• No results found

Een onderzoek naar de bijdrage van een Strong Viking Run op het sport- en beweeggedrag

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "Een onderzoek naar de bijdrage van een Strong Viking Run op het sport- en beweeggedrag"

Copied!
80
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)
(2)

Voorwoord en dankwoord

Voor u ligt mijn scriptie waarmee ik hoop de opleiding ‘Sport, Gezondheid en Management’ (SGM) van de Hogeschool Arnhem en Nijmegen (HAN) met succes af te ronden. Deze scriptie is geschreven in het kader van mijn afstudeeropdracht bij Strong Viking.

Mijn studieperiode begon toen ik als trotse jongen met een havodiploma opzak mijzelf aanmeldde voor de opleiding Sport, Gezondheid en Management. Het behalen van mijn havodiploma voelde als een grote prestatie. Op de basisschool werd mij het theoretische of kader niveau geadviseerd. Na een hoog uitgevallen cito-score werd mij het voordeel van de twijfel gegeven en mocht ik het proberen op vmbo-t/havo. Het havodiploma was voor mij een erkenning van mijn kunnen en smaakte naar meer. Na het bezoeken van vele opendagen bleven er voor mij maar twee opleidingen over, namelijk facilitiy management en SGM. Het laatste zetje om mijn uiteindelijke keuze te maken kwam uit onverwachtse hoek. Tijdens het winkelen in Nijmegen raakte ik aan de praat met een

winkelmedewerker. Hij zag aan de spullen die ik bij me had dat ik afkomstig was van een open dag van de HAN. Wat bleek: hij studeerde Sport, Gezondheid en Management en was zeer positief over de opleiding. Vol enthousiasme vertelde hij over zijn stageperiode en de manier van lesgegeven. Dit gesprek had een uitermate positief gevoel bij mij achter gelaten, zo positief dat ik mij die dag nog heb ingeschreven voor de opleiding.

Mijn interesse voor sport is er altijd geweest, op de middelbare school werd hier economie en management aan toegevoegd. Vervolgens heb ik door de opleiding Sport, Gezondheid en

Management een nieuwe interesse ontwikkeld, namelijk: sport en voeding. Het was dan voor mij ook een lastige keuze welke minor ik zou gaan volgen. Uiteindelijk heb ik gekozen voor de minor Sport & economie, waarvan ik geen spijt heb gehad. Daarnaast is Strong Viking de ideale stageplek voor mij gebleken aangezien al mijn genoemde interesses hier aanbod komen.

Ik wil dan ook in dit voorwoord van de gelegenheid gebruik maken om ten eerste mijn

praktijkbegeleider Kelly van Mil te bedanken voor het geven van deze kans en leerzame periode. Hierbij horen natuurlijk ook alle andere Strong Viking medewerkers die ik wil bedanken voor naast een leerzame ook zeer gezellige tijd. Daarnaast wil ik ook Jasper van Houten bedanken voor de begeleiding, adviezen en betrokkenheid. Dankzij Jasper van Houten heb ik mijn scriptie naar een hoger niveau kunnen tillen. Ook wil ik nog mijn ouders bedanken voor de financiële steun en nog meer om de morele steun, waar ik altijd op kon rekenen. Tot slot wil ik nog de deelnemers van de Strong Viking Run Mud editie te Puyenbroeck en overige betrokkenen bedanken.

Wanneer ik mijn scriptie en daarmee de opleiding heb afgerond, ben ik niet meer de trotse jongen met een havodiploma, maar de trotse man met een hbo-diploma.

Ward Janssen

(3)

Samenvatting

Aanleiding: Eenmalig of terugkerende sportevenementen vormen een snel ontwikkeld onderdeel binnen de sportsector. Alleen spektakel is niet langer toereikend in deze sector, positieve

maatschappelijke doeleinde staan hierbij voorop. Zo kwam er ook de vraag vanuit Strong Viking B.V. wat haar maatschappelijke impact is in de vorm van de bijdrage aan het sport- en beweeggedrag. Wanneer Strong Viking hier een helder antwoord op heeft, hoopt Strong Viking hiermee meer draagvlak te creëren bij gemeentes, scholen en bedrijven. Tot nu toe is er weinig bekend over obstacle running en de bijdrage hiervan op het sport- en beweeggedrag. Middels het onderzoek uit deze scriptie zal dit in kaart worden gebracht.

Doelstelling: ‘Het doel van dit onderzoek is het doen van aanbevelingen aan de manager van Strong Viking Group B.V. (Kelly van Mil) voor het vergroten van de maatschappelijke impact van Strong Viking Runs, door-middels, kwantitatief onderzoek - de meningen te inventariseren van deelnemers aan de Strong Viking Mud editie Te Puyenbroeck 2017 over de invloed van de evenementervaring op het sport- en beweeggedrag van deelnemers.’

Methode: Het onderzoek is afgenomen onder de deelnemers van de Strong Viking Mud editie te Puyenbroeck 2017. Dit is gedaan middels een cross-sectioneel ontwerp in de vorm van een online enquête. De steekproef telt 183 respondenten, met een gemiddelde leeftijd van 28,5 jaar (SD= 9,6). De online enquête is deels gebaseerd op de vragenlijsten uit de Sportersmonitor (2012), ‘The

Meaning of Sports: Fun, Health, Beauty or Community’[CITATION TijdelijkeAanduiding1 \l 1043 ] en de WESP-richtlijnen voor zowel tevredenheid (2011) als beleving (2010).

Resultaten/conclusies: De resultaten laten zien dat dat de respondenten zeer tevreden zijn over de betreffende editie, dit wordt uitgedrukt in een 8,6 als gemiddeld rapportcijfer. Er zijn meerdere significante verbanden waar genomen. Zo heeft de beleving een negatief significant verband heeft met de frequentie (R= -0,173; Sig= 0,036), een louter geroutineerde sporter is dus minder snel onder de indruk van een grootschalig sportevenement dan iemand die niet zo vaak sport. De dimensie beleving heeft wel een positief significant verband op de bijdrage van Strong Viking aan de motivatie (R=0,328; Sig= 0,001), capaciteit (R=0,204; Sig= 0,043) en gelegenheid (R=0,300; Sig= 0,003). Ook blijken er significant positieve verbanden te zijn tussen tevredenheid en de bijdrage van Strong Viking aan zowel de motivatie (R=0,451; Sig= 0,000), capaciteit (R=0,224; Sig= 0,014) en gelegenheid (R=0,325; Sig= 0,001). Met dit gegeven kan er dus geconcludeerd worden dat een Strong Viking Run wel degelijk een positief invloed heeft op het sport- en beweeggedrag van de deelnemers.

Aanbevelingen: Het wordt de organisatie aanbevolen om: (1) extra aandacht aan deelnemer die weinig sport, (2) gezond bezig zijn te promoten, (3) obstacle running in de buurt aan te bieden, (4) betaalbaarheid te waarborgen, (5) veiligheid te waarborgen, (6) om te innoveren en de meningen van de deelnemers te inventariseren, (7) sociaal samenkomen te koesteren, (8) anders gaan gedragen te stimuleren, (9) de beleving te handhaven en uit te bouwen.

(4)

Voorwoord en dankwoord...3 Samenvatting...4 Hoofdstuk 1: Inleiding...7 1.1 Projectkader...7 1.1.1 Stage organisatie...7 1.1.2 Aanleiding en relevantie...8 1.2 Probleemstelling...9 1.2.1 Doelstelling...9 1.2.2 Onderzoeksmodel...9 1.2.3 Vraagstelling...10 1.3 Begrippenkader...11 1.4 Leeswijzer...12

Hoofdstuk 2: Theoretisch kader...13

2.1 Methode van literatuuronderzoek...13

2.2 Sport- en beweeggedrag...14

2.2.1 Sportfrequentie...14

2.2.2 Beweegnormen...15

2.2.3 Determinanten van sport- en beweeggedrag...16

2.3 Evenementervaring...20

2.3.1 Tevredenheid...20

2.3.2 Beleving...22

2.4 Conclusie Theoretisch kader...24

Hoofdstuk 3: Methode...26

3.1 Type onderzoek: Kwantitatief...26

3.2 Populatie en steekproef...27

3.3 Meetinstrument & operationalisatie...27

3.4 Onderzoeksprocedure...30

3.5 Validiteit en betrouwbaarheid...30

3.6 Data-analyse...32

Hoofdstuk 4: Resultaten...33

4.2 Evenementervaring...37

(5)

6.1 Theoretische relevantie...44

6.2 Praktische relevantie...45

6.3 Begrenzingen van het onderzoek...45

6.4 Suggesties voor vervolgonderzoek...46

Hoofdstuk 7: Aanbevelingen...48

Bibliografie...52

Bijlage 1: Mail met de uitnodiging enquête...54

Bijlage 2: Operationalisatieschema enquête...57

Bijlage 3: De enquête...62

Bijlage 4: Volledige tabellen uitwerkingen data...74

Bijlage 5: Zoek resultaten...78

(6)

Hoofdstuk 1: Inleiding

In de inleiding zal in het kort het projectkader van het onderzoek worden beschreven (1.1).

Vervolgens zal de probleemstelling worden behandeld (1.2). Daaropvolgend zal het begrippenkader in kaart worden gebracht (1.3), waarna de verantwoording en relevantie (1.4) volgt. Tot slot zal de leeswijzer worden beschreven (1.5).

1.1 Projectkader

1.1.1 Stage organisatie

De Strong Viking Group B.V. is een groeiende organisatie die obstakelruns organiseert in Europa voor duizenden deelnemers. Strong Viking is opgericht door CEO/Founder Jan Reijs en een team van ondernemers met ervaring in extreme sporten en oud-mariniers met affiniteit voor sport. Strong Viking ambieert om de grootste en beste obstakelrun ter wereld te organiseren[ CITATION Str17 \l 1043 ].

Strong Viking is gebaseerd op de geschiedenis van de Vikingen, hieruit is ook de visie naar voren gekomen. Strong Viking heeft als doel om zowel mentaal als fysiek het uiterste uit jezelf te halen, waardoor men in het dagelijks leven grenzen gaat verleggen en sterker wordt. Daarnaast is het belangrijk om te vermelden dat de Strong Viking Run geen wedstrijd is maar een challenge, met als motto “samen afzien met een glimlach” [ CITATION Str17 \l 1043 ].

Het bestuur van Strong Viking bestaat uit marketingmanagers, operationele managers, een facility manager, directeuren en de CEO/Founder[ CITATION Str17 \l 1043 ]. Er werken tien medewerkers fulltime in dit bedrijf.

Algemeen Directeur/CEO Jan Reijs Directeur Operaties/COO Kick Eduard Operationeel Management Benelux-Djon Vermolen Duitsland/DK - Jan Ruch

Event Manager Sam van den Brink

Logstieke/Technische dienst Leon van Kessel

Directeur Business Development/CBDO Koen Postma Stagiaire - tech development Financial Manager Hugo van Schayik Elsbeth stagiaire Marketing Manager Erwin van Haren Marketing Duitsland Sarah Lehne Marketing/Merchandise Stephany Labrousse Customer Service Bettie Reijs Customer Relationship Management Vacature Purchase & Support Manager

Kelly van Mil

Stagiaire

(7)

1.1.2 Aanleiding en relevantie

Belang Sporten

Vanuit zowel de wetenschap als vanuit het beleid staat de relatie tussen sport en gezondheid al een tijd in de belangstelling. Het belang van sporten/bewegen wordt in tal van onderzoeken in kaart gebracht. Zo ook in het onderzoek van De Greef (2009). Hierin komt naar voren dat

bewegingsarmoede tot een energiecrisis in het lichaam kan leiden. De relatie tussen bewegen en gezondheid is wederkerig. Meer bewegen bevordert de gezondheid maar een gebrekkige gezondheid neemt als negatief effect met zich mee dat zowel de fitheid als het beweeggedrag verslechterd. Sporten kan leiden tot een preventie/verbetering van mentale- en fysieke ziektes. Het is dus niet raar dat de sport gerelateerde evenementen tegenwoordig zo populair zijn.

Daarnaast is er gekeken wat het belang van sporten is ten opzichte van de arbeidsmarkt. Uit onderzoek is gebleken dat Nederlandse bedrijven per jaar 380 tot 900 miljoen euro kunnen verdienen wanneer meer medewerkers gaan sporten en bewegen. Wanneer alle medewerkers de fitnorm (drie keer per week 20 minuten sporten) zouden halen, levert dit bijna 1 miljard euro op. Dit komt doordat te ‘weinig bewegen’ een concreet arbeidsrisico is wat kan resulteren in

verzuim[ CITATION Gez17 \l 1043 ]. Belangstelling Sportevenementen

Volgens de database van het commerciële bedrijf ‘Respons’ wordt de totale omzet van de mondiale sportevenementenmarkt geschat op om en nabij zeventig miljard euro (Broeke, 2015). In Nederland vinden er jaarlijks ruim zeshonderd, zeer uiteenlopende, sportevenementen plaats. Vier op de tien volwassenen geeft aan weleens te participeren aan dat soort sportevenementen, als bezoeker of als actieve sporter. Van alle sportuitgaven in Nederland (1 miljard euro) besteedt men ongeveer dertien procent aan sport gerelateerde evenementen. Rijk, Provincies en gemeenten besteden op dit gebied dertig miljoen per jaar. De conclusie die getrokken kan worden is dat eenmalig of terugkerende sportevenementen een snel ontwikkeld onderdeel vormen binnen de sportsector. Het aantal professionele bedrijven dat in Nederland actief is met het organiseren van (meerdaagse)

sportwedstrijden en niet-reguliere toernooien, wordt geschat op 1400. Hiervan is tachtig procent eenmanszaak. Broeke (2015) geeft aan dat binnen het huidige tijdsgewricht het organiseren van sportevenementen op basis van alleen spektakel niet langer toereikend is. Positief maatschappelijke doeleinden staan momenteel voorop.

Strong Viking

Onder deze ongeveer 1400 professionelen bedrijven valt ook Strong Viking Group B.V., Strong Viking is een snelgroeiende organisatie en zet zijn stappen ook in het buitenland. Het afgelopen

evenementenjaar had de Strong Viking in totaal iets meer dan honderdduizend deelnemers. Door deze grote aantallen deelnemers is een Strong Viking Run ook op maatschappelijk gebied interessant. Strong Viking wil in kaart hebben of het meedoen aan een Strong Viking Run invloed heeft op het sport- en beweeggedrag van de deelnemers.

Dit wil de organisatie van de Strong Viking zo dat er inzicht wordt verkregen in wat de

maatschappelijke impact is van Strong Viking en hoe ze dit in de toekomst wellicht kunnen vergroten. Wanneer dit gegeven in kaart is gebracht kan er draagvlak worden gecreëerd bij betrokkenen. Zo merkt Strong Viking dat gemeentes niet altijd even bereidwillig zijn om medewerking te verlenen om bijvoorbeeld in een bepaalde plaats een Strong Viking Run te organiseren en alles wat daarbij komt kijken. Daarnaast wil de Strong Viking een instap hebben richting scholen om de kinderen te laten participeren aan de Strong Viking Family Run (Run voor jong en oud). Tot slot wil de Strong Viking Run iets tastbaars hebben waarmee bedrijven over de streep kunnen worden getrokken om deel te nemen aan een Strong Viking Run.

(8)

Om dit te onderzoeken is gekozen voor de Strong Viking Mud editie in Puyenbroeck in de buurt van Gent op 22 & 23 april 2017, deze editie is het gunstigst in verband met de planning van dit onderzoek in combinatie met het onderwijs van de Hogeschool van Arnhem en Nijmegen (HAN).

Mocht er een positief resultaat uit het onderzoek komen, kan de Strong Viking de effecten van de Run aantonen bij de besproken partijen.

Er is weinig tot geen onderzoek gedaan naar obstacle running, wat de relevantie van dit onderzoek aantoont. Obstacle running wordt steeds populairder in Europa, waardoor het interessant is om vanuit maatschappelijk oogpunt te kijken wat het effect is van een obstacle run. Met maatschappelijk wordt er in dit geval bedoeld: wat de invloed van een Strong Viking Run is op het sport- en

beweeggedrag. Er worden verschillende modellen in kaart gebracht die de invloed van sport- en beweeggedrag en evenementervaring (tevredenheid en beleving) kunnen meten. Dit onderzoek toont ook aan welke determinanten invloed hebben op het sport- en beweeggedrag van de deelnemers. Daarnaast wordt er onderzocht aan welke sportmotieven de Strong Viking Run Mud editie Te Puyenbroeck haar bijdrage aan levert. De Theorieën/modellen die gebruikt zijn in dit onderzoek kunnen worden gebruikt in soort gelijken onderzoeken.

1.2 Probleemstelling

Strong Viking wil dat de invloed van een Strong Viking Run op het sport- en beweeggedrag van de deelnemer in kaart wordt gebracht. Dit moet worden gerealiseerd middels kwantitatief onderzoek. Vervolgens moet er een aanbeveling worden gedaan over hoe de maatschappelijke impact van een Strong Viking vergroot kan worden.

1.2.1 Doelstelling

De doelstelling is geformuleerd aan de hand van de theorie van (Verschuren & Doorewaard, 2015) ‘Het doel van dit onderzoek is het doen van aanbevelingen aan de manager van Strong Viking Group B.V. (Kelly van Mil) voor het vergroten van de maatschappelijke impact van Strong Viking Runs, door-middels, kwantitatief onderzoek - de meningen te inventariseren van deelnemers aan de Strong Viking Mud editie Te Puyenbroeck 2017 over de invloed van de evenementervaring op het sport- en beweeggedrag van deelnemers.’

1.2.2 Onderzoeksmodel

Aan de hand van een model (zie figuur 1.1 op de volgende bladzijde) van Verschuren en Doorewaard (2015) wordt schematisch weergegeven hoe het onderzoek is opgebouwd. In het model is te zien in welke fase (Theoretisch, Empirisch of Analytisch) het onderzoek zich bevindt op dat moment.

(9)

Figuur 1.2: Onderzoeksmodel

In het Theoretische gedeelte worden (dimensies en aspecten van) de afhankelijke en onafhankelijke variabele onderbouwd vanuit de literatuur/theorie. Het Empirische gedeelte heeft betrekking op het verzamelen van eigen data, zoals in het onderzoeksmodel is te zien zal dit worden gedaan aan de hand van kwantitatief onderzoek. Vervolgens zullen de resultaten geanalyseerd worden waaruit aanbevelingen naar voren komen.

1.2.3 Vraagstelling

Om de beschreven doelstelling te bereiken worden verschillende vraagstellingen ingezet als

hulpmiddel. Bestaande uit een Theoretische, Empirische en Analyserende vraagstelling. Dit sluit aan op de stappenfase gepresenteerd bij het onderzoeksmodel (Verschuren & Doorewaard, 2015). De vraagstellingen zijn aangevuld met deelvragen.

Theoretische hoofdvraag:

Wat is vanuit de theorie bekend over de invloed van de evenementervaring op (de determinanten van) sport- en beweeggedrag?

Deelvragen:

- Wat wordt er verstaan onder (duurzame) sportparticipatie? - Welke determinanten beïnvloeden het sport- en beweeggedrag? - Hoe kan men de evenementervaring van een deelnemer meten?

(10)

Empirische hoofdvraag:

Wat is de invloed van de evenementervaring van de deelnemers van een Strong Viking Run op (de determinanten van) het sport- en beweeggedrag?

Deelvragen:

- Onder welk type sporter (niet- af en toe- regelmatig sporter) vallen de deelnemers van de Strong Viking Run te Puyenbroeck?

- Wat is de bijdrage van een Strong Viking Run op het sport- en beweeggedrag? - In hoeverre zijn de deelnemers van de Strong Viking te Puyenbroeck tevreden? - Hoe hebben de deelnemers van de Strong Viking Run te Puyenbroeck het evenement

beleefd?

- Beïnvloed de evenementervaring (de determinanten van) het sport- en beweeggedrag van de deelnemers.

Analytische hoofdvraag:

Wat zijn de overeenkomsten en verschillen tussen de meningen van de deelnemers van de Strong Viking Mud editie Te Puyenbroeck 2017 over de invloed van de evenementervaring van het evenement op (de determinanten van) sport- en beweeggedrag?

Deelvragen:

- Hoe kan Strong Viking de maatschappelijke impact vergroten?

1.3 Begrippenkader

- Sport- en beweeggedrag: Ten behoeve van sport- en beweeggedrag zal er in dit onderzoek de sportfrequentie en beweegnormen in kaart worden gebracht, waarmee geconcludeerd kan worden of er sprake is van duurzame sportparticipatie (Peerdeman, Van Wegen & Laarman, 2011).

- Determinanten van Sport- en beweeggedrag: Dit begrip heeft in het onderzoek betrekking op

drie determinanten op basis van het Triademodel van Poiesz (1999), namelijk:

o Motivatie: Onder motivatie verstaat men in welke mate een persoon interesse heeft voor een bepaald gedrag en de mate waarin een persoon een doel wenst te bereiken (Poiesz, 1999).

o Capaciteit: Capaciteit gaat over de mate waarin een persoon zelf over de

vaardigheden, eigenschappen en directe hulpmiddelen om een bepaald gedrag te vertonen (Poiesz, 1999).

o Gelegenheid: Gelegenheid gaat over de mate waarin de buiten de persoon gelegen omstandigheden een remmende of bevorderende werking heeft op een bepaald gedrag (Poiesz 1999).

- Evenementervaring: In dit onderzoek wordt evenementervaring onderzocht op basis van twee begrippen, namelijk:

o Tevredenheid: De WESP (2011) omschrijft ‘tevredenheid’ als het verschil tussen verwachting en ervaring.

o Beleving: De WESP (2010) beschrijft ‘beleving’ als het geheel van gevoelens,

(11)

1.4 Leeswijzer

In Hoofdstuk 2 zullen de theoretische vraagstukken worden beantwoord middels literatuuronderzoek. Vervolgens wordt er in hoofdstuk 3 de methode van het onderzoek behandeld. Daarna zal er in hoofdstuk 4 aandacht worden besteed aan de resultaten van het onderzoek. In hoofdstuk 5 zal er een conclusie volgen over de betreffende resultaten. Waarna er in hoofdstuk 6 de resultaten ter discussie worden gesteld. Tot slot zal er in hoofdstuk 7 een aanbeveling worden gepresenteerd hoe Strong Viking de maatschappelijke impact kan vergroten.

(12)

Hoofdstuk 2: Theoretisch kader

In het theoretisch kader moet middels literatuuronderzoek antwoord worden gegeven op de theoretische hoofdvraag. Er wordt meer informatie verstrekt over zowel de onafhankelijke als afhankelijke variabele dit door middel van wetenschappelijke literatuur en onderzoek van erkende onderzoeksinstellingen. Onder de afhankelijke variabele wordt sport- en beweeggedrag verstaan. In paragraaf 2.1 wordt de methode van literatuuronderzoek beschreven, hierin wordt behandeld op welke wijze de theorieën en literatuur voor het theoretisch kader zijn gevonden.

Bij de theoretische onderbouwing van de variabele wordt er dieper ingegaan op de dimensies en aspecten die uit het onderzoeksmodel naar voren komen, namelijk: Sportfrequentie, beweegnormen en Determinanten van sport- en beweeggedrag (motivatie, capaciteit en gelegenheid) op basis van het Triademodel van Poiesz (1999) (2.2). Vervolgens zal er theorie worden losgelaten op de onafhankelijke variabele (evenementervaring) (2.3). Eventervaring is uiteengerafeld in twee dimensies, namelijk: Tevredenheid en Beleving. Deze twee dimensies worden middels modellen en theorie toegelicht. Tot slot zal hoofdstuk 2 worden voorzien van een conclusie (2.4).

2.1 Methode van literatuuronderzoek

De onafhankelijk en de afhankelijke variabele vormen de basis voor de zoektocht naar relevante literatuur, theorieën en modellen die in dit onderzoek worden toegepast. Google Scholar en HAN Quest zijn in dit onderzoek de gebruikte databanken. Voor de gebruikte zoektermen en het aantal hits, zie bijlage 5.

Daarnaast zijn er ook boeken geraadpleegd om zo meer informatie te verkrijgen over de variabele. Ook is er gebruik gemaakt van de HAN-catalogus om zo naar boeken te zoeken in het Studiecentra van de HAN. Vervolgens zijn er nog websites geraadpleegd voor het ophalen van richtlijnen en rapporten van instanties, zoals de werkgroep sport evaluaties (WESP), het Nationaal instituut sport en bewegen (NISB) en het Centraal Bureau voor Statistiek (CBS). Tot slot zijn mij een aantal onderzoeken toegereikt met daarin interessante literatuur en theorieën voor mijn onderzoek.

Referenties en literatuurlijsten van wetenschappelijke literatuur zijn geraadpleegd om diepere informatie te verkrijgen over specifieke onderwerpen, dit staat bekend als de sneeuwbalmethode. Binnen dit onderzoek zijn er twee sleuteldocumenten te onderscheiden, namelijk: (1)

Sportersmonitor 2012[ CITATION Hoo13 \l 1043 ] en (2) Richtlijnenhandboek tevredenheid (WESP, 2011).

Het doel van het theoretisch kader is het beantwoorden van de theoretische hoofdvraag. Deze hoofdvraag wordt beantwoord in paragraaf 2.4 en luidt als volgt: Wat is er vanuit de theorie bekend over de invloed van de evenementervaring op (de determinanten van) sport- en beweeggedrag? De theoretische deelvragen zullen worden beantwoord in paragrafen van dit hoofdstuk, hieronder staan deze deelvragen, inclusief de paragraaf waar de deelvraag beantwoord wordt.

“Wat wordt er onder (duurzame) sportparticipatie verstaan?” (Paragraaf 2.2.1) “Welke determinanten beïnvloeden het sport- en beweeggedrag?” (Paragraaf 2.2.3) “Hoe kan men de evenementervaring van een deelnemer meten?” (Paragraaf 2.3)

(13)

2.2 Sport- en beweeggedrag

Om meer informatie te werven over sport- en beweeggedrag en hoe dit te beïnvloeden zal er in kaart worden gebracht wat er vanuit de theorie over dit onderwerp bekend is. Zo zal de sportfrequentie (2.1.1) in kaart worden gebracht, worden de beweegnormen: NNGB en de fitnorm toegelicht (2.1.2) en tot slot zal er worden bloot gelegd welke determinanten een grote rol spelen bij het beïnvloeden van sport- en beweeggedrag (2.1.3), middels het Triademodel van Poiesz (1999).

2.2.1 Sportfrequentie

De dimensie ‘sportfrequentie’ gaat over het aantal keren dat men sport in een bepaalde periode. Hieronder zal de wekelijkse sportparticipatie van de Nederlandse bevolking in kaart worden gebracht, op basis van leeftijd en opleiding. Vervolgens wordt sportparticipatie onderverdeeld in drie

verschillende categorieën (lage-midden-hoge sportparticipatie) welke nader toegelicht worden.

Wekelijkse sportparticipatie

Uit onderzoek van het CBS in samenwerking met het RIVM, is naar voren gekomen dat in 2015 53% van de Nederlanders van 12 jaar en ouder wekelijks sport. Mannen sporten met een gemiddelde van 55%, wekelijks iets vaker dan vrouwen (51%). De groep met het hoogste gemiddelde bevindt zich in de leeftijdscategorie van 12 tot 20 jaar, hiervan sport 70% wekelijks. Vanaf deze groep geldt na mate de leeftijd stijgt neemt het gemiddelde af, zoals in grafiek 1 is te zien [ CITATION CBS15 \l 1043 ].

Daarnaast is er in kaart gebracht dat bij volwassen van 25 jaar of ouder geldt dat, hoe hoger men is opgeleid des te hoger het gemiddelde is dat wekelijks sport. Zo geeft 31% van de lager opgeleiden aan dat ze wekelijks 1 of meerdere keren sporten. Bij een middelbaar onderwijs (havo, vwo, mbo 2, 3, 4) is het percentage dat wekelijks minimaal 1 keer sport 50%. Voor hoger opgeleide ligt dit

procentuele gemiddelde op 69%. Het gaat hier dan om hbo- of wo-opgeleide mensen[ CITATION CBS15 \l 1043 ]

Grafiek 2.1: Percentage wekelijks sporten per leeftijdscategorie (CBS, RIVM, 2015)

(14)

Lage- midden- hoge sportparticipatie

Peerdeman, Wegen, & Laarman (2011) beantwoorden in het artikel “De invloed van sociale binding op sportparticipatie” de theoretische deelvraag: “Wat wordt er verstaan onder (duurzame)

sportparticipatie?” beantwoord. In dit artikel maakt men onderscheid in lage, midden en hoge sportparticipatie. Daarnaast wordt er onderscheidt gemaakt in het type sporter, onderverdeelt in drie categorieën, een ‘niet sporter’ sport één tot elf dagen per jaar, een ‘af en toe sporter’ doet dit één tot vijf dagen per maand (12-59 dagen per jaar) en een ‘regelmatig sporter’ doet dit vijf tot tien dagen per maand (60 tot 119 dagen per jaar). Er wordt gesproken over een lage sportparticipatie wanneer

er af en toe gesport wordt, dit valt niet onder duurzaam sporten. Onder duurzaam sporten wordt verstaan dat men regelmatig heeft gesport in de afgelopen vijf jaar. Dit is bij de midden

sportparticipatie het geval. Daarnaast heeft men in deze categorie de Nederlandse Norm Gezond Bewegen (NNGB) minimaal drie dagen per week gehaald en de fitnorm één keer per week. Onder hoge sportparticipatie wordt verstaan: duurzaam sporten, de NNGB dient minimaal vijf keer per week behaald te worden en de fitnorm minimaal drie dagen per week. Daarnaast dient men zich ook echt een sporter te voelen (Peerdeman, Van Wegen & Laarman, 2011).

De NNGB en de fitnorm zullen hieronder nader worden toegelicht. In de enquête zal het type sportparticipatie van de deelnemer getoetst worden en wordt er onderzocht of men aan de beweegnormen voldoet en wat de bijdrage van de Strong Viking Run Mud editie te Puyenbroeck hieraan is.

2.2.2 Beweegnormen

Er zijn volgens de NISB (2016) twee gangbare normen die gehanteerd kunnen worden voor de gewenste hoeveelheid beweging. Ten eerste de Nederlandse Norm Gezond Bewegen (NNGB). De NNGB normeert de gewenste hoeveelheid lichaamsbeweging vanuit het oogpunt van een

gezondheidskundige. Ten tweede de fitnorm, die een norm hanteert om voor het hebben/krijgen van een goede conditie van het hartvaatstelsel. Wanneer aan minimaal een van de genoemde normen wordt voldaan, beschikt men over de zogenaamde combinorm.

Nederlandse Norm Gezond Bewegen (NNGB)

De norm om een goede gezondheid te behouden is volgens de NNGB: minimaal vijf dagen per week het lichaam matig intensief te bewegen. Voor mensen met overgewicht is, kinderen en jongeren is het gewenste aantal minstens 60 minuten per dag. Enkele voorbeelden van matig intensieve

beweging zijn: rustig fietsen, wandelen, rustig zwemmen, tuinieren, huishoudelijke klusjes en de trap oplopen[ CITATION nlb17 \l 1043 ].

Of aan de norm wordt voldaan hangt van verschillende factoren af. Te beginnen met de duur in totaal 30 mintuten of 60 minuten op verdeeld in blokken van 10 mintuten. Gevolgd door de frequentie, de norm moet minimaal vijf dagen per week gehaald worden. Tot slot de intensiteit waarmee de lichaamsbeweging wordt uitgevoerd (iets hogere hartslag en ademhaling).

De NISB (2016) onderscheidt drie groepen: de inactieven, deze groep haalt het geen enkele dag per week om 30 minuten matige intensief te bewegen; semi-actieven zijn onvoldoende per week actief om de aan de NNISB te voldoen en tot slot de laatste groep de normactieven, deze groep beweegt 5 dagen of vaker actief.

(15)

Fitnorm

Voor een goede conditie van het hartvaatstelsel is tenminste drie keer per week minimaal 20 minuten intensieve lichaamsbeweging nodig. Dit kan bewerkstelligd worden door bijvoorbeeld te sporten. Ook bij deze norm maakt het NISB (2016) onderscheidt in 3 verschillende groepen. De niet-fitten (geen tot enkele keren peer jaar zwaar inspannend actief), semi-fit (minder dan minimaal 3 keer per week actief) en de normfit (meer dan 3 keer per week minimaal 20 minuten intensieve lichamelijke activiteiten).

In de context van dit onderzoek is de fitnorm relevanter aangezien de NNGB alleen betrekking heeft op matig intensieve beweging. Een voorbereiding op de Strong Viking Run en de Run op zich heeft alleen betrekking op intensieve beweging. Wel kan een Strong Viking Run bijdrage aan een verbetering van de NNGB maar, te verwachten is dat de bijdrage aan de fitnorm groter is.

Beweegnormen cijfermatig in Nederland

Figuur 2.2: Voldoen aan NNGB, fitnorm en combinorm 2015 [ CITATION RIV15 \l 1043 ]

In 2015 haalde 55% van de Nederlanders vanaf 12 jaar en ouder de NNGB, het verschil hierbij tussen mannen (56%) en vrouwen (54%) was minimaal. In de tabel is het percentage dat voldoet aan een bepaalde norm per leeftijdscategorie te zien. Hieruit is op te merken dat oudere vakere voldeden aan de NNGB, combinorm en fitnorm dan jongere leeftijdsgroepen. 71% van de 55-plussers voldeed in 2015 aan de NNGB, voor de leeftijdsgroep van 18 tot en met 54 was dit aandeel 50% en voor de 12 tot en met 17-jarige 26%.

2.2.3 Determinanten van sport- en beweeggedrag

Nu het sport- en beweeggedrag in kaart is gebracht kan de theoretische deelvraag: “Welke determinanten beïnvloeden het sport- en beweeggedrag?” worden onderzocht en beantwoord. Om inzicht te krijgen in de determinanten van sport- en beweeggedrag, wordt het Triademodel geraadpleegd. Het Triademodel is een instrument waarmee gedrag kan worden voorspeld, verklaard en beïnvloed. Poiesz (1999) geeft aan dat gedrag wordt bepaald door drie determinanten: motivatie, capaciteit en gelegenheid. Deze determinanten zullen door middel van literatuur verder worden beschreven.

(16)

Motivatie

Wat motivatie betreft zijn er twee verschillende soorten, de intrinsieke motivatie en de extrinsieke motivatie. Wanneer men intrinsiek gemotiveerd is wil die persoon een bepaald iets uit zichzelf bereiken en heeft hier bijvoorbeeld doelen voor opgesteld [ CITATION San00 \l 1043 ]. Hiertegenover staat de extrinsieke motivatie. Deze motivatie komt, in tegenstelling tot de intrinsieke motivatie, uit een externe bron[ CITATION Rya02 \l 1043 ]. De uitwerking van de determinant ‘motivatie’ wordt dan ook opgesplitst in ‘intrinsieke motivatie’ en in ‘extrinsieke motivatie’.

Intrinsieke motivatie

Het is algemeen bekend dat het deelnemen aan sport goed is voor lichaam en geest. Uit onderzoek is dan ook gebleken dat het regelmatig (5 tot 10 keer per maand) beoefenen van sport een aantal positieve effecten met zich mee brengt. Zo zal dit bijdrage aan het verbeteren van de fitheid, verhoogt het de vitaliteit en het zelfvertrouwen en tot slot brengt het de kans op ziektes aanzienlijk omlaag (Bouchard, Blair, & Haskell, 2007) Deze positieve effecten kunnen motieven zijn om intrinsiek gemotiveerd te raken en zijn ook deels terug te vinden in de motieven van Seippel.

Intrinsieke motieven

Seippel (2006) onderscheidt een zevental motieven die invloed kunnen uitoefenen op de intrinsieke motivatie. Aan de hand van deze motieven zal de intrinsieke motivatie getoetst worden.

- Leuk vinden: Wanneer men iets leuk vindt kan dit een reden zijn om gemotiveerd te raken. Wanneer deelnemers veel plezier haalt uit het lopen van een Strong Viking Run kan men hierdoor intrinsiek gemotiveerd worden.

- Gezond en fit lichaam: Een ander motief om intrinsiek motivatie te doen opwekken is het hebben of willen van een gezond en fit lichaam, het trainen voor een Strong Viking Run of het mee lopen van de Run kan dit motief voor intrinsieke motivatie doen opwekken.

- Mentale of fysieke opsteker: Door het trainen voor- en deelnemen aan een Strong Viking Run kan men een mentale of fysieke opsteker krijgen.

- Competitie en verwezenlijkingen: Een Strong Viking Run is een uitdaging waar men zichzelf kan overwinnen door te finishen. De opwinding, uitdaging en prestatie er kunnen samen voor zorgen dat men gemotiveerd raakt.

- Zelf uiting: Iemand kan intrinsiek gemotiveerd raken wanneer de deelnemer voelt dat die zichzelf kan uiten tijdens de sportactiviteit.

- Uiterlijk en lichaam: De wil om een goed uiterlijk/lichaam te hebben kan er voor zorgen intrinsieke motivatie om te gaan sporten. Bij dit motief vindt men het gewicht van het lichaam ook belangrijk.

- Sociale factoren: Wanneer iemand het waardeert/belangrijk vindt om te sporten voor de sociale contacten (het ontmoeten van vrienden, onderhoud van het sociale netwerk), raakt men hierdoor intrinsiek gemotiveerd.

(17)

wanneer er een competitief element in de sport zit (Doelen bereiken). Bij vrouwen komt deze motivatie vooral voort uit ‘het mooi willen zijn’ en het fysiek conditioneel zijn (gezond en fit lichaam willen hebben). De motivatie van oudere volwassenen ligt daarentegen voornamelijk bij het

verlichten van stress, het vergrote van de eigenwaarde en het behouden van kracht (mentale en fysieke opsteker) (Molanorouzi, Khoo & Morris, 2015) Het is dus interessant om te kijken een Strong Viking Run bijdraagt aan deze motieven.

Extrinsieke motieven

Omdat de motieven van Sieppel alleen betrekking hebben de intrinsieke motivatie wordt de extrinsieke motivatie in kaart gebracht aan de hand van de Sportersmonitor (2012).

- Stimulans omgeving: Wanneer vrienden of familieleden deelnemen aan een Strong Viking Run en hier bijvoorbeeld voor trainen kan men hier door gemotiveerd raken. Zo is uit onderzoek gebleken dat wanneer ouders, broers, zussen of vrienden van kinderen en jongvolwassene sporten, de kans significant groter is dat de kinderen en jongvolwassenen zelf ook gaan participeren in de sport. Het blijkt dat dit wel verschilt bij jongens en meisjes. Zo worden meisjes sterk beïnvloed door de sportparticipatie van hun moeder. Voor jongens geldt dit in mindere maten [ CITATION AFS07 \l 1043 ]. Het opgroeien in een gezin waarin sporten belangrijk is heeft dus invloed op de extrinsieke sportmotivatie. Maar ook kan de omgeving als stimulans dienen in vorm van een aanmoediging.

- Opdracht: Wanneer iemand een opdracht krijgt op aandringen/advies van bijvoorbeeld een diëtist of fysiotherapeut kan dit leiden tot extrinsieke motivatie. Een Strong Viking Run kan hieraan bijdrage, men gaat hier bijvoorbeeld voor trainen.

Hoogwerf en Hendriksen (2013) geven in de ‘Sportersmonitor 2012’ aan dat de motieven ‘plezier hebben’, ‘Stimulans van de omgeving’ en ‘een opdracht’ de meeste invloed hebben op het gemotiveerd raken om (meer) te gaan sporten.

Capaciteit

De algemene definitie van ‘capaciteit’ luidt als volgt: “capaciteit is de mate waarin een persoon zelf over de eigenschappen, vaardigheden en directe hulpmiddelen beschikt om een bepaald gedrag te vertonen.”

Poiesz (1999) maakt onderscheidt in vier soorten capaciteit, namelijk: fysieke capaciteit, mentale capaciteit, financiële capaciteit en materiele capaciteit. Deze determinanten van capaciteit zijn onderverdeeld in intrinsieke- en extrinsieke capaciteit.

Intrinsieke capaciteit:

Intrinsieke capaciteit gaat over het wel of niet hebben van een lichamelijke beperking en of men zich op hen gemak voelt [ CITATION Hoo13 \l 1043 ]

Fysieke capaciteit:

Onder fysieke capaciteit verstaat men lichaamskenmerken zoals kracht en conditie, dit zijn ook twee lichaamseigenschappen die op een Strong Viking Run van toepassing zijn. Door deel te nemen aan een Strong Viking Run test men zowel kracht als conditie. Onder lichaamskenmerken worden ook lichamelijke beperkingen verstaan (Tiessen-Raaphorst, van den Dool & Vogels, 2014).

(18)

Mentale capaciteit gaat over het vermogen om de consequenties van bepaalde acties te begrijpen en over het bezitten van voldoende kennis om bepaald gedrag uit te voeren (Tiessen-Raaphorst, van den Dool & Vogels, 2014). Bijvoorbeeld de kennis over hoe je voor een Strong Viking Run moet trainen. Extrinsieke capaciteit:

Extrinsieke capaciteit gaat over het wel of niet hebben van voldoende geld/hulpmiddelen (om te sporten) [ CITATION Hoo13 \l 1043 ].

Financiële capaciteit:

Bij de financiële capaciteit staan geld en ruilmiddelen centraal (Tiessen-Raaphorst, van den Dool & Vogels, 2014). Bijna alle deelnemers van de Strong Viking Run hebben geld betaald in ruil voor een ticket. Dit toont aan dat ze liquide genoeg zijn om te participeren in de sport. Uit onderzoek blijkt ook dat hoe hoger het inkomen is hoe meer mensen er aan sportbeoefening doen[ CITATION CBS10 \l 1043 ].

Materiële capaciteit:

Onder materiële capaciteit verstaat men alle hulpmiddelen die bijdragen aan het eigen functioneren van een bepaald persoon (Tiessen-Raaphorst, van den Dool & Vogels, 2014). Om in het kader van de Strong Viking te blijven kan er bij materiële capaciteit gedacht worden aan bijvoorbeeld

sportschoenen. Maar ook hulpmiddelen zoals een bril of protheses vallen hieronder.

Gelegenheid

Gelegenheid gaat over de mate waarin de buiten de persoon gelegen omstandigheden een

remmende of bevorderende werking hebben op het gedrag. Poiesz (1999) deelt ook ‘gelegenheid’ op in verschillende factoren. De intrinsieke factor ‘beschikbare tijd’, gaat over de tijd die men

beschikbaar kan stellen voor het voeren van een bepaald gedrag. Als men dit toepast op een Strong Viking Run kan er gedacht worden aan de tijd die men heeft om te trainen en vanzelfsprekend of men tijd heeft op het moment dat het event plaats vindt.

Verder bestaan de overige factoren uit extrinsieke omstandigheden. Te beginnen met de meest voor zichzelf sprekende factor, ‘weersomstandigheden’, op deze factor kan de Strong Viking geen invloed op uitoefenen. Gevolgd door ‘fysieke omstandigheden’, wat gaat over de mogelijkheid om een bepaalde sport in de buurt te beoefenen, de omgeving. Bijvoorbeeld, is er een zwemmogelijkheid in de buurt om te kunnen zwemmen. Wanneer men spreekt over de ‘materiële omstandigheden’ kan er gedacht worden aan het hele Strong Viking parcours dat wordt aangelegd inclusief alle

(rand)faciliteiten. Bij de ‘maatschappelijke omstandigheden’ gaat het over dat er wel een gebied is om te sporten alleen is dit bijvoorbeeld beschermd natuurgebied. En tot slot zijn er ‘sociale omstandigheden’. Sociale omstandigheden hebben betrekking op het samen sporten met buurtgenoten vrienden familie/kennissen, wanneer men alleen traint samen met vrienden of kennissen etc. is men daar afhankelijk van. Hierbij kan gedacht worden aan de aanmoediging om samen als team deel te nemen aan een Strong Viking en het helpen van elkaar om over de obstakels te komen.

Het is vanzelfsprekend dat de deelnemers de Strong Viking Run te Puyenbroeck al bezitten over een bepaalde vorm van motivatie, capaciteit en/of gelegenheid aangezien, de deelnemers al participeren aan een sportevenement. Echter kan Strong Viking hier wel haar bijdrage aan hebben. Een Strong Viking Run kan bijvoorbeeld juist de aanleiding zijn om gemotiveerd te raken om te gaan

trainen/sporten. De determinanten zullen in de vragenlijst worden getoetst middels een tweeluik. Zo zal er eerst bevraagd worden waarom de deelnemer sport (op basis van de motieven van het

(19)

2.3 Evenementervaring

Om de ervaring van de deelnemers van het evenement in kaart te brengen wordt

‘evenementervaring’ in twee dimensies verdeeld, namelijk in: ‘tevredenheid’ en ‘beleving’. ‘Tevredenheid’ wordt onderbouwt middels het SERVQUAL-model en de WESP-richtlijn voor

tevredenheid (2.2.1). ‘Beleving’ zal van theorie worden voorzien door de theorie van Pine & Gilmore en de WESP-richtlijn voor beleving (2.2.2). Middels deze theorieën wordt er antwoord gegeven op theoretische deelvraag: “Hoe kan men de evenementervaring van een deelnemer meten?”.

2.3.1 Tevredenheid

SERVQUAL

SERVQUAL staat voor service en quality. Het SERVQUAL-model neemt de perceptie van de ervaren kwaliteit mee. Wanneer men een hoge verwachting heeft, kan goed ervaren kwaliteit toch leiden tot een ontevreden consument. Tevredenheid bij de afnemer ontstaat op het moment dat de ervaring gelijk is aan, of beter is dan, de verwachting.

Om de tevredenheid in kaart te brengen wordt er gebruik gemaakt van 5 dimensies, ontwikkeld door Parasuraman, Zeithalm en Berry (1988):

 Tastbare zaken: Zaken zoals gereedschap, geschreven en persoonlijk materiaal en faciliteiten.  Betrouwbaarheid: Het bezitten van de eigenschappen om een te leveren dienst nauwkeurig

en betrouwbaar uit te voeren.

 Responsiviteit: De bereidbaarheid om de consument een snelle dienstverlening te bieden en te helpen wanneer hier om gevraagd wordt.

 Empathie: Het vermogen om als organisatie zijnde, de afnemer geïndividualiseerde aandacht te geven.

Zorgzaamheid: De beleefdheid en kennis van de medewerkers en de mate waarin zij betrouwbaarheid uitstralen en nastreven.

Het SERVQAUL-model praktiseert deze vijf dimensies middels een vragenlijst bestaande uit 22 vragen. De ingevulde vragenlijsten worden geanalyseerd aan de hand van een ‘perceptie vs verwachting-analyse’. Hoyer & macinnis (2010) hebben hiervoor het Disconfirmatiemodel ontwikkeld (zie figuur 2.4). In het Disconfirmatiemodel gaat men ervan uit dat dat ontevredenheid of tevredenheid wordt bepaald door de standaardverwachting van de deelnemers.

(20)

WESP-richtlijn tevredenheid

Verschillende onderzoekers twijfelen aan het SERVQUAL-model. Deze onderzoekers vinden het meten van alleen de perceptie van een dienstverlening beter dan wanneer men de verschillen meet tussen verwachting en perceptie. Daarnaast is het model niet erg praktisch, gekeken vanuit een

methodologisch oogpunt. Aangezien men twee kaar data zou moeten werven bij dezelfde deelnemers. Op het SERVQUAL-model zijn verschillende soort gelijken modellen/theorieën gebaseerd. Zo ook de WESP-richtlijnen voor tevredenheid.

WESP is de afkorting van Werkgroep Evaluatieformulier Sportevenementen. De WESP (2011) omschrijft ‘tevredenheid’ als het verschil tussen verwachting en ervaring. Men is tevreden wanneer de ervaring beter is dan de verwachting. Mocht dit omgedraaid het geval zijn, is men ontevreden. De WESP maakte deze richtlijnen oorspronkelijk voor het evalueren van sportevenementen. In

overeenstemming met het SERVQUAL-model maakt de WESP gebruik van vijf dimensies waarmee de kwaliteit van de dienstverlening mee in kaart wordt gebracht en dus ook de tevredenheid van de afnemers. De WESP gaat er ook vanuit dat wanneer bijvoorbeeld Strong Viking de verwachting van de verleende dienst doet overtreffen, dit resulteert in een verhoogde tevredenheid en waardering (WESP, 2011). Het disconformatiemodel (figuur 2.4) visualiseert dit verschil tussen verwachting en de geleverde dienst. Daarnaast geeft WESP aan dat het moeilijk te meten is wat de ervaringen zijn van de deelnemers en dat het nog lastiger is om de verwachting te achterhalen. Wel is het verschil hier tussen makkelijk te meten. Dit is het Beste achteraf te meten (WESP, 2011).

Wat het SERVQUAL-model in tegenstelling tot de WESP niet meet is de belangrijkheid per dimensie.

De WESP meet dit omdat niet iedereen elk aspect van dienstverlening even belangrijk vindt. De WESP meet dit door een

‘tevredenheid/belangrijkheidscore’ (T/B-score) te gebruiken. Per onderdeel zoals

accommodatie, bewegwijzering etc. wordt gevraagd hoe tevreden de deelnemers hierover zijn en hoe belangrijk men dit vindt. Wanneer de belangrijkheid hoger scoort dan de

tevredenheid valt er nog het een en ander te verbeteren op het gebied van de prestaties, hier heeft men het dan over een T/B-score kleiner dan één. Bij een T/B-score groter dan één scoort de belangrijkheid lager dan de tevredenheid, bij deze score is het noodzakelijk dit op het

gewenste niveau te houden (WESP 2011).

In figuur 2.5 zijn zes onderdelen als voorbeeld in gedeeld in een prioriteitenmatrix. Te zien is dat onderdeel ‘1’ volgens de respondenten een hoge prioriteit heeft tegenover een redelijk lage

tevredenheid, de T/B-score is hier kleiner dan één. Een vergroting/verbetering van de tevredenheid is hier van dusdanig belang. Onderdeel ‘6’ heeft daarentegen lage prioriteit en een hoge tevredenheid (WESP, 2011).

(21)

In dit onderzoeker is er gekozen om de WESP-richtlijnen voor tevredenheid aan te houden als basis voor de vragenlijst, omdat de WESP dieper in gaat op de stof dan het SERVQUAL-model. Zo is de tevredenheid niet het enige uitgangspunt, ook worden er bepaalde aspecten van dienstverlening meegenomen. Door deze methode kan er bijvoorbeeld beter beoordeeld worden waar de

deelnemers van de Strong Viking tevreden over zijn, maar met name welk aspect de deelnemers niet-of wel waarderen. Daarnaast is het meenemen van de belangrijkheid van doorslaggevend belang geweest om te kiezen voor de WESP-richtlijnen. De tevredenheid en belangrijkheid zal bevraagd worden middels een tweeluik op de gestandaardiseerde WESP-vragen die betrekking hebben op het meten van de tevredenheid. Door middel van de tevredenheid en belangrijkheid kan de Strong Viking inspelen op de behoefte van de deelnemer.

2.3.2 Beleving

Een belevenis kan een evenement zijn. Wanneer de organisatie van een evenement het evenement aanbiedt als een belevenis, onderscheidt de organisatie zich van de rest. Hierbij kan men denken aan side-events (Het aanbieden van extra amusement). Men komt bijvoorbeeld niet alleen voor een Strong Viking Run, maar ook voor de belevenis van het evenement. Belevenissen oefenen invloed uit op hoe mensen het evenement waarderen. Verondersteld wordt dat wanneer de consument een evenement waardeert dit de motivatie doet verhogen wat weer kan zorgen voor een verbetering van het sport- en beweeggedrag (Frissen, 2010). Ten aanzien van de maatschappelijke impact van een Strong Viking Run, is het dus relevant om de beleving van deelnemers in kaart te brengen. Dit is mogelijk aan de hand van het belevenismodel van Pine & Gilmore (1999) en op basis van de WESP-richtlijnen voor beleving (2010). Deze twee kaders worden hieronder toegelicht.

Pine & Gilmore

Pine en Gilmore (1999) ontwikkelde een model waarbij de beleving centraal staat. Om deze beleving in kaart te brengen is het belevingsmodel ontwikkeld.

In het model onderscheiden Pine & Gilmore twee dimensies. De eerste dimensie heeft betrekking op het participeren van de consument. In het model is te zien dat deze dimensie bestaat uit passieve- en actieve deelname. De tweede dimensie gaat over de connectie die de consument verbindt met de activiteit. Deze dimensie bestaat uit ‘absorptie’ en ‘onderdompeling’. Met absorptie bedoelen Pine en Gilmore dat de aandacht van de

consument dusdanig wordt getrokken dat men de ervaring in zich opneemt. Met onderdompeling wordt bedoeld dat men fysiek deelneemt aan de ervaring.

Door deze twee dimensies samen te brengen ontstaan vier domeinen. De domeinen die men de ‘belevingspeilers’ noemt bestaan uit: amusement, leren, ontsnappen en esthetiek (Pine & Gilmore, 1999). Op basis van de theorie van Pine & Gilmore is het mogelijk om vragen te formuleren die betrekking hebben op de beleving van een Strong Viking Run. ‘Amusement’ kan invloed hebben op het sport- en beweeg gedrag, aangezien amusement de intrinsieke motivatie kan stimuleren. Het domein ‘leren’ kan de determinant ‘capaciteit’ beïnvloeden, bijvoorbeeld door een training voor een Strong Viking Run. ‘Ontsnappen’ gaat over het opgaan in de beleving, men maakt hierbij actief deel uit van de omgeving, hierbij kan men denken aan het opgaan in de Vikingsfeer die bij een Strong Viking Run zeer aanwezig is. Bij Esthetiek gaat het over het ‘voelen’ van de beleving. Dit heeft te

(22)

maken met begrippen zoals: smaak, stijl, vormgeving etc. Strong Viking oefent zijn invloed hierop uit door de aankleding van het evenement en de gekozen omgeving enzovoort. Daarnaast kunnen ‘onderdompeling’ en ‘ontsnapping’ zorgen voor het verruimen van de mentale capaciteit. Absorptie gaat over het op nemen van een ervaring, waar onderdompeling gaat over het deel worden van een beleving. Het maken van gevalideerde vragen op basis van het model van Pine en Gilmore (1999) is mogelijk maar wel zeer complex.

WESP-richtlijnen beleving

De WESP (2010) beschrijft ‘beleving’ als het geheel van gevoelens, oordelen, attitudes, overtuigingen maar ook sociaal en culturele normen en waarden die mensen er ten aanzien van het evenement op over na houden. Om de beleving te toetsen heeft de WESP (2010) een vragenlijst ontwikkeld. De WESP geeft het dringende advies om vragen direct over te nemen. Het afwijken of aanpassen van bepaalde vragen kan ten koste gaan van de validiteit.

De belevingspeilers van Pine en Gilmore (1999) kunnen bijdrage aan het meten van de belevenis van de deelnemers van een Strong Viking Run. Echter is het niet gemakkelijk om op basis van deze domeinen valide vragen te formuleren die kunnen worden gebruikt voor dit onderzoek. Vandaar dat de keuze is gevallen op de WESP-richtlijnen voor beleving. De WESP-richtlijn voor beleving heeft een gestandaardiseerde valide vragenlijst om de beleving te meten. Daarnaast is de WESP (werkgroep evaluatie Sportevenementen) gespecialiseerd op het gebied van sportevenementenevaluatie (WESP,2010) waardoor de WESP betrouwbaarder is dan eigen geformuleerde vragen.

(23)

2.4 Conclusie Theoretisch kader

In de conclusie zal er antwoord worden gegeven op de theoretische hoofdvraag: Wat is vanuit de theorie bekend over de invloed van de evenementervaring op (de determinanten van) sport- en beweeggedrag?

Dit zal worden gedaan op basis van het conceptueel model (zie figuur 2.7).

Aan de hand van het conceptueel model zullen de factoren die het meest van belang zijn voor dit onderzoek worden weergegeven. Het conceptueel model is een schematische uiteenrafeling van de onafhankelijk en afhankelijk variabele, namelijk: ‘evenementervaring’ en ‘sport- en beweeggedrag’. Aan de hand van de theorieën en factoren die voort zijn gekomen uit de uiteenrafeling is de vragenlijst opgesteld.

Om sport- en beweeggedrag in kaart te brengen is er opgezocht wat er vanuit de theorie bekend is over de sportfrequentie in Nederland en welke beweegnormen Nederland hanteert. Uit onderzoek is gebleken dat 53% van de Nederlandse bevolking ouder dan twaalf jaar wekelijks sport (zie figuur 2.1). Peerdeman, Wegen & Laarman (2011) maken onderscheidt in lage, midden en hoge sportparticipatie. Men spreekt van duurzame sportparticipatie wanneer iemand de afgelopen vijf jaar minimaal

regelmatig (minimaal 5 tot 10 keer per maand) gesport heeft. De meest gehanteerde beweegnormen in Nederland zijn de NNGB en de fitnorm (zie figuur 2.2).

Om in kaart te brengen hoe sport- en beweeg gedrag te beïnvloeden is, wordt er gebruik gemaakt van het Triademodel van Poiesz (1999). Dit model geeft aan dat gedrag te bepalen is aan de hand van een drietal determinanten, namelijk: motivatie, capaciteit en gelegenheid. Per determinant zijn de bij behorende factoren onderverdeeld in intrinsieke- en extrinsieke factoren. Middels de gevonden theorie per dimensie zal de invloed van een Strong Viking Run op het sport- en beweeggedrag gemeten kunnen worden.

Motivatie zal worden gemeten aan de hand van de motieven van Seippel (2006) en de

sportersmonitor (2012). De capaciteit zal worden getoetst op basis van een viertal factoren, zoals in het conceptueel model is te zien. Deze factoren zijn fysieke-, mentale-, financiële- en materiële capaciteit. Voor de determinant ‘Gelegenheid’ wordt dit gedaan middels vijf factoren die luiden als volgt: fysieke omstandigheden, materiële omstandigheden, weersomstandigheden,

maatschappelijke, sociale omstandigheden weersomstandigheden en de hoeveelheid beschikbare tijd.

Om de evenementervaring van de deelnemer in kaart te brengen is deze variabele onderverdeeld in twee dimensies, namelijk: ‘tevredenheid’ en ‘beleving’. Om de tevredenheid te kunnen meten wordt er gebruik gemaakt van het WESP-richtlijnenhandboek voor tevredenheid. WESP omschrijft

tevredenheid als het verschil tussen verwachting en ervaring. Een doorslaggevende reden om voor de WESP-richtlijnen te kiezen is dat de WESP de belangrijkheid per dimensie meeneemt, in tegenstelling tot het SERVUAL-model.

Er is ook gekozen om de beleving te meten aan de hand van de WESP-richtlijnen, in dit geval de WESP-richtlijnen voor beleving. Deze richtlijnen bevatten een valide vragenlijst, ontworpen voor de evaluatie van sportevenementen en is dus ideaal voor dit onderzoek.

(24)

Er kan geconcludeerd worden dat een evenementervaring het sport- en beweeggedrag kan vergroten door de motivatie, capaciteit en gelegenheid van de deelnemers te versterken. Hoe hoger de

tevredenheid van de consument is, hoe beter de beleving beoordeeld wordt, wat weer invloed uitoefent op het gedrag van de deelnemer.

(25)

Hoofdstuk 3: Methode

In Hoofdstuk 3 komt de methode van dit onderzoek aan bod. Een beschrijving van de methode waarmee de empirische hoofdvraag: “Wat is de invloed van de evenementervaring van de deelnemers van een Strong Viking Run op (de determinanten van) het sport- en beweeggedrag?” wordt beantwoord staat hier centraal. Paragraaf 3.1 gaat over het type onderzoek, hierin wordt duidelijk welke manier van dataverzameling is gehanteerd. Vervolgens wordt er in paragraaf 3.2 de populatie en steekproef in kaart gebracht. Paragraaf 3.3 gaat over de operationalisatie van het meetinstrument. In paragraaf 3.4 komt de onderzoeksprocedure aan bod. De validiteit en

betrouwbaarheid worden behandeld in paragraaf 3.5. Tot slot zal de data-analyse worden uitgelegd en toegelicht in paragraaf 3.6.

3.1 Type onderzoek: Kwantitatief

In het onderzoek dient er een keuze te worden gemaakt welke methodiek er zal worden gebruikt. Er kan gekozen worden tussen de kwantitatieve of kwalitatieve methodiek (Gratton, Jones, Robinson, 2011). De keuze wordt bepaald door verschillende factoren die betrekking hebben op het onderzoek, bijvoorbeeld: doelstellingen, de grote van de populatie van het onderzoek en de onderzoeksvraag. Kwantitatief onderzoek is gericht op onderzoeken die numeriek meetbaar zijn. Deze onderzoeken bestaan vaak uit grootschalig analyses. De data voor de analyse wordt verkregen middels enquêtes. Kwalitatief onderzoek wordt toegepast op onderzoeken met diepgaande informatie en vaak lastig kwantificeerbare eigenschappen. In dit onderzoek wordt de empirische hoofdvraag beantwoord middels een kwantitatieve methode. De meningen van een relatief grote groep (7652 deelnemers) moeten worden verzameld. Daarnaast wil de Strong Viking dit onderzoek generaliseren naar de soort gelijke edities om bij bedrijven, scholen en gemeentes aan te kunnen tonen wat het effect is van een Strong Viking Run in maatschappelijk opzicht. Voor een sterke generaliseerbaarheid van het

onderzoek is de kwantitatieve methode de betere optie. Wat ook een reden is geweest om voor kwantitatief onderzoek te kiezen is dat de Strong Viking heeft aangegeven dit onderzoek in de toekomst nog een keer te willen uitvoeren alleen dan op de ‘Family’ editie. Dit onderzoek inclusief de ontwikkelde enquête zal voor de organisatie veel tijd en werk besparen aangezien het onderzoek door deze methode eenvoudig reproduceerbaar is. Het laatste argument om voor kwantitatief onderzoek te kiezen is dat de literatuur die uiteengerafeld is, goed te meten is met een kwantitatieve methode. Zo bestaan er al erkende vragenlijsten voor het meten van de sportfrequentie en de WESP-theorieën voor tevredenheid en belangrijkheid. Daarnaast is ook het Triademodel al door de

bedenkers gekwantificeerd.

Gratton, Jones en Robinson (2011) onderscheiden vier type onderzoeken. Deze vier onderzoeken betreffen: Beschrijvend, verkennend, verklarend en voorspellend onderzoek. In dit onderzoek is er gebruik gemaakt van het beschrijvende type onderzoek. Een beschrijvend onderzoek richt zich op de vraag ‘wat er is gebeurd’ (Gratton, Jones, Robinson, 2011). Daarnaast betreft dit onderzoek een beschrijvend type omdat, er cijfermatig inzicht wordt gegeven in de maatschappelijke impact (sport- en beweeggedrag) van het evenement.

Verder bestaan er binnen het onderzoek ook nog verschillende ontwerpen. Binnen de sociale-wetenschappen en met name sport gerelateerde onderzoeken is een cross-sectioneel ontwerp de meest voorkomende. Zo wordt er ook in dit onderzoek gebruik gemaakt van een cross-sectioneel ontwerp. Dit ontwerp neemt een steekproef vanuit een gehele populatie, in dit geval vanuit alle deelnemers van de Strong Viking Mud editie te Puyenbroeck. De benodigde data zal worden verzameld middels een enquête. Men kan een enquête op vier verschillende manieren afnemen, namelijk: persoonlijk, schriftelijk, telefonisch of online. In dit onderzoek wordt er gebruik gemaakt van de laatstgenoemde manier, een online enquête. De enquête is uitgezet middels het online

(26)

enquête systeem Surveymonkey. De enquête wordt als evaluatie via de mail verstuurd. Middels een online enquête is het mogelijk een om in een korte tijd een grote groep te bereiken. Een ander voordeel is dat de respondenten een online enquête in kunnen vullen op een moment dat hen het beste uitkomt. Het nadeel van een online enquête ten opzichte van persoonlijke benadering is dat de respons lager is. Echter is persoonlijke benadering veel intensiever en is het lastiger om veel mensen te bereiken in een kort tijdsbestek. Daarnaast kan de geworven informatie van de online enquête eenvoudig worden geanalyseerd. De data wordt namelijk direct naar een databank verzonden. In paragraaf 3.4 wordt er toegelicht wat er is gedaan om te zorgen voor een zo hoog mogelijke respons.

3.2 Populatie en steekproef

Populatie

De totale populatie bestaat uit alle deelnemers van de Strong Viking Mud editie te Puyenbroeck.Het aantal personen dat deelneemt aan de Mud editie Te Puyenbroeck betreft 7562. Dit aantal is

gebaseerd op basis van het aantal verkochte tickets.

De man/vrouwverhouding betreft 69.4% man (5248) en 30.6% vrouw (2314). De jongste deelnemer van de Strong Viking Run te Puyenbroeck was 14 jaar oud en de oudste was 67 jaar. De gemiddelde leeftijd was 31 en 2 maanden. De Strong Viking heeft van de 7562 deelnemers die mee deden 5400 e-mailadressen. Deze 5400 deelnemers hebben een mail toegestuurd gekregen waarvan 5.379 de mail heeft ontvangen, 3.999 het bestand heeft geopend en er is 210 keer op de link met de enquête geklikt waarvan 193 unieke e-mailadressen.

Onderzoeksgroep

De onderzoeksgroep is ontstaan door alle betreffende deelnemers waarvan de Strong Viking het e-mailadres heeft in totaal tweemaal uit te nodigen om een enquête in te vullen. Deze uitnodigingen hebben geleid tot in totaal (N=) 183 respondenten. 35 respondenten hebben de vragen die

betrekking hebben op het geslacht en de leeftijd, niet ingevuld. Van de overige 147 respondenten is 51,7% man en 48,3% vrouw. De gemiddelde leeftijd (M) van de man is 30,3 met een

standaarddeviatie (SD) van 9,7. Voor de vrouwen ligt dit gemiddelde op 26,7 jaar (SD= 9,2). Het totale gemiddelde is 28,5 jaar (SD= 9,6).

3.3 Meetinstrument & operationalisatie

Zoals in paragraaf 3.1 vermeld wordt betreft dit onderzoek de kwantitatieve methode en is er data verzameld middels een online enquête. Deze online enquête is gebaseerd op de theorieën en modellen die vermeld worden in het conceptueel model (figuur 2.7). In dit model is overzichtelijk te zien hoe de afhankelijke en onafhankelijke variabele uiteen is gerafeld en van theorie is voorzien. Deze variabele zijn onderverdeeld in verschillende dimensies. Zo bestaat de onafhankelijke variabele ‘evenementervaring’ uit de dimensies ‘beleving’ en ‘tevredenheid’. De Beleving wordt getoetst middels de theorie van de WESP-richtlijnen voor beleving (WESP, 2010) en de tevredenheid middels de WESP-richtlijnen voor tevredenheid (WESP, 2011). De afhankelijke variabele ‘sport- en

beweeggedrag’ bestaat uit de dimensies werkelijk sport- en beweeggedrag en de determinanten die voortkomen uit het Triademodel (motivatie, capaciteit en gelegenheid) (Poiesz, 1999). Het werkelijke sport- en beweeggedrag bestaat uit de volgende theorie: sportfrequentie (Peerdeman, Van Wegen & Laarman, 2011), de fitnorm (NISB, 2016) en de NNGB (NISB, 2016). Motivatie zal worden bevraagd aan de hand de theorie van Seippel (2006) (intrinsiek) en de Sportersmonitor (2012) (extrinsiek). Capaciteit en Gelegenheid zullen beide worden getoetst op basis van de Sportersmonitor (2012). Wanneer er in de enquête gebruik is gemaakt van een tweeluik zijn er twee antwoord categorieën

(27)

De vragenlijst is onder te verdelen in vijf verschillende dimensies, namelijk: sport- en beweeggedrag, sportmotieven (motivatie, capaciteit, gelegenheid), tevredenheid en belangrijkheid, belevenis en algemene vragen. Door de genoemde dimensies te operationaliseren is het mogelijk deze te meten (verschuren & Doorewaard, 2015). Per dimensie wordt er toegelicht hoe deze is geoperationaliseerd en of er vragen zijn toegevoegd of veranderd ten opzichte van de bestaande vragen. Het volledige operationalisatieschema is te vinden in bijlage 2.

Sport- en beweeggedrag

Om het werkelijke sport- en beweeggedrag in kaart te brengen zullen er vragen worden gesteld die betrekking hebben op de sportfrequentie van de deelnemers. Daarnaast wordt er gevraagd of men voldoet aan de beweegnormen en wat de bijdrage van een Strong Viking Run is aan die

beweegnormen. De vragen die bij dit onderdeel gesteld worden hebben als doel om te achterhalen in welke fase (laag-midden-hoog) van sportparticipatie de respondent zit en of de deelnemer meer is gaan sporten door een Strong Viking Run. Dit zal worden getoetst aan de hand van vragen over het verleden (retrospectieve vragen) en aan de hand van vragen gericht op de toekomst (prospectieve vragen). Bij deze dimensie moet de respondent 15 vragen invullen. De vragen zijn

gebaseerd/overgenomen van de NISB (2016) en de Sportersmonitor (2012) vragenlijsten. Sportfrequentie

Om de sportfrequentie van de deelnemers in kaart te brengen zijn hier 11 vragen over gesteld. Dit zijn bijvoorbeeld vragen over hoe vaak men sport en of men (1) minder/ (2) gelijk aan/ (3) meer, is gaan sporten in aan loop naar de Strong Viking Run te Puyenbroeck. Vervolgens zijn er stellingen toegevoegd waarvan het antwoord de invloed van een Strong Viking Run op de sportfrequentie kan meten. Bijvoorbeeld de stelling: “Wanneer de Strong Viking te Puyenbroeck niet had plaatsgevonden, had ik in de periode daarvoor minder gesport/getraind.” Met als antwoordmogelijkheid een 5-punts Likert-schaal: (1) Helemaal mee oneens/ (2) Mee oneens/ (3) Neutraal/ (4) Mee eens/ (5) Helemaal mee eens.

Fitnorm & NNGB

De fitnorm en de NNGB zijn op dezelfde manier getoetst. Er is namelijk eerst gevraagd of men voldoet aan de betreffende beweegnorm ‘ja’ of ‘nee’. Wanneer een deelnemer niet voldoet aan de norm is er gevraagd of men verwacht dat de Strong Viking Run een bijdrage levert om in de toekomst wel te voldoen aan de norm, met de volgende antwoordmogelijkheden: (1) zeker wel – (2) waarschijnlijk wel – (3) waarschijnlijk niet – (4) zeker niet. Wanneer de mensen wel voldoen aan de norm wordt er gevraagd of de Strong Viking bijdraagt aan het feit dat men voldoet aan de norm, met dezelfde antwoordmogelijkheden.

Sportmotieven (motivatie, capaciteit, gelegenheid)

De sportmotieven die voortkomen uit de determinanten van sport- en beweeggedrag (motivatie, capaciteit, gelegenheid) zullen worden getoetst aan de hand van een aantal stellingen die antwoord geven op de overkoepelende vraag: ‘Waarom sport u in uw vrije tijd?’. De stellingen worden

beantwoord middels een 5-punts likert-schaal: (1) Helemaal mee oneens/ (2) Mee oneens/ (3) Neutraal/ (4) Mee eens/ (5) Helemaal mee eens. Zo kan er aangegeven worden hoe (on)eens de respondent het is met de stelling.

Vervolgens zal er in een tweeluik worden gevraagd in hoeverre de Strong Viking Run te Puyenbroeck bijdraagt aan deze motieven, ook op basis van een 5-punts likert-schaal: (1) Geen enkele bijdrage/ (2) Zeer kleine bijdrage/ (3) Kleine bijdrage/ (4) Grote bijdrage/ (5) Zeer grote bijdrage. De stellingen die bij deze dimensie horen zijn overgenomen van de Sportersmonitor (2012) en van het onderzoek van Seippel (2006).

(28)

Motivatie

Te beginnen de determinant motivatie. De Intrinsieke motieven voor motivatie worden bevraagd aan de hand van de stellingen die voortkomen uit het onderzoek van Seippel (2006). Deze motieven betreffen: plezier, gezond en fit lichaam, mentale opsteker en fysieke opsteker, sociale factoren, competitie en verwezenlijking, zelf uiting en tot slot uiterlijk en lichaam. De extrinsieke motieven voor motivatie worden getoetst aan de hand van de stellingen uit de Sportersmonitor 2012. Deze

motieven luiden als volgt: Opdracht en Stimulans omgeving. Capaciteit

De sportmotieven van capaciteit zijn ook onderverdeeld in intrinsieke en extrinsieke stellingen. De intrinsieke motieven gaan over de mentale en fysieke capaciteit. De extrinsieke motieven worden gedekt door de stellingen die gaan over de financiële en materiële capaciteit. De stelling ‘Omdat ik over het benodigde materiaal bezit (bijvoorbeeld sportkleding en schoenen)’ is toegevoegd zodat alle motieven van capaciteit worden gedekt.

Gelegenheid

Gelegenheid bestaat uit drie extrinsieke stellingen en één intrinsieke stelling. De extrinsieke stellingen hebben betrekking op extrinsieke motieven van gelegenheid, dit zijn: materiële-, sociale- en fysieke omstandigheden. De intrinsieke stelling gaat over de beschikbare tijd. Bij de determinant

‘gelegenheid’ is de volgende stelling toegevoegd: ‘Omdat ik over de benodigde materiële omstandigheden bezit (bijvoorbeeld een parcours om aan obstakel running te doen)’. Tevredenheid en belangrijkheid

De vragen die betrekking hebben op de tevredenheid zijn letterlijk overgenomen van de WESP-richtlijnen voor tevredenheid (2011). Deze vragen gaan over de tevredenheid van de deelnemers van de Strong Viking Run te Puyenbroeck. Hier komen onderwerpen aan bod zoals: de locatie,

amusementswaarde, sfeer, bekwaamheid van de medewerkers etc. De respondenten hebben middels een 5-punts likert-schaal aan kunnen geven in hoeverre zij tevreden zijn over de in totaal 18

onderwerpen. De 5-punts-likert schaal bestaat uit: (1) Zeer ontevreden/ (2) Ontevreden/ (3) Neutraal/ (4) Tevreden/ (5) Zeer tevreden.

Vervolgens wordt er in een tweeluik getoetst hoe belangrijk men de 18 onderwerpen vindt. Ook dit wordt gedaan aan de hand van een 5-punts likert-schaal, namelijk: (1) Zeer onbelangrijk/ (2) Onbelangrijk/ (3) Neutraal/ (4) Belangrijk/ (5) Zeer belangrijk.

Belevenis

Ook de stellingen die gaan over belevenis zijn direct afkomstig van de WESP, in dit geval van de WESP-richtlijnen voor belevenis (2010). Het gaat hier om acht stellingen die beantwoord kunnen worden met de volgende 5-punts likert-schaal: (1) Helemaal mee oneens/ (2) Mee oneens/ (3) Neutraal/ (4) Mee eens/ (5) Helemaal mee eens. Om een indicatie te geven om wat voor een stellingen het gaat volgt hier een stelling uit de enquête: “Ik zal het evenement nog bijzonder lang blijven herinneren”. Algemene vragen

Als laatst worden de algemene vragen bevraagd. Hier is bewust voor gekozen zodat de gemakkelijke vragen als laatst aan bod komen. De standaard vragend die hieraan bod komen gaan over

nationaliteit, geslacht, leeftijd, opleiding en bruto maand inkomen.

3.4 Onderzoeksprocedure

(29)

enquête beoordeeld en toestemming gegeven deze te mogen uitzetten. Vervolgens is de enquête verwerkt in het programma surveymonkey. Er is voor dit programma gekozen omdat dit een erkend bedrijf is voor het uitzetten en maken van enquêtes, ook beschikte dit programma over de benodigde mogelijkheden. Voordat de enquête is verstuurd is er een pilot versie van de enquête uitgezet onder bekenden van de onderzoeker om eventuele fouten te ontdekken. Het onderzoek is uitgezet onder 5400 deelnemers van de Strong Viking Run te Puyenbroek. De Strong Viking stuurt na elke editie de deelnemers een standaardmail met daarin een dank voor deelname. De enquête voor dit onderzoek is samen met die standaardmail (zie bijlage 1) van de editie te Puyenbroeck verstuurd.

Volgens email marketing bedrijf mailplus (2017) is het beste moment om een evaluatie enquête de dag na het event te versturen. Aangezien de informatie dan nog vers in het geheugen zit. Hierdoor kunnen de bezoekers een goede mening vormen/geven over het event. Om deze reden is ervoor gekozen om de maandag na het event (24 april) de enquête te versturen naar de

onderzoekspopulatie. Vrijdag 28 april is de herinneringsmail verzonden om zo de respons te verhogen (deze is in dezelfde opzet verzonden als de mail op bijlage 1, dit was de wens van de organisatie). Daarnaast heeft de Strong Viking aangeboden om twee tickets en tweemaal één merchandise pakket te verloten onder de respondenten, wat ook tot een verhoging van de respons kan leiden.

3.5 Validiteit en betrouwbaarheid

Voor de kwaliteit en generaliseerbaarheid van het onderzoek is het belangrijk dat de validiteit en betrouwbaarheid wordt vastgesteld (Gratton, Jones & Robinson, 2011). In paragraaf 3.5.1 komt de validiteit aan bod, in 3.5.2 wordt de externe validiteit behandeld en tot slot wordt er in 3.5.3 de betrouwbaarheid benoemd en toegelicht.

3.5.1 Validiteit

Validiteit gaat over de vraag of men meet wat men wil meten (Gratton, Jones & Robinson, 2011). Daarnaast kan er nog afgevraagd worden of de conclusies die getrokken kunnen worden uit de betreffende metingen daarom geldig zijn. Er wordt onderscheidt gemaakt tussen interne en externe validiteit. Interne validiteit gaat over het daadwerkelijk meten wat je wil meten en externe validiteit gaat over de generaliseerbaarheid. Zowel de interne als externe validiteit moet worden gewaarborgd. Om ervoor te zorgen dat de vragenlijst valide is zijn de vragen aan de hand van het conceptueel model (figuur 2.7) geselecteerd en letterlijk overgenomen van erkende onderzoeken en instanties namelijk van, het NISB (2016), de Sportersmonitor (2012), het onderzoek van Seippel (2006) en de WESP-richtlijnen voor beleving (2010) en tevredenheid (2011). Daarnaast is de vragenlijst nagekeken en van feedback voorzien door ervaren onderzoeker en tevens afstudeerbegeleider Jasper van Houten. Vervolgens heeft Kelly van Mil (praktijkbegeleider) de vragenlijst goedgekeurd. Als laatste controlecheck is er een pilot van de enquête uitgezet onder bekende van de onderzoeker om kleine fouten op te sporen. Bij elk onderzoek waarvan vragen zijn overgenomen is eerst de discussie geraadpleegd om te controleren of hier niks wordt vermeld over vragen die niet valide zijn.

De timing van het uitzetten van een enquête heeft ook invloed op de validiteit van het onderzoek. Wanneer men te lang wacht met het verzenden van de mail kan de respondent al een andere denkwijze hebben over het evenement. Het is meest valide is om de enquête direct na een evenement te sturen zodat de respondenten de beleving nog vers in het geheugen hebben zitten (Mailplus, 2017).

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

In de nieuwe constellatie was kortom de persoonlijke normatieve motivatie dominant en werd deze ondersteund door de economische motivatie (de angst voor meer boetes).. Ook wat

While providing a foundation for further research, the present study highlights the need for further investigation and study into the conditions of precarity faced by women

Uit eerdere inventarisaties/enquêtes Meerburg et al., 2008 is gebleken dat in de Hoeksche Waard de aandacht bij het waterschap Hollandse Delta voor ecologisch beheer van dijken

Maatregel Om de aanvoercapaciteit van zoetwater voor West-Nederland te vergroten wordt gefaseerd de capaciteit van de KWA via zowel Gouda als Bodegraven uitgebreid.. Dit

Dit wil niet zeggen dat er in Zuid-Limburg helemaal geen geschikte ei-afzetplekken voor de Keizersmantel aanwezig zijn, maar wel dat er onvoldoende geschikte plekken zijn voor

In de eerste plaats moet het vaccin ervoor zorgen dat de dieren niet meer ziek worden, legt Bianchi uit, maar ook moet duidelijk worden of het virus zich via de ge

vroeger alleenstaande kerk in de abdij incorporeerde en de stadskerk dus naar abdijkerk evolueerde, werd het bestaande koor te klein.. Men was

In onze tijd heeft John Piper (1946- ) aandacht gevraagd voor de affectieve kant van het christelijk geloof in zijn theologie van christelijk hedonisme.. 47 Hij duidt