• No results found

ABRS (2009) LJN: BG4720 (Toelating & Beleidsregels)

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "ABRS (2009) LJN: BG4720 (Toelating & Beleidsregels)"

Copied!
2
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

1

Noot Michiel Heldeweg bij ABRS 19 november 2008, LJN: BG4720; JB2009/33 Toelating & Beleidsregels

1. Voor de niet-ingewijde is het onderwerp toelating van zorginstellingen een regeltechnisch moeilijk te doorgronden. Blijkens de onderhavige uitspraak is ook de minister van VWS soms even het spoor bijster, met name daar waar die toelating verband houdt met transities in de organisatie van de zorg van publieke naar private dienstverlening. Opmerkelijk mag heten dat de minister de reeds bestaande complexiteit nog weet te verhogen door introductie van ‘het novum’ van burgers bindende beleidsregels. Daarover in deze noot een enkele opmerking.

2. De bestreden besluiten zien op toepassing door de minister van zijn bevoegdheid ingevolge art. 13 WTZi om voorschriften te verbinden aan zijn besluit (in gevolge art. 5 resp. 7 WTZi) tot toelating van (kort gezegd) instellingen die zorg verlenen. Dit is geschied door aan eerder verleende toelatingen van 233 zorginstellingen het voorschrift te verbinden dat zij de voorschriften van (in primo) de ‘beleidsregels 2007’ en bij bestreden besluiten (op bezwaar) de ‘beleidsregels 2008’ in acht moeten nemen (curs. MAH). Het betreft beleidsregels die op grondslag van art. 4 WTZi door de minister moeten worden opgesteld voor de beoordeling van aanvragen om toelating ingevolge art. 5 en 7 van de WTZi. Te dien einde bevatten zij (in ieder geval) spreidingscriteria en prioriteitscriteria (mede in relatie tot de bouwkundige en functionele staat van de zorginstellingen).

3. Door de bestreden besluiten worden de voorschriften uit deze beleidsregels, beleidsregels als hulpmiddel voor beschikkend bestuur, te weten beslissing van geval tot geval op aanvragen tot toelating als zorginstelling, plots ‘gepromoveerd’ tot burgers bindende voorschriften. De Afdeling kan zich daarin niet vinden en wel vooral om de volgende twee redenen.

4. In de eerste plaats gaat de minister zijn normstellende bevoegdheid te buiten. Die in art. 13 WZTi gegeven bevoegdheid ziet enkel op het stellen van ‘andere voorschriften’. De Afdeling komt op basis van grammaticale, wetshistorische en wetssystematische gronden tot de conclusie dat de minister met de uitoefening van deze bevoegdheid niet mag treden in hetgeen reeds bij wege van algemeen verbindende voorschrift (i.h.b. de WZTi zelf en daarop gebaseerde algemene maatregelen van bestuur) voor toegelaten zorginstellingen is geregeld. De Afdeling stelt vast dat in het bijzonder op het punt van de bekostigingssystematiek, het bouwregime en de waardering van uit publieke gelden gerealiseerde maar thans mogelijk vrijvallende onroerende goederen (en bestemming van daarmee te verwerven middelen) reeds regeling heeft gevonden, resp. onder ogen is gezien bij de regeling van art. 18 WTZi (en art. 2.13 WHW). Er resteert derhalve voor de minister in deze geen bevoegdheid tot het treffen van verdergaande voorschriften om hetzelfde risico (dat publieke middelen voor de zorg een private, resp. niet zorggebonden bestemming krijgen) te beperken. Hieruit volgt de conclusie dat de bestreden besluiten wettelijke grondslag missen.

5. In de tweede plaats maakt de Afdeling, in fine van r.o. 2.6.3 duidelijk dat de minister de door hem vast te stellen beleidsregels ‘naar hun aard’ dient toe te passen bij zijn beschikkingsbevoegdheid (ingevolge art. 5 en 7 WTZi), te weten tot beoordeling van aanvragen tot toelating en het in dat verband geven van voorschriften (te weten ‘andere’ als bedoeld in art. 13 WTZi), ergo als vertolking van het algemene toelatingenbeleid, tenzij bijzondere omstandigheden nopen om daarvan af te wijken. In feite is dit niets meer of minder dan een verwijzing naar het ‘denkschema’ van art. 4:84 Awb. Dat schema maakt precies duidelijk wat de juridische rol van beleidsregels is (t.w. als algemene handleiding voor bevoegdheidsuitoefening door het bestuur). De minister moet zijn beleidsregels zo gebruiken en niet om aan die regels (plots) extern burgers bindende werking te geven. Externe werking is mogelijk, zo voeg ik toe, maar dan slechts in

(2)

2

gevallen voorzien in art. 4:81 Awb (m.n. delegatie) en juist voor die gevallen gaat het om bevoegdheidsuitoefening door andere bestuursorganen dan de beleidsregelgever en daarmee heeft ook de inherente afwijkingsbevoegdheid (van art. 4:84 Awb in fine) een logische plek.

6. Voorschriften zoals vervat in beleidsregels dwingend voorschrijven, omdat het inzicht is gerijpt dat deze voorschiften zich daartoe inhoudelijk goed lenen, is mogelijk, maar dan niet door enkele verwijzing naar deze regels als beleidsregels, maar door deze regels specifiek-inhoudelijk te benoemen. Verwijzing leidt tot een zeer ongewenste verwarring over de figuur en juridische status van de beleidsregel en over de verdeling van daarmee samenhangende bevoegdheden. Het overnemen van een voorschrift uit een beleidsregel als bindend voorschrift kan wel de vraag oproepen of de voorschriften die kennelijk deel uitmaken van die beleidsregel naar vorm en inhoud wel goed zijn toegesneden op de rol die de beleidsregel beoogt te vervullen, namelijk beleidssturing geven aan bevoegdheidsuitoefening (i.c. in beschikkende vorm) door het bestuursorgaan. Misschien moet de minister ook daar nog eens goed naar kijken.

MAH Michiel Heldeweg

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

Het gaat om voorbeelden van kosten waarvan in ieder geval wordt aangenomen dat deze niet noodzakelijk zijn, geen direct verband houden met werkzaamheden als parttime ondernemer,

Artikel 1:3 definieert namelijk een beleidsregel als een algemene regel (...) omtrent de afweging van belangen, de vaststelling van feiten of de uitleg van wettelijke voorschriften

Dit brengt grote risico’s met zich mee voor de bescherming van persoonsgegevens, met name wanneer als gevolg van onvoldoende beveiliging sprake is van een lek van

Het subsidieplafond voor 2020 bedraagt € 81.337 (onder voorbehoud van vaststelling van de begroting door de gemeenteraad). g) Kosten die voor subsidie in aanmerking komen.. Alle

Was- en strijkservice, (buiten) ramenlapservice, boodschappenservice, maaltijdservice en honden uit- laatservice zijn algemeen gebruikelijke voorzieningen voor het voeren van

Fundering en achterzijde van de opbouw van een jaarrondpaviljoen staan gedurende de geldigheidsduur van de te verlenen Waterwetvergunning aan de zeezijde van de aan het eind van

Beslissing op bezwaar, gericht tegen de besluiten van 8 februari 2012, waarbij is geweigerd de gevraagde reguliere bouwvergunningen en ontheffingen voor het oprichten

Voor zover er bepaalde lange termijn incrementele kosten die in deze twee categorieën zitten niet in de toets opgenomen worden, wordt het gecompenseerd door het feit dat