• No results found

Oostakker -Pijphoekstraat. Rapportage archeologisch proefsleuvenonderzoek - April 2011

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "Oostakker -Pijphoekstraat. Rapportage archeologisch proefsleuvenonderzoek - April 2011"

Copied!
23
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

Oostakker -

Pijphoekstraat

Rapportage archeologisch

proefsleuvenonderzoek –

April 2011

Frederik Wuyts &

Wouter Van Goidsenhoven

GATE – rapport 21

Ghent Archaeological Team bvba Dorpsstraat 73

8450 Bredene

(2)

2

Project :

Oostakker - Pijphoekstraat: archeologisch proefsleuvenonderzoek

Opdrachtgever :

Zeker Wonen nvAntwerpsesteenweg 897a 9041 Oostakker

Uitvoerder :

GHENT ARCHAOLOGICAL TEAM bvba Frederik Wuyts & Wouter Van Goidsenhoven D/2010/21

C 2011 - GHENT ARCHAOLOGICAL TEAM bvba

Niets uit deze uitgave mag vermenigvuldigd of aangepast worden, opgeslagen in een geautomatiseerd gegevensbestand en/of openbaar gemaakt worden onder enige vorm of wijze ook, elektronisch, mechanisch, door fotokopie, zonder toestemming van Ghent

(3)

3

INHOUDSOPGAVE

Voorwoord

p.4

Technische fiche

p.4

Inleiding

p.5

Aanleiding en doel van het onderzoek

p.5

Geografische en bodemkundige situering

p.5

Archeologische voorkennis

p.7

Tijdskader

p.7

Methodologie

p.7

Resultaten

p.8

Conclusies en aanbevelingen

p.13

Bibliografie

p.13

BIJLAGE 1 : grondplan proefsleuvenonderzoek

BIJLAGE 2 : interpretatie grondplan

BIJLAGE 3a : proefsleuven 1 en 2

BIJLAGE 3b : proefsleuven 3 en 4

BIJLAGE 4 : inventaris sleuven

BIJLAGE 5 : inventaris sporen

BIJLAGE 6 : inventaris vondsten

BIJLAGE 7 : gedigitaliseerde coupetekeningen sleuf 1

BIJLAGE 8 : gedigitaliseerde coupetekeningen sleuven 2 en 3

BIJLAGE 9 : gedigitaliseerde profieltekeningen

(4)

4

Voorwoord

Op 18 en 19 april 2011 vond te Oostakker Pijphoelstraat een prospectie met ingreep in de bodem plaats d.m.v. proefsleuven op een ca. 2000m² groot terrein, waarop Zeker Wonen nv enkele woningen wenst te bouwen. Dit rapport vormt de schriftelijke neerslag van het verloop van het proefsleuvenonderzoek en de resultaten van het project.

Hierbij willen de auteurs de opdrachtgever, Zeker Wonen nv en meer bepaald Stephan Watty bedanken voor het in ons gestelde vertrouwen voor de uitvoering van deze opdracht. Raf Ribbens van het Agentschap Ruimte en Erfgoed (provincie Oost-Vlaanderen) willen we danken voor de administratieve begeleiding. Marie-Christine Laleman van de Dienst Stadsarcheologie van stad Gent bedanken we voor haar advies tijdens het terreinwerk. Ook willen we Davy Herremans van de Universiteit Gent en Koen Degrootte van het Vlaams Instituut voor Onroerend Erfgoed bedanken voor hun advies bij de aardewerkdeterminatie. Verder verdient landmeter-expert Danny De Moor uit Oostakker een woord van dank voor het meetwerk dat werd verricht. De firma Luc Willems uit Evergem stond in voor de graafwerken.

Technische Fiche

Site: Oostakker- Pijphoekstraat Ligging: Oostakker

Provincie Oost-Vlaanderen

Kadaster: Afdeling 17, Sectie A, Percelen : 1160P en 1160R

Onderzoek: Vooronderzoek / prospectie met ingreep in de bodem/proefsleuvenonderzoek Opdrachtgever: Zeker Wonen nv

Uitvoerder: Ghent Archaeological Team bvba Vergunning: 2011/119

Vergunninghouder: Frederik Wuyts Vergunning metaaldetectie: 2011/119(2) Vergunninghouder: Pieter Laloo

Projectarcheologen: Frederik Wuyts & Wouter Van Goidsenhoven Bewaarplaats archief: Vakgroep Archeologie, Universiteit Gent Grootte projectgebied: ca. 2000m²

Grootte onderzoeksgebied: 2000m² Termijn: 15 mei 2011

Resultaten:

- Reeks grachten en greppels die het terrein van west naar oost doorkruisen - Een aantal kuilen van middeleeuwse oorsprong

(5)

5

1. Inleiding

Op 18 en 19 april 2011 vond te Oostakker Pijphoelstraat een prospectie met ingreep in de bodem plaats d.m.v. proefsleuven op een ca. 2000m² groot terrein. In dit verslag zullen in een aantal hoofdstukken het verloop en de resultaten van het onderzoek toegelicht worden. Vooreerst komen de aanleiding en het doel van dit onderzoek aan bod, gevolgd door een geografische en bodemkundige situering, een situering binnen het archeologisch kader en een situering in tijd. In een volgend hoofdstuk wordt de gevolgde methodologie toegelicht, waarna de resultaten worden voorgesteld. Tot slot volgen de conclusie en daaraan de gekoppelde aanbevelingen. In de bijlage op CD-Rom bevinden zich de digitale opmetings- en bewerkte grondplannen, een selectie uit het digitaal archief en een aantal lijsten.

2. Aanleiding en doel van het onderzoek

Bouwfirma Zeker Wonen nv plant de bouw van enkele woningen binnen het projectgebied. Gezien deze werken gepaard gaan met bodemverstorende activiteiten werd door het Agentschap Ruimte en Erfgoed een archeologisch vooronderzoek uitgeschreven om het archeologisch potentieel van het gebied in te schatten.

3. Geografische en bodemkundige situering

Het projectgebied is gelegen in de dorpskern van Oostakker (zie fig. 1 en 2). De te onderzoeken percelen bevinden zich langsheen de Pijphoekstraat en de Eekhoutdriesstraat.

De bodem staat gekarteerd als Zdh, of matig natte zandbodem met verbrokkelde ijzer en/ of humus B horizont. (Ameryckx et al. 1995; http://geovlaanderen.agiv.be, zie fig. 3).

(6)

6 Fig. 2 : lokalisatie van het projectgebied op de orthofoto (bron www.agiv.be )

Fig. 3 : bodemkaart van het projectgebied; blauw : Zdh, grijs : antropogeen (bron: http://geo-vlaanderen.agiv.be)

(7)

7

4. Archeologische voorkennis

De archeologische kennis over de dorpskern van Oostakker is vrij gering. Reeds in de Merovingische periode zou Oostakker bewoond zijn (mondelinge mededeling Marie-Christine Laleman). Pas in de loop van de 12e eeuw werd de locatie waar zich nu

Oostakker-dorp bevind ontgonnen. Dit fenomeen van het in cultuur brengen van woeste gronden kadert in een algemeen West-Europese ontginningsbeweging die in verband wordt gebracht met de bevolkingsaangroei, de vooruitgang van de landbouwtechniek en gewijzigde domeinstructuren in de loop van de 12e eeuw (Laleman M.C. 1981: 20).

Vermoed wordt dat er in die 12e eeuw een nieuwe hoeve, ook wel “Nova Curia” of

“Curtis” genaamd, in de dorpskern werd ingeplant. Over deze curtis is echter niets bekend (Laleman M.C. 1981:20). Op een kaart uit 1722 (kaart 356 uit het Rijksarchief Gent) is een site met walgracht te zien aansluitend ten zuiden van het projectgebied. Op de Ferrariskaart, die dateert uit 1777, is nog een oude hoeve in opstand te zien, maar geen site met walgracht meer. De CAI (Centraal Archeologische Inventaris) maakt slechts melding van een circulair spoor dat per luchtfotografie ontdekt werd, en dit op ± 750m ten noorden van het projectgebied, maar waarover verder niets bekend is.

Proefsleuvenonderzoek dat in de loop van 2010 in de buurt van het huidige projectgebied werd uitgevoerd, heeft een aantal middeleeuwse grachten aan het licht gebracht (zie Bijzondere voorschriften bij de vergunning).

Aangezien het projectgebied nog één van de laatste stukken braakliggend terrein in deze dorpskern is, was het dan ook een uitgelezen kans om meer te weten te komen over de ontstaansgeschiedenis van Oostakker.

5. Tijdskader

Het vooronderzoek greep plaats op 18 en 19 april 2011. De rapportage werd uitgevoerd op 20, 21 en 22 april 2011.

6. Methodologie

De totale grootte van het projectgebied bedraagt ongeveer 2000m². In overleg met het Agentschap Ruimte en Erfgoed werd beslist om 750m² daarvan effectief te onderzoeken. Zo werden, waar mogelijk en zoals voorgeschreven, 4 parallelle, korte sleuven met een tussenafstand van maximum 10m aangelegd. De sleuven werden schuin op het terrein georiënteerd om de pakkans op oude perceelsgrenzen te vergroten (zie fig. 4). Alle sporen en vondsten werden genoteerd en op schaal 1/20e ingetekend op sleuffiches. De

sporen werden tevens manueel opgeschaafd en gefotografeerd. De contouren en de dieptes van de sleuven werden door een landmeter-expert ingemeten. Ook de betonijzers van het meetsysteem voor grondvlak en profiel werden door hem ingemeten. De sporen kregen een tweedelig spoornummer waarbij de eerste cijfers verwijzen naar het sleufnummer en het tweede cijfer slaat op het spoornummer binnen de sleuf (vb. PS003 SP001 = proefsleuf 003, spoor 1). Per sleuf werden de sporen doorlopend genummerd. De vondsten kregen tijdens de verwerking een oplopend spoornummer. In elke sleuf werden een tweetal bodemkundige profielen gemaakt en geregistreerd op foto en op de sleuffiches.

(8)

8 Fig. 4: inplanting van de sleuven op het onderzoeksterrein (bron: landmeter-expert Danny Demoor)

7. Resultaten

7.1 Bodemkundig

De bodem van het projectgebied bestaat uit matig natte zandbodem met verbrokkelde ijzer en/ of humus B horizont (bron: http://geovlaanderen.agiv.be). Deze bodem is bedekt door een bijzonder dikke ploeglaag (zie fig. 5, 6, 7 en 8 en de gedigitaliseerde bodemprofielen in bijlage 9). Vaak werden in de proefsleuven twee ploeglagen waargenomen van elk respectievelijk 40 tot 30cm dik. Op bepaalde plaatsen binnen het onderzoeksterrein was de ploeglaag tot 1m dik. Er wordt dan ook gedacht aan een kunstmatige ophoging van het terrein. De vele puinkuilen met recent bouwafval doen vermoeden dat deze ophoging in recente tijden te situeren valt.

Het terrein helt af naar het zuiden. Aan de Pijphoekstraat meet het 7,24m TAW. Aan de Eekhoutdriesstraat meet het 7,82m TAW (zie fig. 4). Dit is een verval van 60cm op 100m. Het valt op dat de kunstmatige ophoging van het terrein dit verval heeft geaccentueerd. Op het niveau van de moederbodem meten we slechts een verschil van 30cm (6,5m TAW in het zuiden, tegenover 6,8m TAW in het noorden).

(9)

9 Fig. 5 & 6: bodemprofielen van sleuf 1 (zuiden) en sleuf 2 (midden)

Fig. 7 & 8: bodemprofielen van sleuf 3 (midden) en sleuf 4 (noorden)

7.2 Archeologisch 7.2.1 Algemeen

In totaal werden vier sleuven gegraven, goed voor een afgegraven oppervlakte van 169,29m². Dit betekent dat het 2000m² grote onderzoeksterrein met een dekkingsgraad van 8,5 % werd onderzocht. Dit is minder dan de voorgeschreven 15% die werden verplicht door het Agentschap Ruimte en Erfgoed. Dit komt omdat er op het terrein rekening moest worden gehouden met allerlei beperkende factoren zoals bomen, een schuur die bewaard wordt, de noodzaak om een oprit vrij te houden om de kraan op te stockeren en het feit dat het projectgebied zeer smal was in combinatie met het advies schuine sleuven aan te leggen. Anderzijds hebben we binnen de beschikbare ruimte vier in plaats van de drie geplande sleuven kunnen aanleggen.

In de sleuven werden een reeks grachten en greppels waargenomen, die allen dezelfde oost-west oriëntatie kennen. Daarnaast werden ook enkele kuilen en vele moderne verstoringen aangetroffen.

(10)

10 7.2.2 Sleuf 1

Bij het trekken van deze sleuf werd meteen een gracht aangesneden. Spoor 1 en spoor 2 zijn één en dezelfde gracht, maar werden eerst als twee afzonderlijke sporen aanzien (zie bijlage 2). De vulling bestaat uit donkergrijs tot bruin homogeen zand (zie ook de inventaris in bijlage 5). Vanwege de grondwatertafel kon de bodem van dit spoor niet bereikt worden (zie fig. 9 en bijlage 7). Sporen 4 en 5 kunnen gezien worden als eenzelfde greppel binnen hetzelfde grachtsysteem. Spoor 4 is de rand van de greppel en bijgevolg heterogeen van samenstelling, terwijl spoor 5 de kern uitmaakt en dezelfde homogene vulling kent als gracht met spoornummer 1 en 2. Spoor 3 is een kuil met een homogeen bruingrijs zandige samenstelling, maar waar verder geen vondsten uit kwamen. Hetzelfde geldt voor sporen 6 en 7, respectievelijk een gracht en een grote vlek of vertakking van een gracht die niet werd gecoupeerd aangezien het zich aan de rand van de sleuf bevond.

Fig. 9 & 10 : sporen 1 en 2 in coupe

(11)

11

7.2.2.1 Vondsten

Bij het couperen van spoor 1 en 2 kwamen een aantal vondsten aan het licht, die slechts ruim in de middeleeuwen geplaatst kunnen worden (vondsten 1 tot 4 in de inventaris. Zie bijlage 6). Het gaat om twee wandfragmenten rood aardewerk, die langs beide zijden geglazuurd zijn, een wetsteen en een wandfragment in grijs aardewerk.

Spoor 5 heeft ook twee wandfragmenten grijs aardewerk opgeleverd (vondst 5 in de inventaris, zie bijlage 6), dat slechts ruim in de middeleeuwen gedateerd kan worden. 7.2.3 Sleuf 2

Met haar 33m is sleuf 2 de langste sleuf. Tegelijkertijd is ze de sleuf met de minste sporen in (zie bijlage 2). Sporen 1 en 2 zijn kuilen met een homogene grijze tot bruingrijze zandige vulling. Het ontbreken van enige bioturbatie doet vermoeden dat beide sporen een recente oorsprong hebben. Belangrijkste spoor in deze sleuf is spoor 3 (zie fig. 13 en bijlage 8). Dit is slechts een kleine kuil met een heterogene donkergrijs tot zwarte zandige vulling, maar waar wel een dateerbaar randfragment aardewerk uit gekomen is (zie 7.2.3.1 Vondsten). Spoor 4 is een door bioturbatie verstoorde zone. Spoor 5 tenslotte is een kuil met een gelijkaardige vulling als spoor 3, maar deze heeft geen aardewerk opgeleverd.

Fig. 13: coupe van spoor 3 Fig. 14: vondst 7 op schaal 1:1

7.2.3.1 Vondsten

De kuil met spoornummer 3 heeft een randfragment in grijs aardewerk opgeleverd. Het gaat om een licht ondersneden bandvormige rand, vermoedelijk van een teil uit de 14e

eeuw (spoor 7 in de inventaris. Zie fig. 14 en bijlage 6). 7.2.4 Sleuf 3

Naast een greppeltje (spoor 1), een recente, betonnen waterput en een reeks natuurlijke verkleuringen, heeft deze sleuf de grootste sporen voortgebracht (zie bijlage 3). Het gaat om twee naast elkaar liggende grachten: sporen 5 en 6. Helaas bevindt spoor 6 zich deels in de sleufrand, waardoor de totale breedte van dit grachtensysteem onbekend blijft. Ondanks het stijgende grondwater is de diepte wel geregistreerd: beide grachten zijn tot een meter diep vanaf het afgegraven niveau binnen de proefsleuf. Vanaf het huidige maaiveld is dit zo’n 2,3m diep. De vulling bestaat uit verschillende lagen:

- In spoor 5 onderscheiden we van onder naar boven eerst een donkergrijs tot lichtbruin pakket van verschillende fijne laagjes in superpositie. Dit wordt gevolgd door een kleine en bleke afzetting van licht zand met roestvlekken, die het geheel compact van textuur maken. Waarschijnlijk kan dit gelinkt worden aan een stagnatie in het waterpeil binnen de gracht. Daarna is er weer een fase waarin de gracht opgevuld wordt met een homogeen pakket donkergrijs tot zwart zand, gevolgd door een

(12)

12 uitgraving en een nieuwe opvulling met een heterogene, gevlekte samenstelling (zie bijlage 5).

- Spoor 6 kent onderaan een donkerbruine tot zwarte homogene laag van sterk organisch zand met takjes erin. Dit wordt gevolgd door een lichtgele tot lichtbruine laag heterogeen zand met ijzer- of mangaanspikkels. Net zoals in spoor 5 markeert dit wellicht een stagnatie in het waterpeil van de gracht. Daarna wordt de gracht weer opgevuld met donkergrijs tot bruin homogeen zand met nederzettingsafval, zoals houtskool- en baksteenspikkels.

7.2.4.1 Vondsten

Vondst 8 uit de inventaris is een lensbodem van een kogelpot of voorraadpot in rood Maaslands aardewerk met glazuurspikkels aan de buitenkant (zie fig. 15). Deze vondst is afkomstig uit spoor 5 en kan slechts ruim in de volle of late middeleeuwen gedateerd worden.

Vondst 9 komt uit de onderste organische laag van spoor 6. Het is een randfragment van een snel gedraaide kogelpot met een simplele, naar buiten geduwde, afgeplatte rand met dekselgeul (zie fig. 16). Stijltypologisch wordt dit fragment in de 11e- tot 12e eeuw

geplaatst.

Fig 15: vondst 8 op schaal 1:3

Fig. 16: vondst 9 op schaal 1:3

7.2.5 Sleuf 4

Dit is de kleinste sleuf van alle proefleuven, doch met het grootst aantal sporen erin (zie bijlage 3). De meeste geregistreerde sporen zijn echter natuurlijk van oorsprong. Wel antropogeen is spoor 1, dat echter een recente verstoring is. Sporen 2 en 3 zijn donkere lineaire aflijningen die sterk doen denken aan twee greppels. Hoewel de samenstelling erg natuurlijk lijkt, is het niet uitgsloten dat beide sporen het verlengde zijn van sporen 5 en 6 uit sleuf 3. Sporen 4 en 5 zijn recente afvalcontexten met bouwpuin. Spoor 6 is een kuil met een vulling uit heterogeen donkerbruin zand, waar geen vondsten uit gerecupereerd werd. Sporen 7 en 8 bleken natuurlijk te zijn, tewijl sporen 9 en 10 kuilen zijn die zich deels in de sleufwand bevinden en waarvan bijgevolg de totale afmetingen onbekend blijven. Beide kennen een heterogene donkergrijze tot zwarte vulling. Er werden geen artefacten uit deze sporen gerecupereerd.

7.3 Conclusie en interpretatie

Hoewel er in het projectgebied geen structurele sporen werden terug gevonden, zoals een gebouwplattegrond, waterputten of andere structuren die horen bij een

nederzetting, werden er wel middeleeuwse grachten aangesneden. Deze sporen informeren ons indirect over menselijke aanwezigheid op deze locatie. Wellicht kunnen de grachten gezien worden als afbakening van een erf. Hoewel sommige vondsten uit deze grachten slechts ruim in de middeleeuwen kunnen geplaatst worden, geeft vondst 9 (zie inventaris in bijlage 6) aan dat reeds in de 11e- tot 12e eeuw een gracht werd

(13)

13 geschiedkundige vaststelling dat Oostakker sinds de 12e eeuw ontgonnen werd (zie 4.

Archeologische voorkennis). Het verloop van de grachten valt echter moeilijk te reconstrueren aangezien de proefsleuven slechts een beperkt zicht geven op de archeologische situatie. Naast de grachten, werden een reeks kuilen en een greppel aangesneden. Eén kuil heeft een randfragment aardewerk opgeleverd dat

stijltypologisch in de 14e eeuw geplaatst wordt.

8. Conclusies en aanbevelingen

Op de te onderzoeken terreinen werden vier sleuven aangelegd. In het zuiden en het noorden van het terrein werd over twee sleuven twee grachttrajecten aangesneden. Deze werd tijdens het vooronderzoek reeds onderzocht, verder onderzoek lijkt dan ook overbodig. In het midden van het terrein en ten noorden van de noordelijke grachten, werden een reeks kuilen en een greppel onderzocht. Alle sporen werden gecoupeerd en gedocumenteerd foto’s, schaaltekeningen, gegeorefereerde grondplannen en hoogtemeting. Hiermee werden de in het projectgebied aanwezige archeologische resten afdoende geregistreerd.

9. Bibliografie

Ameryckx J.B., Verheye W., Vermeire R., 1995, Bodemkunde, Gent.

Laleman M.C. 1981, Van de vroege middeleeuwen tot de 19e eeuw, pp. 13-25. In: Zoeken

naar Oostakkers Verleden. Een archeologisch profiel van de deelgemeenten Oostakker en St. Amandsberg. Gent, 1981.

(14)
(15)

15 BIJLAGE 2 : interpretatie grondplan: verloop van de gachten en differentiatie volle- en late middeleeuwen

(16)

16 BIJLAGE 3a : proefsleuven 1 en 2

(17)

17 BIJLAGE 4 : inventaris sleuven

Sleuven

Sleufnummer

Oriëntatie

Datum

Lengte (m)

Profielen

Sporen

SL001

zw-no

18/apr

20,75

P1-P2

S001 - S007

SL002

zw-no

18/apr

33

P1-P2

S001 - S005

SL003

zw-no

18/apr

25,8

P1-P2

S001 - S006

SL004

zw-no

18/apr

14,5

P1-P2

S001 - S008

*er is 94,05 m aan sleuven getrokken. x1,8 komt dit op 169,29 m²*

(18)

BIJLAGE 5 : inventaris sporen

Sporen

Sleufnr

Spoornr

Beschrijving sporen

Lengte

(m)

Breedte

diepte

gecoupeerd

Datering

Vondsten

nummer

Beschrijving

Datering

SL001

S1

gracht; HOM D GR BR zand

?

?

?

ja

ME

1, 2, 3

2 ws, wetsteenfragm, tanden

ME

S2

gracht; HOM D GR BR zand

?

1,6

0,2

ja

ME

4

1 ws

ME

S3

kuil; HOM BR GR zand

?

?

0,18

ja

*

*

*

*

S4

greppel; HET D GR BR zand

?

0,4

0,2

ja

*

*

*

*

S5

gracht; HOM D GR BR zand

?

0,9

0,4

ja

ME

5

2 ws

ME

S6

gracht; HOM GR BR zand

?

0,65

0,12

ja

*

6

musketkogel

post ME

S7

gracht; HOM D GR BR zand

?

?

?

nee

*

*

*

*

SL002

S1

kuil; HOM GR BR zand

?

?

?

ja

*

*

*

*

S2

kuil; HOM GR BR zand

?

?

0,22

ja

*

*

*

*

S3

kuil; HET D GR ZW zand

1

0,84

0,2

ja

14e eeuw

7

1 rs

14e eeuw

S4

verstoorde zone

*

*

*

nee

*

*

*

*

S5

kuil; HET D GR ZW zand

0,9

0,9

0,3

ja

*

*

*

*

SL003

S1

greppel; HOM D GR ZW organisch zand

?

0,7

0,3

ja

*

*

*

*

S2

recente betonnen waterput

*

*

*

nee

*

*

*

*

S3

natuurlijk

*

*

*

ja

*

*

*

*

S4

natuurlijk

*

*

*

ja

*

*

*

*

S5

gracht; HOM D GR ZW

?

3,2

1

ja

11e/ 12e eeuw

8

1 rs

11e/ 12e eeuw

(19)

19

Sporen

Sleufnr

Spoornr

Beschrijving sporen

Lengte

(m)

Breedte

diepte

gecoupeerd

Datering

Vondsten

nummer

Beschrijving

Datering

SL004

S1

recente verstoring

*

*

*

nee

*

*

*

*

S2

natuurlijk?

*

*

*

nee

*

*

*

*

S3

natuurlijk?

*

*

*

nee

*

*

*

*

S4

recente verstoring

*

*

*

nee

*

*

*

*

S5

recente verstoring

*

*

*

nee

*

*

*

*

S6

kuil; HET D BR zand

0,65

0,25

0,16

ja

*

*

*

*

S7

natuurlijk

*

*

*

*

*

*

*

*

S8

natuurlijk

*

*

*

*

*

*

*

*

S9

kuil; HET D GR ZW zand

?

?

0,42

ja

*

*

*

*

(20)

20 BIJLAGE 6: inventaris vondsten

Vondsten

Vondstnr

Sleuf

Spoor

Beschrijving

Datering

Opmerkingen

V1

Sleuf 001

spoor 001

AW, rood, glazuur

late ME

2 wandfragmenten

V2

Sleuf 001

spoor 001

wetsteen

?

1 fragment

V3

Sleuf 001

spoor 001

tanden

?

rund

V4

Sleuf 001

spoor 002

AW, grijs

ME

1 wandfragment

V5

Sleuf 001

spoor 005

AW, grijs

ME

2 wandfragmenten

V6

Sleuf 001

sleufwand

metalen knikker

post ME

musketkogel?

V7

Sleuf 002

spoor 003

AW, grijs

14e eeuw

1 randfragment (bandvormige rand)

V8

Sleuf 003

spoor 005

AW, rood, glazuurspikkels

volle/ late ME

1 bodemfragment Maaslands? (lensbodem)

V9

Sleuf 003

spoor 006

AW, grijs

11e/ 12e eeuw

1 randfragment en 4 wandfragmenten van een kogelpot

Volgende drie paginas:

Pagina 20 : BIJLAGE 7 : gedigitaliseerde coupetekeningen sleuf 1, schaal 1:20

Pagina 21 : BIJLAGE 8 : gedigitaliseerde coupetekeningen sleuven 2 en 3, schaal 1:20 Pagina 22 : BIJLAGE 9: gedigitaliseerde profieltekeningen, schaal 1:20

(21)
(22)
(23)

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

Die implementering van die gebalanseerde benadering word saamgevat in wat Villaume & Bradham (2003) die groot uitdaging noem, naamlik die vassteling van hoe

Het totaal aantal personen dat een gezondheidsverklaring heeft ingevuld ligt rond de 300.000 (zie Paragraaf 5.1.1). Het merendeel daarvan wordt automatisch verwerkt omdat alle

Behalve door een voor- en nastudie van de ongevallencijfers in de onderzoekstad Utrecht, is de relatie die er bestaat tussen het gebruik van stads- of dimlichten en het

In variant 1 wordt bijvoorbeeld de tweede boete 25% duurder, waardoor 0,2*25%=5% van de groep die nu nog twee boetes per jaar heeft, in variant 1 die tweede boete niet meer

Figure 3.15 Comparison between measured and computed cross-shore location and magnitude of the longshore current maximum... We have also investigated the relation between the wind

Wanneer alleen gecorrigeerd wordt voor het aantal maanden zelfstandig rijden rapporteren 2toDrivers significant meer bekeuringen dan regulier opgeleide jongeren.. Echter,

Ook in het project 13 kustplaatsen, waar gebruik wordt gemaakt van het probabilistische model dat gebruikt is bij de ontwikkeling van TRDA2006 blijkt het nog niet mogelijk om voor

hoekensom driehoek, buitenhoek driehoek, congruentie: HZH, ZHH, ZHZ, ZZZ, ZZR; gelijkvormigheid: hh, zhz, zzz, zzr; middelloodlijnen driehoek, bissectrices driehoek,