• No results found

Afrikania of hervormde traditionele religie : een politiek-religieuze beweging in Ghana

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "Afrikania of hervormde traditionele religie : een politiek-religieuze beweging in Ghana"

Copied!
373
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

SCR

6U/1

AFRIKANIA

OF: HERVORMDE TRADITIONELE RELIGIE

EEN POLITIEK-RELIGIEUZE BEWEGING IN GHANA

s~form.tb

!rü:an.~

rabitinnal Religion

Doctoraalscriptie Paulien Boogaard Universiteit van Amsterdam

(2)
(3)

INHOUDSOPGAVE

VOORWOORD 1 1. INLEIDING 3

Kennismaking met Afrikania en besluit er onderzoek te doen 3 Het onderzoek 4

Verantwoording aanpak scriptie 6 Politiek en religie 7

Een niet-christelijke beweging 9 Opvatting over religie 11

Hoofdstukindeling 12

DEEL 1- STICHTER EN LEDEN

2. DAMUAH, STICHIBR EN LEIDER VAN AFRIKANIA 14 Persoonlijke geschiedenis van de stichter 14

Keuze voor opleiding tot priester 15 De kerk in onafhankelijk Ghana 16

Damuah's activiteiten als priester (1957-1964) 17 Naar Engeland- 'Social Action' in de kerk 17

Kritiek op de staat leidt tot Damuah's arrestatie 18 Naar de Verenigde Staten, 1964-1976 23

Terug in Ghana 27

De PNDC revolutie - Damuah gaat de politiek in 28 Oprichting van Afrikania 30

3. DE LEDEN 33

Het begin - de eerste leden 34 Afrikania nu 36

Aantallen leden en verspreiding over het land De groep in Accra 39

Organisatie, bestuur en activiteiten 39 Portretten van leden 42

Politiek-nationalisten en intellectuelen 47 De tweede groep. Lageropgeleide stedelingen 57 Leden met een traditionele achtergrond 60 Ex-christelijke traditionele priesters 63 Traditionele priesters en dorpelingen 65

Betrekkelijke afwezigheid van vrouwen in de beweging 68 Verschillende categorieën leden, een typering en evaluatie 74

DEEL Il DE 'LEER'

INLEIDING OP DEEL II 78 Geen religieus stelsel 78

(4)
(5)

4. VERLOSSING VAN MENTALE SLAVERNIJ 86 Problemen van de Afrikaan 87

Oorzaak van de problemen 89

Religieuze aanvulling op politiek en cultureel Afrikaans nationalisme 91 Rol van de kerstening in mentale slavernij van de Afrikaan 92

De rol van blank en Euro-centrisch ondeiwijs 96

De onverenigbaarheid van een christelijke en Afrikaanse identiteit 100 Traditionele goden als duivels 106

Christendom ondergraaft traditionele eenheid van religie en cultuur 108 Is het mogelijk de kerken te afrikaniseren? 112

Afrikania is niet racistisch 120

Spirituele onafhankelijkheid en ontwikkeling 122

Afrikania's taak de Afrikaan te bevrijden van mentale slavernij 124 Conclusie 127

5. HET OUDE EGYPTE WAS ZWART 129

Egypte als historische basis van Afrikaanse religie en cultuur 129 Zwart aiternatief voor 'bianke' wetenschap 131

Afrikaanse geschiedenis 134

Afrikania's versie van de Afrikaanse geschiedenis 134 Afrikaanse oorsprong van de westerse beschaving 137

Afrikaanse oorsprong van Joden dom, christendom en Islam 138 Betekenis voor leden van de Egyptische oorsprong 141

Consistentie/'waarheid' van de leer 144

6. RELIGIE, POLITIEK EN NATIONALISME 148 Politieke religie 149

Staat en kerk onder opeenvolgende regeringen 150 Contnuïteit van nationalistische idealen in Afrikania 151 Nationalisme en traditionele religie en cultuur 152

Afrikania en de ontwikkeling van Ghana - commentaar van leden 164 Afrikania idealen in de praktijk - droom en werkelijkheid 167

DEEL UI- TERUG NAAR DE TRADITIONELE RELIGIE?

INTERMEZZO 171

INLEIDING OP DEEL III 175 7. EEN AFRIKANIA DIENST 180

Gebrek aan institutionalisering van traditionele religie geen min- maar pluspunt 180 En toch: hedendaagse behoefte aan georganiseerde religie 181

Een zondagsdienst in Accra 185

Overeenkomsten en verschillen met een christelijke eredienst 190 Rechtvaardiging voor de vorm van de dienst 192

Beleving: muziek, dans en liederen 194 De liederen, teksten en herkomst 197

(6)
(7)

8. DE AFRIKANIA KOSMOLOGIE: GOD, GODEN EN VOOROUDERS 210 God 211

Goden 219 Voorouders 225

Verschillende soorten van gebed 230 Horton: mikro- en makrokosmos 234

Afrikania beschouwd naar kritiek op Horton 236

9. PRAXIS: DE ROL VAN TRADITIONELE PRIESTERS, FEESTEN EN RITUELEN 243 Maatschappelijke positie van traditionele priesters 243

Status van traditionele priesters binnen Afrikania 245

Houding van 'intellectuele' Afrikanians ten aanzien van traditionele priesters 247 Opvattingen omtrent de modernisatie van traditionele religie 254

Verschil en overeenkomsten tussen Afrikania en traditionele religie volgens leden 258 De traditionele priesters- wel of niet de belangrijkste vertegenwoordigers van traditionele religie 260

Damuah's interesse voor de traditionele priesters 262 Ameve's benadering 264

Terug naar de traditionele praxis? 270 Feesten en rituelen 273

Conclusie 280

10. HET WONDERKIND - EEN CASE 284

De geschiedenis van het wonderkind in relatie tot Afrikania 285 Het wonderkind als symbool voor Afrikania 287

Persoonlijke betekenis voor Damuah 292 Reacties van leden op het wonderkind 293

Betekenis van het wonderkindverhaal in het ontwikkelingsproces van Afrikania 297 Verdere ontwikkelingen 301 ll. NABESPREKING 303 BIJLAGE I 318 BIJLAGE II 320 NOTEN GERAADPLEEGDE LITERATUUR

(8)
(9)

VOORWOORD

Dit is een beschrijving van Afrikania, een politiek-religieuze beweging in Ghana, opgericht in 1982 door Kwabena Damuah. Het is in essentie de beschrijving van een zoektocht naar Afrikaan-se eigenwaarde en ontwikkeling in de moderne wereld en een mogelijke weg daarnaartoe. Het is tevens het verhaal van een anti-koloniale en anti-christelijke beweging, die zich wil baseren op de 'traditionele' religie en cultuur.

Ik kwam in 1988 voor het eerst in contact met Afrikania, toen ik in Ghana een rondreis maakte om me te oriënteren op de religieuze diversiteit aldaar en op zoek was naar een onderwerp voor mijn leeronderzoek. Ik bezocht religieuze bijeenkomsten van allerlei aard en kwam toevallig ook in een dienst van Afrikania terecht. Afrikania viel me op omdat ze zich scherp leek te onder-scheiden van wat mij door mijn reis en uit de literatuur bekend was over religieuze bewegingen in Ghana. Ik raakte zo geboeid dat ik later besloot dat ik mijn leeronderzoek op Afrikania wilde richten. Omdat Afrikania nog nooit is bestudeerd wilde ik een explorerend onderzoek doen, dat kon uitmonden in een uitgebreide beschrijving van zoveel mogelijk aspecten van de beweging. De stichter Damuah was enthousiast over mijn plan. Hij hoopte dat mijn onderzoek en scriptie de beweging, die zoals hij zei nog in de ruwe beginfase was, tot steun zouden zijn. Later spraken hij en enkele andere leden hun waardering uit voor het feit dat ik als blanke Europeaan belangstelling voor hen had; terwijl ze door de meeste Ghanezen verguisd werden. Ze stelden zelfs dat mijn blanke buitenlandse aanwezigheid de status van de beweging, die in Ghana zeer omstreden is, zou helpen verhogen.

Van augustus tot en met december 1989 woonde ik op zijn uitnodiging bij Damuah in huis, in de 'Afrikania Mission' in Accra. Dit was een fantastische uitgangspositie voor het onderzoek en een rijke ervaring. Als Damuah niet zo gastvrij was geweest me een kamer in zijn huis aan te bieden had ik nog geen kwart van de informatie kunnen opdoen die ik nu wel kreeg en had ik veel minder geleerd. Zoals het nu was kon ik dagelijks met Damuah zelf praten, maar ook met iedereen die Damuah kwam opzoeken en 'was ik overal bij'. Van alle onverwachte gebeurtenissen en een aantal zaken waarover ik hier schrijf had ik niet zoveel geweten als ik ergens anders had gewoond, zelfs al was ik dagelijks op bezoek gegaan bij Damuah en Afrikania leden. Ik wil dan ook hier vermelden dat ik Damuah dankbaar ben voor zijn vertrouwen en gastvrijheid, zonder welke deze scriptie niet in deze vorm geschreven had kunnen worden. Ook dank ik hem voor zijn vriendschap. Ik heb de indruk dat Damuah het prettig vond met mij als buitenstaander van gedachten te wisselen, omdat hij tegenover mij niet zijn leiderschapspositie hoefde te bevestigen en vrijuit kon spreken. Het feit dat we ook persoonlijk een goede relatie ontwikkelden was zowel voor het onderzoek als voor mijzelf van grote waarde.

Naast Damuah's openheid is deze scriptie mogelijk gemaakt door de bereidwilligheid van vele Afrikanialeden om te vertellen en mijn vragen te beantwoorden en mij toe te staan overal mee naar toe te gaan. Al mijn onderzoeks initiatieven werden gesteund. Sommige leden zochten mij zelfs uit zichzelf regelmatig op om te kijken of ik nog meer wilde weten of namen me op sleeptouw naar mensen en gelegenheden, waarvan ze dachten dat die interessant voor mij zouden kunnen zijn. Ik kan hier niet iedereen noemen maar de lezer zal velen van hen ontmoeten in het komende verhaal. Ik wil hier Ameve en Osei met name noemen, die mij een schat van informatie hebben bezorgd en steeds meeleefden met de voortgang van het onderzoek. Zij en enkele anderen hebben bovendien mijn verblijf veraangenaamd door mij ook hun vriendschap te bieden. Yaa, die voor me kookte heeft goed voor me gezorgd en mijn verblijf met haar toewijding en vrolijkheid opgefleurd. Allen heel veel dank. Vel en van hen zijn in mijn hoofd en hart gebleven. Het meest

(10)

wil ik hen bedanken voor het feit dat ze mij hebben toegestaan en geholpen om iets te begrijpen van hun perspectief op de werkelijkheid, waardoor ik weer iets meer begrijp van wat zich op deze aarde afspeelt.

De verantwoordelijkheid voor het geschrevene ligt uiteraard alleen bij mij. Ook hiervoor gaf Damuah me het volle vertrouwen. Tegen het eind van het onderzoek zei hij met de hem kenmer-kende vriendelijkheid:" You've leamt a lot. I'm sure you will do well for your 'thesis"'. Toen ik hem antwoordde dat ik inderdaad veel van hem en anderen geleerd had, maar me desondanks nog niet zeker voelde of ik werkelijk hun verhaal zou kunnen vertellen en hoopte dat ik het zo kon schrijven dat hij en de Afrikanialeden zich zelf erin zouden kunnen herkennen als ze het zouden kunnen lezen, zei hij: "It will always be your story. There is no one road to truth. Everyone has his or her own view to things, but that's allright. I trust you to write a good story about us." Tijdens het onzekere proces van het schrijven hebben deze woorden me vaak moed gegeven en gestimuleerd om door te gaan.

Het schrijven van de scriptie was desondanks een zware bevalling. Er zijn vele momenten geweest dat ik twijfelde of hij er ooit zou ·komen. Ik wil hier vrienden en familie bedanken voor alle steun en stimulans. Achteraf stel ik verheugd vast dat iedereen me trouw is gebleven. Dank daarvoor. Met name dank ik Jan Maarten. Hij heeft de meeste stress over zich heen gekregen, maar heeft volgehouden. Ook zocht hij me op tijdens het veldwerk en woonde enige tijd met mij bij Damuah, waardoor hij een belangrijke ervaring met me deelde en achteraf alS enige precies kon begrijpen over wie en wat ik het had. Naast Jan Maarten dank ik Anita, Johan, Katia, Mirjam en Hermine voor het lezen van gedeeltes van de scriptie, en Gerdy en Caroline (en de anderen) voor het aanhoren of meedenken en verdere steun. Jan-Bert dank ik omdat hij op elk moment bereid was om mij bij te staan in mijn soms problematische verhouding met de computer. Voor het printen was Lennards hulp van onschatbare waarde. Danny dank ik voor zijn hulp en sportieve reactie toen ik zijn computer in de soep draaide.

Ook dank aan de begeleiders. Sjaak van der Geest heeft de scriptie begeleid en was er vanaf het begin bij. Hij heeft op moeilijke momenten steeds zijn vertrouwen uitgesproken in het project. Birgit Meyer heeft het hele verhaal in de voorlaatste versie heel snel willen doornemen en gaf zeer stimulerende reacties. Harry Leijten was bereid het stuk snel door te nemen, nadat een ander commissielid afzegde. Allen heel veel dank!

Opdracht

Op 14 september 1992 kreeg ik een brief van Akua, Damuah's vrouw met het droevige bericht dat Damuah op 13 augustus was overleden. 17 september werd hij begraven. Het beriçht kwam als een grote schok voor mij. Het doet me pijn dat ik deze innemende en inspirerende persoonlijkheid niet meer zal ontmoeten als ik ooit terug ga naar Ghana. Ghana zal voor mij Ghana niet meer zijn zonder hem. Hoe Afrikania zich zal ontwikkelen zonder haar stichter en leider zal de toekomst moeten leren. In elk geval heeft hier een man de wereld verlaten die zijn sporen achterliet in een veelbewogen leven. Ik ben dankbaar dat ik hem gekend heb. Ik wil hem mijn laatste eer bewijzen door deze scriptie aan hem op te dragen.

(11)

INLEIDING

Kennismaking met Afrikania en besluit er ondenoek te doen

Wie door Ghana reist heeft weinig tijd nodig om te ontdekken dat Ghana een zeer religieus land is en dat religie een belangrijke rol speelt in het maatschappelijk leven. Als de 'trotro' een sanitaire stop maakt stappen alle moslims uit om te bidden en wachten de chauffeur en andere passagiers rustig tot ze klaar zijn. Regelmatig stapt een 'Bible peddlar' de bus in en rijdt een eindje mee om te evangeliseren, de passagiers tot gezamelijk psalmzingen over te halen en vervolgens na een collecte weer uit te stappen. Bijbelteksten en religieuze spreekwoorden sieren busjes en bars. Christelijke samenkomsten zijn er overal en in groten getale. Veel kerken in Ghana houden meerwekelijks samenkomsten, sommige tot vijfmaal per week. De zondagsdiensten duren niet zelden de hele dag. Tijdens mijn rondreis kon ik altijd wel ergens terecht. Ik bezocht diensten van allerlei onafhankelijke kerken, van Pinksterkerken, Jehovah's Getuigen, van voormalige missie kerken enz. Van de traditionele religie kreeg ik niet zoveel te zien. Omdat er nauwelijks standaard georganiseerde bijeenkomsten zijn, was het slechts bij toeval dat ik een enkele keer een bezetenheidsritueel meemaakte in een klein dorpje. Ik leerde dat traditionele religie niet altijd zo zichtbaar is en zich minder sterk naar buiten toe profileert dan de andere religies in het land.

Op een zaterdagavond bezocht ik een rally van een Amerikaanse Pinksterkerk op een groot plein in Accra. Ik was hierop geattendeerd door een grote hoeveelheid glanzende posters die verspreid door de stad waren aangeplakt en onder meer de wervende tekst bevatten: 'Bring the crippled, bring the blind, they will all get healed in the name of Jesus!' De plaats van de bijeenkomst was niet moeilijk te vinden omdat ik maar de drommen mensen hoefde te volgen die allemaal dezelfde T-shirts droegen met de tekst: "I love Jesus" en die, gezien de grote hoeveelheden mensen die het T-shirt droegen, vermoedelijk gratis waren uitgedeeld. Aangekomen op het plein, waar een enorm podium was opgebouwd met indrukwekkende geluidsinstallaties, hadden zich naar mijn schatting al zo'n duizend mensen verzameld. Van de toespraken heb ik weinig gevolgd, omdat een Ghanese man naast mij een gesprek met me begon, dat al snel de vorm aannam van een gedreven bekeringsspeech aan mijn adres. Bijbelteksten vlogen me om de oren, maar op de top van zijn enthousiasme kreeg zijn verhaal een verrassend besluit. Plotseling haalde hij een 1-dollar biljet uit zijn zak en riep uit: " You see? You see? It's all in the US dollar biljet: 'In God We Trust'!" Zijn liefde voor Jezus, Amerika en de dollar leken voor hem deel uit te maken van één en hetzelfde pakket: Hoop en verwachting.

De volgende ochtend leidde mijn kerkentocht me naar de Ussher Kerk, bij het gelijkna-mige voormalig Britse fort. Daar waren enkele honderden mensen reeds gezeten, deels in de kerk, deels onder een overkapping op het plein (met zicht op de preekstoel door de open deuren). Ik kreeg als blanke gast nog een plaatsje, terwijl op het plein minstens honderd mensen wachtten op de tweede dienst, die erna gehouden zou worden. De preek behandelde de kracht van het gebed in de naam van Jezus. "If only you pray in the name of Jesus ... !! In

the name of Jesus all your problems will be solved! In the name of Jesus you will overcome illness, in the name of Jesus you will overconie poverty! If only you pray in the name of Jesus!" Om mij heen waren verschillende vrouwen vurig en allemaal door elkaar heen aan het bidden voor elk hun eigen problemen, toen de aandacht zich plotseling verschoof en alle blikken zich richtten op het midden van het plein. Daar arriveerde de dominee die de tweede dienst zou leiden. Een glimmend witte en kennelijk splinternieuwe Mercedes met chauffeur

(12)

draaide het plein op, waar de wachtende menigte uiteen week. Gekleed in een chique grijs maatkostuum stapte de dominee uit onder de bewonderende blikken van de kerkleden, die zowel hem als zijn Mercedes golden.

Met gemengde gevoelens verliet ik de dienst. Ik had al van kritische Ghanezen gehoord dat het opzetten van een kerk een succesvolle economische onderneming kon zijn en voelde een al of niet terecht medelijden met de kerkgangers waarvan ongetwijfeld een groot deel arm was en in de kerk nog armer zou worden, terwijl hun dominees rijker werden en de leden baden en verlangden naar het bezit van Mercedessen. Ik wil niet beweren dat alle religieuze groeperingen in Ghana draaien om geld. Ik heb vele integere religieuze leiders gezien. Wel viel me op dat men zich in bijna alle religieuze samenkomsten die ik meemaakte zeer afhan-kelijk opstelde van bovennatuurlijke krachten voor de oplossing van economische en andere problemen en alle hoop (ook op materiële voorspoed en ontwikkeling) in hun handen legde. Verder was mijn algemene indruk van de meeste kerken en religieuze bewegingen dat ze a-politiek waren en tegenover de druk van het leven religieuze hoop probeerden te stellen. Hoewel de indrukken die ik opdeed en hier beschrijf subjectief, niet nader onderzocht en niet per se representatief zijn voor alle kerken in Ghana vormden zij de achtergrond waartegen ik interesse kreeg voor Afrikania.

Toen de dienst in de Ussher Kerk beëindigd was en ik het ernaast gelegen plein van de

'Art Centre' (de toeristenmarkt) opliep, ontdekte ik in een hoek onder een overkapping een samenkomst. Vanachter een laag muurtje dat mij en andere nieuwsgierigen scheidde van de mensen die daar bijeen waren, volgde ik het eind van de eerste Afrikania bijeenkomst die ik zou meemaken. Met de vorige ervaringen nog vers in mijn hoofd voelde ik enige verfrissing en opluchting toen de eerste zin die ik hoorde klonk: " Don't you just sit and pray and hope you will solve your problems that way. Because it is only by your own two hands that you can build yourself something. If you work hard and are dedicated to what you do, God will bless your effort, but he won't do the work for you." Er werd gesproken over nationalisme, de politieke en economische situatie in Afrika en de weg naar ontwikkeling. Ook begreep ik uit de rest van de samenkomst dat Afrikania, die hier samenkwam, de Afrikaan wilde laten terugkeren naar de traditionele religie en ook dat wekte mijn belangstelling, juist omdat ik van de traditionele religie tot dan toe zo weinig gehoord en gezien had en het idee begon te krijgen dat ze in Ghana geen rol van betekenis meer speelde. De beweging die hier samen-kwam leek zich scherp te onderscheiden van alle religieuze groeperingen waarvan ik tot dan toe samenkomsten had meegemaakt en die ik kende uit de literatuur. Na de dienst sprak ik kort met Osofo-Okonfo (priester-profeet) Kwabena Damuah, de stichter en leider van

Afrikania en enkele andere Afrikanialeden en kreeg ik een pamfletboekje mee van de bewe-ging, waarop een postbusnummer vermeld stond. De ervaring bleef me bij en ik werd steeds nieuwsgieriger naar deze beweging. Een half jaar later schreef ik een brief naar dat adres met het verzoek om toestemming om Afrikania te mogen onderzoeken. Ik kreeg al snel een enthousiast antwoord van Damuah dat ik welkom was.

Het onderzoek

Toen ik op onderzoek ging was mij verder weinig bekend van de beweging en ik ging dus op pad met de brede open vraag: Wat is Afrikania? Ik wilde daartoe uitzoeken wat de voorge-schiedenis was van de stichter en hoe hij ertoe was gekomen Afrikania op te richten. Ik wilde weten wie de leden waren en wat hun achtergrond en motivatie voor lidmaatschap was. Verder wilde ik kijken naar de verspreiding en organisatie van de beweging en wilde ik

(13)

bestuderen wat de belangrijkste ideeën waren en welke religieuze praktijk men ontwikkeld had. Afgezien van deze algemene vragen wilde ik niet met een strak onderzoeksconcept op weg. Ik wilde me laten leiden door wat zich tijdens mijn onderzoek zou voordoen. Door mee te leven wilde ik zelf ervaren wat binnen de beweging de belangrijkste thema's en problemen zouden blijken te zijn.

De dag nadat ik bij Damuah, de leider van Afrikania was ingetrokken zocht Ameve, de tweede leider mij daar op en vroeg me naar mijn 'project', en wat ik precies wilde weten, zodat hij een plan met me kon opstellen. Dat bracht me enigszins in verlegenheid, want ik had geen 'plan', wilde me immers als een onbeschreven blad 'passief' door impressies en ervarin-gen laten volschrijven. Hij confronteerde me ermee dat ik 'de ander' was, niet onopgemerkt aanwezig kon zijn en mijn verblijf liefst zo professioneel mogelijk moest legitimeren. Toch hield ik me aan mijn voornemen en kreeg al snel het vertrouwen van een aantal leden. Ik deed aan alle activiteiten mee: ik bezocht elke zondag een Afrikania dienst (meestal in Accra, soms bij andere afdelingen in het land); ik ging mee naar alle 'Cultural Awareness Programmes', de 'evangelisatie rally's' die Afrikania organiseerde in het land. Ook ging ik enkele keren met de organisator( en) mee op reis om zo'n programma voor te bereiden in de streek waar die gehouden zou worden. Dergelijke reisjes leverden vele gesprekken op met de betreffende reisgenoot, met mensen van de lokale afdelingen en met anderen zoals traditionele priesters en chiefs. Samen met Damuah en/of Afrikanialeden beluisterde en bedicussieerde ik de Afrikania radio uitzendingen. Ik bestudeerde en besprak de Afrikania pamfletboekjes met verschillende mensen en hield talloze formele en informele interviews. In de 'Afrikänia Mission', Damuah's huis, sprak ik dagelijks met Damuah en zijn bezoekers en observeerde en luisterde bij de groepsdiscussies die dikwijls spontaan ontstonden in de tuin. Bij dit alles probeerde ik me steeds zoveel mogelijk in te leven in wat zij voelden en hun gedachten en logica te begrijpen om de 'inside view' zo dicht mogelijk te kunnen benaderen.

Ik raakte na verloop van tijd zo betrokken dat ik geen enkele kritische vraag meer wist te stellen, het met alles eens was, de woede deelde en zelf af en toe, op verzoek, een toespraak hield. Dat wil niet zeggen dat ik echt één van hen werd, veel dingen bleven onduidelijk of onbegrijpelijk en enkele Afrikanialeden bleven me, als blanke pottekijkster, tot het eind toe wantrouwen. Anderen verwarden mijn interesse juist met geloof in Afrikania en begonnen me als lid te beschouwen wat mij weer te ver ging en me soms in een moeilijke positie bracht. Twee werelden worden niet zomaar één, maar in elk geval spande ik me, ook gevoelsmatig, in zo dicht mogelijk bij hun belevingswereld te komen. Dit had als gevolg dat de 'cultureshock' bij thuiskomst zo mogelijk nog groter was dan in het veld, omdat een omgekeerd proces in gang moest worden gezet, van inleven naar beschouwen, van proberen 'op te gaan in' naar losmaken en afstand nemen, van met hen spreken, naar over hen spreken. ·

Toen ik mijn bevindingen op papier moest zetten voelde ik aanvankelijk een grote weerstand om Afrikania in letters te vangen en nog meer om de ervaring direct te abstraheren en er theorieën op los te laten. Het liefst had ik de geïnteresseerde meegenomen naar Ghana en daar laten zien en voelen hoe het echt was. Alles wat ik er over schreef creëerde afstand, was onvolledig en voelde als verraad aan mijn aanvankelijke opstelling en aan hen.

Maar afstand was er, zowiezo. Ik was weer in mijn wereld, Nederlandse blanke studente en in mijn leven, zij bleven in hun wereld en gingen verder met 'de strijd' waar ik hun had achter-gelaten. Different worlds, verschillende middelpunten van de aarde.

Na verloop van tijd realiseerde ik me dat ik, als ik iets over Afrikania wilde vertellen, hun verhalen moest 'vertalen', dat het in het proces van Afrikania uit Ghana halen en hier brengen onvermijdelijk en noodzakelijk was dat ik er iets aan toevoegde en dat ik op zijn minst door mijn ordening en selectie van gegevens een eigen interpretatie geef. Het komende verhaal is

(14)

dan ook niet de 'objectieve' waarheid over Afrikania. En die bestaat ook niet. Het is mijn con-structie en reconcon-structie van wat ik gehoord, gezien en beleefd heb en een poging een ontmoeting tot stand te brengen tussen Afrikania en de lezer van dit stuk. Om zo dicht mogelijk bij de realiteit van de beweging te blijven heb ik er wel voor gekozen mijn toevoe-gingen te beperken en zoveel mogelijk Afrikanians zelf aan het woord te laten.

Verantwoording aanpak scriptie.

Het hoofddoel van deze scriptie is, zoals gezegd, de beschrijving van Afrikania als nieuwe beweging. Ik beschouw een uitgebreide beschrijving als relevant omdat hier sprake is van een totaal nieuwe beweging. Afrikania vertoont geen enkele overeenkomst met de overige voor Ghana beschreven onafhankelijke religieuze bewegingen en past niet in de typeringen en generalisaties die daarover ontwikkeld zijn. Ze schijnt 'politieker' georiënteerd dan de meeste andere bewegingen; ze stelt zich minder afhankelijk op van de interventie van hogere machten, maar wil het heft in eigen handen houden; ze is niet christelijk maar neo-traditi-oneel.

Probleem van afbakening

Ik heb mij om verschillende redenen niet willen beperken tot het behandelen van een afgebakend onderdeel van Afrikania. De eerste is dat Afrikania, dat recent (in 1982) is opge-richt, nog nooit is bestudeerd. Het dieper ingaan op slechts één aspect zou bij gebrek aan achtergrondinformatie en de context van de beweging in het luchtledige blijven hangen. Bovendien is het scheiden van de verschillende aspecten vrijwel onmogelijk.

Fabian (1978) stelt dat met het verdwijnen van de 'stam' als 'afgebakende onderzoekseenheid' antropologen massaal overgingen tot het bestuderen van religieuze bewegingen, omdat deze plaatsvervangend overzichtelijke onderzoeksgroepen leken te bieden. Hoewel hij dit verschijn-·sel kritisch beschouwt liet ook ik mij verleiden door het perspectief van een duidelijk

begrensd gebied van onderzoek. Bij Afrikania ging deze hoop al snel in rook op. Op het eerste gezicht leken de door Fabian beschreven antropologen gelijk te krijgen: organisatorisch en qua aantal leden biedt Afrikania een kleine en goed te onderzoeken groep. In alle andere opzichten toont zij echter een uiterste complexiteit. Bronnen van invloed die bepalend zijn geweest voor de oprichting en voor de inhoud van de ideeën van de beweging bleken niet alleen de landsgrenzen, maar zelfs de oceaan over te steken en bestrijken uiteenlopende gebieden als religie, politiek, geschiedenis, cultuur en economie. Over al deze onderwerpen heeft Afrikania haar eigen specifieke ideeën, die zij in haar leer probeert samen te brengen. Leden komen uit heel verschillende hoeken van de samenleving en hebben zeer uiteenlopende achtergronden. De doelgroep van Afrikania is zo mogelijk nog diverser. Niet alleen probeert men zowel traditionele priesters als intellectuelen te lande aan te trekken; tevens rekent men tot doelgroep 'de Afrikaan' in het algemeen, de zwarte mens in heel de wereld en soms lijkt men zelfs de hele Derde Wereld bevolking te willen aanspreken. Overzichtelijk bleek Afrikania geenszins. Overigens ook niet voor de leden zoals langzamerhand bleek. Afrikania is nog volop bezig haar eigen ideologie te ontwikkelen, haar uiteindelijke doelgroep vast te stellen en alle voornoemde elementen uit te werken. Dit proces mede te doorgronden en enige ordening aan te brengen in de veelheid van ideeën om te proberen tot de kern te komen leek een logische eerste stap om de beweging te gaan begrijpen. De complexiteit van elementen die

(15)

men in Afrikania onder één noemer wil brengen is uiteindelijk precies wat Afrikania in mijn ogen zo boeiend maakt. Daarom heb ik ervoor gekozen juist de complexiteit van factoren en het voortgaande proces te laten zien. Het is mijn opzet de beweging zo levendig mogelijk te presenteren en in haar eigen recht te laten bestaan. Daarbij heb ik geprobeerd het geheel niet 'gladder' en gepolijster te presenteren dan het in werkelijkheid is. Twijfel en ambivalentie is inherent aan elke werkelijkheidsbeleving en wordt zeker binnen Afrikania niet uit de weg gegaan.

Nadeel van deze brede aanpak is dat er erg veel te vertellen is en dat er daarin vele relaties te leggen zouden zijn met allerlei theoretische thema's en discussies, waarvoor ik binnen het bestek van deze aanpak geen ruimte heb. Binnen de beschrijving ga ik soms wel kort in op literatuur die mij heeft geholpen Afrikania beter te begrijpen en stip ik enkele meer theoretische onderwerpen aan. Deze vormen echter niet het zwaartepunt van de scriptie. Het ligt niet in mijn bedoeling de beweging te 'verklaren' of in te passen in een theorie. Voor zover ik naar theorieën verwijs hebben die slechts een attenderende functie. Ik maak deze keuze omdat ik denk de lezer op deze wijze meer te boeien en stof tot nadenken te geven dan wanneer ik te snel de stap zou maken naar abstracties. Bovendien heb ik het gevoel zo meer recht te doen aan de beweging en het streven van de aanhangers en hun hoop, inspiratie en inspanningen beter te kunnen overbrengen aan de lezer. Ik beperk me hier tot een korte ori-entatie in de literatuur over de twee meest kenmerkende aspecten van Afrikania: haar politieke oriëntatie en de relatie met de traditionele religie.

Politiek en religie

In veel studies wordt de vraag gesteld in hoeverre onafhankelijke religieuze bewegingen in Afrika kunnen worden opgevat als pre- of proto-politiek, als nationalistische, als verzets- en onafhankelijkheids bewegingen (o.a. Balandier 1965, Lantemari 1963, Ranger 1968, De Wolf 1986). In de late jaren vijftig en de jaren zestig werd religieuze bewegingen in Afrika vaak een impliciete politieke motivatie toegeschreven (Ranger 1986:2) Hun opkomst werd geïnterpreteerd als fase in de evolutie van anti-koloniaal protest (Ranger), als voorgeschiede-nis voor modem nationalisme (Balandier) of als expressie van politieke antagovoorgeschiede-nismen door de onderdrukten (Lantemari). In het afgelopen decennium zijn veel auteurs op hun vroegere stellingname teruggekomen. Met de onafhankelijkheid van Afrikaanse landen is het ontstaan van nieuwe religieuze bewegingen niet afgenomen, maar toegenomen. Nationalisme als reactie op het kolonialisme bleek daarvoor niet (direct) verantwoordelijk. Buijtenhuijs stelt dat nationalisme en religieuze onafhankelijkheid in veel Afrikaanse landen naast elkaar bestonden en elkaar niet opvolgden. Bovendien, merkt hij op, bestonden er nauwelijks of geen relaties tussen beide (Buijtenhuijs 1976, 1985). Voor West-Afrika verklaart hij dit verschijnsel uit het feit dat de koloniale autoriteiten minder onderdrukkend waren dan bijvoorbeeld in zuidelijk Afrika en dat directe expressie van politiek nationalisme mogelijk was. Daardoor, lijkt hij te impliceren, was er geen verkapt politiek verzet nodig in de vorm van bewegingen die religie als dekmantel hadden. De onafhankelijke kerken anderzijds, die hier niet onderdrukt werden door de koloniale overheid hadden geen politieke alliantie nodig. Baëta stelt dat de nieuwe kerken in Ghana onafhankelijk van de nationale beweging ontstonden:

There is no evidence that anti-European or anti-Western feeling played a role in their origin. Where reversions to African traditional practices have taken place, the reason has been the authority of the Old Testament rather than the fact that the customs were African. (Baëta 1963:128)

(16)

Lantemari komt op grond van studie naar religieuze bewegingen in post-koloniaal Ghana, terug op zijn theorie uit "Religion of the Oppressed" (1963), waarin hij nog alle religieuze bewegingen interpreteerde als bedekt politiek verzet. Zijn eerdere theorie was gebaseerd op veldwerk in midden en zuidelijk Afrika, waar de Europese civilisatie drastisch en hardhandig werd ingevoerd, met een reeks van onsympathieke en onderdrukkende maatregelen, waardoor para-revolutionaire en apocalyptische religieuze bewegingen ontstonden. Ook hij stelt dat het kolonialisme in West-Afrika milder was. Daardoor, zo stelt hij, werd de blanke niet gehaat, maar bewonderd om zijn superioriteit en ontstond frustratie en culturele verwarring. Dit leverde a-politieke bewegingen op, waarin mystieke, spirituele en heilsboodschappen belang-rijk zijn om ethische, sociale en culturele desoriëntatie op te vangen (Lantemari 1985:132). Lantemari's bevindingen ten aanzien van de aard van religieuze bewegingen in Ghana als a-politiek en 'therapeutic-redemptive' worden bevestigd door het werk van o.a. Baëta (1962, 1983) en Wyllie (1980) en mijn eigen indruk van diensten die ik bezocht van een aantal van deze kerken. Het streven van veel van deze onafhankelijke kerken lijkt dikwijls juist haaks te staan op nationalisme en politiek zelfbewustzijn.

Afrikania onderscheidt zich van het beeld dat Lanternari e.a. geven van de aard van onafhankelijke religieuze bewegingen in Ghana. Zij past niet in de generalisaties hierover. In deel II van de scriptie beschrijf ik de politieke visie van Afrikania en de relatie die zij legt tussen Afrikaanse identiteit, de ontwikkeling van Afrika en de rol die religie hierin kan spelen. Opvallend aan het eerst toegeschreven en later ontkende politieke karakter van een aantal bewegingen is dat leiders en volgelingen van veel van deze bewegingen kennelijk zelf niet expliciet zijn over in hoeverre zij politiek gemotiveerd zijn. Dat nodigt antropologen dan uit te definiëren en interpreteren wat er feitelijk aan de hand is in zo'n beweging. De beweging wordt dan, al of niet noodgedwongen tot 'object' gemaakt, waarbij met elkaar strijdige interpretaties elkaar soms opvolgen. Dat probleem doet zich niet voor bij de studie naar Afrikania. Afrikanians zijn heel uitgesproken over hun politieke doelen en nationalistische motivatie en brengen de rol die religie kan spelen in verband met politiek expliciet ter sprake. Damuah, de leider van Afrikania, die zelf theologie, sociologie, geschiedenis en Black Studies studeerde, theoretiseert zelf over de samenleving waarin hij zich beweegt en over tal van onderwerpen, waarover antropologen die religie in Afrika bestuderen nadenken. Hij bestu-deert, abstraheert en analyseert en met hem een aantal van de leden, die alles lezen wat ze in handen kunnen krijgen, waaronder antropologische werken. Ik geef in het komende verhaal zoveel mogelijk weer welke analyses Afrikanians zelf maken en hoe ze met die inzichten aan de slag gaan. Het verschil tussen de antropoloog en deze religieuze leider en zijn volgelingen is niet zozeer een verschil in abstractievermogen of in idioom. Het verschil is dat de antropo-loog samenlevingen beschouwt en er over schrijft en dat Afrikanialeider Damuah en zijn volgelingen hun inzichten proberen om te zetten in een politiek geïnspireerde, religieuze prak-tijk. Het verschil ligt dus in betrokkenheid versus distantie. De vraag die dit oproept is wel in hoeverre de bewuste en abstracte analyses van Afrikanians weer tot religie gemaakt kunnen worden en hoe ze weer worden ingebed in een spirituele en religieuze praktijk en wat dat betekent voor de religieuze beleving. In het komende verhaal zal ik op deze vraag terugko-men.

In deze scriptie hoop ik de al te generaliserende theorie van Lantemari omtrent het a-politieke karakter van 'onafhankelijke religieuze groeperingen in Ghana' aan te vullen en te corrigeren. Ik hoop bovendien met Afrikania als voorbeeld aan te tonen dat aard en inhoud van religieuze bewegingen niet noodzakelijkerwijs direct en eenzijdig zijn te verklaren uit de specifieke geografische en culturele context. Dat is een te passieve opvatting van

(17)

cultuuront-wikkeling. Wanneer individuen reizen, in andere landen studeren of werken en zich open-stellen voor massacommunicatie en internationale literatuur brengen zij ideeën in roulatie die niet strict tot de eigen culturele en maatschappelijke context terug te voeren zijn, ook al worden zij daar wel weer op toegepast. Er bestaat daarom, mijn inziens, ook geen eenduidige relatie tussen bijvoorbeeld de aard van het koloniale bestuur en het al of niet ontstaan van politiek gemotiveerde religieuze bewegingen. Tevens ben ik van mening dat meer dan dertig jaar na de onafhankelijkheid cultuurverschijnselen niet meer automatisch en uitsluitend in verband gebracht moet worden met het kolonialisme. Een dergelijke benadering stelt de invloed van het westen te centraal en veronachtzaamt de eigen politieke en maatschappelijke werkelijkheid van de moderne Afrikaanse staten.

Een niet-christelijke beweging.

In vrijwel alle literatuur over religieuze bewegingen in Afrika worden christo-centrische bewegingen behandeld. Steeds wordt op de een of andere manier de vraag aan de orde gesteld hoe zich het door het westen geëxporteerde christendom binnen die bewegingen verhoudt met de inheemse religie en cultuur en hoe aan de Afrikaanse identiteit in het christendom in Afrika vorm gegeven wordt. Allerlei vormen van assimiliatie, synthese en syncretisme in de bewegingen als bewuste of onbewuste processen en formele oecumene en dialoog tussen Afrikaanse en westerse theologen worden voor het voetlicht gebracht. Hierin speelt het concept 'identiteit' dikwijls een centrale rol. Is het mogelijk de eigen culturele of breder: de 'Afrikaanse' identiteit te combineren met een christelijke identiteit?

Afrikania beantwoordt deze vraag negatief en is, voor zover ik heb kunnen ontdekken, één van de weinige moderne Afrikaanse religieuze bewegingen die expliciet en principieel niet-christelijk zijn en zich als alternatief willen baseren op de traditionele religie, en dan niet als aanvulling op het christendom om de Afrikaanse identiteit en cultuur recht te doen, maar als in zichzelf afdoende bron voor religieuze inspratie.

In de literatuur worden de niet-christelijke bewegingen in Afrika bijna systematisch buiten beschouwing gelaten. Dit is een erfenis van het feit dat de onafhankelijke christelijke bewegingen door de kerken als een bedreiging werden opgevat (ook door het koloniale bestuur, maar de rapporten die door en voor hen gemaakt werden zelden in de openbaarheid gebracht). Ze werden daarom door missionarissen en zendelingen vaak nauwgezet bestudeerd. Juist de afscheidingsbewegingen spraken tot hun verbeelding en werden met argusogen gevolgd. Hun belangrijkste vraag was in hoeverre de onafhankelijke bewegingen nog als christelijk konden worden opgevat. Religieuze groeperingen waarvan reeds duidelijk was dat ze dat niet waren waren vanuit dat oogpunt niet interessant. Ook antropologen waren het meest geïnteresseerd in de 'mengvormen' van christendom en de inheemse religies en culturen vanuit vragen naar het 'acculturatieproces'. Mogelijk werden zij door de veelheid aan literatuur die door de christelijke collega's was geproduceerd ook op een bepaald spoor gezet. Fernandez stelt:

The study of African religious movements belongs first of all to missionaries or mission-derived scholars." . .it [ colleagiality] has tended to orient them towards movements with a marked Cristo-centric orientation. We have much less material on movements which are strongly traditional or nativistic (Fernandez 1978:198).

Barrett (1968) wijdt in zijn beroemde overzicht van religieuze bewegingen in Afrika slechts een halve bladzijde aan de niet-christelijke bewegingen. Daaronder vallen ook de

(18)

neo-traditi-onele bewegingen, maar omdat er niet naar aard en aantal is gespecificeerd blijft onduidelijk hoeveel dat er zijn.

Although no attempt was made ". to list systematically the total number of non-christian movements or to classify them in prophetic, millennia!, nativistic, magico-religious, syncretistic (N.B. Ook de syncretistische bewegingen worden niet als christelijk be-schouwd!, pb) or other categories, enough evidence accrued to indicate that on the whole continent several thousand such movements, each distinct enough to possess a name, had erupted, expanded, wilted and (in most cases) died out again within a few months or years (Barrett 1968:35, nadruk van mij, pb).

Volgens Barrett is de niet-christelijke bewegingen meestal geen lang leven beschoren. Hoewel hij stelt dat ze niet systematisch onderzocht zijn lijkt hij te impliceren dat niet-christelijke bewegingen geen echte levensvatbaarheid bezitten in het zich moderniserende Afrika.

Het feit dat niet-christelijke bewegingen lange tijd veronachtzaamd zijn in de antropologie is mijns inziens een serieus gebrek. Met name omdat generaliserende theorieën over de aard van 'het acculturatieproces' en de aanpassing aan de 'moderniteit' (zoals bijvoorbeeld die van Lanternari (1985) over Ghana) nu veelal gebaseerd zijn op eenzijdig materiaal en daardoor mogelijk de (onvermijdelijke?) rol van het christendom hierin overschatten. Men kan hierop geen werkelijk zicht krijgen tenzij de voorkomende alternatieven degelijk onderzocht worden. Zo lijken verschillende auteurs te implièeren dat pogingen de traditionele religies nieuw leven in te blazen vanuit de moderne Afrikaanse werkelijkheid tevergeefs en onvruchtbaar zijn, omdat de hedendaagse realiteit de oude structuren ontgroeid is. Dikwijls worden christendom en Islam als zogenaamd universele religies gesteld tegenover de particulariteit van de traditionele religies, die etnisch gebonden en niet dynamisch zouden zijn. Een daaraan gerela-teerde tegenstelling die vaak wordt opgeworpen is die tussen religies met schrift en die zonder. Orale religies zouden etnisch gebonden zijn, meer verweven zijn met de lokale context en cultuur, geen doctrines kennen en derhalve niet over grotere gebieden verspreid kunnen worden. De religies van het schrift worden hiertegenover gesteld. Deze religies zouden universeel zijn en daarom bij uitstek geschikt zijn voor de moderne wereld (cf. Goody (1986), Probst (1989). Het is echter de vraag of het schrift voor het merendeel van de Ghanese chris-tenen wel zo belangrijk is en ik zal met Afrikania als voorbeeld ingaan op de vraag of het mogelijk is de traditionele religie met niet-christelijke schriftelijke bronnen aan te vullen en zo te moderniseren. Ik zal de rol die het schrift zou spelen in religieuze keuze hiermee probe-ren te nuanceprobe-ren. Mbiti (1979) stelt daarnaast dat traditionele religies gericht zijn op het verleden en op herhaling en nauwelijks op het heden en dat ze al helemaal geen toekomst-perspectief kunnen bieden en derhalve weinig houvast kunnen bieden in een wereld die aan snelle veranderingen onderhevig is. Al deze opposities tussen traditionele religie en het christendom, die worden ingezet om bekering tot het christendom te verklaren, lijken er op te duiden dat de traditionele religies niet langer levensvatbaar zijn voor het moderne Afrika. Daarbij wordt traditionele religie meestal opgevat als statisch. Ranger stelt dat traditionele religie ten onrechte zelden wordt opgevat als 'beweging' (Ranger 1986:41).

Een verdere beperking van de traditionele religie, die haar minder geschikt zou maken om verklaringen te kunnen bieden voor het leven in de moderne wereld wordt gesuggereerd door Horton (1979). Hij veronderstelt dat de Afrikaanse bekering tot Christendom en Islam deels te verklaren is uit de schaalvergroting op het gebied van sociale relaties die het gevolg was van intensiever contact met de buitenwereld van voorheen relatief geïsoleerde groepen. Volgens Horton vond er een verschuiving plaats van de mikrokosmos naar de makrokosmos en waren de verklaringskaders van de traditionele religies te 'klein' om houvast te bieden in de moderne

(19)

wereld (ik ga nader in op zijn theorie in hoofdstuk 8). In tegenstelling tot de meeste andere auteurs stelt hij echter dat bekering tot het christendom of de Islam daardoor nog niet tot de overmijdelijkheden had hoeven te behoren. Omdat die religies aanwezig waren op het moment dat de schaalvergroting op gang kwam hebben veel Afrikanen zich volgens hem tot die religies bekeerd. Horton vermoedt echter dat de traditionele religies de potentie in zich hadden om hun eigen verklaringskaders op te rekken door hun concept van de scheppergod zelfstandig verder te ontwikkelen. Hij werpt het 'gedachtenexperiment' op dat dat ook inderdaad gebeurd zou zijn als christendom en Islam er op dat moment niet waren geweest. Er is veel in te brengen tegen deze wel zeer hypothetische stelling, die bovendien slechts een factor oppert ter verklaring van bekering. Interessant aan zijn stelling is echter dat hij hiermee als een van de weinigen de stati-sche visie op de traditionele religies en hun 'beperkingen' uitdaagt. Hij stelt indirect vraagtekens bij vele 'verklaringen' van bekering tot het christendom die impliciet gebaseerd zijn op de tegenstelling tussen een als statisch en onflexibel opgevatte traditionele religie tegenover een universeel en flexibel christendom.

Afrikania wil toch uitgaan van de traditionele religie, haar nieuw leven inblazen en waar nodig moderniseren en op basis daarvan een moderne pan-Afrikaanse religie ontwikkelen, die geheel los staat van het christendom. Afrikania lijkt daarmee een casus in Hortons theorie. Niet bij afwezigheid van christendom, maar door een achteraf afwijzen ervan, moet Afrikania een historische inhaalmanoeuvre maken om ontwikkelingen in de traditionele religie die wellicht zouden hebben plaatsgevonden, alsnog versneld en kunstmatig te laten plaatsvinden. Ze hebben niet plaatsgevonden omdat de mensen die de schaalvergroting het meest direct ervoeren, namelijk stadsbewoners en degenen die onderwijs kregen, zich in groten getale tot het christendom bekeerden. De vraag is, uitgaande van deze theorie, of en hoe Afrikania deze 'schaalbeperking' van de traditionele religies overstijgt en of zij in staat blijkt de 'kem' van de traditionele religies te generaliseren en universaliseren. Een van de onderwerpen die ik in deze scriptie zal bespreken is hoe Afrikania nieuwe vormen en symbolen creëert om 'op schaal' te komen. In deel III van de scriptie kijken we hoe Afrikania de traditionele religie benadert en hoe zij probeert de traditionele praktijk te verbinden met haar meer politieke doelstellingen. Ik zal dan ook kijken in hoeverre de 'beperkingen' van traditionele religie, zoals hierboven gesuggereerd al of niet problemen opleveren voor Afrikania. Er lijkt een spanning te bestaan in het willen moderniseren van het traditionele. De vraag rijst of 'traditioneel' en 'modem' door leider en leden van Afrikania als tegengesteld worden ervaren en zo ja hoe men die spanning probeert op te lossen.

Opvatting over religie

Een laatste vraag die ik probeer te beantwoorden is die naar Afrikania's opvatting van religie. Als Afrikania niet wil dat mensen gaan zitten bidden en afwachten wat de hogere machten doen, wat bieden zij dan voor perspectief voor het oplossen van problemen? Wat is hun opvatting van religie en de essentie daarvan? Hoe zien Afrikanians de relatie van de mens met de hogere machten, het bovennatuurlijke? In de meeste definities van religie staat een relatie met hogere machten of bovennatuurlijke wezens immers centraal. En waarin onderscheiden zij zich qua opvatting van religie van de meest andere onafhankelijke religieuze bewegingen in Ghana?

De overkoepelende vraag in deze scriptie wordt dan: Hoe verhouden zich binnen Afrikania de thema

s

politiek en religie en hoe worden Afrikania

s

ideologische standpunten verbonden met de praktijk van de bestaande traditionele religie.

(20)

Hoofdstukindeling

In hoofdstuk 2 beschrijf ik de voorgeschiedenis van Afrikania door het levensverhaal van Damuah, de stichter van Afrikania te reconstrueren en te laten zien hoe hij ertoe kwam Afrikania op te richten. In dit verhaal zien we een voortdurende spanning tussen religie en politiek. Eerst schippert Damuah op het snijvlak tussen zijn loyaliteit aan het kerkelijk instituut en zijn politieke betrokkenheid bij de zojuist onafhankelijk geworden staat Ghana. Ne vele conflicten, omzwervingen en een toename van raciaal bewustzijn en steeds grotere betrokkenhied bij de ontwikkeling van de natie en Afrika gaat hij de politiek in. Met Afrika-nia legt hij het zwaartepunt weer bij religie, maar hij creëert nu zelf een religie die zijn politieke standpunten ondersteunt.

Hoofdstuk 3 is gewijd aan de opkomst, groei en verspreiding van Afrikania als beweging. Ik geef portretten van een aantal leden. Vervolgens categoriseer ik de leden in enkele groepen, waarbij factoren als religieuze en educatieve achtergrond, stad en platteland een rol spelen. De verscheidenheid in achtergrond van de · diverse groepen blijkt samen te hangen met een verschil in motivatie voor en verwachtingen van Afrikania lidmaatschap.

ln deel II (de hoofdstukken 4 tot en met 6) ga ik in op die ideeën van Afrikania, die vooral betrekking hebben op de pan-Afrikaanse en nationale gemeenschap en hiervoor een vereni-gende zwarte ideologie willen bieden, die christendom noch traditionele religie als zodanig kunnen bieqen, Jn

dit

deel komt de relatie 'politiek en religie' aan de orde. Hierin komen vragen aan de orde als: In hoeverre kan de beweging als 'politiek' worden beschouwd? Hoe zien Afrikanians zelf hun relatie met politiek? Wat is in hun ogen de rol en het belang van het versterken van de Afrikaanse identiteit in relatie met politiek?

Hoofdstuk 4 behandelt dat gedeelte van de Afrikania ideeën waarin wordt uitgelegd waarom Afrika een eigen Afrikaanse moderne religie nodig heeft en het christendom moet afwijzen. Men analyseert de problemen van de Afrikaan en legt de relatie met Afrikaanse identiteit en religie. Het concept 'mental slavery' speelt hierin een centrale rol. Het houdt in dat Afrikanen lijden onder een collectief raciaal minderwaardigheidscomplex, dat hen verlamt, omdat ze denigrerende koloniale stereotyperingen over de Afrikaan, zijn religie, cultuur en geschiedenis hebben geïnternaliseerd. Afrikania betoogt dat de Afrikaan zich moet bevrijden van deze mentale slavernij door zich te baseren op de traditionele religie. In dit hoofdstuk komt ook de visie van Afrikania op de Ghanese kerken ter sprake.

In hoofdstuk 5 behandel ik het gedeelte van de 'ideeën' dat een nieuw historisch en symbolisch referentiekader probeert te scheppen voor Afrikanen, waaraan zij identiteit en eigenwaarde kunnen ontlenen als zwarten. Het is gebaseerd op de theorie dat de Oude Egyptische cultuur door zwarten was opgebouwd. Dit gedeelte van Afrikania's 'leer' kqn worden opgevat als een antwoord op de culturele desoriënatie, waarover Lantemari spreekt en die volgens hem in Ghana het grootste post-koloniale probleem vormt. In tegenstelling tot bijvoorbeeld de spiritualistische kerken wendt men zich hiervoor niet tot het christendom. Als emancipatie ideologie biedt de Egypte theorie een abstract en theoretisch antwoord en geen antwoord in de zin van een nieuwe cultureel-religieuze praktijk die antwoord biedt op praktische problemen.

Hoofdstuk 6 gaat in op de relatie van Afrikania met politiek nationalisme en laat zien hoe Afrikania de spirituele onderbouwing van de PNDC-revolutie in Ghana wil zijn en haar religie in dienst wil stellen van 'nationbuilding' en de 'totale Afrikaanse revolutie'. Religieuze en politieke doelstellingen zijn hier nauwelijks van elkaar te onderscheiden.

In de inleiding op deel III recupereer ik de inspiratiebronnen van Afrikania waarop het intellectueel-politieke gedeelte van de Afrikanialeer, dat in de vorige hoofdstukken werd

(21)

behandeld, gebaseerd is.

De 'ideeën' zijn geïnspireerd op zwarte bevrijdingsliteratuur, bevrijdingstheologie en pan-afrikanistische en politiek-nationalistische idealen en vormen hieruit een eigen synthese, die specifiek is voor Afrikania.

In deel III (hoofdstuk 7 tot en met 10) zullen we kijken in hoeverre en op welke wijze Afrikania een relatie zoekt met de bestaande traditionele religie en volgens welke criteria zij deze wil moderniseren. We gaan dan in op de spanning tussen de orale basis, etnische gebondenheid en lage institutionaliseringsgraad van de traditionele religies en Afrikania's ambitie de algemene, moderne religie voor heel Afrika te zijn.

In hoofdstuk 7 geef ik een beschrijving van een zondagsdienst van Afrikania. Traditioneel bestaat er geen wekelijkse samenkomst. Ik plaats de instelling en vormgeving van de wekelijkse diensten dan ook in het kader van de structurele en organisatorische 'hervorming van de Afrikaanse traditionele religie.' Daarna geef ik in vier categorieën tekst en oorsprong van een aantal van de in de Afrikania diensten gebruikte liederen weer.

In hoofdstuk 8 beschrijf ik Afrikania's visie op God, goden en voorouders. We kijken hoe de combinatie van traditie en modernisaties, neergelegd in de in deel II beschreven ideeën, gesymboliseerd wordt in het gebruik van verschillende soorten gebed en in kosmologische concepten, namen voor God en het benoemen van Afrikaanse profeten en voorouders. Ik ga in dit hoofdstuk ook nader in op de vraag of Afrikania een casus is in de theorie van Horton en bekijk in hoeverre de kritiek op Horton.ook Afrikania moet gelden.

In hoofdstuk 9 ga ik nader in op de relatie tussen Afrikania en de de bestaande traditi-onele religie en kijk ik en welke problemen dit oplevert in de praktijk. Daarbij bespreek ik vooral de houding van 'intellectuele' Afrikanians ten opzichte van de traditionele priesters. Zijn zij voor intellectuele Afrikanians een autoriteit en bron van kennis over traditionele religie en gebruiken? Verder kijken we of en in hoeverre 'intellectuele Afrikanians' deelnemen aan traditionele praxis in de vorm van feesten en rituelen, of deze in een modern samenle-vingsverband in de multi-etnische stedelijke samenleving relevant en uitvoerbaar zijn en of zij hieraan belang hechten.

In hoofdstuk 10 beschrijf ik een case, die kan worden opgevat als een poging van Damuah om een relatie te leggen tussen het moderne gedeelte van de Afrikanialeer en de lokale traditionele religie om haar zo te betrekken in deze nieuwe traditie van Afrikania. Daarna wil ik kort iets zeggen over de ontwikkelingen na mijn vertrek bij Afrikania, waarvan ik door brieven en bezoeken van kennisen aan Afrikania enigszins op de hoogte ben gebleven. Dez~ ontwikkelingen laten nieuwe pogingen zien om Afrikania verder te ontwikkelen en een bredere machtsbasis te verlenen.

(22)
(23)

2 DAMUAH, STICHTER EN LEIDER VAN AFRIKANIA

In every age, sensitive, aberrant, creative individuals, in their personal anguish with life, and defrauded somehow of the comforts to be expected from old beliefs come close to awareness of the dire contingency of all symbols. And then imagine their own, which, in being nearer to contemporary need, may spread like an epidemie of

the mind, while the old belief world vanishes into myth (La Barre, geciteerd in Fabian

1979:27).

Persoonlijke geschiedenis van de stichter

De voorgeschiedenis van Afrikania is uit te drukken in de levensloop van haar stichter, de voormalige Reverend Vincent Damuah, die zich vanaf de oprichting van Afrikania Osofo-Okonfo (priester-profeet) Kwabena Damuah laat noemen.

Voordat Damuah Afrikania oprichtte was hij, vanaf het onafhankelijkheidsjaar 1957, vijfentwintig jaar iang Rooms-katholiek priester (1957-1982). Tijdens zijn priesterschap verbleef hij een jaar in Engeland (1960-1961) en woonde, studeerde en werkte' twaalf jaar in de Verenigde Staten (1964-1976), ten tijde van de opkomst van de 'Black Power Movement' en de activiteiten van de 'Civil Rights Movement' onder leiding van Martin Luther King. Bij terugkomst in Ghana was hij dermate geradicaliseerd dat hij na herhaalde aanvaringen met de Ghanese bisschop als priester op non-actief werd gesteld. In 1981 vertrok hij naar Nigeria om aldaar les te geven aan de universiteit, maar toen hij op kerstverlof was in Ghana pleegde J.J. Rawlings zijn tweede staatsgreep en vroeg Damuah deel uit te maken van de 'revolutionaire' PNDC- regering. Zo was Damuah het laatste jaar van zijn priesterschap actief als staatsman. In 1982, hij was toen tweeënvijftig jaar oud, verliet hij zowel de politiek als de Rooms-katholieke kerk en richtte hij Afrikania op.

In dit hoofdstuk wil ik een beeld schetsen van de persoon Damuah en zijn activiteiten voorafgaand aan de oprichting van Afrikania. We zullen Damuah volgen, van Ghana naar Engeland en de Verenigde Staten en weer terug, en in tijd van vooral de late jaren vijftig tot begin jaren tachtig. We zullen zien hoe historische gebeurtenissen, bewegingen en 'tijdgeest' in religie en politiek op de verschillende plekken, Damuah's ideeën mede gevormd en gevoed hebben en waar keerpunten plaatsvonden in zijn oriëntatie. Ik kan niet verklaren maar wel een beeld schetsen van hoe een unieke, en altijd toevallige combinatie van een karakter, een persoonlijke levensloop en ontwikkeling en historische momenten uitmondden in de oprichting van Afrikania.

Karakterschets van Damuah

In de vier maanden die ik in zijn huis doorbracht en dagelijks met hem optrok leerde ik Damuah kennen als een uiterst levendige, drukke en beweeglijke man, die het liefst voortdu-rend praat, met een enthousiaste gedrevenheid, waarbij hij druk gesticulevoortdu-rend en met sterk wisselende mimiek en geen moment stilzittend graag in een soort eenmanstheater illustreert wat hij vertelt. Hij schiet vaak van het ene verhaal naar het andere- je komt er nauwelijks tussen- en verrast je door na een heel serieus en strijdbaar donderend betoog plotseling een grap te maken, waarna hij bijna van zijn stoel valt van het lachen. Hij is enerzijds impulsief en snel opgewonden, enthousiast, kwaad of verontwaardigd als een kruitvat, maar heeft ook een lange adem als hij ziet dat 'de tijd nog niet rijp is' voor iets. Hij typeert zichzelf als een

(24)

eigenwijze en koppige doorzetter, die zich door niemand iets laat vertellen. Hij is ook zacht-aardig en voorkomend in de omgang en in grotere gezelschappen soms opeens wat verlegen.

Zijn enorme betrokkenheid en woede over misstanden, zijn pijn en af en toe korstondige somberheid over de armoede, de problemen en de toekomst van het land, van Afrikania, en van hemzelf, worden altijd gerelativeerd door een strijdbaar optimisme en een zonnige vrolijkheid.

Hij is klein en tenger en gaat zeer eenvoudig gekleed, waardoor mensen die hem niet eerder in levenden lijve hebben gezien hem niet herkennen als de grote man met de enorme reputatie van rebellie en strijdbaarheid. Ze zoeken naar een uiterlijk imposanter type en zijn altijd stomverbaasd dat deze bescheiden verschijning de beroemde en beruchte, de bewon-derde en gevreesde Damuah is.

Damuah werd publiekelijk bekend door zijn vele activiteiten als Rooms-katholiek priester, doordat zowel door als over hem veel werd geschreven in de pers, door zijn arrestatie onder Nkrumah en door zijn activiteiten als leider van de CYO (Catholic Youth Organization) en later als lid van de PNDC regering. Aanvankelijk bracht ook de oprichting van Afrikania hem voortdurend in het nieuws en dat gebeurt nog wel af en toe, hoewel een deel van het publiek, nu Afrikania niet de massale aanhang heeft gekregen, die aanvankelijk dom veel christenen werd gevreesd, zich kan permitteren Damuah af te doen als een gek, en een gek die toch niet zo gevaarlijk bleek.

Jeugd

Vincent Kwabena Damuah werd geboren in 1930, toen Ghana nog Goudkust heette en een Britse kolonie was en er weinig zicht op was dat dat ooit anders zou worden. Hij was het derde kind van zijn moeder, maar het eerste dat bleef leven; daarna volgde nog een aantal kinderen, waarvan ook een deel overleed. Zijn ouders waren boeren en Rooms-katholiek. Hij groeide op in Asangkrangwa, een dorp in de Western Region. Het dorp ligt in een vallei, de Rooms-katholieke kerk met aangrenzende pastorie op een heuveltop, net buiten het dorp, vanwaar je het hele dorp en de weidse omgeving van bovenaf kunt overzien. 1

Nu woont en werkt daar een Ghanese priester,'maar, zegt Damuah:

When I was a child, there were only two black priests in the Roman Catholic Church in the whole country. Now it's more than half, but there is still a lot of Europeans.

Zondags ging de familie naar die kerk op de heuvel, waar de mis nog in het· Latijn werd gezegd door de blanke priester.

Keuze voor opleiding tot priester

Over het onderwijs zegt Damuah:

Just after independance there were 21 · government schools, all the rest was mission schools and even in the government schools they taught the Bible. When I was a child they were all mission schools.

Vincent Kwabena's vader vond onderwijs niet nodig en te duur, maar zijn moeders broer stond erop en nam Damuah in huis om hem naar de Rooms-katholieke lagere school in

(25)

Asang-krangwa te kunnen laten gaan, terwijl zijn ouders in Ivoorkust gingen werken. Hij moest bijdragen in zijn levensonderhoud door voor schooltijd kenke te verkopen op straat. Hij vertelde dat hij zich daarvoor zo schaamde en zo verlegen was dat hij altijd heel vroeg naar de andere kant van het dorp sloop met zijn waar in de hoop dat klasgenoten hem niet zouden zien. Toen al besloot hij dat hij 'iemand' wilde worden, om niet zijn hele leven in dergelijke voor hem vernederende situaties te komen.

Voor de middelbare school moest hij naar Cape Coast, een stad aan de kust, ver van Asangkrangwa. Er waren wel enkele privé middelbare scholen in de buurt, maar die waren slecht en te duur. De middelbare school in Cape Coast was tegelijk Rooms- Katholiek seminarie, het was een goede school en gratis voor degenen die priester wilden worden. Er was geen geld en Damuah wilde graag leren, bovendien wilde hij graag 'goed doen' en zag hiertoe een mogelijkheid in het 'goddelijk ambt', dus schreef hij zich in voor de priesterop-leiding. Vanaf die tijd woonde hij in het internaat in Cape Coast, dat onder leiding stond van de witte paters en kwam slechts af en toe de weekends thuis. Deelname aan het dorpsleven en zijn contact met 'de tradities' waren vanaf dat moment geminimaliseerd. In 1957, het jaar van de onafhankelijkheid werd hij gewijd tot priester. In hetzelfde jaar werd John Kodwo Amissah gewijd tot de eerste zwarte bisschop in Ghana, 2 jaar later zelfs tot aartsbisschop van Cape Coast. In 1958 werd Damuah zijn assistent.

Hoewel hij nu zegt altijd het plan te hebben gehad ooit de traditionele religie nieuw leven in te blazen en het christendom altijd met een korrel zout te hebben genomen, vertelden ex-collega's uit Cape Coast me dat hij de meest toegewijde priester was, ijverig ert ontzettend vroom.

He was always praying and carefully abided all the rules. He also had a very high moral standard and was very much involved in all kind of social issues and matters of human rights.

Door zijn toewijding en vele activiteiten genoot Damuah als priester bekendheid en een grote populariteit in Cape Coast en omgeving.

De kerk in onafhankelijk Ghana.

In 1957 werd Ghana politiek onafhankelijk onder Nkrumah en waaide er een nieuwe wind door het land. De kerken verloren de bescherming van het Britse bestuur en moesten zich op eigen benen waarmaken en zien wat ze de onafhankelijke Ghanees spiritueel en anderszins te bieden hadden. Ze volgden de politieke ontwikkelingen op de voet en stelden zich dikwijls op als een soort geweten van de jonge natie, waarbij kerk en staat regelmatig botsten, zoals bijvoorbeeld naar aanleiding van de in 1958 door Nkrumah ingevoerde Preventive Detention Act. Deze wet stond toe dat mensen, waarvan gevreesd werd dat ze een bedreiging zouden kunnen zijn voor de staat, zonder officiële aanklacht en zonder enige vorm van proces konden worden vastgezet. De kerken, bij monde van de Christian Council of Ghana, waarin ze verenigd waren, trokken fel van leer tegen deze praktijk. Nkrumah reageerde even fel door te stellen dat de christelijke geestelijken die vredig bezig waren zielen te redden, vanuit een andere positie spraken dan een beginnende nationale overheid, die in het spervuur stond van politieke gevaren en een praktische verantwoordelijkheid had voor het materieel welzijn van meer dan vijf miljoen mensen en zich daarom geen 'conventional niceties' kon veroorloven of zich kon laten misleiden door imperialisten, kolonialisten en hun agenten. Hij beet de kerken toe dat als ze zich met politiek wilden bemoeien ze zich daadwerkelijk moesten inzetten om

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

In fact, if you take the new research at face value, how much voters like a candidate’s face is the only thing that will decide who wins or loses?. What matters to voters isn’t

His book provides proof for wide- spread cannibalism until 400 years ago among the Anasazi (“Ancient Enemy”), the ancestors of the Hopi Indians.. His report shocks both

Explorations in Urgent Publishing presents the results of the two-year research project Making Public, led by the Institute of Network Cultures in collaboration with 1001

The second hypothesis investigated in this research was: Innovative cognitive style moderates the relationship between dis-identification and creativity, such that this relationship

Brain area involved in, among others, social learning because when there is a prediction error, the mPFC updates your incorrect expectations in the brain with the new information

For instance, NCDC reports losses associated with Hurricane Katrina as high as $125 billion (NCDC 2008a), while the Spatial Hazard Events and Losses Database for the United

We discuss how using representative samples, representative political systems, and representative stimuli can help political psychology develop a more comprehensive

De redenen hiervoor zijn legio en omvatten onder andere onzekerheid over hoe de boodschap wordt opgevat; de tijd nemen om naar woorden te zoeken waar niemand (in dit geval: de