO pay across Europe. Top Pay and Performance: International and Strategic Approach, 57.

Rijksoverheid (2015, februari, 6). Bonusplafond voor financiële sector gaat in op 7 februari 2015. Opgehaald op 7 november 2016, van

https://www.rijksoverheid.nl/actueel/nieuws/2015/02/06/bonusplafond-voor-financiele-sector-gaat-in-op-7-februari-2015

Rijksoverheid (N.B.) Topinkomens bestuurders (semi)overheid. Opgehaald op 13 januari 2017, van

https://www.rijksoverheid.nl/onderwerpen/beloningen-bestuurders/inhoud/topinkomens-overheid

Schaap, G., & Pleijter, A. R. J. (2012). Het sensatiegehalte van voorpaginafoto’s: Een inhoudsanalyse van populaire en kwaliteitskranten in nederland. Tijdschrift Voor Communicatiewetenschap, 40(1), 71-86.

Slattery, K., Doremus, M., & Marcus, L. (2001). Shifts in public affairs reporting on the network evening news: A move toward the sensational. Journal of Broadcasting & Electronic Media, 45(2), 290–302. http://doi.org/10.1207/s15506878jobem4502

Sparks, C. (2000). Introduction: Panic over tabloid news, in: Sparks, C., & Tulloch, J. (eds) Tabloid tales: Global debated over media standards. Lanham, MD: Rowman and Littlefield, 1 – 40.

Thomas, R. (2016). ‘I think it's absolutely exorbitant!’: How UK television news reported the shareholder vote on executive remuneration at Barclays in 2012. Critical Discourse

Studies, 13(1), 94-117.

Uribe, R., & Gunter, B. (2007). Are “sensational” news stories more likely to trigger viewers’ emotions than non-sensational news stories?: A content analysis of British TV news.

European Journal of Criminology, 22(2), 207–228. http://doi.org/10.1177/0267323107076770

Wang, T. L. (2012). Presentation and impact of market-driven journalism on sensationalism in global TV news. International Communication Gazette, 74(8), 711-727.

(25)

Appendix I | Data en sample prominentieanalyse

Om de prominentieanalyse uit te voeren is onderscheid gemaakt tussen de drie sectoren: financiële sector, commerciële sector en de publieke sector. Er is hierbij geen limiet gesteld aan het aantal artikelen, de datum is afgebakend in de zelfde tijdsperiode als de inhoudsanalyse, namelijk tussen 01-01-2015 en 01-01-2016. Bij de diverse sectoren waren verschillende criteria nodig om alleen de relevante artikelen over te houden. Bij alle sectoren zijn een aantal specifieke organisaties genoemd die het grootst zijn in die sector volgens het Centraal Bureau voor de Statistiek om relevante resultaten te genereren (Centraal Bureau voor de Statistiek, 2016). Alle artikelen zijn gevonden door middel van het gebruik van Lexis Nexis. De resultaten van alle sectoren met betrekking tot de prestatiebeloning worden verwerkt in een tabel met behulp van het programma Microsoft Excel. Bij de financiële sector zijn de volgende zoektermen gebruikt: Bonus! OR prestatiebeloning! OR beloning! OR loonsverhoging AND Rabobank OR ING OR ABN AMRO AND banken OR financiële OR financieel OR bancaire sector AND NOT sport! Er is gebruik gemaakt van de kranten De Telegraaf, De Volkskrant en Het Financieele Dagblad. Door veel irrelevante resultaten zijn het onderwerp en de industrie verder aangescherpt. Het onderwerp nam alleen de categorieën “Company Activities & Management OR Economy & Economic indicators OR Trade & Development AND Reports, Reviews & sections OR Crime, Law Enforcement & Corrections OR Unclassified” mee en de industrie nam alleen “Banking & Finance OR Unclassified” mee. Met deze specificaties zijn 212 artikelen gevonden in de financiële sector met betrekking tot prestatiebeloningen.

Bij de commerciële sector zijn de zoektermen aangepast. Deze betreffen:

bonus! OR prestatiebeloning! OR beloning! OR loonsverhoging AND Shell OR Unilever OR Aegon AND organisaties OR commerciële OR commercieel OR commerciële sector AND NOT sport! Bij de commerciële sector was het niet nodig om te specificeren op onderwerp. Echter is wel gespecificeerd op industrie, namelijk: Entertainment & arts OR media & telecommunications OR computing & information technology OR travel, hospitality & tourism OR energy & utilities OR professional services OR transport & warehousing OR automotive OR environmental services & waste management OR food & beverage OR health Care OR retail & wholesale trade

(26)

OR unclassified. In totaal zijn met deze specificaties 116 artikelen gevonden in de commerciële sector met betrekking tot prestatiebeloningen.

Voor de publieke sector was het moeilijker om relevante resultaten te verkrijgen doordat zoektermen als overheid en publiek variërende zoekresultaten opleverde. Hierdoor zijn meer woorden uitgesloten. De volgende zoektermen zijn gebruikt: bonus! OR prestatiebeloning! OR beloning! OR loonsverhoging AND KRO NCRV OR NOS OR Zorg OR verzekeraars OR Achmea OR ziekenhuis OR corporatie OR Vestia OR Overheid OR Politiek! OR publieke sector OR publiek OR ministeries AND NOT sport! AND NOT music AND NOT religion AND NOT commercial banking AND NOT profiles & biographies AND NOT European Union Institutions AND NOT human rights AND NOT multinational corporations AND NOT endagered Species AND NOT Strikes. De onderwerpen die zijn meegenomen zijn “Government & public administration OR society, social welfare & lifestyle OR economy & economic indicators OR humanisties & social sciences OR education & training OR medicine & health OR unclassified.” De industrieën zijn gespecificeerd op “Insurance OR health care OR educational services OR pharmaceuticals & biotechnology OR professional services OR unclassified.” In totaal zijn 143 artikelen gevonden in de publieke sector met betrekking tot prestatiebeloningen.

(27)

Appendix II | intercodeurbetrouwbaarheid

Intercodeurbetrouwbaarheid van de meegenomen variabelen

Sectie Variabele Krippend orff’s Alpha

Sector

Wat is de sector waaraan de prestatiebeloning gerelateerd wordt?

0,86 Worden er meerdere bedrijven genoemd met betrekking tot

prestatiebeloning?

0,85 Zijn deze bedrijven uit dezelfde sector? 0,68 Bonus Wordt het bedrag van de bonus letterlijk benoemd? 0,85 Is de bonus meer dan 20% van het vaste salaris? 0,78

Toon

Wat is de overheersende toon in het artikel? 0,84 Is de toon gericht op de prestatiebeloning/bonus? 0,84 Is de toon gericht op de organisatie? 0,82 Is de toon gericht op de sector? 0,84 Is de toon gericht op de persoon of personen? 0,77

Sensatiegehalte

Is in het artikel een conflict tussen twee of meerdere partijen? 0,90 Is het artikel gericht op de menselijke kant van het verhaal? 0,90 Valt het artikel onder schandalen met betrekking tot

prestatiebeloning?

0,85 Zijn in het artikel sporen van angst of boosheid aanwezig met

betrekking tot de prestatiebeloning?

0,74

Verantwoordelijkheid

Wordt de bonus verantwoord door de organisatie, sector en/of persoon waarom ze de bonus hebben ontvangen en/of hebben geaccepteerd en/of een andere verdedigd argument gebruiken om de bonus te verantwoorden?

0,92

Hoe wordt de bonus verantwoord? 1,00

(28)

Appendix III | Codeboek inhoudsanalyse A. Algemene informatie

(Deze vraag alleen bij berekenen ICB) A0. Wat is je codeurnummer?

1. Jeroen Seelt 2. Johan Willems

A1. Uit welke krant is het artikel afkomstig? 1. Financieel Dagblad

2. De Volkskrant 3. De Telegraaf

A2. Wat is de datum van publicatie? JJJJ-MM-DD

A3. Wat is de unieke code van dit artikel? (twee letters krant FD/VK/TG + datum JJJMMDD) Voorbeeld: FD18102016. Bij twee artikelen op dezelfde dag komt er een letter bij op alfabetische volgorde: FD18102016A.

A4. Welke katern is het artikel gepubliceerd?

Toelichting: “in het nieuws” van het FD, hoort bij “algemeen”/ Alle andere katernen die er niet bij staan horen bij overig.

1. Voorpagina 2. Algemeen 3. Financieel/economie 4. Binnenland 5. Buitenland 6. Media 7. Opinie 8. Cultuur 9. Politiek 10. Overig

Toelichting: “in het nieuws” van het FD, hoort bij “algemeen”. Alle andere katernen

horen bij overig.

B. Sector-gerelateerd

B1. Wat is de sector waaraan de prestatiebeloning gerelateerd wordt? 1. Financiële sector

2. Commerciële sector 3. Publieke sector

B2. Wat is de naam van het bedrijf in kwestie? ….

B3. Worden er meerdere bedrijven genoemd met betrekking tot prestatiebeloning? 1. Nee

(29)

B4. Zijn deze bedrijven uit dezelfde sector? 1. Nee

2. Ja

B5. Wordt het bedrag van de bonus letterlijk benoemd? 1. Nee

2. Ja

B6. Is de bonus meer dan 20% van het vaste salaris? 1. Nee

2. Ja

3. Weet ik niet

Toelichting: Met vast salaris wordt de jaarlijkse uitbetaalde salaris bedoeld. Als 20% of meer daarvan wordt uitgekeerd als bonus, vul dan “ja” in. Wordt het vaste salaris niet benoemd maar wordt er wel in de context gesproken over “absurde” bonussen of “te hoge” bonussen, dan mag er vanuit gegaan worden dat de bonus 20% of hoger is van het vaste jaarsalaris, wanneer de bonus hoger is dan 400,000 euro.

C. Context

C1. Wat is de overheersende toon in het artikel? 1. Positief

2. Neutraal 3. Negatief

Toelichting: De algemene toon is de toon die in het gehele artikel merkbaar is.

Meestal is de focus gericht op de bonus, organisatie, sector en/of persoon, waar de toon op gebaseerd wordt. Baseer de toon op je eigen indruk.

C2. Is de toon gericht op de prestatiebeloning/bonus? 1. Nee

2. Ja

C3. Is de toon gericht op de organisatie? 1. Nee

2. Ja

C4. Is de toon gericht op de sector? 1. Nee

2. Ja

C5. Is de toon gericht op een persoon of personen? 1. Nee

(30)

D. Sensatiegehalte

D1. Is in het artikel een conflict tussen twee of meerdere partijen? Verschillende partijen kunnen zijn: personen, medewerkers, overheid, organisaties, controleorganen of andere soorten stakeholders.

1. Nee 2. Ja

D2. Is het artikel gericht op de menselijke kant van het verhaal? Denk hierbij aan human interest, zoals dat het iemand spijt, iets jammer vindt, of zich verdedigd tegen argumenten. Een organisatie kan zich verdedigen tegen argumenten, etc.

1. Nee 2. Ja

D3. Valt het artikel onder schandalen met betrekking tot prestatiebeloning? Denk hierbij aan schandalen over de hoogte van de bonus, of andere schandalen.

1. Nee 2. Ja

D4. Zijn in het artikel sporen van angst of boosheid aanwezig met betrekking tot de prestatiebeloning? Denk hierbij aan dat mensen onbegrip hebben voor de hoogte van de bonus, of boos zijn dat er mensen ontslagen worden maar de topfunctionarissen wel een bonus ontvangen. Hierbij gaat het zowel om de letterlijke verwoording van “boos” of “angst” of de context die deze twee emoties suggereren.

1. Nee 2. Ja

E. verantwoording

E1. Wordt de bonus verantwoord door de organisatie, sector en/of persoon waarom ze de bonus hebben ontvangen en/of hebben geaccepteerd en/of een andere verdedigd argument gebruiken om de bonus te verantwoorden?

1. Nee 2. Ja

E2. Hoe wordt de bonus verantwoord?

1. Internationaal gezien is de bonus niet hoog/ te verantwoorden 2. Vergelijkbare organisaties keren dezelfde soort bonussen uit 3. Op topniveau horen topsalarissen

4. Anders zijn ze bang dat toptalent niet meer bij hen wilt werken 5. Het staat in het contract / de bonus is afgesproken

(31)

Appendix IV | Figuren prominentieanalyse per sector

Figuur 2. Financiële sector

Figuur 3. Commerciële sector

Figuur 4. Publieke sector

0 5 10 15 20 25 30 35 40 45 2015,1 2015,2 2015,3 2015,4

volkskrant telegraaf Financieele Dagblad

0 5 10 15 20 2015,1 2015,2 2015,3 2015,4

volkskrant telegraaf Financieele Dagblad

0 5 10 15 20 2015,1 2015,2 2015,3 2015,4

(32)

Appendix V | Toon Toon C2 Is de toon gericht op de prestatiebeloning? Financiële sector Commerciële sector Publieke sector Totaal Het Financieele Dagblad Nee 2 5,7% 6 17,1% 3 8,6% 11 10,5% Ja 33 94,3% 29 82,9% 32 91,4% 94 89,5% Totaal 35 100% 35 100% 35 100% 105 100% De Volkskrant Nee 1 2,9% 2 5,7% 4 11,4% 7 6,7& Ja 34 97,1% 33 94,3% 31 88,6% 98 93,3% Totaal 35 100% 35 100% 35 100% 105 100% De Telegraaf Nee 1 2,9% 4 11,4% 3 8,6% 8 7,6% Ja 34 97,1% 31 88,6% 32 91,4% 97 92,4% Totaal 35 100% 35 100% 35 100% 105 100% Totaal Nee 4 3,8% 12 11,4% 10 9,5% 26 8,3% Ja 101 96,2% 93 88,6% 95 90,5% 289 91,7% Totaal 105 100% 105 100% 105 100% 315 100% Toon C3 Is de toon gericht op de organisatie? Financiële sector Commerciële sector Publieke sector Totaal Het Financieele Dagblad Nee 27 77,1% 19 54,3% 26 74,3% 72 68,6% Ja 8 22,9% 16 45,7% 9 25,7% 33 31,4% Totaal 35 100% 35 100% 35 100% 105 100% De Volkskrant Nee 22 62,9% 28 80% 27 77,1% 77 73,3% Ja 13 37,1% 7 20% 8 22,9% 28 26,7% Totaal 35 100% 35 100% 35 100% 105 100% De Nee 24 68,6% 25 71,4% 25 71,4% 74 70,5%

(33)

Telegraaf Ja 11 31,4% 10 28,6% 10 28,6% 31 29,5% Totaal 35 100% 35 100% 35 100% 105 100% Totaal Nee 73 69,5% 72 68,6% 78 74,3% 223 70,8% Ja 32 30,5% 33 31,4% 27 25,7% 92 29,2% Totaal 105 100% 105 100% 105 100% 315 100% Toon C4 Is de toon gericht op de sector? Financiële sector Commerciële sector Publieke sector Totaal Het Financieele Dagblad Nee 20 57,1% 33 94,3% 25 71,4% 78 74,3% Ja 15 42,9% 2 5,7% 10 28,6% 27 25,7% Totaal 35 100% 35 100% 35 100% 105 100% De Volkskrant Nee 26 74,3% 29 82,9% 26 74,3% 81 77,1% Ja 9 25,7% 6 17,1% 9 25,7% 24 22,9% Totaal 35 100% 35 100% 35 100% 105 100% De Telegraaf Nee 24 68,6% 32 91,4% 30 85,7% 86 81,9% Ja 11 31,4% 3 8,6% 5 14,3% 19 18,1% Totaal 35 100% 35 100% 35 100% 105 100% Totaal Nee 70 66,7% 94 89,5% 81 77,1% 245 77,8% Ja 35 33,3% 11 10,5% 24 22,9% 70 22,2% Totaal 105 100% 105 100% 105 100% 315 100%

(34)

Toon C5 Is de toon gericht op de persoon? Financiële sector Commerciële sector Publieke sector Totaal Het Financieele Dagblad Nee 24 68,6% 21 60% 19 54,3% 64 61% Ja 11 31,4% 14 40% 16 45,7% 41 39% Totaal 35 100% 35 100% 35 100% 105 100% De Volkskrant Nee 30 85,7% 14 40% 23 65,7% 67 63,8% Ja 5 14,3% 21 60% 12 34,3% 38 36,2% Totaal 35 100% 35 100% 35 100% 105 100% De Telegraaf Nee 26 74,3% 19 54,3% 16 45,7% 61 58,1% Ja 9 25,7% 16 45,7% 19 54,3% 44 41,9% Totaal 35 100% 35 100% 35 100% 105 100% Totaal Nee 80 76,2% 54 51,4% 58 55,2% 192 61% Ja 25 23,8% 51 48,6% 47 44,8% 123 39% Totaal 105 100% 105 100% 105 100% 315 100%

Bijlage VI | Kruistabel letterlijke benoeming bonus

Wordt het bedrag letterlijk genoemd? Het Financieele Dagblad

De Volkskrant De Telegraaf Totaal

Nee 82 78,1% 77 73,3% 73 69,5% 232 73,7% Ja 23 21,9% 28 26,7% 32 30,5% 83 26,3% Totaal 105 100% 105 100% 105 100% 315 100%

(35)

Appendix VII | Kruistabel verantwoording bonus Wordt de bonus verantwoord? Het Financieele Dagblad

De Volkskrant De Telegraaf Totaal

Nee 88 83,8% 96 91,4% 94 89,5% 278 88,3% Ja 17 16,2% 9 8,6% 11 10,5% 37 11,7% Totaal 105 100% 105 100% 105 100% 315 100%

Appendix VIII | Frequentietabel reden verantwoording

Hoe wordt de bonus verantwoord?

Frequentie Percentage

Vergelijkbare organisaties keren dezelfde soort

bonussen uit

4 1,3%

Op topniveau horen topsalarissen

1 0,3%

Anders zijn ze bang dat toptalent niet meer bij hen

wilt werken

6 1,9%

Het staat in het contract / de bonus is afgesproken 14 4,4% Anders, namelijk 12 3,8% Totaal 37 11,7% Missing 278 88,3% Totaal 315 100%

Appendix IX | Descriptieve informatie sensatiegehalte

Tests of Between-Subjects Effects

Afhankelijke variable: Sensatiegehalte

Source

Type III Sum

of Squares df Mean Square F Sig. Corrected Model 7,200a 8 ,900 10,177 ,000 Intercept 660,114 1 660,114 7464,510 ,000 A1 (Krant) 5,058 2 2,529 28,600 ,000 B1 (Sector) ,923 2 ,461 5,216 ,006 A1 * B1 1,219 4 ,305 3,446 ,009 Error 27,061 306 ,088 Total 694,375 315 Corrected Total 34,261 314 Opmerking. R2 = 0,210 (Aangepaste R2 = 0,190)

(36)

Appendix X | Descriptieve informatie toon

Tests of Between-Subjects Effects Afhankelijke variable: Toon Source

Type III Sum

of Squares df Mean Square F Sig. Corrected Model 3,943a 8 ,493 2,696 ,007 Intercept 192,114 1 192,114 1050,840 ,000 A1 (Krant) 2,362 2 1,181 6,460 ,002 B1 (Sector) 1,390 2 ,695 3,803 ,023 A1 * B1 ,190 4 ,048 ,260 ,903 Error 55,943 306 ,183 Total 252,000 315 Corrected Total 59,886 314 Opmerking. R2 = 0,066 (Aaangepaste R2 = 0,041)

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

raamwerk voor een verslag waarin kond wordt gedaan van de wijze waarop de organisatie ge­ stuurd en beheerst wordt, de wijze waarop de toezichthouder in staat wordt gesteld

Toch zal, zowel op centraal niveau als binnen alle management development-programma’s effecti- viteitsmeting van individuen, afdelingen, dien­ sten, enzovoort beter aan bod

Zoals Marianne Langkamp in ‘De jeugdhulpverlener aan het woord’ schreef: ‘Daarom heeft de SP besloten om onderzoek te doen onder jeugd- hulpverleners om in kaart te brengen waar

(Door het twee- partijenstelsel en de verwantschap tussen New Labour en de liberaal-democraten had Blair het voordeel dat vervreemde kiezers nergens heen kunnen.

Er wordt in dit onderzoek onderscheid gemaakt tussen interne en externe respondenten. De interne respondenten zijn organisatie-respondenten, interne mediators en interne

Bij de totstandkoming van het verslaggevingsstelsel voor Nederlandse provincies en gemeenten, het Besluit Begroting en Verantwoording provincies en gemeenten, waren de

De betrokkenheid van diverse externe belanghebbenden bij de waterschappen in het algemeen en bij het zuive- ringsbeheer in het bijzonder, is gering. Deze consta- tering wordt door

Uit het onderzoek komt naar voren dat ener- zijds een verbetering van het gemiddelde prestatieniveau van enkele belangrijke indicatoren heeft plaatsgevonden en dat de waterschappen