• No results found

Het participatie effect van de "Ik ga EBM" speelbox bij jongvolwassenen met een ernstig meervoudige beperking

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "Het participatie effect van de "Ik ga EBM" speelbox bij jongvolwassenen met een ernstig meervoudige beperking"

Copied!
48
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

“Het participatie effect van de ‘Ik ga EMB’ speelbox bij

jongvolwassenen met een ernstig meervoudige beperking”

Onderzoeksverslag

Bachelor scriptie

Naomi Harland (500777024) Ditmar Lam (500691966) Veerle Versfelt (500773090) Hannah van Baar (500749016) Docentbegeleider: M. Peek 2e beoordeelaar: H. I. M. Tonneijck Zorginstelling: Esdégé-Reigersdaal Opdrachtgever: N.F. Jorna Beroepsproduct: Onderzoeksverslag Datum: 5 januari 2021

(2)

2

“Het participatie effect van de ‘Ik ga EMB’ speelbox bij

jongvolwassenen met een ernstig meervoudige beperking”

Onderzoeksverslag

Naomi Harland (500777024) Ditmar Lam (500691966) Veerle Versfelt (500773090) Hannah van Baar (500749016) Docentbegeleider: M. Peek 2e beoordelaar: H. I. M. Tonneijck Zorginstelling: Esdégé-Reigersdaal Opdrachtgever: N.F. Jorna Beroepsproduct: Onderzoeksverslag Datum: 5 januari 2021

Bachelor scriptie in het kader van: Opleiding ergotherapie aan de Hogeschool van Amsterdam, afstudeerprogramma 2020-2021

Copyright

© Alle onderdelen in deze bachelor scriptie is eigendom van de Hogeschool van Amsterdam. De teksten mogen toegepast worden binnen de organisatie van Esdègé-Reigersdaal en mogen daarbuiten NIET worden vermenigvuldigd, gekopieerd, gepubliceerd, opgeslagen, aangepast of gebruikt in welke vorm dan ook, online of offline, zonder toestemming van de auteurs.

8963 woorden

(3)

3

Voorwoord

Voor u ligt de scriptie “Het participatie effect van de ‘Ik ga EMB’ speelbox bij jongvolwassenen met een ernstig meervoudige beperking.” Het onderzoek voor deze scriptie is uitgevoerd bij Esdégé-Reigersdaal. Deze scriptie is geschreven in het kader van ons afstuderen aan de opleiding ergotherapie aan de Hogeschool van Amsterdam en in opdracht van Esdégé-Reigersdaal. Van september 2020 tot januari 2021 zijn wij bezig geweest met het onderzoek en schrijven van het onderstaande verslag. Samen met N.F. Jorna, ergotherapeut bij

Esdégé-Reigersdaal, is de onderzoeksvraag voor deze scriptie tot stand gekomen. Na 20 weken hebben wij middels literatuuronderzoek en kwalitatief praktijkonderzoek de onderzoeksvraag kunnen beantwoorden. Binnen de projectgroep beschikken twee studenten enige kennis over de doelgroep door ervaringen uit de praktijk. Deze kennis is meegenomen in het onderzoek. De twee andere studenten

hadden geen eerdere ervaringen met de doelgroep maar waren wel geïntrigeerd door het onderwerp. Onze kennis en ervaringen hebben tijdens het schrijven van het afstudeerproject gezorgd voor aanvullingen. Door onze verschillende

perspectieven en door het luisteren naar elkaars ideeën, hebben wij veel van elkaar geleerd. Dit afstudeerproject is bestemd voor medewerkers in de zorg die werkzaam zijn met jongvolwassenen met een ernstige meervoudige beperking (EMB), zoals ergotherapeuten. Wij wensen alle geïnteresseerde veel plezier met het lezen van dit verslag.

Tijdens deze scriptie stonden opdrachtgever N.F. Jorna en docentbegeleider M. Peek van de opleiding ergotherapie voor ons klaar. Door de wekelijks

besprekingen ontvingen wij regelmatig feedback, waardoor wij verder konden met het onderzoek. Hierbij willen wij Esdégé-Reigersdaal, N.F. Jorna en M. Peek bedanken voor de fijne begeleiding en ondersteuning gedurende het afstuderen. Ook willen wij alle ondersteunende professionals en jongvolwassenen met EMB die geholpen hebben met de totstandkoming van het onderzoek bedanken. Buiten hun medewerking, had dit onderzoek niet plaats kunnen vinden.

Naomi Harland, Ditmar Lam, Veerle Versfelt en Hannah van Baar Amsterdam, 5 januari 2021

(4)

4

Samenvatting

Binnen de organisatie Esdégé-Reigersdaal worden belemmeringen ervaren in het participeren van jongvolwassenen met een ernstige meervoudige beperking (EMB) binnen (groeps-)activiteiten op de woonvoorziening en dagbesteding. Naar aanleiding van deze bevindingen is een onderzoeksverslag opgesteld met als doel: “Inzicht verkrijgen in de participatie van jongvolwassenen met EMB tijdens (groeps-)activiteiten op de woonvoorziening en dagbesteding (binnen Esdégé- Reigersdaal) door middel van de ‘Ik ga EMB’ speelbox.”

Binnen dit onderzoeksverslag staat de volgende hoofdvraag centraal: “Welke invloed heeft de ‘Ik ga EMB’ speelbox op de participatie van jongvolwassenen met EMB binnen (groeps-)activiteiten op een woonvoorziening en dagbesteding van Esdégé-Reigersdaal?.”

Om een antwoord te kunnen krijgen op de hoofdvraag is een

literatuuronderzoek, een semigestructureerd interviewonderzoek en een ongestructureerd observatieonderzoek uitgevoerd.

De ondersteunende professionals van de woonvoorziening en dagbesteding zijn in het onderzoek betrokken, vanwege het feit dat de jongvolwassenen niet in staat zijn om ervaringen, wensen en behoeften te delen.

Uit de resultaten komt naar voren dat jongvolwassenen met EMB voornamelijk ‘beleven’ tijdens activiteiten. De jongvolwassenen hebben door de inzet van de ‘Ik ga EMB’ speelbox actief deelgenomen aan verschillende activiteiten binnen de groep. Voornamelijk het schakelspeelgoed en het knetterschuim hebben een positief effect aangetoond op de participatie van de jongvolwassenen met EMB. Tijdens het onderzoek zijn belemmeringen ontstaan door de geringe

beschikbaarheid aan wetenschappelijke literatuur over schakelspeelgoed en door het gebrek aan tijd die de ondersteunende professionals hebben om

handleidingen en activiteitenkaarten te lezen. Door het positieve effect van

schakelspeelgoed op de participatie, wordt aanbevolen om een vervolgonderzoek te doen naar de invloed van schakelmateriaal op het dagelijks handelen van (jong)volwassenen met EMB.

Op basis van dit onderzoek kan worden geconcludeerd dat de ‘Ik ga EMB’ speelbox heeft bijgedragen aan de participatie van jongvolwassenen met EMB. In plaats van ‘beleven’ nemen de jongvolwassenen middels de ‘Ik ga EMB’ speelbox deel aan (groeps-)activiteiten.

(5)

5

Inhoud

Voorwoord ... 3 Samenvatting ... 4 Begrippenlijst ... 6 Hoofdstuk 1 Inleiding ... 8 Theoretische kader ... 10 Hoofdstuk 2 Methoden ... 12 2.1. Literatuuronderzoek ... 12 2.2. Praktijkonderzoek ... 17 2.2.1 Semigestructureerd interviewonderzoek ... 17 2.2.2 Ongestructureerde observatieonderzoek ... 18 Hoofdstuk 3 Ethiek ... 19 Hoofdstuk 4 Resultaten ... 21 4.1 Literatuuronderzoek ... 21 4.2 Praktijkonderzoek ... 23 4.2.1 Semigestructureerd interviewonderzoek ... 23 4.2.2 Ongestructureerd observatieonderzoek ... 28 Hoofdstuk 5 Discussie ... 30 Hoofdstuk 6 Conclusie ... 34 Literatuurlijst ... 36

Bijlage 1 Inhoud ‘Ik ga EMB’ speelbox ... 38

Bijlage 2 Semigestructureerde interviewvragen ontwikkelaar schakelspeelgoed 40 Bijlage 3 CRAAP-test ... 41

Bijlage 4 Semigestructureerde interviewvragen ondersteunende professionals .. 42

Bijlage 5 Informatiebrief deelname onderzoek ... 44

(6)

6

Begrippenlijst

Begrippen Uitleg

Adaptief functioneren Aanpassend vermogen.

Autonomie Zelfstandig.

Belasting en belastbaarheid Belasting is een draaglast (fysiek, mentaal, emotioneel) die een persoon moet dragen. Belastbaarheid is de draagkracht (hoeveelheid) die een persoon (fysiek, mentaal, emotioneel) kan verdragen.

Communicatiestrategie Een manier voor de overdracht van informatie.

Conceptueel domein Competenties op het gebied van het geheugen.

Generaliseerbaarheid Onderzoek waarvan de uitkomsten ook gelden voor vergelijkbare situaties buiten de uitgevoerde steekproef. Handelingscontext De fysieke en sociale omgeving waarin

het handelen plaatsvindt.

Inclusie Het samenvoegen van achtergestelde

groepen op basis van gelijkwaardigheid binnen de samenleving.

Kalenderleeftijd Leeftijd van iemand volgens de officiële tijdrekening.

Kwalitatief Onderzoek dat zich richt op diepgaande informatie betreft ervaringen,

gedachten, motivaties. Navolgbaarheid Herleidbaar zijn.

(7)

7 Ondersteunende professionals Begeleiders, die werkzaam zijn op de

woonvoorziening en dagbesteding met jongvolwassenen met een ernstige meervoudige beperking.

Ontwikkelingsleeftijd Psychologisch en motorisch

ontwikkelniveau van een persoon dat met behulp van testmethoden wordt gemeten.

Semigestructureerd interview Een interview waarin de vragen en het verloop grotendeels vast staat maar waarin ruimte is om door te vragen op de gegeven antwoorden en ruimte is om af te wijken van de structuur.

Sensorische stoornissen Een beperking in het vermogen om informatie via de zintuigen te verwerken.

Validiteit De mate waarin een meting aan het doel voldoet.

Zelfbeschikking De mogelijkheid om beslissingen te maken over zichzelf en het eigen leven.

(8)

8

Hoofdstuk 1 Inleiding

In Nederland leven meer dan twee miljoen mensen met een beperking. Van deze groep hebben ongeveer 142.000 mensen een verstandelijke beperking en

10.000 mensen een (ernstige) meervoudige beperking (EMB) (1). Een

verstandelijke beperking kenmerkt zich volgens de DSM-5 met beperkingen in zowel het verstandelijk als het adaptieve functioneren, in de conceptuele, sociale en praktische domeinen (2). Een persoon met EMB kenmerkt zich door ernstige cognitieve stoornissen (IQ <25), motorische stoornissen, sensorische

stoornissen, communicatieve stoornissen en medische problemen, zoals epilepsie. Personen met EMB hebben een verschil in kalenderleeftijd en ontwikkelingsleeftijd. De doelgroep gaat vooruit in kalenderleeftijd maar

stagneert in de ontwikkelingsleeftijd tussen het tweede en vierde levensjaar (3). Omdat personen met EMB een combinatie van beperkingen ervaren, zijn zij afhankelijk van anderen mensen voor elk aspect van hun dagelijks leven en wonen zij vaak in zorginstellingen. Door de afhankelijkheid van anderen, opeenstapeling van beperkingen en moeilijkheden bij het verklaren van hun gedrag, hebben velen van hen minder mogelijkheden om zelfbeschikking, autonomie en wensen na te streven. Hierdoor is het betrokken zijn bij het dagelijks en maatschappelijk handelen voor mensen met EMB niet zo vanzelfsprekend als bij een personen zonder beperking (4,5).

Een ander woord voor betrokken zijn bij het dagelijks en maatschappelijk

handelen is participatie. Vanuit verscheidene literatuur kan participatie als volgt worden opgevat. Participatie is de (actieve) betrokkenheid van een persoon bij dagelijkse activiteiten, sociale interactie, maatschappelijke en vrije tijd

activiteiten, inclusief mogelijkheden voor inclusie, ervaringen en ontdekking (4). Mensen met EMB krijgen minder kans om te participeren binnen activiteiten op de dagbesteding, zowel individueel als in groepsverband (6). Dit is tevens de ervaring van de opdrachtgever binnen de praktijk, voornamelijk bij de doelgroep jongvolwassenen met EMB tussen 18 en 25 jaar. De opdrachtgever ervaart dat ondersteunende professionals van de woonvoorziening niet op de hoogte zijn van de laatste ontwikkelingen en het voor hen moeilijk is om activiteiten te vinden die aansluiten bij het functioneringsniveau van de jongvolwassenen. De opdrachtgever betreft N.F. Jorna, een ergotherapeut binnen

Esdégé-Reigersdaal. Esdégé-Reigersdaal is een organisatie die zorg en ondersteuning biedt aan kinderen en (jong)volwassen in alle gradaties van: lichamelijke beperking, verstandelijke beperking, niet aangeboren hersenletsel, chronische, progressieve ziekte en bijkomende psychiatrische beperking en/of autisme spectrum stoornis.

Gezien jongvolwassenen met EMB binnen Esdégé-Reigersdaal belemmeringen ervaren in de participatie, wordt onderzoek uitgevoerd naar de mogelijkheden van participatie bij deze doelgroep. Binnen dit onderzoek wordt gebruik gemaakt van de ‘Ik ga EMB’ speelbox. De ‘Ik ga EMB’ speelbox is sinds 10 april 2020 ingezet als onderdeel van een landelijk project met als doel het samenspel binnen gezinnen te vergroten. De ‘Ik ga EMB’ speelbox wordt ingezet, omdat uit

(9)

9 voorgaand onderzoek blijkt dat het ouders handvatten biedt om kinderen met EMB beter te laten participeren bij activiteiten binnen het gezin. Middels dit onderzoek wordt geanalyseerd of de ‘Ik ga EMB’ speelbox ook invloed heeft op het participeren van jongvolwassenen met EMB. De ‘Ik ga EMB’ speelbox omvat een box met spelmaterialen, kookmaterialen en creatieve materialen (bijlage 1). Met de materialen uit de ‘Ik ga EMB’ speelbox kunnen diverse activiteiten

worden ondernomen zoals een balspel, aardappels schillen en vingerverven. Om de activiteiten vorm te geven beschikt de ‘Ik ga EMB’ speelbox een map met activiteitenkaarten. Op de activiteitenkaarten staat hoe de materialen ingezet kunnen worden.

Middels dit onderzoek wordt data verzameld die mogelijk bruikbaar kan zijn voor ergotherapie omtrent de mogelijkheden en kansen voor jongvolwassenen met EMB op het gebied van participatie. Ergotherapie richt zich binnen deze

doelgroep op het ondersteunen en versterken bij het dagelijks handelen, zodoende participatie mogelijk gemaakt kan worden (7).

Om het onderzoek vorm te geven is de volgende doelstelling opgesteld: “Inzicht verkrijgen in de participatie van jongvolwassenen met EMB tijdens (groeps-)activiteiten op de woonvoorziening en dagbesteding (binnen Esdégé- Reigersdaal) door middel van de ‘Ik ga EMB’ speelbox.”

De volgende hoofdvraag is leidend binnen het onderzoek:

“Welke invloed heeft de ‘Ik ga EMB’ speelbox op de participatie van

jongvolwassenen met EMB binnen (groeps-)activiteiten op een woonvoorziening en dagbesteding van Esdégé-Reigersdaal?.”

Om de hoofdvraag te beantwoorden zijn de volgende deelvragen opgesteld. 1. Welke invloed heeft de ‘Ik ga EMB’ speelbox op de participatie van

jongvolwassenen met EMB tijdens keukenactiviteiten?

2. Welke invloed heeft de ‘Ik ga EMB’ speelbox op de participatie van jongvolwassenen met EMB tijdens creatieve activiteiten?

3. Welke invloed heeft de ‘Ik ga EMB’ speelbox op de participatie van jongvolwassenen met EMB tijdens spelactiviteiten?

Om de praktijkgerichte deelvragen te ondersteunen zal onderzoek worden gedaan binnen de literatuur. Deze zoekvraag zal gaan over het onderwerp participatie en wordt toegelicht in de methode. Tevens wordt een theoretisch kader beschreven, die dient als kennisverbreding om de resultaten te begrijpen en te analyseren.

Het beroepsproduct omvat een onderzoeksverslag. In het volgende hoofdstuk zal worden ingegaan op de methode. Hoofdstuk 2 zal bestaan uit ethiek waarna de resultaten in hoofdstuk 3 worden besproken. Daarna volgt de discussie in hoofdstuk 4 en zal het beroepsproduct worden afgesloten met de conclusie in hoofdstuk 5.

(10)

10

Theoretische kader

In dit hoofdstuk zal het theoretisch kader van het onderzoek worden beschreven. Het theoretisch kader wordt ondersteund vanuit het

ergotherapeutische model: persoon, omgeving en het handelen (PEO). De persoon binnen het onderzoek kan worden geformuleerd als jongvolwassenen met EMB tussen 18 en 25 jaar. De omgeving heeft betrekking op de

woonvoorziening en dagbesteding van Esdégé-Reigersdaal, waarbinnen het handelen (participatie) zal worden bekeken. Binnen het PEO model ligt de focus bij het mogelijk maken van het handelen en het vergroten van de PEO-fit, waardoor de uitvoering van het handelen wordt verbeterd (8).

Het kader zal zich richten op de doelgroep, omgeving, participatie en recente technologische ontwikkelingen.

In de inleiding wordt de definitie van mensen met een ernstige meervoudige beperking omschreven als mensen met een combinatie van (ernstige)

beperkingen op verschillende gebieden, zoals motorisch, communicatief en zintuiglijk. Mensen met een beperking komen bij Esdégé-Reigersdaal terecht wanneer zij uit huis gaan, meer zorg nodig hebben, moeten revalideren en/of niet meer in staat zijn om zelfstandig te kunnen wonen. Esdégé-Reigersdaal is een organisatie die streeft naar een omgeving waarin alle mensen gelijkwaardig zijn. Iedereen heeft recht op een volwaardige plaats in de samenleving. Met een visie op gelijkwaardigheid, spelen zij in op de mogelijkheden van de cliënt en bieden ondersteuning waar nodig (9).

Door de huidige maatregelen rondom het COVID-19 virus is het voor sommige jongvolwassenen met EMB niet mogelijk om naar dagbesteding te gaan.

Normaliter ontvingen zij dagbesteding buiten de woonvoorziening. Voor de kwetsbaarste jongvolwassenen wordt dagbesteding vormgegeven binnen de woonvoorziening door ondersteunende professionals van de dagbesteding. Met ondersteunende professionals wordt bedoeld: werknemers van dagbesteding binnen Esdégé-Reigersdaal, die de jongvolwassenen met EMB ondersteunen bij het dagelijks handelen.

Hieronder volgt een beschrijving over hoe participatie bij de doelgroep kan worden beschouwd.

Zoals in de inleiding is omschreven kan participatie worden gezien als de (actieve) betrokkenheid van een persoon bij dagelijkse activiteiten, sociale interactie, maatschappelijke en vrije tijd activiteiten, inclusief mogelijkheden voor inclusie, ervaringen en ontdekking (4). Participatie bestaat uit drie

onderdelen: de ervaring van de persoon met participatie, actieve participatie, en toegankelijkheid en interactie met iemands omgeving. Daarnaast wordt

aangegeven dat participatie 'persoonlijk' is en zinvol moet zijn voor elke persoon. Dit betekent dat mensen het recht hebben om te beslissen welke aspecten van participatie zij belangrijk vinden en hoe participatie ondersteund moet worden (5).

Evenals dat mensen het recht hebben om te beslissen is het ook belangrijk om na te gaan of de persoon wil en kan participeren en kansen krijgt om dat daadwerkelijk te doen (10).

(11)

11 Mensen met EMB kunnen moeite ervaren bij participatie door een opeenstapeling van beperkingen in combinatie met de moeilijkheden bij het verklaren van hun gedrag en communicatie. Dit maakt mensen met een ernstige meervoudige beperking tot een kwetsbare groep (4).

Participatie is een centraal aspect binnen de kwaliteit van leven van mensen met een beperking. De maatstaf voor kwaliteit van leven voor (jong)volwassenen met EMB is: “De mate waarin mensen met een beperking deelnemen aan de activiteiten van het dagelijks leven, inclusief de relaties die deel uitmaken van hun leven.” Om in te spelen op de kwaliteit van leven is zelfbeschikking een belangrijke factor. Het maken van eigen keuzes kan bijdragen aan een betere kwaliteit van leven (10). Tevens draagt participatie bij aan de ontwikkeling van het emotionele welzijn van een persoon (4).

Binnen de maatschappij vinden steeds meer technologische ontwikkelingen plaats, zo ook in de zorg. Door de inzet van ondersteunende technologie krijgen mensen met een beperking meer kansen om zich te ontwikkelen en vergroot het de mogelijkheden in het dagelijks handelen (11,12). Zoals in de inleiding is aangegeven bevat de ‘Ik ga EMB’ speelbox diverse materialen. Schakelspeelgoed is hier een onderdeel van. Het schakelspeelgoed sluit aan bij technologische ontwikkelingen. Hieronder wordt ingegaan op de werking en functie van schakelspeelgoed. Om zoveel mogelijk informatie te verschaffen is een

semigestructureerd interview (zie bijlage 2) afgenomen met een ontwikkelaar van schakelspeelgoed als aanvulling op de gevonden onderzoeksliteratuur. Schakelspeelgoed heeft meerdere onderdelen, zo bestaat het uit aangepast speelgoed of schakelkastje en een drukknop die daar op aan kan worden gesloten (zie bijlage 1). Het speelgoed is aan te sturen door op de drukknop te drukken. Het schakelspeelgoed biedt mogelijkheden om zelfs met minimale aanrakingen het speelgoed in actie te zetten. Er is een grote variatie in knoppen, zo kost het bij de ene knop meer kracht om reactie te krijgen en is bij de andere knop maar lichte inspanning vereist. Tevens kunnen meerdere knoppen op een spelmateriaal worden aangesloten, zodat keuzes gemaakt kunnen worden.

Schakelspeelgoed wordt voornamelijk gebruikt door mensen met een motorische beperking. Het is bedoeld om de functionele mogelijkheden van een persoon met een (meervoudige) beperking te bevorderen. Volgens de International

Classification of Functioning, Disability and Health (ICF) kan schakelspeelgoed ervoor zorgen dat de uitvoering van activiteiten verbeteren en participatie kan worden vergroot (13).

De ontwikkelaar van schakelspeelgoed benoemt het belang van

schakelspeelgoed in het volgende citaat: “Door de inzet van schakelspeelgoed kunnen meer doelen behaald worden, met name het onderdeel zijn, het mee kunnen doen met anderen.” Daarbij geeft zij aan dat personen met EMB niet alles zelf hoeven te doen maar dat elk stapje één voorwaarts is.

(12)

12

Hoofdstuk 2 Methoden

In dit hoofdstuk wordt ingegaan op de methoden binnen het onderzoek. Het beroepsproduct omvat een onderzoeksverslag gericht op jongvolwassenen met EMB (tussen 18 en 25 jaar) en participatie. Om de vraagstelling te

beantwoorden wordt gebruik gemaakt van literatuuronderzoek en kwalitatief praktijkonderzoek. Het omvat een kwalitatief onderzoek, omdat wordt gekeken naar de waarnemingen en overtuigingen van betrokkenen over de participatie van jongvolwassenen met EMB. In dit hoofdstuk zullen de gebruikte methoden worden benoemd en zal de keuze per methode worden toegelicht.

2.1. Literatuuronderzoek

Het literatuuronderzoek onderbouwt de praktijkgerichte deelvragen. Het gaat in op verschillende aspecten die nodig zijn om het beroepsproduct te begrijpen. De volgende zoekvraag is opgesteld om ondersteunende informatie te kunnen vinden:

“Wat kan als participeren worden beschouwd bij jongvolwassenen met EMB en hoe kan dit worden gestimuleerd?”

Binnen het literatuuronderzoek zijn verschillende databases benut om bruikbare informatie te vinden. De literatuur is gezocht binnen de databases: Google Scholar, Pubmed, Sciencedirect en de bibliotheek van Hogeschool van Amsterdam. Google scholar is ingezet vanwege de toegankelijkheid,

veelzijdigheid en het zoekgebied met een grote dekking. Pubmed is toegepast, omdat het een database voor medische wetenschappelijke artikelen betreft. Daarnaast is Sciencedirect gebruikt om tot de volledige tekst van artikelen te komen en de bibliotheek van Amsterdam voor de gemakkelijke toegang tot beschikbare artikelen. Naast online databases zijn boeken ingezet om literatuur te vinden. Deze boeken zijn in de literatuurlijst terug te vinden. Om de

navolgbaarheid van het literatuuronderzoek te waarborgen is een stappenplan gehanteerd. Het stappenplan bestaat uit een zoekvraag, in- en exclusiecriteria, zoekschema, zoekactie en geselecteerde artikelen (14).

In het eerste onderdeel van het stappenplan is omschreven aan welke criteria de artikelen moeten voldoen (zie tabel 1). In tabel 2 is een schema weergegeven over de onderwerpen met bijbehorende synoniemen waarnaar wordt gezocht. De onderwerpen met synoniemen komen terug in een schema met de gebruikte zoekstrings (zie tabel 3). Ten slotte wordt in tabel 4 de geselecteerde artikelen benoemd en met behulp van de CRAAP-test een beoordeling gegeven aan de bruikbaarheid (zie bijlage 3). Met de CRAAP-test worden artikelen beoordeeld op actualiteit, relevantie, autoriteit, accuraatheid en doel (15).

Hieronder wordt het stappenplan om de zoekvraag te beantwoorden weergegeven.

(13)

13 Tabel 1: In- en exclusiecriteria

Inclusie criteria Exclusie criteria

Doelgroep: (jong)volwassenen met EMB tussen 18 en 25 jaar.

Doelgroep: Volwassenen (boven de 35 jaar), Autisme, Psychische beperking, dementie, MS, diabete, LVB.

Taal: Nederlandse en Engelse literatuur.

Taal: anders dan Nederlandse of Engelse literatuur.

Publicatiedatum: 2010- 2020 Publicatiedatum: <2010 Onderwerp: Participatie, participatie

stimuleren, kwaliteit van leven.

Tabel 2: Zoekschema Onderwerpen Nederlands, Synoniemen Engels, Synoniemen Participatie Deelnemen, betrokkenheid Participation, engagement, involved in Ernstig meervoudige beperking

Gehandicapten People with

(severe) profound intellectual and multiple

disabilities, PIMD, disabled people Begeleiding Ondersteuning Accompany,

support Bevorderen Verbeteren, stimuleren. Improving, stimulate Kwaliteit van leven Niveau van functioneren, kwaliteit van bestaan Quality of life, level of functioning,

(14)

14 Tabel 3: Zoekactie

Database Zoekstring Resultaten (hoeveelheid gevonden) Mogelijk bruikbaar aan de hand van titel en abstract en inclusie criteria

Pubmed PIMD AND

participation Participation in activities for adults with profound intellectual and multiple disabilities AND quality of life

32

6

3

1

Sciencedirect Participation AND PIMD

33 2

Google scholar PIMD AND

participation AND improving

Participatie AND EMB AND stimuleren Participation in activities for adults profound intellectual and multiple

disabilities AND PIMD AND quality of life AND improve participation 270 54 337 7 2 2 Bibliotheek Hogeschool van Amsterdam Participation in activities for adults profound intellectual and multiple

disabilities AND PIMD AND quality of life AND improve participation

(15)

15 Tabel 4: Geselecteerd artikelen

Auteur(s) Jaartal Titel Score

CRAAP test

Vlaskamp C, Hiemstra C.S.J, Wiersma L.A, Zijlstra J.H.

2010 Extent, Duration, and Content of Day Services’ Activities for

Persons With Profound Intellectual and Multiple Disabilities.

43 (=goed)

Axelsson A.K. 2014 Children with profound intellectual and multiple disabilities and their

participation in family activities. 46 (=excellent) Beadle-Brown J, Leigh J, Whelton B, Richardson L, Beecham J, Baumker T, Bradshaw J.

2016 Quality of life and quality of support for people with severe intellectual disability and complex needs.

40 (=goed)

Houwert S. 2018 Ruimte voor eigen regie bij mensen met ernstige meervoudige beperkingen. 43 (=goed) Talman L, Wilder J, Stier J, Gustafsson C.

2018 Staff members and managers’ views of the conditions for the participation of adults with profound intellectual and multiple disabilities.

44 (=goed)

Talman L,

Wilder J, Stier J, Gustafsson C.

2019 Staff’s and Managers’

Conceptions of Participation for Adults with Profound Intellectual Disabilities or Profound

Intellectual and Multiple Disabilities.

46

(16)

16 Hanzen G, van Nispen, R. M. A, Vlaskamp C, Korevaar E.L, Waninge A, van der Putten A.J.

2020 Improving the participation of adults with visual and severe of profound intellectual disabilities: a process evaluation of a new intervention.

48

(=excellent)

Keeley C, Dins T 2020 Enhancing Participation of Persons with PIMD by Focusing on Their Needs.

(17)

17

2.2. Praktijkonderzoek

Hieronder worden de praktijkgerichte deelvragen nogmaals benoemd. De deelvragen worden met de onderstaande methoden beantwoord.

1. Welke invloed heeft de ‘Ik ga EMB’ speelbox op de participatie van jongvolwassenen met EMB tijdens keukenactiviteiten?

2. Welke invloed heeft de ‘Ik ga EMB’ speelbox op de participatie van jongvolwassenen met EMB tijdens creatieve activiteiten?

3. Welke invloed heeft de ‘Ik ga EMB’ speelbox op de participatie van jongvolwassenen met EMB tijdens spelactiviteiten?

Binnen het praktijkonderzoek staan de jongvolwassenen met EMB tussen 18 en 25 jaar als onderzoeksgroep centraal. Daarnaast zijn ondersteunende

professionals ingezet om de juiste gegevens te verkrijgen. De context van het onderzoek betrof een woonvoorziening en dagbesteding van Esdégé-Reigersdaal. Vanwege de omstandigheden rondom het COVID-19 virus ontvingen de

kwetsbaarste jongvolwassenen met EMB dagbesteding op de woonvoorziening en waren de ondersteunende professionals van de dagbesteding, zowel

werkzaam op de dagbesteding als op de woonvoorziening.

Het praktijkonderzoek richtte zich op keuken-, creatieve- en spelactiviteiten, gezien de materialen uit de ‘Ik ga EMB’ speelbox passend zijn bij deze

activiteiten. De bovengenoemde activiteiten konden zowel individueel als in groepsverband uitgevoerd worden. Hieronder volgen de toegepaste methoden binnen het kwalitatieve praktijkonderzoek.

2.2.1 Semigestructureerd interviewonderzoek

Middels het semigestructureerd interviewonderzoek (zie bijlage 4) is de

participatie van de mensen met EMB inzichtelijk gemaakt vanuit het oogpunt van de ondersteunende professional. Een semigestructureerd interview houdt in dat het gesprek gestructureerd wordt aan de hand van opgestelde interviewvragen. Middels deze interviewvragen kunnen de grote lijnen van het gesprek worden gestructureerd en wordt openheid gecreëerd om nieuwe inzichten naar voren te laten komen (16). Deze methode is gekozen om achterliggende gedachten van de ondersteunende professionals over de participatie van de doelgroep te

achterhalen. De onderzoeksgroep, die bestaat uit jongvolwassenen met EMB, is niet in staat om ervaringen, wensen en behoeften met ons te delen door hun meervoudige beperkingen.

Om goed aan te sluiten bij de onderzoeksgroep zijn de interviews afgenomen bij vijf ondersteunende professionals van dagbesteding. Deze vijf professionals zijn ervaren in het werken met de doelgroep en zijn geselecteerd op basis van hun functie en de locatie waar zij werkzaam zijn. Gezien het feit dat de

ondersteunende professionals gedragingen en het handelen van de

jongvolwassenen herkennen, kunnen zij eerder het participatieniveau van hen inschatten (4). Het interviewonderzoek heeft fysiek op de onderzoekslocatie plaatsgevonden. De ondersteunende professionals zijn tweemaal 30 minuten geïnterviewd over het participatieniveau, vóór en na het inzetten van de ‘Ik ga EMB’ speelbox, zodoende veranderingen in het participatieniveau kunnen worden opgemerkt. Het semigestructureerde interview bestond uit open vragen betreft

(18)

18 handelingscontext, activiteiten, participatieniveau en mogelijkheden van de jongvolwassenen met EMB.

De interviews zijn opgenomen met audioapparatuur om achteraf de tekst te kunnen transcriberen. Deze opnames zijn na het transcriberen gelijk verwijderd. Dit zal verder worden beschreven in het hoofdstuk Ethiek. Daaropvolgend zijn de interviews geanalyseerd en gethematiseerd middels MaxQDA (17).

Naderhand zijn codes gekoppeld aan de getranscribeerde tekst en zijn passende thema’s opgesteld. De codes en thema's zijn nogmaals geanalyseerd om thema’s samen te voegen of te excluderen. De overgebleven thema’s zijn terug te vinden binnen het hoofdstuk Resultaten.

2.2.2 Ongestructureerde observatieonderzoek

Het tweede onderdeel van het kwalitatieve praktijkonderzoek bestaat uit een observatieonderzoek. Middels observatieonderzoek is de participatie van de jongvolwassenen in kaart gebracht vanuit ergotherapeutisch oogpunt. Het onderzoek is uitgevoerd met acht jongvolwassenen met EMB. De

onderzoeksgroep is geselecteerd op kalenderleeftijd (leeftijd tussen 18 en 25 jaar) en een diagnostisering met EMB. Om het handelen van de

jongvolwassenen te kunnen observeren is gebruik gemaakt van de ‘Fly on the wall’ observatiemethode (18). Dit houdt in dat zo onopvallend mogelijk

geobserveerd wordt, zodat de onderzoeksgroep zo min mogelijk prikkels ervaart. Dit is bereikt door afzondering in de ruimte en geen geluid te maken gedurende de observaties.

Het observatieonderzoek is ongestructureerd. Dit houdt in dat een open

observatie wordt gedaan zonder vooraf een doel of kader te bepalen (16). Voor een ongestructureerd observatieonderzoek is gekozen, zodoende een compleet beeld van de situatie in kaart kon worden gebracht en vooraf geen gegevens konden worden buitengesloten. Op de onderzoekslocatie is fysiek driemaal 45 minuten geobserveerd. Tijdens de observaties zijn aantekeningen gemaakt van alles wat werd waargenomen. De observaties zijn vervolgens gecodeerd en gethematiseerd (17). De voortkomende thema’s uit het observatieonderzoek zijn vergeleken met de opgestelde thema’s voortkomend uit het interviewonderzoek met de ondersteunende professionals. De thema’s uit het observatieonderzoek en interviewonderzoek zijn door vele overeenkomsten samengevoegd in de analyse.

(19)

19

Hoofdstuk 3 Ethiek

In dit hoofdstuk wordt ingegaan op de ethische aspecten binnen het onderzoek. Ethiek wordt omschreven als: normen en waarden die ons leiden in de morele keuzes betreffende ons gedrag en onze betrekkingen met anderen (19). Onderzoeksethiek wordt vormgegeven aan de hand van vijf principes uit de Nederlandse gedragscode wetenschappelijke integriteit (20): eerlijkheid, zorgvuldigheid, transparantie, onafhankelijkheid en verantwoordelijkheid.

Eerlijkheid

De eerlijkheid gedurende het onderzoek is gewaarborgd door verkregen

informatie voortkomend uit het interviewonderzoek naar waarheid te verwerken door middel van transcriberen. Tevens is eerlijkheid tot uiting gekomen bij het uitspreken van wederzijdse verwachtingen door de ondersteunende

professionals, opdrachtgever en studenten. Van de ondersteunende

professionals werd verwacht een actieve bijdrage te leveren aan het onderzoek. Deze bijdrage omvat het regelmatig inzetten van de ‘Ik ga EMB’ speelbox en het beantwoorden van de vragen in het semigestructureerd interviewonderzoek. De ondersteunende professionals verwachten van de studenten dat zij eerlijke informatie delen en zich aan de gemaakte afspraken houden zoals, het

waarborgen van privacy. De verwachting ten aanzien van de opdrachtgever was het bieden van ondersteuning in het vinden van een geschikte

onderzoekslocatie. Daarnaast was een wederzijdse verwachting dat gemaakte afspraken werden nagekomen met betrekking tot contactmomenten.

Zorgvuldigheid

Voorafgaand aan het onderzoek zijn de ondersteunende professionals ingelicht over de werkwijze van het onderzoek door middel van een gesprek en een formulier met informatie (zie bijlage 5). Hierin is tevens aangegeven dat de ondersteunende professionals zich te allen tijde kunnen terugtrekken uit het onderzoek en dat deelname volstrekt vrijwillig is (3). Voor het inwinnen van gegevens is toestemming gevraagd middels een toestemmingsformulier, terug te vinden in bijlage 6. De zorgvuldigheid tijdens het onderzoek is behouden door rekening te houden met de Wet Bescherming Persoonsgegevens (WBP) (4). De verkregen informatie van de ondersteunende professionals en opdrachtgever zijn om deze reden anoniem verwerkt. De audio-opnames van het

interviewonderzoek zijn verwijderd na de transcriptie. Gedurende het onderzoek zijn geen foto’s en/of video’s van de jongvolwassenen met EMB alsmede

ondersteunende professionals gemaakt.

(20)

20 Binnen het praktijkonderzoek is gebruik gemaakt van opgestelde

interviewvragen, zodat gericht informatie verzameld kon worden. Ten slotte is de zorgvuldigheid in het literatuuronderzoek bereikt door doelgericht, relevante informatie te verzamelen. Dit is gewaarborgd door de CRAAP-test te gebruiken om de bruikbaarheid van bronnen te analyseren (15).

Transparantie

Binnen het onderzoek is literatuur- en praktijkonderzoek uitgevoerd. Bij literatuuronderzoek is een stappenplan gehanteerd om de navolgbaarheid te garanderen. Voor het uitvoeren van het praktijkonderzoek is mondeling

toestemming gevraagd aan de clustermanager van de onderzoekslocatie. Binnen het praktijkonderzoek is rekening gehouden met de Wet

medisch-wetenschappelijk onderzoek met mensen (WMO) (21). Hierdoor is de navolgbaarheid bij het praktijkonderzoek zodanig geanonimiseerd zodat de ondersteunende professionals en de jongvolwassenen niet traceerbaar zijn. Daarnaast is openheid gecreëerd door de voortgang te bespreken met de ondersteunende professionals en de opdrachtgever, die het onderzoek

ondersteunen. Tevens is transparantie bereikt door het beroepsproduct te delen met de opdrachtgever en belanghebbenden.

Onafhankelijkheid

Het onderzoek is onafhankelijk gebleven door de belangen van de

opdrachtgever, evenals van de ontwikkelaar van de ‘Ik ga EMB’ speelbox niet van invloed te laten zijn op de resultaten. Dit is bereikt door kritisch te zijn op de meningen van betrokkenen en zelfstandig te beoordelen of gekregen

informatie van waarde is voor het project.

Tevens is middels observatieonderzoek een kritische ergotherapeutische blik op het participatieniveau van de jongvolwassenen met EMB toegepast. Daarbij hebben de studenten geen vooroordelen over de mogelijkheden van de doelgroep gehad.

Verantwoordelijkheid

Gedurende het onderzoek is verantwoordelijkheid genomen betreft COVID-19- maatregelen bij fysieke afspraken op de woonvoorziening en dagbesteding. Dit is bereikt door mondmaskers te dragen en 1,5 meter afstand te houden van zowel de jongvolwassenen als de ondersteunende professionals.

Overigens nemen de studenten alsmede de ondersteunende professionals verantwoordelijkheid over de fysieke aanwezigheid binnen het

praktijkonderzoek, vanwege COVID-19. Ten slotte is rekening gehouden met de belasting en belastbaarheid van de professionals door een vragenlijst te

(21)

21

Hoofdstuk 4 Resultaten

In dit hoofdstuk worden de resultaten voortkomend uit het literatuur- en

praktijkonderzoek besproken. De resultaten komen voort uit de literatuurstudie, het semigestructureerd interviewonderzoek en ongestructureerd

observatieonderzoek. De interviews en observaties zijn geanalyseerd aan de hand van thema’s. Deze thema’s zullen verder worden toegelicht bij de resultaten van het praktijkonderzoek.

4.1 Literatuuronderzoek

Participatie heeft positieve effecten op de kwaliteit van leven. Ondanks de positieve effecten van participatie op de kwaliteit van leven, wordt opgemerkt dat (jong)volwassenen met EMB weinig ondersteuning ontvangen bij het mogelijk maken van participatie. Lage niveaus van cognitieve, motorische, sensorische en communicatieve vaardigheden zijn gerelateerd aan de

hoeveelheid, variëteit en kwaliteit van de activiteiten die aan (jong)volwassenen worden aangeboden. Het lijkt een blijvend probleem, dat mensen met EMB minder participeren in activiteiten.

Binnen de Nederlandse voorzieningen voor mensen met EMB blijkt dat bijna 90% van alle aangeboden activiteiten gericht zijn op een vorm van zintuiglijke stimulatie, zoals het gebruik van tactiele borden of het luisteren naar muziek. De meeste activiteiten worden aangeboden in groepen, zijn passief van aard en hebben een sterke neiging om (jong) volwassenen met EMB ‘gewoon’ van de sfeer te laten genieten (22). Vanwege een combinatie van beperkingen, zijn (jong) volwassenen afhankelijk van anderen in hun dagelijks leven. Aangezien zij afhankelijk zijn van de steun van anderen, hebben velen van hen minder mogelijkheden om zelfbeschikking, autonomie, wensen na te streven en hun levensloop te bepalen. Bij gebrek aan effectieve hulp van ondersteunende professionals kunnen mensen met EMB geen activiteiten ondernemen en kan sprake zijn van sociaal isolement en terugtrekking (5). Zo is vaak één op één aandacht nodig om aan specifieke wensen te voldoen en is hier op groepen niet altijd tijd en personeel voor. Er wordt veel verwacht van ondersteunende

professionals. Naast de zorg voor de (jong)volwassenen hebben zij veel

papierwerk en andere taken zoals schoonmaken of koken. Hierdoor kunnen zij niet altijd goed op de hoogte zijn van ontwikkelingen in de zorg (23).

Het onderzoek van Hauwert (23) benadrukt dat actieve ondersteuning één van de bouwstenen is die aanwezig moet zijn, ongeacht wie wordt ondersteund. Bij actieve ondersteuning is het doel dat mensen meer zelf gaan doen en hierdoor meer eigen regie krijgen. Ook proberen ondersteunende professionals hiermee de functies die de (jong)volwassenen bezitten zo optimaal mogelijk te stimuleren om deze intact te houden. Om actieve ondersteuning te kunnen bieden zijn effectieve communicatiestrategieën en ondersteuning van positief gedrag van belang (23).

(22)

22 Evenals communicatie is het gebruik van positieve benaderingen en

verwachtingen essentieel. Dit betekend dat personen positief worden

ondersteund om nieuwe dingen te proberen en te groeien in hun vaardigheden (24). Het onderzoek van Talman (5) toont aan dat een positieve houding van de ondersteunende professionals ten opzichte van de capaciteiten van

(jong)volwassenen met EMB hun participatie vergemakkelijkt, terwijl negatieve benaderingen participatie belemmeren. Om positieve benaderingen te kunnen realiseren moeten de ondersteunende professionals in staat zijn om mensen te ondersteunen bij een scala aan activiteiten, nieuw en vertrouwd (5).

Hiervoor hebben zij vaardigheden nodig om mensen met EMB in de kleinste hoedanigheid fysieke begeleiding en ondersteuning te kunnen bieden, om

deelname en kansen te vergroten (24). Ondersteunende professionals gebruiken verschillende methodes om mensen met EMB mee te laten participeren. De meest genoemde methode is het blijven vertellen wat gedaan wordt tijdens bijvoorbeeld de zorg. Dit vraagt om een bewuste, actieve en stimulerende

houding. Hierbij is het van belang dat ondersteunende professionals zich bewust zijn dat mensen met EMB langer de tijd nodig hebben om prikkels te verwerken. Door steeds dezelfde handelingen te verrichten en dezelfde instructie te geven kan een bepaalde mate van voorspelbaarheid, vertrouwdheid en veiligheid ontstaan. Dit zorgt ervoor dat de (jong)volwassene met EMB de mogelijkheid krijgt in te gaan op dat wat in zijn of haar omgeving gebeurt, door bijvoorbeeld te reageren met een schreeuw, een gil, een veranderende mimiek of een zwaai (23).

Uit het onderzoek van Talman (5) blijkt dat 12 van de 17 ondersteunende professionals denken dat (jong)volwassenen met EMB niet in staat zijn om te participeren, beslissingen te nemen in hun dagelijks leven of gevolgen van hun keuzes begrijpen. Vanuit deze mening nemen de ondersteunende professionals op basis van hun eigen persoonlijke waarden en levenservaringen beslissingen over hoe de (jong)volwassenen met EMB kunnen participeren. Wanneer de professionals beslissen over de capaciteiten van de (jong) volwassenen met EMB, wordt de machtsverhouding ongelijker en worden de kansen vermindert om zelfbeschikking en autonomie uit te oefenen in hun dagelijks leven (5). Tevens kan de perceptie van de professionals van participatie niet hetzelfde zijn als voor (jong)volwassenen met EMB. Het kan leiden tot het verkiezen van activiteiten boven die van de persoon met EMB en geen zekerheid of de benodigde ondersteuning wordt geboden (10).

Desalniettemin is het van belang om aan te sluiten bij de interesses en

mogelijkheden van de (jong)volwassenen, zodoende participatie gestimuleerd kan worden (6). Tenslotte toont het onderzoek van Hanzen (4) aan dat

omgevingsfactoren, zoals de beschikbaarheid van faciliteiten of middelen, toegankelijkheid tot een specifieke situatie, prikkels en betaalbaarheid

(financiële beperkingen) ook kan leiden tot beperkte participatie voor mensen met EMB (4). Het mogelijk maken van participatie bij mensen met EMB is complex en vraagt veel flexibiliteit van de omgeving (6). Zo kan een niet optimale omgeving ertoe leiden dat er minder interactie is met de

ondersteunende professional en dat minder activiteiten worden gedaan dan iemand met EMB nodig heeft.

(23)

23

4.2 Praktijkonderzoek

4.2.1 Semigestructureerd interviewonderzoek

Binnen het onderzoek zijn semigestructureerde interviews afgenomen. De interviews zijn afgenomen bij vijf ondersteunende professionals die werkzaam zijn binnen de dagbesteding. Deze ondersteunende professionals zijn

geanonimiseerd en worden aangeduid met de letters A tot en met E. In de semigestructureerde interviews zijn de vijf ondersteunende professionals gevraagd naar hun ervaringen over het participeren van de acht

jongvolwassenen met EMB vóór en na de inzet van de ‘Ik ga EMB’ speelbox. Binnen de semigestructureerde interviews werd door de ondersteunende professionals gesproken over cliënten, hiermee refereren zij naar de

jongvolwassenen met EMB. De resultaten van deze interviews zullen verder worden toegelicht aan de hand van onderstaande thema’s in tabel 5. Tabel 5: thema’s

1. Keukenactiviteiten 5. Schakelmateriaal 2. Creatieve activiteiten 6. Alertheid

3. Spelactiviteiten 7. Begeleiden/ondersteunen 4. Participatie 8. Interactie

Thema Keukenactiviteiten

Op het gebied van keukenactiviteiten ondernemen de cliënten binnen de

woonvoorziening en dagbesteding activiteiten, zoals koffie en/of thee zetten en uitdelen, bakken (mixen), lunch klaarmaken, soep en avondeten bereiden (groenten snijden), en was opvouwen. Tijdens de activiteiten is zichtbaar geworden dat niet alle cliënten mee kunnen doen met deze activiteiten. Zo gaf ondersteunde professionals C aan: “Cliënten kunnen doordat ze in een rolstoel zitten niet bij het aanrecht.” Met name de lichamelijke beperkingen vormen een belemmering bij de keukenactiviteiten. Alle vijf de ondersteunende professionals gaven aan dat EMB cliënten door hun beperkingen voornamelijk betrokken zijn bij de activiteiten door te beleven. Dit werd vormgegeven door het laten meekijken bij activiteiten en de geuren van het eten te laten ervaren. De ondersteunende professionals gaven allen aan tevreden te zijn met deze manier van werken. De meest genoemde reden hiervan was dat cliënten op hun eigen manier meedoen en genieten van activiteiten.

Tijdens de keukenactiviteiten zijn nieuwe activiteiten uitgevoerd door het

gebruik van de ‘Ik ga EMB’ speelbox. Zo is in het tweede interview aangegeven dat met keukenactiviteiten regelmatig gebruik is gemaakt van de automatische schiller met drukknop, het keukenhulpje en het schakelkastje met drukknop. Over deze apparaten kwamen positieve reacties. Vooral de automatische schiller was door verschillende cliënten ingezet om aardappels of appels te schillen. Ondersteunende professionals ervaren dat cliënten door het gebruik van

drukknop een actieve bijdrage kunnen leveren aan de activiteiten. Zo werd door professional E aangegeven: “Het is soms maar een halve appel die ze schillen en dan is het klaar maar dan hebben ze wel iets zelf gedaan en dat is al heel wat.

(24)

24 Dat is heel positief.” Ook zijn keukenapparaten zoals de staafmixer aangesloten op de drukknoppen door middel van het schakelkastje. De vijf ondersteunende professionals gaven aan dat zij opmerken dat de cliënten nu actief deel kunnen nemen aan verschillende keukenactiviteiten.

Thema creatieve activiteiten

Binnen de groepen van de dagbesteding en woonvoorziening worden ook

creatieve activiteiten uitgevoerd, zoals muziek maken op een keyboard, muziek luisteren, knutselen, tekenen, kleuren, verven, knippen en scheuren van papier. Wel is als kanttekening benoemd dat weinig activiteiten op het gebied van

creatief worden ondernomen met de cliënten. Vier ondersteunende professionals gaven aan dat de cliënten weinig tot geen interesse tonen op dit gebied. Ook gaven dezelfde professionals aan dat het lastig is om te ondernemen, gezien de motorische beperkingen, waardoor iets vasthouden lastig is. Wel vinden de cliënten het leuk om muziek te luisteren en te maken maar niet iedere cliënt kan zelf bepalen wanneer de muziek afspeelt zo blijkt uit de volgende citaat van ondersteunende professional A: “En verder doen we bijvoorbeeld muziek luisteren. Alle cliënten vinden dat leuk omdat ze naar hun eigen smaak de muziek kunnen beleven maar sommige kunnen niet zelf de ipad of cd speler bedienen.”

Vier van de vijf ondersteunende professionals gaven aan dat in de interesse voor creatieve materialen weinig is veranderd door de inzet van de ‘Ik ga EMB’

speelbox. Dit is dan ook de reden dat weinig creatieve activiteiten uit de box zijn ingezet. Tevens werd door professional B aangegeven, dat de spanningsboog van de cliënten dusdanig laag is waardoor de creatieve activiteiten vaak van korte duur zijn. Wel is gebruik gemaakt van het usb-kastje om muziek te luisteren. Hierdoor konden de cliënten de muziek zelf starten en stoppen. Dit wordt verder toegelicht in de resultaten van de observatie.

Thema Spelactiviteiten

Op de woonvoorziening en dagbesteding worden met de cliënten verschillende spelactiviteiten ondernomen, zoals een puzzel maken, overgooien met een bal, bellenblaas, spel aan tafel (4 op een rij), activiteitenbord op rolstoel, ballenbak, met hagelslag spelen in de wasbak. Op de woonvoorziening zijn veel

mogelijkheden om spelactiviteiten uit te voeren. Zo wordt hier veel gebruik gemaakt van de ballenbak. Op de dagbesteding zijn ook voldoende middelen om cliënten te laten spelen. Wel gaven alle ondersteunende professionals aan dat het moeilijk is om een activiteit te doen waaraan iedereen kan meedoen. Ook hier zijn motorische beperkingen vaak een belemmering voor de cliënten om te kunnen participeren. Zo gaf één van de ondersteunde professional aan dat

balspelletjes worden ondernomen binnen de groep. Hierin ervaart zij dat niet alle cliënten de bal kunnen vasthouden, waardoor zij wel aanwezig zijn bij de

activiteit, maar niet actief kunnen deelnemen.

Op het gebied van spel zijn een aantal spelmaterialen uit de ‘Ik ga EMB’

speelbox positief ontvangen door de cliënten. Vooral het knetterzeep, slijmbal en de automatische bellenblaas werden vaak positief benoemd in de tweede

(25)

25 interviews. Cliënten ervaren veel plezier door het gevoel van knetterzeep op hun handen. De ondersteunende professionals gaven aan dat sommige cliënten de knetterzeep meteen probeerde te pakken wanneer deze ergens op tafel stond. De automatische bellenblaas is positief ontvangen omdat cliënten op deze manier zelf bellen konden maken. Door ondersteunende professional E werd aangegeven dat zij de bellen eerst zelf moest blazen, omdat dit voor de cliënten niet mogelijk was.

Thema alertheid

Vier ondersteunende professionals ervaren dat de alertheid van de cliënten van korte duur is. Dit maakt het vinden van een geschikte activiteit moeilijk. Uit de interviews is gebleken dat de concentratie van de cliënten niet lang is en dat zij meer beleven in wat om hen heen gebeurd. Ook werd aangegeven door

ondersteunende professional B, dat de spanningsboog van de cliënten lager is nu zij dagbesteding op de woongroep krijgen. Daarnaast ervaren de cliënten extra prikkels door de omschakeling in de context. Deze prikkels zijn minder aanwezig op de dagbesteding.

Na de inzet van de ‘Ik ga EMB’ speelbox gaven deze vier ondersteunende professionals aan dat de concentratie van de cliënten nog steeds kort is. Wel is door deze professionals opgemerkt dat de alertheid tijdens het gebruik van schakelspeelgoed behouden wordt.

Thema schakelmateriaal

Binnen het eerste interview bleek dat zowel op de dagbesteding als de

woonvoorziening eerder nog geen gebruik gemaakt is van schakelspeelgoed. De ondersteunende professionals waren eerder nog niet bekend met het

schakelspeelgoed en hadden niet verwacht dat dit zoveel mogelijkheden zou bieden. De vijf ondersteunende professionals gaven aan dat het

schakelmateriaal veel ingezet is. Zo geeft ondersteunende professional D aan: “De meervoudig beperkte cliënten, die dus niet echt andere dingen kunnen, die kunnen wel op die knop drukken en daardoor toch iets in werking zetten.” Ook vertelde zij dat ze het idee heeft dat de cliënten begrijpen dat ze door middel van de knop iets in werking zetten. Naast dat de cliënten zien gebeuren dat er iets begint te bewegen, verandert volgens de ondersteund professionals ook iets in de mimiek van de cliënten. Dit uit zich voornamelijk in lachen.

Thema Interactie

In het eerste interview benoemden de ondersteunende professionals dat de interactie tussen de cliënten en zij minimaal is, omdat de cliënten voornamelijk beleven tijdens een activiteit.

Bij het gebruik van de ‘Ik ga EMB’ speelbox werd door professionals ervaren dat meer samenwerking met de cliënten is ontstaan. Zo gaf ondersteunend

professionals B aan: “De EMB cliënten ervaren het meest van jou nabijheid en contact. En op het moment dat je een hulpmiddel inzet ben je dichter bij elkaar. Dus dan is dat contact ook wat intensiever misschien.” Daarnaast gaven drie

(26)

26 ondersteunende professionals aan dat cliënten veel plezier ervaren tijdens

activiteiten met de ‘Ik ga EMB’ speelbox. Dit wordt geuit door lachen.

Thema Begeleiden/ondersteunen

Voor de inzet van de ‘Ik ga EMB’ speelbox werden cliënten gestimuleerd door gebruik te maken van pictogrammen of door iets tastbaars te laten zien.

Ondersteunde professional E geeft aan dat zij veel uitvoert tijdens een activiteit en de cliënten beleven. In het ondersteunen van de cliënten tijdens de

activiteiten is veel positieve stimulatie nodig.

Uit het tweede interview bleek dat de cliënten veel ondersteuning vanuit de ondersteunende professionals nodig hebben om de materialen van de ‘Ik ga EMB’ speelbox te gebruiken. Zo werden cliënten in het gebruik van

schakelspeelgoed verbaal en fysiek gestimuleerd om naar de knoppen te reiken en deze in te drukken. Tevens werd gebruik gemaakt van complimenteren, zodat cliënten succeservaringen opdoen. Ondersteunende professional A gaf aan dat het voor zowel de cliënten als de ondersteunend professionals soms nog zoeken is hoe de activiteiten het best kunnen worden uitgevoerd. Dit is volgens haar een kwestie van uitproberen. Hierbij gaf zij aan dat de handleiding niet nodig was om de materialen in te zetten.

Thema participatie

In het eerste interview werd door de vijf ondersteunende professionals verschillende keren benoemd dat de cliënten niet met alle activiteiten mee kunnen doen. Vooral het actief deelnemen aan de activiteiten is vaak niet mogelijk. Wanneer het niet mogelijk is actief deel te nemen proberen de professionals de cliënten zo te ondersteunen dat zij de activiteiten wel kunnen beleven. Zij gaven aan dat de cliënten door het beleven van de activiteiten toch betrokken zijn.

Door de inzet van de ‘Ik ga EMB’ speelbox kunnen meer cliënten meedoen tijdens activiteiten. De ondersteunende professionals zagen dit voornamelijk bij het gebruik van het schakelmateriaal.

Middels de inzet van schakelmateriaal kunnen de cliënten met een druk op de knop meedoen aan diverse activiteiten.

In de interviews is aan de ondersteunende professionals gevraagd om cijfers te geven aan de uitvoering en tevredenheid met betrekking tot het participeren van cliënten binnen activiteiten. Zo gaven de ondersteunende professionals

voorafgaand aan het inzetten van de ‘Ik ga EMB’ speelbox gemiddeld een 6,5 aan de uitvoering, na de inzet was dit een 7,6. Daarnaast gaven de

ondersteunende professionals de tevredenheid gemiddeld een 7.5 voor het gebruik van de ‘Ik ga EMB’ speelbox, na de inzet was dit gemiddeld een 8.3. Zie tabel 6 hieronder. De voornaamste reden voor deze stijging is dat de cliënten nu vaker een actieve bijdrage leveren bij de activiteiten. Zo werd benoemd door ondersteunende professional C: “Ze kunnen nu meer doen dan alleen kijken of iets vasthouden.”

(27)

27 Tabel 6: Uitvoering en tevredenheid

(28)

28

4.2.2 Ongestructureerd observatieonderzoek

De observaties zijn geanalyseerd aan de hand van bovengenoemde thema’s (zie tabel 5). De observaties hebben plaatsgevonden tijdens activiteiten die door de ondersteunende professionals zijn bedacht en voorbereid. Hier zullen de

belangrijkste resultaten uit de observaties worden beschreven aan de hand van keuken-, creatieve- en spelactiviteiten. Binnen het ongestructureerde

observatieonderzoek wordt gesproken over cliënten, hiermee wordt gerefereerd naar de acht jongvolwassenen met EMB (tussen 18 en 25 jaar).

Keukenactiviteiten

Automatische schiller

Tijdens de eerste observatie is het appelschillen uitgevoerd. Bij deze observatie is gelet op de hantering van de automatische appelschiller en welke stimulering de cliënt hierbij nodig had. Opgevallen is dat de cliënt de elektronische schiller bediende met haar arm en gehele hand vanwege een beperking in de coördinatie van de vingers. De ondersteunende professional stimuleerde de cliënt middels fysieke en verbale begeleiding. De hand van de cliënt werd met lichte fysieke ondersteuning naar de knop gebracht. De cliënt drukte vervolgens zelf op de knop. Tijdens de fysieke ondersteuning benoemde de ondersteunende

professional dat de cliënt op de knop mocht gaan drukken.

De interactie met de ondersteunende professional werd opgemerkt door het lachen en geluid maken van de cliënt. Tevens bleef de cliënt de ondersteunende professional aankijken tijdens de uitvoering. De cliënt liet alertheid zien tijdens de observatie door te blijven kijken naar de appel in de schiller.

Naast de bovengenoemde observatie, is de automatische schiller tijdens andere observatiemomenten ingezet. De resultaten van deze observaties komen

overeen met de bovengenoemde resultaten. Cliënten keken gericht naar de appel, begonnen vaak te lachen maar hadden wel licht fysieke ondersteuning nodig, zoals de arm van de cliënt meebewegen om naar de knop te reiken. Tijdens deze observaties kwamen de thema’s: keukenactiviteiten, participatie, alertheid, begeleiden/ondersteunen, schakelmateriaal en interactie terug. Staafmixer

Bij een observatie op de woongroep is gebruik gemaakt van de staafmixer. Tijdens de observatie is gelet op de mate van participatie van de cliënt, begeleiding van de ondersteunend professional en de hantering van het

schakelkastje. In de activiteit is gebruik gemaakt van het schakelkastje en een drukknop. De drukknop is op het werkblad van de passieve rolstoel van de cliënt geplaatst. Gedurende de activiteit was begeleiding nodig van twee

ondersteunende professionals. Één professional hanteerde de staafmixer en de andere gaf verbale instructie om de cliënt te stimuleren om op de drukknop te drukken. Daarnaast werd positieve bekrachtiging gegeven. Echter blijft de alertheid beperkt. De beperkte spanningsboog van de jongvolwassene met EMB was ook goed terug te zien bij de observatie. Na een halve minuut was de cliënt klaar met de activiteit.

De thema’s die voortkomen uit deze observatie zijn: keukenactiviteiten,

participatie, alertheid, begeleiden/ondersteunen, schakelmateriaal en interactie terug.

(29)

29

Creatieve activiteiten

Muziek luisteren

In een observatie op de dagbesteding werd gekeken naar het muziek luisteren. De geobserveerde cliënt zit in een trippel rolstoel en kan haar armen vrij

bewegen. De cliënt luistert graag muziek en heeft voor deze activiteit zelf de muziek opgestart door middel van het usb-kastje en de drukknop. De

ondersteunende professional heeft begeleiding geboden bij het aansluiten van het usb-kastje op de laptop. De ondersteunende professional stimuleerde de cliënt door verbale aanwijzingen. Hieruit kwam geen reactie van de cliënt. Vervolgens gebruikte de begeleiding een handgebaar om uit te leggen dat de cliënt haar hand naar de knop mocht bewegen. Hierop volgde nog geen reactie vanuit de cliënt waardoor de professional de hand van de cliënt naar de knop bracht. Uiteindelijk drukte de cliënt zelfstandig de knop in, waarna de muziek startte. De cliënt keek afwisselend naar de laptop en de muur. Na enkele minuten zette de ondersteunende professional de muziek uit om een andere activiteit op te starten. Nadat de muziek werd gestopt reikte en drukte de cliënt op de drukknop waarmee zij de muziek weer startte. De ondersteunende

professional vroeg daarna of de cliënt weer muziek wilde luisteren. Hier kwam vervolgens geen reactie op.

De thema’s die voortkomen uit deze observatie zijn: creatieve activiteiten, participatie, schakelmateriaal, begeleiden/ondersteunen en interactie.

Spelactiviteiten

Knetterzeep

In een observatie werd gekeken naar het spelen met knetterzeep.

Tijdens de observatie werd zichtbaar dat de jongvolwassenen met EMB moesten lachen door het effect van het knetterschuim op de handen. Daarnaast stopte een cliënt haar hand, nadat de knetterzeep was uitgewerkt, in haar mond en greep zij naar de spuitbus knetterzeep. Echter konden de cliënten niet zelf het knetterschuim op de handen aanbrengen door een beperking in de fijne

motoriek. Ook het uitsmeren en verdelen van de zeep over de hand werd gedaan door de ondersteunende professional. Tijdens het gebruik van het knetterzeep werden de cliënten vanuit de ondersteunende professionals gestimuleerd door opgewekt stemgebruik en positieve bekrachtiging. De interactie is geobserveerd doordat cliënten naar de ondersteunende

professional bleven kijken, wanneer het knetterzeep werd aangebracht op de handen. De alertheid van de cliënten was zichtbaar doordat zij naar hun handen bleven kijken tijdens de werking van de knetterzeep.

De thema’s die voortkomen uit deze observatie zijn: spelactiviteiten, participatie, begeleiden/ondersteunen en interactie.

(30)

30

Hoofdstuk 5 Discussie

In dit hoofdstuk wordt de validiteit en betrouwbaarheid van het onderzoek toegelicht, een interpretatie van de resultaten beschreven en worden de resultaten gekoppeld aan de literatuur. Vervolgens wordt ingegaan op de beperkingen en implicaties van het onderzoek en worden tot slot suggesties en aanbevelingen gegeven voor vervolgonderzoek.

Het beroepsproduct is tot stand gekomen door de ervaringen van de

opdrachtgever. De opdrachtgever ervaart dat jongvolwassenen met EMB binnen haar organisatie minder kunnen participeren. Bovendien wordt in het

literatuuronderzoek zichtbaar dat de meeste activiteiten worden aangeboden in groepen, deze passief van aard zijn en de neiging hebben om personen met EMB ‘gewoon’ van de sfeer te laten genieten. Binnen het onderzoek is de doelstelling: “Inzicht verkrijgen in de participatie van jongvolwassenen met EMB tijdens

(groeps-)activiteiten op de woonvoorziening en dagbesteding (binnen Esdégé- Reigersdaal) door middel van de ‘Ik ga EMB’ speelbox.” Dit is gemeten door middel van de gekozen onderzoeksmethoden: literatuuronderzoek,

semigestructureerd interviewonderzoek en ongestructureerd observatieonderzoek.

Validiteit en betrouwbaarheid

Binnen de semigestructureerde interviews zijn vijf ondersteunende professionals ondervraagd met vooraf opgestelde open vragen. De ondersteunende

professionals zijn binnen het onderzoek ingezet, omdat zij dicht bij de

jongvolwassenen met EMB staan en zo meer inzicht hebben in de gedragingen van hen. In het praktijkonderzoek zijn geen ergotherapeuten ondervraagd, omdat zij niet elke dag bij de jongvolwassenen zijn betrokken en hierdoor

minder zicht kunnen hebben op de huidige participatie. De gegeven antwoorden vanuit de ondersteunende professionals kwamen overeen, waardoor de

opgestelde interviewvragen als valide en betrouwbaar kunnen worden

beschouwd. Tevens is aan de ondersteunende professionals gevraagd om cijfers te geven voor uitvoering en tevredenheid van de participatie. In tabel 6 is

zichtbaar dat de gegeven cijfers over de uitvoering en tevredenheid betreft de participatie van de doelgroep hoger zijn geworden na het gebruik van de ‘Ik ga EMB’ speelbox. Dit toont aan dat deze methode inzicht heeft gegeven in de participatie van de doelgroep en voldoende heeft gemeten om aan de doelstelling te kunnen voldoen. In de resultaten van de interviews zijn de opvattingen en ervaringen van de ondersteunende professionals terug te zien. Eveneens zijn door de studenten de activiteiten vanuit ergotherapeutisch perspectief bekeken aan de hand van een observatie. Middels de observaties konden interpretaties worden vormgegeven over de participatie, omgeving, stimulatie en materialen. De resultaten van de observaties komen overeen met de resultaten van de semigestructureerde interviews. Hieruit kan worden

opgemaakt dat het observatieonderzoek als valide en betrouwbaar kan worden beoogd. Het onderzoek zou kunnen toenemen in betrouwbaarheid wanneer de groep ondersteunende professionals en de onderzoeksgroep uitgebreid wordt in

(31)

31 aantallen. Door de geldende restricties rondom het COVID-19 virus zijn er

minder ondersteunende professionals en jongvolwassenen met EMB beschikbaar voor het onderzoek. Gezien het literatuuronderzoek en praktijkonderzoek kan worden aangenomen dat het onderzoek generaliseerbaar is voor andere organisaties. Dit onderzoek kan nogmaals wordt uitgevoerd bij een andere organisatie en/of setting, mits de methode kan worden gevolgd,

(jong)volwassenen met EMB binnen het onderzoek worden opgenomen en de ondersteunende professionals een actieve houding aannemen in het gebruik van de ‘Ik ga EMB’ speelbox.

Samenvatting resultaten

Uit het semigestructureerde interviewonderzoek en ongestructureerde observatieonderzoek komt naar voren dat de automatische schiller, het

schakelkastje, de automatische bellenblaas en het knetterzeep regelmatig zijn ingezet. Uit het onderzoek blijkt dat voornamelijk het schakelspeelgoed een grote bijdrage heeft geleverd aan het kunnen participeren van jongvolwassen met EMB tijdens activiteiten. Middels het schakelspeelgoed kunnen de

jongvolwassenen met EMB meedoen tijdens een activiteit in plaats van het ‘beleven’. Ook in het literatuuronderzoek is naar voren gekomen dat

schakelspeelgoed een rol kan spelen in het verbeteren en vergroten van de participatie (13).

Het schakelmateriaal heeft tevens een aandeel in de interactie tussen de

jongvolwassenen en ondersteunende professionals. Zo geven de ondersteunende professionals aan dat door het gebruik van schakelspeelgoed meer

samenwerking tussen de jongvolwassenen en henzelf is ontstaan. Uit de literatuur komt naar voren dat het samen ondernemen van een activiteit kan bijdragen aan het verloop van de onderlinge interactie tussen de

jongvolwassenen en de ondersteunende professional (24).

Tevens blijkt dat het knetterzeep een positief effect heeft op de interactie tussen de ondersteunend professionals en de jongvolwassenen door de zintuiglijke prikkel. Naast de positieve resultaten van het schakelmateriaal uit de ‘Ik ga EMB’ speelbox, is uit het praktijkonderzoek gebleken dat niet alle materialen een positieve invloed hadden op de mogelijkheid om te participeren binnen de

doelgroep. Zo zijn creatieve en spelmaterialen nauwelijks ingezet, zoals verf, het sprekend ei, het robothondje en de picto dobbelsteen. De ondersteunende

professionals geven aan dat deze materialen niet aansloten bij het niveau van de jongvolwassenen. Zo waren enkele materialen te klein, waardoor dit de

aandacht van de jongvolwassenen niet kon vasthouden. Ten slotte blijkt uit het praktijkonderzoek dat het gebruik van de ‘Ik ga EMB’ speelbox eenvoudig is voor de ondersteunende professionals. Het schakelspeelgoed was eenvoudig in

gebruik en de handleiding was niet noodzakelijk. Wel is vanuit de professionals aangegeven dat zij tijd nodig hadden om het schakelspeelgoed regelmatig in te zetten, zodat herhaling voorspelbaarheid en vertrouwdheid kan ontstaat. In de literatuur is aangetoond dat dit mensen met EMB de kans geeft om te

(32)

32

Verwachtingen

Voor de start van het onderzoek zijn verwachtingen opgesteld. Het onderzoek is uitgevoerd bij een zeer kwetsbare doelgroep, waardoor COVID-19-maatregelen zijn getroffen rondom de gehandicaptenzorg. Door de kwetsbaarheid van de doelgroep was de verwachting dat er geen fysieke observatie kon worden uitgevoerd. Uiteindelijk was met inachtneming van de maatregelen het toch mogelijk om op locatie te kunnen komen. Daarnaast was verwacht dat het schakelspeelgoed aan zou sluiten bij de doelgroep. Dit kwam voort uit het feit dat de ondersteunende professionals aan hadden gegeven nog geen ervaring te hebben met schakelmateriaal en schakelmateriaal in eerdere onderzoek een positief effect heeft aangetoond bij kinderen met EMB. Deze verwachting is overeengekomen met de resultaten van het onderzoek. Echter zijn er ook verwachtingen die niet aansluiten bij de resultaten. Zo was de verwachting dat de ‘Ik ga EMB’ speelbox optimaal werd ingezet door de ondersteunende

professionals. Dit bleek niet in alle gevallen zo te zijn geweest. De

activiteitenkaarten zijn niet of nauwelijks gebruikt bij het ondernemen van activiteiten en zijn sommige materialen niet toegepast. De activiteitenkaarten zouden juist kunnen bijdragen aan het opdoen van inspiratie voor nieuwe activiteiten.

Belemmeringen

Binnen het literatuuronderzoek is gebleken dat gering wetenschappelijk literatuur beschikbaar was over het gebruik van schakelspeelgoed bij deze doelgroep. Daarintegen zijn voldoende artikelen gevonden over participatie en stimulering bij deze doelgroep. Binnen het literatuuronderzoek is gebruik gemaakt van verschillende databases, zoals Pubmed, Google Scholar en Sciencedirect, vanwege het gebrek aan relevante artikelen. Tijdens het literatuuronderzoek is gebleken dat niet alle artikelen met volledige tekst beschikbaar waren. De toegang tot deze artikelen is verkregen door een

aanvraag bij zowel de bibliotheek van de Hogeschool alsmede de Universiteit van Amsterdam.

In de praktijk is de ‘Ik ga EMB’ speelbox geïmplementeerd binnen de bestaande activiteiten van de dagbesteding. Doordat geen gebruik gemaakt is van de bijgevoegde activiteitenkaarten, zijn geen nieuwe activiteiten met de jongvolwassenen met EMB ondernomen. De ondersteunende professionals hebben hierbij aangegeven dat zij niet genoeg tijd hebben om alles grondig te lezen. Naast het gebrek aan tijd, kan de keuze voor activiteiten gezien worden als een belemmering. Tijdens de observaties werden de activiteiten voornamelijk gekozen door de ondersteunende professionals en kunnen hierdoor niet volledig aansluiten bij de interesse en behoeften van de jongvolwassenen. Uit

literatuuronderzoek blijkt dat de ondersteunende professionals keuzes maken vanuit de eigen interesses en perspectieven over hoe de (jong)volwassenen met EMB kunnen participeren. Hierdoor kunnen de kansen verminderen voor

(jong)volwassenen met EMB om zelfbeschikking en autonomie uit te oefenen in hun dagelijks leven (5). Wanneer activiteiten niet aansluiten bij de interesses van de (jong)volwassenen met EMB, is het voor de ondersteunende

professionals moeilijk om hen te stimuleren bij het deelnemen aan de activiteit (6).

(33)

33 De materialen uit de ‘Ik ga EMB’ speelbox werden verdeeld over zowel de

dagbestedingslocatie als de woonvoorziening, vanwege het feit dat één ‘Ik ga EMB’ speelbox beschikbaar was voor onderzoek en de groep jongvolwassenen met EMB werd opgesplitst wegens COVID-19. De kwetsbare jongvolwassenen ontvingen dagbesteding op de woonvoorziening. Na vier weken zijn de

materialen verwisseld van locatie door een ondersteunende professional zodat alle jongvolwassenen met EMB de verschillende materialen konden ervaren. Door de verdeling waren enkele materialen beschikbaar per locatie, waardoor jongvolwassenen minder gebruik konden maken van de materialen. Verder is gebleken dat de communicatie van de ondersteunende professionals onderling niet altijd optimaal verliep. Dit kwam door een tekort aan terugkoppeling en verslaglegging over de inzet van de ‘Ik ga EMB’ speelbox binnen de organisatie. Zo waren de professionals onvoldoende op de hoogte van de gemaakte

afspraken betreft het observatie- en interviewonderzoek binnen de locatie. Dit leidde tot situaties waarbij geïmproviseerd moest worden om de activiteit goed te kunnen observeren.

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

Bij de AYA-specialist kun je in alle fases van je ziekte terecht met vragen over zaken die (in)direct met je ziekte en de behandeling daarvan te maken hebben.. Voel je vrij je vragen

Eerder in deze bijdra- ge werd reeds benoemd dat de rechtvaardiging van een aparte positie voor jeugdigen in het strafrecht door het Kinderrechtencomité wordt gevonden in het

Concreet wordt hiermee bedoeld: leestips verstrekken, boeken cadeau geven, praten over boeken, het goede voorbeeld geven door zelf te lezen en samen naar de bibliotheek gaan (Burgess,

Deze jongvolwassenen zijn meer tevreden over hun huidige woning en woonplaats, voelen zich tevens meer gehecht aan de woning, de buurt en de woonplaats, en voelen zich

Keywords Non-life insurance, Generalized linear model, Generalized additive model, AIC, Poisson distribution, Gamma distribution, Claim frequency, Claim severity,

Aan de hand van de geformuleerde hoofdvraag wordt getracht inzicht te krijgen in hoeverre natuurlijke dreigingen, zoals aardbevingen als gevolg van de gaswinning in de

draagvlak beleid: doelgroepen hebben begrip voor hoe het participatieproces al dan niet in beleidsmaatregelen wordt vertaald;.. draagvlak proces: het bestuur en de

Door de lage response in dit onderzoek (19%) is in tabel 2 voor de variabelen cannabis- alcohol en gamegebruik en de totale score op participatie en activiteiten gekeken in hoeverre