• No results found

Motivatie na positieve feedback : leidt positieve feedback tot coasting als mensen druk ervaren om te presteren?

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "Motivatie na positieve feedback : leidt positieve feedback tot coasting als mensen druk ervaren om te presteren?"

Copied!
22
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

Motivatie na Positieve Feedback: Leidt Positieve Feedback tot Coasting als

Mensen Druk Ervaren om te Presteren?

A.A.M. Kwakman 10455698

Masterthese Sociale Psychologie Onder begeleiding van Nils Jostmann Aantal woorden: 5997

(2)

2

Abstract

Recente studies tonen aan dat positieve feedback onder bepaalde omstandigheden kan leiden tot een coasting effect in motivatie. Coasting is een afname in de inspanning of moeite die iemand doet, waardoor prestaties verslechteren. In de huidige studie werd onderzocht of mensen die onder druk staan om goed te blijven presteren eerder geneigd zijn tot coasting na het krijgen van positieve feedback dan mensen niet onder druk staan. 113 deelnemers (UvA studenten) legden een

getal-zoektaak af en kregen hierbij voorgeprogrammeerde feedback (positieve vs. neutrale feedback). Bij de helft van de deelnemers werd een gevoel van druk geïnduceerd. Druk om te presteren bleek geen voorspeller te zijn van coasting. Het bleek dat deelnemers na positieve feedback altijd slechter presteerden dan na neutrale feedback. Hiermee lijkt een algeheel coasting effect te zijn aangetoond.

(3)

3

Inhoudsopgave

Inleiding

... 4

Coasting ... 4

Theoretische Achtergrond: Positieve Feedback en Coasting ... 5

Huidige Onderzoek ... 9

Methode

... 10 Design ... 10 Deelnemers ... 10 Materialen ... 10 Druk om te Presteren ... 10 Motivatie ... 11 Feedback ... 12 Manipulatiechecks ... 12 Persoonlijkheidstest ... 13 Procedure ... 13

Resultaten

... 14 Exploraties ... 15

Discussie

... 16

Referenties

... 20

(4)

4

Inleiding

Intuïtief gaan mensen er vaak van uit dat zij anderen kunnen motiveren door hen

complimenten te geven en hun positieve punten te benoemen. Managers en leerkrachten maken dan ook veelvuldig gebruik van positieve feedback in hun communicatie met werknemers en leerlingen. Hoewel iemands motivatie na een compliment vaak een boost krijgt, blijkt positieve feedback niet altijd zo motiverend te werken als wordt verondersteld (Kluger & DeNisi, 1996).

Een van de problemen met het verstrekken van positieve feedback is dat het kan leiden tot coasting. Coasting is een afname in de inspanning of moeite die iemand doet. Een neiging tot coasting kan ontstaan als iemand meer of sneller vooruitgang boekt richting een doel dan verwacht. Bij

coasting staakt iemand zijn inspanningen niet volledig, maar verzwakt deze enigszins zodat prestaties geleidelijk terugkeren naar het vereiste niveau (Carver, 2003).

De omstandigheden waaronder coasting optreedt zijn nog niet helemaal duidelijk. In de huidige studie hebben we gekeken of positieve feedback tot coasting leidt als mensen onder druk staan om goed te presteren. We willen namelijk weten welke situaties tot de omstandigheden behoren waaronder coasting optreedt. Hierdoor kan vollediger in beeld worden gebracht wanneer positieve feedback afbreuk doet aan iemands motivatie.

Coasting

Carver (2003) beschrijft de kenmerken van coasting helder aan de hand van een metafoor. Hij vergelijkt motivatiegedrag van mensen met de cruise control modus van een auto. Wanneer je in een auto bergopwaarts rijdt, wordt de auto afgeremd; de cruise control reageert hierop door de motor meer brandstof te voeden, zodat de snelheid weer op niveau komt. Wanneer je bergafwaarts rijdt, gaat de auto te snel; de cruise control reageert dan door de motor minder brandstof te voeden, zodat de snelheid terugkeert naar het gewenste niveau. Bij het laatste fenomeen is er sprake van coasting.

Carver stelt (2003; Carver & Scheier, 1990) dat als iemand sneller of meer vooruitgang boekt dan verwacht, er positief affect ontstaat. Uit positief affect kan iemand afleiden dat hij zijn doel ook zou kunnen verwezenlijken met minder inspanning. Mensen gebruiken hun affect namelijk als informatiebron om de effectiviteit van hun acties vast te stellen (Carver, 2003). Als reactie op positief

(5)

5 affect vermindert iemand vervolgens zijn inspanningen, zodat prestaties weer op het gevraagde niveau komen. Of iemand verplaatst zijn inspanningen naar een ander doel. Deze functie van positief affect zou mensen in staat stellen om meerdere doelen tegelijkertijd na te streven en in te kunnen spelen op onverwachte voorbijkomende activiteiten.

Theoretische Achtergrond: Positieve Feedback en Coasting

Coasting lijkt soms wel op te treden als gevolg van positieve feedback maar niet altijd. Verschillende onderzoeken zijn uitgevoerd om te kijken onder welke omstandigheden coasting optreedt. Enkele van deze studies keken naar coasting in relatie tot positief affect, terwijl andere studies keken naar coasting in relatie tot positieve feedback. Er bestaat echter een robuuste samenhang tussen positieve feedback en positief affect (Ilies & Judge, 2005). De studies kunnen dan ook goed met elkaar worden vergeleken.

Zo hebben Van Dijk en Kluger (2004; 2011) twee onderzoeken gedaan naar de effecten van positieve en negatieve feedback in relatie met regulatory focus. Regulatory focus is een concept afkomstig uit de regulatory focus theory van Higgins (1997), die als uitgangspunt heeft dat mensen gebruik maken van twee zelfregulatiesystemen om plezierige ervaringen te benaderen en onplezierige ervaringen te vermijden, welke elk een andere focus oproepen. Het eerste systeem reguleert het streven naar beloningen en activeert een zogenaamde focus op winst-doelen. Iemand in deze staat heeft een promotion-focus. In een promotion-focus ervaren mensen hun doelen als iets dat zij graag vanuit zichzelf wensen te doen. Het andere systeem reguleert het vermijden van bestraffing en activeert een focus op preventie-doelen. Iemand in deze staat heeft een prevention-focus. In een prevention-focus ervaren mensen hun doelen als een verplichting.

Van Dijk en Kluger (2004) keken in hun eerste onderzoek niet naar een mogelijke

demotiverende werking van positieve feedback. Wel toonden zij met dit onderzoek aan dat feedback alleen motiverend werkt als de valentie van de feedback (positief of negatief) aansluit bij iemands focus. Met een sample bestaande uit zowel werkenden als studenten deden zij twee experimenten. Eerst werd regulatory focus geïnduceerd door middel van scenario’s. Later werd regulatory focus gemeten aan de hand van individuele verschillen, zoals waarden, beroep en reden voor beroepskeuze.

(6)

6 Motivatie werd gemeten middels één item; deelnemers gaven op een 11-puntsschaal aan hoeveel inspanningen zij van plan waren te leveren in vergelijking tot eerdere inspanningen.

Positieve feedback bleek motiverender te werken dan negatieve feedback bij deelnemers in een promotion-focus, terwijl negatieve feedback motiverender werkte dan positieve feedback bij deelnemers in een prevention-focus. Uit deze studie leren we dat positieve feedback niet altijd motiverend werkt, bijvoorbeeld wanneer de feedback niet aansluit bij iemands focus.

In het tweede onderzoek van Van Dijk en Kluger (2011) werd daadwerkelijk coasting gevonden. In dit onderzoek toetsten zij de veronderstelling dat verschillende soorten taken

verschillende regulatory foci oproepen, en dat de regulatory focus de relatie tussen feedback valentie en motivatie modereert. Taken die creativiteit en ruimdenkendheid vereisen zouden een promotion-focus oproepen, terwijl van taken waarvoor accuraatheid, alertheid en het volgen van regels nodig is een prevention-focus zouden oproepen. Opnieuw voerden zij twee experimenten uit met een sample bestaande uit studenten. Het type taak – dat regulatory focus opriep – werd eerst gemanipuleerd door middel van scenario’s. Later legden deelnemers of preventie-taken af (e.g. fouten opsporen, veiligheid bewaren) of promotie-taken (e.g. ideeën bedenken, oplossingen genereren). Motivatie werd weer gemeten door deelnemers op een 11-puntsschaal aan te laten geven hoeveel inspanningen zij van plan waren te leveren in vergelijking tot eerdere inspanningen.

Als resultaat bleek dat positieve feedback motivatie verhoogde als deelnemers werkten aan promotie-taken, terwijl positieve feedback motivatie verlaagde als deelnemers werkten aan preventie-taken. Het coasting effect lijkt dus op te treden als positieve feedback niet aansluit bij de

gemoedstoestand waarin iemand verkeert, bijvoorbeeld als iemand oplettend of angstig is om te zullen falen of hij aan een taak werkt die alertheid vereist of waar hij geen fouten bij mag maken.

Enkele beperkingen van bovengenoemde studies zijn dat motivatie gemeten is met slechts één item en dat deelnemers in de controleconditie en experimentele conditie niet dezelfde taak aflegden. Het zou interessant zijn om in vervolgonderzoek de werkelijke inspanningen van deelnemers te meten en te kijken of een coasting effect aangetoond kan worden als alle deelnemers dezelfde taak afleggen.

Een meer cognitieve kijk op coasting vinden we in ander onderzoek. Er zijn diverse onderzoeken gedaan waarin werd gekeken hoe positief affect het gedrag van mensen beïnvloedt

(7)

7 wanneer zij een doel nastreven. De redenering hierbij is dat positief affect op twee verschillende manieren kan worden geïnterpreteerd. Enerzijds kan iemand positief affect ervaren als een signaal dat hij voldoende progressie gemaakt heeft richting zijn doel, wat hem ertoe in staat stelt om

daaropvolgende inspanningen te verzwakken of de aandacht te verplaatsen. Anderzijds kan iemand positief affect ook interpreteren als het gevoel heel toegewijd te zijn aan het doel, wat aanzet tot het actief blijven nastreven het van het doel. Uitgaande van Kruglanski’s (et al., 2002) goal system theory veronderstellen onderzoekers dat de cognitieve toegankelijkheid van alternatieve doelen hierbij een belangrijke rol speelt.

Bijvoorbeeld Orehek, Bessarabova, Chen en Kruglanski (2011) onderzochten of de relatie tussen positief affect en doelactivatie wordt gemodereerd door de cognitieve toegankelijkheid van alternatieve doelen. Met een sample bestaande uit studenten deden zij twee experimenten. Eerst vroegen zij deelnemers een daad te bedenken die zij diezelfde dag voor iemand anders wilden doen, en dit te omschrijven in één woord. Hiermee werd een focaal doel geactiveerd. Vervolgens lieten zij de helft van de deelnemers drie activiteiten noteren die zij die dag reeds hadden gedaan. De andere helft lieten zij drie activiteiten noteren die zij die dag nog wilden doen. Hiermee werden in de ‘nog te doen’ groep alternatieve doelen geactiveerd en in de ‘reeds gedaan’ groep niet. Tevens werd middels foto’s positief of neutraal affect bij deelnemers geïnduceerd (bijvoorbeeld door een foto van een lachende baby of een blauwe handdoek). In het eerste experiment werd de activatie van het doelwoord gemeten middels een lexical decision task. In het tweede experiment werd gemeten in hoeverre deelnemers de intentie hadden om hun doel daadwerkelijk uit te voeren.

Beide experimenten toonden aan dat het focale doel minder sterk geactiveerd was bij deelnemers waarbij positief affect was geïnduceerd dan bij deelnemers waarbij neutraal affect was geïnduceerd als er ook alternatieve doelen toegankelijk waren. Deze bevinding lijkt dus te zeggen dat een neiging tot coasting ontstaat als iemand positief affect ervaart op het moment dat meerdere doelen om de cognitieve capaciteit van de persoon vragen.

Een soortgelijk effect werd gevonden door Fishbach en Dhar (2005). Zij vonden dat het voor het optreden van coasting uitmaakt of iemand zich focust op zijn voortgang richting het doel of dat iemand zich bezighoudt met zijn gevoel van toewijding aan het doel. De studie was opgebouwd uit

(8)

8 vier experimenten waarin op verschillende manieren gemanipuleerd werd dat deelnemers zich

focusten op hun toewijding aan een doel of op de progressie die zij gemaakt hadden of verwachtten te maken richting een doel. Ook werd het effect getoetst met verschillende doelen (sporten, studeren, sparen en gewicht verliezen) en door middel van zelfrapportage-onderzoek en veldstudies. Vervolgens werd gemeten in hoeverre deelnemers geneigd waren om een handeling te kiezen die incongruent was aan hun doel. Bij het doel om gewicht te verliezen kregen deelnemers bijvoorbeeld de keuze uit een appel of een chocoladereep. De sample bestond uit studenten.

De neiging om een incongruente actie te kiezen bleek te worden versterkt na het waarnemen van progressie richting het doel. Slechts de verwachting om in de toekomst progressie te zullen maken bleek al genoeg te zijn om incongruent gedrag op te roepen. Wanneer een focus op toewijding aan het doel gemanipuleerd werd bleven deelnemers dit doel actief nastreven. Dit terwijl wanneer een focus op progressie richting het doel gemanipuleerd werd – en deze progressie was voldoende – deelnemers eerder hun aandacht verlegden naar een alternatief doel.

Samengevat, kunnen we uit deze twee benaderingen concluderen dat positieve feedback afbreuk kan doen aan iemands motivatie – en dus tot coasting leidt – als het gegeven wordt aan iemand die in een staat verkeert waarin hij alert en oplettend moet zijn of bijvoorbeeld geen fouten mag maken (prevention-focus), als iemands cognitieve capaciteit niet alleen wordt gevraagd door een focaal doel maar door meerdere doelen, en als iemand meer gefocust is op progressie richting een doel dan op toewijding.

In twee recente onderzoeken (Jostmann, ongepubliceerd, 2016) werd de ene keer wel en de andere keer geen coasting gevonden. De opbouw van de onderzoeken was vrijwel identiek, alleen de sample verschilde. Deelnemers legden herhaaldelijk een getal-zoektaak af waarmee hun prestatie werd gemeten. Na iedere trial kregen zij of positieve of neutrale feedback zogenaamd over hun prestaties. Positieve feedback betekende dat prestatie bovengemiddeld was, vergeleken met de eigen eerdere prestaties of vergeleken met de prestaties van zogenaamde andere deelnemers. Neutrale feedback betekende dat prestatie niet bovengemiddeld was, hetgeen duidde op een stabiele score of een lagere score.

(9)

9 In het onderzoek waar geen coasting werd gevonden, bestond de sample uit leden van de online marktplaats CrowdFlower, in de leeftijd van 18 tot ca. 65 jaar. In het andere onderzoek waarin wel coasting werd gevonden bestond de sample uit leden van de online marktplaats Amazon M Turk met een zogenaamde ‘master’ status. Deze status hebben alleen leden die voortdurend op het hoogste niveau presteren. Wanneer hun prestaties verslechten dreigen deze ‘masters’ hun status kwijt te raken.

Een mogelijke verklaring voor het feit dat coasting wel in de tweede studie maar niet in de eerste studie is gevonden zou kunnen zijn dat mensen die onder druk staan om goed te presteren wellicht eerder geneigd zijn tot coasting dan mensen die onder geen druk staan. Vanwege de constante druk om goed te blijven presteren en de angst om de ‘master’ status te verliezen zou men kunnen beargumenteren dat de kenmerken van deze groep leden overeenkomen met die van deelnemers in een prevention-focus in de onderzoeken van Van Dijk en Kluger (2004; 2011). Ook is het niet ondenkbaar dat de masters vanwege hun wankele status meer gefixeerd zijn op progressie dan op toewijding doordat zij zich voortdurend zullen afvragen of hun prestaties voldoende zijn, en daardoor volgens Fishbach en Dhar (2005) eerder geneigd zijn tot coasting.

Huidige Onderzoek

In het huidige onderzoek is gekeken of mensen die onder druk staan om goed te blijven presteren eerder geneigd zijn tot coasting na het krijgen van positieve feedback dan mensen die onder geen druk staan. Dezelfde opzet is gebruikt als in de onderzoeken van Jostmann (ongepubliceerd, 2016). Bij de helft van de deelnemers werd experimenteel druk om goed te presteren geïnduceerd (hoge druk groep) en bij de andere helft niet (lage druk groep). Vervolgens legden alle deelnemers herhaaldelijk een getal-zoektaak af, waarbij zij over de helft van de trials positieve feedback kregen en over de andere helft neutrale feedback. Tegen de deelnemers werd verteld dat de feedback gebaseerd was op hun prestaties, maar in werkelijkheid was de feedback gerandomiseerd.

Op grond van de eerder besproken onderzoeksbevindingen werden de volgende hypothesen geformuleerd: 1) Deelnemers in de hoge druk groep presteren over het algemeen beter op de getal-zoektaak dan deelnemers in de lage druk groep; 2) Deelnemers presteren over het algemeen beter op trials na positieve feedback dan op trials na neutrale feedback; 3) Deelnemers in de lage druk groep

(10)

10 presteren beter op trials na positieve feedback dan op trials na neutrale feedback, terwijl deelnemers in de hoge druk groep na positieve feedback niet beter of wellicht zelfs slechter presteren dan na neutrale feedback.

Methode

Design

In het onderzoek werd een 2 (feedback: positief vs. neutraal) x 2 (druk: hoog vs. laag) mixed design gehanteerd, met feedback als binnen-proefpersoon factor, druk als tussen-proefpersoon factor en motivatie als afhankelijke variabele.

Deelnemers

Aan het onderzoek namen 113 eerstejaars psychologie studenten van de Universiteit van Amsterdam deel, waarvan 82 vrouwen en 31 mannen. Deelnemers werden geworven op de campus en via online recruitment tools van de UvA. Als beloning voor deelname aan het onderzoek kregen deelnemers 1.5 colloquimpunt. Deelnemers in de hoge druk groep maakten tevens kans op een resultaatafhankelijke prestatiebonus van €5,-.

Materialen

Druk om te Presteren

Een gevoel van druk om te presteren werd via verschillende middelen bij de helft van de deelnemers geïnduceerd. Als eerste onderdeel van het experiment legden deelnemers een prestatie-motivatie vragenlijst af, de Achievement Goal Scale ontwikkeld door Elliot en McGregor (2001). Deze vragenlijst gaat over motivatie met betrekking tot studeren en bestaat uit 12 items. De items konden worden beantwoord op een vijfpunts Likert-schaal, variërend van 1 (helemaal mee oneens) tot 5 (helemaal mee eens). Een voorbeeldvraag is: “Het is belangrijk voor me dat ik in mijn studie beter presteer dan andere studenten”. Na afloop van deze test kreeg de helft van de deelnemers te horen dat zij op basis van hun antwoorden ingedeeld waren in de groep van zogenaamde “Prestatie Masters”. De andere helft kreeg niets te horen. Hiermee werden de deelnemers toegewezen aan een hoge druk groep en een lage druk groep. In werkelijkheid werd er helemaal niet gekeken naar de antwoorden van

(11)

11 deelnemers. De test diende slechts als manipulatiemiddel, deelnemers werden op basis van random selectie ingedeeld in een van de twee groepen.

Vervolgens kregen de “Prestatie Masters” te horen dat zij door toewijzing aan deze groep een prestatiebonus van €5,- hadden bemachtigd, die zij houden mochten mits zij: 1) in de daaropvolgende taak minimaal 90% van de items correct en voldoende snel oplosten, en 2) hun reacties op de

aandachtscontrole checks die in het onderzoek waren ingebouwd – waarmee gemeten werd of zij goed bleven opletten – eveneens uitstekend waren.

Motivatie

Motivatie werd gemeten middels een getal-zoektaak van 64 trials (Mazar, Amir & Ariely, 2008). Op een computerscherm kregen deelnemers steeds een matrix te zien van 8 driecijferige getallen. Binnen deze matrix moesten zij zo snel mogelijk twee getallen zoeken die samen optellen tot 10 en per muisklik selecteren (zie figuur 1). Deze taak stelt deelnemers in staat om de eigen prestaties gelijk te evalueren. Wanneer de twee getallen die samen optellen tot 10 worden gevonden, is het namelijk gelijk duidelijk dat de trial correct is opgelost. Bovendien wordt deze taak niet ervaren als een taak die de intelligentie of bekwaamheid toetst (Mazar et al., 2008). In sommige gevallen werd na een matrix ook een woordzoeker puzzel aangeboden. Deze puzzels maken deel uit van een ander onderzoek en waren voor de hypothese van de huidige studie niet relevant. Hierop wordt daarom verder niet ingegaan.

Figuur 1.

Voorbeeld Matrix van de Getal-Zoektaak.

1.71 1.82

2.91 4.67

4.81 3.05

5.82 5.19

(12)

12 Over de scores van deelnemers op de getal-zoektaak werden accuratesse ratio’s berekend. Voor iedere deelnemer werden twee ratio’s berekend: één over de scores na positieve feedback en één over de scores na neutrale feedback. De accuratesse ratio’s werden met de volgende formule berekend: accuratesse ratio = aantal correcte trials / aantal voltooide trials. De ratio’s werden niet berekend over het totaal aantal trials, maar over het aantal trials dat een deelnemer had voltooid. Deze aantallen konden van elkaar verschillen doordat sommige deelnemers niet alle trials hadden opgelost. De absoluut hoogst haalbare score per feedback valentie was 32. De minimum en maximum ratio liep van 0 tot 1. Overigens is in de huidige studie uitsluitend gekeken naar accuratesse, snelheid is buiten beschouwing gelaten.

Feedback

Na iedere trial van de getal-zoektaak ontvingen deelnemers via de computer of positieve feedback of neutrale feedback. Tegen deelnemers werd verteld dat de feedback gebaseerd was op hun prestatie op de voorgaande trial. Wanneer een deelnemer positieve feedback ontving, betekende dit dat hij bovengemiddeld gepresteerd had. Hiermee werd bedoeld dat de prestatie (gemeten aan de hand van snelheid en accuratesse) beter was dan de eigen prestatie op eerdere trials of beter dan de prestatie van andere deelnemers met een vergelijkbare achtergrond. De tekst “Goed gedaan!” verscheen dan in beeld. Als een deelnemer neutrale feedback kreeg zag hij het teken “- ♦ - ” in beeld. Dit kon drie dingen betekenen: 1) dat hij bovengemiddeld gepresteerd had op de voorafgaande trial maar dit werd niet aan hem laten zien; 2) dat hij gemiddeld gepresteerd had op de voorafgaande trial; of 3) dat hij slecht gepresteerd had op de voorafgaande trial. Ook al kreeg een deelnemer dus géén feedback te zien, dan kon het toch zijn dat hij bovengemiddeld gepresteerd had. In werkelijkheid was alle feedback die deelnemers kregen gerandomiseerd en voorgeprogrammeerd. Iedere deelnemer ontving

willekeurig over 32 trials positieve feedback en over 32 trials neutrale feedback.

Manipulatiechecks

Na de getal-zoektaak werden enkele vragen gesteld waarmee het effect van de manipulatie gemeten kon worden, door de antwoorden van deelnemers in de hoge druk groep op deze vragen met die van deelnemers in de lage druk met elkaar te vergelijken. Zo werd bijvoorbeeld gevraagd: ”Hoe

(13)

13 gemotiveerd was je om goed te presteren tijdens de test?”. Hierop konden deelnemers antwoorden op een zespunts Likert-schaal, variërend van 1 (helemaal niet gemotiveerd) tot 6 (heel gemotiveerd). Een andere vraag was: “Schrijf hieronder a.u.b. kort op wat het in dit onderzoek betekent om een Master te zijn?”. Hierop konden deelnemers een eigen antwoord formuleren. Ten slotte werden enkele vragen gesteld om de stemming en het energieniveau van deelnemers te meten, bijvoorbeeld “Hoe voel je je op dit moment?” en “Hoe moe of energiek voel je je op dit moment?”. Hierop konden deelnemers op een zespunts Likert-schaal, variërend van 1 (heel negatief / heel moe) tot 6 (heel positief / heel energiek).

Persoonlijkheidstest

Aan het einde van het onderzoek werd nog een korte persoonlijkheidstest afgenomen, de Hakemp Dutch vragenlijst (Kuhl, 1994). Dit maakt deel uit van een ander onderzoek en was verder niet relevant voor de hypothese van dit onderzoek. Hierop wordt daarom niet verder ingegaan.

Procedure

Een proefleider van de Universiteit van Amsterdam wierf eerstejaars psychologie studenten voor deelname aan het onderzoek door hen aan te spreken op de campus. Als beloning voor hun deelname werd hen 1.5 colloquimpunt beloofd. Tegen deelnemers werd verteld dat in het onderzoek werd gekeken naar de invloed van (sociale) context op prestaties. Het onderzoek vond plaats in het lab van de universiteit en nam circa anderhalf uur in beslag. Het onderzoek werd afgelegd via een

computer in een afgesloten ruimte waarin deelnemers niet konden worden gestoord. Eerst legden deelnemers de prestatie-motivatie vragenlijst af. Hierna kreeg de helft van de deelnemers (de hoge druk groep) te horen dat zij op basis van hun antwoorden waren ingedeeld in de groep van de zogenaamde “Prestatie Masters”, waarmee zij een prestatiebonus van €5,- verdiend hadden. Deze bonus werd hen daadwerkelijk uitbetaald mits zij in de daaropvolgende taak minimaal 90% van de trials correct en voldoende snel oplosten en goed reageerden op de aandachtscontrole checks die in het onderzoek waren ingebouwd. Tegen de andere helft (de lage druk groep) werd niks verteld. In

werkelijkheid werden deelnemers op basis van random selectie toegewezen aan een groep. Daarna legden deelnemers de getal-zoektaak af, waarbij zij gerandomiseerde feedback kregen zogenaamd

(14)

14 over hun prestaties. Na de getal-zoektaak beantwoordden deelnemers enkele vragen waarmee het effect van de manipulatie kon worden gemeten. Vervolgens legden deelnemers nog een korte persoonlijkheidstest af. Ten slotte werden deelnemers ingelicht over het werkelijke doel van het onderzoek en werd hen de mogelijkheid gegeven om hierover alle vragen te stellen die zij wilden.

Resultaten

Van de 113 deelnemers rapporteerden er zeven een verkeerde interpretatie van de feedback en één een verkeerde interpretatie van toewijzing aan de Master groep. De gegevens van deze deelnemers zijn niet meegenomen in de verdere dataverwerking. Verder bleek dat twee deelnemers de vragen niet serieus hadden beantwoord, één test bleek onvolledig ingevuld en één deelnemer bleek jonger dan de gewenste doelgroep. Ook de gegevens van deze deelnemers zijn niet meegenomen in de

dataverwerking. De gegevens van de overige 101 deelnemers (75 vrouwen en 26 mannen) zijn

gebruikt in de analyses. De gemiddelde leeftijd van de deelnemers was 20 jaar (M = 19.59, SD = 1.86). Voor iedere deelnemer werden twee accuratesse ratio’s berekend over hun scores op de getal-zoektaak: één over scores op trials na positieve feedback en één over scores op trials na neutrale feedback. De ratio’s werden berekend door het aantal correcte trials te delen door het aantal voltooide trials. In Tabel 1 staan de gemiddelde procentuele accuratesse ratio’s voor prestaties na positieve en neutrale feedback weergegeven per conditie.

Noot. Aantallen zijn in procenten (ratio’s zijn vermenigvuldigd met 100).

Een variantieanalyse (ANOVA Repeated Measures) is uitgevoerd op deze gemiddelden met als tussen-deelnemers factor groep (hoge druk vs. lage druk) en als binnen-deelnemers factor feedback (positief vs. neutraal). Het effect van groep was relevant om het effect van de manipulatie vast te Tabel 1.

Gemiddelde Procentuele Accuratesseratio’s en Standaarddeviaties (tussen haakjes) voor Prestaties op de Getal-Zoektaak voor de Hoge Druk Groep (Experimentele Conditie) en de Lage Druk Groep (Controleconditie).

Groep Positieve feedback Neutrale feedback n

Hoge druk 96.50 (4.17) 97.31 (2.75) 50

(15)

15 stellen. Zoals verwacht, werd er een hoofdeffect gevonden voor groep, F(1, 99) = 4.15, p = .044, partial eta squared = .04. Deelnemers in de hoge druk groep (M = 96.91, SD = 3.46) presteerden beter dan deelnemers in de lage druk groep (M = 95.65, SD = 4.02). Dit laat zien dat de manipulatie tot een duidelijk verschil in motivatie geleid heeft tussen de twee groepen. Dit bleek ook uit de resultaten van een onafhankelijke t-toets waarbij de gemiddelde motivatie om goed te presteren tijdens de test van deelnemers in de hoge druk werd vergeleken met die van deelnemers in de lage druk groep. Over het algemeen waren deelnemers in de hoge druk groep (M = 5.04, SD = .67) gemotiveerder om goed te presteren dan deelnemers in de lage druk groep (M = 4.84, SD = .81). Hoewel het verschil niet significant was, t(99) = 1.33, p = .093, was het effect wel in de verwachtte richting.

De resultaten van de variantieanalyse lieten verder ook een hoofdeffect zien voor feedback. Deelnemers presteerden beter op trials na neutrale feedback (M = 97.03, SD = 2.94) dan op trials na positieve feedback (M = 95.51, SD = 4.64), F(1, 99) = 11.20, p = .001, partial eta squared = .102. Dit resultaat was niet in overeenstemming met de verwachting. Ten slotte bleek dat de Feedback x Groep interactie niet significant was, F(1, 99) = 2.39, p = .126, hetgeen eveneens niet in overeenstemming was met de verwachting.

Exploraties

Een aantal deelnemers gaf na afloop van de studie in open vragen aan te twijfelen aan de echtheid van de feedback, en sommigen zeiden zelfs expliciet dat zij de feedback hadden genegeerd. Exploratief is gekeken of dezelfde effecten werden gevonden als de resultaten van deze deelnemers niet werden meegenomen in de analyses. Vijftien deelnemers werden tijdelijk uitgesloten. Een variantieanalyse (ANOVA Repeated Measures) werd nogmaals op dezelfde wijze uitgevoerd. Als resultaat bleek dat de gevonden effecten onveranderd bleven.

Daarnaast is exploratief gekeken of prestaties op de getal-zoektaak gerelateerd waren aan plezier in de taak (gemeten na afloop; 1 = heel vervelend, 6 = heel leuk; Grand M = 3.89, SD = .97), de ervaren moeilijkheidsgraad van de taak (gemeten na afloop; 1 = heel makkelijk, 6 = heel moeilijk; Grand M = 3.20, SD = .87) en stemming gedurende de taak (gemeten zowel vooraf als na afloop; 1 = heel negatief, 6 = heel positief; vooraf: Grand M = 4.45, SD = .76; achteraf: Grand M = 4.33, SD =

(16)

16 .87). Een verschilscore werd berekend over de twee meetmomenten voor stemming door de scores op de eerste meting van de scores op de tweede meting af te trekken. Daarna werden alle bovengenoemde variabelen gecentreerd.

Vervolgens werd een covariantieanalyse (ANOVA Repeated Measures) uitgevoerd over de gemiddelde accuratesse ratio’s met als tussen-deelnemers factor groep (hoge druk vs. lage druk), als binnen-deelnemers factor feedback (positief vs. neutraal) en als gecentreerde covariaten plezier, moeilijkheidsgraad en stemming. Als resultaat bleek dat geen van alle covariaten gerelateerd waren aan prestaties op de getal-zoektaak, F > .05. Ook bleek geen van alle covariaten te interacteren met de effecten van feedback, F > .05.

Discussie

In deze studie werd onderzocht of mensen die onder druk staan om goed te presteren eerder geneigd zijn tot coasting na het krijgen van positieve feedback dan mensen die onder geen druk staan. Coasting is een afname in de inspanning of moeite die iemand doet. Een neiging tot coasting kan ontstaan als iemand meer of sneller vooruitgang boekt richting een doel dan verwacht (Carver, 2003). Het onderzoek was als volgt opgezet: deelnemers legden herhaaldelijk een getal-zoektaak af en kregen hierbij voorgeprogrammeerde feedback (positieve vs. neutrale feedback). Bij de helft van de

deelnemers werd experimenteel een gevoel van druk om goed te presteren geïnduceerd (hoge druk groep) en bij de andere helft niet (lage druk groep). Prestaties op de taak werd als afhankelijke maat gebruikt. Verwacht werd dat 1) deelnemers in de hoge druk groep over het algemeen beter zouden presteren op de taak dan deelnemers in de lage druk groep; 2) deelnemers over het algemeen beter zouden presteren op trials na positieve feedback dan op trials na neutrale feedback, en 3) dat

deelnemers in de lage druk groep beter zouden presteren op trials na positieve feedback dan op trials na neutrale feedback, terwijl deelnemers in de hoge druk groep een coasting effect zouden vertonen. Dat wil zeggen: zij zouden na positieve feedback niet beter of wellicht zelfs slechter presteren dan na neutrale feedback.

Uit de resultaten bleek dat het onder druk zetten van deelnemers gevolgen had voor de prestaties. Deelnemers die onder druk werden gezet presteerden namelijk beter op de taak dan

(17)

17 deelnemers die niet onder druk werden gezet. Daarnaast bleek dat het geven van positieve feedback leidde tot een verslechtering van de prestaties van deelnemers. Deelnemers presteerden na het krijgen van positieve feedback namelijk altijd slechter op de trials van de taak dan na het krijgen van neutrale feedback. Ten slotte werd er geen interacterend effect gevonden van druk om te presteren in

combinatie met feedback valentie. De effecten van positieve feedback en neutrale feedback waren niet verschillend voor de deelnemers die onder druk werden gezet dan voor de deelnemers die niet onder druk werden gezet. De gevonden effecten bieden geen ondersteuning voor de belangrijkste hypothese van de huidige studie.

Eerdere studies toonden aan dat bepaalde factoren de kans verhogen dat positieve feedback tot coasting leidt. Coasting lijkt bijvoorbeeld eerder op te treden als positieve feedback gegeven wordt aan iemand die in een staat verkeert waarin hij oplettend en alert dient te zijn en geen fouten mag maken (prevention-focus) (Van Dijk & Kluger, 2004; 2011), wanneer iemands cognitieve capaciteit niet alleen gevraagd wordt door een focaal doel maar door meerdere doelen (Orehek, et al., 2011) en wanneer iemands focus ligt bij het maken van progressie in plaats van bij het gevoel toegewijd te zijn aan een doel (Fishbach & Dhar, 2005). Daarnaast deden de resultaten van twee nog ongepubliceerde studies van Jostmann (2016) vermoeden dat het gevoel onder druk te staan om goed te presteren ook een voorspeller voor coasting is. Hij vond namelijk wel coasting in een studie waarbij deelnemers onder constante druk verkeerden om goed te presteren, en niet in een andere studie waarbij deelnemers niet onder druk stonden.

De hypothese van de huidige studie, dat druk om te presteren een verklarende factor is voor coasting, was aan de laatstgenoemde bevindingen ontleend. Er kon echter geen ondersteuning worden gevonden voor dit idee. Onze resultaten zijn daarom niet geheel in overeenstemming met de eerdere bevindingen van Jostmann (2016). Ook lijken onze bevindingen niet in overeenstemming met de onderzoeksresultaten van Orehek (et al., 2011) en Fishbach en Dhar (2005). Op basis van hun bevindingen zou men veronderstellen dat coasting eerder optreedt als iemand niet één maar meerdere doelen heeft. Hoewel dit in de huidige studie niet daadwerkelijk is onderzocht, zou men kunnen beargumenteren dat onze bevindingen dit idee niet ondersteunen. De deelnemers die onder druk werden gezet hadden naast een focaal doel – goed presteren op de taak – ook een alternatief doel,

(18)

18 namelijk het behouden van de resultaatafhankelijke prestatiebonus. Hierdoor zou de neiging tot coasting voor de groep deelnemers die onder druk werden gezet groter moeten zijn geweest dan voor de deelnemers die niet onder druk werden gezet, wat echter niet werd gevonden.

De mogelijkheid bestaat dat in onze studie niet kon worden aangetoond dat druk om te presteren een verklarende factor is voor coasting doordat de manipulatie van druk niet sterk genoeg was. De resultaatafhankelijke prestatiebonus van vijf euro was dan niet genoeg om deelnemers een gevoel van druk op te leggen. Het lijkt er echter meer op dat het coasting effect niet bepaald wordt door druk om te presteren. Het bleek namelijk dat het onder druk zetten van deelnemers wel tot verbeterde prestaties leidde. Overigens zou men kunnen tegenwerpen dat de deelnemers van de huidige studie mogelijk sowieso al het gevoel hadden onder druk te staan om te presteren, omdat zij gewend zijn geraakt aan het gevoel goed te moeten presteren aan de universiteit. De manipulatie van druk zou hierdoor weinig meer aan hun gevoel kunnen hebben toegevoegd. Dit idee lijkt echter ook onwaarschijnlijk, want nogmaals zou het onder druk zetten van deelnemers dan geen effect op de prestaties moeten hebben gehad.

De bevinding dat prestaties van deelnemers op de taak altijd slechter waren na positieve feedback dan na neutrale feedback is de meest opvallende van deze studie. Hiermee lijkt een algeheel coasting effect van positieve feedback te zijn aangetoond. Hoewel we niet verwacht hadden coasting te vinden bij alle deelnemers, wordt deze bevinding wel bijgestaan door enkele andere studies. Zo werd in de eerder besproken studies van Jostmann (2016) de ene keer wel coasting gevonden maar de andere niet. In de studie waarin het wel werd gevonden, trad het effect ook op bij alle deelnemers. De bevinding is ook in overeenstemming met de eerder besproken onderzoeken van Van Dijk & Kluger (2004; 2011). Zij toonden namelijk aan dat positieve feedback leidde tot verminderde prestaties als deelnemers werkten aan taken die hen in een prevention-focus brachten, een staat die zich kenmerkt door eigenschappen zoals oplettendheid, accuratesse en het naleven van regels. De vondst van een coasting effect bij alle deelnemers in onze studie wekt het vermoeden dat er wellicht meer algemene factoren ten grondslag liggen aan coasting dan we veronderstelden. De factor waarvan wij

vermoedden dat het een voorspeller was van coasting, druk om te presteren, is tamelijk specifiek. Misschien is slechts een gemoedstoestand gekenmerkt door concentratie en focus al voldoende voor

(19)

19 het coasting effect te doen optreden.

Een verklaring voor het gevonden coasting effect kan dan ook mogelijk worden gevonden in de aard van de taak die in deze studie uitgevoerd is. Van Dijk en Kluger (2011) vonden alleen coasting bij deelnemers die werkten aan taken die hen in een prevention-focus brachten, maar niet bij

deelnemers die werkten aan een taken die hen in een promotion-focus brachten. Zoals zojuist besproken vraagt een taak die een prevention-focus oproept om oplettendheid, accuratesse en het naleven van regels. Voor de getal-zoektaak die in onze studie gebruikt is waren duidelijk deze laatstgenoemde eigenschappen nodig. Wellicht schuilt daarin de reden waarom in dit onderzoek eenzelfde effect is gevonden.

Iemand zou kunnen tegenwerpen dat het coasting effect is gevonden doordat de prestaties van deelnemers na positieve feedback enkele verslechterde doordat de feedbacktekst hen afleidde. Dit in tegenstelling tot neutrale feedback, want dan verscheen er in plaats van tekst een teken in beeld. Deze tegenwerping lijkt echt niet interessant, aangezien er eenzelfde coasting effect werd gevonden voor deelnemers die in de open vragen expliciet hadden aangegeven de feedback te hebben genegeerd.

Toch zouden in de toekomst nog enkele andere varianten van feedback kunnen worden onderzocht. Mogelijk heeft de meervoudige betekenis van de neutrale feedback tot onduidelijkheid, verwarring of onzekerheid geleid bij deelnemers over hun prestaties. De neutrale feedback kon namelijk drie dingen betekenen: 1) dat iemand bovengemiddeld gepresteerd had op de voorafgaande trial, maar dit werd niet aan hem laten zien; 2) dat iemand gemiddeld gepresteerd had op de

voorafgaande trial; of 3) dat iemand slecht gepresteerd had op de voorafgaande trial. Een mogelijk effect hiervan kan zijn geweest dat deelnemers meer hun best zijn gaan doen op trials na neutrale feedback, om maar zeker te zijn van een goed resultaat. Dit in tegenstelling tot de trials na positieve feedback, waarbij deelnemers bevestiging kregen van hun goede prestaties. Voor vervolgonderzoek zou het interessant zijn om te testen of het coasting effect ook optreedt als neutrale feedback dusdanig wordt geoperationaliseerd dat deze slechts op één manier te interpreteren is. Bijvoorbeeld door de huidige opzet te gebruiken, maar het teken dat staat voor neutrale feedback te vervangen door de zin “OK, ga door”. Ook zou onderzocht kunnen worden of het coasting effect optreedt als andere varianten van positieve feedback ingezet worden. Bijvoorbeeld feedback die meer informatie bevat,

(20)

20 zoals “vijf trials achter elkaar goed!” of feedback direct gegeven door een proefleider. Door ook andere varianten van feedback te toetsen kan een vollediger beeld worden verkregen van de situaties waaronder coasting optreedt.

Voorlopig kan de conclusie zijn dat in deze studie niet kon worden aangetoond dat druk om te presteren een factor is waardoor de kans op coasting wordt verhoogd. De bevindingen onderstrepen wel het idee dat positieve feedback onder bepaalde omstandigheden leidt tot verminderde motivatie om goed te blijven presteren, en prestaties daardoor verslechteren. Hoewel onduidelijk blijft welke factoren precies leiden tot coasting, leren de bevindingen van deze studie ons wel dat het verstrekken van positieve feedback wellicht vaker afbreuk doet aan motivatie dan wij ons beseffen. Organisaties en onderwijsinstellingen doen er daarom wellicht verstandig aan om wat meer terughoudend te zijn in het gebruiken van positieve feedback als middel om werknemers en studenten te motiveren. Bovendien zou men er goed aan doen om bij de inrichting van trainingen en beloningssystemen in acht te nemen bij welke specifieke taken of opdrachten positieve feedback mogelijk afbreuk zou kunnen doen aan motivatie. Ons advies zou zijn om positieve feedback zoveel mogelijk te vermijden bij taken die om alertheid, accuratesse en het naleven van regels vragen. Men kan bij taken die om dit soort

eigenschappen vragen beter kiezen voor neutrale feedback.

Referenties

Carver, C. S. (2003) Pleasure as a sign you can attend to something else: Placing positive feelings within a general model of affect. Cognition & Emotion, 17(2), 241-261.

http://doi.org/10.1080/02699930302294

Carver, C. S., & Scheier, M. F. (1990). Origins and functions of positive and negative affect: A control-proces view. Psychological Review, 97(1), 19-35. http://doi.org/10.1037/0033-295X.97.1.19

Elliot, A. J., & McGregor, H. A. (2001). A 2 x 2 achievement goal framework. Journal of Personality and Social Psychology, 80(3), 501. http://doi.org/10.1037/10022-3514.80.3.501

(21)

21 progress on choice. Journal of Consumer Research, 32(3), 370-377.

http://doi.org/10.1086/497548

Higgins, E. T. (1997). Beyond pleasure and pain. American Psychologist, 52(12), 1280-1300. Ilies, R., & Judge, T. A. (2005). Goal regulation across time: The effects of feedback and

affect. Journal of applied psychology, 90(3), 453. http://doi.org/10.1037/0021-9010.90.3.453 Kluger, A. N., & DeNisi, A. (1996). The effects of feedback interventions on performance: A

historical review, a meta-analysis, and a preliminary feedback intervention theory. Psychological Bulletin, 119(2), 254-284. http://doi.org/10.1037/0033-2909.119.2.254

Kruglanski, A., Shah, J. Y., Fishbach, A., Friedman, R., Chun, W. Y., & Sleeth-Keppler, D. (2002). A theory of goal systems. Advances in Experimental Social Psychology, 34, 331–378.

http://doi.org/10.2307/2092805

Kuhl, J. (1994). Action versus state orientation: Psychometric properties of the Action Control Scale (ACS-90). In J. Kuhl & J. Beckmann (Eds.), Volition and personality, (pp. 47-59). Göttingen: Hogrefe & Huber.

Mazar, N., Amir, O., & Ariely, D. (2008). The dishonesty of honest people: A theory of self-concept maintenance. Journal of Marketing Research, 45(6), 633–644.

http://doi.org/10.1509/jmkr.45.6.633

Orehek, E., Bessarabova, E., Chen, X., & Kruglanski, A. W. (2011). Positive affect as informational feedback in goal pursuit. Motivation and Emotion, 35(1), 44–51. http://doi.org/10.1007/s11031-010-9197-2

Van Dijk, D., & Kluger, A. N. (2004). Feedback sign effect on motivation: Is it moderated by regulatory focus? Applied Psychology, 53(1), 113–135.

Van Dijk, D., & Kluger, A. N. (2011). Task type as a moderator of positive/negative feedback effects on motivation and performance: A regulatory focus perspective. Journal of Internet Banking and

(22)

22 Commerce, 32(8), 1084-1105. http://doi.org/10.1002/job

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

te spot over haar zelf uitgeroepen door te zeggen dat ze niets over de commotie in eigen land (nota bene onder dc eigen aanhang) had vernomen, of ze liegt, en moet

De stelling ‘ Geciteerd en gerespecteerd worden door andere collega’s is de belangrijkste drijfveer in mijn werk’ wordt door 47 pro- cent van de vrouwen afgewezen (tegenover

“Het doel van dit onderzoek is om meer inzicht te krijgen in de invloed van gentrificatie op sociale cohesie binnen de wijken, de Indische Buurt en de Jordaan, die

Copyright and moral rights for the publications made accessible in the public portal are retained by the authors and/or other copyright owners and it is a condition of

Deze vragen bestonden deels uit zelfde vragen uit het HBSC-onderzoek (o.a. levenstevredenheid en schooldruk) en deels uit nieuwe vragen en onderwerpen die uit de

Current-phase relation in the absence of interface Rashba spin-orbit interaction (λR) for (a) the chiral p wave (Eu) in the single- band model, (b) the chiral p wave (E u ) in

De ondervraagde publieken zijn over het algemeen tegen het gebruik van PGD en/of andere reproductieve technologieën voor de verbetering van toekomstige kinderen en het kiezen van

In het project ‘Dienstverlening onder druk’ heeft de beveiliger de verantwoor- delijkheid gekregen voor alles wat met orde en veiligheid te maken heeft.. En omdat