• No results found

Seksuele kindermishandeling : seksueel misbruik bij kinderen voor het 18de levensjaar en de geassocieerde problemen

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "Seksuele kindermishandeling : seksueel misbruik bij kinderen voor het 18de levensjaar en de geassocieerde problemen"

Copied!
23
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

Seksuele kindermishandeling

Seksueel misbruik bij kinderen voor het 18de levensjaar en de geassocieerde problemen.

Student : Elio Heres, 10107134 Docent : Alithe van den Akker

Vak : Bachelor scriptie, Pedagogische Wetenschappen Datum : 7 maart 2014

(2)

Inhoudsopgave

Inleiding 4

Sociaal-emotionele problemen geassocieerd met seksuele kindermishandeling 8 Gedragsproblemen geassocieerd met seksuele kindermishandeling 11 Fysieke problemen geassocieerd met seksuele kindermishandeling 14

Discussie 16

Literatuurlijst 21

(3)

Abstract

Seksuele kindermishandeling is gekoppeld aan een breed scala van sociaal-emotionele, gedrags- en fysieke problemen. Dit literatuur onderzoek kijkt op deze drie gebieden welke problemen er geassocieerd zijn en koppelt deze aan de vier dimensies van trauma. De dimensies zijn traumatische seksualiteit, verraad, machteloosheid en stigmatisatie. De conclusie uit dit onderzoek is dat seksuele kindermishandling gekoppeld is aan een lage zelfwaardering, depressie, PTSS, suïcidaliteit, verhoogde kans op echtscheiding, afwijkend seksueel gedrag, seksueel risicovol gedrag, vroegtijdige zwangerschap, verhoogd gebruik van verdovende middelen als alcohol en drugs, verhoogde nicotine verslaving, antisociale

gedragsstoornis, vaker gebruik maken van medicijnen, vaker bezoeken van

gezondheidsinstellingen, moeite met opwinding, moeite met orgasme, pijn tijdens de seks en negatieve effecten op de HPA-as, het sympathisch zenuwstelsel en het immuun systeem. Belangrijkste implicatie voor vervolg onderzoek is de wederkerige beïnvloeding van de factoren op elkaar en de daarmee verhoogde kans om als volwassene opnieuw slachtoffer te worden van seksueel misbruik.

(4)

Inleiding

Recent onderzoek wijst uit dat er in 2010 in totaal 119.000 kinderen en jongeren in de leeftijd van nul tot en met achttienjaar in Nederland zijn blootgesteld aan enige vorm van

kindermishandeling, daaronder vallen zowel fysieke mishandeling, emotionele mishandeling, seksueel misbruik, emotionele verwaarlozing en fysieke verwaarlozing (Alink et al., 2013). Pharos een Nederlands expertisecentrum op het gebied van gezondheidsverschillen stelt dat het in vier procent van deze gevallen om seksueel misbruik gaat (www.pharos.nl). Dit

prevalentie cijfer oogt laag tegenover de totale omvang van kindermishandeling. De ernst van seksuele kindermishandeling wordt echter duidelijk uit onderzoek van Briere en Elliott (2002), waaruit blijkt dat seksuele kindermishandeling meer variatie in geassocieerde problemen oplevert dan fysieke mishandeling. Een mogelijke verklaring voor het lage prevalentie cijfer is dat er verschillende definities worden aangehouden wat betreft seksuele kindermishandeling, namelijk een brede of smalle definitie (Haugaard, 2000). Zo leidt een brede definitie mogelijk tot overschatting en een smalle definitie tot onderschatting van het aantal gevallen van seksueel misbruik. Daarnaast blijkt het lastig om prevalentie cijfers van seksuele kindermishandeling te kwantificeren en te interpreteren omdat er geen internationale geaccepteerde definitie van seksuele kindermishandeling geldt (Paolucci, Genuis & Violato, 2001; Haugaard, 2000).

Putnam (2003) definieert de term seksuele kindermishandeling als

geslachtsgemeenschap, poging tot geslachtgemeenschap, orale-genitale contacten, betasten van genitaliën direct of door de kleding heen, exhibitionisme of het blootstellen van kinderen aan seks tussen volwassenen of pornografie en het gebruiken van kinderen voor prostitutie of pornografie. Deze definitie is vrij breed en omvat ook het niet intentioneel blootstellen van kinderen aan een vorm van seks. Het zou kunnen zijn dat een kind per ongeluk

(5)

pornografie terecht komt. Met deze definitie wordt het in bad doen en wassen van een kind ook als seksuele kindermishandeling gerekend. De verwachting is dat dit niet geassocieerd is met problematische uitkomsten. In dit onderzoek is seksuele kindermishandeling gedefinieerd als elk vanuit de dader intentioneel seksueel gedrag in een periode waarin het slachtoffer niet de leeftijd van achttien jaar heeft bereikt en de dader een zekere mate van overmacht heeft op het slachtoffer. In onderzoeken wordt seksueel misbruik voor het achttiende levensjaar als kindermishandeling gerekend (Briere & Elliott, 2003; Putnam, 2003; Roode, Dickson, Herbison & Paul, 2009).

Finkelhor en Browne (1985) hebben een model voorgesteld om de impact van het trauma door seksueel misbruik in een model onder te brengen zodat dit gebruikt kan worden in onderzoek en hulpverlening. Met het model proberen ze te specificeren hoe en waarom er een breed scala aan problemen is geassocieerd met seksuele kindermishandeling. Het model brengt de ervaring van een traumatische gebeurtenis onder in vier trauma dimensies:

traumatische seksualiteit, verraad, machteloosheid en stigmatisatie (Finkelhor & Browne, 1985).

Finkelhor en Browne (1985) definiëren traumatische seksualiteit als een proces waarin een kind zijn seksualiteit (met inbegrip van zowel seksuele gevoelens en seksuele attitudes) wordt gevormd door een ongepaste ontwikkeling en interpersoonlijke disfunctionele manier als gevolg van seksueel misbruik. Verraad verwijst naar het proces dat een kind ontdekt dat iemand waarvan ze vitaal afhankelijk zijn of als vertrouwenspersoon ervaart, het kind pijn heeft gedaan. Dit gevoel kan zich tijdens de mishandeling voordoen of in de nasleep daarvan. Kinderen hoeven zich niet alleen verraden te voelen door de dader maar ook door hun naaste familie. De reactie van de familie op de seksuele mishandeling draagt bij aan het gevoel van verraad. Kinderen die niet worden gelooft of als aansteller of schuldig worden bevonden, voelen zich eerder verraden dan kinderen die worden gesteund door mensen in hun omgeving.

(6)

Een seksueel mishandeld kind voelt machteloosheid doordat er in de eigen persoonlijke ruimte en het lichaam word ingebroken tegen de wil van het kind in. Het gevoel van

machteloosheid wordt opnieuw bekrachtigd als pogingen van het kind om de dader te stoppen niet werken. De laatste dimensie stigmatisatie verwijst naar als de connotatie van negatieve gevoelens (schaamte, angst, slechtheid) die het kind ervaart, samensmelt met het zelfbeeld dat het kind heeft (Finkelhor & Browne, 1985).

Deze vier dimensies van Finkelhor en Browne (1985) zijn niet specifiek alleen voor trauma’s die het gevolg zijn van seksuele mishandeling. Ze kunnen ook worden gebruikt voor andere trauma’s zoals scheiding van ouders of fysieke mishandeling. Wat seksuele

kindermishandeling uniek maakt van andere trauma’s, is dat het al de vier dimensies samenvoegt in één verzameling van omstandigheden. De vier trauma dimensies bepalen en verstoren kinderen hun cognitieve en emotionele oriëntatie van de wereld, het zelfconcept en het kind zijn of haar affectieve capaciteiten. Zo zorgt bijvoorbeeld de dimensie stigmatisatie ervoor dat de zelfwaarde en waardering van de wereld om hun heen wordt verstoord. De dimensie machteloosheid zorgt ervoor dat kinderen hun gevoel van controle over hun eigen leven verliezen (Finkelhor & Browne, 1985). De verwachting is dat de verstoringen op de vier verschillende dimensies als gevolg van de seksuele kindermishandeling mogelijk resulteren in een breed scala aan geassocieerde sociaal-emotionele problemen, gedragsmatige problemen en/of fysieke problemen.

Een mogelijk geassocieerd sociaal-emotioneel probleem is een lage zelfwaardering (Kendler et al., 2000; Paolucci, Genius & Violate, 2001: Putnam, 2003). Met een lage

zelfwaardering wordt de waardering van het ‘zelf’ bedoeld die lager is dan de waardering van anderen. Ook het zoeken naar goedkeuring van anderen en niet bij zichzelf is hier een

onderdeel van. Een ander sociaal-emotioneel probleem dat mogelijk geassocieerd is met seksuele kindermishandeling is depressie. Depressie is een emotionele staat van wanhoop of

(7)

het verlies van interesse of plezier in bijna alle activiteiten (Paolucci, Genius & Violate, 2001). Hierbij hoort: prikkelbaarheid, verdriet; veranderingen in eetlust of gewicht, slaap, psychomotorische activiteit, verminderde energie, gevoelens van waardeloosheid of schuld, moeite denken, zich concentreren of het nemen van beslissingen. Posttraumatische

stressstoornis (PTSS) is mogelijk ook een sociaal-emotioneel probleem dat geassocieerd is met seksuele kindermishandeling. PTSS is de ontwikkeling van karakteristieke symptomen na blootstelling aan een extreme traumatische gebeurtenis. Voor het krijgen van een diagnose van PTSS, moet een persoon een demonstreerde persistentie (dat wil zeggen, een duur van meer dan één maand) van verschillende symptomen hebben die zorgen voor problemen op sociaal, beroepsmatige of andere belangrijke terreinen van functioneren. Sommige van deze symptomen kunnen zorgen voor het opnieuw ervaren van het trauma, vermijden van stimuli die gekoppeld zijn aan het trauma, verminderen van algemene responsiviteit, verhoogde opwinding en angst, verstoring, hyper-waakzaamheid, moeite met concentreren, verstoring in het slapen, en verminderde interesse of deelname aan vroegere positieve bijdragende

activiteiten (Paolucci, Genius & Violate, 2001). Als laatste is suïcidaliteit wellicht ook geassocieerd met seksuele kindermishandeling. Suïcidaliteit is het opzettelijk proberen het eigen leven te beëindigen.

Onder gedragsmatige problemen die mogelijk geassocieerd zijn met seksueel misbruik valt onder andere een verhoogde kans op echtscheiding (Nelson et al., 2002). Seksueel

afwijkend gedrag of kennis, seksuele- promiscuïteit en seksueel risicovol gedrag kan ook een associate vertonen met seksuele kindermishandeling. Met afwijkend seksueel gedrag wordt de discrepantie tussen de leeftijd en het te verwachten seksueel gedrag bedoeld. Ook kunnen kinderen seksuele kennis hebben die niet bij hun leeftijd wordt verwacht. Met seksuele- promiscuïteit wordt seks met veel verschillende mensen bedoeld. Dit is gelinkt met seksueel risicovol gedrag zoals onveilig vrijen en de daarmee verhoogde kans op seksueel

(8)

overdraagbare aandoeningen (SOA’s) (Roode, Dickson, Herbison & Paul, 2009). Een

antisociale gedragsstoornis wordt ook gerelateerd aan seksuele kindermishandeling . Kinderen met deze stoornis vertonen agressief gedrag, delinquent gedrag en hebben weinig

inlevingsvermogen. De omgeving keurt dit gedrag af. Kinderen met deze stoornis kunnen narcistisch gedrag vertonen in groepsverband of zijn vooral op zichzelf gericht (Nelson, et al., 2002). Het gebruik van verdovende middelen als alcohol, drugs en een verhoogde

nicotineverslaving wordt ook in verband gebracht met seksuele kindermishandeling (Nelson et al., 2003: Paolucci, Genius & Violate, 2001; Putnam, 2002).

Seksuele kindermishandeling kan een negatief effect hebben op de hypothalamus-hypofyse-bijnier-as (HPA-as). Deze as is verantwoordelijk voor aanmaken van hormonen en transporteren daarvan naar de bloedbaan. Deze hormonen zorgen ervoor dat het lichaam ‘gevechtsklaar’ wordt gemaakt. Vechten of vluchten is een lichamelijke copingsstrategie waarvoor hormonen worden gebruikt zoals cortisol, adrenaline en nor-adrenaline (Putnam, 2003).

De drie genoemde domeinen van sociaal-emotionele, gedrags- en fysieke problemen en de bijbehorende gevolgen staan in dit onderzoek centraal. Er wordt gekeken naar hoeverre seksueel misbruik bij kinderen voor het achttiende levensjaar geassocieerd zijn met de

genoemde problemen. Voor een mogelijke verklaring worden de problemen gekoppeld aan de theorie van Finkelhor & Browne (1985). Beantwoording van het onderwerp gebeurt middels literatuuronderzoek.

Sociaal-emotionele problemen geassocieerd met seksuele kindermishandeling Deze paragraaf beschrijft welke sociaal-emotionele problemen er geassocieerd zijn met seksuele kindermishandeling.

Een sociaal-emotioneel probleem dat in verband wordt gebracht met seksuele kindermishandeling, is een lage-zelfwaardering (Putnam, 2003; Kendler et al., 2000;

(9)

Paolucci, Genius & Violate, 2001). Kinderen die seksueel zijn misbruikt, kunnen als gevolg internaliserende gevoelens en gedachten van schuld krijgen (Cutler & Nolen-Hoeksema, 1991; Finkelhor & Browne, 1985). Dit effect wordt versterkt als de omgeving van het kind niet ondersteunend of beschuldigend is naar het kind zodra het seksueel misbruik naar buiten komt (Finkelhor & Browne, 1985).

Finkelhor & Browne (1985) stellen dat de dimensie van stigmatisatie ervoor zorgt dat iemand die als kind seksueel is mishandeld onjuiste gevoelens en gedachten krijgt over dat niemand anders een dergelijke ervaring heeft meegemaakt en dat anderen iemand die dit wel heeft meegemaakt zou afkeuren. Daarbij zorgt de connotatie van negatieve gevoelens en gedachten van angst, schaamte, schuld en slecht zijn voor een lagere zelfwaardering.

Naast een lage zelfwaardering is depressie ook gerelateerd aan seksuele

kindermishandeling. Uit een meta-analyse van 37 studies naar seksuele kindermishandeling, waarbij totaal 25.367 mensen zijn onderzocht, blijkt seksuele kindermishandeling een sterke associatie te hebben met depressie (Paolucci, Genius en Violate, 2001). Vrouwen die als kind seksueel zijn misbruikt, hebben drie tot vijf keer meer kans op een depressie dan vrouwen die niet seksueel zijn misbruikt (Putnam, 2003). Als gekeken wordt naar herstel van een depressie blijkt dat vrouwen die als kind seksueel zijn misbruikt significant meer kans maakten op langere duur van de depressie (Zlotnick, 2001).

Verschillende studies die gebruik hebben gemaakt van totaal 9.317 tweelingparen bevestigen dat kinderen die seksueel zijn misbruikt meer kans maken op depressie (Dinwiddie et al., 2001; Kendler et al., 2000; Nelson et al., 2002). Het gebruik van tweelingparen staat toe dat de problemen kunnen worden toegeschreven aan het seksueel misbruik in plaats van aan andere factoren zoals genetische factoren, sociaal economische status of familie omgeving (Nelson et al., 2002).

(10)

Een verklaring voor de verbinding tussen seksuele kindermishandeling en depressie kan worden gevonden in de dimensie van verraad. Het verlies van een voormalig

vertrouwenspersoon en het voelen verraden te zijn, kan zich uiten in verdriet en depressie (Finkelhor & Browne, 1985).

Naast depressie is seksuele kindermishandeling ook gelinkt aan PTSS. Uit een meta-analyse van Paolucci, Genius en Violate (2001) blijkt dat seksuele kindermishandeling een sterk effect heeft op het krijgen van posttraumatische stressstoornis, al is deze kleiner dan het effect op depressie. Seksuele kindermishandeling is een goede voorspeller voor het

ontwikkelen van PTSS (Kendler et al., 2000; Filipas & Ullman, 2006). Seksuele

kindermishandeling geeft twintig procent meer kans op het krijgen van PTSS in vergelijking met mensen die niet seksueel zijn mishandeld (Paolucci, Genius & Violate, 2001; Putnam 2003).

Een mogelijke verklaring voor de verhoogde kans op PTSS kan gevonden worden in de dimensie van machteloosheid (Finkelhor & Browne, 1985). Door het verlies van controle en/of macht en wil over het eigen lichaam, kan het slachtoffer zichzelf verwijten en de schuld geven van het misbruik om op die manier de controle terug te krijgen (Arata, 2000).

Gevoelens van zelfverwijt en schuld zorgen voor een verhoogde kans op PTSS (Frazier, 2003).

Suïcidaliteit is even sterk geassocieerd met seksuele kindermishandeling als PTSS. Seksuele kindermishandeling geeft eenentwintig procent meer kans op een suïcide uitkomst dan als een kind niet seksueel is mishandeld (Paolucci, Genius en Violate, 2001; Putnam, 2003). Finkelhor en Browne (1985) wijten de verhoogde kans op suïcidaliteit, net als bij een lage zelfwaardering, aan de dimensie van stigmatisatie. Kinderen die seksueel zijn misbruikt, kunnen denken dat niemand anders hetzelfde heeft gemaakt. Ook kunnen ze denken dat

(11)

anderen hen afkeuren omwille van wat ze hebben meegemaakt. Deze gedachten kunnen ervoor zorgen dat het kind geïsoleerd raakt, wat weer kan resulteren in een suïcidale uitkomst.

Concluderend kan er gesteld worden dat seksuele kindermishandeling betrekking heeft op het hebben van een lage zelfwaardering, depressie, PTSS en suïcidaliteit.

Gedragsproblemen geassocieerd met seksuele kindermishandeling

In deze paragraaf wordt beschreven welke gedragsmatige problemen er gerelateerd zijn met seksuele kindermishandeling.

Een gedragsmatig probleem dat is geassocieerd met seksuele kindermishandeling is de verhoogde kans op echtscheiding (Nelson et al., 2002; Putnam, 2003). Een verklaring

hiervoor kan gevonden worden in de dimensie van verraad. Als reactie op het gevoelde verraad door de seksuele mishandeling, kan dit zich manifesteren tot gevoelens van

wantrouwen en een aversie voor intieme relaties. Soms is dit wantrouwen alleen gericht op de andere sekse waardoor heteroseksuele relaties of huwelijken vermoeilijkt worden. Een andere verklaring heeft betrekking op de rol van seks in aanhankelijk relaties. Kinderen die seksueel zijn misbruikt kunnen tijdens de periode van het misbruik hebben gedacht dat seks de manier is om genegenheid te krijgen. Dit kan hun kijk op de normale manier om genegenheid te geven en te krijgen, hebben veranderd of verkeerd hebben gevormd (Finkelhor & Browne, 1985).

Sommige kinderen laten kennis en interesse zien die niet past gezien hun leeftijd, zoals het willen van geslachtsgemeenschap met leeftijdgenoten en/of genitaal contact.

Voornamelijk seksueel misbruikte jongens kunnen seksueel agressief worden en daardoor andere kinderen aanranden. Professionals in het klinische werkveld hebben opgemerkt dat kinderen die seksueel zijn misbruikt in hun adolescentie (tot en met 18 jaar) seksueel ongeremd en dwangmatig seksueel gedrag laten zien (Finkelhor & Browne, 1985). Een longitudinale studie van Roode, Dickson, Herbison en Paul (2009) heeft uitgewezen dat in de

(12)

adolescentie, seksuele kindermishandeling geassocieerd is aan negatieve seksuele

gedragingen en het nemen van seksuele risico's. Seksuele kindermishandeling is gekoppeld aan een vroege start van seksuele activiteit en onbeschermde geslachtsgemeenschap, meerdere seksuele partnerschappen, tienerzwangerschap en SOA's, waaronder ook HIV (Roode, Dickson, Herbison & Paul, 2009). Seksuele kindermishandeling leidt tot ongepaste seksuele gedragingen bij jongeren en soms zelfs al bij kleine kinderen in relatie tot hun leeftijd (Friederich et al., 2001; Putnam, 2003). Seksueel mishandelde kinderen hebben op latere leeftijd veertien procent meer kans op het vertonen van seksueel risicovol gedrag en meerdere seksuele partnerschappen te onderhouden (Paolucci, Genius & Violate, 2001). Het blijkt ook dat mensen die wel seksueel zijn mishandeld in het verleden, maar niet fysiek en psychisch zijn mishandeld, vaker worden gearresteerd voor seksmisdrijven (Nelson et al., 2002; Putnam, 2003).

Een mogelijke verklaring voor dat seksueel mishandelde kinderen meer seksueel (afwijkend) gedrag vertonen is dat dergelijk gedrag gebruikt wordt als afweermechanisme voor negatieve emoties en pijn (Friederich et al., 2001). Ook mogelijk is dat kinderen die seksueel zijn misbruikt, seks en mogelijk negatieve gevolgen niet zien als verbonden maar als twee verschillende dingen. Hierdoor kunnen ze falen in het voorkomen van seksueel

negatieve uitkomsten zoals SOA’s of ongewilde zwangerschap (Roode, Dickson, Herbison & Paul, 2009). Finkelhor en Browne (1985) verklaren het afwijkende seksueel gedrag met de dimensie van traumatische seksualiteit. Zij stellen dat op het meest elementaire niveau seksueel misbruik het besef van seksuele onderwerpen verhoogt, vooral bij jongere kinderen die zich anders niet met seksuele onderwerpen bezig zouden houden.

Naast het seksueel afwijkende gedrag hebben seksueel misbruikte adolescenten een verhoogde kans op vroegtijdige zwangerschap. Zwangere seksueel mishandelde adolescenten hebben daarnaast meer kans op geboortecomplicaties en laag gewicht bij de geboorte van de

(13)

baby (Putnam, 2003). Een mogelijke verklaring hiervoor kan worden gevonden in de dimensie van verraad (Finkelhor & Browne, 1985). Een verhoogde behoefte om een kind te krijgen kan voortkomen uit het verlies van een vertrouwenspersoon of andere onvervulde psychologische behoefte (Putnam, 2003).

Het gebruik of afhankelijk zijn van verdovende middelen als alcohol en drugs is verbonden met seksuele kindermishandeling (Paolucci, Genius en Violate, 2001; Putnam, 2003). Verschillende tweelingonderzoeken lieten een associatie zien met verhoogd gebruik van verdovende middelen (Kendler et al., 2000; Nelson et al., 2002). Naast de significant hogere waardes voor alcohol- en drugsgebruik vonden Nelson en anderen (2002) ook significant hogere waardes van nicotinegebruik wanneer sprake was van seksuele kindermishandeling.

Het verhoogde gebruik van verdovende middelen en nicotine word gezien als een verkeerde coping strategie om, om te gaan met het seksueel misbruik (Filipas & Ullman, 2006). De dimensie van stigmatisatie zou hiervoor een verklaring kunnen bieden. Het willen ontsnappen aan de connotatie van negatieve gevoelens van schaamte, schuld en slecht zijn, zou ervoor kunnen zorgen dat er een verhoogd gebruik van verdovende middelen en nicotinegebruik is onder slachtoffers (Finkelhor & Browne, 1985).

Een antisociale gedragsstoornis samen met meer delinquent gedrag is geassocieerd met seksuele kindermishandeling (Finkelhor & Browne, 1985; Nelson et al., 2002).

Slachtoffers die wel seksueel zijn mishandeld in het verleden maar niet fysiek en psychisch zijn mishandeld, worden vaker gearresteerd voor seksmisdrijven en prostitutie (Putnam, 2003). Een mogelijke verklaring hiervoor is de dimensie van verraad. De woede over het verraad kan ervoor zorgen dat het zich uit in een antisociale gedragsstoornis. Ook het verlangen naar een vorm van vergelding voor het seksueel misbruik zorgen voor meer delinquent gedrag (Finkelhor en Browne, 1995). De dimensie van traumatische seksualiteit

(14)

kan een verklaring bieden voor het vaker gearresteerd worden voor seksmisdrijven en prostitutie. Traumatische seksualiteit is geassocieerd met verwarring van sociale normen en waarden die gelden in de maatschappij. Kinderen die seksueel zijn misbruikt, kunnen misvattingen hebben over seks en seksuele relaties als gevolg van dingen die daders hebben gezegd en gedaan (Finkelhor & Browne, 1985).

Concluderend is een seksuele kindermishandeling geassocieerd met een verhoogde kans op echtscheiding, afwijkende seksueel gedrag, seksueel risicovol gedrag, vroegtijdige zwangerschap, verhoogde gebruik van verdovende middelen als alcohol en drugs, een verhoogde nicotine verslaving en een antisociale gedragsstoornis.

Fysieke problemen geassocieerd met seksuele kindermishandeling Deze paragraaf legt uit welke fysieke problemen er geassocieerd zijn met seksuele kindermishandeling.

Het blijkt dat slachtoffers van seksuele mishandeling meer fysieke problemen hebben en vaker gebruik maken van medicijnen en medische instellingen ( Koss, Figueredo & Prince, 2002). Ook kunnen slachtoffers van seksueel misbruik moeite hebben met het opgewonden raken of het krijgen van een orgasme. Vrouwen kunnen pijn voelen tijdens de seks (Finkelhor en Browne, 1985). Een verklaring ligt mogelijk in de dimensie van traumatische seksualiteit. Het hebben van seks of de weg er naar toe kan herinneringen van het misbruik naar boven halen en daarmee de opwinding of het krijgen van een orgasme doen verdwijnen. Een negatieve houding van het lichaam kan ervoor zorgen dat er problemen zijn met het krijgen van een orgasme en pijn bij vrouwen.

In een prospectieve, longitudinale steekproef van seksueel misbruikte en

niet-misbruikte meisjes kwam naar voren dat seksuele kindermishandeling negatieve effecten kan hebben op de hypothalamus-hypofyse-bijnier-as (HPA), het sympathisch zenuwstelsel en het immuun systeem (Putnam & Trickett, 1997). Seksueel misbruikte meisjes die binnen zes

(15)

maanden na het afsluiten van het misbruik werden onderzocht, lieten verhoogde cortisol waarden in hun urine zien vergeleken met niet-misbruikte meisjes (Putnam, 2003). Cortisol wordt aangemaakt door de HPA-as en komt vrij als psychische of fysieke stress wordt ervaren, ook wel het stresshormoon genoemd. Cortisol zorgt ervoor dat bepaalde eiwitten in de spieren worden afgebroken en daarmee kunnen aminozuren vrijkomen. De aminozuren zorgen ervoor dat er glucose, oftewel energie, kan worden gemaakt. De energie wordt op zijn beurt gebruikt om het lichaam weer in optimale en normale toestand te brengen. Bij het ervaren van stress komen ook adrenaline en noradrenaline vrij om het lichaam alert te maken zodat het lichaam klaar is om te vechten of vluchten. Cortisol zorgt ervoor dat het verlies van energie wordt gecompenseerd. In contrast met de verhoogde cortisol-waarden van Putnam (2003) vonden King et al. (2001) lagere waarden van cortisol in vergelijking met niet-misbruikte meisjes. Tevens zijn er hogere waarden van adrenaline, noradrenaline en dopamine in de urine van seksueel misbruikte meisjes gevonden. Dit is vergeleken met meisjes die niet zijn misbruikt en meisjes met een angststoornis (Putnam, 2003). De

verschillende onderzoeken laten duidelijk een disregulatie van de HPA-as geassocieerd met seksuele kindermishandeling zien (Putnam, 2003).

Seksueel misbruikte kinderen in vergelijking met fysiek misbruikte kinderen laten een verhoogde activiteit in het sympathische zenuwstelsel zien (Putnam, 2003) Dit zenuwstelsel beïnvloedt de organen zodat het arbeid kan uitvoeren en is tevens gelinkt aan het mechanisme van vechten of vluchten omdat het zorgt dat het lichaam uit de rust toestand komt. Ook is er vermindering van bloedplaatjes bij de adrenergische receptoren en verhoogde hartslag gevonden (Putnam, 2003).

Studies van volwassenen met een geschiedenis van seksuele kindermishandeling of gemengde fysiek en seksuele mishandeling, vonden een aantal neurologische wijzigingen. Drie magnetische resonantie beeldvorming (MRI) studies lieten verminderd hippocampus

(16)

volume in volwassenen met een geschiedenis van seksueel misbruik als kind zien,

vergelijkbaar met die van veteranen met PTSS (Driessen et al., 2000; Putnam, 2003). Ook zijn er dalingen gevonden in de sagittale sectie (de snede tussen de linker- en de

rechterhersenhelft) van het middelste en posterieure corpus callosum. Het corpus callosum is een bundel van axonen waarvan de primaire functie de overdracht van informatie tussen de linker en rechter hersenhelft is. De afname in het volume van het corpus callosum was vergelijkbaar met symptomen van een dissociatieve identiteitsstoornis, oftewel het hebben van meerdere persoonlijkheden en PTSS (Putnam, 2003).

Geconcludeerd kan worden dat seksuele kindermishandeling is geassocieerd met het vaker gebruik maken van medicijnen en het vaker bezoeken van gezondheidsinstellingen. Ook kunnen slachtoffers van seksueel misbruik moeite hebben met het opgewonden raken of het krijgen van een orgasme. Vrouwen kunnen pijn hebben tijdens de seks. Verder kan seksuele kindermishandeling negatieve effecten hebben op de hypothalamus-hypofyse-bijnier-as (HPA), het sympathisch zenuwstelsel en het immuun systeem.

Discussie

In dit onderzoek is gekeken naar de gevolgen van seksuele kindermishandeling op sociaal-emotioneel gebied, gedragsmatig gebied en fysiek gebied. De geassocieerde problemen zijn gekoppeld aan de vier dimensies uit de theorie van Finkelhor en Browne (1985) te weten, traumatische seksualiteit, verraad, machteloosheid en stigmatisatie. Op het gebied van sociaal-emotionele problemen bleken een lage zelfwaardering, depressie, PTSS en suïcidaliteit geassocieerd te zijn met seksuele kindermishandeling (Kendler et al., 2000; Paolucci, Genius & Violate, 2001; Putnam, 2003). Op het gebied van gedragsproblemen bleek een verhoogde kans op echtscheiding, associatie met seksueel afwijkend gedrag en seksueel risicovol gedrag, verhoogde kans op tienerzwangerschap, een verhoogd gebruik van

(17)

verdovende middelen als alcohol en drugs, verhoogde nicotine verslaving en een associatie met een antisociale gedragsstoornis (Roode, Dickson, Herbison & Paul, 2009; Filipas & Ullman, 2006; Nelson et al., 2002; Paolucci, Genius & Violate, 200; Putnam, 2003). Op het gebied van fysieke problemen bleek seksueel misbruik te zijn geassocieerd aan meer medicijn gebruik en het vaker bezoeken van een gezondheidsinstelling (Koss, Figueredo & Prince, 2002). Slachtoffers van seksueel misbruik kunnen moeite hebben met het opgewonden raken of het krijgen van een orgasme. Vrouwen kunnen door herinneringen aan het misbruik die naar boven komen, niet opgewonden raken en pijn hebben tijdens de seks (Finkelhor en Browne, 1985). Daarnaast is een disregulatie van de HPA-as geassocieerd met seksuele kindermishandeling. Vooral de hormonen die vrij komen met ervaren stress, cortisol,

adrenaline en non-adrenaline laten verhoogde of juist verlaagde waardes zien. Tevens is een afname van het volume van het corpus callosum gevonden. (Putnam, 2003).

Er zijn verschillende kanttekeningen te plaatsen bij de conclusie van dit onderzoek. Zo is in de definitie seksuele kindermishandeling in dit onderzoek gebruik gemaakt van de intentie van een volwassene. Intentie blijkt echter moeilijk te onderzoeken (Haugaard, 2000). Tevens is niet in elk aangehaald onderzoek duidelijk welke definitie van seksuele

kindermishandeling werd gehanteerd. Dit maakt het moeilijk om exact te weten of er een bredere of juist smallere definitie is gebruikt dan in dit onderzoek. Ambiguïteit in de definitie vermoeilijkt onderzoek, jurisdictie en klinisch werken met seksueel mishandelde kinderen en hun families (Haugaard, 2000). Vervolgonderzoek naar het vormen van een eenduidige wereldwijd geaccepteerde definitie van seksuele kindermishandeling zou uitkomst kunnen bieden.

Een tweede kanttekening is dat in sommige aangehaalde onderzoeken er gebruik is gemaakt van zelf-rapportage als meetinstrument van seksuele kindermishandeling. Het gebruik van zelf-rapportage maakt het moeilijk om voor andere factoren, die mogelijk van

(18)

invloed zijn op de geassocieerde problemen, te controleren. In dit onderzoek is geprobeerd om dit probleem op te vangen door gebruik te maken van verschillende tweelingonderzoeken. Het gebruik van tweelingparen staat toe dat de problemen kunnen worden toegeschreven aan het seksueel misbruik dan aan andere factoren zoals genetische factoren, sociaal economische status of familie omgeving (Nelson et al., 2002). De meest voor de hand liggende verstorende factoren; sekse, SES, de duur van het seksueel misbruik bleken bij controle daarvoor geen verstorende factor te zijn (Briere en Elliott, 2003; Paolucci, Genius & Violate, 2001).

Een derde kanttekening is dat in sommige aangehaalde onderzoeken alleen gebruik is gemaakt van studenten op universiteit of klinische patiënten of alleen vrouwen. Dit komt de generaliseerbaarheid niet ten goede (Briere & Elliott, 2003). Het zou zo kunnen zijn dat de geassocieerde problemen in de normale populatie erger of juist minder erg zijn.

Een vierde kanttekening is dat uit niet alle kinderen die seksueel zijn misbruikt te maken hoeven te krijgen met de geassocieerde problemen. Tot ongeveer veertig procent van de kinderen die seksueel zijn misbruikt hebben geen last van de geassocieerde problemen, mogelijk door een goede coping strategie (Putnam, 2003).

Een vijfde kanttekening is dat er in dit onderzoek niet is gekeken naar het verschil tussen kinderen die vrijwillig het misbruik hebben afgesloten, door bijvoorbeeld het te vertellen aan een ander, en kinderen die het misbruik niet vrijwillig hebben afgesloten. Het blijkt dat kinderen die het misbruik vrijwillig af hebben gesloten meer last hebben van de geassocieerde problemen (Putnam, 2003). Een mogelijke verklaring hiervoor is dat kinderen die vrijwillig het misbruik hebben afgesloten minder steun en behandeling krijgen. Dit is echter nog niet goed onderzocht. Vervolgonderzoek zou moeten uitzoeken waarom kinderen die vrijwillig het misbruik hebben afgesloten meer last hebben van geassocieerde problemen.

Onderzoekers hebben ontdekt dat vrouwen die als kind seksueel mishandeld zijn tenminste twee keer zoveel kans hebben om als volwassene opnieuw seksueel mishandeld te

(19)

worden dan vrouwen die niet seksueel zijn mishandeld (Filipas & Ullman, 2006; Cutler & Nolen-Hoeksema, 1991; Nelson et al. 2002). Paolucci, Genius en Violate (2001) concluderen uit hun onderzoek dat vrouwen die seksueel zijn misbruikt acht procent meer kans maken om als volwassene opnieuw seksueel misbruikt te worden. Zelfverwijt verhoogt de kans op het krijgen van PTSS (Frazier, 2003). PTSS blijkt een verhoogde kans te geven om opnieuw slachtoffer te worden van seksueel misbruik (Arata, 2000). Een andere mogelijke verklaring hiervoor bieden de vier trauma (traumatische seksualiteit, verraad, machteloosheid en

stigmatisatie) dimensies van Finkelhor en Browne (1985). Seksuele kindermishandeling is op alle vier de dimensies van invloed en dit zorgt ervoor dat het sociale aanpassingsvermogen, affectieve relaties en inschattingsvermogen van kinderen wordt gevormd of aangepast. Als het als kind niet lukt het misbruik te stoppen kan er hulpeloosheid ontstaan. Ook kunnen

gevoelens van eigen schuld over het misbruik het idee creëren dat ze het niet verdienen om gelieft te worden. Op deze manier leren ze accepteren wat ze wordt aangedaan. Hierdoor zullen ze zich wanneer ze volwassen zijn minder of niet verzetten of het gevaar niet zien aankomen (Filipas & Ullman, 2006). In dit onderzoek is niet gekeken naar hoe de geassocieerde problemen eraan bijdragen dat er een verhoogde kans is om opnieuw

slachtoffer te worden van seksueel misbruik. De cyclus van opnieuw slachtoffer worden in de volwassenheid biedt een duidelijke implicatie dat vervolg onderzoek naar dit onderwerp nodig is.

Dit onderzoek heeft er aan bij gedragen problemen die geassocieerd zijn met een geschiedenis van seksuele kindermishandeling onder te brengen in drie gebieden en te verklaren aan de hand van de dimensies van Finkelhor en Browne (1995). Vervolgonderzoek zou kunnen kijken naar hoe de verschillende gevonden geassocieerde problemen elkaar wederkerig beïnvloeden en hoe deze cyclus doorbroken kan worden. Op die manier kan

(20)

middels behandeling voorkomen worden dat kinderen die seksueel zijn misbruikt in hun volwassen leven opnieuw slachtoffer worden van seksueel misbruik.

(21)

Literatuurlijst

Alink, L. R. A., Van IJzendoorn, M. H., Bakermans-Kranenburg, M. J., Pannebakker, F., Vogels, T., & Euser, S. (2011). Kindermishandeling in Nederland Anno 2010: De tweede nationale prevalentiestudie mishandeling van kinderen en jeugdigen (NPM-2010). Leiden: Casimir Publishers. Verkregen van

http://www.leidenattachmentresearchprogram.eu/wordpress/content/euser-et-al-2013-de-prevalentie-van-huiselijk-geweld-in-nederland-in-2010.pdf

Arata, C. M. (2000). From child victim to adult victim: A model for predicting sexual revictimization. Child Maltreatment, 5, 28-38. doi:10.1177/1077559500005001004

Briere, J., & Elliott, D. M. (2003). Prevalence and psychological sequelae of self-reported childhood physical and sexual abuse in a general population sample of men and women. Child Abuse & Neglect, 27, 1205-1222. doi:10.1016/j.chiabu.2003.09.008 Cutler, S. E., & Nolen-Hoeksema, S. (1991). Accounting for sex differences in depression

through female victimization: Childhood sexual abuse. Sex Roles, 24. 425-438. doi:10.1007/BF00289332

Dinwiddie. S,. Heath. A. C., Dunne. M. P., Bucholz. K. K., Madden. P. A. F., Slutske, W. S.,… Martin, N. G. (2000), Early sexual abuse and life-time psychopathology: a co-twin-control study. Psychol Medicine, 30, 41–52. Verkregen van

http://journals.cambridge.org/download.php?file=%2FPSM%2FPSM30_01%2FS0033 291799001373a.pdf&code=d62d745cf411f1fbd298f403f4d38dc7

Draijer, N. (1988). Een lege plek in mijn geheugen: seksueel misbruik van meisjes door verwanten. Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid. Den Haag. Driessen, M., Herrmann, J., Stahl. K., Zwaan, M., Meier, S., Hill, A., Osterheider, M., &

(22)

amygdala in women with borderline personality disorder and early traumatization Arch Gen Psychiatry, 57, 1115–1122. doi:10.1001/archpsyc.57.12.1115.

Finkelhor, D., & Browne, A. (1985). The traumatic impact of child sexual abuse: A Conceptualization. American Journal of Orthopsychiatry, 55, 530–541. doi:10.1111/j.1939-0025.1985.tb02703.x

Filipas, H. H., & Ullman, S. E. (2006). Child sexual abuse, coping responses, self-blame, posttraumatic stress disorder, and adult sexual revictimization. Journal of

Interpersonal Violance, 21, 652-672. doi:10.1177/0886260506286879

Frazier, P. A. (2003). Perceived control and distress following sexual assault: A longitudinal test of a new model. Journal of Personality and Social Psychology, 84, 1257-1269. doi:10.1037/0022-3514.84.6.1257

Friedrich, W. N., Fisher, J. L., Dittner, C. A., Acton, R., Berliner, L., Butler, J.,… Wright, J. (2001). Child sexual behavior inventory: Normative, psychiatric, and sexual abuse comparisons. Child Maltreatment, 6, 37-49. doi:10.1177/1077559501006001004

Kendler, K. S., Bulik, C. M., Silberg, J., Hettema, J. M., Myers, J., & Prescott C. A. (2000). Childhood sexual abuse and adult psychiatric and substance abuse disorders in

women. Archives of General Psychiatry, 57, 953-959. doi:10.1001/archpsyc.57.10.953

King, J. A., Mandansky, D., King, S., Fletcher, K. E., & Brewer, J. (2001). Early sexual abuse and low cortisol. Psychiatry and Clinical Neurosciences, 55, 71–74.

doi:10.1046/j.1440-1819.2001.00787.x

Koss, M. P., Figueredo, A. J., & Prince, R. J. (2002). Cognitive mediation of rape’s mental, physical, and social health impact: Tests of four models in cross-sectional data. Journal of Consulting and Clinical Psychology, 70, 926-941. doi:10.1037/0022-006X.70.4.926

(23)

K.,… Martin, N. G. (2002). Association between self-reported childhood sexual abuse and adverse psychosocial outcomes: results from a twin study. Archives of General Psychiatry, 51, 139–146. doi:10.1001/archpsyc.59.2.139.

Paolucci, E., Genuis, M.L,. & Violato, C. (2001). A meta-analysis of the published research on the effects of child sexual abuse. The Journal of Psychology, 135, 17-36.

doi:10.1080/00223980109603677

Putnam, F.W. (2003). Ten-year research update review: Child sexual abuse. Journal of the American Academy of Child & Adolescent Psychiatry, 42, 269-278.

doi:10.1016/j.bbr.2011.03.031.

Putnam, F., & Trickett, P. (1997). The psychobiological effects of sexual abuse: A longitudinal study. Annals of the New York Academy of Sciences, 821, 150–159. doi: 10.1111/j.1749-6632.1997.tb48276.x

Roode, T., Dickson, N., Herbison, P., & Paul, C. (2009). Child sexual abuse and persistence of risky sexual behaviors and negative sexual outcomes over adulthood: Findings from a birth cohort. Child Abuse & Neglect, 33, 161-172. doi:10.1016/j.bbr.2011.03.031. Zlotnick, C., Mattia, J., & Zimmerman, M. (2001) Clinical features of survivors of sexual

abuse with major depression. Child Abuse & Neglect, 25, 357-367. doi:10.1016/j.bbr.2011.03.031.

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

Rescinding the requirement that a complaint must first be lodged before a person can be prosecuted, and introducing the duty to grant a hearing in Articles 245, 247 and 248a of

Uit het onderzoek komt naar voren dat de bewijsproblemen rond de kennelijke leeftijd zijn opgelost omdat vervolgd wordt voor bezit, vervaardigen of versprei- den

Advocaten van de honderden slachtoffers van seksueel misbruik door katholieke priesters die zich de afgelopen tweeënhalf jaar hebben gemeld, hebben geschokt gereageerd op het

• Voor de samenhang tussen meldingen over kindermishandeling en het wonen in achterstandswijken zijn meerdere oorzaken aanwijsbaar: er kunnen meer risicofactoren

Vanuit de gevoelde urgentie om het slachtoffers van seksueel misbruik zo gemakkelijk mogelijk te maken het voorval te melden en hulp te zoeken, vormen de ministeries

Iedereen die werkt met en voor mensen met een verstandelijke beperking heeft op zijn eigen wijze zijn verantwoordelijkheid rond het onderwerp seksualiteit.. Van begeleiders

2.1.3 De organisatie stelt vast in welke overleggen 1 het thema seksuele ontwikkeling, grensoverschrijdend gedrag en seksueel misbruik onderdeel van de agenda is en stelt vast

Het feit dat zoveel hulpverleners vinden dat het praten over seksueel misbruik moeilijk is heeft enerzijds te maken met het taboe op het onderwerp en de