• No results found

De rol van financiële ratio’s in het opsporen van managementfraude

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "De rol van financiële ratio’s in het opsporen van managementfraude"

Copied!
28
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

1

De rol van financiële ratio’s in het opsporen van

managementfraude

Dani Tanalepy

11041994

Bachelorscriptie Accountancy & Control

Faculteit Economie en Bedrijfskunde

Begeleider

Drs. B.J.M. van Dam

Definitieve versie

(2)

2 Verklaring eigen werk

Hierbij verklaar ik, Dani Tanalepy, dat ik deze scriptie zelf geschreven heb en dat ik de volledige verantwoordelijkheid op me neem voor de inhoud ervan.

Ik bevestig dat de tekst en het werk dat in deze scriptie gepresenteerd wordt origineel is en dat ik geen gebruik heb gemaakt van andere bronnen dan die welke in de tekst en in de referenties worden genoemd.

De Faculteit Economie en Bedrijfskunde is alleen verantwoordelijk voor de begeleiding tot het inleveren van de scriptie, niet voor de inhoud.

(3)

3 Inhoudsopgave Abstract ... 3 1 Inleiding ... 4 2 Theoretisch kader ……….. 6 2.1 Fraude ……… 6 2.1.1 Soorten fraude ………. 6 2.1.2 Fraudedriehoek ……… 7 2.1.2.1 Pressure ………. 7 2.1.2.2 Opportunity ………... 7 2.1.2.3 Rationalization ……….. 8

2.1.3 Het probleem m.b.t. deze fraude ……….. 9

2.2 Financiële ratio’s en het vinden van fraude ……… 9

2.2.1 Financiële ratio’s ……….. 9

2.2.2 De rol van financiële ratio’s in het ontdekken van fraude ………… 10

3 Analyse ……….. 11

3.1 De rol van financiële ratio’s in het opsporen van fraude ……… 11

3.1.1 Financial leverage………. 11

3.1.2. Profitability……….. 12

3.1.3 Accounts receivable to assets……… 13

3.1.4 Inventory to total assets……… … 14

3.1.5 Working capital to total assets ………. 16

3.1.6 Algemene financiële situatie ……… 17

3.2 Financiële ratio’s gekoppeld aan de fraudedriehoek ………... 18

3.2.1 Druk ……….. 18

3.2.2 Mogelijkheik ………. 19

3.2.3 Rationalisatie ……… 20

4 Conclusie en discussie ………... 22

Bibliografie ………... 26

Lijst van tabellen ………... 28

(4)

4 Abstract

Het vinden van fraude is een belangrijke taak voor de accountant. Er gaan hoge bedragen gepaard met fraude en tevens kan het niet vinden van fraude grote consequenties hebben. Een van de hulpmiddelen die accountants kunnen gebruiken is het analyseren van financiële ratio’s. In dit onderzoek is geprobeerd een antwoord te geven op de vraag in hoeverre het analyseren van financiële ratio’s de kans op het vinden van fraude kan vergroten. Dit gebeurt in een tweedelige analyse. Allereerst worden zes verschillende ratio’s besproken en per ratio aangegeven wat het verband is met frauduleuze bedrijven en wordt hiervoor ook een

verklaring gegeven. Ten tweede wordt er geprobeerd verschillende financiële ratio’s te koppelen aan de drie elementen van de fraudedriehoek. Er is gebleken dat vier van de zes ratio’s mogelijk kunnen helpen in het vinden van fraude. Deze vier ratio’s verschillen significant bij frauduleuze bedrijven en hiervoor is een ook verklaring. Tevens zijn de factoren druk en mogelijkheid goed te meten door middel van financiële ratio’s.

(5)

5 1 Inleiding

Het vinden van fraude is een van de belangrijkste taken van een accountant. Niet alleen omdat accountants volgens de regels verplicht zijn fraude te vinden, maar ook omdat het niet vinden van fraude serieuze gevolgen kan hebben (Arens, Elder & Beasley, 2014). Een goed

voorbeeld is de val van Arthur Andersen in 2002. Doordat fraude niet gevonden werd, kreeg het bedrijf te maken met reputatieieschade en ging het uiteindelijk hieraan ten onder

(Kaminski, Wetzel & Guan, 2004). Bovendien gaan er grote bedragen gepaard met fraude. Skilicom en Purda (2012) stellen dat het zou kunnen gaan om bedragen van een miljarden dollars.

Ondanks dat het opsporen van fraude een van de belangrijkste taken is van de

accountant, wordt het maar zelden gevonden. Verschillende onderzoeken laten zien dat fraude niet vaak gevonden wordt en als het wel gevonden wordt, gebeurt dit vaak op basis van toeval door werknemers die bezig zijn met hun normale werkzaamheden. Fraude wordt zelden gevonden door accountants, de personen die worden aangesteld om fraude op te sporen (KMPG, 2009; Dyck, Morse & Zingales, 2010)

Het is dus belangrijk voor accountants om manieren te vinden om fraude te vinden. Een van deze manieren is het analyseren van financiële ratio’s. Financiële ratio’s worden door accountants regelmatig gebruikt om fraude op te sporen, maar zeker nog niet altijd. Wellicht kan het analyseren van financiële ratio’s hulp bieden bij het vinden fraude. Hiervoor moet worden bekeken of het analyseren van financiële ratio’s de kans op het vinden van fraude kan doen vergroten. In hoeverre kan het analyseren van financiële ratio’s de kans op het vinden

van fraude vergroten?

Het onderzoek van Dalnial, Kamaluddin, Sanusi en Khairuddin (2014) laat zien dat er een degelijk verschil is tussen de financiële ratio’s van frauduleuze en niet-frauduleuze

bedrijven. Zo hebben frauduleuze bedrijven bijvoorbeeld een significant hogere debt to equity ratio. Dit roept de vraag op wat het verband is tussen de desbetreffende ratio en fraude. Echter laat het onderzoek van Kaminski et al. (2004) zien dat er geen grote verschillen zijn tussen de financiële ratio’s van frauduleuze en niet frauduleuze bedrijven. Er is hier dus sprake van een probleem. Er is geen consensus over het verband tussen frauduleuze bedrijven en financiële ratio’s. Het is nodig om hier verder onderzoek naar te doen.

Deze scriptie levert door middel van een literatuuronderzoek op meerdere manieren een contributie aan de huidige literatuur. In de onderzoeken van Skousen, Smith en Wright (2009), Spathis (2002), Dalnial et al. (2014) en Persons (1995) zijn verschillende ratio’s in

(6)

6

verband gebracht met fraude. In deze scriptie zullen alleerst de belangrijkste financiële ratio’s op een rij worden gezet en geanalyseerd. Op basis van onder andere de zojuist genoemde literatuur en eigen analyse wordt per financiële ratio bepaald of deze nuttig kan zijn voor het vinden van fraude. Daarnaast wordt er ook geprobeerd verschillende financiële ratio’s aan de drie elementen van de fraudedriehoek te koppelen, om zo te kijken of de elementen meetbaar gemaakt kunnen worden. Dit is nog weinig gebeurd in de huidige literatuur. Uiteindelijk komt uit deze analyse een antwoord op de vraag in hoeverre het analyseren van financiële ratio’s de kans op het vinden van fraude kan vergroten.

In het volgende hoofdstuk zal de theorie achter fraude en financiële ratio’s worden uitgelegd. Ook zal hierin de fraudedriehoek worden besproken. In het derde hoofdstuk zal de analyse plaatsvinden. Allereerst wordt bekeken welke financiële ratio’s nuttig kunnen zijn bij het opsporen van fraude. Vervolgens zullen verschillende financiële ratio’s worden gekoppeld aan de drie elementen van de fraudedriehoek. In hoofdstuk vier zal worden besproken in hoeverre er vervolgonderzoek nodig is en welke vragen daarin beantwoord zouden kunnen worden. Ook zullen de beperkingen van dit onderzoek aan bod komen. Vervolgens zal er worden afgesloten met een conclusie, waarin de belangrijkste argumenten nog een keer naar voren komen. Uiteindelijk zal hier een antwoord worden gegeven op de onderzoeksvraag van deze scriptie.

(7)

7 2 Theoretisch kader

Om de rol van financiële ratio’s in het vinden van fraude te begrijpen is het nodig om een aantal begrippen duidelijk te definiëren. In dit hoofdstuk zal als eerst worden uitgelegd wat fraude is en welke soorten fraude er zijn. Vervolgens zal ook de fraudedriehoek aan bod komen. Daarna zal worden uitgelegd wat financiële ratio’s zijn en hoe ze kunnen helpen fraude te ontdekken. Ten slotte zal ook nog worden besproken wat het probleem met betrekking tot fraude is.

2.1 Fraude

In dit deelhoofdstuk zullen de twee vormen van fraude worden besproken. Allereerst zal het fenomeen ‘’fraudulent financial reporting’’ aan bod komen. Daarna zal de andere vorm van fraude, ‘’misappropriation of assets’’ worden besproken.

2.1.1 Soorten fraude

Zoals eerder is gesteld zijn er twee vormen van fraude. ‘’Fraudulent financial reporting’’ houdt in dat er een een bewuste fout, afwijking of weglating in de jaarrekening is met de intentie gebruikers van de jaarrekening te misleiden. Deze vorm van fraude wordt ook wel managementfraude genoemd (Arens et al., 2014). Deze vorm van fraude houdt vaak in dat de nettowinst wordt verhoogd door bijvoorbeeld activa te verhogen of uitgaven bewust niet te administreren. Ook kan het zijn dat het belastbaar inkomen bewust wordt verlaagd, zodat er minder belasting hoeft te worden afgedragen (Arens et al., 2014).

De andere vorm van fraude is ‘’misappropriaton of assets’’. Dit houdt in dat er een verduistering van activa plaatsvindt. Praktisch betekent dit dat er sprake is van diefstal van voorraad of liquide middelen. Dit kan gebeuren door een interne werknemer, maar ook door bijvoorbeeld klanten of andere derde partijen. Een voorbeeld is het stelen van producten uit een winkel door een klant. (Arens et al., 2014).

Hoewel het verduisteren van activa vaker plaatsvindt dan managementfraude, is de hoogte van het bedrag bij managementfraude vele malen groter dan bij het verduisteren van activa (Arens et al., 2014). In het vervolg van deze scriptie zal dan ook met name worden ingegaan op managementfraude en zal dit simpelweg worden aangeduid met de term fraude.

(8)

8

De fraudedriehoek bestaat uit drie factoren die de kans op het plaatsvinden van fraude vergroten: druk, mogelijkheid en rationalisatie (Cressey, 1953). In de volgende deelparagrafen zal elke factor worden besproken.

2.1.2.1 Druk

Lokanan (2015) stelt dat de factor druk in twee vormen gesplitst kan worden: financiële en non-financiële druk.

Fraude wordt gepleegd door personen die een financiële druk voelen die zij niet met andere personen willen delen. Aangezien deze persoon als enige de druk voelt, zal hij sneller geneigd zijn om de wet te overtreden, zo stelt Lokanan (2015). Arens et al. (2014)

omschrijven de factor druk op een andere manier. Zij stellen dat de persoon die de fraude pleegt een motief heeft om dit te doen.

Bovendien kunnen managers geneigd zijn fraude te plegen wanneer zij zien dat het bedrijf het slechter doet dan externe analisten voorspeld hebben (Hogan, Rezaee, Riley & Velury, 2008). Zo laat het onderzoek van Young (2000) zien dat in 43% van de

fraudegevallen, de fraude werd gepleegd om aan de verwachtingen van externe analisten te voldoen.

Tevens kan er sprake zijn van financiële druk wanneer de aandelenprijzen omlaag gaan of wanneer bedrijven niet aan de doelstellingen voldoen en de managers daardoor geen bonus krijgen. Om de aandelenprijzen kunstmatig te doen laten stijgen kan er fraude gepleegd worden. Zo kan een manager ook fraude plegen om wel aan de doelstellingen te voldoen en zo wel de bonus te krijgen (Arens et al., 2014).

Een andere vorm van financiële druk die vaak voorkomt is het willen behalen van financieel succes. Eenvoudig uitgedrukt willen mensen veel geld hebben en zijn daarom in enkele gevallen bereid fraude te plegen (Choo & Tan, 2007).

Niet-financiële druk kan op vele manieren voorkomen. Een van de meeste

voorkomende vormen is werkgerelateerde druk (Lokanan, 2015). De kans op het plegen van fraude is groter wanneer werknemers ontevreden zijn of vinden dat ze ongelijk behandeld worden. Werknemers hebben in zo’n geval weinig respect voor het bedrijf en zien het plegen van fraude als een wraakactie (Baucus, 1994)

(9)

9

De mogelijkheid om fraude te plegen is het volgende element in de fraudedriehoek.

Mogelijkheid gaat erover dat er een situatie zich voordoet waarbij het mogelijk is om fraude te plegen, zodat andere dit niet door hebben of zien (Asare, Wright & Zimbelman, 2015). Mogelijkheid ontstaat bijvoorbeeld wanneer een persoon in een vertrouwde positie dit vertrouwen schaadt om fraude te plegen. Omdat de persoon vertrouwd wordt, zijn de omstandigheden er zo naar dat het voor deze persoon mogelijk is fraude te plegen (Cressey, 1953, p. 30).

Ondanks dat in principe er bij elke jaarrekening fraude gepleegd kan worden, is de kans groter in industrieën waar er veel gewerkt wordt met schattingen en waarderingen (Asare et al., 2014). Zo kan een bedrijf een grote voorraad hebben die over verschillende locaties zijn verspreid. Wanneer deze voorraad gewaardeerd moet worden, is er een grotere mogelijkheid om fraude te plegen. Het is daarom van belang dat er sprake is van een goede interne controle (Asare et al., 2014)

In de wereld van accounting is deze factor vaak onderzocht op basis van de sterkte van de interne controle. Wanneer er een zwakke interne controle is, is er uiteraard een grote mogelijkheid om fraude te plegen (Lokanan, 2015). Uit verschillende onderzoeken van KMPG (2006, 2008, 2010) blijkt dat de mogelijkheid om fraude te plegen een van de grootste oorzaken is dat fraude daadwerkelijk plaatsvindt.

2.1.2.3 Rationalisatie

Rationalisatie is het derde element van de fraudedriehoek en houdt in dat de persoon die fraude heeft gepleegd argumenten geeft en zoek om zijn gedrag te verklaren. Voor personen met hoge persoonlijke morele waarden is het moeilijker om de fraude te rationaliseren (Lokanan, 2015). Rationalisatie kan ook plaatsvinden wanneer een persoon in een

noodsituatie zit of financiële problemen heeft waarbij geld nodig is om dit op te lossen. Om het probleem op te lossen kan de persoon de fraude rationaliseren (Lokanan, 2015). ‘’Het doel heiligt de middelen’’ is dan ook zeker hier van toepassing.

Arens et al. (2014) stellen dat de houding van het top management belangrijk is bij deze factor. Wanneer het top management zich bijvoorbeeld continu erg druk maakt om aan de verwachtingen van analisten, kunnen managers eerder geneigd zijn de fraude te

rationaliseren. De cultuur in een bedrijf en de ethische waarde die het management uitstraalt kunnen erg belangrijk zijn bij deze factor.

In de sociale psychologie en criminologie is er veel onderzoek gedaan naar rationalisatie (Lokanan, 2015). Hier zal dan ook niet verder op in worden gegaan in dit onderzoek.

(10)

10 2.1.3 Het probleem met betrekking tot fraude

Ondanks dat de bedragen die een rol spelen bij fraude erg kunnen groot zijn en accountants volgens de regels verplicht zijn een redelijke mate van zekerheid te geven dat de jaarrekening geen fouten bevat, wordt fraude maar zelden gevonden (Arens et al, 2014). Dyck et al. (2010) stellen dat maar in 5.8% van de fraude gevallen die zij onderzochten, de fraude wordt

gevonden door de instantie die hiervoor aangesteld is, namelijk de SEC. In 35.3% van de fraude gevallen, wordt de fraude gevonden door de SEC, externe auditors of door wetgevers (Dyck et al., 2010). Dit betekent dat in meer dan 60% van de fraude gevallen, de fraude bij toeval wordt gevonden tijdens normale werkzaamheden, zo stellen Dyck et al. (2010). Fraude wordt dus maar zelden gevonden door de instanties die aangewezen zijn om fraude te vinden. Ook het onderzoek van KPMG komt tot dezelfde conclusie en laat zien dat fraude maar zelden gevonden wordt (KPMG, 2009). Het vinden van fraude is als het zoeken naar een speld in een hooiberg (Dyck et al., 2010).

Een van de oorzaken dat fraude weinig gevonden wordt door accountants is dat zij geen persoonlijke aansporing hebben om fraude te vinden. Zij krijgen vaak geen financiële beloning voor het vinden van fraude. (Dyck et al., 2010). Het tegendeel is waar. Accountants worden vaak betaald door de bedrijven die zij onderzoeken (Asare et al., 2015). Een andere oorzaak dat accountants fraude niet vinden is dat zij simpelweg te weinig kennis hebben om fraude te vinden (Asare et al., 2015; Erickson, Mayhew & Felix, 2000).

2.2 Financiële ratio’s en het vinden van fraude

In dit deelhoofdstuk zal worden uitgelegd wat financiële ratio’s zijn en welke verschillende soorten er zijn. Tevens zal worden toegelicht wat de mogelijke rol van financiële ratio’s kan zijn bij het opsporen van fraude.

2.2.1 Financiële ratio’s

Tijdens het werkproces maken accountants vaak gebruik van financiële ratio’s. Financiële ratio’s kunnen helpen om recente gebeurtenissen te begrijpen en de huidige financiële status van een bedrijf te analyseren. Een accountant kan aan de hand van financiële ratio’s zien waar in het bedrijf mogelijk problemen zullen zijn in de toekomst en kan dan extra aandacht

(11)

11

geven aan het onderzoeken van dit onderdeel van het bedrijf. Ook kunnen financiële ratio’s bruikbaar zijn voor de gebruikers van de jaarrekening (Arens et al., 2014).

Er zijn verschillende soorten ratio’s. Als eerste is zijn er de ratio’s die meten in hoeverre het bedrijf de schulden op korte termijn kan betalen. Ten tweede zijn er de liquidity-activity ratio’s. Deze ratio’s meten hoe snel een bedrijf hun bezittingen kan omzetten in geld. Ten derde zijn er de ratio’s die meten in hoeverre het bedrijf de schulden op lange termijn kan betalen. Ten slotte zijn er de profitability ratio’s, die meten hoe winstgevend het bedrijf is. Een belangrijke ratio hier is de ‘’earnings per share’’ (EPS). Deze ratio geeft de winst per aandeel weer (Arens et al., 2014).

2.2.2 De rol van financiële ratio’s in het ontdekken van fraude

Zoals eerder is gesteld wordt fraude zelden gevonden door die mensen die dit zouden moeten vinden. Maar hoe kunnen financiële ratio’s helpen om fraude te vinden? Dit kan mogelijk gebeuren door de financiële ratio’s van frauduleuze bedrijven te vergelijken met niet-fraudeleuze bedrijven. Vanuit deze vergelijking kan worden gekeken wat het verband is tussen financiële ratio’s en frauduleuze bedrijven. Uit het onderzoek van Dalnial et al. (2014) blijkt dat er grote verschillen zijn tussen diverse financiële ratio’s van frauduleuze en niet-fraudeleuze bedrijven. Dalnial et al. (2014) hebben 65 frauduleuze en 65 niet-frauduleuze bedrijven geanalyseerd en zijn tot de conclusie gekomen financiële ratio’s kunnen helpen bij het opsporen van fraude. Verschillende financiële ratio’s kunnen helpen bij het vinden van fraude, waaronder financial leverage en inventory to assets. Deze ratio’s zijn bij frauduleuze significant hoger dan bij niet-frauduleuze bedrijven. Het onderzoek van Skousen et al. (2009) laat dezelfde conclusie zien. Ook zij zien een significant verschil tussen de financiële ratio’s van frauduleuze en niet-fraudeleuze bedrijven.

Uit het onderzoek van Kaminski et al. (2004) blijkt echter dat er geen significante verschillen zijn tussen de financiële ratio’s van fraudeleuze en niet-fraudeleuze bedrijven. Zij hebben 76 fraudeleuze bedrijven vergelijken met niet-fraudeleuze bedrijven en volgens hen zijn er geen daadwerkelijke verschillen in de ratio’s. Volgens hen kunnen financiële ratio’s niet helpen bij het opsporen van fraude.

Uit bovenstaande blijkt dat de meningen over de hulp van financiële ratio’s bij het vinden van fraude sterk uiteenlopen. Dit laat zien dat er behoefte is naar een onderzoek in hoeverre financiële ratio’s de kans op het vinden van fraude kunnen vergroten. Daarnaast wordt er in dit onderzoek ook gekeken welke specifieke ratio’s informatie kunnen geven over

(12)

12

de kans op fraude en hoe verschillende ratio’s zijn verbonden aan de drie elementen van de fraudedriehoek.

3 Analyse

In dit hoofdstuk zal een analyse plaatsvinden over de nuttigheid van het analyseren van financiële ratio’s met betrekking tot het vinden van fraude. Allereerst zullen verschillende financiële ratio’s ter sprake komen die van toepassing zijn bij het vinden van fraude. Vervolgens zullen verschillende financiële ratio’s worden gekoppeld aan de drie elementen van de fraudedriehoek, om zo te kijken of financiële ratio’s de aanwezigheid van deze drie elementen kunnen voorspellen.

3.1 De rol van financiële ratio’s in het opsporen van fraude

In de volgende deelhoofdstukken zal per ratio gekeken worden in hoeverre deze nuttig kan zijn voor het vinden fraude. Dit gebeurt op basis van de huidige literatuur. Aan de hand hiervan zal een verklaring worden gegeven waarom een ratio hoger of lager is bij frauduleuze bedrijven. Elk deelhoofdstuk zal worden afgesloten met een conclusie op de vraag in hoeverre de desbetreffende ratio de kans op het vinden van fraude kan vergroten

3.1.1 Financial leverage

Financial leverage wordt gemeten met een van de volgende formules (Persons, 1995):

Financial leverage = Total debt / Total assets (1) Financial leverage = Total debt / Equity (2)

Financial leverage is dus de totale schuld als percentage van de totale bezittingen of eigen vermogen. Uit het onderzoek van Dalnial et al. (2014) blijkt dat frauduleuze bedrijven een significant hogere financial leverage hebben dan niet-frauduleuze bedrijven. In dit onderzoek zijn 65 frauduleuze bedrijven vergeleken met 65 niet-frauduleuze bedrijven. De resultaten die worden gevonden in dit onderzoek zijn als volgt: frauduleuze bedrijven hebben een

gemiddelde financial leverage van 0,48 tegenover een financial leverage van 0,26 voor niet-frauduleuze bedrijven. Hiervoor heeft hij formule (1) gebruikt.

Het onderzoek van Persons (1995) laat hetzelfde resultaat zien. In dit onderzoek worden 105 frauduleuze bedrijven gekoppeld aan niet-frauduleuze bedrijven. Uit dit

(13)

13

onderzoek blijkt ook dat frauduleuze bedrijven een significant hogere financial leverage hebben dan niet-frauduleuze bedrijven.

Ook Spathis (2002) heeft onderzoek gedaan naar de financiële ratio’s van bedrijven. In zijn onderzoek heeft hij 38 frauduleuze bedrijven vergeleken met 38 niet-frauduleuze

bedrijven. Frauduleuze bedrijven hebben gemiddeld een financial leverage van 2,71 tegenover een financial leverage van 1,07 voor niet-frauduleuze bedrijven. Om dit te berekenen heeft hij formule (2) gebruikt.

Een hogere financial leverage gaat gepaard met het schenden van leenovereenkomsten en dit gaat gepaard met fraude, zo stellen Dalnial et al. (2014). ‘’The higher the financial leverage, the higher the potential for violations and the higher the likelihood of fraud’’ (Dalnial et al., 2014, p. 63). Tevens is het lastiger met een hogere financial leverage om geld te lenen van de bank (Dalnial et al., 2014).

Bovendien stellen Fanning en Cogger (1998) dat een hoog financial leverage de aanleiding kan zijn voor het plegen van fraude, aangezien bedrijven een grote schuld hebben als percentage van de bezittingen en deze schuld willen wegwerken.

Zoals eerder is gesteld, komen Kaminski et al. (2004) tot de conclusie dat financiële ratio’s niet kunnen helpen bij het opsporen van fraude. Zij hebben onderzoek gedaan naar 21 verschillende ratio’s, maar hebben financial leverage niet onderzocht.

Uit bovenstaande kan geconcludeerd worden dat frauduleuze bedrijven gemiddeld genomen een hogere financial leverage hebben dan niet-frauduleuze bedrijven. Er is hier een duidelijke verklaring voor. Een hogere financial leverage gaat gepaard met een hogere kans op schendingen en dus een hogere kans op fraude. Deze ratio kan dus helpen bij het vinden van fraude. Wanneer bedrijven een hoge financial leverage hebben, is de kans op fraude groter en moet de accountant dus hierop alert zijn.

3.1.2 Profitibality

De winstgevenheid van een bedrijf wordt gemeten door de volgende formule:

Profitability = Net profit/ Revenue (3)

Dalnial et al. (2014) vinden geen significant verschil in de gemiddeldes van frauduleuze en niet-frauduleuze bedrijven. Bij zowel fraudeleuze als niet-frauduleuze bedrijven wordt ongeveer een winstgevendheid van 1,15 gevonden. Uit het onderzoek van Spathis (2002) wordt ook geen significant verschil gevonden in de winstgevendheidratio.

(14)

14

Uit het onderzoek van Persons (1995) blijkt echter dat frauduleuze bedrijven een significant hogere winstgevendheidratio hebben dan niet-frauduleuze bedrijven. Hij

beredeneert dat fraude kan plaatsvinden om de winstgevendheid hoger te laten lijken, iets wat overeenkomt met zijn resultaten.

Deze ratio is moelijk te gebruiken in het vinden van fraude. Aan de ene kant wordt gesteld dat er geen verschil is in ratio bij frauduleuze en niet-frauduleuze bedrijven. Aan de andere kant wordt een hogere winstgevendheidratio gevonden bij frauduleuze bedrijven. Als reden wordt gegeven dat vaak fraude wordt gepleegd om de winstgevendheid hoger te willen laten lijken. Dit is niet altijd waar. Bedrijven kunnen ook fraude plegen bij andere ratio’s dan de winstgevendheid. Dat Persons (1995) een hogere winstgevendheid vindt bij frauduleuze bedrijven kan dus ook liggen aan de bedrijven die hij heeft onderzocht. Er is te weinig bewijs om dit generaliserend te maken en te zeggen dat frauduleuze bedrijven altijd een hogere winstgevendheid hebben. Deze ratio kan dus niet helpen in het vergroten van de kans op het vinden van fraude.

3.1.3 Account receivables to total assets

De volgende twee ratio’s die beschreven zullen worden hebben een subjectief karakter en zijn daarom gevoeliger voor fraude dan andere ratio’s (Dalnial et al., 2014). Allereerst wordt er gekeken naar de debiteuren ratio. De formule die hiervoor gebruikt wordt is (Dalnial et al., 2014):

Account receivables turnover = Account receivables/ Sales (4)

Deze ratio laat het bedrag aan debiteuren zien als percentage van de verkoop. In het vervolg zal de internationale term worden gebruikt: account receivables turnover. Loebbecke, Eining & Willingham (1989) vinden in hun onderzoek dat in 14% van de onderzochte

fraudegevallen, de fraude plaatsvindt bij de account receivables. Ook het onderzoek van Feroz, Park & Pastena (1991) laat zien dat in veel gevallen de fraude plaatsvindt bij de account receivables. Zij vinden dat in ¾ van de fraudegevallen bekend bij de SEC, de fraude plaatsvindt bij de account receivables of bij de voorraad (wordt beschreven in de volgende paragraaf). Een belangrijke ratio om te onderzoeken dus.

Het onderzoek van Spathis et al. (2002) laat een een hogere ratio zien bij frauduleuze bedrijven dan bij niet-frauduleuze bedrijven: 1,755 tegenover 0,456. Een significant groot verschil. Dit grote verschil zou kunnen komen doordat veel bedrijven in hun genomen

(15)

15

populatie inderdaad fraude hebben gepleegd bij de acccount receivables. Ook Dalnial et al. (2014) vinden een significant hogere account receivables turnover bij frauduleuze bedrijven. Zowel Kaminski et al. (2004) als Summers en Sweeney (1998) vinden echter geen significant grote verschillen in ratio tussen frauduleuze en niet-frauduleuze bedrijven.

Zoals eerder is gesteld zijn de account receivables gevoeliger voor fraude door de subjectieve aard. Een subjectief oordeel van de waardering speelt hier een grote rol (Arens et al., 2004). Een hogere account receivables turnover betekent dat de account receivables hoger zijn gewaardeerd, wat betekent dat de kans op een overwaardering groter is en daarmee de kans op fraude ook groter is (Dalnial et al., 2014). Uiteraard is niet elk fraudegeval hetzelfde en zal dus ook niet altijd fraude worden gevonden bij deze ratio. Zo vinden Kaminski et al. (2004) en Summers en Sweeney (1998) geen significante verschillen tussen frauduleuze en niet-frauduleuze bedrijven. Fanning en Cogger (1998) stellen dan ook dat elk fraudegeval uniek is en dat per geval verschilt welke cijfers zijn gemanipuleerd.

Er kan geconcludeerd worden dat de rol van deze ratio in het vinden van fraude niet duidelijk is. Aan de ene kant wordt gesteld dat een hogere ratio gaat gepaard met een hogere waardering van de account receivables. Dit betekent dat de kans groter is dat account

receivables te hoog zijn gewaardeerd en een grotere kans dat er mogelijk fraude is gepleegd. Aan de andere kant vinden een aantal onderzoeken geen verband tussen deze ratio en

frauduleuze bedrijven. De rol van deze ratio in het vinden van fraude is dus onduidelijk.

3.1.4 Inventory to total assets

Inventory to total assets geeft aan hoeveel voorraad er is als percentage van de totale activa. De formule die hiervoor gebruikt wordt is (Dalnial et al., 2014):

Inventory ratio= Inventory/Total assets (5)

Door de subjectieve aard van het waarderen van de voorraad, is dit een belangrijke ratio in het ontdekken van fraude. Doordat er altijd subjectiviteit is bij het waarderen van de voorraad, kunnen managers geneigd zijn de waardering van de voorraad te manipuleren en zo fraude plegen. Deze subjectiviteit speelt overigens ook een rol bij de hiervoor beschreven account receivables (Summers en Sweeney, 1998).

Loebbecke et al. (1989) vinden in hun onderzoek dat in 22% van de fraudegevallen er is gemanipuleerd met de waardering van de voorraad. Feroz et al. (1991) vinden dat in 75% van de fraudegevallen die bekend zijn bij de SEC, de fraude is gepleegd bij de account

(16)

16

receivables of de voorraad. Dalnial et al. (2014), Spathis (2002) en Loebbecke et al. (1998) verwachten een hogere inventory to total assets ratio bij frauduleuze bedrijven dan bij niet-frauduleuze bedrijven.

Het onderzoek van Spathis (2002) laat inderdaad zien dat frauduleuze bedrijven een hogere inventory to assets ratio hebben: 0,359 voor frauduleuze bedrijven, tegenover 0,179 voor niet-frauduleuze bedrijven.

Ook het onderzoek van Dalnial et al. (2014) komt tot hetzelfde resultaat. Zij nemen het logaritme van formule (6). Frauduleuze bedrijven hebben hierbij een ratio van -1,08,

tegenover een ratio van -0,93 voor niet-frauduleuze bedrijven. Tevens laat het onderzoek van Summers en Sweeney (1998) zien dat de inventory to assets ratio hoger is in het jaar waarin de fraude gepleegd wordt dan in de jaren daarvoor.

Echter vinden Kaminksi et al. (2004) geen verschil in de ratio. Zij hebben de ratio vergeleken met drie jaar voor de fraude en drie jaar na de fraude. Zij vinden geen significant verschil. Overigens geven ze geen reden voor dit verschijnsel, hoewel hun bevindingen sterk tegen andere onderzoeken ingaan. Dit kan te maken hebben met de bedrijven die zij

onderzocht hebben. Het kan zo zijn dat de bedrijven die zij onderzocht hebben de cijfers niet hebben gemanipuleerd bij de voorraadpost, maar dit op een andere manier gedaan hebben.

Zoals Summers en Sweeney (1998), Dalnial et al. (2014) en Arens et al. (2014) stellen, is deze ratio erg gevoelig voor fraude omdat er een subjectief oordeel van de waardering plaatsvindt. Het resultaat van de hiervoor beschreven onderzoeken komen grotendeels

overeen met elkaar: frauduleuze bedrijven hebben een hoger inventory to assets ratio dan niet-frauduleuze bedrijven. Dalnial et al. (2014) stellen dat een hogere ratio een grotere kans geeft op een te hoog gewaardeerde voorraad en dus een grotere kans op fraude. Kaminski et al. (2004) zien echter geen verschil in de ratio tussen frauduleuze en niet-frauduleuze bedrijven. Zelf geven ze hier geen verklaring voor. Een reden kan zijn dat de bedrijven die zij hebben onderzocht bij een ander onderdeel dan de voorraad de cijfers manipuleren. Als dit het geval is, zal er inderdaad geen verschil in inventory to assets ratio worden gevonden. Fanning en Cogger (1998) onderschrijven dit. Zij stellen dat alle fraudegevallen anders zijn en dat een ratio in het ene geval wel nuttig kan zijn en in een ander geval kan dit niet het geval zijn.

Er kan geconcludeerd worden dat deze ratio kan helpen in het vergroten van de kans op het vinden van fraude, ondanks dat Kaminski et al. (2004) een andere conclusie trekken. Door de subjectieve aard van deze ratio, is de kans dat er bij de voorraad fraude wordt gepleegd zeker aanwezig, zo blijkt ook uit de cijfers van Summers en Sweeney (1998) en Feroz et al., (1991). Het grootste gedeelte van de hiervoor beschreven onderzoeken laten zien

(17)

17

dat een hogere ratio gepaard gaat met een grotere kans op fraude en tevens geven ze hier een goede verklaring voor. Een hogere ratio laat namelijk zien dat de voorraad hoog gewaardeerd is. Dit vergroot de kans op een overwaardering van de voorraad en dus vergroot dit de kans op fraude.

3.1.5 Working capital to total assets

De working capital ratio wordt vaak gebruikt om de liquitditeit van een bedrijf te meten. Hiervoor moet eerst worden beschreven hoe working capital te meten is. Hiervoor wordt de volgende formule gebruikt (Spathis 2002):

Working capital= Vlottende activa – kort vreemd vermogen (6)

Working capital meet dus of er genoeg vlottende activa is om de aan de verplichtingen op korte termijn te voldoen. Spathis (2002) maakt van de working capital een financiële ratio op basis van de volgende formule:

Working capital ratio = Working capital/ Total assets (7)

Spathis (2002) vindt in zijn onderzoek een significant lagere working capital ratio voor frauduleuze bedrijven: 0,054 tegenover 0,252 voor niet-frauduleuze bedrijven. Deze ratio is dus vijf keer zo groot voor niet-frauduleuze bedrijven. Frauduleuze bedrijven hebben een laag working capital ratio. Spathis (2002) stelt dat een laag working capital ratio aangeeft dat er liquiditetisproblemen zijn. Dit kan een reden zijn voor managers om fraude te plegen.

Dalnial et al. (2014), Persons (1995) vinden echter geen verschil in working capital ratio bij frauduleuze bedrijven. Zij stellen dat liquiditeitsproblemen niet vaak leiden tot fraude omdat dit problemen op korte termijn zijn. Hun resulten onderschrijven deze conclusie. Zowel Dalnial et al. (2014) als Persons (1995) zeggen dat het beter is om te kijken naar de financiële gesteldheid van het bedrijf op lange termijn (solvabiliteit), die vaak gemeten wordt door de financial leverage (1). Dit is besproken in de eerste paragraaf van dit hoofdstuk.

Er kan geconcludeerd worden dat het verband van deze financiële ratio met

frauduleuze bedrijven niet duidelijk is. Aan de ene kant wordt gesteld dat een lage working capital ratio gepaard gaat met een lage liquiditeit en dat managers daardoor geneigd kunnen zijn fraude te plegen. Aan de andere kant wordt er gesteld dat er beter gekeken kan worden

(18)

18

naar de financiële gesteldheid van bedrijven op de lange termijn. Dit wordt vaak gedaan door de financial leverage van een bedrijf te meten.

3.1.6 Algemene financiële situatie

Er is door verschillende onderzoekers ook onderzoek gedaan naar de algemene financiële situatie van frauduleuze bedrijven. Dalnial et al. (2014), Spathis (2002) en Persons (1995) gebruiken hiervoor de zogenaamde Z-score. De formule die ze hiervoor gebruiken is (Altman, 1968):

Z = 1.2 (working capital/total assets) + 1.4 (retained earnings/total assets) + 3.3

(earnings before interest and taxes/ total assets) + 0.06 (market value of equity/book value of total debt) + 1.0 (sales/total assets)

(8)

Een lage Z-score gaat gepaard met een hoge financiële ‘’distress’’, oftewel een slechte

financiële situatie. Dit kan een reden zijn voor managers om fraude te plegen (Persons, 1995). Een hoge Z-score gaat gepaard met een goede financiële situatie.

Dalnial et al. (2014) vinden een significant lagere Z-score voor frauduleuze bedrijven: 2,38 voor frauduleuze bedrijven, tegenover 5,16 voor niet-frauduleuze bedrijven. Dalnial et al. (2014) stellen dat de Z-score een goede schatter kan zijn om frauduleuze bedrijven te ontdekken. Een lage Z-score gaat gepaard met een hoge financiële nood en dit kan reden voor de managers zijn om fraude te plegen.

Ook de onderzoeken van Persons (1995) en Spathis (2002) laten zien dat frauduleuze bedrijven een lagere Z-score hebben dan niet-frauduleuze bedrijven. Spathis (2002) vindt een

Z-score van 0,778 voor frauduleuze bedrijven, tegenover 1,990 voor niet-frauduleuze

bedrijven. Zowel Persons (1995) als Spathis (2002) geven dezelfde reden voor dit verschijnsel als eerder al is benoemd.

Er kan geconcludeerd worden dat frauduleuze bedrijven een lagere Z-score hebben dan niet-frauduleuze bedrijven. De score meet de financiële situatie van een bedrijf. Een lage Z-score gaat gepaard met hoge financiële nood en dit kan reden voor managers zijn om fraude te plegen.

(19)

19

3.2 Financiële ratio’s gekoppeld aan de fraudedriehoek

Een tweede manier waarop financiële ratio’s kunnen helpen bij het opsporen van fraude is door ze te koppelen aan de drie elementen van de fraudedriehoek: druk, mogelijkheid en rationalisatie. In de volgende deelparagrafen zullen ze een voor een besproken worden.

3.2.1 Druk

De eerste factor van de fraudedriehoek is druk. Dit houdt in dat er een motief is om de fraude te plegen (Arens et al., 2014). Cressey (1953) spreekt over het toepassen van de

fraudedriehoek op een individu. Echter, om te kijken of financiële ratio’s kunnen helpen in het opsporen van fraude, wordt er in dit onderzoek gekeken in hoeverre de factor druk mogelijk aanwezig is in een bedrijf en dus niet per se bij een individu. Als individu kan wel het management of de manager worden aangemerkt.

Loebbecke et al. (1989) stellen dat wanneer een bedrijf een groei heeft die minder is dan het gemiddelde van de bedrijven in dezelfde industrie, managers geneigd kunnen zijn om fraude te plegen. Tevens stellen Skousen et al. (2009) dat er financiële druk ontstaat wanneer de financiële stabiliteit of groei van het bedrijf gevaar loopt. Zij stellen dat het management niet alleen fraude pleegt om positieve resultaten te laten zien, maar ook om stabiliteit te tonen. Ze nemen de brutowinstmarge als financiële ratio om de druk te meten. Dit doen ze aan de hand van de volgende formule:

Gross profit margin = (Revenue – Cost of goods sold)/ Revenue (9)

Zo zou een lagere brutowinstmarge gepaard gaan met een hogere financiële druk, aangezien er minder winst wordt gemaakt. Dit verhoogt de kans op fraude. Anders gezegd kan een lage brutowinstmarge een motief zijn om fraude te plegen.

Summers en Sweeney (1998) stellen dat druk ook kan ontstaan wanneer een bedrijf aan hun financiële doelstellingen moet voldoen. Om de financiële prestaties van een bedrijf meetbaar te maken, gebruiken ze de ‘’return on assets (ROA)’’ als financiële ratio. De ROA geeft aan in hoeverre de activa van een bedrijf effectief zijn gebruikt. Summers en Sweeney (1998) gebruiken hiervoor de volgende formule:

(20)

20

In hun onderzoek wordt aangetoond dat frauduleuze bedrijven een hogere ROA hebben in het jaar voor de fraude plaatsvond dan niet-frauduleuze bedrijven. Een reden hiervoor kan zijn dat bedrijven financiële stabiliteit willen (Summers en Sweeney, 1990)

Ook wordt financial leverage (1) regelmatig gebruikt om de externe financiële druk te meten (Persons, 1995). Zie hiervoor het eerder beschreven hoofdstuk over financial leverage. Uit bovenstaande kan geconcludeerd worden dat de factor druk meetbaar kan worden gemaakt aan de hand van verschillende financiële ratio’s. Om de financiële stabiliteit te meten kan de brutowinstmarge worden gebruikt. Om de interne druk te meten kan de ROA als ratio gebruikt worden. Ten slotte kan de externe druk gemeten worden door de financial leverage. Financiële ratio’s kunnen dus helpen om te voorspellen in hoeverre de factor druk aanwezig is in een bedrijf.

3.2.2 Mogelijkheid

In deze paragraaf zal de factor mogelijkheid worden gekoppeld aan verschillende financiële ratio’s. In hoeverre de factor mogelijkheid aanwezig is, heeft veel te maken met de sterkte van de interne controle. Hoe zwakker de interne controle, hoe groter de kans dat de facotr

mogelijkheid aanwezig is (Arens et al., 2014).

Zoals eerder is gesteld zijn er bepaalde ratio’s gevoeliger voor fraude doordat er een subjectieve beoordeling plaatsvindt. Dit is het geval bij de account receivables turnover (4) en inventory to total assets ratio (5) (Summers en Sweeney, 1998). Skousen et al. (2009)

onderschrijven dit door te stellen dat er in bepaalde industrieën een grotere mogelijkheid is om fraude te plegen, zoals bijvoorbeeld bij voorraadwaarderingen. Ook Arens et al. (2004) stellen dat de soort industrie een grote rol kan spelen bij de mogelijkheid om fraude te plegen.

Skousen et al. (2009) gebruiken formules (4) en (5) om de factor mogelijkheid te meten. Zij stellen dat de sterkte van interne controle hiermee gemeten kan worden. Deze twee ratio’s zijn hiervoor uitgebreid aan bod gekomen. Een hogere account receivables en hogere inventory to assets gaan inderdaad gepaard met een grotere kans op fraude bleek uit

verschillende onderzoeken (Dalnial et al., 2012; Spathis, 2002; Summers en Sweeney, 1998). Er kan dus gesteld worden dat er een grotere mogelijkheid bij de bedrijven is die veel te maken hebben met subjectieve beoordelingen. Subjectieve beoordelingen zorgen voor een zwakkere interne controle, zo stellen Skousen et al. (2009). De hiervoor beschreven ratio’s laten dit inderdaad zien.

Rugman (1996) pakt het anders aan. Hij stelt dat bedrijven die in veel verschillende landen actief zijn een grotere kans op fraude hebben. Dit komt doordat in verschillende landen

(21)

21

verschillende regelgevingen en jurispredicties van toepassing zijn. Hij meet dit met de volgende formule:

Foreign operations ratio: (export van bedrijf thuisland + omzet

dochterondernemingen)/ Totale omzet (11)

Rugman (1996) probeert de activiteit in het buitenland meetbaar te maken door de te kijken hoeveel omzet (inclusief export) er verdiend wordt in het buitenland als percentage van de totale omzet. Hij stelt dat een hogere foreign operations ratio gepaard met een hogere kans op fraude. Hier is verder nog weinig onderzoek naar gedaan en dus puur gebaseerd op theorie.

Concluderend kan gesteld worden dat mogelijkheid goed meetbaar is door middel van twee ratio’s: de accounts receivables turnover en de inventory to assets ratio. Deze zijn significant hoger bij frauduleuze bedrijven en volgens Skousen et al. (2009) kan door middel van deze ratio’s de interne controle gemeten worden. Ook kan de factor mogelijkheid

gemeten worden door middel van de foreign operations ratio. Hoe meer een bedrijf actief is in het buitenland, hoe meer verschillende regelgevingen en jurispredicties er zijn voor het

bedrijf. Dit verhoogt de kans op fraude (Rugman, 1996). Hier is verder nog weinig onderzoek naar gedaan en er kan dus ook niet met zekerheid gesteld worden dat dit een goede ratio is om de factor mogelijkheid te meten.

3.2.3 Rationalisatie

Rationalisatie is de laatste factor van de fraudedriehoek. Deze factor is moelijk meetbaar, doordat het vooral een psychologisch en sociologisch verschijnsel is (Arens et., 2014). Skousen et al. (2009) onderschrijven dit en stellen dat de factor rationalisatie niet meetbaar is door middel van financiële ratio’s. Deze factor is dus niet te koppelen aan een financiële ratio. Er kan dus worden geconcludeerd dat financiële ratio’s niet kunnen helpen bij het vaststellen in hoeverre de factor rationalisatie aanwezig is in een bedrijf.

(22)

22 4 Conclusie en discussie

In deze scriptie is geprobeerd een antwoord te geven op de vraag in hoeverre het analyseren van financiële ratio’s de kans op het vinden van fraude kan vergroten. Dit is op twee

verschillende manieren gedaan. Allereerst is er gekeken naar zes verschillende ratio’s en is er geanalyseerd of er een verschil is bij frauduleuze en niet-frauduleuze bedrijven. Vervolgens zijn verschillende ratio’s gekoppeld aan de drie elementen van de fraudedriehoek. Deze tweedelige analyse is gedaan aan de hand van een literatuuronderzoek.

Tabel 4.1: Conclusie per financiële ratio

Om het overzichtelijk te houden, is in tabel 4.1 de conclusie per financiële ratio gegeven. Er kan afgelezen worden dat vier van de zes financiële ratio’s bestudeerd in deze scriptie de kans op het vinden van fraude mogelijk kunnen vergroten. De financial leverage (1)(2) is groter bij frauduleuze bedrijven. ‘’Hoe hoe hoger de financial leverage, hoe meer kans op het schenden van de schuld of leenovereenkomsten, hoe meer kans op fraude’’ (Dalnial et al., 2014, p. 63). Zowel de account receivables to total assets (4) als de inventory to total assets (5) zijn (mogelijk) hoger bij frauduleuze bedrijven. Dit heeft te maken met de subjectieve aard van beide ratio’s. Bij beiden is er sprake van een subjectieve beoordeling over de waarde. Dit maakt deze balansposten gevoelig voor fraude. Dalnial et al. (2014) stellen dat een hogere ratio een grotere kans geeft op een te hoog gewaardeerde account receivables of voorraad en dus een grotere kans op fraude.

De algemene financiële situatie van een bedrijf wordt gemeten door de Z-score (8) (Altman, 1968). De Z-score is lager bij frauduleuze bedrijven. Een lage Z-score gaat gepaard met een hoge financiële ‘’distress’’, oftewel een slechte financiële situatie. Dit kan een reden zijn voor managers om fraude te plegen (Persons, 1995). Zowel de winstgevendheidratio als Financiële ratio Kan helpen bij het vinden

van fraude?

Verband met frauduleuze bedrijven

1. Financial leverage Ja Hogere ratio bij frauduleuze

bedrijven 2. Profitability Nee

3. Acc. Receivables to total assets

Mogelijk Hogere ratio bij frauduleuze

bedrijven 4. Inventory to total

assets

Ja Hogere ratio bij frauduleuze

bedrijven 5. Working capital to

total assets

Nee

6. Z-score Ja Lagere ratio bij frauduleuze

(23)

23

de working capital to assets zijn niet bruikbaar in het vinden van fraude aangezien

verschillende onderzoeken tot verschillende resultaten komen met betrekking tot deze ratio’s. Ten tweede is er onderzocht of de drie elementen van de fraudedriehoek meetbaar zijn door middel van financiële ratio’s. Om dit overzichtelijk te houden is in tabel 4.2 per element aangegeven door middel van welke financiële ratio deze gemeten kan worden.

Element fraudedriehoek Formules die dit kunnen meten

Verband met frauduleuze bedrijven

Druk 1. Gross profit margin

2. ROA

3. Financial leverage

1. Lager bij frauduleuze bedrijven

2. Hoger in jaar vóór de fraude plaatsvond 3. Hoger bij frauduleuze

bedrijven

Mogelijkheid 1. Acc. Receivables to

total assets 2. Inventory to total

assets

3. Foreign operations ratio

1. Hoger bij frauduleuze bedrijven

2. Hoger bij frauduleuze bedrijven

3. Hoger bij frauduleuze bedrijven

Rationalisatie - -

Tabel 4.2: Financiële ratio’s gekoppeld aan de fraudedriehoek

Er kan gezien worden dat zowel de factor druk als mogelijkheid goed meetbaar zijn door middel van financiële ratio’s. De factor rationalisatie is niet meetbaar, aangezien dit vooral een psychologisch en sociologisch proces is (Arens et al., 2014).

De factor druk is alleerst meetbaar met de brutowinstmarge. Een lagere

brutowinstmarge gaat gepaard met een hogere financiële druk doordat er een lage winst is. Ten tweede kan de ROA gebruikt worden. Deze is in het jaar vóór de fraude hoger. Dit kan komen doordat bedrijven financiële stabiliteit willen (Summers en Sweeney, 1998). Ten derde kan de financial leverage gebruikt worden, die eerder al is besproken

De factor mogelijkheid is door de account receivables to total assets en de inventory to total assets. Deze zijn eerder besproken. Ook is mogelijkheid te meten door de foreign

operations ratio. Rugman (1996) stelt dat bedrijven die in veel verschillende landen actief zijn een grotere kans op fraude hebben. Dit komt doordat in verschillende landen verschillende regelgevingen en jurispredicties van toepassing zijn. Hier is overig nog weinig onderzoek naar gedaan.

Er kan geconcludeerd worden dat financiële ratio’s in zekere mate de kans op het vinden van fraude kunnen vergroten. Zo zijn er verschillende ratio’s die significant afwijken

(24)

24

bij frauduleuze bedrijven. Ook kunnen verschillende ratio’s helpen bij het meetbaar maken van de elementen druk en mogelijkheid van de fraudedriehoek.

Dit onderzoek heeft op meerdere manieren geprobeerd een bijdrage te leveren aan de huidige literatuur. Allereerst zijn verschillende ratio’s op een rij gezet en geanalyseerd. Er is per ratio onderzocht of deze verschilt bij frauduleuze bedrijven. Tevens is er ook een

verklaring gegeven waarom dit wel of niet zo was.Vervolgens zijn verschillende ratio’s gekoppeld aan de elementen van de fraudedriehoek, om zo te kunnen meten in hoeverre een factor mogelijk aanwezig is in een bedrijf.

Dit onderzoek kan door accountants gebruikt worden om bewust te worden welke financiële ratio’s kunnen afwijken bij frauduleuze bedrijven. Wanneer een accountant de ratio’s analyseert en vindt dat een van de hiervoor onderzochte ratio’s erg hoog of laag is, is het goed om grondiger onderzoek te doen bij dit bedrijf. Tevens kan het top management gebruik maken van de financiële ratio’s om te analyseren in hoeverre de factor druk of mogelijkheid aanwezig is in hun bedrijf. Door hiervan bewust te zijn, kan de kans op het vinden van fraude vergroot worden.

Er zijn ook een aantal beperkingen aan dit onderzoek. Allereerst zijn er maar zes ratio’s onderzocht. Er zijn uiteraard meer verschillende ratio’s, die wellicht ook kunnen helpen in het vinden van fraude. Voor vervolgondezoek kan het goed zijn om meer ratio’s te onderzoeken. Een andere beperking is de bedrijven die onderzocht zijn. Alleen de bedrijven waar de fraude is ontdekt, zijn geanalyseerd. Wanneer de fraude wordt ontdekt door de interne auditor of door het management en daarna is corrigeerd, is er weliswaar sprake van fraude, maar is dit bedrijf niet opgenomen in een van de besproken onderzoeken (Kaminski et al, 2014; Dalnial et al., 2014; Spathis 2002). Ten derde is er sprake van generalisaties.

Wanneer er uit verschillende onderzoeken dezelfde resultaten komen, wordt dit

gegeneraliseerd naar een groter geheel. Zo blijkt bijvoorbeeld uit de besproken onderzoeken dat financial leverage hoger is bij frauduleuze bedrijven. Dit betekent dat er mogelijk een hogere financial leverage is bij frauduleuze bedrijven en betekent niet dat dit per se zo is bij elk fraudegeval, alhoewel dat wel wordt gesuggereerd. Elk fraudegeval is immers

verschillend. Als laatste beperking is de fraudedriehoek te noemen. De fraudedriehoek wordt tegenwoordig niet meer beschouwd als een effectief middel om fraude te analyseren

(Lokanan, 2015). Aangezien dit onderzoek zich niet focust op de fraudedriehoek zal hier niet verder op in worden gegaan, maar er kan wel gesteld worden dat de fraudedriehoek een beperkt hulpmiddel is.

(25)

25

In het vervolg kunnen er meer verschillende ratio’s onderzocht worden. Ook kan er over een kortere periode onderzoek gedaan worden, om fraude sneller te vinden. Zo kunnen

bijvoorbeeld kwartaalcijfers worden geanalyseerd in plaats van dat er op jaarbasis onderzoek wordt gedaan. Bovendien kan er meer onderzoek gedaan worden naar de financiële ratio’s en de fraudedriehoek. Wellicht dat er meer elementen zijn bij fraude dan alleen de drie

elementen van de fraudedriehoek. Deze nieuwe elementen zouden dan gekoppeld kunnen worden aan verschillende ratio’s.

(26)

26 Bibliografie

Altman, E. I. (1968). Financial ratios, discriminant analysis and the prediction of corporate bankruptcy. The Journal of Finance, 23, 589-609.

Arens, A.A., Elder, R.J., & Beasley, M.S. (2014). Auditing and Assurance Services (15e druk). Essex: Pearson Education Limited.

Asare, S. K., Wright, A. & Zimbelman, M.F. (2015). Challenges facing auditors in detecting financial statement fraud: Insights from fraud investigations Journal of Forensic &

Investigative Accounting, 7(2), 63-112.

Baucus, M.S. (1994). Pressure, opportunity and predisposition: A multivariate model of corporate illegality. Journal of Management, 20(4), 699–721.

Cressey, D. (1953). Other people’s money: A study in the social psychology of embezzlement. California: Wadsworth.

Christie, A.A. (1990). Aggregation of test statistics: An evaluation of the evidence on contracting and size hypotheses. Journal of Accounting and Economics, 12(1), 15-36.

Dalnial, H., Kamaluddin, A., Sanusi, Z. M., & Khairuddin, K. S. (2014). Accountability in financial reporting: detecting fraudulent firms. Procedia - Social and Behavioral Sciences, 145, 61–69. Dellaportas, S. (2013). Conversations with inmate accountants: Motivation, opportunity and the fraud

triangle. Accounting Forum, 37(1), 29–39.

Dyck, A., Morse A., & Zingales L. (2010). Who blows the whistle on corporate fraud? Journal of

Finance, 65(6), 2213-2253.

Erickson, M., B.W. Mayhew & W.L. Felix, Jr. (2000). Why do audits fail? Evidence from Lincoln Savings and Loan, Journal of Accounting Research, 38(1), 165-194.

Fanning, K. M., & Cogger, K. O. (1998). Neural network detection of management fraud using published financial data. International Journal of Intelligent Systems in Accounting, Finance

& Management, 7, 21-41.

Feroz, E., Park, K. J., & Pastena, V. (1991). The financial and market effects of the SEC's

accounting and auditing enforcement releases. Journal of Accounting Research, 29, 107-142. Hogan, C. E., Rezaee, Z., Riley, R. A., & Velury, U. K. (2008). Financial statement fraud: insights

from the academic literature. Auditing: A Journal of Practice & Theory, 27(2), 231–252. Kaminski, K.A., Wetzel, T.S., & Guan, L. (2004). Can financial ratios detect fraudulent reporting?

Managerial Auditing Journal, 19(1), 15-28.

KPMG. (2006). Fraud survey 2006. Australia: KPMG Forensic. KPMG. (2008). Fraud survey 2008. Australia: KPMG Forensic. KPMG. (2009). Fraud Survey 2009. KPMG, Montvale, New Jersey. KPMG. (2010). Fraud survey 2010. Australia: KPMG Forensic.

Loebbecke, J., Eining, M., & Willingham, J. (1989). Auditors’ experience with material irregularities: Frequency, nature and detestability. Auditing: A Journal of Practice & Theory, 9(3), 1-28. Lokanan, M.E. (2015). Challenges to the fraud triangle: Questions on its usefulness. Accounting

Forum, 39(3), 201-224.

Persons, O.S. (1995). Using financial statement data to identify factors associated with fraudulent financial reporting. Journal of Applied Business Research, 11(3), 38-46.

Romney, M.B., & Steinbart, P.J. (2012). Accounting Information Systems (12e druk). Essex: Pearson Education Limited.

Rugman, A.M. (1996). The Theory of Multinational Enterprises (1e druk). Cheltenham: Edward Elgar Publishers.

Skillicorn, D.B., & Purda, L. (2012). Detecting fraud in financial reports. European Intelligence and

Security Informatics Conference, 8, 7-13.

Skousen, C.J., Smith, K.R., & Wright, C.J. (2009). Detecting and predicting financial statement fraud: The effectiveness of the fraud triangle and SAS No. 99. Advances in Financial Economics,

13(1), 53-81.

Spathis, C. (2002). Detecting false financial statements using published data: some evidence from Greece. Managerial Auditing Journal, 17, 179-191.

Summers, S., & Sweeney, J. (1998). Fraudulently misstated financial statements and insider trading: An empirical analysis. The Accounting Review, 73(1), 131-146.

(27)

27

Zimbelman, M. (1997). The effects of SAS No. 82 on auditors’ attention to fraud risk factors and audit planning decisions. Journal of Accounting Research, 35, 75-104.

(28)

28 Lijst van tabellen

Tabel 4.1: Conclusie per financiële ratio

Tabel 4.2: Financiële ratio’s gekoppeld aan de fraudedriehoek

Lijst van formules

1. Financial leverage = Total debt/ Total assets 2. Financial leverage = Total debt/ Equity 3. Profitability = Net profit/ Revenue

4. Account receivables turnover = Account receivables/ Sales 5. Inventory ratio= Inventory/Total assets

6. Working capital= Vlottende activa – kort vreemd vermogen 7. Working capital ratio = Working capital/ Total assets

8. Z = 1.2 (working capital/total assets) + 1.4 (retained earnings/total assets) + 3.3 (earnings before interest and taxes/ total assets) + 0.06 (market value of equity/book value of total debt) + 1.0 (sales/total assets)

9. Gross profit margin = (Revenue – Cost of goods sold)/ Revenue 10. ROA= Net income/ total assets

11. Foreign operations ratio: (export van bedrijf thuisland + omzet dochterondernemingen)/ Totale omzet

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

Tenslotte kan nog opgemerkt worden dat de mogelijkheid bestaat dat er gegevens van uitkeringsgerechtigden zijn die mogelijk wel in relatie met fraude staan, maar niet in onze

2 De vraag is of bij surveilleren op internet slechts een beperkte inbreuk op het privacyrecht van mensen wordt gemaakt of een verdergaande inbreuk waardoor het handelen van de

De cate- gorie ‘te hoog gewaardeerde activa’, is met 18 procent in ons onderzoek aanmerkelijk lager dan in de eerder studies (22 procent respectievelijk 31 procent). De

• Bedreigde soorten komen vaker voor bij P-limitatie, maar kunnen ook brede niches hebben.. Mogelijk zijn andere factoren zoals bodemvocht of

Patiënten worden in de apotheek gese- lecteerd als zij voor de eerste keer een geneesmiddel gaan gebruiken dat is opgeno- men in het programma Lareb Intensive Monitoring (figuur

De hoopgevende onderzoekresultaten leiden tot de vraag in welke situatie de Twente Toets bruikbaar geacht moet worden. Gezien het snelwerkende karak­ ter van de Twente Toets zal,

Indien bijvoorbeeld een grootschalige zoekactie wordt gedaan waarbij (al dan niet geautomatiseerd) alle informatie over een persoon wordt geordend, zal naar onze mening al snel

Nog geen drie jaar geleden waren andere partijen afwachtend, maar de VVD heeft zich hier van meet af aan zeer sterk