• No results found

Ook al is hij zwart als roet, we menen het toch goed! : onderzoek naar de emotionele reactie van Nederlanders in het debat over racistische aspecten van Zwarte Piet

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "Ook al is hij zwart als roet, we menen het toch goed! : onderzoek naar de emotionele reactie van Nederlanders in het debat over racistische aspecten van Zwarte Piet"

Copied!
26
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

‘Ook al is hij zwart als roet, we

menen het toch goed!’

Onderzoek naar de emotionele reactie van Nederlanders

in het debat over racistische aspecten van Zwarte Piet

Bachelorscriptie Culturele Antropologie en Ontwikkelingssociologie

Student: Katja Berends

Studentnummer: 10000222

Email: katjaberends@gmail.com

Scriptiebegeleider: M.P. Lindo

Tweede lezer: K. Witsenburg

10084 woorden

20 mei 2013

(2)

Inleiding

Elk jaar weer rond de intocht van Sinterklaas laait de discussie over Zwarte Piet op. Zwarte Piet, een zwartgeschminkte blanke met een pruik van kroeshaar, rode lippen en gouden oorbellen, is de knecht van Sinterklaas. De uitvinding van Zwarte Piet komt voort uit het koloniale verleden van Nederland en heeft elementen van een slaaf en Moorse bediende in zich. Dat de knecht veel weg heeft van een zwarte man, maar door blanken wordt gespeeld doet ook denken aan de racistische

black face performances uit de 19e eeuw waarbij een karikatuur van zwarte mensen werd neergezet

door blanken. In Sinterklaasliederen worden zinnen als ‘want ook al ben ik zwart als roet, ik meen het toch goed’1 gezongen. Deze feiten maken dat sommige mensen Zwarte Piet een racistisch aspect

vinden hebben en veel zwarte mensen zich gekwetst voelen door deze traditie. Pogingen om dit nationale kinderfeest te veranderen, worden echter niet goed ontvangen. In 2011 werden twee activisten tijdens de intocht van Sinterklaas in Dordrecht hardhandig aangehouden door de politie, omdat zij een shirt met de tekst ‘Zwarte Piet is racisme’ droegen. Op voorstellen van deze en andere actiegroepen om Zwarte Piet te veranderen en pogingen de Nederlandse samenleving bewust te maken van het racistische, of in ieder geval kolonialistische aspect, van Zwarte Piet wordt heftig gereageerd door Nederlanders. Internet staat vol met agressieve, racistische reacties van Nederlanders die tegen de verandering van Zwarte Piet zijn. Ook in mijn omgeving heb ik gemerkt dat de discussie over een aanpassing van de traditie veel emoties oproept.

Al meerdere malen heb ik mijzelf in verhitte discussies met vrienden en familieleden gevonden, waarbij de sfeer gelijk omsloeg als ik de in mijn ogen racistische facetten van het kinderfeest aanhaalde. Zowel in de media als in mijn persoonlijke omgeving stelt men zich heel defensief op en stellen zij dat deze authentieke Nederlandse traditie niet veranderd mag worden, want ‘traditie is traditie’. Dat het kinderfeest helemaal niet racistisch wordt bedoeld, zwarte mensen deze traditie gewoon niet snappen en zij niet zo moeten zeuren zijn ook veel voorkomende argumenten. Sinterklaas, inclusief Zwarte Piet, wordt gezien als onderdeel van de Nederlandse identiteit. Door de viering van het feest in deze vorm en de discussie rondom Zwarte Piet, ontstaat een proces van in- en uitsluiting. Of je bent een Nederlander trots op de traditie, of je bent dit niet en wordt uitgesloten.

Persoonlijk ben ik geïntrigeerd door deze heftige reacties. Waarom lopen de emoties bij Nederlanders hoog op als zij geconfronteerd worden met de visie dat Zwarte Piet racistisch is? In deze scriptie zal ik dan ook verder ingaan op waar deze heftige emoties en reacties bij Nederlanders vandaan komen.

(3)

Voorheen vond ook ik het onzin als het feest van racisme werd beticht. Ik heb het Sinterklaasfeest tot een paar jaar geleden altijd met veel plezier gevierd. Ook nadat ik niet meer in Sinterklaas geloofde, bleef 5 december het moment van samenkomst en gezelligheid met zowel familie als vrienden. Ik beschouwde mijzelf en mijn naasten als absoluut niet racistisch, dus dan was het toch niet mogelijk dat wij een symbool van racisme vierden? Lange tijd was voor mij de discussie hiermee afgedaan en was ik van mening dat Zwarte Piet demonstranten zich beter op écht belangrijke problemen konden richten. Veel Nederlanders denken hier nog steeds zo over. Journalist Bas Heijne verwoordde dit mooi door te stellen dat ‘the Dutch see themselves still as tolerant, and totally non racist and colorblind, but I think this attitude prevents them from discussing these issues.’2 Sinds ik echter met de studie Antropologie ben begonnen heb ik een andere visie hierover

ontwikkeld en ben ik de rol van Zwarte Piet meer in een historisch perspectief gaan plaatsen. Hierdoor ben ik gaan inzien dat Zwarte Piet een uitdrukking is van vroegere koloniale verhoudingen.

Ik zal beginnen met mij te verdiepen in de ontstaansgeschiedenis van het Sinterklaasfeest. Hoe is Sinterklaas ontstaan en uiteindelijk het feest geworden dat het nu is? En waar komt Zwarte Piet vandaan? Vervolgens zal ik uiteenzetten waarom ik van mening ben dat Zwarte Piet racistisch is. Daaropvolgend zal ik in twee stappen een antwoord geven op de probleemstelling. Ten eerste zal ik trachten te laten zien op welke manieren de traditie van Zwarte Piet is genormaliseerd in de Nederlandse samenleving en waarom dit ervoor zorgt dat de emoties hoog oplopen bij Nederlanders als zij geconfronteerd worden met de visie dat Zwarte Piet racistisch is. Ten tweede zal ik ingaan op de persoonlijke reacties van Nederlanders. Ik zal laten zien hoe Nederlanders in verschillende situaties hebben gereageerd op de visie dat Zwarte Piet racistisch is en aan de hand van Zigons theorie over de antropologie van moraliteit illustreren welk innerlijk proces er vooraf gaat aan de heftige reacties van Zwarte Piet sympathisanten.

Oorsprong Sinterklaas en Zwarte Piet

Hoewel in Nederland het idee heerst dat het Sinterklaasfeest een statische traditie is, is het feest in werkelijkheid al aan veel verandering onderhevig geweest. Het personage Sinterklaas is opgebouwd uit legenden en nog steeds gaat de legendevorming door. Sint-Nicolaas was rond 300 na Christus bisschop in de havenstad Myra, tegenwoordig Demre in Turkije, gelegen in het oostelijke deel van het Romeinse Rijk. Al direct na zijn dood ontstonden er legenden over zijn vermeende daadkracht en oog voor rechtvaardigheid. Één van deze legenden is invloedrijk geweest voor het beeld van

(4)

Sint-Nicolaas zoals wij deze nu kennen. Volgens kunsthistorica Eugenie Boer (2009) gaat het verhaal dat een arme man in Myra geen geld had om zijn drie dochters te onderhouden of voor een bruidsschat te zorgen. Daarom besloot de arme man zijn dochters in de prostitutie te laten werken. Om dit te voorkomen, gooide Sint-Nicolaas ‘s nachts heimelijk geld door het raam naar binnen. Het verhaal achter de geheime giften is tegenwoordig niet meer bekend, maar de manier waarop deze worden uitgedeeld wel. Volgens de mythe brengt Sinterklaas nog steeds bij maanlicht cadeautjes zonder afzender rond en verrast zo ‘s ochtends alle kinderen als zij deze vinden (ibid.: 14-15).

Hij kwam door deze legende bekend te staan als brenger van materiële zaken ten behoeve van de jeugd. Sint-Nicolaas was al de patroonheilige van zeelieden en volgens Boer maakte deze legende hem ook de patroonheilige van de scholieren. Het feest werd hierdoor gekoppeld aan straf of beloning naargelang het gedrag van kinderen (ibid.: 18).

De verering van Sint-Nicolaas werd na zijn dood een wijdverspreid verschijnsel onder Christenen. De verering vond niet alleen plaats in de kerk, maar ook in de huisgezinnen. Toen al hielden ouders hun kinderen voor dat de goedheiligman echt bestond en gaven zij op 5 of 6 december uit naam van Sint-Nicolaas cadeaus aan hen. Ook de oudere jeugd die niet meer geloofde kocht presentjes en snoepgoed voor elkaar. Het Sinterklaasfeest draaide toen al om samenkomst in huiselijke kring. Het Sinterklaasfeest nam echter vanaf het begin van de zeventiende eeuw, tijdens de Reformatie, een andere vorm aan omdat heiligenverering toen verboden werd. Ondanks de pogingen van de protestantse overheid en predikanten om het feest helemaal af te schaffen, bleef het Sinterklaasfeest in huiselijke kring bestaan. Waar boetes en verordeningen tegen het zetten van de schoen of verkopen van speelgoed rond 5 december in andere landen ervoor zorgden dat het feest verdween, hielden Nederlanders vast aan hun traditie van het Sinterklaasfeest. De religieuze betekenis van het feest verdween echter wel, wat het een huiselijk geschenkenfeest maakte (ibid.: 20-23).

Na de Reformatie was het niet meer duidelijk welke betekenis de stad Myra binnen het geloof had en ontstond er een nieuwe legende rondom Sint Nicolaas, namelijk dat hij uit Spanje afkomstig was. Dit is voortgekomen uit de vanzelfsprekendheid waarmee Spanje en oranje destijds bij elkaar hoorden. De sinaasappels die in de zeventiende eeuw als nieuwe lekkernij vanuit Spanje werden geïmporteerd, waren immers oranje. Ook de vijgen, zuidvruchten en amandelen waar kinderen tijdens het Sinterklaasfeest op werden getrakteerd kwamen uit Spanje. Sinterklaas is dus met het door hem uitgedeelde snoepgoed meegereisd (ibid.: 23-24).

Door het verdwijnen van religieuze connotaties werd het Sinterklaasfeest door sommigen als een betekenisloos feest gezien. Deze aantijgingen kregen meer gehoor toen de populariteit van het

(5)

Duitse Kerstfeest in Nederland toenam in de jaren 1840. Het Kerstfeest werd door velen als edel feest gezien en het Sinterklaasfeest zou daarentegen slechts dienen voor het plezier, zonder hogere betekenis. Daarnaast vonden de Verlichtingsdenkers het destijds ongepast om bijgeloof te promoten. Volgens hen was het niet gewenst om kinderen onwaarheden bij te brengen, omdat dit hen zou weghouden van het ware en het goede (ibid.: 25). Het Sinterklaasfeest stond dus onder maatschappelijke druk en er werd zelfs gepleit voor afschaffing van het feest. Liefhebbers van het feest gingen hiertegen in verdediging en probeerden nieuwe zingeving aan de traditie te geven, om het zo te laten concurreren met het Kerstfeest (Helsloot 2008: 97-99). Op dit moment kwam Jan Schenkman met zijn prentenboek Sint Nikolaas en zijn knecht uit 1850, het eerste boekje volledig gewijd aan de Sinterklaas traditie (Boer 2009: 27). In dit boek werd Zwarte Piet voor het eerst geïntroduceerd. Het Sinterklaasfeest kreeg in dit boekje een nieuwe vorm en functie toebedeeld en Schenkman heeft hiermee de basis gelegd voor het Sinterklaasfeest zoals wij dat nu kennen (ibid.: 31). Opmerkelijk genoeg heeft dit ene boek van Schenkman veel impact gehad en het Sinterklaasfeest erg veranderd.

Voor de uitgave van Schenkmans boek, stond Sint-Nicolaas bij Nederlandse kinderen te boek als eng en hadden de verzen over het feest een belerende toon. Er werd vooral benadrukt dat kinderen braaf, deugdzaam en leergierig moesten zijn (ibid.: 27). Liefhebbers van het feest meenden dat Sint-Nicolaas beschaafder moest worden, zodat het beter zou passen bij de burgerlijke ideeën van die tijd en dus kon blijven bestaan. Het griezelige aspect moest naar de achtergrond verdwijnen ten behoeve van het plechtige en rustige onderdeel van het feest. Schenkman gaf hier gehoor aan door van Sint-Nicolaas een statige, deftige man te maken (Helsloot 2008: 99-100). Verder voegde Schenkman ook een aantal nieuwe, tegenwoordig essentiële, onderdelen toe aan het feest, zoals de Sinterklaasliedjes, de zak, de aankomst per stoomboot en een zwarte knecht. In 1850 wordt Zwarte Piet, destijds nog naamloos, dus voor het eerst geïntroduceerd in Schenkmans boek ter verlevendiging van het verhaal. Deze knecht was exotisch gekleed in een gestreepte pofbroek, wit geplooide kraag en een baret (Boer 2009: 29-30). Het feit dat de zwarte knecht schoenen aanhad, maakt het aannemelijk dat hij vrij was en geen slaaf (Helsloot 2008: 95).

Aangezien Schenkman geen uitspraken heeft gedaan over zijn beweegredenen voor het toevoegen van deze zwarte knecht aan het verhaal, blijft het gissen naar zijn motief. Wel is er veel onderzoek naar gedaan en zijn er enkele mogelijke verklaringen voor de toevoeging van de zwarte knecht. Antropoloog John Helsloot doet al sinds 1996 onderzoek naar het Sinterklaasfeest bij het Meertens Instituut, een onderzoeksinstituut dat zich bezig houdt met de bestudering en

(6)

documentatie van de Nederlandse taal en cultuur.3 Zwarte Piet wordt volgens hem wel eens in

verband gebracht met de duivel. Deze is immers, evenals Zwarte Piet, zwart en afschrikwekkend. In Oostenrijk wordt Sint-Nicolaas ook begeleid door een duivel met horens, genaamd Krampus. Er is echter geen bewijs terug te vinden dat Zwarte Piet ook daadwerkelijk geïnspireerd is op deze figuur. Gezien de verschillende voorkomens van de Nederlandse en Oostenrijkse metgezellen van Sint-Nicolaas en de geografische ligging van de twee landen is het niet waarschijnlijk dat Schenkmans zwarte knecht gebaseerd is op de Oostenrijkse Krampus. Dat Zwarte Piet van de duivel afstamt is dan ook geen plausibele verklaring.

Boer stelt dat de zwarte knecht gebaseerd is op een zwarte Moor. Moren waren vanaf de zestiende tot en met de achttiende eeuw in Nederland aanwezig als dienaren, zij werden ook wel zwarte pages genoemd (Boer 2009: 29). De zwarte pages werden toentertijd vaak afgebeeld op schilderijen. In deze beeldtraditie werd vaak een zwarte page geplaatst naast voorname personen, puur als versiersel. Volgens Boer is Schenkman geïnspireerd door deze schilderkunst en heeft hij daarom Sint-Nicolaas voorzien van een zwarte knecht met pagekleding. Deze argumentatie wordt ondersteund door de overeenkomst tussen een schilderij van Michiel van Musscher uit 1687 en een prent uit het boek van Schenkman. Op het schilderij van Michiel van Musscher is een zwarte dienaar afgebeeld en aan de muur hangt een wapen met daaraan verschillende voorwerpen gehangen. Naast de zwarte dienaar, wordt ook het wapen met attributen op dezelfde wijze afgebeeld in Schenkmans boek. Wat hier wel onduidelijk blijft, is waarom deze beeldtraditie, die al eind achttiende eeuw van het schilderdoek verdween, in 1850 weer op zou duiken (Helsloot 2008: 96). Zwarte Piet lijkt in Schenkmans boek ook qua gedrag op een zwarte page. Hij assisteert Sint-Nicolaas en is rustig en hulpvaardig (Boer 2009: 30).

Daarnaast was het met Sinterklaasavond op het platteland gebruikelijk dat de jeugd de straat op ging om kinderen bang te maken. Ze verkleedden zich hierbij met witte lakens, omgekeerde jassen en maakten hun gezicht zwart. Ze maakten veel herrie met rammelende kettingen en gingen huizen binnen om de kinderen schrik aan te jagen. Het zou dus ook kunnen dat Schenkman hier zijn inspiratie vandaan heeft gehaald. Het doel van de boerenjongens was niet het nadoen van echte zwarte mannen, maar Schenkman zou de link gelegd kunnen hebben. Ook de door de antislavernijbeweging verspreide afbeeldingen van zwarten met kettingen aan hun handen en voeten kunnen hierbij van invloed zijn geweest (Helsloot 2008: 100-101).

Zwarte Piet toont ook veel gelijkenis met de minstrel shows welke in de jaren 30 en 40 van de negentiende eeuw furore maken in Amerika en Engeland. Deze zogeheten blackface

(7)

performance is een opvoering waarbij blanken hun gezicht zwart schminkten en zwarte mensen

stereotypeerden (Lhamon Jr. 1998: 6). Zwarte mensen werden door middel van deze shows door blanken afgeschilderd als domme, irrationele dwazen. Minstrels en Zwarte Piet hebben veel overeenkomsten, zoals hun maffe en onnozele gedrag. Ook heeft een minstrel net als Zwarte Piet een zwart geschminkt gezicht, rode lippen, kroeshaar, gouden oorringen en gekleurde kleding. De

blackface performances waren ook in Nederland te zien en Schenkman heeft het ook in een ander

boek van hem ook over zo’n voorstelling. Het is dus goed mogelijk dat blackface performances Schenkman hebben aangezet tot het toevoegen van Zwarte Piet aan het verhaal van Sint-Nicolaas (Helsloot 2008: 106).

Een andere optie is dat Schenkman het in 1848 in Nederland verschenen Duitse boek

Struwwelpeter van W.P. Razoux in gedachten had toen hij zijn boek over het Sinterklaasfeest

maakte. In Struwwelpeter worden drie jongens bestraft door een Sinterklaasfiguur, omdat zij een Moriaan uitlachen en de draak steken met zijn zwarte huid. Positieve beeldvorming van zwarten was een vaker voorkomend thema in kinderboeken in die tijd. Het doel hiervan was kinderen bij te brengen dat zwarten niet beangstigend zijn (ibid.: 103-104).

Het is duidelijk dat Schenkman Zwarte Piet gebaseerd heeft op een echte zwarte man, en niet op een blanke man die zwart is geworden door het roet van de schoorsteen. Maar wilde Schenkman nu met de zwarte knecht juist een positief of negatief beeld over zwarte mensen vormen? Dit is helaas niet bekend, Schenkman heeft zich hier niet expliciet over uitgelaten. Het is wel bekend dat Schenkman onderwijzer was in de Amsterdamse Jordaan, waar onder de orthodox-protestantse bevolking de strijd tegen de slavernij erg leefde. In deze buurt maakte veel mensen zich hard voor de afschaffing van de slavernij. Volgens hen konden zwarte mensen, wel onder begeleiding van een goede christelijke meester, prima als vrije knecht functioneren. Een in 1850 uitgegeven verhaal van de orthodox-christelijke antislavernij-activist Jan de Liefde bevat elementen die sterk doen denken aan Schenkmans Sinterklaasverhaal. Het verhaal van De Liefde gaat over een oude man, die veel uiterlijke gelijkenis vertoont met Schenkmans Sint-Nicolaas. De oude man was ooit slavenhouder maar heeft nu, net als Sinterklaas, een zwarte knecht. De moraal van het verhaal van De Liefde is dat christenen tegen de slavernij zouden moeten zijn. Volgens Helsloot wordt het echter onwaarschijnlijk geacht dat Schenkman een orthodox christen was, dus misschien dreef hij juist wel de spot met het gedachtegoed van de antislavernijbeweging. Het is in ieder geval zeker dat het beeld van Zwarte Piet alleen heeft kunnen ontstaan doordat er handel in zwarte mensen bestond. (Helsloot 2012: 9). Wat de doorslaggevende inspiratiebron voor en intentie van Schenkman ook was, door de door hem vastgelegde Zwarte Piet is een proces ontstaan waarbij de negatieve

(8)

beeldvorming van zwarte mensen is geïntensiveerd. Of Schenkman zelf deze bedoeling had, valt echter sterk te betwisten (Helsloot 2008: 108-109).

Na de vastlegging van het Sinterklaasfeest in Schenkmans boek, heeft de viering en zo ook Zwarte Piet namelijk nog veel veranderingen ondergaan. Halverwege de negentiende eeuw was Sint-Nicolaas nog een strenge man, die zelf dreigde en kinderen strafte. Zwarte Piet was zijn gehoorzame, rustige knecht (Boer 2009: 30). Vanaf 1860 neemt Zwarte Piet de rol van boeman over. Er wordt gedreigd dat Zwarte Piet stoute kinderen zal slaan met de roe, of zelfs in een zak mee zal nemen naar Spanje. Zwarte Piet wordt vaak angstaanjagend afgebeeld in prentenboeken van die tijd (Helsloot 2009: 78-79).

In het begin van de twintigste eeuw wordt de intocht van Sinterklaas en Zwarte Piet met de stoomboot en paard Amerigo een vast onderdeel van de traditie, evenals hun bezoek thuis en op school. Zwarte Piet wordt altijd door blanke mensen gespeeld, meestal vrouwen. Gaandeweg komen er ook steeds meer Zwarte Pieten bij en later krijgen zij allemaal hun eigen taak toebedeeld. Sinterklaas wordt tot de jaren zestig van de twintigste eeuw geportretteerd als wijze, aangename oude man en Zwarte Piet als onberekenbaar, griezelig en onprettig. Met de verandering in opvattingen over opvoeding in de jaren 60, verandert ook de uitwerking van het Sinterklaasfeest. Sinterklaas wordt minder statig en Zwarte Piet een clowneske kindervriend (ibid.: 79). In de jaren 80, na de emigratie van veel Surinamers naar Nederland, praat Zwarte Piet opeens gebrekkig Nederlands met een Surinaams accent. Dit accent verdwijnt vervolgens ook weer. Ook is de geschminkte huidkleur van Zwarte Piet door de jaren heen lichter geworden en sinds enkele jaren wordt er middels het kostuum onderscheid gemaakt tussen mannelijke en vrouwelijke pieten (Hartland 2011: 8). Door te kijken naar het verloop van het Sinterklaasfeest door de tijd heen, kan worden geconcludeerd dat de traditie aan veel veranderingen onderhevig is geweest en dus helemaal niet zo statisch is als wordt verondersteld door veel Nederlanders.

Een element dat wel constant is in het Sinterklaasfeest, is dat het een echt familiefeest is. Het feest wordt jaarlijks in huiselijke kring gevierd en hier wordt door zowel de ouders als de kinderen veel plezier aan beleefd. Het Sinterklaasfeest in haar huidige vorm roept dan ook fijne jeugdherinneringen op. Ook ik kijk met warme gevoelens terug op de pakjesavonden in mijn jeugd. Toen ik nog in Sinterklaas geloofde was het elk jaar weer spannend om Sinterklaas en zijn Zwarte Pieten op school te ontmoeten en keek ik vol verwachting uit naar de pakjesavond thuis. Met een bak vol pepernoten voor mijn neus zat ik elke 5 december vol spanning te wachten totdat er op de deur werd gebonsd door Zwarte Piet - in werkelijkheid de buurvrouw - en er een zak cadeaus voor de deur stond. Ook toen ik later niet meer in Sinterklaas geloofde, bleef ik uitkijken naar het

(9)

Sinterklaasfeest. Al weken van tevoren begon ik met het maken van surprises en gedichten voor mijn familie. 5 december was een moment van saamhorigheid, waar mijn familie samen kwam voor een gezellige avond.

Is Zwarte Piet racistisch?

Uit onderzoek van Bureau Onderzoek en Statistiek van de Gemeente Amsterdam blijkt dat in december 2012 73% van de autochtone, blanke Amsterdammers zich niet kan voorstellen dat Zwarte Piet als discriminerend wordt ervaren. 53% van alle Amsterdammers, zowel autochtoon als allochtoon, ervaren Zwarte Piet niet als discriminerend voor zichzelf of voor anderen (Greven & Bosveld 2012: 10). Uit ander onderzoek uit december 2012 van het 1V Jongerenpanel van EenVandaag blijkt dat 92% van de Nederlandse jongeren Zwarte Piet niet als racistisch fenomeen ziet.4 In 1998 vond maar liefst 96% van de Nederlanders het Sinterklaasfeest ‘een oude traditie die

niets met discriminatie en onderdrukking te maken heeft’, zo blijkt uit een enquête van het TNS NIPO (Helsloot 2009: 80).

Ook al is het merendeel van de Nederlanders die Sinterklaas vieren niet racistisch en zien zij geen kwaad in het behouden van Zwarte Piet in zijn huidige vorm, Zwarte Piet symboliseert mijns inziens wel racisme. De traditie leert kinderen van jongs af aan dat blanken de baas zijn en zwarte mensen knechten. De uiterlijke kenmerken van Zwarte Piet, namelijk zijn donkere huid, rode lippen en kroeshaar, maken het onmiskenbaar dat hij een zwart persoon moet voorstellen. Dat de kleur schmink die gebruikt wordt de naam negerzwart heeft, bevestigt dit nog eens. Het blijkt bovendien dat kinderen Zwarte Piet vaak associëren met zwarte mensen. Veel donkere mensen geven aan dat zij in aanloop van de feestdag wel eens voor Zwarte Piet zijn aangezien door kinderen. Ook wijzen Sinterklaasliedjes erop dat Zwarte Piet een echte donkere man moest uitbeelden, zo blijkt onder andere uit het liedje Daar wordt aan de deur geklopt. ‘Want ook al ben ik zwart als roet, ik meen het toch goed’5 is een bekende zin uit dit kinderlied. Deze zin illustreert ook goed het vooroordeel dat

zwarte mensen slecht zouden zijn, er wordt expliciet vermeld dat ondanks Zwarte Piets donkere huidkleur hij het wel goed bedoelt.

Zowel de uiterlijke als innerlijke eigenschappen van Zwarte Piet zijn gebaseerd op racistische stereotypen van zwarte mensen in de westerse samenleving. Bestaande vooroordelen over donkere mensen zijn dat ze dom, lui en minderwaardig zijn. Deze stereotypering komt voort uit de slavernij en het kolonialisme, waarbij Afrikanen als wilde, irrationele wezens werden gezien

4http://1vjongerenpanel.eenvandaag.nl/uitslagen/42081/_zwarte_piet_is_niet_racistisch_, 19 april 2013 5http://www.zozwartalsroet.com/liedjestest.htm, 16 april 2013

(10)

die in toom moesten worden gehouden door de geciviliseerde, rationele Europeanen. In de tijd van het kolonialisme zette Europeanen zwarte mensen als kinderlijk, dom en tevreden met de koloniale overheersing neer. Europeanen zagen hen als kinderen die hulp nodig hadden en zo werd het kolonialisme gerechtvaardigd. Daarnaast werden Afrikanen ook als spektakel gezien. Tijdens het kolonialisme werden Afrikanen naar Europa gehaald en op exposities en in dierentuinen tentoongesteld. Ook dienden zij als humoristisch entertainment en werden er grappen gemaakt over de primitieve Afrikanen die zich tevergeefs probeerden aan te passen aan de moderne, geciviliseerde westerse samenleving (Brown & Tavares 2004: 94-95).

Hieruit ontstonden ook de blackface en minstrel shows, waar blanken een vernederende karikatuur van zwarte mensen neerzetten door hen uit te beelden als dwazen. Europeanen maakten van zwarte mensen een spektakel, iets wat heden ten dage nog steeds terug te zien is in Zwarte piet. Ook hij gedraagt zich komisch en dom en rent in de rondte als een acrobaat, een waar spektakel om naar te kijken. Blackface is onder druk van de civil rights movement wegens de racistische connotaties al decennia geleden afgeschaft in de Verenigde Staten, maar het vergelijkbare racisme in Zwarte Piet wordt door Nederlanders nog steeds ontkend.

Een ander element dat de superioriteit van wit over zwart in het Sinterklaasfeest goed weergeeft is de verhouding tussen Sinterklaas en Zwarte Piet. De blanke Sinterklaas is de eigenaar of baas van Zwarte Piet en geeft hem opdrachten, welke Zwarte Piet gehoorzaam uitvoert. Ook draagt hij de spullen van Sinterklaas, zoals de staf, de cadeaus, het grote boek en vroeger ook de roe. Zwarte Piet heeft geen autonomie over zijn eigen doen en laten (Brown & Tavares 2004: 96). Deze ongelijke machtsrelatie wordt ook gesymboliseerd door het feit dat Sinterklaas op zijn hoge paard of stoel zit en Zwarte Piet altijd staat. Tevens praat Sinterklaas altijd deftig en correct Nederlands, terwijl Zwarte Piet krom en soms zelfs met een overdreven Surinaams accent praat. Donkere mensen zijn in de geschiedenis altijd weggezet als inferieur aan blanken en Zwarte Piet houdt deze beeldvorming in stand (ibid.: 97).

Internationaal is er veel onbegrip voor de Nederlandse Zwarte Piet. Toeristen die rond 5 december in Nederland verblijven zijn vaak verrast en gechoqueerd door Zwarte Piet en begrijpen niet dat deze racistische karikatuur nog kan voortbestaan in de Nederlandse samenleving.6 De

Engelse kwaliteitskrant The Guardian publiceerde op 5 december 2012 een kritisch artikel over Zwarte Piet en stelt hierin dat ‘Zwarte Piet is not the only sign that the Dutch have a problem with race. Dutch society also has more subtle ways of reminding black people of their place and keeping

(11)

them there.’7 In Canada is er door de Afrikaans-Canadese gemeenschap geklaagd over het

racistische aspect van het Sinterklaasfeest. Als gevolg hiervan viert de Nederlandse gemeenschap het feest daar voortaan zonder Zwarte Piet. De organisatoren van het Sinterklaasfeest zagen in dat de Afrikaanse Canadezen ‘een punt hebben’ en hebben besloten Zwarte Piet af te schaffen.8

Om meer kritiek vanuit het buitenland te voorkomen, legde Schiphol al in 2008 een verbod op Zwarte Piet. Internationale reizigers zouden de traditie niet begrijpen en vandaar dat Schiphol Zwarte Pieten weert. Zwarte Piet blijkt niet uit te leggen in het buitenland, zo vond ook HEMA. Toen deze winkelketen in 2010 een filiaal in Londen opende, waren ter promotie Sinterklaas en Zwarte Piet aanwezig. Zwarte Piet was echter niet zwart geschminkt, maar had enkel een kleine zwarte stip op iedere wang (Hartland 2011: 11). Ook winkelketens V&D en Blokker hebben Zwarte Piet uit hun folders gebannen en verwisseld voor Pieten met enkel een paar zwarte vegen op hun wang.9

Normalisering Zwarte Piet

Dat Zwarte Piet racistisch is, lijkt overduidelijk te zijn. Hoe kan het dan dat het overgrote deel van de Nederlanders dit niet zo ervaart? En waarom hechten Nederlanders zoveel waarde aan een traditie als Zwarte Piet en is de weerstand zo groot bij het voorstel tot aanpassing? Blijkbaar is een traditie als het sinterklaasfeest heel belangrijk voor Nederlanders en wordt Zwarte Piet gezien als onmisbaar onderdeel van de Nederlandse cultuur. Dat de traditie van Zwarte Piet pas in 1850 is uitgevonden en door de jaren heen al meerdere malen is veranderd, lijkt hier niet uit te maken. Een discussie over dit onderwerp ligt gevoelig bij veel Nederlanders en zorgt voor veel emoties. Tradities worden vaak ervaren als geworteld in de oudheid en natuurlijk, maar zijn in werkelijkheid pas recentelijk ontstaan of zelfs uitgevonden (Hobsbawm 1983: 1-2). Ook bij Zwarte Piet is dit het geval. Nederlanders zien Zwarte Piet als een oude traditie waar niet aan getornd mag worden. Het Sinterklaasfeest is een constante factor in het leven van Nederlanders, het is een jaarlijks terugkerende aangelegenheid waar men kostbare, fijne herinneringen aan heeft. Hierdoor geeft het feest Nederlanders een gevoel van zekerheid en continuïteit in een snel veranderende, moderne wereld.

Volgens antropologe Mary Douglas (2001) heerst er een gevoel van toenemende onzekerheid in post-industriële samenlevingen, als gevolg van verminderde onderlinge

7 The Guardian, 5 december 2012 8 De Volkskrant, 26 november 2011 9 Huffington Post, 4 december 2012

(12)

afhankelijkheid tussen personen en meer toegang tot verschillende soorten kennis. Ook in de moderne Nederlandse samenleving, waar als gevolg van deze globalisering en migratie de onderlinge afhankelijkheid afneemt en er veel diversiteit is binnen de bevolking, ontstaat onzekerheid en angst.

Zekerheid wordt volgens Douglas gecreëerd door de manier waarop bepaalde kennis wordt gestructureerd binnen een samenleving, wat ervoor zorgt dat men binnen deze samenleving dezelfde ideeën heeft en dezelfde classificaties maakt. Het vertrouwen in deze bepaalde kennis wordt cultureel aangeleerd en beschermd door instituties die mensen creëren om hun gewaardeerde ideeën in stand te houden (ibid.: 148). In Nederland geeft de traditie van het Sinterklaasfeest met de daarbij horende Zwarte Piet een gevoel van zekerheid omtrent de Nederlandse nationale identiteit.

De behoefte van Nederlanders aan solidariteit maakt het mogelijk om de zwakheden van deze traditie, namelijk het racistische aspect, over het hoofd te zien. Uit dit verlangen naar zekerheid en solidariteit ontstaat een angst voor het onbekende en een taboe op afwijkende standpunten. Een taboe is altijd onderdeel van een heel systeem van regels en kennis binnen een samenleving. De manier van categorisering en classificatie binnen een samenleving produceert bepaalde taboes (Douglas 1979: 69). Dit is ook precies waarom Nederlanders zo heftig reageren als er wel gesproken wordt over het racisme van Zwarte Piet. Niet alleen de taboe wordt geschonden, maar het hele kennissysteem van de Nederlandse samenleving wordt hier bedreigd. ‘This is why breach of taboo arouses such a strong feeling. It is not because the minor classification is threatened, but because the whole social system (in which a great investment has been made) looks like tottering, if someone can get away with challenging a taboo’, aldus Douglas (Douglas 1979: 71).

De reden dat Nederlanders dus geen racisme in het feest herkennen, is dat Zwarte Piet in de Nederlandse samenleving is genormaliseerd tot een onschuldige traditie waarbij gezelligheid centraal staat. Voor Nederlanders is het Sinterklaasfeest een traditie en Zwarte Piet een vanzelfsprekend onderdeel van deze traditie. Zwarte Piet wordt over het algemeen niet als racistisch gezien. Het discours in Nederland omtrent Zwarte Piet is er één van ontkenning. Met discours doel ik hier op het concept discours zoals Foucault deze gebruikt, namelijk als wijze waarop kennis over een bepaald onderwerp in een bepaalde periode wordt gerepresenteerd. Het discours leidt de manier waarop er over een onderwerp gepraat en geredeneerd wordt. Het is een verzameling van redenaties waarmee een onderwerp in een bepaald perspectief gezien wordt. Dit betekent dus dat er geen absolute waarheid is. De waarheid is volgens Foucault bepaalde kennis over een onderwerp, welke in een bepaalde periode in een samenleving wordt aangeboden als geldige, gangbare kennis en

(13)

waarvan verwacht wordt dat anderen deze kennis ook zo accepteren. Het discours structureert en legt de waarheid en moraliteit van een samenleving vast. Elke samenleving heeft haar eigen discours met mechanismen en instituties die het mogelijk maken om een waarheid te construeren en legitimeren, oftewel een eigen regime of truth (Foucault 1977: 131-132).

In de huidige Nederlandse samenleving wordt de kennis dat Sinterklaas een onschuldig kinderfeest is en Zwarte Piet niet racistisch als waarheid beschouwd. Het vieren van het Sinterklaasfeest is een jaarlijks terugkerend onderdeel van het familieleven in Nederland. Voor kinderen is de aanloop naar pakjesavond op 5 december een magische periode, waarin alles om het Sinterklaasfeest draait. Het feest zit ingebed in verschillende instituties binnen de Nederlandse samenleving en is als Nederlander haast niet te vermijden. Zowel op school, op straat, in de media, als thuis wordt kinderen voorgehouden dat Sinterklaas en zijn Zwarte Pieten echt bestaan. Deze façade is een vast element in de opvoeding van Nederlandse kinderen. Nederlanders genieten elk jaar van de viering van het feest en hebben hier goede herinneringen aan. Het maakt deel uit van hun regime of truth en zit ingebed in de samenleving. Het Sinterklaasfeest op 5 december is het moment waarop familie samenkomt voor een gezellige avond.

Ouders maken hun kinderen wijs dat Sinterklaas en Zwarte Piet echt bestaan en het feest bestaat uit een web van leugens omtrent deze figuren, welke iedereen in stand houdt tegenover kleine kinderen. Ik kan mij nog precies het moment herinneren dat ik te horen kreeg dat Sinterklaas en Zwarte Piet niet bestonden. Ik was pas net zeven jaar toen mijn oudere buurmeisje mij vertelde dat mijn ouders tegen mij logen en het Sinterklaasfeest één groot toneelstuk was. Het is mij altijd bijgebleven hoe verdrietig ik was en ik weet nog goed dat ik tranen met tuiten heb gehuild op mijn moeders schoot. Ik vond het Sinterklaasfeest altijd zo leuk en nu bleek het allemaal nep te zijn. Ik was teleurgesteld en ook een beetje bang dat ik nu geen cadeaus meer zou krijgen. Nadat mijn moeder mij had getroost en gerust gesteld, is zij woedend naar de buurvrouw gegaan. Waarom had zij haar dochter niet beter geïnstrueerd dat zij haar mond moest houden tegen jongere kinderen? Mijn moeder vond het jammer dat ik nu niet meer in Sinterklaas geloofde, maar vond het veel erger dat zij het mij niet zelf had kunnen vertellen. Het toneelspel rondom het Sinterklaasfeest en het uiteindelijk onthullen van de leugens, zijn verweven in de opvoeding en horen bij de relatie tussen ouder en kind in de Nederlandse samenleving. De reactie van mijn moeder illustreert dat niet alleen de viering van het feest, maar ook het vertellen aan kinderen dat Sinterklaas en Zwarte Piet niet bestaan een essentieel onderdeel van de traditie is.

Het dominante discours over Zwarte Piet gaat over het behouden van een gezellige traditie in haar huidige vorm. De meeste Nederlanders zijn van mening dat er geen relatie bestaat tussen

(14)

Zwarte Piet en stereotypen van donkere mensen. Er wordt geen link gelegd tussen Zwarte Piet en racisme. Nederlanders hebben er moeite mee om het racistische aspect te herkennen en te benoemen, omdat dit een taboe is. Deze disconnectie noemt Helsloot (2012) cultural aphasia, een concept dat hij heeft overgenomen van de Franse antropologe Stoler (2011). Afasie is ‘een verzamelnaam voor alle door hersenletsel veroorzaakte stoornissen die tot gevolg hebben een vermindering of verlies van het vermogen zich uit te drukken door middel van spraak, schrift of tekens, dan wel gesproken of geschreven taal te begrijpen’.10 Stoler (2011: 146) doelt met haar

cultural aphasia op het onvermogen om dingen in een samenleving te herkennen, de juiste naam te

geven en vooral te begrijpen wat er wordt verteld.

In het geval van het Sinterklaasfeest linken Nederlanders Zwarte Piet niet met racisme. Het lukt hen niet om het grotere geheel te zien. Nederlanders zien alleen een aantal details, zoals hun positieve gevoelens bij het Sinterklaasfeest in haar huidige vorm, en zijn daardoor niet in staat de racistische realiteit onder ogen te zien. De symbolische betekenis van Zwarte Piet wordt hier ontkoppeld van de operationele betekenis van Zwarte Piet. Er wordt een aantal uiteenlopende argumenten aangedragen om aan te tonen dat Zwarte Piet niet racistisch is om zo het ethische dilemma op te lossen. Zo wordt er gesteld dat Zwarte Piet geen echte zwarte man is, maar een blanke met een geschminkt gezicht, welke hij verkregen zou hebben door het klimmen door de schoorsteen. Dat deze verklaring tegenstrijdig is met het feit dat het kostuum van Zwarte Piet geen sporen van roet heeft, Zwarte Piet compleet zwart is en ook op deze manier arriveert in Nederland, wordt genegeerd.

Degenen die wel toegeven dat Zwarte Piet een donkere man voorstelt, leggen alsnog geen connectie met raciale en racistische stereotypering. Nederlanders ontkennen de samenhang tussen Zwarte Piet en negatieve opvattingen over zwarte mensen en er worden verschillende, vaak niet toepasselijke argumenten aangedragen om dit te ondersteunen. Volgens Zwarte Piet sympathisanten is Zwarte Piet allang geen boeman meer, maar een kindervriend en leren kinderen hierdoor juist dat mensen met een andere huidkleur niet slecht zijn (Helsloot 2009: 81). Tijdens de gesprekken die ik met voorstanders van Zwarte Piet uit mijn omgeving heb gehad werden ook vaak de persoonlijke goede herinneringen aan Zwarte Piet aangehaald. Zwarte Piet zou juist altijd het leukste onderdeel van het feest zijn, omdat hij snoep uitdeelt. Daarnaast wordt de aantijging ook afgedaan met de reactie dat Sinterklaas een kinderfeest is en daarom dus als vanzelfsprekend onschuldig. Kinderen zouden zich niet bewust zijn van de racistische stereotypering en zich niet bezighouden met de huidkleur van Sinterklaas en Zwarte Piet (Brown & Tavares 2004: 96).

(15)

Tevens vieren veel donkere mensen in zowel Nederland als op de Nederlandse Antillen en in Suriname het feest zelf ook, inclusief Zwarte Piet. In het discours over Zwarte Piet wordt dit dan ook vaak als bewijs aangevoerd om aan te tonen dat Zwarte Piet echt niet racistisch zou zijn. Dat het Sinterklaasfeest gevierd wordt door donkere mensen en door hen niet als racistisch wordt gezien, zegt in mijn ogen echter juist dat de traditie genormaliseerd en gedepolitiseerd is in de samenleving. Foucault stelt dat het discours de kennis binnen een samenleving produceert, niet de subjecten - de mensen in de samenleving - die het discours uitdragen. Subjecten kunnen bepaalde teksten produceren, maar ze zijn hierin beperkt tot het regime of truth van de periode en cultuur waarin zij leven en kunnen hierdoor moeilijk buiten dit discours treden. Volgens deze beredenering worden donkere mensen in de Nederlandse samenleving dus ook beperkt hierin door het heersende

regime of truth.

Alle subjecten zitten vast aan de regels, conventies en bepalingen van de macht en kennis die geproduceerd wordt door het discours, aldus Foucault. Op deze manier creëert het discours subjecten op twee manieren. Ten eerste produceert het subjecten die de bepaalde vorm van kennis belichamen. Deze subjecten hebben de eigenschappen die worden gedefinieerd door het discours, zoals de gek, de hysterische vrouw, de homoseksueel, de crimineel en ook de zwarte man. In het dominante discours in Nederland wordt de zwarte man in de vorm van Zwarte Piet weergegeven als een domme komiek. Ten tweede maakt het discours een plaats voor het subject vanaf waar haar bepaalde kennis en betekenis het meest logisch is. Zo kunnen alle individuen in een bepaalde periode subjecten worden van een bepaald discours en zo de drager van haar macht en kennis. Individuen kunnen verschillen van sociale klasse, gender en etniciteit, maar ze zijn pas in staat om betekenis te geven als zij zich identificeren met de posities die het discours voor hen construeert, zichzelf onderwerpen aan haar regels en dus subjecten van haar macht en kennis worden (Hall 1997: 79-80). Ook donkere Nederlanders worden dus gevormd door het discours en internaliseren de positie die het discours hen geeft.

Dat Zwarte Piet onderdeel is van een Nederlandse traditie is ook een veelgehoord argument bij Zwarte Piet sympathisanten. Volgens hen maakt dit dat de traditie niet vatbaar is voor beschuldigingen van racisme (Helsloot 2012: 7). Dit vindt niet alleen plaats op individueel niveau, maar ook vanuit de staat. Er zijn geïnstitutionaliseerde blokkades tegen alternatieve meningen en debatten die de gevestigde visie op Zwarte Piet ondermijnen. Dit wordt goed duidelijk bij de demonstratie van twee tegenstanders van Zwarte Piet tijdens de intocht van Sinterklaas in Dordrecht op 12 november 2011. De demonstranten wilden hier een spandoek uitrollen met de tekst “Zwarte Piet is racisme. Nederland kan beter.” Als agenten hen sommeren het spandoek op te rollen,

(16)

luisteren de demonstranten hiernaar en tonen in plaats hiervan hun t-shirt met de tekst “Zwarte Piet is racisme”. Als gevolg hiervan worden zij op de grond geduwd, bespoten met pepperspray en tientallen meters over de straat een steegje in gesleurd. Hier worden zij vervolgens enkele minuten hardhandig tegen de grond gedrukt door zowel undercover agenten als agenten in uniform en gearresteerd.

Het dragen van een t-shirt met opdruk lijkt te behoren tot de wet tot vrijheid van meningsuiting die van kracht is in Nederland. Helsloot stelt dat het de schijn heeft dat deze arrestatie is uitgevoerd omdat de agenten het simpelweg niet eens waren met het standpunt van de demonstranten (ibid.: 5). Dit voorval toont volgens antropoloog Markus Balkenhol (2011) aan dat er door de staat sancties verbonden kunnen worden aan kritiek op een traditie als Zwarte Piet. De staat gebruikt hier haar geweldsmonopolie om de traditie te bewaken en de visie dat Zwarte Piet racistisch is de kop in te drukken (Balkenhol 2011). Dit voorbeeld laat goed zien dat de normalisering van de traditie geïnstitutionaliseerd is. ‘Het gaat al lang niet meer om het handhaven van de orde, als die al bedreigd werd door twee jongens in een T-shirt. Het gaat hier om het onder politiebewaking stellen van “traditie”: policing tradition’, aldus Balkenhol (2011) over dit incident.

Dat geweld tegen kritiek in dit geval blijkbaar niet buiten de wet staat, brengt serieuze implicaties met zich mee. Balkenhol stelt dat het Nederlandse poldermodel waarbij democratische consensus centraal staat hier wordt ingewisseld voor een model waar consensus wordt afgedwongen middels geweld. Dit getuigt volgens hem van een afkeer van de Nederlandse democratie, waar gelijkwaardigheid, respect, vrijheid van meningsuiting en dialoog kernwaarden van zijn (ibid. 2011). Brown (2012: 34) leidt uit de discussie over Zwarte Piet af dat Nederlanders niet bereidt zijn te debatteren en te onderhandelen over Zwarte Piet en zo afbreuk doen aan de Nederlandse democratische waarden.

Ook de manier waarop de Nederlandse media dit incident weer heeft gegeven illustreert ook goed hoe de normalisering van Zwarte Piet is geïnstitutionaliseerd. De arrestatie van de demonstranten kreeg veel media-aandacht, maar de aanleiding voor de demonstratie werd nergens toegelicht. In zowel de geschreven als gesproken media ontbreekt een uitleg van de relatie tussen Zwarte Piet en de karikatuur van een donker persoon en daarmee dus ook de uitleg van de reden van de demonstratie (Helsloot 2012: 10). Het debatprogramma van de publieke omroep Debat op 2 liet de demonstranten en andere tegenstanders van Zwarte Piet wel aan het woord, maar bagatelliseert de kritiek op Zwarte Piet enorm. Ghislaine Plag, presentatrice van het programma, gaf aan de discussie bij voorbaat al flauwekul te vinden. Hoe Zwarte Piet wel degelijk wordt geassocieerd met donkere mensen en hoe racisme geïnstitutionaliseerd en genormaliseerd is, wordt

(17)

goed weergegeven in een tweet van Debat op 2. Voor de uitzending kondigt het programma op Twitter aan dat: ‘Al die Zwarte Pieten die je vandaag ziet lopen, komen vanavond naar #debatop2 om met Ghislaine te discussiëren over hun kleur #ned2’ (Hartland 2011: 10). Na afloop van de uitzending heeft het programma veel klachten en bedreigingen ontvangen van kijkers die het afkeurden dat Debat op 2 zo de discussie over Zwarte Piet openden. Hieruit blijkt eveneens dat de discussie rondom Zwarte Piet niet serieus wordt genomen. Uit de houding van de makers van het programma en de klagende kijkers is af te leiden dat gevonden wordt dat donkere Nederlanders minder recht van spreken hebben dan blanke Nederlanders. Het zijn blanken die het voorrecht hebben te mogen bepalen wat racistisch is en wat niet.

Volgens Brown (2012) is het heersende idee binnen de Nederlandse samenleving dat Nederlanders een tolerant volk zijn, wars van racisme. Nederlanders zijn trots op hun tolerante imago, welke zij internationaal hebben verkregen door het progressieve beleid op het gebied van onder andere het homohuwelijk, drugs, prostitutie, asielzoekers, abortus en euthanasie. Ook het tolerante systeem van de verzuiling, waarbij elke groep in de samenleving haar eigen gebruiken mocht behouden en zo compleet gescheiden van elkaar leefde, werd wereldwijd als liberaal en modern gezien. De verzuiling zorgde eerst voor een splitsing van de katholieken, protestanten, liberalen en socialisten, maar breidde zich later ook uit naar het immigratiebeleid. Dit beleid was gebaseerd op culturele verschillen en het behoud van eigen cultuur (Brown 2012: 22-24). Hoewel de verzuiling leek te zorgen voor een multiculturele tolerante samenleving, kan het volgens Brown ook geïnterpreteerd worden als een systeem van tolerant racisme. De verzuiling is een systeem van segregatie en scheiding welke leidde tot sociale uitsluiting (ibid.: 26). Vanaf de jaren 60 zette de ontzuiling in Nederland in, maar de samenleving bleef in een bepaalde mate verdeeld en gesegregeerd.

Na het falen van het immigratiebeleid waar de focus op behoudt van eigen cultuur lag, is dit beleid na verloop van tijd veranderd in een integratiebeleid waar toegespitst wordt op culturele assimilatie. Een onderdeel van het nieuwe integratiebeleid is de inburgeringscursus, met verplicht examen. Op dit examen wordt van immigranten onder andere verwacht dat zij bevestigen het Sinterklaasfeest te accepteren, om zo assimilatie naar de Nederlandse cultuur te verzekeren. Het Sinterklaasfeest, met Zwarte Piet, wordt zo een boegbeeld van de Nederlandse cultuur waaraan mee moet worden gedaan om geaccepteerd te worden in de samenleving.

Tegenstanders van Zwarte Piet en nieuwe Nederlanders worden geacht respect te hebben voor de nationale traditie. Van degenen die hier geen respect voor hebben en het racistische aspect van Zwarte Piet aankaarten, wordt hun “Nederlandsheid” in twijfel getrokken (Helsloot 2012: 7).

(18)

Nederland staat bekend om haar tolerantie en openheid, maar toenemende etnische diversiteit heeft er volgens Brown (2012: 22- 23) voor gezorgd dat er een angst voor “de ander” is ontstaan bij veel Nederlanders en een verlangen naar een homogene samenleving. Door deze angst wordt de Nederlandse nationale identiteit geconstrueerd op basis van de negatieve identiteit van “de ander” (ibid.: 32). Zo betrekken sympathisanten van Zwarte Piet bij het debat rondom Zwarte Piet ook de discussie over immigranten. Zij stellen dat “wij” al genoeg van “hen” hebben getolereerd en er niet aan Zwarte Piet gekomen mag worden (Helsloot 2012: 13). Hier ontstaat een proces van in- en uitsluiting. Als autochtone Nederlander begrijp je het Sinterklaasfeest en doe je mee met de traditie door het Sinterklaasfeest inclusief Zwarte Piet te vieren. Als je dan - ook als Nederlander, maar met een donkere huidskleur - de traditie wilt veranderen, belong je ineens minder in Nederland en mag je hier niets over zeggen.

Brown is van mening dat de onzekerheid die globalisering met zich meebrengt kan leiden tot een overwaardering van wat Nederlands is, zoals de traditie van Zwarte Piet. Nederlanders hebben dierbare jeugdherinneringen aan het Sinterklaasfeest, met de daarbij horende Zwarte Piet in zijn huidige vorm. Zij koesteren deze herinneringen en projecteren de angst voor onzekerheid op de Sinterklaastraditie. Omdat men deze goede herinneringen zo koestert en bang is voor verandering, wordt het Sinterklaasfeest statisch en onveranderbaar gemaakt. Brown stelt dat Nederlanders zo hun eigen cultuur hebben gemythologiseerd (Brown 2012: 26). Dit zorgt voor een collectieve afasie bij Nederlanders, waarbij bepaalde realiteiten over het hoofd worden gezien. In het vertoog over Zwarte Piet wordt de traditie gebruikt om de nationale Nederlandse identiteit te reïficeren. Men definieert zich op basis van tradities (ibid.: 32).

De focus in Nederland op wat Nederlands is en het belang dat wordt gehecht aan Nederlandse loyaliteit construeert blanke autochtonie als een privilege en machtspositie. In deze lijn van denken is de enige manier van respectabel leven de Nederlandse manier van leven, waarbij de viering van het Sinterklaasfeest inclusief Zwarte Piet hoort (ibid.: 32). Door het geloof in de eigen tolerantie en de normalisering van de traditie, lijken Nederlanders niet in staat in te zien dat Zwarte Piet als racistisch ervaren kan worden (ibid.: 34). Zo stelt journalist van het NRC Bas Heijne tijdens een uitzending van Al-Jazeera volledig gewijd aan Zwarte Piet dat ‘the Dutch as a whole have a kind of tendency to be progressive by their opinions, but not by their actions’.11 Er bestaat dus een

discrepantie tussen de gevoelens en intenties van veel Nederlanders omtrent het Sinterklaasfeest en de manier waarop Zwarte Piet ook geïnterpreteerd kan worden. De normalisering van Zwarte Piet

(19)

zit zo ingebed in de Nederlandse samenleving, dat een confrontatie hiermee veel emoties losmaakt. Hoogleraar Mieke Bal verwoordt goed hoe Zwarte Piet genormaliseerd en geïnstitutionaliseerd is:

That the Zwarte Piet tradition is the product of invention seems obvious. Perhaps not only because governmental and other powers use tradition to manipulate people’s memories. It turns out not to be so easy to recover the interests underlying the invention or its agents. But children live it, they don’t question it and thus the tradition shapes their minds (Bal 2009: 533).

Confrontatie met een andere visie

Vanaf de jaren 60 van de vorige eeuw worden Nederlanders af en toe geconfronteerd met de visie dat Zwarte Piet racistisch is, maar zij zijn het hier over het algemeen niet mee eens. Andere visies op Zwarte Piet dan het dominante discours in de Nederlandse samenleving worden onderdrukt, op een zeer emotionele en zelfs dreigende manier. Al in 1968 zijn er tekenen van publiekelijk protest tegen Zwarte Piet. Het is de blanke mevrouw Grünbauer die pleit voor de vervanging van Zwarte Piet met Witte Piet. Volgens haar bleef men maar ‘doorsukkelen met de oude traditie de neger als slaaf voor te stellen’, terwijl de slavernij destijds al meer dan een eeuw was afgeschaft (Helsloot 2009: 79). Met haar Witte Pieten Plan probeerde zij de negatieve beeldvorming van donkere mensen tegen te gaan en Nederlanders bewust te maken van het racistische element in het Sinterklaasfeest. Dit overigens zonder succes, Grünbauer kreeg weinig bijstand uit de samenleving en de Witte Pieten zijn er dan ook nooit gekomen.

In de jaren 80 laait met de komst van veel Surinamers naar Nederland ook het protest tegen Zwarte Piet weer op. Het zijn dan voornamelijk donkere Nederlanders die blanke Nederlanders ervan proberen te overtuigen dat Zwarte Piet kwetsend is. Zij ‘....werden zich door hun frustrerende ervaringen met een dominant blanke samenleving bewust van hun zwarte identiteit. De stereotype uitbeelding, ondergeschikte positie en het karikaturale rolpatroon van Zwarte Piet botsten met dat zelfbeeld’ (ibid.: 79-80). Er worden naar aanleiding hiervan verschillende actiecomités door Nederlandse Surinamers opgericht met als doel de afschaffing van Zwarte Piet. De Solidariteits Beweging Suriname riep in 1981 op het Sinterklaasfeest voortaan zonder Zwarte Piet te vieren. Enkele jaren later verspreidde de Beweging Surinaams Links de brochure Sinterklaas is een racist, waarin ook zij pleiten voor een voortzetting van het feest zonder Zwarte Piet. De actiegroep Zwarte Piet = Zwart Verdriet demonstreert ook tegen de karikaturale Zwarte Piet (Hartland 2011: 9). Al deze actiegroepen krijgen niet tot nauwelijks bijval in de samenleving. Pas in 1993 boeken zij succes, als tijdens de landelijke Sinterklaasintocht in Amsterdam ook gekleurde Pieten meelopen.

(20)

Door de woedende reacties van Nederlandse burgers zijn de gekleurde Pieten het jaar daarop alweer verdwenen. In 1997 krijgt de wethouder van Amsterdam-Zuidoost een petitie voor een Zwarte Piet verbod met 1200 handtekeningen aangeboden en naar aanleiding hiervan besluit de winkeliersvereniging van de Bijlmer dat er tijdens de optocht daar geen Zwarte Pieten meelopen. Deze worden vervangen door Bonte Pieten. De nieuwe Pieten worden slecht ontvangen door het publiek en zij gaven zulke negatieve reacties, dat ook hier wordt besloten het jaar erop weer enkel Zwarte Pieten mee te laten lopen tijdens de intocht. Een jaar later, in 1998, wordt wel de zogeheten Sinterklaascode ingevoerd door het stadsdeel Amsterdam-Zuidoost, om te voorkomen dat donkere kinderen en hun ouders gekwetst zouden worden. Deze code schreef aan basisscholen uit het stadsdeel voor dat Zwarte Piet geen karikatuur meer mocht zijn, dus geen accent, dikke lippen, kroeshaar en gouden oorbellen meer mocht hebben. Bovendien mocht Zwarte Piet vanaf toen geen onderdanige rol meer hebben en werden denigrerende Sinterklaasliedjes verboden (Lamers 2009: 4).

In Amsterdam-Zuidoost, waar veel donkere Nederlanders wonen, zijn dus enkele stappen gemaakt in de richting van een Sinterklaasfeest zonder racistische aspecten. Wegens de vele toeristen, die de traditie verkeerd zouden begrijpen, zijn ook op Schiphol geen Zwarte Pieten meer te vinden. Verder worden pogingen tot verandering van de traditie in heel Nederland nog steeds erg slecht ontvangen. In de zomer van 2008 maken een Duitse en een Zweedse kunstenares als onderdeel van de tentoonstelling van het Van Abbemuseum Be(com)ing Dutch een project over Zwarte Piet. Als buitenlanders zijn zij geïntrigeerd door de traditie en willen met hun kunstproject de discussie over Zwarte Piet opnieuw openen in de Nederlandse samenleving. Zij kunnen niet begrijpen hoe het kan dat Nederlanders het racisme in Zwarte Piet ontkennen. Als onderdeel van het project organiseren de kunstenaressen een demonstratie waaraan bezoekers van de tentoonstelling kunnen meedoen. Voor de protestmars worden borden gemaakt met teksten als ‘Zwarte Piet: a white man’s construction’. Het Van Abbemuseum besluit echter de demonstratie niet door te laten gaan, omdat het overspoeld werd met extreem negatieve berichten. De reacties op de geplande mars zijn zo afwijzend, dreigend en gewelddadig dat het museum zich geschrokken heeft terug getrokken.

In mijn eigen omgeving merk ik ook dat Zwarte Piet een emotioneel beladen onderwerp is. Als ik mijn mening uit en stel dat Zwarte Piet racistisch is, zorg ik meestal voor heel wat verbaasde blikken. Omdat Zwarte Piet zo genormaliseerd is in de samenleving, worden Nederlanders niet vaak geconfronteerd met de visie dat Zwarte Piet wel racistisch is. Als dit wel gebeurt, wordt er heftig ontkend en emotioneel gereageerd. De moraal van de Zwarte Piet traditie in twijfel trekken, voelt volgens Helsloot (2012: 13) als een aanval op de Nederlandse nationale identiteit. Antropoloog

(21)

Jarett Zigon doet onderzoek naar de antropologie van moraliteit en hij stelt dat mensen zichzelf en anderen om hen heen als moreel zien en hier daarom nooit bewust over nadenken (Zigon 2007: 133). Veel mensen hebben nog nooit echt nagedacht over de kwestie en ik was bij mijn naasten meestal de eerste uit hun sociale kring die er een andere visie op nahoudt dan hen. Er is na aanleiding van alle media-aandacht wellicht dus wel gesproken over het racisme in Zwarte Piet, maar alleen met gelijkgestemden. Dit zorgt ervoor dat men altijd in de comfort zone is gebleven met dit onderwerp. Er wordt geleefd in een enerzijds gedeelde, “onze” wereld met andere Nederlanders met dezelfde normen en waarden, maar het voelt anderzijds ook als een eigen, “mijn” wereld. Deze dualiteit zorgt ervoor dat deelname aan deze wereld op een niet-reflectieve, onopzettelijke manier van gedragen, praten en denken het alledaagse vormt (ibid.: 135).

Mensen reflecteren nooit op alledaagse en sociaal geaccepteerde onderwerpen als Zwarte Piet, totdat zich een situatie voordoet waarbij men in een oncomfortabele positie geforceerd wordt en zo wordt gedwongen na te denken over het onderwerp. In het geval van Zwarte Piet gebeurt dit bij Nederlanders op het moment dat wordt gesteld dat Zwarte Piet wel racistisch is. Op het moment dat Nederlanders in aanraking komen met een visie die tegen hun waarheid binnen hun regime of

truth ingaat, worden zij in hun vanzelfsprekendheid gestoord. Nederlanders worden hier uit hun

comfort zone getrokken en losgekoppeld van hun vertrouwde wereld. Dit moment noemt Zigon (2007) een moral breakdown. Morele verwachtingen en disposities zijn meestal onbetwist en worden zonder bewust nadenken uitgevoerd in het dagelijks leven. Op het moment dat iemand een moeilijke vraag stelt over Zwarte Piet wordt men gedwongen om afstand te nemen van de alledaagse moraliteit en reflectief te kijken naar het onderwerp, om zo een manier te vinden om ermee om te gaan.

Zigon maakt hier onderscheid tussen moraliteit als de niet-reflectieve manier van doen en ethiek uitgevoerd als een tactiek op het moment van de moral breakdown. Op het moment van de

moral breakdown is er een keuzevrijheid en moet ethiek worden toegepast (ibid.: 137).

Nederlanders komen hier voor een ethisch dilemma te staan. Hun traditionele moreel-culturele zienswijze wordt tegen gesproken en er wordt een alternatieve visie aangereikt. Er wordt op dit moment een ethische eis gesteld aan de persoon die de moral breakdown heeft door degene die dit heeft veroorzaakt. Dit maakt de eis een sociale eis, waar de situatie en de sociale, historische en culturele omstandigheden een rol spelen bij het vormen van het moment. Er moet een reactie worden gegeven. Is Zwarte Piet racistisch en niet zo ethisch verantwoord als gedacht werd? Of klopt de visie niet en is Zwarte Piet goed uit te leggen? Zigon stelt dat men op dit moment niet

(22)

handelt uit de overweging goed te willen doen, maar om zo snel mogelijk uit de moral breakdown te komen (ibid.: 138-139).

Op het moment dat Nederlanders geconfronteerd worden met de visie dat Zwarte Piet racistisch is, worden ze opgeschud uit hun dagelijkse moraliteit en moeten zij reflecteren op deze moraliteit. Dit proces bij Zwarte Piet sympathisanten is er één van actieve dissociatie, waarin racisme ontkend wordt omdat het niet aansluit bij hun overtuigingen, emoties en intenties (Helsloot 2012: 6). Hun doel is nu niet om te kiezen voor het goede, ethische, maar om zich weer comfortabel te voelen door terug te gaan naar hun niet-reflectieve moraliteit. Zigon is van mening dat de morele disposities van mensen toch enigszins veranderen nadat zij een moral breakdown hebben gehad. Helemaal terugkeren naar dezelfde moraliteit kan hierna volgens Zigon niet meer (Zigon 2007: 138). Men vindt een manier om het goed te praten voor zichzelf als zij ethiek toepassen en dit stelt hun in staat weer terug te keren naar hun comfort zone. Brown en Tavares (2004: 98) zijn van mening dat ter bescherming van het eigen ego en comfort elke vorm van racisme door de Nederlandse Zwarte Piet sympathisanten wordt ontkend. Of deze ontkenning gegrond is, doet er voor hen in dit geval niet toe. Helsloot (2012: 13) stelt dat Nederlanders de deur wel horen rammelen, maar weigeren deze open te doen.

Conclusie

Het Sinterklaasfeest is een traditie die al veel veranderingen heeft ondergaan. Het feest is helemaal niet zo statisch als door veel Nederlanders gedacht wordt. Zwarte Piet zelf bestaat ook nog maar 150 jaar en is in deze periode al meerdere malen veranderd qua voorkomen en karakter. Hij is ontstaan in de koloniale periode en is daarna samen met de veranderende tijdsgeest steeds een beetje aangepast. Het koloniale en racistische verleden blijft Zwarte Piet echter achtervolgen en is nog duidelijk zichtbaar. Nederlanders lijken echter blind te zijn voor deze feiten en komen in opstand als voorgesteld wordt Zwarte Piet te veranderen. De reacties onthullen dat Nederlanders helemaal niet zo tolerant blijken te zijn als zij zelf denken en hun imago doet vermoeden. Maar waarom lopen de emoties bij Nederlanders zo hoog op als zij geconfronteerd worden met de visie dat Zwarte Piet racistisch is?

Uit mijn analyse is gebleken dat de heftige reacties van Nederlanders niet eenduidig te verklaren zijn, maar dat meerdere factoren hierbij van invloed zijn. Ten eerste is er het verlangen naar zekerheid, welke voortkomt uit de snel veranderende Nederlandse samenleving. Door globalisering en immigratie is er een angst naar het onbekende ontstaan en klampt men zich vast aan “oude” tradities als het Sinterklaasfeest. Zo is het Sinterklaasfeest met daarbij horend Zwarte

(23)

Piet een symbool van de nationale Nederlandse identiteit geworden en het racistische aspect daarvan benoemen een taboe. Stellen dat Zwarte Piet racistisch is schendt dit taboe en brengt daarmee de gehele structuur van de Nederlandse samenleving in gevaar. Het verlangen naar zekerheid en solidariteit heeft veel invloed op de manier waarop Nederlanders reageren als het racisme in Zwarte Piet wordt aangekaart.

Een andere belangrijke factor die bijdraagt aan de heftige emoties van Nederlanders omtrent Zwarte Piet is het feit dat Zwarte Piet genormaliseerd is tot een symbool van onschuld en pret in de Nederlandse samenleving en hierdoor niet als racistisch beschouwd wordt. Ontkenning van racisme voert de boventoon in het Nederlandse discours over Zwarte Piet en racisme. Er worden verschillende, veelal niet relevante argumenten aangedragen om aan te tonen dat Zwarte Piet niet racistisch zou zijn. Dit getuigt van cultural aphasia bij de Nederlanders, oftewel het onvermogen om dingen bij de juiste naam te noemen en het grotere geheel te zien. De relatie tussen racisme en Zwarte Piet wordt niet gezien en er wordt alles aan gedaan om de traditie te beschermen. Dit gebeurt niet alleen vanuit individuen, maar ook vanuit de staat en media. De normalisering van Zwarte Piet is geïnstitutionaliseerd in de Nederlandse samenleving.

Ten slotte zorgt deze normalisering ervoor dat Zwarte Piet in zijn huidige vorm als moreel verantwoord wordt gezien. Zwarte Piet is sociaal geaccepteerd en daardoor wordt er nooit kritisch naar gekeken. Dat Zwarte Piet niet racistisch is geldt voor de meeste Nederlanders als de waarheid. Als iets tracht tegen deze waarheid in te gaan, worden zij opgeschrokken en uit hun comfort zone gehaald. Het doel voor Nederlanders tijdens een discussie over Zwarte Piet is zo snel mogelijk weer terug te keren naar deze comfort zone, waar met zekerheid kan worden gezegd dat Zwarte Piet niet racistisch is. Op welke manier dat gebeurt maakt op dat moment niet uit, als men het maar voor zichzelf kan verantwoorden. Het goede of juiste doen is hier dus niet aan de orde. Dit proces gaat vooraf aan de heftige en emotionele reactie die uiteindelijk volgt. Geconcludeerd kan worden dat de emotionele reactie van Nederlanders als zij geconfronteerd worden met de visie dat Zwarte Piet racistisch is het gevolg is van meerdere processen binnen de Nederlandse samenleving.

Tijdens het schrijven van deze scriptie is mij nog meer duidelijk geworden hoeveel emoties de discussie rondom Zwarte Piet oproept bij Nederlanders. Ik kan door het schrijven van deze scriptie, beter dan voorheen, begrijpen waar deze heftige reacties vandaan komen. Ik ben echter nog steeds van mening dat Zwarte Piet racisme symboliseert en het goed zou zijn om de traditie aan te passen. Naar mijn mening zou het goed zijn als Nederlanders minder angstig worden en weer open gaan staan voor debat. Zigon stelt dat na het hebben van een moral breakdown de morele disposities van mensen toch een klein beetje zijn veranderd. Helemaal terugkeren naar de niet-reflectieve staat

(24)

van zijn kan hierna volgens Zigon niet meer. Door het toepassen van ethiek wordt een dialoog aangegaan met iemands morele disposities. ‘It is in the moment of breakdown, then, that it can be said that people work on themselves, and in so doing, alter their very way of being-in-the-world’ (Zigon 2007: 139). Wellicht dat door alle protesten Nederlanders zich stukje bij beetje bewust worden van het racistische aspect in Zwarte Piet en hun houding wijzigt. Ik hoop dat ik met deze scriptie bij kan dragen aan de bewustwording van Nederlanders omtrent racisme en kan zorgen voor moral breakdowns bij voorstanders van Zwarte Piet, waarna hopelijk hun morele disposities iets veranderd zijn.

(25)

Bibliografie

Bal, M.

2009 The Violence of Gender. In: Essed, P. & Goldberg, D. T., Kobayashi, A. L. A

Companion to Gender Studies. West Sussex: Wiley-Blackwell, 530-544.

Balkenhol, M.

2011 ‘Policing Tradition’. http://standplaatswereld.nl/2011/11/17/policing-tradition/ Brown, J. & Tavares, I.

2004 Analyzing a Racialized Dutch Tradition Through the History of Western Creations of Stereotypes of Black People. Humanity in Action. Reports of the 2004 fellows in

Denmark, Germany and The Netherlands 6(12): 94-99.

Brown, A. K.

2012 Trapped by Narcissism: A Disillusioned Dutch Society. Macalester International,

30(1): 7.

Boer, E.

2009 Sint-Nicolaas, een levende legende. In: Koops, W., Pieper, M. & Boer, E.,

Sinterklaas verklaard. Amsterdam: SWP, 11-32.

Douglas, M.

1979 Taboo. In: Cavendish, R., Man, Myth, and Magic. Londen: BPCC/Phoebus Publishing, 2767-71.

Douglas, M.

2001 Dealing with Uncertainty. Multatuli Lecture Leuven 2001. Ethical Perspectives 8(3): 145-155.

Foucault, M.

1977 Truth and Power. In: Foucault, M., Power/Knowledge. Selected Interviews and Other

Writings 1972-1977. New York: Pantheon Books, 109-133.

Greven, J. & Bosveld, W.

2012 Hoe denken Amsterdammers over Zwarte Piet? Amsterdam: Gemeente Amsterdam,

Bureau Onderzoek en Statistiek. Hall, S.

1997 The work of representation. In: Hall, S. Representation: cultural representation and

signifying practices. Londen: Sage.

Hartland, M.

2011 En natuurlijk Zwarte Piet. De normalisering van een racistisch symbool.

Amsterdam: Universiteit van Amsterdam. Helsloot

2002 5 december. Sinterklaas en nationale cultuur in Nederland. Skript historisch

(26)

Helsloot, J.

2005 De strijd om Zwarte Piet. In: Hoving, I., Dibbits, H. & Schrover, M. Cultuur en

migratie in Nederland. Veranderingen van het alledaagse 1950-2000. Den Haag:

SDU Uitgevers, 249-271. Helsloot, J.

2008 De ambivalente boodschap van de eerste ‘Zwarte Piet’ (1850). In: Doelman, E. & Helsloot, J. De kleine Olympus. Over enkele figuren uit de alledaagse mythologie. Amsterdam: Uitgeverij Aksant, 93-117.

Helsloot, J.

2009 Is Zwarte Piet uit te leggen? In: Koops, W., Pieper, M. & Boer, E., Sinterklaas

verklaard. Amsterdam: SWP, 77-85.

Helsloot, J.

2012 Zwarte Piet and Cultural Aphasia in the Netherlands. Journal for the Study of

Everyday Life 3: 1-20.

Hobsbawm, E.

1983 Introduction: Inventing Traditions. In: Hobsbawm, E. & Ranger, T., The Invention of

Tradition. Cambridge: Cambridge University Press [2003].

Lamers, M.

2009 De zaak Zwarte Piet. Vraagtekens bij het hulpje van Sinterklaas. Ons Amsterdam. 11-12): 4.

Lhamon Jr., W.T.

2000 Raising Cain. Blackface performance from Jim Crow to Hip Hop. Cambridge:

Harvard University Press. Schenkman, J.

1850 St. Nikolaas en zijn knecht. Amsterdam: G. Theod. Bom.

Stoler, A.L.

2011 Colonial Aphasia: Race and Disabled Histories in France. Public Culture 23(1): 121-156.

Zigon, J.

2007 Moral breakdown and the ethical demand: A theoretical framework for an anthropology of moralities. Anthropological Theory 7(2): 131-150.

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

As mentioned above, the steady and the transient simulation approaches were investigated, in order to be able to study particle residence times and the sedimentation process. In

Neem, voor zover niet anders voorgesteld, deze ingekomen stukken en mededelingen voor kennisge- ving aan.. In de raadsportefeuille liggen de volgende stukken voor u

Maar nu bereiken ons opnieuw berichten van gemeentes waarbij van binnenuit, onder andere door raadsleden van diverse partijen, maar soms ook door de burgemeesters zelf, het

De gemeenteraad van de gemeente Groningen, in vergadering bijeen op 11 november 2020, besprekende de begroting 2021..

 It is an important mechanism to assess the quality of the data collection process - errors of measurement in a particular year may be more easily detected and

● De Kinderombudsman stelt ‘dat Zwarte Piet zodanig moet worden aangepast dat kinderen geen negatieve effecten meer ervaren door het Sinterklaasfeest [door] Zwarte Piet te ontdoen

Kuypers en Van der Beek uit Nijmegen toonden, in de jaren zeventig, voor het eerst met elegante dierproeven aan, dat een effusie in het middenoor niet werd veroorzaakt door

Our focus is to understand how the properties of the semiconductor and/or insulator interfaces and the introduction of dopant molecules on the semiconductor films can