• No results found

Naamgeving in de systematiek II

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "Naamgeving in de systematiek II"

Copied!
5
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

Naamgeving

in de

systematiek

II

Het jaartal geeft het ja&r aan waarin deze naamgeving is geschied, In de International Code of Zoological Nomenclature (ICZN) wordt aanbevolen

om in een artikel tenminste éên keer de naam van de auteur en het jaar van publikatie te noemen, bij taxa met de rang van genus en lager.

Hierbij mag de naam van de auteur niet worden afgekort. Afkortingen kunnen namelijk gemakkelijk aanleiding geven tot verwisseling met namen van andere

auteurs, De enige naam die in de praktijk kan worden afgekort is die van Linne, in het algemeen als L. afgekort.

De auteursnaam, al dan niet gevolgd door het jaar van publikatie, wordt soms wel en soms niet tussen haakjes geplaatst. Als de auteursnaam

sen haakjes staat wil dit zeggen, dat de betreffende soort oorspronkelijk door de auteur in een ander genus werd geplaatst, In 1758 beschreef

Linné bijvoorbeeld de slak Cypraea annulus. In ziet men

de soort dan ook aangeduid als Cypraea annulus Linné, 1758 of als Cypraea (Monetaria) annulus Linné, 1758, Tegenwoordig wordt Monetaria echter ock als een apart genus opgevab, omdat men nu in de regel kleinere

soorten-groepen als genera opvat, Deze slak wordt nu dan ook aangeduid met de naam Monetaria annulus (Linné, 1758). De auteursnaam moet in dit geval dus tussen haakjes staan,

M. Schilder en F. Schilder plaatsten in 1936 de soort Monetaria annulus in het subgenus Orn&mentarla Sohilder-Schilder > 1936, zodat

ook de aanduiding Monetaria (Ornamentaria) annulus

('Linne,

175Ö) kan

aantref-fen.

De verschillende aanduidingen voor een soort hengen samen met het verschil

in opvatting tussen de onderzoekers. De ene onderzoeker waardeert een aoortengroep als genus, de andere als een subgenua, De

nomenclatuurre-gels hebben hier uiteraard niets mee van doen, aangezien het een

syste-matisch probleem is en geen nomenclatorisch.

De typenmethode

In het eerste deel kwam de term type-exemplaar nogal eens voor, zonder dat dit begrip nader werd geprecizeerd. Dit zal ik nu doen. Eerst wordt

een definitie gegeven zoals die in artikel 6l van de ICZN, Daarna zal

ik deze definitie (proberen) te verduidelijken en tevens ingaan op

ter-men als holotype, syntype, lectotype enz.

Het type is een richtlijn, die het gebruik van een wetenschappelijke naam vastlegt. Het type is als basis en als naamdrager van een tepcon objektief en onverarderlijk, terwijl de afgrenzing van een taxon

subjek-tief is en aan verandering onderhevig kan zijn,

Het type van een soort is een bepaald exemplaar, het type van een genus

één bepaalde soort en het type van een familie is één bepaald genus.

(Taxa met een hogere rangorde worden niet vastgelegd aan de hand van

noraenclatorisohe typen),

De beschrijving van een nieuwe soort is gebaseerd op het materiaal dat

de auteur voor handen heeft; het zogenaamde type-materiaal, ook wel syntypen genaamd. De ICZN beveelt aan éên van de syntypen aan te wijzen

In het eerste artikel betreffende naamgeving in de systematiek, dat

ver-scheen in Afzettingen, jaargang 1, november 198(3, pag, 92-95, kwam

ach-ter de gebruikte soortaanduidingen de naam voor van een bepaalde auteur. Al dan niet gevolgd door een jaartal. Deze naam duidt op de auteur, die de soort of ondersoort voor het eerst heeft beschreven, en van de

(2)

als holotype. De rest wordt; dan -als paratypén aangeduid.

Fet holotype heeft alleen betekenis voor de naamgeving en is beslist niet

het meest typische exemplaar van de nieuwe soort. De beschrijving berust

immers öp'~een~(bij voorkeurJ groot aantal syntypen en beslist niet alleen op het holotype.

Het holotype is van belang, wanneer later bij herniewd onderzoek blijkt

dat het typemateriaal, waarop de onderzoeker de soort heeft gebaseerd,

minder homogeen is, dan aanvankelijk werd gedacht. Blijkt het materiaal

toch nog een mengsel van twee verschillende soorten te zijn, dan

moet een van deze twee een andere naam krijgen. De groet» 'nieuwe' syntypen

waarbinnen het holotype van de oorspronkelijke soort is terecht gekomer behoudt dan de oorspronkelijke naam en bepaalt zo dus welk deel van de

'oude' paratypen een andere naam moet krijgen.

Het zal u nu ook duidelijk zijn waarom, indien binnen een soort twee of

meerdere ondersoorten worden onderscheiden, de ondersoort waarbinnen het holotype van de soort valt, tweemaal Hetzelfde epitheton krijgt (zie Afzet-tingen I (nov.) 1980 blz. 9*+).

Soms wordt er bij de beschrijving van een nieuwe soort geenholotype

aange-wezen. Het is volgens de ICZN immers niet verplicht een holotype aan te wijzen, doch'slechts' aanbevolen. Vroeger (begin deze eeuw en eerder) gebeurde dit zelfs nooit. Een andere onderzoeker mag in zulke gevallen

ach-teraf uit de syntypen (het totale materiaal dat de oorspronkelijke beschrij-ver van de soort voor zich had) een zogenaamd lectotype kiezen. Dit

lecto-type heeft dus precies dezelfde funktie als het holotype.

Een tweede type met dezelfde funktie als het holotype is het neotype. Dit wordt later aangewezen indien onomstotelijk vaststaat, dat liet

oorspronke-lijke holotype of lectotype en de paratypen van een soort zijn vernie-tigd of zoekgeraakt. Een neotype wordt bij voorkeur aangewezen uit

ma-teriaal van dezelfde vindplaats en geologische ouderdom als het

oorspronke-lijke holo- of lectotype.

Om de problemen op te lossen die kunnen ontstaan bij het opsplitsen van een

genus in meerdere genera, wordt uit de soortengroep die tot een bepaald

genus wordt gerekend, een typesoort aangewezen. Bij opsplitsing van een genus behoudt de soortengroep waarbinnen de

typesoort van het oorspronke-lijke valt, de oorspronkelijke naam.

De typesoort is dus voor de naamgeving op dezelfde manier onverbrekelijk

gekoppeld aan een genus als het holotype aan éên soort. Aanvankelijk werden bijvoorbeeld alle. porseleinslakken gerekend tot het genus Cypraea Linnet

1758;als typesoort van het genus is aangewezen Cypraea tigris Linne, 1758.

Later werd het geslacht opgesplitst in een aantal nieuwe genera. De groep soorten waarbinnen de soort Cypraea tigris viel, behield echter automatisch

de genusnaam Cypraea. Voor de andere soortengroepen die als aparte genera

werden beschouwd, werden nieuwe typesoorten aangewezen. Zo werd de soort Cypraea moneta Linnê, 1758 aangewezen als typesoort voor het genus

Moneta-ria,Troschel» l8£3. De soort wordt nu dus aangeduid inet de naam Monetaria moneta

(Linnë,~

1T5o) • De soort Cypraea mauritianaLinnê, 1758

.

__

.

werd

type-soortvan het geslacht Mauritia Troschel, 1863. Behalve deze soort

wer-den onder andere Mauritia arabica

(Linne7

1758) Mauritia mappa (Linné, 1758)

en Mauritia histrio (Gmëlin, 1T91) tot dit genus gerekend.

Indien~er ook subgenera worden onderscheiden, krijgt het subgenus waartoe

de'"typesoort wordt gerekend, automatisch dezelfde naam als het genus. Zo

heeft het subgenus Mauri tia (Mauritia) ook Mauritia mauritiana als

typesoort

en blijft de naam Troschel, 1863 als auteur bij het submenus gehandhaafd. De andere subgenera krijgen een eigen typesoort. Mauritia mappa is bijvoor-beeld de typesoort geworden van het s’lbgenus Mauritia

(Leporicypraea)

Ire-dale 1931.

(3)

1

Op .pagina van de vorige .aflevering heb ik dit laatste ook reeds genoemd.. Hierbij heb ik de fout begaan om te zeggen dat binnen het subgenus de soort moetvallen aan. de hand waarvan-het genus is beschreven. Uit bovenstaande

zult u nu wel hebben begrepen dat het genus en het subgenus niet aan de

hand van hun typesoort zijn beschreven, maar aan de hand van alle soorten

die binnen het genus c.q. subgenus vallen en dat de typesoort alleen van

belang is bij de naamgeving.

Het type van een familie of onderfamilie is een genus, het zogenaamde typegenus. De naam van de familie of onderfamilie is afgeleid van het

voor de betreffende familie c.q,. subfamilie•aangewezen tvpegenus. De fami-lie Mitridae heeft het genus Mitra als type, de Cypraeidae het genus Cypraea, de subfamilie Cypraeinae eveneens het genus Cypraea. De

sub-familie Erosariinae, die ook tot de familie der-

Cypraeidae"

behoort

, heeft

het genus Erosaria als tyne..

ïïet aanvijzen van een typesoort en typegenus is volgens de verplicht.

Nieuwe soorten (species novum=spec. nov.)

Bij, de puhlikatie van een nieuwe soort (na 1930) dient de auteur een, des-noods korte beschrijving en een differentiaal diagnose te steven. In deze

differentiaal diagnose wordt aangegeven waar en hoe de nieuwe soort af-wijkt van een reeds bestaande (verwante) soort; bijvoorbeeld bredere

ribben dan.... of meer windingen dan.... Als dit niet gebeurt is de soort ongeldig en wordt deze als een nomen nudum aangeduid in de

synonymenlij-sten van latere auteurs..De soort mag dan door iedereen van een andere

naam worden voorzien. Als deze dan wel volgens de ICZN-regels is ingevoerd,

moet de nieuwe naam worden gebruikt. < .

Dit geldt niet alleen voor soortnamen, maar ook voor de namen van andere *

taxa, zoals nieuw genus =

gen, nov.: nieuwe ondersoort = subspec. nov*:

familia novum = fan. nov.

De ICZN beveelt aan de vindplaats van het holotype en de paratypen aar te

geven, de zogenaamde.locus typicus en in geval van fossielen ook de geo-logische ouderdom, het zogenaamde stratum typicum.

De nieuwe soort dient te worden gepubliceerd in een algemeen toegankelijk tijdschrift, waarbij drukinkt wordt gebruikt en waarvan bovendien talrijke identieke exemplaren kunnen worden

t,gedrukt, Aangezisn

het uitermate

be-langrijk is dat de invoering van iedere nieuwe soort algemeen bekend wordt,

beveelt de ICZN aan dat de auteür- direkt na het'-verschijnen van het artikel

een exemulaar stuurt naar de uitgever van Zoologioal Record.

Dit is een jaarlijks verschijnend seriewerk waarin alle literatuur over zoölogische onderwerpen is terug te vinder. Met behulp van Zoological

Record kan men snel, zonder ....tig verschillende tijdschriften te hoeven doorbladeren, alle literatuur over een bepaald onderwerp opzoeken.

Prioriteitsregel

De~gêldige

naam voor een taxon is de oudste naam die voorhanden is, die in overeenstemming is met de ICZN-regels.

Bij het doorwerken van de (oudere) literatuur komt het regelmatig voor, dat

men meerdere namen aantreft voor een en dezelfde soort of

genus. De oor-zaak hiervan is dikwijls, en dat geldt voornamelijk hij de oude literatuur, dat de onderzoekers niet op de hoogte waren van eikaars bevindingen en daar-door onafhankelijk van elkaar dezelfde soort beschreven onder een andere naam. Zo werd de slak Melania fasciatus in 1819 door Rowerby in Engeland beschreven. In 1822 beschreef Lamarck in Frankrijk hetzelfde heest onder de naam Melania hordacea. ;• , -•

v

Het dubbel,of zelfs meerdere malen beschrijven van een soort kan ook voorkomen als de betreffende soort zeer variabel is. Nyst herkende bijvoorbeeld in 1838

(4)

niet dat de slakkenhuisjes die hij beschreef onder de namen Melania infla-ta en Melania nysti, in feite tot dezelfde soort behoordenals de slakken

die hij'rekende tot de soort Melania fasciatus Sowerby, 18 19• Aangezien de

namen M. hordacea, M. inflata en M. nysti later zijn ingevoerd moet de naam Melanoides fasciatus

(-Sowerby,

1819) op grond van de prioriteitsregel

worden gebruikt. De andere namen worden als synoniemen betiteld. De namen

M. inflata en M. nysti worden door sommige auteurs als aanduiding voor

tvêê~subspecies binnen de soort Melanoides fasciatus gebruikt.

Als een naam, die eigenlijk de oudste rechten heeft, gedurende lange tijd • niet meer is gebruikt, hoeft deze bij herontdekking niet altijd de plaats

te gaan innemen van een reeds lang in gebruik zijnde jongere naam (= junior synoniem).

De prioriteitsregel dient namelijk om een stabiele naamgeving te

bevorde-ren en niet om zonder meer oudere namen te beschermen. Als een zoöloog van

mening is dat de toepassing van de prioriteitsregel de stabiliteit in het gedrang brengt, of verwarring in de hand werkt, moet hij dit geval

voor-leggen aan de nomenclatuurkommissie. De oudste naam (= senior synoniem) moet dan in ieder geval tot aan de uitspraak van de kommissie worden

toe-gepast.

Indien het junior synoniem de voorkeur krijgt, wordt deze naam gebruikt

met het achtervoegsel nomen conservatum (nom, consv,). De oudste naam wordt dan als senior synoniem beschouwd en krijgt in de synoniemenlijst het achtervoegsel nomen oblitum (nom. oblit.)= vergeten naam. Deze regel geldt pas sinds 1973. Daarvoor werden alle senior synoniemen, die vijftig jaar

of langer niet zijn gebruikt, zonder meer als nomen oblitum beschouwd.

Ret kan ook voorkomen dat twee verschillende soorten eenzelfde naam

dra-gen, zogenaamde homonymen. Dit werkt uiteraard verwarring in de hand en is

volgens de ICZN-regels dan ook niet toegestaan. De naam die het laatste is

ingevoerd, het jongste homonym, moet worden vervangen. Deze soort krijgt

een nieuwe naam, èen nomen novum. In 18U9

gaf Karsten bijvoorbeeld een bepaald slakkehuisje de naam Rissoa punctata. Deze naam was in 1838 door Potiez en Michaud echter al gebruikt voor een andere slak. De onderzoeker die dit opmerkt, moet aan de door Karsten beschreven soort een nieuwe naam geven. R. Janssen heeft dit in

1978 gedaan met de naam Rissoa (Persephona) karsteni nom. nov.Daarbij vindt

men dan de opmerking ; = Rissoa punctata Karsten,

18381.

Er hoeft geen nomen novum te worden ingevoerd als de door Harsten

beschre-ven soort later ook nog onder andere namen is beschreven. In dit geval moet de oudst beschikbare naam worden gebruikt. Homonymie kan ook optreden bij namen van andere taxa.

Ik wil besluiten- met een lijst termen, die men naast de reeds behandelde regelmatig kan aantreffen.

aff, determinaties: tussen genusnaam en epitheton staat de afkorting

aff.= affinis (verwant aan). Deze afkorting wordt gebruikt door een auteur die (nog) niet zeker weet of zijn materiaal werkelijk tot de

betref-fende soort behoort. Hij acht dit echter wel

waarschijnlijk;

cf. determinaties: in oudere literatuur gebruikte afkorting,

die staat tussen genusnaam en epitheton. Deze af-korting werd in dezelfde omstandigheden gebruikt als tegenwoordig de uitdrukking aff. cf = confer of conferatur (men vergelijke):.

(5)

sp. of spec, determinaties: achter de

genusnaam staat spec. of sp. Dit

houdt in dat de auteur niet in staat is de

be-treffende exemplaren tot op soortniveau te determineren;

n. sp, determinaties: achter de genusnaam staat n.

sp. In dit geval

hebben we te maken met een nieuwe soort, maar

is er nog te weinig of te fragmentarisch

mate-riaal voorhanden om de soort te kunnen

beschrij-ven;

cotype: uitdrukking die vroeger voor zowel, syntypen als voor paratypen werd gebruikt (deze

uitdruk-king wordt niet meer gebruikt);

nomen dubium: staat achter een naam waarvan het niet zeker

is of hij betrekking heeft op een bekend taxon (= twijfelachtige naam).

n.b. voor kenners: JQeptotyperuit geleende kollektie, in permanente

bruik-leen genomen paratype of syntype

Lenard Vaessen

Literatuur

1. 0. 1970, Internationale Regeln für die Zoologische Nomenklatur, 92 pag. Verlag W, Kramer, Frankfurt a/M,

2. 0. 1973, Internationale Regeln für die Zoölogische Nomenklatur,

Anderungen; Senckenbergiana biol,, (1/3) 219-225.

3. P. 1978, Praktikumhandleiding Paleontologie, 209 pag. Subfakulteit

Geologie en Geofysica, Rijksuniversiteit Utrecht.

U.Moore, R.C. 1969, (Editor), Treatise on TnvertebratePaleontology. Part N

vol. 1. Mollusca 6, editorial preface. The Geological Society of America,

Boulder Colo. U.S.A,

5.Vaessen, L.M.B. 1980 Naamgeving in systematiek I, Afzettingen, 1 (nov.) 92-95.

Voorbeeldenafkomstig uit:

6. 1978 Die Mollusken des Oberoligozans (Chattium) im Nordsee-Beckem. Arch. Moll. 109 (1/3) 137-227.

7. Gilbert, M. et Heinzelin, J, de, 1 l'Oligocène inferieur beige. Brussel,

Volume Jubilaire Victor van Straelen, vol. 1 281-^38.

8. Schilder, M, and Schilder, F.A., 1971 A cata-osue of living and fossil

cowries. Brussel» Verb. Kon» Belg. Inst, voor Natuurwetenschappen, tweede

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

Zijn kracht versloeg de dood en 't graf, Gaf leven in Zijn Naam. Het grootst

van aarde tot de hemel hoog maakt het uw naam groot.. Uw naam, een

Schepper, Bevrijder, Zoon van God, Redder en Heilige. Hoop voor wie zwak is, onbemind. Kracht in verdriet en pijn. Vreugde voor wie U zoekt en vindt. Goed voor wie lief wil

Met het oog hierop dient duidelijk te zijn welke eisen aan deze financiële rapportages en aan de berekening van kosten, opbrengsten en geïnvesteerd vermogen van diensten en

Zij diende haar oorspronkelijke naam Sarai te veranderen in Sara, toen haar ondanks haar gezegende leeftijd van negentig (!) de geboorte van een zoon, Isaak, werd aangekondigd.

Maar ik weet dat deze man - in zijn lichaam of zonder zijn lichaam, dat weet ik niet, dat weet God alleen - werd weggevoerd tot in het paradijs en dat hij daar woorden hoorde die

Welke cellen zijn als gevolg van snelle celdeling gevoelig voor chemotherapeutica en betrokken bij de meest voorkomende bijwerkingen..

Hij heeft een grote angst voor zijn buurman , die door bijzondere straling de gezondheid van patiënt zou proberen te ondermijnen1. is bezig een benzinebom te