• No results found

En dan gaat de das los : een etnografisch on derzoek naar de omgang tussen de serveersters van de Amsterdamse Zuidas en de gasten

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "En dan gaat de das los : een etnografisch on derzoek naar de omgang tussen de serveersters van de Amsterdamse Zuidas en de gasten"

Copied!
50
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

En dan gaat de das los

Een etnografisch on derzoek naar de omgang tussen de serveersters

van de Amsterdamse Zuidas en de gasten

Juultje Reijnders 10725717 25 juni 2018

Aantal woorden: 15303 Universiteit van Amsterdam Bacheloronderzoek Sociologie

Begeleider en eerste beoordelaar: Gerben Moerman Tweede beoordelaar: Carolien Bouw

(2)

Inhoudsopgave

1. Inleiding 3 2. Theoretisch kader 6 3. Methodologie 10 3.1 Het speelveld 10 3.2 De observaties 12

3.3 Werken als serveerster 13

3.4 De interviews 13

4. De ‘Thuisas’ 15

4.1 Tweede huis 15

4.2 De aantrekking van de Zuidas 15

4.2.1 Collega’s of vrienden? 15

4.2.2 De zakenlui 16

4.3. Een stad in de stad 16

4.3.1 De ‘eigen’ Zuidascultuur 17

4.3.2 De gesloten wereld van de Zuidas 18

4.4 Tussen thuis en werk 19

5. De gastvrijheid 21

5.1 Van dag naar nacht 21

5.2 De vaste gasten 21

5.2.1 Je moet de naam wel weten 22

5.2.2 Niet present wordt gekend 22

(3)

6. Serveren met seksisme 25

6.1 De uiterlijke verschijning 25

6.2 De glimlach is je grootste troef 25

6.3 Seksualisering van de omgang 26

6.3.1 Is jouw naam Gilette? Want je bent ‘the best a man can get’ 27

6.3.2 Leren dollen 27

6.4 Lekker ding en aanraking 28

6.5 Een verbale oorlog heeft geen zin 29

6.6 Mijn werk, mijn grens 30

6.7 Vrouwen met pit 31

7. De Zuidas als speeltuin 33

7.1 Grensoverschrijdend gedrag 33

7.1.1 ‘Slechts een serveerster’ 33

7.1.2 De bar is mijn barrière 33

7.1.3 Het afvoerputje van de Zuidas 34

7.2 Je moet jezelf bewijzen 35

7.3 De gast is koning 36

7.4 De macht van de serveerster 37

7.5 De speeltuinmoeders 38 8. Conclusie en discussie 40 9. Bibliografie 44 Literatuur 44 Internetbronnen 45 10. Bijlagen 46

A. Overzicht methodologie: observaties 46

(4)

1. Inleiding

De Zuidas in Amsterdam is de bekendste kantoorspeeltuin in Nederland. Het is het

economische hart en met het internationale imago staat de Zuidas voor een beetje zakelijke glamour in de polder (Zoza’s, 2010, p. 9). Krantenkoppen laten echter een ander beeld van de Zuidas zien: “Vrijmibo op de Zuidas; bier, bruin fruit en ballen” (Het Parool, 2018), “De Zuidas heeft een imago-probleem” (NRC, 2018) en “Vrijmibo op de Zuidas; waar ze tongen zoals ze dat in films hebben gezien” (De Volkskrant, 2018). Aan deze krantenkoppen zit geen sprankje glamour. Zo te zien staat de Zuidas volop in de belangstelling. Het beeld dat wordt gecreëerd intrigeerde zelfs de publieke omroep en dit heeft geresulteerd in een serie over de Zuidas. Deze serie is gebaseerd op het boek ‘Zo Zuidas’ (2010). In dit boek belichten drie vrouwelijke werknemers de Zuidascultuur. Het is een handboek voor vrouwen hoe zij kunnen overleven tussen de alfamannen. Werknemers moeten zich aanpassen, alleen dan kan je overleven in deze statusgevoelige wereld. Aanpassen houdt in: ambitieus, niet te veel jezelf zijn en altijd met een glimlach (Zoza’s, 2010; Berkhout, 25 november 2010, NRC).

De afgelopen jaren is er toenemend aandacht voor seksisme. Seksisme wordt in Van Dale omschreven als discriminatie op grond van geslacht (Geerts & Den Boon, 1999, p. 3029). Structurele ongelijkheid tussen mannen en vrouwen heeft zich altijd in onze samenleving voorgedaan (Glick & Fiske, 2001). Met de #MeToo beweging is de interesse voor dit onderwerp gestegen. Deze beweging is ontstaan omdat een aantal bekende Hollywood actrices aangifte durfden te doen van seksueel misbruik. Dankzij #MeToo hebben meerdere vrouwen, ook buiten de glamourwereld, zich uitgesproken tegen grensoverschrijdend gedrag, van verkrachting tot een kneep in de billen zonder toestemming (Mathijsen, 26 januari 2018, NRC). Op verschillende terreinen wordt seksisme gesignaleerd en bekritiseerd. Zo liggen bijvoorbeeld de studentenverenigingen onder vuur vanwege de zogeheten ‘banga-lijsten’. Ook op de Zuidas komt seksisme voor. Net als bij de studentenverenigingen worden er lijstjes bijgehouden van de vrouwen op kantoor. “Als je op alle vormen van seksisme ingaat,

heb je geen leven”, aldus een vrouwelijke advocate (Blokker & Chorus, 14 oktober 2016,

NRC).

De Zuidas is een plek waar traditionele genderrollen bestaan. Het is een door mannen

(5)

horecagelegenheden een onmisbaar element van de Zuidascultuur. Doordeweeks werken de medewerkers van de Zuidas hard. Op vrijdagavond wordt er stoom afgeblazen in de horeca, waar het bier rijkelijk vloeit. Tijdens de welbekende ‘vrijmibo’ (vrijdagmiddagborrel)

veranderen de kantoormensen in feestgangers (Obdeijn & Spaans, 3 maart 2018, Het Parool). Machtsongelijkheid speelt ook in deze sector een rol. Zowel de op gender gebaseerde

machtsongelijkheid onder collega’s als die in de horeca zijn interessante onderwerpen om te onderzoeken. In dit onderzoek focus ik mij op de omgang tussen de serveersters en de gasten. Mijn voorkeur gaat uit naar de horeca, omdat ik zelf zeven jaar als serveerster heb gewerkt in verschillende restaurants en cafés. Hier heb ik diverse vormen van seksisme meegemaakt, zoals ongewenste lichamelijke aanrakingen en opmerkingen.

Seksisme is een breed begrip. In mijn onderzoek beperk ik mij tot de seksualisering van het contact tussen de serveersters en de gasten en de seksualisering van de serveersters, in de vorm van seksuele objectivering. Seksualisering van het contact houdt in dat dit een seksuele vorm of functie krijgt (Geerts & Den Boon, 1999, p. 3029). Hierbij hoeft geen sprake te zijn van machtsongelijkheid. Bij seksuele objectivering is dit wel aan de orde. De serveersters worden niet meer gezien als mensen, maar zij worden behandeld als lichamen die bestaan voor het gebruik en plezier van anderen (Fredrickson & Roberts, 1997, p. 174).

Met dit in mijn achterhoofd heb ik ervoor gekozen om mij tijdens mijn veldwerk niet te beperken tot de aanwezigheid van seksisme. Ik heb onderzoek gedaan naar de omgang tussen de serveersters en de mannelijke gasten in de brede zin van het woord.

Hieruit volgt mijn onderzoekvraag:

Hoe ervaren de serveersters in de horeca op de Zuidas de omgang met de gasten en hoe gaan ze hiermee om?

Om antwoord te kunnen geven op mijn onderzoeksvraag heb ik gekeken naar diverse

aspecten van de omgang. In hoofdstuk twee zet ik eerst de theoretische context uiteen waarop ik mijn onderzoek heb gebaseerd. In hoofdstuk drie beschrijf ik de onderzoeksmethoden die ik heb gebruikt om mijn informatie te verzamelen. Daarnaast geef ik hier een introductie van de verschillende locaties waar mijn veldwerk zich heeft afgespeeld. Het vierde hoofdstuk gaat over de functie van de horeca op de Zuidas en de betekenis van de plekken in het leven

(6)

van de serveersters en de gasten. In hoofdstuk vijf beschrijf ik hoe de serveersters zelf de relatie met de gasten ervaren en in hoofdstuk zes schets ik een beeld hoe seksisme tot uiting komt en hoe de serveersters daarmee omgaan. In hoofdstuk zeven bespreek ik de door de serveersters ervaren machtsverhoudingen. In hoofdstuk acht sluit ik af met een samenvatting van mijn belangrijkste bevindingen en een antwoord op mijn onderzoeksvraag.

(7)

2. Theoretisch Kader

Spradley & Mann hebben een etnografisch onderzoek gedaan naar Brady’s, een kroeg in Amerika. Zij hebben dit onderzoek beschreven vanuit het oogpunt van de serveersters. Hierbij hebben zij de relaties en interacties bestudeerd tussen de barmannen en de

serveersters en de gasten en de serveersters. Machtsverhoudingen spelen een grote rol. Door het sociale netwerk van Brady’s in kaart te brengen hebben Spradley & Mann geprobeerd om de sociale wereld van de serveersters te begrijpen (1975, p. 63). Hoewel het onderzoek is uitgevoerd in een Amerikaanse kroeg, zijn veel aspecten vergelijkbaar met de horeca op de Zuidas. Beide plekken zijn een door mannen gedomineerde omgeving en ‘a place of business’ (Ibid., p. 130). Het onderzoek van Spradley & Mann heeft mij geholpen tijdens mijn eigen veldwerk. Zij beschrijven interessante thema’s en aspecten van een etnografisch onderzoek in een kroeg. Allereerst zetten zij de sociale structuur uiteen van de managers, werknemers en de gasten van Brady’s. Hierbij maken zij een onderscheid tussen ‘echte stamgasten’, vaste gasten, vrouwelijke gasten en mensen van de straat (Ibid., pp. 60-86). Daarnaast beschrijven Spradley & Mann de arbeidsverdeling, hoe de ruimte wordt gebruikt in Brady’s en hoe de gasten om een drankje vragen (Ibid., pp. 101-143).

Onderdeel van de omgang tussen serveersters en barmannen en serveersters en gasten is volgens Spradley & Mann ‘the joking relationship’. Een joking relationship bestaat tussen twee mensen die elkaar plagen en elkaar uitlachen, maar het wordt niet serieus genomen. Er is sprake van een schijn van vijandigheid en echte vriendschap (1975, p. 89). De joking relationship is volgens Spradley & Mann een manier voor de serveersters om met frustraties om te gaan en gevoelens van ongelijkheid die door de serveersters worden ervaren (Ibid., p. 100). De serveersters en de gasten maken onderlinge grappen en plagen elkaar. Deze relatie beperkt zich echter tot bepaalde deelnemers en bepaalde situaties. Seksualisering beschouwen Spradley & Mann als een aspect van de joking relationship. Het maken van seksistische opmerkingen en grappen is onderdeel van het spel dat wordt gespeeld tussen de serveersters en de gasten. Het is een manier van met elkaar omgaan, waarbij de serveersters een actieve rol hebben (Ibid., p. 95).

In haar boek ‘The Managed Heart’ (1983/2003) introduceert Hochschild het concept

‘emotional labor’. Emotional labor is arbeid waarbij het beheren van emoties onderdeel is van het werk. Zij beschrijft het beroep van stewardessen, die tijdens het werk niet alleen hun

(8)

eigen emoties onder controle moeten houden, maar ook een bepaalde emotie op passagiers moeten overbrengen. De stewardessen moeten een glimlach op hun gezicht hebben en mogen geen gevoelens van irritatie laten zien. Tegelijkertijd moeten zij deze glimlach overbrengen op de passagiers, door hen gerust te stellen en tevreden te houden. De werkgevers geven stewardessen specifieke technieken die zij kunnen gebruiken om deze gevoelens te genereren (Hochschild, 1983/2003, p. 95). Hochschild stelt een aantal voorwaarden voor ‘emotional labor’. Ten eerste moet er tijdens het werk face-to-face of voice-to-voice contact zijn met publiek. Daarnaast moet de werknemer een bepaalde emotionele toestand produceren bij het publiek. In het geval van de stewardess moet zij de passagiers geruststellen. Ten slotte vereist ‘emotional labor’ controle en onderdrukking van gevoelens van het personeel. Dit noemt Hochschild ‘emotion management’ (Ibid., p. 147). Naar aanleiding van deze voorwaarden kan gesteld worden dat horeca een vorm is van ‘emotional labor’, waarbij de serveersters de gasten op hun gemak stellen met een glimlach. Serveersters moeten tijdens het werk

gevoelens onderdrukken, zoals boosheid en irritatie. De glimlach is onderdeel van het werk en het is van belang voor het bedrijf om de gasten tevreden te houden. Bij ‘emotional labor’ is vaak sprake van een ongelijke verdeling van macht en gezag. Zo kan de passagier ervoor kiezen om niet te glimlachen, terwijl stewardessen verplicht zijn om te glimlachen (Ibid., p. 19).

Hochschild maakt een onderscheid tussen ‘surface acting’ en ‘deep acting’. Surface acting houdt in dat een actor de verschijning manipuleert door middel van een gezichtsuitdrukking of een toonhoogte, om zo een emotionele uitdrukking over te brengen. Deze emotionele uitdrukking wordt niet door de actor zelf gevoeld. We misleiden anderen door een gevoel te laten zien, maar ervaren dit gevoel zelf niet (Ibid., p. 33). De actor doet ‘alsof’ hij vrolijk is tegenover het publiek. Deep acting houdt in dat de gevoelens van surface acting eigen worden. Door jezelf een goed gevoel aan te praten ga je dat ook uitstralen. De actor probeert dus niet vrolijk over te komen, maar voelt zich daadwerkelijk vrolijk (Ibid. p. 35-39).

Bedrijven geven de voorkeur voor deep acting, omdat zij willen dat werknemers ‘oprecht’ overkomen in plaats van ‘gemaakt’ (Ibid., p. 33).

De begrippen van Hochschild zijn herkenbaar in het onderzoek van Spradley & Mann. Zoals hierboven is beschreven hebben zij onderzoek gedaan naar het werk van serveersters in een

(9)

All the time, underneath, I’m serious.” (Spradley & Mann, 1975, p. 44). Dit citaat laat zien

dat gevoelens worden onderdrukt en de glimlach belangrijk is. In termen van Hochschild kan dit gezien worden als surface acting. De serveerster zet een glimlach op, maar voelt dit niet vanbinnen.

De glimlach die essentieel is voor emotional labor kan verkeerd worden geïnterpreteerd door de gasten. Hochschild stelt dat de glimlach suggereert dat de stewardessen vriendelijk en behulpzaam zijn. Wanneer de glimlach verkeerd wordt geïnterpreteerd kan deze

geseksualiseerd worden. De glimlach krijgt de betekenis dat de stewardessen er alles aan zullen doen om de wensen van de passagiers uit te laten komen (1983/2003, p. 93).

Moffitt & Szymanski (2011) hebben ook onderzoek gedaan naar Amerikaanse serveersters, waarbij zij zich specifiek hebben gefocust op de ervaring van seksuele objectivering door de serveersters, de reacties en de gevolgen. De objectiveringstheorie van Fredrickson & Roberts biedt een ‘framework’ om ervaringen van vrouwen die leven in een cultuur waar het

vrouwelijk lichaam seksueel wordt geobjectiveerd te begrijpen. Seksuele objectivering houdt in dat vrouwen niet meer worden gezien als mensen, maar puur worden behandeld als

lichamen, die bestaan voor het gebruik en plezier van anderen. Het lichaam wordt gescheiden van de persoon (Fredrickson & Roberts, 1997, p. 175). Volgens Szymanski, Moffitt & Carr komt seksuele objectivering voornamelijk voor in een door mannen gedomineerde omgeving. Meerdere factoren kunnen bijdragen aan seksuele objectivering, zoals de aanwezigheid van alcohol en de stimulering van seksualisering zoals flirten en glimlachen (Szymanski, Moffitt & Carr, 2011, pp. 20-21).

Net als Spradley & Mann beschrijven Moffit & Szymanski de aspecten van emotional labor in de horeca. “These women are ‘not supposed to have a bad day,’ are ‘not supposed to

complain,’ and are supposed to be confident and outgoing ‘personal cheerleaders’ who come with none of the emotional baggage or unattractive traits that exist in real women” (Moffit &

Szymanski, 2011, p. 80). Zij stellen dat flirten en lachen de taak is van serveersters. Mannelijke gasten kunnen dit opvatten als een teken van interesse, terwijl dit niet door de serveersters wordt gevoeld. Als gevolg van surface acting, ontstaan er volgens Moffit & Szymanski relaties tussen de serveersters en de gasten die zijn gefundeerd op bedrog. Zij noemen dit ‘counterfeit intimacy’ (Ibid., p. 79).

(10)

In tegenstelling tot Spradley & Mann, die seksualisering beschouwen als een spel tussen de serveersters en de gasten, beschrijven Moffitt & Szymanski seksualisering in de vorm van seksuele objectivering. Hierbij hebben de serveersters geen actieve rol, maar gaat het slechts om het lichaam dat wordt gezien als seksueel object. De serveersters ervaren seksuele objectivering in de vorm van de mannelijke blik en extremere incidenten, zoals vulgaire opmerkingen en seksuele aanrakingen (2011, p. 84). De seksuele objectivering wordt gestimuleerd door de fysieke eisen die worden gesteld door het management. Er wordt gelet op het gewicht, het uiterlijk en kleding (Ibid., p. 82). In het onderzoek maken Moffitt & Szymanski een onderscheid tussen passief reageren op seksuele objectivering, zoals het vermijden, negeren of weglachen, en actief reageren, zoals vragen of vertellen dat de gasten moeten stoppen. Zij stellen dat serveersters eerder geneigd zijn om passief te reageren dan actief te confronteren (Ibid., p. 87).

Moffitt & Szymanski beschrijven een aantal strategieën van de serveersters om met seksuele objectivering om te gaan. Eén daarvan is het duidelijk stellen van grenzen. Hiervoor hebben de serveersters een aantal persoonlijke kenmerken nodig. Serveersters moeten een

ruggengraat hebben en niet makkelijk beïnvloedbaar zijn (Moffitt & Szymanski, 2011, p. 87). Een andere manier om zich te beschermen tegen de gevolgen van seksuele objectivering is door zich te distantiëren van de rol die zij spelen wanneer zij aan het werk zijn. Door het werk te zien als acteren zijn de serveersters in staat om seksuele objectivering emotioneel los te laten van hun ‘ware zelf’ (Ibid., p. 89). Ook Hochschild stelt dat het bij emotional labor noodzakelijk is om je emotioneel te distantiëren van situaties (1983/2003, p. 132).

In dit onderzoek heb ik gekeken naar de omgang tussen de serveersters van de Zuidas en de gasten. Een aspect hiervan is de ervaring van seksisme. Ik maak een onderscheid tussen seksualisering van de relatie en seksualisering van de serveersters. Seksualisering van de relatie is een manier van flirten. Dit kan gezien worden als de joking relationship van Spradley & Mann, waarbij seksualisering wordt omschreven als een spel tussen de

serveersters en de gasten. Daarnaast kijk ik naar de seksuele objectivering, beschreven door Moffitt & Szymanski. Seksuele objectivering is een vorm van seksualisering van de

serveersters. Hierbij worden de serveersters gezien als seksueel object. Ik beperk mij tot seksuele opmerkingen en aanrakingen, omdat deze makkelijker waarneembaar zijn dan de

(11)

3. Methodologie

Voor mijn kwalitatieve onderzoek heb ik gebruik gemaakt van een etnografische benadering. Bij een etnografisch onderzoek wordt een groep of cultuur voor een langere periode

bestudeerd (Bryman, 2012, p. 383). Ik heb mij voor een periode van 7 weken verdiept in de horecacultuur op de Zuidas. Hierbij heb ik onderzoek gedaan naar de ervaringen van

serveersters en de interacties tussen serveersters en de gasten. Door middel van verschillende onderzoeksmethodes heb ik een gedetailleerde analyse kunnen maken.

3.1 Het Speelveld

Voor mijn werkveld heb ik verschillende horecagelegenheden op de Zuidas online onderzocht en daaruit een selectie gemaakt. Ik besloot dat De Blauwe Engel en Dickys onmisbaar zijn voor mijn onderzoek, omdat deze twee locaties de bekendste

horecagelegenheden zijn van de Zuidas. De overige locaties heb ik tijdens mijn eerste observatieweek uitgekozen; drie locaties aan het Zuidplein en drie locaties aan het Gustav Mahlerplein. Ik heb gelet op de variatie in het soort horecagelegenheid. Uiteindelijk heeft mijn onderzoek plaatsgevonden in zes verschillende horecagelegenheden op de Zuidas. Hieronder heb ik de locaties gecategoriseerd van kroeg naar chic restaurant.

De Nieuwe Poort Oliver’s Che Buono Ox & Bucks Dickys De Blauwe Engel De Nieuwe Poort

In vergelijking tot de andere locaties waar mijn veldwerk heeft plaatsgevonden, is De Nieuwe Poort de chicste horecagelegenheid. Deze zaak bevindt zich in een zijstraat van het Gustav Mahlerplein. Overdag wordt hier klassieke muziek gedraaid en in de avond speelt er een live jazzband. Volgens de site is De Nieuwe Poort een plek van ontmoeting en inspiratie (De Nieuwe Poort, 2018). Naast livemuziek heeft De Nieuwe Poort een volle agenda met lezingen, workshops en carrièredagen.

(12)

Oliver’s

Ook redelijk formeel is Oliver’s, gelegen vlakbij De Nieuwe Poort en naast Baker McKenzie. Bij Oliver’s kan men terecht voor de goede vleesgerechten en cocktailavonden. De zaal kan worden afgehuurd voor huwelijken en seminars (Oliver’s, 2018). De bediening loopt hier rond in nette witte overhemden.

Che Buono

Aan de andere kant van het station ligt het Zuidplein met het World Trade Center van Amsterdam. Wanneer je door de grote glazen schuifdeuren naar binnen stapt komt de geur van pasta en pizza je tegemoet. Che Buono bevindt zich naast de ingang van het WTC en profileert zich als goed Italiaans restaurant (Che Buono, 2018). Net als bij Oliver’s draagt het personeel witte overhemden.

Ox & Bucks

Van dezelfde eigenaren als Che Buono bevindt zich aan de andere kant van het World Trade Center Ox & Bucks. Ox & Bucks is een Grand Café. Volgens de site proberen zij een

downtown-sfeer te creëren die geschikt is voor zowel informele als zakelijke bijeenkomsten (Ox & Bucks, 2018). In plaats van witte overhemden loopt het personeel hier rond in

spijkerblouses.

Dickys

Ook Dickys is een Grand Café. Het ligt aan het Gustav Mahlerplein, tegenover het

ABNAMRO-hoofdkantoor. Dickys staat bekend om de vrijdagmiddagborrel en is al meer dan tien jaar een begrip op de Amsterdamse Zuidas (Dickys, 2018). Dickys wordt omschreven als ‘gemoedelijk’ en ‘toegankelijk’.

De Blauwe Engel

Ten slotte De Blauwe Engel, een fenomeen op de Zuidas. Zoals de site omschrijft is de kans groot dat je hier weleens gestart, gestrand of geëindigd bent, want de vrijdagmiddagborrel van de Blauwe Engel is legendarisch (De Blauwe Engel, 2018). Het interieur ziet eruit als een bruine kroeg, vrouwen lopen rond met treetjes flügel en ’s avonds is er een deejay die après ski muziek draait.

(13)

3.2 De observaties

Voordat ik aan mijn onderzoek begon was ik nog nooit op de Zuidas geweest. Ik had er wel verhalen over gehoord, maar ik wist niet goed wat ik kon verwachten. Toen ik naar mijn eerste vrijdagmiddagborrel ging was ik redelijk zenuwachtig. Ik had een vriendin

meegevraagd en vooraf hebben we overlegd over wat we aan zouden trekken. We kozen allebei voor een zwart jurkje en hakken: niet te opvallend, niet te casual en niet te chic. Daarmee zit je altijd goed, dachten we. Niet dus. Toen we rond half 6 aankwamen in De Blauwe Engel stond het helemaal vol en werden we voor ons gevoel door iedereen

aangekeken. We waren duidelijk overdressed. De Blauwe Engel wordt ook wel De Blauwe Hengel genoemd, omdat het verhaal gaat dat vrouwen speciaal hiernaartoe komen om een advocaat of bankier aan de haak te slaan (Obdeijn & Spaans, 3 maart 2018, Het Parool). Ik vroeg mij af wat de mannen van ons dachten. Zagen we eruit als nieuwe stagiaires? Of

dachten ze dat we op zoek waren naar een rijke man? Na mijn eerste observatie wist ik dat dit een nieuwe wereld voor mij was en ik was erg benieuwd waar die mij ging brengen.

Gedurende mijn observaties heb ik mij gefocust op de omgang tussen de serveersters en de gasten.1 Hierbij heb ik gelet op de dialogen die zij voeren, de houdingen die zij aannemen, het gedrag dat zij vertonen en op eventuele seksuele objectivering. Ten slotte heb ik gekeken naar de zelfpresentatie van de serveersters. Onderdeel van emotional labor is de presentatie van de serveersters naar de gasten. Zij behoren zich op een bepaalde manier te kleden en te gedragen, maar in hoeverre kan dit verkeerd worden geïnterpreteerd door de gasten? Als serveerster wil je graag fooi behalen. In hoeverre lokken zij seksueel gedrag van de gasten uit? Om dit te onderzoeken heb ik gekeken naar het uiterlijk en de kleding van serveersters.

Met de vrijdagmiddagborrels is het niet gebruikelijk om alleen aan de bar te staan en gelukkig waren er altijd vriendinnen die met mij mee wilden gaan. Zij hebben mij tijdens mijn observaties ondersteund. Wanneer mannen mij aanspraken, besloot ik eerlijk te zijn over mijn onderzoek. Veel mannen vonden het onderzoek interessant, wat heeft geleid tot een aantal interessante, informele gesprekken.

(14)

3.3 Werken als serveerster

Voor mijn onderzoek heb ik zelf als serveerster gewerkt in de horeca op de Zuidas. Volgens Silverman is onderdeel van etnografisch onderzoek dat je als onderzoeker zelf participeert in de setting die wordt onderzocht (2014, p. 233). Ondanks mijn 7 jaar werkervaring in de horeca, vond ik het toch erg spannend om op de Zuidas te gaan ‘solliciteren’. Net als bij mijn observaties wilde ik eerlijk zijn over de inhoud van mijn onderzoek. Ik was bang dat de horecazaken daar niet op zaten te wachten en dat ik nergens zou mogen meelopen. Gelukkig hoorde ik (via via) over een vriendin die bij Che Buono werkt als manager. Ik heb haar gecontacteerd en een week later had ik mijn eerste werkdag. Omdat Che Buono van dezelfde organisatie is als Ox & Bucks, kon ik daar ook een vrijdagmiddagborrel werken. Ik heb uiteindelijk op twee verschillende locaties gewerkt. Omdat de bedrijven wisten dat ik daar werkte om onderzoek te doen, heb ik niet betaald gekregen.

Door te participeren heb ik zelf ervaren hoe het is om als serveerster werkzaam te zijn op de Zuidas. Tijdens het werk heb ik meegemaakt hoe gasten met mij omgaan als serveerster. Hierbij heb ik gelet op hoe zij tegen mij praten en op eventuele aanrakingen. Daarnaast heb ik op deze manier kunnen onderzoeken hoe serveersters onderling over de gasten praten.

Bij mijn observaties maakte ik korte aantekeningen op mijn mobiele telefoon van wat ik zag, hoorde en meemaakte. Tijdens het werk had ik in mijn schort een notitieboekje, waarmee normaal gesproken bestellingen worden opgenomen. De korte aantekeningen heb ik thuis gelijk uitgeschreven tot gedetailleerde notities.

3.4 De interviews

Tijdens mijn veldwerk heb ik interviews afgenomen met serveersters van de Zuidas. In het begin heb ik via mijn vriendin contact kunnen leggen met verschillende serveersters bij Che Buono en De Blauwe Engel, gelegen naast Che Buono. Bryman beschrijft deze tactiek als ‘snowball sample’ (2012, pp. 424-425). Daarnaast heb ik zelf contact gezocht met

serveersters van Dickys en Oliver’s door naar binnen te stappen en aan serveersters te vragen of zij bereid waren mij te helpen bij mijn onderzoek. In het begin vond ik dit spannend, maar door de enthousiaste reacties van de serveersters raakte ik steeds meer gemotiveerd.

(15)

Uiteindelijk heb ik 11 interviews afgenomen. De gesprekken duurden gemiddeld 35 tot 40 minuten. De leeftijdscategorie van de respondenten is breed, variërend van 19 tot 45 jaar. De interviews zijn voor of na het werk afgenomen op de locatie zelf. Bij de gebruikte citaten heb ik ervoor gekozen om alleen het bedrijf te vermelden waar de serveersters werkzaam zijn, om zo de anonimiteit van mijn respondenten te waarborgen.

Tijdens de interviews heb ik gebruik gemaakt van een semi-gestructureerde vragenlijst.2 Ik heb met alle respondenten dezelfde thema’s besproken en elk gesprek heeft ongeveer dezelfde structuur. Hierdoor heb ik de interviews met elkaar kunnen vergelijken. Naast de thema’s van mijn topic lijst heb ik tijdens mijn interviews veel ruimte gelaten voor

persoonlijke ervaringen. De interviews zijn opgenomen en letterlijk getranscribeerd. Deze transcripten heb ik met behulp van ATLAS.TI gecodeerd. Hierbij ben ik eerst tewerk gegaan met open coding. Ik heb op het woord gecodeerd, notities gemaakt, memo’s geschreven en nieuwe codes met oude codes vergeleken (Bryman, 2012, p. 569). Daarna ben ik meer gericht gaan coderen naar onderwerpen van mijn onderzoeken. Dit wordt door Silverman focused coding genoemd (2014, p. 123). Vervolgens heb ik deze codes ondergebracht in verschillende thema’s. Deze thema’s komen overeen met de hoofdstukindeling van mijn resultaten.

(16)

4. De ‘Thuisas’

4.1 Tweede huis

Wat opvalt uit mijn interviews is dat veel serveersters al redelijk lang werken op de Zuidas. Dit betekent dat zij het naar hun zin hebben.

“Het is hier, omdat ik hier al best wel lang werk, is het wel uh, zeg maar een beetje thuis geworden” (Respondent 1, Che Buono).

Ongeveer de helft van de serveersters ziet het werk als professie en de andere helft als

bijbaan. Veel respondenten die aangeven dat dit niet hun hoofdberoep is, zijn werkzaam in de creatieve sector, als zangeres, actrice of danseres. Het is moeilijk om in deze sector een baan te vinden en zij werken in de horeca voor een vast inkomen. Hoewel zij veelal fulltime werken, beschouwen zij dit toch als een bijbaan. De respondenten die parttime werken zijn voornamelijk studenten. Geen van mijn respondenten heeft daadwerkelijk een opleiding in de horeca gedaan, maar wel opmerkelijk veel in de zorg, zoals verpleging, masseuse en

doktersassistente. Zij zien de horeca als een vorm van verzorging, alleen dan door middel van eten en drinken.

4.2 De aantrekking van de Zuidas

Zoals hierboven al is aangegeven werken veel van mijn respondenten op de Zuidas omwille van het vaste inkomen. Andere motieven die zij noemen zijn de collega’s en de gasten.

4.2.1 Collega’s of vrienden?

Uit al mijn interviews komt naar voren dat de collega’s erg belangrijk zijn. Het hechte team is voor de respondenten een van de redenen waarom zij op de Zuidas zijn komen werken en zijn gebleven. Het team is goed op elkaar ingespeeld en de respondenten beschrijven de relatie met andere collega’s eerder als vriendschappelijk dan als collegiaal. Veel collega’s spreken buiten het werk met elkaar af. Dit is belangrijk, omdat de serveersters zich hierdoor op hun gemak voelen en het gevoel hebben dat zij alles met elkaar kunnen bespreken. Dit heb ik gemerkt tijdens mijn werk als serveerster. Tussen het werk door werd alles met elkaar

besproken. De serveersters behandelen persoonlijke onderwerpen, maar vooral hebben zij het over de gasten.

(17)

Maar ook over de gasten werd veel gepraat: waar is Bas vanavond? En heb je gezien hoe strak de broek van Jan is? Oh oh Michael staat weer aan de bar met een andere vrouw, hoe doet hij dat toch? (Logboek observaties 13 april 2018).

4.2.2 De zakenlui

Naast de collega’s zijn ook de gasten een motief om te werken in de horeca op de Zuidas. De serveersters hebben over het algemeen een goede band met het publiek en beschouwen dit als anders dan in de horeca elders. Een van de oorzaken voor deze goede relatie is dat het publiek voornamelijk bestaat uit zakenmensen. Zij komen bijna dagelijks bij de horecagelegenheden langs voor zowel de lunch als de borrel. Dit geeft de serveersters de gelegenheid om een band met de gasten op te bouwen. Tijdens de interviews heb ik gevraagd hoe de serveersters het publiek zouden omschrijven. De respondenten zijn van mening dat het publiek bestaat uit hoogopgeleide mensen, die goed gemanierd en netjes opgevoed zijn. Veel respondenten geven aan dat ze hadden verwacht dat het publiek op de Zuidas lastig zou zijn, maar dat de gasten over het algemeen juist erg vriendelijk zijn.

“Ik dacht eerst echt van ‘oh my god’ uh, Zuidas, het wordt echt een kut publiek om het zo maar even te zeggen, maar over het algemeen is iedereen hier eigenlijk heel erg aardig” (Respondent 4, De Nieuwe Poort).

Enkele respondenten beleven het publiek als arrogant en bot. Zo zegt respondent 5 dat er altijd ‘zure appels’ tussen zitten die te hoge verwachtingen hebben. Naast zakenmensen bestaat 20% van de gasten uit toeristen en mensen die op de Zuidas wonen.

4.3 Een stad in de stad

De respondenten geven vaak een opvallende omschrijving van de Zuidas. Zo kwam in mijn eerste interview al naar voren dat de Zuidas wordt beschreven als een dorp:

“Het is een klein dorpje eigenlijk, iedereen weet wel van elkaar wat er gebeurt op de Zuidas” (Respondent 1, Che Buono).

Deze mening wordt door meerdere respondenten gedeeld. Ook beschrijven zij de Zuidas als ‘een aparte wereld’, ‘een eigen stukje land’ en als ‘stad in een stad’. Dit laat zien dat de respondenten de Zuidas afscheiden van de rest van Amsterdam. De hoge, moderne torens doen buitenlands aan en door de respondenten wordt gerefereerd aan Manhattan en ‘Wall Street van Amsterdam’. Zelfs de gebouwen zijn ernaar vernoemd, zoals het World Trade

(18)

Center aan het Zuidplein. Door dit internationale imago beschouwen de respondenten de Zuidas als ‘de nieuwe wereld’ en ‘de toekomst’ en het is opmerkelijk dat zij zichzelf erbij betrekken. De serveersters zien de horeca niet los van de grote bedrijven, maar beschouwen zichzelf als medewerkers van de Zuidas. Dit blijkt uit opmerkingen zoals: ‘hier op de Zuidas’ en ‘bij ons op de Zuidas’. Wel geven veel respondenten aan dat zij niet uit dit milieu komen en dat zij in het begin erg moesten wennen aan de heersende cultuur.

“Maar als ik zie hier, had ik niet verwacht, dat heb ik wel echt geleerd ja, dat wist ik niet, dat rijke mensen wel een beetje leip kunnen zijn, maar wel leuk weet je wel, maar echt gewoon los kunnen gaan enzo, want je ziet ze altijd zo netjes en in pak”

(Respondent 8, De Blauwe Engel). 4.3.1 De ‘eigen’ Zuidascultuur

Bij een ‘eigen stad’ hoort een eigen cultuur. Als het gaat om de cultuur van de Zuidas komen in de gesprekken met de respondenten vooral de begrippen geld, macht en seks naar boven. De Zuidas is ‘het economische hart van Nederland’ en het is belangrijk voor de bedrijven om ‘zoveel mogelijk geld te maken’. Tijdens mijn observaties viel mij op dat veel gasten grappen maken over het niet hebben van geld of juist willen opscheppen dat zij meer verdienen dan collega’s.

Er kwam een man naar mij toe die wilde betalen voor de pizza’s die zijn collega’s hadden besteld tijdens de vrijdagmiddagborrel. Hij maakte een grap dat hij altijd moet betalen, omdat hij de manager is van het bedrijf en de rest geen geld heeft.

(Logboek observaties 13 april 2018).

Dat het op de Zuidas vaak draait om macht wordt ook opgemerkt door de respondenten. Zij weten wie hoge functies bekleden binnen een bedrijf en zich erop laat voorstaan daar al langer te werken.

“Vooral de machtsverhouding onder bedrijven merk je heel erg… dat de mensen die al twee jaar bij Baker McKenzie werken niet willen staan bij de interns en stagairs”

(Respondent 6, Oliver’s).

En dan, niet onbelangrijk, de seks. Uit mijn interviews wordt duidelijk dat er een cultuur heerst van verleiding en vreemdgaan. De Zuidas wordt wel omschreven als snoepwinkel: het trekt alleen maar mooie mensen aan. Er hangt een sfeer waarbij alles kan en alles mag. Zoals

(19)

‘Iedereen weet wat hier gebeurt, maar dat hou je voor jezelf’. Er is een soort geheimhoudingscode: “What Happens in Vegas, Stays in Vegas”.

“Daar hangt een soort sfeer van: we doen het allemaal fout en het mag, ofzo… Het is allemaal stiekem en we mogen alles doen en uh, als we het maar met zijn allen doen dan is het oké. Het lijkt wel een soort Lloret de Mar, maar dan voor volwassenen”

(Respondent 6, Oliver’s).

“Ik wil niet iedereen over een kam scheren, maar ik denk dat je uh, als je een trouwe hond die in een relatie van vier jaar zit naar de Zuidas stuurt, kan hij er echt uitkomen als drugs gebruikende vreemdgaander, dat is echt… dat kan je echt veranderen”

(Respondent 6, Oliver’s).

Deze verleiding geldt niet alleen voor de mensen die werkzaam zijn bij de bedrijven op de Zuidas, maar ook voor de serveersters.

“Ik heb er op een gegeven moment echt aan gedacht om weg te gaan omdat ik toen, toen zat ik even in een moeilijke periode met mijn vriend en dan merk je gelijk dat… Dat is de gevaarlijkste plek waar je kan zijn als je relatie niet helemaal lekker loopt, omdat er zoveel verleiding is en zoveel… Gewoon die sfeer die er hangt, dat ik echt heb gedacht van: oké, ik word hier echt geen beter mens van hier… Ik word ook zo, ik ben daar altijd heel erg tegen geweest en ik word ook bijna zo, dus ik heb op een gegeven moment wel echt gedacht van oké ga ik hier nog mee (stilte) ja je kan het ook gaan opzoeken, en ik had wel het idee dat ik het opzocht door daar te werken”

(Respondent 6, Oliver’s).

4.3.2 De gesloten wereld van de Zuidas

Tijdens de interviews merkte ik vaak dat de respondenten niet veel wilden loslaten over deze Zuidascultuur. Het ‘we houden het allemaal voor ons’ was ook naar mij toe gericht. Tijdens een gesprek met een respondent vertelde zij mij dat zij nooit wat met gasten zou doen, omdat zij een vriend heeft. Een week later ging ik na het werk samen met een andere serveerster nog een drankje doen. We gingen bij mensen van een bedrijf staan die daar elke vrijdag borrel hebben, wat laat zien hoe betrokken de serveersters zijn met de gasten van de Zuidas. Er was een afscheidsfeestje aan de gang van een van de collega’s. De serveerster vroeg waar hij was, zodat zij ook nog afscheid van hem kon nemen. “Hij staat bij De Blauwe Engel, met I.” (I. is de serveerster die vertelde dat ze nooit wat met mannen van de Zuidas heeft gedaan). De serveerster met wie ik was vroeg aan een van de gasten van het afscheidsfeestje wat zich tussen die twee afspeelt: “hij heeft toch een vrouw?” “Een vrouw en twee kinderen” was het antwoord. “Maar dat maakt niet uit, want zij heeft ook een vriend”.

(20)

Dit laat de gebondenheid van de Zuidas zien. Naar buiten toe wordt niks besproken, maar onderling weten ze alles van elkaar. Hierbij worden ook de serveersters betrokken, zij zijn immers ook medewerkers van de Zuidas. Deze gebondenheid kan omschreven worden als een groep identificatie. De identificering van een groep is niet alleen hoe zij zichzelf

omschrijven, maar ook hoe zij willen dat anderen hen zien. Jenkins beschrijft dit als interne definitie (1994, p. 198). Externe definitie is hoe anderen de groep definiëren. Een sociale identiteit is de uitkomst van het proces van interne en externe definitie. Dit is een sociaal proces: er is een ‘zij’ nodig om een ‘wij’ te creëren (Ibid., p. 202). De groepsidentificatie van de Zuidas kan verklaard worden vanuit Jenkins. Hij stelt dat categorisering van een groep van buitenaf kan leiden tot een sterk groepsgevoel van binnenuit (Ibid., p. 203). De

‘public-image’ heeft dus invloed op de ‘self-‘public-image’. Volgens het NRC heeft de Zuidas een imagoprobleem (van der Heijden, 5 april 2018, NRC). Dit negatieve publieke imago kan leiden tot een sterke interne definitie. Tijdens mijn interviews had ik vaak het idee dat de respondenten de Zuidas aan het verdedigen waren. Enkele respondenten wilden niet graag negatief praten over de Zuidas en zij benadrukten tijdens de gesprekken vooral de ‘liefde voor de Zuidas’.

Tijdens informele gesprekken werd dit negatieve imago wel vaker aangekaart. Zo vertelden enkele serveersters dat zij regelmatig met gasten van de Zuidas zoenen na het werk. Tijdens mijn observaties heb ik ook veel grappen over de ‘snuifas’ gehoord. Op een van mijn werkdagen kwam een man van het toilet met een witte vlek op de pijp van zijn broek. Een vrouw die stond te wachten zei lachend: “Heb je zitten snuiven?”.

4.4 Tussen thuis en werk

Volgens Hochschild (1983/2003) is het scheppen van een ontspannen sfeer onderdeel van emotional labor. Tijdens de gesprekken werd duidelijk dat de respondenten het belangrijk vinden om de gasten uit het ‘werk milieu’ te trekken. De serveersters zien het als hun taak om een informele sfeer te creëren en dit geeft de gasten de gelegenheid om los te komen van de werkplek. De respondenten beschrijven de horeca op de Zuidas als een plek tussen het werk en thuis in. Door middel van het scheppen van een huiselijke sfeer probeert het personeel de gasten te laten ontspannen.

(21)

“Want dan op werk moeten ze al heel serieus zijn en uh, vaak hebben ze ook gezinnen weer thuis, dus daar moet ook alles weer serieus dus het is een beetje een soort van uitlaatklep hier” (Respondent 11, Dickys).

“We creëren hier een beetje een huiskamersfeer, maar de service moet wel hoog zijn, dus het is echt niet dat we hier met etiquette bezig zijn en, of het is een losse sfeer, dat willen we ook heel graag” (Respondent 9, Oliver’s).

Dit aspect van een huiselijke sfeer is wat Oldenburg beschrijft als een Third Place (1999). Oldenburg stelt dat een Third Place wordt gekarakteriseerd door vaste gasten en een opgewekte stemming. Hij beschrijft het als een ‘home away from home’. “The basic

institutions - home, work, school - make prior claims that cannot be ignored. Third places must stand ready to serve people’s needs for sociability and relaxation in the intervals before, between, and after their mandatory appearances elsewhere" (Oldenburg, 1999, p.

32). Een Third Place is dus een plek waar mensen komen tussen het werk en thuis in. Door regelmatig een Third Place te bezoeken, voelen de gasten zich op hun gemak. Dit wordt ook beschreven door Spradley & Mann: “Bars are places where work and play overlap, and

where people find a home away from home” (1975, p. 2). Niet alleen de plek wordt

herkenbaar, maar ook de andere gasten, het personeel, het eten en het drinken. Dit leidt volgens Oldenburg tot meer informele en intieme relaties (1999, p. 23). Deze karakteristieken van een Third Place zijn van toepassing op de horecagelegenheden op de Zuidas.

(22)

5. De Gastvrijheid

5.1 Van dag naar nacht

Alle respondenten zeggen een goede relatie te hebben met de gasten. Zij vinden het belangrijk om een band op te bouwen en de gasten op hun gemak te stellen. Wel is er een duidelijk verschil in de omgang met de gasten als je de middag en de avond met elkaar vergelijkt. De gasten hebben tussen de middag weinig tijd, omdat zij een korte pauze hebben. De lunch wordt ook wel beschreven als ‘vol erdoorheen rammen’ en ‘een fabrieksband’. Volgens Hochschild is er bij een versnelde industrie weinig contact met de passagiers. Door de snelle service is het onmogelijk om persoonlijke service te leveren (1983/2003, p. 125). De gasten zijn tijdens de lunch ongeduldiger en de relatie tussen serveersters en gasten is hierdoor onpersoonlijker.

“Tuurlijk sommige mensen als ze in een zakelijke bespreking zijn, zijn ze veel korter tegen je en als ze dan ’s avonds hier zijn dan is het al veel meer relaxt” (Respondent

5, De Blauwe Engel).

In de avond hebben de gasten meer vrije tijd na een drukke werkdag. Dit brengt een andere sfeer met zich mee dan tijdens de lunch. De respondenten beschrijven de avond als minder gestrest en gezelliger. De relatie tussen serveersters en gasten is in de avond persoonlijker. Nadat de gasten klaar zijn met werken, geven de serveersters hen een knuffel ten teken van begroeting, iets wat zij overdag tijdens een zakenlunch niet zouden doen.

“Men is overdag heel netjes en in de avond staan ze luid, uh gillend op de bar te dansen bij wijze van” (Respondent 9, Oliver’s).

5.2 De vaste gasten

Uit de gesprekken met de respondenten blijkt dat zij anders omgaan met vaste gasten dan met niet-vaste gasten. De relatie met vaste gasten wordt als vriendschappelijk omschreven. Vaste gasten komen bijna dagelijks langs en hierdoor ontstaat een persoonlijke band. De relatie met andere gasten wordt ervaren als professioneel en afstandelijk. Spradley & Mann beschrijven het verschil in interacties tussen vaste gasten en niet-vaste gasten. De interactie tussen

serveersters en vaste gasten is minder zakelijk: er worden praatjes gemaakt waarbij ze vragen naar elkaars welzijn. Serveersters en vaste gasten maken onderlinge grappen en kennen elkaar bij naam (1975, pp. 77-80).

(23)

5.2.1 Je moet de naam wel weten

De serveersters op de Zuidas kennen de namen van de vaste gasten en veel vaste gasten weten de namen van de serveersters. Hochschild stelt dat relaties persoonlijker worden wanneer mensen elkaars naam weten. Om deze reden moeten stewardessen naamplaatjes dragen (1983/2003, p. 139). In het geval van de serveersters zijn naamplaatjes niet nodig, maar worden serveersters en vaste gasten aan elkaar voorgesteld.

“Toen ik hier ook net werkte dan had je, toen ben ik heel vaak voorgesteld aan gasten, dat was ook iets wat ik niet gewend was (…) en dan word ik gewoon voorgesteld en dan zeggen ze van ja zij is nieuw weet je wel dus wel een beetje, wordt ook persoonlijk in de zin van dat ze je naam komen te weten” (Respondent 8, De Blauwe Engel).

De respondenten weten vaak wat vaste gasten normaal gesproken drinken. “Die vrouw drinkt

altijd een spaatje rood met ijs zonder citroentje (…) en die meneer altijd een groene thee in een speciaal glas” (Respondent 7, Oliver’s). Het weten van de namen en het onthouden van

de drankjes wordt als belangrijk ervaren. De respondenten vertellen dat de gasten het leuk vinden als zij hun naam kennen, weten wat ze drinken en hoe vaak ze komen.

Dit heb ik zelf ook ervaren tijdens mijn tweede werkdag. Ik liep buiten op het terras om glazen te halen en een man kwam met mij praten. Hij werkte al tien jaar bij Van Lanschot en herkende mijn gezicht niet. We stelden ons aan elkaar voor en na een kort gesprek ging ik weer aan de slag. Na een half uur hoorde ik iemand mijn naam schreeuwen. Het was dezelfde man met de vraag of ik zijn naam nog wel wist. Ik was het vergeten. De man was beledigd en zei dat ik er nog maar even over moest nadenken. Op een gegeven moment kwam hij weer naar mij toe met zijn fiets aan de hand, hij ging naar huis. Ik zei dat ik het nog steeds niet wist. “Renato”, zei hij, “onthoudt deze naam goed, volgende week vrijdag hoop ik je weer te zien en dan verwacht ik dat je hem hebt onthouden”. Toen hij wegfietste krabbelde ik snel zijn naam op een papiertje, voor het geval ik hem inderdaad die week daarna weer zou tegenkomen (Logboek observaties 20 april 2018).

5.2.1 Niet present wordt gekend

Doordat vaste gasten weten wat zij kunnen verwachten, zijn zij over het algemeen

makkelijker in de omgang. Zij kennen het personeel, zij kennen de kaart, zij kennen de plek en zij kennen andere vaste gasten. De serveersters weten wat de vaste gasten willen drinken en zij hoeven slechts een hand op te steken en de drankjes worden gemaakt. De vaste gasten tonen meer geduld, omdat zij geen moeite hoeven te doen om drankjes te bestellen. Zoals uit

(24)

een citaat hierboven al blijkt, wordt het nieuwe personeel voorgesteld aan de vaste gasten. Vaste gasten moeten wennen aan nieuw personeel en merken het wanneer iemand van het personeel niet aanwezig is.

“Daar moeten ze aan wennen, dus dan is het mijn taak, of niet alleen mijn taak maar ook haar taak (wijst naar de baas) om te introduceren en die mensen inderdaad uh, op hun gemak te laten voelen bij het nieuwe personeel en dat lukt meestal wel na een paar weken, maar het is toch wel even wennen” (Respondent 10, Dickys).

“Ja ze verwachten ook vaak dat jij er bent en als je er dan een keer niet bent dan uuh, niet dat ze je dat kwalijk nemen, maar dat vinden ze dan toch jammer, dat uiten ze dan, dat vind ik wel mooi” (Respondent 10, Dickys).

De respondenten merken het zelf ook wanneer een vaste gast al een tijdje niet langs is geweest. Oldenburg beschrijft dat mensen die een Third Place regelmatig bezoeken, verwachten bekende gezichten te zien. De afwezigheid van een vaste gast wordt snel opgemerkt (1999, p. 39).

“Een van de groepjes vaste gasten was een van hen, was heel erg ziek geworden uuh, ja dan merk je toch op een gegeven moment dat, dat je merkt dat hij er niet meer is, dat de rest ook wat stiller zijn en dan vraag je er toch even naar” (Respondent 11,

Dickys).

Naast het opmerken van de afwezigheid van vaste gasten is de relatie ook zo persoonlijk dat respondenten zien wanneer een vaste gast een drukke dag heeft gehad of wanneer er iets ernstigs aan de hand is.

“Dus vaak, helemaal vaste gasten, dan zie je het ook nog weleens aan ze en dan zeg ik: gaat het weet je, ben je, wat gaat er in je hoofd om? Want je bent zo afwezig en normaal ben je juist helemaal gezellig enzo en dan uuh, komen ze hier soms weleens anders aan en dan zeg je van: joh, ben je oké weet je, kan ik wat voor je doen? Wil je het van je afkletsen? Want dat ben je hier natuurlijk ook, je bent ook een praatpaal voor iemand” (Respondent 5, De Blauwe Engel).

De respondent ziet zichzelf als praatpaal voor de gasten. Enerzijds objectiveert zij zichzelf. Een praatpaal houdt in dat gasten tegen haar aan kunnen praten, maar dat zij niks terug hoeft te zeggen. Tegelijkertijd is zij positief over het fungeren als praatpaal. De gasten hebben het gevoel dat zij alles tegen haar kunnen zeggen, wat meer diepte geeft aan de relatie. Het

(25)

“Zij zijn de hele dag natuurlijk al heel netjes met klanten en dergelijke aan de

telefoon, dat ze het denk ik heel fijn vinden dat we hun juist gewoon behandelen zoals ze als persoon zijn, en niet wie ze zijn op werk” (Respondent 5, De Blauwe Engel).

De vaste gasten zijn erg belangrijk voor de horecagelegenheden en moeten te vriend worden gehouden. Doordat het aantal horecagelegenheden op de Zuidas toeneemt, groeit ook de onderlinge concurrentie. Door goede service te leveren zorgen de horecazaken ervoor dat de vaste gasten terugkomen. Goede service wordt door Hochschild beschreven als tactiek voor concurrentie onder bedrijven (1983/2003, p. 92). Juist omdat de horeca op de Zuidas

afhankelijk is van de vaste gasten, moeten de serveersters hun best doen om een goede relatie met hen te behouden.

“Uuhm ik denk dat de verwachtingen van mensen die hier komen wat hoger liggen dan over het algemeen. Uuh ook denk ik dat, doordat je hier heel veel vaste klandizie hebt zeg maar, dat je daar best wel op afgestraft wordt als je het niet goed doet”

(Respondent 3, Che Buono). 5.3 Zuidasvrouwen zijn zo hard

Een van mijn vragen tijdens de interviews was of de respondenten liever mannen of vrouwen bedienen. Opvallend is dat bijna alle respondenten het antwoord gaven dat ze geen voorkeur hebben, “maar nu dat je mij deze vraag stelt heb ik liever mannen dan vrouwen”.

Over het algemeen bedienen de respondenten toch liever een groep mannen dan een groep vrouwen. Een reden hiervoor is dat de omgang met mannen vaker gemakkelijker gaat dan met vrouwen. Mannen ontspannen sneller en worden als grappiger ervaren, of zoals respondent 6 stelt: “Omdat ze mij bewonderen zijn ze ook aardiger”. Over vrouwen wordt vaak gezegd dat de sfeer tussen vrouwen niet prettig is. Vrouwen kunnen vaak ‘bitchy’ naar elkaar doen en snauwerig. Ook in het onderzoek van Spradley & Mann geven de serveersters aan dat zij liever mannen serveren dan vrouwen. Dit komt door de constante frictie die zich voordoet tussen vrouwen. De omgang tussen vrouwen is daardoor moeilijker (1975, p. 81). Mijn respondenten zeggen dat dit voornamelijk voorkomt bij zakenvrouwen met een hogere functie.

(26)

6. Serveren met seksisme

6.1 De uiterlijke verschijning

Het uiterlijk is volgens Hochschild onderdeel van emotional labor. Vliegtuigmaatschappijen controleren het fysieke uiterlijk van de stewardessen, want zij moeten er representatief uitzien voor het bedrijf. De vliegtuigmaatschappijen bepalen niet alleen de kleding van de

stewardessen, maar ook de lengte van het haar, de make-up en zelfs het gewicht (1983/2003, pp. 102-103). Moffitt & Szymanski stellen dat strikte uiterlijkvoorschriften de seksuele objectivering van vrouwen bevorderen. In hun onderzoek moeten de serveersters voldoen aan een eindeloos aantal fysieke vereisten, anders worden zij naar huis gestuurd (2011, p. 82). Op de vraag of de respondenten vooraf en tijdens het werk bezig zijn met hun uiterlijk reageren ongeveer evenveel respondenten positief als negatief. Wel vinden alle respondenten het belangrijk dat zij er verzorgd uitzien en zij letten op hun hygiëne. Zoals ik heb beschreven in mijn introductie van de locaties, hebben de horecagelegenheden op de Zuidas werkkleding. Daarnaast vinden de bedrijven het belangrijk dat de serveersters het haar vast hebben. Alleen bij Che Buono moeten de serveersters rode lippenstift op.

Op vrijdag hoeven de serveersters geen werkkleding aan. De vrijdagavond is een feestavond en de serveersters mogen zich daarnaar kleden met wat meer decolleté of een off-shoulder shirtje. De meerderheid van de respondenten geeft aan dat zij op vrijdag meer bezig zijn met hun uiterlijk. De serveersters dragen meer make-up en de haren mogen los.

“Nou ik weet wel dat mijn manager, die vindt het wel altijd leuk hoe ik er op de vrijdag uitzie, die zegt wel altijd van ‘uuh lekker bezig, zeker goeie fooi ophalen’ en dan zeg ik: jaa, even iets naar beneden (trekt aan haar shirtje) en uh, maar

doordeweeks dan hebben we gewoon een witte blouse aan en dan wordt er wel verwacht dat we er gewoon, gewoon wel netjes uitzien” (Respondent 6, Oliver’s). “Vooral op de vrijdag als de borrel is, ja ik weet niet, het is toch een soort… ik wil er eigenlijk niet aan toegeven, maar het gebeurt toch dat ik dan wel een soort van extra sexy eruitzie en mijn lippenstift op heb en mijn haar goed zit en een zwart truitje aan heb en een broek waar mijn kont goed in uitkomt en het is heel, ja… het is toch, het is toch ook wel lekker die bevestiging ofzo” (Respondent 6, Oliver’s).

6.2 De glimlach is je grootste troef

Over de gedragsvoorschriften zijn alle respondenten van mening dat het ‘normale

(27)

“Die glimlach moet gewoon op je gezicht liggen” (Respondent 10, Dickys). De glimlach is volgens Hochschild essentieel voor emotional labor (1983/2003, p. 90). Het is onderdeel van het werk en wordt gezien als uitbreiding van de make-up. Stewardessen worden continue herinnerd om te blijven glimlachen, daarvoor krijgen zij betaald. Irritaties mogen niet worden getoond aan de passagiers (ibid., p. 8).

“Het is logisch dat je je zo moet gedragen, weet je wel, gewoon met een lach uh, uh, weet je eigenlijk, doe gewoon alles met een lach en dan weet je (lacht nep) weet je ook al is het dan nep, doe het gewoon met een lach en dan vinden ze het altijd wel goed”

(Respondent 7, Oliver’s).

Volgens Hochschild zorgt de glimlach ervoor dat gasten ontspannen. Stewardessen worden gevraagd om de cabine te zien als hun eigen huiskamer en daarmee ook de huiselijke gezelligheid te creëren. Dit kan in verband worden gebracht met Oldenburg, waarbij de huiselijke sfeer een karakteristiek is voor een Third Place. De passagiers moeten behandeld worden als een persoonlijke gast in je eigen woonkamer. De onpersoonlijke relaties worden zo persoonlijk gemaakt. De glimlach is de grootste troef (Hochschild, 1983/2003, pp. 105-107).

6.3 Seksualisering van de omgang

Volgens Hochschild kan de glimlach verkeerd worden geïnterpreteerd. De lach die laat zien dat stewardessen vriendschappelijk en behulpzaam zijn, kan geseksualiseerd worden: wij zorgen dat al uw wensen uitkomen (1983/2003, p. 93). Moffit & Szymanski beschrijven dat de serveersters zich moeten voordoen als de ideale vrouw. De serveersters geven aan dat ze soms niet doorhebben hoe flirterig ze overkomen naar de gasten. Wanneer deze ‘perfecte vrouwen’ tijd en aandacht besteden aan de gasten, interpreteren mannen dit vaak als oprechte belangstelling (2011, p. 81). Het verkeerd opvatten van het gedrag van serveersters komt ook naar voren in mijn gesprekken. De respondenten zeggen over het algemeen niet bewust te flirten met gasten, maar dat ze dit onbewust wel doen. Dit betekent dat zij niet bewust flirten voor extra fooi, maar dat het gedrag wel als flirterig wordt ontvangen door gasten.

(28)

6.3.1 Is jouw naam Gilette? Want je bent ‘the best a man can get’

“Ik denk de mooiste, mooiste slechtste openingszinnen die vind je op de Zuidas. Ik heb ze allemaal wel gehoord en daar lach ik meer om (…) Is jouw naam Gilette, want je bent ‘the best a man can get’, die is leuk voor je scriptie” (Respondent 9, Oliver’s).

Respondenten die aangeven wel te flirten tijdens werk doen dit door een extra glimlach, een knipoog, een zoenhandje of extra lang oogcontact. De respondenten denken erg open over flirten: het hoort bij de communicatie tussen man en vrouw. Zij zeggen dat het contact met de gasten leuker wordt door te flirten. Wel stellen zij dat het afhankelijk is van de situatie en het type man. De respondenten zeggen dat ze weten wanneer flirten wel of niet gepast is en dat zij alleen flirten met jongere mannen. Dit zijn aspecten van de joking relationship van Spradley & Mann. Zij zien het plagen en het flirten tussen serveersters en gasten als een manier hoe zij met elkaar omgaan. Wel stellen zij dat de joking relationship is gebonden aan de locatie en de personen (1975, pp. 90-95). Hochschild en Jenkins stellen beiden dat plagen en het maken van onderlinge grappen horen zijn bij informele relaties. Humor en ironie moeten fundamenteel door elkaar worden begrepen en om daarmee te spelen zijn diepe relaties nodig (Hochschild, 1983/2003, p. 80; Jenkins, 1994, p. 211).

“Af en toe maak je natuurlijk weleens een dolletje terug en dan, maar dan is het vaak wel met degene die hier wat vaker komen, dan is dat niet met een onbekend iemand, want dan ga je het een beetje uitlokken” (Respondent 5, De Blauwe Engel).

6.3.2 Leren dollen

De joking relationship moet je leren. Nieuwe serveersters missen de kennis en vaardigheden die vereist zijn voor dit soort relaties (Spradyley & Mann, 1975, p. 91). Jonge meiden worden uitgetest door de gasten om te kijken hoe ver ze kunnen gaan met seksuele grappen maken.

“Nee, dat hoeven ze bij mij gewoon niet te doen, omdat ik gewoon heel duidelijk ben, maar ik denk wel dat als je hier komt werken als meisje, en je bent jong en je bent niet duidelijk, dat ze dan wel een stapje verder zouden gaan en dat ze dan wel uh, toch wel gaan proberen hoe ver ze kunnen gaan” (Respondent 5, De Blauwe Engel).

Hochschild stelt dat ervaring nodig is om van surface acting over te gaan naar deep acting. Alleen bij deep acting kan de emotie van de stewardess goed worden overgebracht op de passagiers. Surface acting is ‘gemaakt’ en ‘niet oprecht’ (1983/2003, p. 133). Deze vorm van

(29)

glimlach van de serveersters, die niet echt wordt gevoeld, ontstaat er een kunstmatige, oppervlakkige relatie met de gasten. Uit hun onderzoek blijkt dat de serveersters flirten niet als interactie met de gasten zien, maar als opgegeven taak (2011, p. 81). Serveersters hebben ervaring nodig om de glimlach eigen te maken; om het werk te ervaren als deep acting. Wanneer zij in staat zijn tot deep acting, wordt de glimlach niet meer geforceerd. Door het werk minder serieus te nemen, kan de counterfeit intimacy overgaan in een joking

relationship.

De respondenten die niet flirten tijdens het werk zeggen dat zij daar niet mee bezig zijn en dat de gasten niet het type man zijn waar zij op vallen. Daarnaast hebben enkele respondenten een vriend en zeggen zij daarom niet te flirten. Tijdens mijn observaties zag ik echter vaak respondenten met gasten flirten die in de interviews hadden aangegeven dit niet te doen. Uit de gesprekken blijkt dat alle respondenten ervaren dat de gasten met hun flirten. Over het algemeen wordt flirten als een compliment ervaren. Pas als er te lang wordt doorgegaan, als de gasten gaan aandringen, dan wordt het als vervelend beschouwd.

6.4 Lekker ding en aanraking

Op de vraag of de respondenten weleens seksistische opmerkingen krijgen, zeggen de meeste dat het wel voorkomt, maar dat het nooit te ver gaat. Zij krijgen vooral opmerkingen over hun uiterlijk als ‘wat zie je er goed uit’, ‘wat zie je er lekker uit’ en ‘wat ben jij een lekker ding’. Ook vragen mannen regelmatig om hun nummer. Moffitt & Szymanski beschouwen dit soort opmerkingen en vragen als seksuele objectivering (2011, p. 85). Volgens Spradley & Mann is het onderdeel van de joking relationship. Zij stellen dat seksuele beledigingen en seksuele opmerkingen belangrijke onderwerpen zijn in de verhouding tussen serveersters en gasten (1975, p. 97). De respondenten vinden seksuele opmerkingen niet erg van gasten die zij kennen. In deze context is het onderdeel van de joking relationship. Wanneer de serveersters opmerkingen krijgen van mannen die zij niet kennen, vinden zij dit wel vervelend. In zo’n situatie voelen zij zich een seksueel object.

Uit de gesprekken blijkt dat de respondenten wel door gasten worden aangeraakt, maar dit niet als ongewenst contact ervaren. De aanrakingen zijn voornamelijk door vaste gasten, in de vorm van een knuffel, een arm om de schouder, drie zoenen op de wang of een hand op de rug. De serveersters beschouwen deze aanrakingen als vriendschappelijk, door het goede contact met de vaste gasten. Zij zeggen aan te voelen wanneer het meer dan

(30)

vriendschappelijk is bedoeld en dat de gasten van de Zuidas te netjes zijn opgevoed om daadwerkelijk te ver te gaan. De respondenten zien de aanrakingen dus niet als seksueel intimiderend.

6.5 Een verbale oorlog heeft geen zin

Over het algemeen geven de respondenten aan goed te kunnen omgaan met flirten,

opmerkingen en/of aanrakingen. De meeste respondenten reageren direct, maar blijven wel beleefd. De serveersters zijn van mening dat het niet netjes is om fel te reageren, maar ook dat zij daar niks mee bereiken. Volgens Hochschild heeft het geen zin om een verbale oorlog te starten met passagiers. Het is makkelijker om gasten gelijk te geven, want het is het

gewoon niet waard (1983/2003, p. 108). Moffitt & Szymanski noemen dit een no-win situatie (2011, p. 78). Bij emotional labor horen ongelijke machtsverhoudingen tussen werknemers en klanten en de serveersters leren dat gasten altijd gelijk hebben. Het onderdrukken van

gevoelens is belangrijk, want de gast heeft altijd gelijk (Hochschild, 1983/2003, p. 25).

“Als je een discussie of iets wilt rechtzetten of zeggen hoe het wel of niet zit dan, diegene die, die a) het kan zo zijn dat die dan nooit meer terugkomt, weet je en dat is ook weer niet de bedoeling uuh, en jij gaat je dan een beetje opgefokt voelen

misschien terwijl die man die denkt, weet je die gaat erin er eruit, weet je dus het heeft geen zin om je druk te maken” (Respondent 7, Oliver’s).

Bij seksuele opmerkingen gaan de meeste respondenten er niet op in. Vaak zeggen zij ‘dankjewel’ en lopen weg, of zij maken een compliment terug. Sommige respondenten zeggen dat ze een vriend hebben of zelfs dat zij getrouwd zijn. Moffitt & Szymanski beschrijven dit als strategie om met seksuele objectivering om te gaan (2011, p. 88).

“Dus dan uh, maak ik of een compliment terug, zodat hij even zo’n moment heeft van ‘huh, die zag ik niet aankomen’. Of ik kap het af en ik loop weg…” (Respondent 7,

Oliver’s).

“Nee ik zeg gewoon dat ik getrouwd ben, dan ben ik er het snelst vanaf weet je”

(Respondent 8, De Blauwe Engel).

Bij aanrakingen die niet gewenst zijn zeggen de respondenten dat zij de arm weghalen of de hand wegduwen en wegstappen. Enkele respondenten vragen netjes of de gasten hen willen loslaten. Deze reacties worden ook beschreven door Spradley & Mann. Wanneer een gast in

(31)

weg, negeert de vragen en beweegt behendig buiten het bereik (1975, p. 133). De serveersters blijven beleefd en met een glimlach. Volgens Moffitt & Szymanski zijn dit passieve reacties, waarbij de serveersters incidenten weglachen of negeren in plaats van het actief confronteren (2011, p. 87). De respondenten zeggen dat zij zich soms niet meer gemakkelijk voelen bij de gasten. Wanneer dit het geval is vragen zij aan collega’s of iemand anders deze gasten verder zou kunnen helpen.

“Ja ik merk dan op een gegeven moment dat ik afstandelijker word, dat ik tegen mijn collega’s ook ga zeggen van wil jij mij helpen? En op een gegeven moment dan help ik ze ook niet meer en dan ontloop ik ze ook gewoon echt en dan merk ik wel dat ik het vervelend vind, want ik heb zoiets van weet je het is mijn werk, je komt op mijn werk en je valt mij lastig op mijn werkplek” (Respondent 11, Dickys).

6.6 Mijn werk, mijn grens

Maar er zijn natuurlijk grenzen. Het citaat hierboven laat de complexiteit van de Third Place zien. Van wie is de Third Place? En wie maakt de regels? Voor de gasten is de horeca op de Zuidas een plek tussen thuis en werk, een plek waar zij kunnen ontspannen. Hoewel deze sfeer wordt gecreëerd door de serveersters, is voor hen de horeca primair een werkplek. Deze complexiteit maakt dat soms onduidelijk blijft waar de grenzen liggen, wat kan wel en wat kan niet? De respondenten zeggen over het algemeen beleefd te blijven, maar wanneer gedrag écht te ver gaat zijn de serveersters niet meer netjes.

“Op het moment dat ze lelijk gaan doen ben ik ook niet aardig aan tafel, dan kunnen ze ook gewoon eens een keer de andere kant zien, dan kan ik van heel gastvrij in een keer naar heel kortaf, je krijgt wat je bestelt maar een glimlach mag je even in je broekzak steken, gewoon ergens waar de zon niet schijnt wilde ik zeggen, maar dat… is een ander gaatje” (Respondent 5, De Blauwe Engel).

Tijdens de borrels worden de gasten handtastelijker. Zij hebben meer gedronken en de grens wat wel of niet kan vervaagd. Incidenten komen voor waarbij de gasten te ver gaan. Spradley & Mann beschrijven dat in een door mannen gedomineerde omgeving de waarden gelden van een mannelijke georiënteerde cultuur. Het is een plek waar de gasten hun mannelijkheid etaleren, ook naar de serveersters toe. De serveersters worden geacht om afhankelijk en passief te blijven. Ook zij vinden het moeilijk om vast te stellen waar de grenzen liggen voor serveersters. Tot welke mate blijven zij beleefd? (Spradley & Mann, 1975, pp. 133-134).

(32)

“Ik heb een keer iemand keihard op zijn gezicht geslagen op het terras omdat hij in mijn kont kneep, maar niet eens in mijn kont, maar hij greep echt gewoon naar me, helemaal dronken, en toen heb ik eerst een heel glas vodka over hem heen gegooid en daarna echt keihard in zijn gezicht geslagen.” (Respondent 6, Oliver’s).

“Dan denken ze van: oh ja, ah ze loopt langs, ik knijp even in haar bil. Dan ben ik ook, dan draai ik mij om, pak hem bij de hand en dan is het zo van: dit gaan we niet nog een keer doen of de eerstvolgende keer dat je het weer doet dan gaan we daarna weer maatregelingen nemen. Daar heb jij geen zin in, ik geen zin in, dus als je verstandig bent dan doe je het niet nog een keer en dan merk je ook dat ze echt gelijk schrikken en dat ze ook echt zoiets hebben van: oh oh, zo was het niet de bedoeling, weet je wel, het was meer als grapje of iets, maar alsnog heb ik zoiets van uh, ja er zijn gewoon grenzen” (Respondent 11, Dickys).

6.7 vrouwen met pit

De respondenten zijn van mening dat hoe serveersters omgaan met flirten, opmerkingen en aanraking bepaald wordt door hun persoonlijkheid. Alle respondenten vinden dat serveersters een sterke persoonlijkheid moeten hebben. Een aantal genoemde kenmerken zijn: ‘niet op je mondje gevallen’, ‘stevig in je schoenen staan’ en ‘je moet pit hebben’. Deze persoonlijke karakteristieken worden ook genoemd door Moffitt & Szymanski: serveersters moeten onafhankelijk zijn, niet makkelijk beïnvloedbaar, een ruggengraat hebben en sterk in hun schoenen staan (2011, p. 87). Mijn respondenten geven aan dat je moet kunnen omgaan met bepaalde situaties en met onbeleefde mensen. Je moet hard kunnen werken en je moet voor jezelf kunnen opkomen.

“Je moet gewoon uh, een goed stel… ook wel een goed stel hersenen hebben zeg maar, je moet niet een een een, als een ja ik wil niet zeggen als een dom blondje, maar je snapt wat ik bedoel, dat je niet… je moet wel gewoon goed tegen kritiek kunnen en goed tegen uuh, ja ook wel tegen die mannen kunnen want die mannen kunnen natuurlijk ook als ze dronken zijn dan gaan ze lekker lallen en geintjes uithalen en doen maar… ja… wees jezelf” (Respondent 5, De Blauwe Engel).

Volgens de respondenten heeft het werken op de Zuidas in veel gevallen invloed gehad op hun gedrag en zelfbeeld. De mate van deze invloed is afhankelijk van de persoonlijkheid, leeftijd en ervaring. Veel respondenten zeggen dat zij harder naar de buitenwereld zijn geworden. Een respondent stelt dat zij niet meer over zichzelf heen laat lopen, terwijl zij dat eerst wel vaak deed. De respondenten voelen zich dus sterker en durven meer aan. Ook heeft het werken op de Zuidas een positieve invloed gehad op het zelfbeeld van de respondenten.

(33)

gingen zij ervan uit dat seksuele objectivering een negatief effect zou hebben op het zelfbeeld van de serveersters. De uitkomst is echter dat veel serveersters zich beter voelen over

zichzelf. Zij hebben meer zelfvertrouwen en zijn spraakzamer (2011, p. 95). De respondenten die zeggen geen invloed te ervaren op hun gedrag of zelfbeeld zijn meestal ouder en hebben meer horecaervaring. Hun identiteit is meer gevormd dan bij minder ervaren werknemers en zij kunnen beter met dit soort ervaringen omgaan (Hochschild, 1983/2003, p. 132).

“Maar ik laat het mij niet zo snel beïnvloeden omdat ik ja… omdat ik ook al best wel wat jaartjes ervaring. Kijk toen ik zestien zeventien was en ik net in de horeca begon, stond ik ook met trillende knieën bij een tafel, maar juist omdat ik dat heb gedaan ben ik hier, ben ik best wel ja uuh… misschien wat harder geworden naar de

buitenwereld, zodat je ook veel meer aandurft en heb je misschien ook een beetje een muurtje om je heen” (Respondent 5, De Blauwe Engel).

(34)

7. De Zuidas als speeltuin

7.1 Grensoverschrijdend gedrag

Opvallend uit de gesprekken is wat alle respondenten unaniem nog meer als grensoverschrijdend gedrag ervaren, namelijk onbeschoft gedrag. Zij vinden het

grensoverschrijdend wanneer gasten bevelen of eisen in plaats van vragen. Ook wanneer gasten geen ‘dankjewel’ zeggen wordt als onbeleefd ervaren. Onbeschoft gedrag vinden de respondenten erger dan seksuele intimidatie.

“Ik vind zeg maar dat onbeschofte gedrag, dat kan ik nog slechter hebben dan dat iemand mij seksueel intimideert, daar kan ik heel goed mee omgaan, dan denk ik van ja. Ik ben nooit daar uuh, als je niet zo goed voor jezelf op kan komen is dat natuurlijk wel een heel, een punt op de Zuidas, maar dat onbeschofte gedrag is echt iets wat ik niet, dat vind ik echt, dat gaat mijn grens over, als ik word behandeld als serveerster omdat ik schort aanheb terwijl ik ook gewoon een mens ben weet je wel” (Respondent

6, Oliver’s).

7.1.1 ‘Slechts’ een serveerster

Wat uit bovenstaand citaat naar voren komt is dat de respondenten het als

grensoverschrijdend ervaren wanneer zij worden behandeld als ‘slechts’ een serveerster. Zij spelen met hun vrouwelijkheid, maar er mag niet gespeeld worden met hun status. De respondenten zeggen soms het gevoel te hebben dat gasten neerbuigend kunnen doen, waardoor zij zich minderwaardig voelen. Voorbeelden hiervan zijn wanneer gasten naar hen fluiten of in hun vingers knippen om aandacht te krijgen.

“Heeft er iemand een vogel bij zich? Of heb je je hond bij je? Want ik weet niet wat voor een geluiden jij aan het maken bent, maar ik neem aan dat je niet mij aan het roepen bent nu. Die heb ik echt al wel een paar keer hier gemaakt en ook wel een paar keer op mijn oude werk, want dat, dan ga je te ver, dat is dus ook inderdaad dat grensoverschrijdend gedrag” (Respondent 5, De Blauwe Engel).

7.1.2 De bar is mijn barrière

Andere voorbeelden van grensoverschrijdend gedrag zijn wanneer gasten zelf bier gaan tappen of een plek opeisen en niet accepteren dat dit niet mag. Dit komt vooral voor bij vaste gasten, die denken dat zij een voorkeursbehandeling krijgen en meer rechten hebben dan anderen. Omdat zij vaak aanwezig zijn, hebben zij het gevoel alles te kunnen maken, zelf de baas te zijn en te bepalen wat wel of niet mag. Een voorbeeld hiervan is wanneer gasten zelf

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

Uit de beschreven voorbeelden blijkt dat het ontwerpen van toekomstscenario’s een zeer geschikte methodiek is voor samenwerkend leren en collectieve en individuele reflectie

1) Hij kan de ruzie direct aan tafel proberen te eindigen. De talkshows uit dit onderzoek zijn live en er is dus geen mogelijkheid om een ruzie uit het programma te knippen. Om

Nuijten: ‘En als iemand toch gaat vissen, is dat makkelijker te achterhalen.’ Wat haar opvalt, is dat jonge onderzoekers vaak niet goed op de hoogte zijn van wat op en over de

geënquêteerde boeren was 97% zoon van een boer of tuinder en bij de tuinders 92;o. Van deze laatste groep was bovendien nog 5% zoon van nan land- of tuinbou arbeider.. Dit

Subsidie - Het eenige Radmiddel voor heel Zuid-Afrika. ~ Die ontstaan, ontwikkeling en bete- kenis van die Gereformeerde Kerk op die Witwatersrand. De Geschiedenis

Voorbeeld van de resultaten van een globale gevoeligheidsanalyse, waaruit de rangschikking van de para- meters wordt afgeleid: de relatie tussen de parameter T5 en de