• No results found

Hoe bedrijvig is Kootwijkerbroek? Analyse van de agrarische en niet-agrarische bedrijvigheid en hun omgeving

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "Hoe bedrijvig is Kootwijkerbroek? Analyse van de agrarische en niet-agrarische bedrijvigheid en hun omgeving"

Copied!
30
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)Hoe bedrijvig is Kootwijkerbroek?. Analyse van de agrarische en niet-agrarische bedrijvigheid en hun omgeving. Pieter Vereijken, Marta Pérez-Soba & Han Naeff. PRI - Rapport 65.

(2)

(3) Hoe bedrijvig is Kootwijkerbroek?. Analyse van de agrarische en niet-agrarische bedrijvigheid en hun omgeving. Pieter Vereijken1, Marta Pérez-Soba2 & Han Naeff2. In opdracht van de Vereniging Plaatselijk Belang van Kootwijkerbroek en Omstreken Juni 2003. 1 2. Plant Research International, Wageningen Alterra, Wageningen. Plant Research International B.V., Wageningen juni 2003. Rapport 65.

(4) REFERAAT P.H.Vereijken, M. Perez Soba, H.S.D.Naeff, 2003. Hoe bedrijvig is Kootwijkerbroek?. Wageningen, Plant Research International.-rapport 65. 25 blz.; 8 kaarten; 10 grafieken, 1 tab.; 6 ref. Als een dorp economisch vitaal en leefbaar wil blijven, moet het de teruggang in de landbouw kunnen compenseren met niet-agrarische bedrijvigheid. Het huidige beleid staat dit niet toe, gelet op de gemeentelijke bestemmingsplannen voor het buitengebied of heeft er geen oog voor, gelet op de provinciale plannen voor reconstructie van de intensieve veehouderijgebieden. Wat betekent dit voor een dorp als Kootwijkerbroek, dat in eerste instantie door gemeente en provincie als agrarisch ontwikkelingszone is aangewezen, maar inmiddels ook een niet-agrarisch ontwikkelingsspoor heeft ontwikkeld ? In dit rapport analyseren we de agrarische en niet-agrarische bedrijvigheid in het dorp, schetsen we voor beide de perspectieven en doen we aanbevelingen voor een tweesporenbeleid. We hopen dat de verkregen kennis en inzichten ook bruikbaar zijn voor andere dorpen in transitie naar een overwegend niet-agrarische economie. Trefwoorden: Agrarische en niet-agrarische bedrijvigheid, vitaal en leefbaar platteland, reconstructie, Gelderse Vallei. © 2003 Wageningen, Plant Research International B.V.. Alle rechten voorbehouden. Niets uit deze uitgave mag worden verveelvoudigd, opgeslagen in een geautomatiseerd gegevensbestand, of openbaar gemaakt, in enige vorm of op enige wijze, hetzij elektronisch, mechanisch, door fotokopieën, opnamen of enige andere manier zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van Plant Research International B.V.. Exemplaren van dit rapport en van de beleidsnotitie “Ontwikkeling is verandering” van het bestuur van de Vereniging Plaatselijk Belang Kootwijkerbroek en Omstreken, n.a.v. dit rapport, zijn verkrijgbaar bij de vereniging. Aanbevolen wordt beide rapporten als “een éénheid” te lezen. Prijs (2 rapporten): ɽ 25,- exclusief verzendkosten. Levering zolang de voorraad strekt Bestellingen naar e-mail adres: brink@introweb.nl. Plant Research International B.V. Adres. :. Droevendaalsesteeg 1, Wageningen. :. Postbus 16, 6700 AA Wageningen. Tel.. :. 0317 - 47 70 00. Fax. :. 0317 - 41 80 94. E-mail. :. postkamer.pri@wur.nl. Internet. :. http://www.plant.wageningen-ur.nl.

(5) 1. Inhoudsopgave pagina dankwoord. 2. 1.. Inleiding. 3. 2.. Aanpak. 5. 3.. Agrarische bedrijvigheid in KWB en overig Barneveld. 7. 3.1. Ruimtegebruik. 7. 3.2. Omvang van de productie per agrarische sector en per bedrijf. 8. 3.3. Bedrijven naar omvang, hoofd- of nevenberoep en opvolging 55+ bedrijfshoofden. 9. 4.. Niet-agrarische bedrijvigheid in KWB. 13. 5.. Vergelijking agrarische en niet-agrarische bedrijvigheid in KWB. 15. 6.. Analyse van de omgeving van KWB. 17. 6.1. Niet-agrarische omgeving. 17. 6.2. Agrarische omgeving. 18. 7.. Verwachte ontwikkeling van de bedrijvigheid in de komende tien jaar. 21. 7.1. Agrarische bedrijvigheid. 21. 7.2. Niet-agrarische bedrijvigheid. 22. 8.. Beleidsaanbevelingen. 23. 9.. Literatuur. 25.

(6) 2. Dank Bij het verschijnen van deze analyse wil het bestuur van onze vereniging graag enkele opmerkingen maken. Ons commentaar vindt de lezer echter niet op deze plaats, maar in het “Woord vooraf” van de Beleidsnotitie “Ontwikkeling is verandering”, die ons bestuur heeft geschreven n.a.v. het verschijnen van deze analyse. Wij bevelen de lezer aan om de beleidsnotitie en deze analyse als “een éénheid” te beschouwen en beide te lezen. Hier willen we volstaan met een woord van dank aan degenen die ons hebben geholpen om deze analyse in deze vorm te laten ontstaan. Het bestuur van onze vereniging dankt hierbij de auteurs van dit rapport voor hun waardevolle boodschap om tot een beter inzicht te komen in de complexe problematiek van Kootwijkerbroek, alsmede voor de wijze waarop dit praktisch vertaald kan worden. Verder hierbij een woord van dank aan de mensen die ons in het denkproces rond dit werkstuk trouw hebben bijgestaan, nl. de heren J. Mulder, H. Freeke en K. van Hierden. Eind mei van dit jaar, toen onze werkgroep regelmatig bijeen kwam, bereikte ons het droeve bericht dat de heer H.H. Freeke plotseling was overleden. Wij waren diep geschokt. Een vriend van Kootwijkerbroek is helaas heengegaan. Ook willen wij hierbij respect en dank tot uitdrukking brengen aan onze sponsor, die dit rapport mogelijk heeft gemaakt en die niet in de publiciteit wil treden. Het is goed voor Kootwijkerbroek om te weten dat er mensen zijn die ons dorp een warm hart toedragen. Bij het horen van bovengenoemde problematiek was onze anonieme sponsor bereid om ons – geheel belangeloos – te helpen om dit wetenschappelijk werk mogelijk te maken. Zonder hem was deze discussie over de toekomst van Kootwijkerbroek niet mogelijk geweest. De Kamer van Koophandel Veluwe en Twente heeft eveneens het belang van deze analyse ingezien. Wij zijn de heer E. Geel, secretaris van de Kamer, erkentelijk voor zijn bereidwilligheid om naar onze argumenten te luisteren en wij zijn de Kamer dank verschuldigd voor het feit dat zij een groot deel van de druk – en publiciteitskosten van dit rapport heeft willen bekostigen. Tenslotte bedanken wij onze “denktank”. Het contact met de klankbordgroep is een extra garantie voor Kootwijkerbroek, dat het bestuur in deze zaak onpartijdigheid en objectiviteit nastreeft, zodat het “plaatselijk belang” optimaal wordt gediend. Samenwerking en openheid zijn de kernwoorden die de komende jaren van vitaal belang zullen zijn. Samenwerking en openheid brengen mensen verder, soms met een klein steuntje in de rug. Daarmee is tevens de intentie van het bestuur van onze vereniging gekenschetst. N.P.J. van den Brink, voorzitter Vereniging Plaatselijk Belang Kootwijkerbroek en Omstreken..

(7) 3. 1.. Inleiding. Kootwijkerbroek (KWB) werd in 2001 landelijk bekend door een uitbraak van mond- en klauwzeer (MKZ) en zijn hoge concentratie aan veebedrijven. Veel minder bekend is het dorp door zijn niet-agrarische bedrijven, ofschoon de concentratie daarvan bijna even hoog is! De inwonersorganisatie van KWB, die zich o.a. bezig houdt met het “Algemeen belang” van het dorp en de daarmee verbonden maatschappelijke en economische aspecten, is de Vereniging Plaatselijk Belang Kootwijkerbroek en Omstreken. De vereniging wil met partijen binnen en buiten KWB de discussie voeren over de toekomstkansen van het dorp, mede op basis van de uitkomsten van de aan ons opgedragen ruimtelijk-economische analyse: 1. Analyseer de agrarische bedrijvigheid in KWB (postcodegebied 3774): grondgebruik, aantal bedrijven, economische omvang (indicator voor winstgevendheid en concurrentievermogen), directe werkgelegenheid (hoofd- en nevenberoepers), leeftijden van de ondernemers, beschikbaarheid van opvolgers. Analyseer daarnaast de niet-agrarische bedrijvigheid naar aantal en soort bedrijven met hun werkgelegenheid. 2. Vergelijk KWB met de rest van de gemeente Barneveld en de wijdere omgeving (reconstructie-gebied Gelderse Vallei) en let daarbij ook op de ruimtelijke kwaliteit (mate van bebouwing en verharding) en de milieukwaliteit (intensiteit veehouderij). 3. Verken de ontwikkeling van de agrarische bedrijven in KWB en omgeving tot 2010/2015 bij het te verwachten landelijk en Europees beleid. 4. Gelet op de verwachte ontwikkeling van de agrarische bedrijvigheid, welke mogelijkheden hebben bedrijfsleven en overheden om welvaart en welzijn van KWB en omgeving veilig te stellen? Ga hierbij in op de ontwikkelingen die de reconstructie voorziet voor KWB en omgeving en ga ook in op het reconstructieplan in voorontwerp, met name de aanwijzing van KWB als landbouwontwikkelingsgebied. Ga ook in op de mogelijkheden tot verweving met niet-agrarische bedrijvigheid. 5. Maak een bondig rapport met kaarten, grafieken en tabellen met korte toelichting en conclusies. Geef de uitkomsten ook als Powerpoint-presentatie en licht ze mondeling toe bij maximaal twee gelegenheden..

(8) 4.

(9) 5. 2.. Aanpak. 1. De agrarische bedrijvigheid in KWB is geanalyseerd op basis van de gegevens van de Meitelling 2001, zoals verwerkt door Alterra volgens GIAB (Grondgebruikers Inventarisatie voor Algemeen Gebruik). De niet-agrarische bedrijvigheid is geanalyseerd op basis van de gegevens van de Kamer van Koophandel, zoals verwerkt door de firma Bridgis. 2. Op dezelfde wijze is de agrarische bedrijvigheid in de rest van Barneveld geanalyseerd. De nietagrarische bedrijvigheid in de rest van Barneveld is niet geanalyseerd, omdat deze sterk afwijkt van die van KWB, zodat vergelijking geen zin had. De ruimtelijke kwaliteit en de milieukwaliteit zijn bekeken in het kader van een SEO-project Multifunctioneel Landgebruik met de Gelderse Vallei als aandachtsgebied, en kon zonder kosten worden meegenomen in dit project. 3. De ontwikkeling van de agrarische bedrijvigheid is geanalyseerd op grond van klassering naar bedrijfsomvang, leeftijd en opvolging. Bovendien is gekeken naar de mondiale en Europese trends in de landbouw en het reconstructieplan voor de Gelderse Vallei. 4. Hier hebben we een aantal opties voor KWB op een rij gezet, op basis van de uitkomsten van de analyse, relevante stukken en discussies met kenners van de bedrijvigheid in KWB en omgeving..

(10) 6.

(11) 7. 3.. Agrarische bedrijvigheid in KWB en overig Barneveld. 3.1. Ruimtegebruik. 1. KWB heeft een veel hogere dichtheid aan agrarische bedrijven dan overig Barneveld (Kaart 1). 2. KWB heeft nog geen 20% van het totale oppervlak van de gemeente Barneveld, maar wel bijna 30% van het agrarisch oppervlak en zelfs ruim 30% van het aantal agrarische bedrijven (Grafiek 1).. Kaart 1.. Dichtheden van landbouwbedrijven in Barneveld (KWB is postcodegebied 3774).. % KWB en overig Barneveld. 17860 ha. 8360 ha. 855 bedrijven. 100 80 60 40 20 0. Totaal oppervlak. Agrarisch oppervlak. Kootwijkerbroek. Grafiek 1.. Aantal bedrijven. Overig Barneveld. Aandeel van KWB in totaal oppervlak, agrarisch oppervlak en aantal agrarische bedrijven van Barneveld..

(12) 8. 3.2. Omvang van de productie per agrarische sector en per bedrijf. KWB verschilt sterk van overig Barneveld in de omvang van de productie per sector (Grafiek 2a): 1. KWB heeft slechts één speerpunt, nl. de hokveehouderij (met name varkens en pluimvee). 2. Overig Barneveld heeft drie speerpunten: melkveehouderij, hokveehouderij en gemengde bedrijven (veeteeltcombinaties). 3. KWB heeft veel kalvermesterij en overige activiteiten (akkerbouw, tuinbouw, blijvende teeltbedrijven en andere graasdierbedrijven met name paarden) vergeleken met overig Barneveld. 12000. 10000. 8000. NGE per 6000 sector. Overig Barneveld KWB. 4000. 2000. 0. Gemengd Grafiek 2a.. Melkvee. Overige activiteiten. Kalveren. Hokvee. Omvang van productie (NGE1) per sector.. KWB verschilt ook sterk van overig Barneveld in de omvang van de productie per bedrijf (Grafiek 2b): 1. De bedrijven in KWB zijn gemiddeld kleiner in alle sectoren, behalve in ‘overige activiteiten’. 2. In de speerpuntsector hokvee van KWB zijn de bedrijven zelfs de helft kleiner. 3. De sector ‘overige activiteiten’ heeft verreweg de kleinste bedrijven. 120. 100. NGE per 80 bedrijf. Overig Barneveld. 60. KWB. 40. 20. 0. Gemengd. Melkvee. Overige activiteiten. Kalveren. Hokvee. Grafiek 2b. Omvang van productie per sector én per bedrijf ('vitaliteit').. 1. De NGE (Nederlandse Grootte Eenheid) is een eenheid die agrarische activiteiten qua omvang van productie vergelijkbaar maakt, op basis van de saldi per diersoort en per ha gewas. Daartoe worden bruto standaard saldi (bss) berekend door de opbrengsten met directe kosten, zoals voer en meststoffen, te verminderen. De bss wordt uitgedrukt in euro (lopende prijzen). Om praktische redenen wordt de bedrijfsomvang niet in bss uitgedrukt maar in NGE. De NGE wordt steeds geactualiseerd, om de reële ontwikkeling van de bruto toegevoegde waarde voor het Nederlandse landbouwbedrijf weer te geven. Enkele actuele waarden: wintertarwe, maïs en grasland =0,91 NGE/ha, rundvee onder 1 jaar = 0,212 NGE, melkkoe = 1,288 NGE, vleesvarken = 0,049 NGE, zeug = 0,288 NGE, 100 vleeskuikens = 0,151 NGE, 100 leghennen = 0,133 NGE, paard ouder dan 3 jaar = 2,115 NGE, schaap = 0,076 NGE, melkgeit = 0,137 NGE. Tenslotte 1NGE = 1390 Euro (Landbouwcijfers 2002, LEI, 2003)..

(13) 9. 3.3. Bedrijven naar omvang, hoofd- of nevenberoep en opvolging 55+ bedrijfshoofden. De agrarische bedrijven zijn globaal geklasseerd naar omvang van de productie. Om KWB met overig Barneveld te kunnen vergelijken is per gebied de procentuele verdeling van de bedrijven over de drie klassen vastgesteld (Grafiek 3a). 1. De meeste bedrijven in KWB en overig Barneveld hebben een relatief kleine productie-omvang. 2. KWB heeft het hoogste percentage kleine (68 tegen 54%) en het laagste percentage grote bedrijven (12 tegen 17%).. 195. 70. 60 % bedrijven. 304. 50. Overig Barneveld 40. KWB 165. 30. 59 20. 95 37. 10. 0. 3-50 NGE. Grafiek 3a.. 51-100 NGE. >100 NGE. Procentuele verdeling van bedrijven over drie globale klassen van productie-omvang (bovenste cijfer van de blokken = absolute aantallen bedrijven).. 70. % 60 hoofdberoep. 148. 244. 50. 40. Overig Barneveld. 159. KWB. 30. 57 88. 20. 32 10. 0. 3-50 NGE. Grafiek 3b.. 51-100 NGE. >100 NGE. Procentuele verdeling van hoofdberoepers over drie globale klassen van productie-omvang (bovenste cijfer van de blokken = absolute aantallen hoofdberoepers).. Per bedrijfsklasse is ook de procentuele verdeling vastgesteld van bedrijfshoofden die als hoofdberoep hun agrarisch bedrijf hebben ('hoofdberoeper')2 (Grafiek 3b):. 2. Een bedrijfshoofd is agrariër van hoofdberoep, als hij/zij meer dan de helft van zijn tijd aan het bedrijf besteedt.

(14) 10. 1. De meeste hoofdberoepers in KWB en overig Barneveld hebben een relatief klein bedrijf. 2. KWB heeft het hoogste percentage hoofdberoepers met een klein bedrijf (62 tegen 50%) en het laagste percentage hoofdberoepers met een groot bedrijf (13 tegen 18%). 3. In KWB en in overig Barneveld worden verreweg de meeste middelgrote en grote bedrijven door hoofdberoepers geleid (vergelijk absolute aantallen in Grafieken 3a en b). 4. In KWB en in overig Barneveld hebben de meeste nevenberoepers een klein bedrijf (vergelijk absolute aantallen in Grafieken 3a en b). Per bedrijfsklasse is de procentuele verdeling van de 55+-bedrijfshoofden zonder opvolger3 vastgesteld (Grafiek 3c): 1. Meer dan 80% van de 55+-bedrijfshoofden zonder opvolger in KWB en overig Barneveld hebben een relatief klein bedrijf. 2. In KWB en overig Barneveld hebben de grotere bedrijven praktisch allemaal een opvolger.. % 55+ hoofden90 zonder 80 opvolger. 92 151. 70 60. Overig Barneveld 50. KWB. 40 30 20. 24 8. 10 0. Grafiek 3c.. 3-50 NGE. 51-100 NGE. 9. 4. >100 NGE. Procentuele verdeling van 55+-bedrijfshoofden zonder opvolger over drie globale klassen van productie-omvang (bovenste cijfer van de blokken =absolute aantallen hoofdberoepers).. Per omvangklasse zijn tenslotte de bedrijven onderverdeeld naar leeftijdsklassen van de bedrijfshoofden (Tabel 1). Ten aanzien van de jongste leeftijdsklasse verschilt KWB nogal van overig Barneveld: 1. KWB heeft relatief minder bedrijfshoofden jonger dan 40 jaar (16 tegen 24%). 2. In KWB hebben de meeste jonge bedrijfshoofden een relatief klein bedrijf (28 van de 47) en slechts enkelen een groot bedrijf (8), terwijl in overig Barneveld de meeste jongeren een middengroot (50 van de 133) of groot bedrijf (39) hebben.. 3 Een 55+-bedrijfshoofd heeft geen opvolger als er geen kind is dat minstens 10 uur per week meewerkt..

(15) 11. Tabel 1.. Aantal bedrijven per leeftijdklasse over drie globale klassen van productie-omvang (tussen haakjes de procentuele waarden t.o.v. het totaal per productie-omvangsklasse). Overig Barneveld. Kootwijkerbroek. Kleine bedrijven (3–50 NGE) -. > 55 jaar, zonder opvolger. 151 (50%). 92 (47%). met opvolger. 10 (3%). 9 (5%). -. 40-55 jaar. 99 (33%). 66 (34%). -. < 40 jaar. Subtotaal 1. 44 (14%). 28 (14%). 304 (100%). 195 (100%). Middenbedrijven (51-100 NGE) -> 55 jaar, zonder opvolger met opvolger -. 40-55 jaar. 24 (15%). 8 (14%). 16 (10%). 4 (7%). 75 (45%). 36 (61%). -< 40 jaar. 50 (30%). 11 (18%). Subtotaal 2. 165 (100%). 59 (100%). 9 (15%). 4 (14%). Grote bedrijven (> 100 NGE) -> 55 jaar, zonder opvolger met opvolger. 7 (10%). 3 (7%). -. 40-55 jaar. 40 (45%). 22 (61%). -. < 40 jaar. 39 (30%). 8 (18%). 95 (100%). 37 (100%). Subtotaal 3 Totaal bedrijven -. > 55 jaar, zonder opvolger met opvolger. -. 40-55 jaar. -. < 40 jaar. Totaal. 184 (32%). 104 (36%). 33 (6%). 16 (6%). 214 (38%). 124 (43%). 133 (24%). 47 (16%). 564 (100%). 291 (100%).

(16) 12.

(17) 13. 4.. Niet-agrarische bedrijvigheid in KWB. De niet-agrarische bedrijvigheid in KWB heeft de volgende kenmerken (Grafieken 4a en 4b): 1. Er zijn meer harde (productie-) bedrijven dan zachte (diensten-) bedrijven (163 versus 93) 2. Speerpuntsector is de bouw (met toeleverende bedrijven), zowel in bedrijven als banen. 3. Zorg, onderwijs en vervoer omvatten relatief veel banen per instelling of bedrijf, niet-agrarische diensten en detailhandel relatief weinig. 90 80. Aantal bedrijven. 70 60 50 40 30 20 10. uw bo. l de ilh. ns. ni. et. -a. de. gr. ta. .d. ie. th oo gr. an. te. de an. et ,m to. au. n. l. l aa. ve rv oe r. CA. ho ve ni er s. RE O H. ag r. lo on we zo rk rg ,o nd er wi js. ov. cu. er. lt. ig. uu. in. r,. du. sp. st. ri. or. e. t. 0. harde. Grafiek 4a.. zachte. Aantallen bedrijven per niet-agrarische sector in Kootwijkerbroek.. 450 400 350. Aantal banen. 300 250 200 150 100 50. Grafiek 4b.. Aantallen banen per niet-agrarische sector in Kootwijkerbroek.. zachte. uw bo. de l lh an. de ta i. r. di en s ag. et ni. harde. te n. de l oo. gr. zo r. au. th an. et aa l. oe r. to ,m. nd g, o. ve rv. er wi j. s. er k w on lo. r. ag. ho. ve ni. er s. CA RE H O. po rt ur ,s. lt u cu. ov. er ig. in. du. st ri e. 0.

(18) 14.

(19) 15. 5.. Vergelijking agrarische en niet-agrarische bedrijvigheid in KWB. 1. Er zijn iets meer agrarische bedrijven dan niet agrarische (Grafiek 5a). 2. Niettemin zorgen de niet-agrarische bedrijven voor meer dan tweemaal zoveel banen als de agrarische bedrijven (Grafiek 5b). 3. Agrarische en niet-agrarische bedrijven en banen kunnen aan dezelfde personen toebehoren, bv. burgers of boeren met agrarische of niet-agrarische nevenbedrijven of bijbanen.. 350. Aantal be- 300 drijven 250. 200. 150. 100. 50. 0. Grafiek 5a.. Niet-agrarische bedrijven. Agrarische bedrijven. Aantallen agrarische en niet-agrarische bedrijven in Kootwijkerbroek.. 1400. 1200. 1000. 800. Aantal banen 600. 400. 200. 0. Niet-agrarische bedrijven. Grafiek 5b.. 4. Agrarische bedrijven. Aantallen agrarische en niet-agrarische banen4 in Kootwijkerbroek.. Niet-agrarische banen minstens 12 uur per week, agrarische banen minstens 10 uur per week.

(20) 16.

(21) 17. 6.. Analyse van de omgeving van KWB. 6.1. Niet-agrarische omgeving. 1. De directe omgeving van KWB is de open ruimte tussen Barneveld, Stroe, Otterlo en Ede (Kaart 2a). 2. Dit is de op één na grootste open ruimte binnen het dichte netwerk van hoofdwegen in het stroomgebied van de Eem5. 3. Het is tegelijk een ruimte van de laagste kwaliteitklasse inzake Openheid, Rust en Stilte, omdat deze voor meer dan 10% bebouwd en verhard is (dorpen, diffuse bebouwing en hoofdwegen) 4. Vanwege zijn relatief lage ruimtelijke kwaliteiten biedt deze ruimte relatief weinig kansen voor groene functies zoals waterberging, natuur, landschap en hiervan afhankelijke recreatievormen (meer over deze visie op www.dualis.wag-ur.nl) (Vereijken en Hermans, 2003).. KWB. Kaart 2a.. Ruimtelijke kwaliteit van de open ruimten in de directe omgeving van KWB (open ruimte tussen Barneveld, Ede, Otterlo en Stroe)) en de wijdere omgeving (Gelderse Vallei en West-Veluwe = stroomgebied van de Eem).. 5. Zie deelstroomgebiedsvisie Vallei en Eem van provincies Utrecht en Gelderland..

(22) 18. 5. KWB, met als begrenzing postcodegebied 3774, raakt aan twee van de vier zones rond de hoofdwegen, die zijn open ruimte omgeven (Kaart 2b). 6. Dit betreft de relatief dicht bebouwde zone rond de A1 en de relatief dunbebouwde zone rond de N310. 7. Door deze ligging heeft KWB de mogelijkheid om de niet-agrarische bedrijvigheid en de hokveehouderij te hervestigen in logistiek optimale zones: internationaal of nationaal gerichte, grootschalige activiteiten in de zone langs de A1, regionaal gerichte en kleinschalige activiteiten en groen wonen eventueel langs de N310, lokaal gerichte activiteiten op een bedrijventerrein tegen de bebouwde kom van KWB (meer over deze visie op www.dualis.wag-ur.nl).. A1 N310 KWB. Kaart 2b.. Ruimtelijke kwaliteit van de hoofdwegzones in de directe omgeving van KWB (open ruimte tussen Barneveld, Ede, Otterlo en Stroe)) en de wijdere omgeving (Gelderse Vallei en West-Veluwe = stroomgebied van de Eem).. 6.2. Agrarische omgeving. 1. Gemiddeld zijn de landbouwbedrijven in de open ruimte rond KWB relatief klein (<50 NGE) en daardoor relatief minder vitaal (Kaart 3a).. 2. De meest vitale landbouwbedrijven bevinden zich in het middendeel van de Gelderse Vallei, ten westen van Barneveld (West-Veluwe heeft ook relatief grote bedrijven, maar dat zijn er maar een paar)..

(23) 19. •. Kaart 3a.. KWB. Vitaliteit van de landbouw in de open ruimten in de directe en de wijdere omgeving van KWB (Gelderse Vallei en West-Veluwe = stroomgebied van de Eem).. •. Kaart 3b.. KWB. Intensiteit van de landbouw in de open ruimten in de directe en de wijdere omgeving van KWB (Gelderse Vallei en West-Veluwe = stroomgebied van de Eem)..

(24) 20. 3. Door de hoge dichtheden aan veebedrijven behoort de open ruimte rond KWB wel tot de meest. 4. 5.. 6. 7.. intensief gebruikte binnen het stroomgebied van de Eem c.q. de Gelderse Vallei (>5 NGE/ha) (Kaart 3b). De open ruimte rond KWB heeft door de combinatie van relatief lage vitaliteit en hoge intensiteit een relatief matige transitiekans van agrarisch naar niet-agrarisch ruimtegebruik (Kaart 3c). Het middendeel van het stroomgebied c.q. de Gelderse Vallei heeft door de combinatie van relatief hoge vitaliteit en middelhoge intensiteit een relatief lage transitiekans van agrarisch naar nietagrarisch ruimtegebruik (Kaart 3c). In positieve termen: bij toenemende concurrentie uit binnenland en buitenland om afzetmarkten en ruimte, zal de landbouw in het middendeel van de Gelderse Vallei het langste standhouden. In dit licht is de keuze in het voorontwerp reconstructieplan om de open ruimte rond KWB als landbouwontwikkelingsgebied6 te bestemmen, niet logisch.. •. Kaart 3c.. 6. KWB. Transitiekansen van de open ruimten in de directe en de wijdere omgeving van KWB.. In een landbouwontwikkelingsgebied heeft de landbouw voorrang op andere functies. Dit houdt in dat de landbouw hier mag uitbreiden en nieuwvestigen en dat andere functies, ook niet-agrarische bedrijvigheid, zich niet mogen uitbreiden of vestigen. Regelingen om landbouwbedrijven te stoppen, zoals slopen van stallen tegen vervangingswaarde of tegen een bouwvergunning voor een woning, zijn dan ook niet van toepassing (zie voorontwerp reconstructieplan Gelderse Vallei/Utrecht-oost..

(25) 21. 7.. Verwachte ontwikkeling van de bedrijvigheid in de komende tien jaar. 7.1. Agrarische bedrijvigheid. De wereldhandel in agrarische producten zal steeds vrijer worden van subsidies en beschermende maatregelen (Europese Commissie, 2003). De overige handelssectoren zullen de onderhandelaars hiertoe dwingen omdat ze veel voordeel verwachten van omvattende vrijhandelsakkoorden in WTOverband. Wereldwijd zal dit de concurrentie in de agrarische sectoren en de voedselindustrie aanwakkeren (de Bont et al., 2003). Alleen producenten die de gewenste hoeveelheden en kwaliteiten tegen de laagste prijs weten te realiseren mogen de mondiaal inkopende supermarktketens en cateraars blijven beleveren. Voor de veehouders in KWB zal het aantal concurrenten en de mate van concurrentie dus toenemen. Zelfs al blijft de EU redelijk protectionistisch, dan nog zal de toetreding van de MiddenEuropese landen leiden tot een flinke prijzenslag. Want de grondprijzen zijn daar 10-20 keer lager en de agrarische lonen zijn 5-10 keer lagerdan in West-Europa. Daardoor kan in Midden-Europa goedkoper voer worden geproduceerd en mest worden afgezet. Ook het slachten en verwerken van de dierlijke producten kan goedkoper dan in Nederland. Om geen klanten te verliezen, zullen verwerkers zich geleidelijk naar het oosten verplaatsen. In Nederland zullen ze de contractprijzen zodanig verlagen, dat alleen grote en efficiënte bedrijven mee kunnen in de prijzenslag. In het licht van deze mondiale en Europese ontwikkeling, kunnen we de ontwikkeling van de veehouderij in KWB als volgt verder analyseren: 1. KWB zal een groter percentage bedrijven verliezen in de internationale prijzenslag dan overig Barneveld omdat het een groter percentage kleine bedrijven heeft (Grafiek 3a). 2. KWB zal vooral in zijn speerpuntsector hokveehouderij relatief meer bedrijven verliezen dan overig Barneveld omdat de gemiddelde omvang van een hokveebedrijf in KWB slechts 50 NGE is, tegen bijna 100 NGE in overig Barneveld (Grafiek 2a). 3. KWB en overig Barneveld krijgen door de uitval van kleine bedrijven nogal wat langdurig werklozen met wellicht sociale en financiële problemen, omdat de helft wordt geleid door een 55+-hoofdberoeper zonder opvolger (Tabel 1). Die zullen veelal geen werk meer kunnen krijgen en vervroegd moeten leven van hun reserves, omdat er geen opvolger is om het bedrijf tegen een redelijke vergoeding over te nemen. 4. Voor de kleine bedrijven in KWB en overig Barneveld die dreigen uit te vallen, zal de reconstructie weinig soulaas bieden! In het voorontwerpplan voor de Gelderse Vallei en Utrecht-oost (Reconstructiecommissie, 2002) is de open ruimte rond KWB (Kaart 2) nl. aangewezen als landbouwontwikkelingsgebied. Dit houdt in dat de sloopvergoeding voor stallen lager zal zijn dan de vervangingswaarde omdat sloop in ontwikkelingsgebieden nu eenmaal minder oplevert voor natuur, landschap en woonomgeving. Een andere regeling, nl. een bouwvergunning voor een woning in ruil voor het slopen van minstens 1000 m2 staloppervlak, wordt niet van toepassing geacht in landbouwontwikkelingsgebieden (zie p. 72-73 voorontwerp). 5. KWB blijft, ondanks een relatief grotere uitval van bedrijven, voorlopig een veel hogere dichtheid aan erven en stallen houden dan overig Barneveld (Kaart 1). Daardoor blijft KWB een groter risico lopen op uitbraken van dierziekten en zullen er relatief meer bedrijven worden getroffen bij een eventuele uitbraak door de ziekte zelf of preventieve ruimingen. Het spreekt vanzelf dat de aanwijzing van KWB en zijn omgeving als landbouwontwikkelingsgebied de risico’s aanzienlijk vergroot! Want bedrijven mogen nu verder uitbreiden. Daar komt nog bij dat bedrijven uit andere delen van het reconstructiegebied naar hier zullen worden verplaatst. 6. Bij iedere dierziekte-uitbraak zullen direct of indirect getroffen veehouders, klein of groot, aanzienlijk verlies lijden. Dit raakt niet alleen het inkomen van dat jaar, maar ook de marktpositie op langere termijn. Want de afnemers moeten tijdens de ziekte- en herstelperiode vee en vlees van elders.

(26) 22. betrekken en als dat goed bevalt, keren ze niet meer terug naar KWB. Iedere dierziekte-uitbraak zal zo de neergang van de veehouderij in KWB bespoedigen, mede door het vertrek van jonge veehouders naar Midden-Europa of elders in de wereld. De liberalisatie van de wereldhandel, de uitbreiding van de EU en de aanwijzing van KWB en omgeving tot ontwikkelingsgebied zullen dus leiden tot een koude sanering van de veehouderij. In Hoofdstuk 8 gaan we in op de mogelijkheden van KWB om daar defensief of innovatief op te reageren.. 7.2. Niet-agrarische bedrijvigheid. De agrarische bedrijvigheid in KWB kan goed met die van overig Barneveld worden vergeleken omdat ze dezelfde sectoren kennen. Maar het heeft weinig zin de niet-agrarische bedrijvigheid in KWB met die van overig Barneveld te vergelijken omdat die heel andere sectoren kent, vooral die op de bedrijventerreinen bij het dorp Barneveld. Bovendien wil onze opdrachtgever dat we de niet-agrarische en agrarische bedrijvigheid in KWB juist met elkaar vergelijken in heden en toekomst. De toekomstige ontwikkeling van de niet-agrarische bedrijvigheid hebben we dan ook als volgt geanalyseerd: 1. Op grond van de volgende sterke punten zal de niet-agrarische bedrijvigheid in KWB zich in aantallen bedrijven en banen onder alle omstandigheden beter ontwikkelen dan de agrarische bedrijvigheid,: 1.1. Veelzijdiger qua samenstelling, met diverse productie- en dienstensectoren (vergelijk Grafieken 4 en 2). 1.2. Veelzijdiger qua klantenkring, grotendeels binnen de regio en weinig gevoelig voor concurrerend aanbod van elders, zeker ingeval van diensten. 1.3. Door deze veelzijdigheid meer kansen voor werkgevers en werknemers om in KWB te komen of blijven werken en zich verder te ontwikkelen. 2. De mate waarin de niet-agrarische bedrijvigheid in KWB zich zal ontwikkelen, hangt echter af van een aantal regionale en lokale voorzieningen: 2.1 Is er voldoende ruimte om te vestigen of uit te breiden? 2.2 Is de infrastructuur toereikend? 2.3 Zijn de nodige vergunningen verkrijgbaar? 2.4 Is de omgeving aantrekkelijk om te wonen en te werken? 2.5 Is KWB voldoende beveiligd tegen nieuwe ziekte-uitbraken (want die hebben ook op de nietagrarische bedrijvigheid een enorme weerslag)? 3. De belangrijkste actoren die deze regionale en lokale voorzieningen kunnen verschaffen zijn: 3.1 Provincie Gelderland en gemeente Barneveld (ruimte, infrastructuur en vergunningen). 3.2 Bevolking van KWB, zowel het agrarische als het niet-agrarische deel (woon- en werkklimaat). 4. De belangrijkste blokkades die deze actoren verhinderen om tot betere voorzieningen te komen: 4.1 Provincie Gelderland en gemeente Barneveld gaan ervan uit dat KWB nog steeds een agrarisch dorp is, dat voldoende geholpen is met meer ontwikkelingsruimte voor de veehouderij. Dit blijkt uit het voorontwerp reconstructieplan Gelderse Vallei (Reconstructiecommissie, 2003) en het structuurplan 2015 van Barneveld (gemeente Barneveld, 20027). 4.2 Ook moet worden betwijfeld of de bevolking van KWB zelf al voldoende beseft en accepteert dat de werkgelegenheid in het dorp inmiddels voor tweederde berust op niet-agrarische bedrijvigheid. De niet-agrarische bedrijvigheid zal zich de komende tien jaar dus beter ontwikkelen dan de agrarische bedrijvigheid. Maar hoeveel beter, hangt vooral af van de provincie, de gemeente en de bevolking zelf.. 7. Inmiddels heeft de gemeente Barneveld deze visie, in overleg met afgevaardigden van KWB en de provincie, zodanig bijgesteld dat er meer ruimte komt voor niet-agrarische bedrijvigheid, woningbouw en maatschappelijke voorzieningen..

(27) 23. 8.. Beleidsaanbevelingen. Bij ongewijzigd beleid verwachten we een koude sanering van de agrarische bedrijvigheid en een beperkte ontwikkeling van de niet-agrarische bedrijvigheid (Hoofdstuk 7). Een belangrijke oorzaak van beide is het achterhaalde beeld bij overheid en bevolking dat KWB nog steeds een agrarisch dorp is, terwijl er inmiddels bijna evenveel niet-agrarische bedrijven zijn, met meer dan tweemaal zoveel banen als in de agrarische bedrijven (Hoofdstuk 5). We gaan ervan uit dat de bedrijvigheid zich veel beter kan ontwikkelen als overheid en bevolking hun beeld van KWB aanpassen aan de realiteit en vervolgens ook hun visie op de toekomst van KWB aanpassen. Dan is nl. de weg vrij voor een verweven ontwikkeling van de agrarische en niet-agrarische bedrijvigheid. We bevelen de bestuurders van Gelderland en Barneveld aan om de volgende stappen te nemen voor een verweven ontwikkeling van agrarische en niet-agrarische bedrijvigheid in KWB: 1. De provincie Gelderland noemt KWB in het reconstructieplan geen ontwikkelingsgebied maar verwevingsgebied omdat de dichtheid aan veebedrijven hier veterinair veel te hoog is voor aanzienlijke uitbreiding, laat staan inplaatsing van veebedrijven van elders. 2. De provincie Gelderland laat KWB als verwevingsgebied in aanmerking komen voor de volledige sloopvergoeding van stallen en de regeling woningen voor stallen. 3. De provincie Gelderland zorgt dat ook andere regelingen worden getroffen, o.a. fiscaal (in overleg met de lokale hoofdinspecteur van de belastingen en experts van lokale agrarische boekhoudbureaus en de directie LNV-Oost), waardoor het kleine bedrijven in KWB aantrekkelijk wordt gemaakt om te stoppen. Uit Kaarten 4a en 4b blijkt dat de dichtheid van de bedrijven in Barneveld, vooral in KWB, sterk kan worden teruggebracht, als de kleine bedrijven (minder dan 50 NGE) uit de strijd kunnen worden genomen. Deze aanpak heeft grote voordelen voor alle partijen: 3.1 De kleine bedrijven worden niet langzaam en koud maar snel en warm gesaneerd. 3.2 De overheid, c.q. de belastingbetaler is met deze warme sanering waarschijnlijk minder geld kwijt dan met blijven opdraaien voor de gigantische kosten van uitbraken van dierziekten. 3.3 De resterende veebedrijven lopen minder risico op dierziekten en krijgen meer ontwikkelingskansen (nadere analyse nodig van verspreidingskansen dierziekten en ontwikkelingsmogelijkheden van bedrijven op basis van stankcirkels). 3.4 De niet-agrarische bedrijven en groen wonen krijgen meer ruimte en een betere leefomgeving, met minder stank en verspreid staande hokken (nadere analyse nodig met stankcirkels). 4. De provincie Gelderland en de gemeente Barneveld helpen KWB in zijn verdere transitie van agrarische naar niet-agrarische bedrijvigheid met verbetering van de kwaliteit van het buitengebied: 4.1 Internationaal en nationaal gerichte bedrijven krijgen mogelijkheden om zich te verplaatsen naar logistiek optimale en zonodig ruimere locaties vlakbij de A1. 4.2 Regionaal of lokaal gerichte bedrijven krijgen mogelijkheden om zich te verplaatsen naar logistiek optimale en zonodig ruimere locaties aan de N330 of tegen de dorpskern. 4.3 Samenwerking wordt gezocht met de EU om van het Europees erkende probleemgebied KWB een pilot te maken van publiek-private samenwerking bij de transitie van een overwegend agrarische naar een overwegend niet-agrarische dorpseconomie..

(28) 24. Kaart 4a.. Kaart 4b.. Dichtheid van agrarische bedrijven in Kootwijkerbroek in 2001.. Dichtheid van agrarische bedrijven in Kootwijkerbroek in 2001 exclusief de kleinere bedrijven (<50 NGE)..

(29) 25. 9.. Literatuur. Gemeente Barneveld, 2002. Structuurvisie gemeente Barneveld 2015. www.barneveld.nl. Bont, de C.J.A.M., W.H. van Everdingen, J.F.M. Helming & J.H. Jager, 2003. Hervorming Gemeenschappelijk Landbouwbeleid 2003. Gevolgen van de voorstellen van de Europese Commissie voor de Nederlandse landbouw. www.lei.nl. Europese Commissie, 2003. Hervorming van het GLB: een lange-termijnperspectief voor duurzame landbouw. www.europa.eu.int/comm/agriculture LEI/CBS, 2003. Landbouwcijfers 2002, www.lei.nl. Reconstructiecommissie Gelderse Vallei en Utrecht-oost, 2003. Van wet naar werkelijkheid. Voorontwerp reconstructieplan/MER 1. www.gelderland.nl. Vereijken, P. & T. Hermans, 2003. Zoekmachine voor groen en rood multifunctioneel landgebruik volgens een dualistische plattelandsvisie. www.dualis.wag-ur.nl.

(30) 26.

(31)

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

Buttrick takes a Hebrew narrative. A move lasts from three to four minutes. Each move consists of the following parts: He begins with a statement, that is, a clear

Map of the Isipingo River and surrounds, showing the relative toxicity caused by PAHs and PCBs as determined using TCDD TEF values (TEQ) and the BEQs... Map of

The aim of this study was to describe sensory integration difficulties and dysfunctions experienced by an identified group of children aged five to eight years old from the CWED

Section D: Appendices.. Analysis of tasks in school social work. The practice of social research. Cape Town: Oxford University Press. Using thematic analysis in

First, in the event of failure to cooperate on the part of states, Article 87(7) of the Rome Statute provides for a pronounced remedy as opposed to the ICTY in

En we zitten wel, dat moet ik wel, ondanks, we hebben hier natuurlijk altijd veel werk, we proberen wel te kijken wat er speelt, ook, nou ja, ik ben zelf dan namens het bedrijf en

Als dat niet gebeurt, dan treden we op tegen strafbare feiten die bedoeld zijn om de openbare orde te verstoren.”. Zie ook verdere uitwerking in

Naast de grondposities van de voormalige sportcomplexen heeft Stivas in de analyse ook gekeken naar andere grondposities van de gemeente Bergen, gronden van Provincie