• No results found

Indrukken uit het Mioceen

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "Indrukken uit het Mioceen"

Copied!
4
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

AFZETTINGEN WTKG 28(4), 2007 78

Indrukken uit het Mioceen

Peter

Moerdijk

*

Het

aantrekkelijke

vandeze Westerscheldefossielen

is,

dat

de inhoud deenekeerweer iets anders is daneen

ande-re keer. Zo werd in de tweede helftvan 2006 in Yerseke

een

partij Westerscheldeschelpen

aangevoerd,

die

uitzon-derlijk rijk

wasaanfossielen die alle in miocene

afzettin-genvoorkomen. Iknoem

Mimachlamys angelonii (De

Ste-fani &

Pantanelli,

1878), Pycnodonte

navicularis

(Broc-chi, 1814)

enHinnites ercolanianus Cocconi, 1873. Ook Pseudamussium clavatum

(Poli, 1795)

en

Pliothyrina

so-werbyana (Nyst, 1843) ( ‘Terebratula’)

komen in dit mate-riaal in veelgrotereaantallenvoordan ooit eerder

gezien

(zie

afb. 1tot enmet

5).

Bram

Goetheer,

Frans

Frenken,

Lex Kattenwinkelen

Ri-aan

Rijken

hebbennetals ik flink verzameld in dit

mate-riaal, hetgeen

heel mooieen interessante vondsten heeft

opgeleverd.

Omdat het

uitbundige

voorkomenvanvooral de

vijf

hier-voor

genoemde

in het Mioceen voorkomendesoorten

op-valt,

is het

waarschijnlijk

datze alle

vijf

uit één

afzetting

komen. De

kleppen

vanH. ercolanianusvormen

boven-Onderstaandartikel verscheen ineeneerdere versie in Vo-luta,

ledenorgaan

vande

Werkgroep Geologie

vanhet

Ko-ninklijk

Zeeuwsch

Genootschap

der

Wetenschappen.

Al vele decennia worden in Yerseke door het

schelpengrit-bedrijf

Van der Endt-Louwerse onderandere

schelpen

uit de Westerschelde

aangevoerd.

Daaronder bevinden zich veel

fossielen,

van

voornamelijk pliocene

herkomst. De Wester-schelde

snijdt namelijk diep

in de

rijkelijk

fossielhouden-de

pliocene afzettingen

in de bodem in. Uit de gegevens

over onze

ondergrond

volgt,

dat op

sommige plaatsen

in

de Westerschelde onderwaterook mioceneen

oligocene

afzettingen

worden bereikt. Het is dan niet

verwonderlijk

dat hetWesterscheldemateriaalook

daadwerkelijk

fossie-len uit die

perioden

bevat. Deze

zijn

echter

doorgaans

(2)

AFZETTINGEN WTKG28(4),2007 79

dien

daadwerkelijk

de verbindende schakeltussenviervan de

vijf

soorten. Er

zijn kleppen

vanH.

ercolanianus,

die naadloosbinneneen

rechterklep

vanP. navicularis passen; één

klep

hadzotezien zelfs

vastgehecht

gezetenineen

doubletvandeze oester,

getuige

de afdrukvandetopvan

een

(platte/holle) linkerklep.

Een

andere,

door Riaan

Rij-ken

gevonden klep

past

precies

in de

binnenzijde

van een

exemplaar

vanM.

angelonii.

Een

volgende klep

- gevon-den door Frans Frenken-had zichvastgezetineen

topffag-mentvanP.

sowerbyana.

Het

gelijktijdige

voorkomenvan

H.

ercolanianus,

P.

navicularis,

M.

angelonii

enP.

sowerby-anais daarmee

aannemelijk.

Alswedan ooknogde vaak

opmerkelijk goede conservering

vanhet materiaal in

aan-merking

nemen:meerdere doubletten zelfsvanP.

sower-byana,

enkele ook

ingebed

in kluiten sedimentenP.

navi-cularis

(door

Bram Goetheer

gevonden),

is wel

duidelijk,

dat de Westerschelde op de

winplaats

een

fossielhouden-de miocene

afzetting

heeft

aangesneden.

Uit tweede hand heb ik

begrepen,

dat de betreffende

winplaats

zich ergens tussen

Ellewoutsdijk

enBorsselemoetbevinden.

Uit het Mioceenvan het

naburige Antwerpen

en

omge-ving

kennen weals teonderscheiden

afzettingen

de Zan-denvan

Edegem,

de Zandenvan

Antwerpen

endeZanden

vanDeume.

Afzettingen

meteenouderdomals Zandenvan

Edegem

ende Zandenvan

Antwerpen zijn

als herkomst-bronvan deze fossielen

vrijwel

uittesluiten. In de Zan-denvan

Edegem

komt immersvande

aangetrofifen

soor-tenalleen M.

angelonii

voor,de andere

aangetroffen

mio-cenesoortenniet. Voor de Zandenvan

Antwerpen

worden P. clavatum enP.

sowerbyana

niet vermeld. Soorten die

typerend zijn

voor de Zandenvan

Edegem

enZandenvan

Antwerpen,

uit de laatste

bijvoorbeeld Glycymeris

obova-tabaldii Glibert & Van de

Poel,

1965 ontbreken boven-dien

geheel

enal in het

Westerscheldegrit.

Wèl werden

enige

versleten

kleppen

vanVenus multilamella

Lamarck,

1818

aangetroffen.

Pseudamussium clavatum

2 (De

Slefani

& Pantanelli,1878),

3

;

(Brocchi, 1814), doublet,

leg.

Bram

4 i(Cocconi, 1873),bovenrecht

erklep-5

(Nyst,

1843),

defecte

doubletten Mimachlamys angelonii

I (Poli, 1795)- Westerschelde

Goetheer,

foto

LexKattenwinkel- Westerschelde

linksrechterklep, rechtslinkerklep- Westerschelde

pen,onderlinkerkleppen- Westerschelde

met restenverhit sediment- Westerschelde

Hinnitesercolanianus Pycnodontenavicularis

(3)

AFZETTINGEN WTKG 28(4), 2007 80

Wanneerwehetmeer

gedetailleerde stratigrafische

voorko-men vande in dit Westerscheldemateriaal

algemene

soor-ten

nagaan

(bijv. Glibert, 1957a,

de

lijst

achter in Janssen et

al., 1984),

dan

blijkt

dat alle in

opvallend

grote aantal-len in de

genoemde lading Westerscheldeschelpen

gevon-densoortenvoorkomen in de ZandenvanDeume.

Verde-re

aanwijzingen

voorZandenvanDeumevormenbrokken

verkit,

zeer

glauconietrijk

sedimentmetdaarin

bryozoën.

De vele

bryozoën zijn namelijk

kenmerkendvoordeze

af-zettingen,

zie

bijvoorbeeld

Van den Bosch

(1967).

Ookeen broksedimentmetPetaloconchus

glomeratus

en eenkluit met

Ditrupa

zouden uit de

besproken afzetting

kunnen

ko-men.Dit

geldt

bovendienvoor eenstukvande calcitische

buisvan een ‘Teredo Deze soortenworden onder andere

genoemd

in Bosselaersetal.

(2004).

Hoewel Janssen & Van der Mark

(1968)

uit de Zandenvan

Deumehierendaar

belangrijke

hoeveelhedenwalvisbot-ten

melden, zijn

botten schaarstussen de hier

besproken

aanvoer van

Westerscheldeschelpen.

Wel werdener

eni-ge

periotica

in

gevonden.

Deze

zijn

aan Mark Bosselaers

ter

beoordeling voorgelegd. Hij

determineertze

voorlopig

als Mesocetus aff.

longirostris.

Eén-door Bram Goetheer

gevonden

-

exemplaar

bezit zelfs nog de

‘stijgbeugel’ (zie

afb.

6).

Mark

geeft

aan,datzequa

conservering goed

over-eenkomenmetdie uit de ZandenvanDeume.

De conclusie

is,

dat de betreffende fossielen

vrijwel

zon-der

twijfel

uiteen

afzetting

meteenzelfde ouderdomals de

ZandenvanDeume

afkomstig zijn.

De in de Westerschel-de eroWesterschel-derenWesterschel-de miocene

afzettingen zijn

dustedateren als Laat-Mioceen

(Tortonien).

Ditstaat

gelijk

aan een

ouder-domvantussenca.

7,2

en

11,6 miljoen jaar.

In de Neder-landse

lithostratigrafische indeling

worden

dergelijke

ma-riene

afzettingen

totde FormatievanBreda

gerekend.

Van

Neopycnodonte

cochlear

(Poli, 1795)

werden enke-le

exemplaren gevonden.

Dat is op zich nietzo

bijzonder,

maarmet tweevande

exemplaren

wasiets

merkwaardigs

aande hand.

Neopycnodonte

cochlear is bekend van,en komt massaalvoor,in het niveaumetPetaloconchus

glo-meratusvande

vroeg-pliocene

Zandenvan

Kattendijk.

De twee

exemplaren

hadden echter

bevestigd

gezetenop de

buitenzijde

van

schelpen

vanM.

angelonii, gezien

de afdruk in de

schelp.

Omdat M.

angelonii beperkt blijft

tot

mioce-ne

afzettingen, wijst

dat erop, dateendeelvande

schel-penvanN. cochlear diewehier vinden dus

waarschijnlijk

eveneensvanmiocene ouderdom is.

Overigens

melden Glibert

(1945,

1957a)

enook

ande-renN. cochlear ook uit het

Mioceen,

maar

getuige

de

af-beeldingen

en

beschrijvingen

heeft dit steeds

betrekking

op

Pycnodonte

navicularis,

die dan alseenformavanN. cochlear beschouwd wordt.

Afdrukken

op

kleppen

vanH. ercolanianusvanhet sub-straat waar de

schelpen

op

vastgehecht

hebbengezeten, leidentot interessanteaanvullende

waarnemingen.

Eén

klep

- weeraleen vondstvan Bram Goetheer- had

vast-gezeten

in een

topffagment

van een

laaggewonden

gro-te

gastropode (zie

afb.

7).

Deafdrukzouvan eentopvan een Semicassis

miolaevigata

kunnen

zijn,

zo kondenwe

bij vergelijking

van eenaantalvandeze miocene

schelpen

uit de collectievan

Freddy

vanNieulandevaststellen.Een andere

klep

laateenafdruk zienvan de

binnenzijde

van

een

onregelmatige zee-egel.

Eénvan de ‘stralen’vanhet

ambulacrale veld is zichtbaaren-met

strijklicht

- het

pa-troonvande

facetjes

waarde schaal uit bestaat. Uit

afzet-tingen

in Denemarken

(Gram)

uit dezelfde

periode

is de soort

Brissopsis lyrifera (Forbes,

1841)

bekend

(Hanssen

&Hanssen,

2000).

Datzouduseen

mogelijkheid

kunnen

zijn.

De bedoelde

klep ligt

op het

ogenblik bij

John

Jagt,

die

mij

heeft

toegezegd

dat

hij

daar

(zodra hij

daarwat

tijd

voor

heeft) zijn

lichtoverzal laten

schijnen.

U hoort daar

mogelijk

nogmeer van.

Ook dit is nog interessant.

Jacques

Herman

(in

Bosselaers et

al.)

vermeldtnaastP.

sowerbyana

als

talrijk

Terebratula cf.

ampulla Brocchi,

1814 in de door hen onderzochte

ont-sluiting

van de ZandenvanDeume. Deze ‘T.

ampulla’

is

kleiner,

heefteen zeerkleine

steel-opening

ende slotrand

vormteenergstompe

hoek;

zeis meestal ook minder bol.

Perioticumvan

cf.

VanBeneden,

Hinnitesercolanianus 7

(Sacco, 1891), Westerschelde, Mesocetusaff. longirostris

6

rechterklepmetafdrukvanmogelijk 1880,Rechtsbovenisde'stijgbeugel‘

nogtezien,leg.Bram Goetheer,foto FreddyvanNieulande - Westerschelde

Semicassis miolaevigatum leg.BramGoetheer

(4)

AFZETTINGEN WTKG28(4),2007 81

Hoewel in het materiaal zeker

exemplaren

voorkomen die

quavormsterk metdedoorBosselaersetal.

afgebeelde

brachiopode

overeenkomen,

ben ikerniet in

geslaagd

om de

laatstgenoemde

soort

positief

tedetermineren.

Met dankaan: Riaan

Rijken,

Frans

Frenken,

Lex Katten-winkel enin het

bijzonder

Bram

Goetheer,

voor het

mij

deelgenoot

maken van hun

vondsten,

Freddy

van Nieu-landevoorde

vergelijkingen

metmateriaaluit

zijn

collec-tie ende

foto's,

Mark Bosselaersvoor

literatuur,

verdere informatieende determinatievande

periotica

en- alvast

- John

Jagt.

Tenslotte: Mochtuenthousiast

geworden zijn

door dit

ver-slag,

dan sluit ik afmeteenvoor uteleurstellende

mede-deling:

helaas verleent het

bedrijf

vanwegehetgevaardat de

bergen

met

schelpen opleveren,

geentoegangmeertot het terrein!

Literatuur

Bosch,

M. van

den,

1967a. Deumienontsloten in Antwer-pen -

Borgerhout. Mededelingen Werkgroep

Tertiaire enKwartaire

Geologie

4

(2):

35- 37.

Bosch,

M. van

den,

1967b. Het Deumienvan

Borgerhout

enenkele

opmerkingen

overde

stratigrafie

vanhet

Mio-ceenin het Noordzeebekken.

Mededelingen Werkgroep

TertiaireenKwartaire

Geologie

4

(2);

45 -48.

Bosselaers,

M., J.

Herman,

K.

Hoedemakers,

O.

Lambert,

R.

Marquet

& K.

Wouters,

2004.

Geology

and

palae-ontology

ofatemporaryexposure of the Late Miocene Deume Sand Member in

Antwerpen (N. Belgium)

Geologica Belgica 7(1-2):

27-39.

Glibert, M.,

1945. Faune

Malacologique

de Miocene de la

Belgique

-

Pelecypodes,

Mémoires du Musée

Royal

d’Histoire Naturelle de

Belgique,

Mémoire N°

103,

Glibert,

M. 1957a.

Pélécypodes

du

Diestien,

du Scaldisien

etdu Merxémien de la

Belgique.

Premièrenote. Bulle-tin de 1’Institut

Royale

des Sciences Naturelles de

Bel-gique

33

(9):

1-40.

Janse,

A. &Janssen,

A.W.,

1972. Enkele gegevensoverhet

Anversien

(Mioceen)

ontsloten

tijdens

de metro-werken te

Antwerpen (België). Mededelingen Werkgroep

Ter-tiaireenKwartaire

Geologie

9

(1):

p. 8- 10.

Janssen,A.W. & D. van der

Mark,

1968.

Einleitung

zu

den

Beitragen

zurKenntnis der Molluskenfauna des

jüngeren

Tertiars im Nordseebecken.

Basteria,

32

(4-5);

76-82.

Janssen,A.W.,G.A. Peeters & L.vander

Slik,

1984. De fos-siele

schelpen

vandeNederlandse strandenenzeegaten, tweede

serie,

8

(slot).

-

Basteria, 48(4-5);

89-220.

Hansen,T. & J.Hansen,2000. The echinoid

Brissopsis

ly-rifera

trom the Danish UpperMiocene Oram

forma-tion. Bulletin of the

Geological Society

of

Denmark,

Vol.

47,

pp. 63-69.

Copenhagen.

*Peter

Moerdijk, Kingstraat

14,4336 LG

Middelburg,

tel.0118-638405,

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

Veel presentaties startten met de wens voor het realiseren van die ene, allesomvattende virtuele blik op de werkelijkheid waarin alle informatie wordt geïntegreerd: over de onder-

Op dit moment werkt de rapportage (id-27) voor de ruige mestmeldingen voor het subsidiejaar 2015 niet naar behoren.. In het totaalbedrag per relatienummer worden de beheereenheden

The transition towards a new perception of the importance of information and the ramifications that such a transition hold – in terms of the collective forces of influence relating

a) No compressed air control and monitoring on the mining levels. The absence of PLC control and the lack of proper infrastructure on the mine mean that automatic control is

2.5%x RWA , again consisting solely of CET1 capital, may be deployed when national authorities detect a build-up of system-wide risk associated with excess

en onverifieerbare, aan die teologie oor te laat, die wetenskap van die openbaring van God Self en sy werke. 6) Sonder om verteologiseer te raak, mag die

IMPROVING DATA MANAGEMENT FOR ENVIRONMENTAL REPORTING IN THE GOLD MINING

levels of work engagement in employees, but also that higher levels of mutual respect, trust and obligation between leader and subordinates result in increased employee work