• No results found

De opzegtermijn bij de opzegging door leveranciers van distributieovereenkomsten voor onbepaalde tijd

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "De opzegtermijn bij de opzegging door leveranciers van distributieovereenkomsten voor onbepaalde tijd"

Copied!
40
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

Pagina | 1

De opzegtermijn bij de opzegging door

leveranciers van distributieovereenkomsten

voor onbepaalde tijd

Masterscriptie master Privaatrechtelijke rechtspraktijk Door: Sandra van Woerkom

sandravanwoerkom@hotmail.com 12805475

Datum: 24 juli 2020

(2)
(3)

Pagina | 3

Abstract

Dit onderzoek gaat over de opzegtermijn bij de opzegging door leveranciers van de

distributieovereenkomst voor onbepaalde tijd. Het doel van dit onderzoek is om inzichtelijk te maken aan de hand van welke factoren en omstandigheden de opzegging van de

distributieovereenkomst wordt geregeld. Allereerst is kort de opzegging van de

distributieovereenkomst voor bepaalde tijd behandeld. Alvorens onderzoek te doen naar de opzegtermijn is eerst stil gestaan bij de mogelijkheid tot het opzeggen van een

distributieovereenkomst voor onbepaalde tijd zonder opzegregeling. De Hoge Raad heeft zich over deze vraag gebogen waarbij hij heeft uitgesproken dat een distributieovereenkomst voor onbepaalde tijd in beginsel opzegbaar is. Vervolgens is bezien of bij deze opzegging een termijn in acht dient te worden genomen. Uit literatuur- en jurisprudentieonderzoek is naar voren gekomen dat dat inderdaad het geval is, al bestaat voor deze termijn ook een alternatief, namelijk betalen van een schadevergoeding. Daarna staat de vraag centraal hoe lang de opzegtermijn dan moet zijn. De lengte blijkt afhankelijk te zijn van de omstandigheden van het geval – factoren die de lengte van de opzegtermijn kunnen beïnvloeden zijn bijvoorbeeld de lengte van de distributieovereenkomst of in hoeverre de distributeur afhankelijk is van de distributieovereenkomst. Omdat de lengte van de termijn afhankelijk is van de

omstandigheden van het geval is het lastig om daar regels uit af te leiden waardoor er op dit moment rechtsonzekerheid bestaat voor partijen. Tot slot is tevens door middel van literatuur- en jurisprudentieonderzoek onderzocht wat de sancties zijn indien een onjuiste of geen

opzegtermijn is gehanteerd. Ook dit hangt weer af van de omstandigheden van het geval welke van de drie sancties toepasbaar zijn: conversie van de te korte opzegtermijn in een langere opzegtermijn, opnieuw de overeenkomst opzeggen en dan wel de juiste opzegtermijn hanteren of betalen van een schadevergoeding

(4)

Pagina | 4

Inhoudsopgave

Inleiding ... 5

Hoofdstuk 1: Moet de leverancier bij zijn opzegging van een distributieovereenkomst voor onbepaalde tijd een opzegtermijn in acht nemen en zo ja, hoe lang is deze termijn? ... 9

1.1 Opzegging distributieovereenkomst voor bepaalde tijd ... 9 1.2 Opzegmogelijkheid distributieovereenkomst voor onbepaalde tijd ... 10 1.3 Opzegtermijn bij de opzegging van de distributieovereenkomst voor onbepaalde tijd door de leverancier ... 17 1.4 Lengte van de opzegtermijn ... 21

Hoofdstuk 2: Wat zijn de sancties indien een te korte of geen opzegtermijn is gehanteerd? .. 27

Literatuurlijst ... 37

(5)

Pagina | 5

Inleiding

Of het nu gaat om het leveren van televisiezenders, casino-spellen of flessen wijn; een distributieovereenkomst kan voor de levering van allerlei verschillende producten of diensten gesloten worden. Een distributieovereenkomst kan gedefinieerd worden als “een duurovereenkomst waarbij de ene partij, de leverancier, zich verplicht bepaalde producten of diensten te leveren aan haar wederpartij, de distributeur, en de distributeur zich ertoe verbindt zorg te dragen voor afzet en verspreiding door de producten van de leverancier te kopen en voor eigen rekening en risico en op eigen naam door te verkopen.”1 De distributieovereenkomst is

meestal een raamovereenkomst waarbinnen meerdere koopovereenkomsten worden gesloten, waarvoor als relevante omstandigheden onder meer genoemd kunnen worden een langdurige handelsrelatie, de aanduiding van partijen als distributeur of dealer door hen zelf, de exclusiviteit van de samenwerking, de mate van overleg tussen partijen, het bestaan van prijsafspraken, en de verplichtingen van de distributeur om af te nemen en de afzet te bevorderen.2 Een belangrijke reden voor het sluiten van een distributieovereenkomst voor de leverancier is het feit dat de distributeur veelal beter op de hoogte is van de lokale markt dan de leverancier. Hierdoor is de distributeur beter in staat zijn service af te stemmen op de wensen van de lokale markt. De leverancier doet vaak zaken met meerdere distributeurs die ieder een eigen afzetgebied betrekken.3 Een ander belangrijk voordeel voor de leverancier van afzet via distributeurs is dat de leverancier geen personeelskosten heeft met betrekking tot de verkoop van deze producten; deze komen voor rekening van de distributeur. Daarnaast hoeft de leverancier minder voorraden aan te houden en kan hij, doordat hij geen rechtstreeks contact met klanten heeft, onder andere besparen op administratiekosten.4 Tegenover deze voordelen staat dat de controle op de kwaliteit van de verkoop en de prijsstelling minder groot is dan wanneer de leverancier alles in eigen hand zou houden. Daarnaast moet een bepaalde marge aan de distributeur worden afgestaan zodat hij ook nog verdient aan zijn activiteiten.5 De distributieovereenkomst komt er in de praktijk vaak op neer dat de leverancier een verplichting heeft tot het (verkopen en) leveren van de contractsproducten aan de distributeur, terwijl de distributeur de gehele marketing en distributie ervan voor zijn rekening neemt.6

1 Asser/Houben 7-X 2019/100. 2 Asser/Houben 7-X 2019/103.

3 Barendrecht & Van Peursem 1997, p. 5. 4 Asser/Houben 7-X 2019/102.

5 Asser/Houben 7-X 2019/102; Barendrecht & Van Peursem 1997, p. 8; Van de Paverd 1999, p. 10-11. 6 Van de Paverd 1999, p. 68.

(6)

Pagina | 6 Er bestaan verschillende soorten distributieovereenkomsten. Deze worden gezien de omvang van dit onderzoek niet allemaal besproken. De exclusieve distributieovereenkomst en selectieve distributie worden wel behandeld. Een exclusieve distributieovereenkomst is een distributieovereenkomst waarin de distributeur een alleenrecht heeft om binnen een bepaalde regio de producten te voeren.7 Selectieve distributie vindt plaats wanneer de leverancier van bepaalde producten zich verplicht alleen aan een bepaalde kring van handelaren te leveren. Aan deze bepaalde kring van handelaren worden bepaalde eisen gesteld om de bijzondere aspecten van het product van de leverancier te beschermen.8 De producten zijn dan in beginsel alleen bij geselecteerde handelaren te verkrijgen.9 Het stelsel van selectieve distributie is bedoeld om de omstandigheden te controleren waarin een bepaald product wordt verkocht aan de consument.10 Dat is met name van belang voor luxeproducten of technisch complexe producten. Deze soorten distributie, exclusieve en selectieve distributie, zijn van belang voor de vergelijking van de distributieovereenkomst met de franchiseovereenkomst. Onder franchiseovereenkomsten verstaat men “overeenkomsten waarbij voor eigen rekening handelende franchisenemers tegen betaling gebruik mogen en moeten maken van een door de franchisegever aangeboden samenstel van diensten en/of producten, die onder een door de franchisegever bepaald imago in het verkeer moeten worden gebracht.”11 Deze overeenkomsten vallen in de meeste gevallen

ook onder de definitie van distributieovereenkomsten. Ten aanzien van de franchiseovereenkomsten is echter nog een aantal kenmerken belangrijk, namelijk dat de franchisenemer verplichtingen op zich neemt wat betreft de wijze waarop hij de producten of diensten aanbiedt zoals het uiterlijk van het product, de verpakking en de inrichting van de bedrijfsruimte. Belangrijk is ook de know-how die aan de franchisenemers ter beschikking wordt gesteld – tegen betaling door de franchisenemers – en die door geheimhoudingsbedingen wordt beschermd.12 Daarnaast betaalt de franchisenemer voor het recht om producten onder een bepaald image te verkopen. Zowel voor franchiseovereenkomsten als voor distributieovereenkomsten zijn geen wettelijke regelingen opgenomen. Per geval dient te worden bezien of, en zo ja, welke regelingen van toepassing zijn.13

7 Barendrecht & Van Peursem 1997, p. 10. 8 Bekke & Speyart, IER 2018/39, p. 363. 9 Barendrecht & Van Peursem 1997, p. 11. 10 Bekke & Speyart, IER 2018/39, p. 363. 11 Van de Paverd 1999, p. 11.

12 Van de Paverd 1999, p. 12. 13 Van de Paverd 1999, p. 18.

(7)

Pagina | 7 De distributieovereenkomst dient tevens te worden onderscheiden van de agentuurovereenkomst, omdat de kwalificatie van deze overeenkomsten in de praktijk van groot belang kan zijn voor de aan de overeenkomst verbonden rechtsgevolgen.14 De agentuurovereenkomst kan gedefinieerd worden als “een overeenkomst waarbij de ene partij, de principaal, de andere partij, de handelsagent, opdraagt, en deze zich verbindt, voor een bepaalde of onbepaalde tijd en tegen beloning bij de totstandkoming van overeenkomsten te bemiddelen en deze eventueel op naam en voor rekening van de principaal te sluiten zonder aan deze ondergeschikt te zijn.”15 Een belangrijk verschil tussen de distributieovereenkomst en de agentuurovereenkomst is dat bij de agentuurovereenkomst de agent niet in eigen naam overeenkomsten met de afnemers sluit, maar in naam van de leverancier als wiens vertegenwoordiger hij optreedt dan wel de afnemers naar de principaal doorverwijst. De distributeur sluit daarentegen in eigen naam overeenkomsten met zijn afnemers.16 Bij de

kwalificatie van een overeenkomst is de benaming die partijen geven aan de overeenkomst niet beslissend, het gaat erom wat daadwerkelijk is overeengekomen en hoe deze overeenkomst wordt uitgevoerd.17

Distributieovereenkomsten kunnen voor bepaalde tijd en onbepaalde tijd gesloten worden, waarbij ik mij in het kader van dit onderzoek vooral richt op de distributieovereenkomst voor onbepaalde tijd. Een distributieovereenkomst voor onbepaalde tijd is een duurovereenkomst, omdat partijen zich niet ten opzichte van elkaar van hun verbintenissen kunnen bevrijden door nakoming van de overeenkomst. De verbintenissen die partijen hebben afgesproken blijven doorlopen, tenzij één of beide partijen aan de overeenkomst een einde maakt. De leverancier (en de distributeur) kan op een punt komen dat hij de distributieovereenkomst met de distributeur wil opzeggen wanneer de samenwerking om welke reden dan ook niet meer voldoet aan hetgeen ermee wordt beoogd.18 Hier kunnen vanuit de leverancier allerlei redenen voor zijn. Deze redenen worden vanwege de omvang van het onderzoek buiten beschouwing gelaten. Partijen kunnen in de overeenkomst bepalingen omtrent de opzegging hebben opgenomen. In dat geval zullen partijen zich ook aan deze opzegbepalingen moeten houden conform het beginsel van pacta sunt servanda19. Hebben partijen niets afgesproken omtrent de opzegging,

14 Barendrecht & Van Peursem 1997, p. 6. 15 Barendrecht & Van Peursem 1997, p. 5. 16 Barendrecht & Van Peursem 1997, p. 5.

17 Asser/Houben 7-X 2019/104; HR 16 januari 2004, NJ 2004/164 (Badawy/Atlanta). 18 Van de Paverd 1999, p. 65.

(8)

Pagina | 8 dan biedt de wet geen ondersteuning. De distributieovereenkomst is namelijk een onbenoemde overeenkomst, wat inhoudt dat de wetgever hier geen artikelen aan heeft gewijd. Het is dan aan partijen en rechters om hier zelf een weg in te vinden. In dit onderzoek ga ik alleen in op de overeenkomst zonder contractuele opzegregeling. Dit betekent dat gekeken moet worden naar literatuur en jurisprudentie om te kunnen vaststellen hoe de leverancier de distributieovereenkomst moet opzeggen.

De volgende onderwerpen komen in de hoofdstukken hierna successievelijk aan bod.

Kan de distributieovereenkomst door de leverancier worden opgezegd? Als de leverancier kan opzeggen, moet dan een opzegtermijn worden gehanteerd? Hoe lang is deze opzegtermijn? Deze vragen worden in het eerste hoofdstuk beantwoord. In het tweede hoofdstuk wordt onderzocht wat de sancties zijn indien een te korte opzegtermijn of geen opzegtermijn wordt gehanteerd.

Omdat er, zoals gezegd, geen wettelijke regelingen zijn over dit onderwerp, worden de jurisprudentie en de literatuur gecombineerd om op bovenstaande vragen een antwoord te geven. Het betreft hier een traditioneel-juridisch onderzoek.

(9)

Pagina | 9

Hoofdstuk 1:

Moet de leverancier bij zijn opzegging van een

distributieovereenkomst voor onbepaalde tijd een opzegtermijn in acht nemen en

zo ja, hoe lang is deze termijn?

Om een beter beeld te schetsen van de opzegging van de distributieovereenkomst ga ik eerst in op de opzegging van een distributieovereenkomst voor bepaalde tijd waarna ik de opzegging van de distributieovereenkomst voor onbepaalde tijd zal bespreken.

1.1 Opzegging distributieovereenkomst voor bepaalde tijd

De naam zegt het al, de distributieovereenkomst voor bepaalde tijd loopt op een bepaald moment af. Hét arrest op dit gebied is het arrest van de Hoge Raad, Mondia/Calanda.20 In september 1981 hebben Mondia en Calanda een overeenkomst gesloten waarbij Calanda Mondia heeft aangewezen als een alleen-importeur van Stomil fietsbanden in de Benelux. In de overeenkomst werd overeengekomen dat de distributieovereenkomst aangegaan was voor één jaar en dat deze automatisch aan het einde van het jaar weer voor één jaar zou worden verlengd. Calanda zegt de distributieovereenkomst met Mondia per onmiddellijke ingang op per brief van 25 januari 1983. Mondia voerde aan dat geen sprake is van een rechtsgeldige opzegging, de overeenkomst was immers automatisch verlengd tot 31 december 1983 tegen. Calanda voerde als verweer dat zij gerechtigd was de overeenkomst terstond te beëindigen wegens wanprestatie van Mondia, bestaande uit het herhaaldelijk overschrijden van betalingstermijnen. De Hoge Raad heeft zich gebogen over de vraag of deze voor bepaalde tijd aangegane distributieovereenkomst tussentijds kan worden opgezegd. De Hoge Raad formuleert dit als volgt:

“Een voor bepaalde tijd gesloten overeenkomst kan, zo tussentijdse opzegbaarheid niet is

bedongen, in beginsel niet eenzijdig tussentijds door opzegging worden beëindigd. Weliswaar is niet geheel uitgesloten dat op dit beginsel een uitzondering wordt aangenomen, maar een dergelijke uitzondering kan slechts haar grond vinden in onvoorziene – dat wil zeggen niet in de overeenkomst verdisconteerde – omstandigheden, die niet voor rekening van de opzeggende partij komen en die van zo ernstige aard zijn dat de wederpartij naar maatstaven van

(10)

Pagina | 10

redelijkheid en billijkheid instandhouding van de overeenkomst tot het overeengekomen tijdstip niet mag verwachten.”21

De hoofdregel die uit de bovenstaande rechtsoverweging kan worden afgeleid is dat de distributieovereenkomst voor bepaalde tijd in beginsel niet tussentijds opzegbaar is, tenzij onvoorziene omstandigheden meebrengen dat de overeenkomst wel tussentijds opgezegd kan worden. Indien de overeenkomst voor bepaalde tijd een opzegregeling bevat, kan deze wél voor de einddatum van de overeenkomst opgezegd worden door één der partijen. Zodra de overeenkomst voor bepaalde tijd na de einddatum wordt voortgezet zonder verdere afspraken te maken over deze voortzetting, wordt er vanuit gegaan dat partijen een distributieovereenkomst voor onbepaalde tijd zijn aangegaan. De volgende paragrafen gaan over de opzegging van de distributieovereenkomst voor onbepaalde tijd.

1.2 Opzegmogelijkheid distributieovereenkomst voor onbepaalde tijd

Voordat gekeken kan worden naar de opzegtermijn bij de opzegging van een distributieovereenkomst voor onbepaalde tijd door de leverancier doe ik eerst een stap terug om te bezien of een distributieovereenkomst voor onbepaalde tijd überhaupt opgezegd kan worden. Indien de overeenkomst een opzegbeding bevat, moet deze opzegregeling in acht worden genomen. In dit geval kunnen de eisen van redelijkheid en billijkheid met zich meebrengen dat er nog nadere eisen aan de opzegging moeten worden gesteld.22 In het geval dat de overeenkomst geen opzegbeding bevat, kan de vraag of opgezegd kan worden slechts beantwoord worden met behulp van de jurisprudentie en literatuur betreffende de opzegging van de overeenkomst. Zoals in de inleiding is besproken, is een distributieovereenkomst immers een onbenoemde overeenkomst, dat wil zeggen een overeenkomst zonder wettelijke regeling. Het specifieke onderwerp opzegging van de distributieovereenkomst voor onbepaalde tijd is dan ook niet wettelijk geregeld.

21 HR 21 oktober 1988, NJ 1990/439 (Mondia/Calanda).

22 HR 2 februari 2018, NJ 2018/98 (Goglio/SMQ). Dit arrest heeft geen betrekking op een

distributieovereenkomst, maar wel op de opzegbaarheid van een duurovereenkomst. Aangezien een

distributieovereenkomst voor onbepaalde tijd een duurovereenkomst is, dit arrest belangrijk voor dit onderwerp. De jurisprudentie die in deze scriptie wordt behandeld heeft óf betrekking op de distributieovereenkomst óf op de duurovereenkomst.

(11)

Pagina | 11 Een belangrijk arrest met betrekking tot de vraag of opzegging van de onbenoemde duurovereenkomst voor onbepaalde tijd in het algemeen mogelijk is, wees de Hoge Raad in zijn arrest Kakkenberg/Kakkenberg.23 De gebroeders Kakkenberg, Tonnie en Henk, zijn eigenaar van twee aangrenzende percelen. Tonnie heeft van hun ouders – toen hun ouders nog leefden en zij nog eigenaar waren van deze percelen – toestemming gekregen om in een hooischuur zijn hobby uit te oefenen, het sleutelen aan crossauto’s en -motoren. Henk heeft de eigendom verkregen van het perceel waarop de schuur zich bevond en zegde de bruikleenovereenkomst met Tonnie op. Na veel geprocedeerd te hebben komt de Hoge Raad uiteindelijk voor de vraag of de desbetreffende duurovereenkomst voor onbepaalde tijd opgezegd kan worden. De Hoge Raad overweegt het volgende:

“(…) het Hof heeft miskend dat bij de beoordeling van hetgeen de eisen van redelijkheid en billijkheid meebrengen, alle omstandigheden van het geval een rol kunnen spelen, en de aard en de onderhavige overeenkomst niet ertoe noopt slechts een beperkte categorie omstandigheden in aanmerking te nemen.”24

Het arrest van het Hof Arnhem wordt vernietigd door de Hoge Raad. De Hoge Raad wijst het geding ter verdere afhandeling naar het Hof Leeuwarden waar beoordeeld dient te worden in hoeverre de door de Hoge Raad aangegeven omstandigheden van belang zijn voor de vraag of de overeenkomst opzegbaar is.25 De Hoge Raad besliste in bovengenoemde arrest dat voor de opzegging van een duurovereenkomst in dit geval een gewichtige reden nodig was. In het hierna volgende besproken arrest van de Hoge Raad besliste de Hoge Raad dat de eisen van redelijkheid en billijkheid mee kunnen brengen dat een gewichtige reden voor opzegging vereist is. Deze arresten zijn, zoals we later zullen zien, een uitzondering op de regel dat een gewichtige reden niet vereist is.

De Hoge Raad wees met betrekking tot de distributieovereenkomst voor onbepaalde tijd zonder opzegregeling misschien wel het bekendste arrest over dit onderwerp in zijn arrest Latour/De Bruijn. Het wijnhuis, Latour, doet al sinds 1892 zaken met De Bruijn, importeur van de wijnen in Nederland. Tussen partijen is een distributieovereenkomst voor onbepaalde tijd gesloten zonder opzegbeding. Op 19 juli 1993 zegt Latour de overeenkomst met De Bruijn op per 1

23 HR 21 april 1995, NJ 1995/437; Van Dunné, AA 1997, p. 513. 24 HR 21 april 1995, NJ 1995/437.

(12)

Pagina | 12 augustus 1994. De Bruijn is van mening dat Latour geen gegronde reden had voor de opzegging van de distributieovereenkomst en vordert bij de rechtbank dat de opzegging van de distributieovereenkomst ongedaan wordt gemaakt. Uiteindelijk komen partijen uit bij de Hoge Raad die het volgende overweegt betreffende de grond voor de opzegging:

“Bij gebreke van een wettelijke of contractuele regeling daaromtrent zal de vraag of de opzegging in een concreet geval het beoogde rechtsgevolg heeft gehad, beantwoord moeten worden aan de hand van de redelijkheid en billijkheid in verband met de omstandigheden van dat geval. Ook indien uit de aard van een specifieke distributieovereenkomst zou volgen dat zij in beginsel zonder meer opzegbaar is, kunnen de eisen van redelijkheid en billijkheid in verband met de concrete omstandigheden van het geval meebrengen dat opzegging slechts tot beëindiging van de overeenkomst leidt indien een voldoende zwaarwegende grond voor opzegging bestaat.”26

Uit bovengenoemde arresten blijkt dat uit de aard van de distributieovereenkomst kan volgen dat zij in beginsel opzegbaar is, maar dat de eisen van redelijkheid en billijkheid kunnen meebrengen dat voor opzegging een zwaarwegende grond is vereist. Deze opzeggingsbevoegdheid bestaat indien een onderzoek naar alle omstandigheden van het geval tot de conclusie leidt dat opzegging geoorloofd is.27 Volgens Valk biedt dit arrest in de praktijk weinig houvast omdat de opzeggende partij in grote onzekerheid verkeert onder welke voorwaarden zij kan opzeggen. Zij weet in feite pas achteraf of de opzegging het door haar beoogde resultaat heeft.28 Na zijn arrest Latour/De Bruijn kwam de Hoge Raad in zijn arrest De Ronde Venen/Stedin nogmaals voor de vraag te staan of de opzegging van de duurovereenkomst voor onbepaalde tijd in kwestie rechtsgeldig was. SNU is eigenares van diverse gas- en elektriciteitsnetwerken in Nederland waaronder ook in de gemeente De Ronde Venen. SNU is de rechtsopvolger van de voorheen aan de overheid gelieerde energiemaatschappijen REMU en GCN, die met de gemeente in 1989 respectievelijk in 1994 overeenkomsten hebben gesloten voor onbepaalde tijd zonder opzegregeling. De overeenkomsten regelen het geval dat leidingen of kabels moeten worden verlegd en bepalen dat de kosten daarvan geheel of gedeeltelijk voor rekening van de gemeente zijn. Na liberalisatie van de energiemarkt zegt de gemeente de overeenkomsten op per brief van 4 juli

26 HR 3 december 1999, NJ 2000/120 (Latour/De Bruijn).

27 Brink-van der Meer & Van der Vegt, Contracten maken 2007/4, p.90. 28 Valk, NTBR 2012/25, p. 2.

(13)

Pagina | 13 2006 tegen 19 oktober 2006. Die opzegging geschiedt met het oog op de vaststelling van een publiekrechtelijke verordening waarin voor alle nutsbedrijven geldende voorwaarden worden opgenomen voor wat betreft de aanleg, instandhouding en opruiming van kabels en leidingen in gemeentegrond. SNU legt zich niet neer bij de opzegging en vordert een verklaring voor recht dat de opzegging niet rechtsgeldig is. Ook Stedin is eiser in de procedure als economisch eigenaar van de leidingen en kabels van SNU.29 In zijn arrest De Ronde Venen/Stedin formuleert de Hoge Raad, met verwijzing naar Latour/De Bruijn, het uitgangspunt dat een overeenkomst voor onbepaalde tijd in beginsel zonder meer opzegbaar is:

“Of en, zo ja, onder welke voorwaarden zo’n overeenkomst opzegbaar is, wordt bepaald door

de inhoud daarvan en door de van toepassing zijnde wettelijke bepalingen. Indien wet en overeenkomst niet voorzien in een regeling van de opzegging, geldt dat de overeenkomst in beginsel opzegbaar is. De eisen van redelijkheid en billijkheid kunnen in verband met de aard en inhoud van de overeenkomst en de omstandigheden van het geval meebrengen dat opzegging slechts mogelijk is indien een voldoende zwaarwegende grond voor de opzegging bestaat (HR 3 december 1999, NJ 2000/120).”30

In bovengenoemd arrest stelt de Hoge Raad expliciet dat de distributieovereenkomst voor onbepaalde tijd in beginsel opzegbaar is. Dit is de hoofdregel geworden die volgens Valk gevolgen heeft. Het eerste gevolg betreft de bewijslast. De partij die van mening is dat wel een zwaarwegende grond voor opzegging nodig is, zal gronden moeten aanvoeren die mee kunnen brengen dat opzegging in beginsel niet mogelijk is. Valk noemt dit de ‘argumentatielast’. Daarnaast heeft deze hoofdregel gevolgen voor de motivering door de rechter. Hieraan moeten hogere eisen worden gesteld indien de rechter oordeelt dat opzegging alleen mogelijk is met een zwaarwegende grond. Hij dient dit goed te motiveren, omdat hij afwijkt van de hoofdregel dat de overeenkomst in beginsel opzegbaar is. Valk is van mening dat deze wijziging in formulering van de Hoge Raad een goede verandering is, omdat dat onder andere beter recht doet aan het beginsel van contractsvrijheid.31

Na zijn arrest De Ronde Venen/Stedin kreeg de Hoge Raad in Auping/Beverslaap opnieuw het onderwerp opzegging van een duurovereenkomst voor onbepaalde tijd zonder opzegregeling

29 Valk, NTBR 2012/25, p. 2-3; HR 28 oktober 2011, NJ 2012/685 (Ronde Venen/Stedin). 30 HR 28 oktober 2011, NJ 2012/685 (Ronde Venen/Stedin).

(14)

Pagina | 14 voorgelegd, dit keer een distributieovereenkomst. Auping produceert bedden, matrassen en aanverwante artikelen. Zij heeft een Auping-dealernetwerk waarin onderscheid gemaakt wordt tussen Auping Plaza’s, Auping Vision en Label-dealers. Beverslaap, een beddenspeciaalzaak, verkoopt sinds 15 augustus 2002 naast andere beddenmerken ook Auping-producten. Auping heeft in 2010 een nieuwe distributiestrategie aangenomen, die voorziet in een grondige inkrimping van haar distributienet en een kwalitatieve opwaardering van de resterende verkoopkanalen. In dit kader heeft Auping de distributieovereenkomst met Beverslaap bij brief van 21 januari 2011 opgezegd met ingang van 31 juli 2011. Beverslaap stelt dat Auping de distributieovereenkomst zonder zwaarwegende grond heeft opgezegd en vordert dat Auping de opzeggingsbrief intrekt. Uiteindelijk komen partijen voor de Hoge Raad en de Hoge Raad herhaalt de overweging uit De Ronde Venen/Stedin als volgt:

“Of, en zo ja onder welke voorwaarden, een dergelijke overeenkomst opzegbaar is, wordt bepaald door de inhoud daarvan en door de van toepassing zijnde wettelijke bepalingen. Indien, zoals hier, wet en overeenkomst niet voorzien in een regeling van de opzegging, geldt dat de overeenkomst in beginsel opzegbaar is. De eisen van redelijkheid en billijkheid kunnen in verband met de aard en inhoud van de overeenkomst en de omstandigheden van het geval meebrengen dat opzegging slechts mogelijk is indien een voldoende zwaarwegende grond voor de opzegging bestaat.”32

Uit Auping/Beverslaap blijkt nogmaals dat de distributieovereenkomst voor onbepaalde tijd in beginsel kan worden opgezegd, tenzij de eisen van redelijkheid en billijkheid meebrengen dat voor de opzegging een zwaarwegende grond vereist is. We hebben gezien dat bij de beoordeling van de eisen van de redelijkheid en billijkheid die kunnen meebrengen dat de overeenkomst niet kan worden opgezegd, alle omstandigheden een rol kunnen spelen, zo overweegt de Hoge Raad in zijn arrest Kakkenberg/Kakkenberg.33. Onder alle omstandigheden van het geval behoren tevens de belangen die de distributeur heeft bij voortzetting van de distributieovereenkomst. De afweging daarvan wordt aan de feitelijke rechter overgelaten.

De Hoge Raad heeft, naast bovengenoemde uitzondering die de redelijkheid en billijkheid met zich meebrengt, nog een uitzondering gemaakt op de mogelijkheid tot opzegging van een duurovereenkomst voor onbepaalde tijd zonder zwaarwegende grond. Namelijk indien uit de

32 HR 14 juni 2013, NJ 2013/341 (Auping/Beverslaap). 33 HR 21 april 1995, NJ 1995/437 (Kakkenberg/Kakkenberg).

(15)

Pagina | 15 bedoeling van partijen blijkt dat de overeenkomst niet opzegbaar is, dan kan de desbetreffende overeenkomst in beginsel niet opgezegd worden:

“In dit verband verdient opmerking dat een voor onbepaalde tijd gesloten duurovereenkomst in

beginsel opzegbaar is, ook indien wet en die overeenkomst niet voorzien in een regeling van opzegging. Dit neemt niet weg dat een voor onbepaalde tijd gesloten duurovereenkomst naar de bedoeling van partijen niet-opzegbaar kan zijn, met dien verstande dat de wederpartij van degene die zich op de niet-opzegbaarheid beroept, onder omstandigheden daartegen een beroep kan doen op artikel 6:248 lid 2 en artikel 6:258 BW. Voorts verdient opmerking dat op degene die betoogt dat een zodanige overeenkomst niet opzegbaar is, de stelplicht en bewijslast ter zake rusten.”34

De conclusie die uit het voorgaande getrokken kan worden is dat voor de opzegging van een distributieovereenkomst voor onbepaalde tijd zonder opzegregeling in het algemeen geen zwaarwegende grond vereist is, zodat partijen een dergelijke overeenkomst in beginsel kunnen opzeggen, tenzij uit de bedoeling van partijen blijkt dat de overeenkomst niet opzegbaar is. Van de Paverd beschrijft in haar proefschrift dat het belang van de algemene opzeggingsbevoegdheid de flexibiliteit en vrijheid in het handelsverkeer is. De keerzijde van deze algemene opzeggingsbevoegdheid is volgens haar dat hier voor de distributeur nadelige consequenties aan kunnen zitten, maar dat deze consequenties kunnen worden gezien als normale ondernemingsrisico’s. Indien dit uitgangspunt van de algemene opzeggingsbevoegdheid tot een onaanvaardbare situatie zou leiden, biedt de rechtspraak voldoende ruimte voor het aannemen van een uitzondering op de regel zoals bijvoorbeeld wel een zwaarwegende grond eisen voor de opzegging van de distributieovereenkomst door de leverancier.35 Dat voor de opzegging van de distributieovereenkomst voor onbepaalde tijd in beginsel geen zwaarwegende grond vereist is neemt niet weg dat de opzegging niet gemotiveerd dient te worden. De eisen van redelijkheid en billijkheid brengen mee dat de opgezegde partij tenminste recht heeft op een beperkte motivering waarom de distributieovereenkomst wordt opgezegd.36

34 HR 15 april 2016, ECLI:NL:HR:2016:660 (Provincie c.s./Amsterdam). 35 Van de Paverd 1999, p. 67.

(16)

Pagina | 16 Wat zoal een zwaarwegende grond oplevert, hangt af van de omstandigheden van het geval. Het Hof Amsterdam oordeelt dat wanneer de distributeur regelmatig grote betalingsachterstanden laat ontstaan en ook geen zekerheid stelt, ondanks dat hij daartoe wel gehouden is, dit een zwaarwegende grond oplevert voor opzegging van de distributieovereenkomst door de leverancier.37 Het Hof ’s-Hertogenbosch spreekt van een zwaarwegende grond voor opzegging in geval de distributeur betaling achterwege laat aangezien de overeenkomst steunt op wederzijds vertrouwen in de goede afloop van de transacties. Bij gebreke daarvan bestaat een zwaarwegende grond voor opzegging.38

Ondanks dat een zwaarwegende grond voor opzegging van een distributieovereenkomst voor onbepaalde tijd in beginsel niet vereist is, oordelen rechters in sommige gevallen dat de zwaarwegende grond wel vereist is. Dit brengen de eisen van redelijkheid en billijkheid mee. De rechtbank Rotterdam overweegt dat een zwaarwegende grond nodig is voor de opzegging van de distributieovereenkomst gezien de aard en de inhoud van de overeenkomst en de lange duur van de samenwerking.39 De reden dat de rechtbank tot dit oordeel kwam was dat partijen

bijna 20 jaar zaken met elkaar deden en de distributeur investeringen had gedaan die volgens hem niet meer terugverdiend konden worden.

Zo oordeelde ook de rechtbank Utrecht dat gezien de bijzondere relatie tussen de leverancier en de distributeur wel een zwaarwegende grond voor opzegging vereist was. Tussen partijen bestond een hechte, langdurige handelsrelatie van 23 jaar en voor de distributeur was haar omzet in belangrijke mate afhankelijk van de leverancier. De zwaarwegende grond die volgens de rechtbank nodig was achtten zij aanwezig, namelijk een verslechterende omzet van de distributiegoederen.40 Opvallend is dat de rechtbank Utrecht en rechtbank Rotterdam in deze gevallen wel een zwaarwegende grond nodig achtten, maar in een vergelijkbaar geval acht de rechtbank Oost-Brabant geen zwaarwegende grond nodig.41 Hieruit blijkt dat de rechters niet op één lijn zitten.

37 Hof Amsterdam 7 juli 2015, ECLI:NL:GHAMS:2015:2843. 38 Hof ‘s-Hertogenbosch 6 mei 2014, ECLI:NL:GHSHE:2014:1278. 39 Rb. Rotterdam 19 december 2012, ECLI:NL:RBROT:2012:BY7629. 40 Rb. Utrecht 1 september 2010, ECLI:NL:RBUTR:2010:BN5770. 41 Rb. Oost-Brabant 15 november 2017, ECLI:NL:RBOBR:2017:6185.

(17)

Pagina | 17 1.3 Opzegtermijn bij de opzegging van de distributieovereenkomst voor onbepaalde tijd door de leverancier

Nu we gezien hebben dat de distributieovereenkomst voor onbepaalde tijd zonder opzegbeding in beginsel zonder zwaarwegende grond opgezegd kan worden, komt de volgende vraag aan bod, namelijk of dan ook een termijn in acht moet worden genomen bij de opzegging. Die vraag kan bevestigend worden beantwoord. De Hoge Raad overweegt – naast het eerder geciteerde – in De Ronde Venen/Stedin:

“De eisen van redelijkheid en billijkheid kunnen in verband met de aard en inhoud van de overeenkomst en de omstandigheden van het geval meebrengen dat opzegging slechts mogelijk is indien een voldoende zwaarwegende grond voor de opzegging bestaat. Uit diezelfde eisen kan, eveneens in verband met de aard en inhoud van de overeenkomst en de omstandigheden van het geval, voortvloeien dat een bepaalde opzegtermijn in acht moet worden genomen of dat de opzegging gepaard moet gaan met het aanbod tot betaling van een (schade)vergoeding.”42

Vervolgens overweegt de Hoge Raad – naast de eerder geciteerde overweging uit dit arrest – in Auping/Beverslaap:

“De eisen van redelijkheid en billijkheid kunnen in verband met de aard en inhoud van de overeenkomst en de omstandigheden van het geval meebrengen dat opzegging slechts mogelijk is indien een voldoende zwaarwegende grond voor de opzegging bestaat. Uit diezelfde eisen kan, eveneens in verband met de aard en inhoud van de overeenkomst en de omstandigheden van het geval, voortvloeien dat een bepaalde opzegtermijn in acht moet worden genomen of dat de opzegging gepaard moet gaan met het aanbod tot betaling van een (schade)vergoeding.”43

De Hoge Raad herhaalt in Auping/Beverslaap dus zijn overweging uit De Ronde Venen/Stedin. Uit bovengenoemde arresten kan worden geconcludeerd dat de hoofdregel is dat bij de opzegging van een distributieovereenkomst voor onbepaalde tijd een termijn in acht moet worden genomen alsook dat schadevergoeding betalen aan de opgezegde partij een alternatief voor deze opzegtermijn is. De rechtbank Den Bosch hangt hier aan vast dat, de opgezegde partij, gezien haar belangen mag verwachten dat een opzegtermijn in acht mag worden genomen. Ik

42 HR 28 oktober 2011, NJ 2012/685 (Ronde Venen/Stedin). 43 HR 14 juni 2013, NJ 2013/341 (Auping/Beverslaap).

(18)

Pagina | 18 citeer de rechtbank Den Bosch: “De eisen van redelijkheid en billijkheid brengen mee dat partijen bij een duurovereenkomst er in het algemeen op mogen vertrouwen dat - bij gebreke van een tegengesteld signaal van de zijde van de wederpartij - die wederpartij hem een dergelijke opzegtermijn zal bieden, gelet op enerzijds het grote belang dat de opgezegde partij bij een dergelijke termijn heeft en anderzijds het geringe belang bij de opzeggende partij om geen termijn in acht te nemen. Indachtig de veronderstelde wederzijdse profijtelijkheid van de relatie kan een dergelijke opstelling van de opzeggende partij worden gevergd.”44 Het in acht nemen van een redelijke opzegtermijn is volgens de rechtbank een vorm van schadebeperking.

Zoals Van de Paverd aangeeft, is kenmerkend voor de distributieovereenkomst dat partijen een samenwerkingsverband aangaan met het oog op gezamenlijk en individueel commercieel succes. Partijen zijn onderling afhankelijk van elkaar en dienen rekening te houden met elkaars belangen. Gezien de vergaande consequenties die de beëindiging van de overeenkomst kan hebben, brengt deze norm met zich mee dat de partij die de betrekkingen wenst op te zeggen haar wederpartij de tijd en gelegenheid moet geven zich hierop in te stellen.45 De opgezegde

partij moet doordat de opgezegde overeenkomst gedurende de opzegtermijn nog van kracht blijft, de gelegenheid krijgen een vervangende overeenkomst te sluiten.46 Doordat de overeenkomst gedurende de opzegtermijn nog doorloopt, kunnen nieuwe bestellingen worden geplaatst voor zover dat gebruikelijk was tussen partijen.47 Van de Paverd maakt duidelijk dat dit niet betekent dat de leverancier gedurende de opzegtermijn automatisch een leveringsplicht heeft. Of deze leveringsplicht bestaat, hangt af van de omstandigheden van het geval.48 Volgens Strijbos strekt een opzegtermijn tevens tot vergoeding van afwikkelingskosten, dat zijn kosten die zijn ontstaan door het afbouwen van de relatie (bijvoorbeeld teruggave bedrijfskleding, omschakeling of vermindering productielijn en afzetkanaal).49 De Vries acht deze opvatting van Strijbos niet aannemelijk aangezien de kosten voor bijvoorbeeld het opzetten van een productielijn voor rekening van de opgezegde partij komen en niet valt in te zien dat deze door de opzegging opeens voor rekening van de opzeggende partij zouden komen. Daarnaast zegt De Vries dat in geval de afwikkelingskosten voor vergoeding in aanmerking zouden komen, het niet waarschijnlijk is dat zij bij wege van een opzegtermijn vergoed zouden worden. De

44 Rb. ‘s-Hertogenbosch 3 december 2003, ECLI:NL:RBSHE:2003:AO1576. 45 Van de Paverd 1999, p. 98.

46 De Vries 1990, p. 337.

47 HR 29 mei 1998, RvdW 1998, 112 (Elinga/British Wool) en Van de Paverd 1999, p. 101. 48 Van de Paverd 1999, p. 101.

(19)

Pagina | 19 afwikkeling van de opgezegde overeenkomst kan immers eerst haar beslag krijgen in geval de in acht te nemen opzegtermijn verstreken is.50

Uit de lagere rechtspraak blijkt dat grotendeels de lijn van de Hoge Raad in De Ronde Venen/Stedin en Auping/Beverslaap wordt gevolgd omtrent de opzegtermijn. Het Hof ’s-Hertogenbosch oordeelt bijvoorbeeld dat geen sprake was van een dringende reden voor de opzegging, wat meebracht dat een opzegtermijn in acht genomen had moeten worden. Dat was niet gebeurd.51,52 In deze zaak bij het Hof ‘s-Hertogenbosch ging het om partijen die een distributieovereenkomst hebben gesloten voor het verkopen van producten van de leverancier door de distributeur in België, Nederland en Luxemburg. De overeenkomst is door de leverancier opgezegd, omdat de distributeur niet reageerde op meerdere e-mails over de uitwisseling van ideeën en correspondentie die volgens de leverancier essentieel zijn voor de samenwerking. Omdat de distributeur hier niet op reageerde, zag de leverancier geen andere mogelijkheid dan de overeenkomst met onmiddellijke ingang op te zeggen. De distributeur was het hier niet mee eens en stapte naar de rechter om een verklaring voor recht te krijgen dat de overeenkomst nog in stand was. De rechtbank oordeelde dat een gewichtige reden voor opzegging niet nodig was, maar dat de leverancier wel een opzegtermijn in acht had moeten nemen of de handelsvoorraad terug had moeten nemen. Dit had de leverancier niet gedaan en daarmee handelde hij in strijd met de redelijkheid en billijkheid door onvoldoende rekening te houden met de belangen van de distributeur. De leverancier is hiertegen in hoger beroep gegaan. Het Hof bevestigt het oordeel van de rechtbank dat de leverancier een opzegtermijn in acht had moeten nemen welke het Hof zelf heeft vastgesteld op een opzegtermijn van drie maanden. Op de lengte van de opzegtermijn kom ik later in dit hoofdstuk terug.

Een uitzondering op de verplichting om een redelijke opzegtermijn in acht te nemen doet zich voor wanneer de opzegging plaatsvindt wegens een dringende reden. Een dringende reden is volgens Van de Paverd een omstandigheid van zodanige aard dat van de partij die de overeenkomst doet eindigen, redelijkerwijs niet gevergd kan worden de overeenkomst, zelfs niet tijdelijk, in stand te laten. Deze uitzondering vloeit voort uit artikel 6:248 lid 2 Burgerlijk Wetboek.53 Bij de beoordeling of een dringende reden bestaat voor opzegging met

50 De Vries 1990, p. 338.

51 Hof ‘s-Hertogenbosch 4 december 2018, ECLI:NL:GHSHE:2018:5072. 52 De sanctie die hierop staat komt aan bod in hoofdstuk twee.

(20)

Pagina | 20 onmiddellijke ingang van de distributieovereenkomst komt het aan op een beoordeling van alle omstandigheden van het geval.54 Het gaat er niet enkel om of de opzeggende partij het vertrouwen in de opgezegde partij heeft verloren, maar of sprake is van zodanige feiten en omstandigheden die een onmiddellijke beëindiging van de distributieovereenkomst rechtvaardigen. Het Hof Arnhem-Leeuwarden oordeelt dat indien en voor zover verlies aan vertrouwen niet kan worden teruggevoerd op dergelijke feiten en omstandigheden, het als zodanig geen grond voor opzegging met onmiddellijke ingang kan vormen.55 De vraag of de leverancier de distributieovereenkomst wegens een dringende reden mocht opzeggen, kwam ook voor de rechtbank Den Haag in een kort geding. In deze zaak stond vast dat partijen – de distributeur is gevestigd te Curacao, de leverancier is een dochtermaatschappij uit Nederland die onderdeel is van de moedermaatschappij in Engeland – sinds 1996 samenwerken middels een distributieovereenkomst voor onbepaalde tijd zonder opzegregeling. De distributeur distribueerde de van de leverancier afkomstige software aan staatsbedrijven en overheidsorganisaties in Cuba. De distributieovereenkomst is op 11 maart 2019 met onmiddellijke ingang opgezegd door de leverancier (de moedermaatschappij), omdat deze werd overgenomen door een Amerikaanse investeringsmaatschappij en de leverancier en haar aandeelhouders bij voortzetting van de overeenkomst zijn blootgesteld aan strafrechtelijke en financiële aansprakelijkheidsrisico’s vanwege het Amerikaanse sanctieregime inzake Cuba. De voorzieningenrechter oordeelde dat het op basis van de door partijen geschetste omstandigheden niet voldoende aannemelijk is dat een rechter in de bodemprocedure zal oordelen dat de leverancier vanwege de door haar genoemde omstandigheden het recht had de geldende overeenkomst per direct te doen beëindigen. De opzeggingsgrond ligt geheel in de risicosfeer van de leverancier en daarmee kan de distributieovereenkomst niet met onmiddellijke ingang worden opgezegd.56 Dat de leverancier en haar aandeelhouders zijn blootgesteld aan strafrechtelijke en financiële aansprakelijkheidsrisico’s is ook niet genoeg voor het aannemen van een dringende reden waardoor de overeenkomst met onmiddellijke ingang beëindigd moet worden. Hieruit kan vastgesteld worden dat de toets van een dringende reden voor onmiddellijke opzegging zwaar is.

54 Hof Arnhem-Leeuwarden 11 december 2018, ECLI:NL:GHARL:2018:10750. 55 Hof Arnhem-Leeuwarden 11 december 2018, ECLI:NL:GHARL:2018:10750. 56 Rb. Den Haag 25 juni 2019, ECLI:NL:RBDHA:2019:6301.

(21)

Pagina | 21 1.4 Lengte van de opzegtermijn

Nu is geconcludeerd dat de leverancier bij zijn opzegging van de distributieovereenkomst voor onbepaalde tijd zonder dringende reden een opzegtermijn in acht dient te nemen, is de volgende vraag hoe lang deze opzegtermijn dan moet zijn. Zoals gezegd is de essentie van de opzegtermijn dat partijen uitvoering dienen te blijven geven aan de overeenkomst zodat de opgezegde partij, de distributeur, de gelegenheid heeft een vervangende overeenkomst te sluiten. De lengte van de opzegtermijn wordt vastgesteld aan de hand van de eisen van redelijkheid en billijkheid in verband met de aard en inhoud van de overeenkomst en de omstandigheden van het geval.57 Voor de vaststelling van de lengte van de opzegtermijn moeten

de wederzijdse belangen van partijen worden afgewogen waarbij ook de aard en het gewicht van de redenen van opzegging van belang zijn.58 Omdat bij de vaststelling van de lengte van de opzegtermijn alle omstandigheden worden meegenomen, is het lastig om hier regels uit af te leiden. Wel zijn er factoren aanwijsbaar die de lengte van de opzegtermijn kunnen beïnvloeden. Deze in de praktijk meest voorkomende factoren komen nu aan bod.

De duur van de distributieovereenkomst

De eerste factor die van invloed kan zijn op de lengte van de opzegtermijn is de tijd die de distributieovereenkomst van kracht is geweest. In de literatuur zijn door Smit vuistregels gevormd voor de lengte van de opzegtermijn in samenhang met de tijd die de distributieovereenkomst van kracht is geweest:

- een overeenkomst tot twee jaar - een opzegtermijn van drie maanden,

- een overeenkomst van twee tot vier jaar – een opzegtermijn van zes maanden,

- een overeenkomst van vier tot tien jaar - een opzegtermijn van acht tot twaalf maanden en

- een overeenkomst van tien jaar of langer – een opzegtermijn van één tot twee jaar.59 Barendrecht en Van Peursem stellen voor om bovenstaande vuistregels voor middellange looptijden, van twee tot tien jaar, iets exacter te maken. Zij denken aan de volgende vuistregels:

- een overeenkomst tot twee jaar – een opzegtermijn van drie maanden,

- een overeenkomst van twee tot tien jaar – een opzegtermijn van 1,2 maand per jaar erbij bovenop die drie maanden,

57 Asser/Houben 7-X 2019/128.

58 HR 21 april 1995, NJ 1995, 437 (Kakkenberg/Kakkenberg).

(22)

Pagina | 22 - een overeenkomst van tien jaar – een opzegtermijn van één jaar,

- een overeenkomst van meer dan tien jaar – een opzegtermijn van 0,8 maand per jaar erbij tot maximaal drie jaar.60

Barendrecht en Van Peursem betogen dat de mate waarop de distributeur zich heeft ingesteld op de afname van de contractsproducten met de looptijd van de overeenkomst samenhangt.61 Zowel in de vuistregels van Smit als in de vuistregels van Barendrecht en Van Peursem zit nog enige speelruimte zoals u kunt zien, wat is voorbehouden aan de feitenrechter. Deze vuistregels zijn niet meer dan een samenvatting van de jurisprudentie, geeft De Vries aan, om zo een werkbaar systeem van opzegtermijnen te doen ontstaan.62

De afhankelijkheid van de distributeur van de distributieovereenkomst

Zoals gezegd dienen voor de vaststelling van de lengte van de opzegtermijn de wederzijdse belangen van partijen te worden afgewogen. Zo dient de leverancier onder meer rekening te houden met de afhankelijkheid van de distributeur bij continuatie van de overeenkomst.63

Wanneer de klanten specifiek en slechts in dit product geïnteresseerd zijn, kan de beëindiging van het samenwerkingsverband voor de distributeur zelfs fataal zijn.64 Van de Paverd geeft echter aan dat daar ook wel kanttekeningen bij geplaatst moeten worden. Zo brengt het feit dat een sterk merkproduct onderwerp van de distributieovereenkomst is naar haar mening niet automatisch een sterke afhankelijkheid van de distributeur ten opzichte van de leverancier mee. Van de Paverd stelt: “Wanneer het desbetreffende product slechts een fractie van de gehele collectie vormt, behoeft het wegvallen van dit product geenszins fatale gevolgen te hebben. Dit geldt des te meer wanneer de distributeur in staat is een samenwerkingsverband aan te gaan met een leverancier van een concurrerend en qua marktpositie vergelijkbaar product. Een andere factor die invloed kan hebben op de (on)afhankelijkheid van de distributeur is dat hij zich heeft aangesloten bij een brancheorganisatie die zich bezighoudt met de behartiging van de belangen van hun leden. Door de tussenkomst van een dergelijke organisatie kan de distributeur in een relatief sterke positie komen te verkeren. Ook kan het voor komen dat niet de leverancier doch de distributeur de sterkste machtspositie heeft, bijvoorbeeld vanwege het feit dat hij een bepaalde sleutelpositie inneemt, als gevolg van ruime ervaring, vanwege een reeds opgebouwd

60 Barendrecht & Van Peursem, p. 155; De Vries, BWJK 20 (2004), p.91.

61 Barendrecht & Van Peursem 1997, p. 154-155 en m.n. Smit, Advocatenblad 1993, p. 371. 62 De Vries, BWJK 20 (2004), p.90.

63 Rb. ‘s-Hertogenbosch 30 december 1994, nr. 207/92. 64 Van de Paverd 1999, p. 68-69.

(23)

Pagina | 23 klantenbestand en/of vanwege een sterke vermogensrechtelijke (financiële) positie.”65 Dit laat zien dat niet steeds moet worden aangenomen dat de distributeur in geval van opzegging in een zwakkere positie verkeert ten opzichte van de leverancier.

Gedane investeringen

Gedane investeringen in de looptijd van de overeenkomst kunnen tevens de lengte van de opzegtermijn beïnvloeden. Hier moet wel een onderscheid gemaakt worden tussen aan de ene kant gedane investeringen in overeenstemming met de leverancier of conform de afspraken in de distributieovereenkomst en aan de andere kant gedane investeringen waartoe de distributeur zelfstandig heeft besloten. Voor wat betreft de door de distributeur zelfstandig gedane investeringen kan gezegd worden dat deze niet van invloed zijn op de lengte van de opzegtermijn. In het kader hiervan stelt De Hoon dat dit investeringen zijn die niet gericht zijn op de specifieke samenwerking met de leverancier. Het zijn eerder investeringen die ten goede komen aan de algemene bedrijfsvoering.66

De vraag die volgens Van de Paverd gesteld kan worden ten aanzien van de gedane investeringen van de distributeur die gedaan zijn in overeenstemming met de leverancier is of de distributeur aanspraak kan maken op een opzegtermijn die haar voldoende tijd geeft om de investeringen terug te verdienen.67 Van de Paverd zegt dat het bij de beantwoording van die vraag niet gaat om of de distributeur alle eventuele schade naar aanleiding van de beëindiging van de overeenkomst kan voorkomen, omdat dit volgens haar ingaat tegen het beginsel dat ieder zijn eigen schade draagt. Om hier een uitzondering op te maken is niet de bedoeling.68

De Hoon hanteert een vuistregel met betrekking tot gedane investeringen die luidt dat wanneer investeringen voornamelijk binnen een andere relatie terugverdiend kunnen worden, dat dan de opzegtermijn in beginsel overeen komt met de te verwachten tijd voor het vinden van een alternatief.69

Overige factoren

Overige factoren die tevens de lengte van de opzegtermijn kunnen beïnvloeden, zijn volgens Smit of (en de wijze waarop) de distributeur gewaarschuwd is en wat de reden voor opzegging

65 Van de Paverd 1999, p. 68-69. 66 De Hoon, NJB 2010/1062. 67 Van de Paverd 1999, p. 105. 68 Van de Paverd 1999, p. 105. 69 De Hoon, NJB 2010/1062.

(24)

Pagina | 24 is geweest.70 Andere factoren zijn dat het voortbestaan van het product bedreigd is71, de distributeur tijd nodig heeft om zijn bedrijfsvoering aan te passen op de nieuwe situatie72, weinig gedane investeringen in combinatie met het feit dat de leverancier niet tevreden was over de prestaties73 of het feit dat de beëindiging van de relatie onvermijdelijk was terwijl te kennen was gegeven dat er geen beëindiging in de lucht hing74.75 Daarnaast kan tevens wangedrag van één van de partijen een factor zijn die de lengte van de opzegtermijn kan beïnvloeden. Bij wangedrag van de leverancier zou je kunnen denken aan een langere opzegtermijn dan gebruikelijk in een bepaalde situatie, omdat de leverancier dan tekortschiet in de nakoming van de overeenkomst.

De factoren in de praktijk

Voorbeelden van de factoren in de praktijk in combinatie met de lengte van de opzegtermijn zijn de volgende:

- Het hof Amsterdam vindt een opzegtermijn van één jaar redelijk in het geval partijen 32 jaar met elkaar zaken hebben gedaan en de distributeur niet voldoende heeft aangetoond dat een opzegtermijn van één jaar te kort is voor het aanpassen van haar bedrijfsvoering. Het gerechtshof bevestigt in deze uitspraak eerst Auping/Beverslaap door over te nemen dat uit de eisen van redelijkheid en billijkheid in verband met de aard en inhoud van de overeenkomst en de omstandigheden van het geval kan voortvloeien dat een bepaalde opzegtermijn in acht moet worden genomen.76

- De rechtbank Midden-Nederland acht de volgende factoren van belang voor het bepalen van de lengte van de opzegtermijn: de langdurige samenwerking tussen partijen (26 jaar), de afhankelijkheid van de distributeur van de leverancier, de belangen van de leverancier bij het doorvoeren van het nieuwe business model en het feit dat de distributeur al geruime tijd rekening heeft kunnen houden met het feit dat de leverancier de overeenkomst niet zonder meer zou voorzetten. De rechtbank acht een opzegtermijn van zes maanden redelijk.77

70 Smit, Advocatenblad 1993, p. 371.

71 Rb. ‘s-Hertogenbosch 10 februari 2015, LJN AS5628.

72 Hof Amsterdam 5 januari 2016, ECLI:NL:GHAMS:2016:18; Rb. Midden-Nederland 13 april 2016,

ECLI:NL:RBMNE:2016:1793.

73 Pres. Rb. Rotterdam 8 juni 1990, KG 1991, 101.

74 Rb. ‘s-Hertogenbosch 3 december 2003, ECLI:NL:RBSHE:2003:AO1576. 75 Brink-van der Meer & Van der Vegt, Contracten maken 2007/4, p.94. 76 Hof Amsterdam 5 januari 2016, ECLI:NL:GHAMS:2016:18.

(25)

Pagina | 25 - In deze situatie maakte de leverancier de distributeur een verwijt dat de overeenkomst

niet schriftelijk was aangegaan. Dit was onder andere de reden van opzegging waarbij een opzegtermijn van drie maanden in acht was genomen. De rechtbank stelt dat de distributeur niet hoefde te verwachten dat de leverancier de overeenkomst zou opzeggen vanwege bovenstaande reden. Daarnaast heeft de distributeur investeringen gedaan vlak voor de opzegging en de gevolgen van de opzegging zijn voor de distributeur zodanig dat de eisen van redelijkheid en billijkheid meebrengen dat een langere opzegtermijn gehanteerd had moeten worden. De rechtbank stelt vast dat de opzegtermijn zes maanden had moeten zijn in plaats van drie maanden. 78

- De rechtbank Rotterdam noemt als relevante factoren de aard en de duur van de samenwerking, de mate van onderlinge afhankelijkheid alsook aard en gewicht van de reden voor opzegging.79 De rechter koppelt de lengte van de opzegtermijn aan de grond

voor opzegging. De distributieovereenkomst in deze zaak duurde ruim 16 jaar, de rechtbank heeft een opzegtermijn van zes maanden redelijk gevonden. De opzeggingsgrond van de overeenkomst heeft te maken met een ‘look a like product’ dat de distributeur op de markt heeft gebracht die veel gelijkenissen vertoonde met het product van de leverancier. Het op de markt brengen van een product dat sterke gelijkenissen vertoont, verhoudt zich moeilijk met de goede trouw die in acht moet worden genomen bij de samenwerking. Zodanig handelen past volgens de rechter niet binnen de tussen partijen bestaande handelsrelatie.

Kortom, er zijn vuistregels om de lengte van de opzegtermijn aan de hand van de duur van de distributieovereenkomst vast te stellen, maar dit zijn geen dwingende regels. Andere factoren kunnen immers meebrengen dat een langere of kortere opzegtermijn redelijker is. De lengte van de opzegtermijn zal altijd afhangen van de omstandigheden van het geval, daarom is het lastig om hier algemene regels voor vast te stellen.

In sommige gevallen is het niet wenselijk om een opzegtermijn te hanteren. Ik zou mij goed kunnen voorstellen dat de verhoudingen scheef liggen als je weet dat één van de partijen ermee wil stoppen maar alsnog één jaar met elkaar moet samenwerken. Hoeveel vertrouwen heb je dan nog in de samenwerking gedurende dat jaar en zijn de partijen nog wel gemotiveerd om elkaar te bedienen. Barendrecht en Van Peursem erkennen dit probleem. Zoals eerder gezegd,

78 Rb. Oost-Brabant 15 november 2017, nr. C-01-315522 - HA ZA 16-776. 79 Rb. Rotterdam 22 augustus 2018, ECLI:RBROT:2018:6930.

(26)

Pagina | 26 is een alternatief voor de opzegtermijn het betalen van een schadevergoeding. Hierbij moet wel steeds rekening gehouden worden met de belangen van de distributeur. Indien hij meer belang heeft bij het aanhouden van de overeenkomst door een opzegtermijn uit te zitten, dan mag de leverancier niet besluiten om een vervangende schadevergoeding te betalen. Barendrecht en Van Peursem stellen voor om de opzegtermijn boven een bepaalde lengte om te zetten in een schadevergoeding waarbij uitgegaan wordt van een grens van zes maanden. De leverancier zou er namelijk een groot belang bij hebben dat de overgang naar de nieuwe situatie zo vloeiend mogelijk verloopt en dat de afnemers niet te lang met de overgangssituatie geconfronteerd worden.80 Voor ieder argument voor is meestal ook altijd een argument tegen, zo ook hier. Een lange opzegtermijn hoeft niet voor álle gevallen ongewenst te zijn volgens De Vries. Daarmee kan een omzetting van rechtswege te ver gaan en sluit een bevoegdheid tot tussentijdse opzegging beter aan.81 Hier sluit ik mij bij aan. Aangezien de lengte van de opzegtermijn

afhangt van alle omstandigheden van het geval ben ik van mening dat het niet wenselijk is om hier een vaste regel over vast te stellen. De rechtbank Rotterdam stelt de regel dat indien de opgezegde partij een groter belang heeft bij voortzetting van de overeenkomst in een opzegtermijn dan in een voorschot op de schadevergoeding, de opzegtermijn niet wordt omgezet in een schadevergoeding, tenzij van de opzeggende partij niet kan worden gevergd de overeenkomst langer voort te laten duren.82 Volgens Brink-van der Meer en Van der Vegt is dit een onwenselijke situatie, omdat dit veel onduidelijkheid geeft aan de kant van beide partijen bij de overeenkomst.83

Concluderend kan worden gezegd dat voor de opzegging van de distributieovereenkomst voor onbepaalde tijd geen zwaarwegende grond nodig is, maar wel een opzegtermijn moet worden gehanteerd. De lengte van de opzegtermijn kan worden beïnvloed door verschillende factoren zoals de duur van de distributieovereenkomst, de afhankelijkheid van de distributeur van de distributieovereenkomst en gedane investeringen door de distributeur in overleg met de leverancier. In de praktijk komt het, het vaakst voor dat de lengte van de opzegtermijn afhankelijk wordt gesteld van de duur van de distributieovereenkomst. Wat de sancties zijn indien een onjuiste opzegtermijn is gehanteerd leest u in het volgende hoofdstuk.

80 Barendrecht & Van Peursem 1997, p. 158. 81 De Vries BWJK 20 (2004), p.102.

82 Rb. Rotterdam 2 juli 2004, NJF 2004, 531.

(27)

Pagina | 27

Hoofdstuk 2: Wat zijn de sancties indien een te korte of geen opzegtermijn is

gehanteerd?

In het vorige hoofdstuk heeft u onder andere gelezen dat een distributieovereenkomst voor onbepaalde tijd in beginsel kan worden opgezegd zonder dat daarvoor een zwaarwegende grond vereist is. Daarnaast moet in geval van opzegging van de distributieovereenkomst in beginsel een opzegtermijn in acht worden genomen, tenzij de overeenkomst wegens een dringende reden is opgezegd. De lengte van deze opzegtermijn hangt af van de omstandigheden van het geval, waarop verschillende factoren van invloed kunnen zijn. Harde regels om deze termijn te bepalen zijn niet te geven.

In geval een onjuiste of geen opzegtermijn is gehanteerd is er sprake van een onregelmatige opzegging. Wat zijn de sancties in geval van een onregelmatige opzegging? Deze vraag staat centraal in dit tweede hoofdstuk. Deze vraag moet tevens, net als de vragen die in hoofdstuk 1 werden behandeld, beantwoord worden aan de hand van de literatuur en jurisprudentie aangezien de distributieovereenkomst, zoals gezegd, een onbenoemde overeenkomst is. De Hoge Raad heeft over dit onderwerp geen expliciete regel gesteld.

De sancties die gelden indien een te korte of geen opzegtermijn in acht is genomen zijn: - Nietigheid van de opzegging, maar met conversie van de nietige opzegging in een

opzegging op langere termijn die wel geldig is.

- Nietigheid van de opzegging zodat de overeenkomst doorloopt totdat zij alsnog op de juiste manier wordt opgezegd.

- De opzegging is geldig, maar de leverancier moet een schadevergoeding aan de distributeur betalen.

In de volgende alinea’s worden deze drie sancties verder uitgewerkt.

Conversie

Houben neemt aan de hand van Ronde Venen/Stedin en Auping/Beverslaap aan dat indien geen of een te korte opzegtermijn in acht is genomen, dan wel ten onrechte geen aanbod tot schadevergoeding is gedaan, en de opzegging daardoor in zijn totaliteit beschouwd niet voldoet aan hetgeen redelijkheid en billijkheid in de omstandigheden van het geval eisen, de opzegging

(28)

Pagina | 28 geen rechtsgevolg heeft.84 Aangenomen wordt dat een opzegging in strijd met de redelijkheid en billijkheid nietig is.85 Ondanks dat de opzegging een nietige opzegging is, kan dit gerepareerd worden door de te korte opzegtermijn om te zetten in een redelijke opzegtermijn.86 Dit gebeurt middels conversie, wat volgt uit artikel 3:42 Burgerlijk Wetboek. Houben zegt dat conversie in sommige uitspraken wordt aanvaard, maar ook soms wordt afgewezen.87 Een argument tegen conversie kan volgens Strijbos zijn dat wanneer een te korte opzegtermijn geconverteerd wordt in een langere opzegtermijn, het gevaar bestaat dat de wederpartij niet meer het rendement van de opzegtermijn heeft die zij had mogen verwachten. In een dergelijk geval is conversie onredelijk te achten, aldus Strijbos.88 Houben geeft nog een reden voor de afwijzing van conversie, welke te maken heeft met de specifieke omstandigheden van de zaak. In geval bijvoorbeeld reeds orders zijn geplaatst voor een periode die na de geconverteerde opzegtermijn ligt, dan is het niet wenselijk de opzegtermijn te converteren.89

In een specifiek geval bij het Hof Amsterdam werd de mogelijkheid tot conversie afgewezen. Het Hof Amsterdam zag geen grond voor conversie van een nietige opzegging in een geldige opzegging met inachtneming van de redelijke opzegtermijn, omdat niet uit te sluiten is dat de leverancier op grond van deze beslissing de relatie met de distributeur zal continueren en niet tot opzegging overgaat. Het Hof vond een opzegtermijn van één jaar redelijk gezien de omstandigheden van het geval; de handelsrelatie duurde bijna 32 jaar en door de wederpartij was vlak voor de opzegging te kennen gegeven dat de overeenkomst zou worden voortgezet. Bij de opzegging was een opzegtermijn van drie maanden gehanteerd. Omdat het Hof oordeelde dat er geen grond voor conversie was, dienden partijen na de datum van de uitspraak de overeenkomst nog één jaar voort te zetten.90

Net als Van de Paverd en Houben achten Barendrecht en Van Peursem conversie mogelijk. Zij zien weinig in een stelsel waarbij een reeds opgezegde overeenkomst na uitspraak van de rechter opnieuw moet worden opgezegd met inachtneming van een nieuwe termijn.91 Tevens betogen zij dat indien de opzeggende partij bewust een te korte opzegtermijn hanteert waardoor

84 Asser/Houben 7-X 2019/132.

85 Van de Paverd 1999, p. 111; Strijbos 1985, p. 120; Asser/Houben 7-X 2019/132. 86 Van de Paverd 1999, p. 111.

87 Asser/Houben 7-X 2019/133. 88 Strijbos 1985, p.124.

89 Asser/Houben 7-X 2019/130.

90 Hof Amsterdam 27 maart 1986, KG 1989, 121. 91 Barendrecht & Van Peursem 1997, p. 157.

(29)

Pagina | 29 zijn onderhandelingspositie verbetert, en conversie op de koop toeneemt, gesanctioneerd dient te worden met een langere opzegtermijn of met een schadevergoeding. Het feit dat de wederpartij hierdoor in een extra moeilijke positie wordt gebracht, rechtvaardigt dit standpunt volgens hen.92 Tevens pleit Strijbos voor conversie, ondanks zijn hierboven weergegeven tegenargument. Zijn gedachte is dat partijen een overeenkomst hebben gesloten en ook recht hebben op de uitvoering van de overeenkomst waarbij het een primair recht is dat de opzeggende partij haar verplichtingen uit de overeenkomst nakomt. Hij zet dit weg tegenover een schadevergoedingsplicht, wat volgens Strijbos subsidiair toekomt aan de opgezegde partij. Volgens Strijbos komt de wederpartij in geval van conversie niet méér toe dan de positie waar zij in komt te verkeren indien wel rechtsgeldig was opgezegd.93

Conversie werd door onder andere het Hof Den Haag toegewezen. Hier werd bij de opzegging door de leverancier een opzegtermijn van één maand gehanteerd. Deze opzegtermijn was volgens het Hof te kort gezien de belangenafweging die het Hof heeft gemaakt. Uit deze belangenafweging kwam naar voren dat een opzegtermijn van zes maanden wél een redelijke opzegtermijn zou zijn geweest. De opzegtermijn van één maand is geconverteerd in een opzegtermijn van zes maanden.94 Ook de rechtbank Rotterdam wijst conversie toe. De opzegtermijn van zes maanden wordt geconverteerd in een opzegtermijn van negen maanden, wat betekent dat partijen na de datum van de uitspraak nog drie maanden met elkaar moeten samenwerken.95

Indien de sanctie is dat de opzegging nietig is omdat een onjuiste of geen opzegtermijn gehanteerd is bij de opzegging van de distributieovereenkomst voor onbepaalde tijd is conversie één van de oplossingen. Wanneer conversie niet mogelijk is, kan de opzeggende partij nakoming en/of schadevergoeding vorderen. In dat geval ontbreekt de basis van een rechtsgeldige beëindiging, wat betekent dat de overeenkomst blijft voortbestaan.96 Hierover leest u hierna meer.

92 Barendrecht & Van Peursem 1997, p. 158. 93 Strijbos 1985, p. 124.

94 Hof ’s-Gravenhage 10 april 2008, nr. C04/625. 95 Rb. Rotterdam 1 oktober 2012, NJF 2012/495. 96 Van de Paverd 1999, p. 112.

(30)

Pagina | 30

Alsnog een juiste opzegtermijn hanteren

De tweede sanctie in geval van een onregelmatige opzegging is tevens dat de opzegging nietig is, met als oplossing het nogmaals opzeggen van de overeenkomst en daarbij alsnog een juiste opzegtermijn hanteren zodat de overeenkomst wel rechtsgeldig wordt opgezegd. Indien een onjuiste of geen termijn in acht is genomen bij de opzegging, is de opzegging nietig en loopt de overeenkomst door. Zodra de overeenkomst rechtsgeldig wordt opgezegd, dient alsnog een juiste opzegtermijn in acht te worden genomen.

In hoeverre dit wenselijk is, vragen onder andere Barendrecht en Van Peursem97 en Schelhaas98 zich af. Schelhaas acht de meest wenselijke sanctie in geval van onregelmatige opzegging dat de overeenkomst wel beëindigd wordt waarna een schadevergoeding aan de opgezegde partij betaald dient te worden. Volgens Schelhaas is de optie dat achteraf wordt geoordeeld dat de overeenkomst wordt hersteld en partijen zich conform de overeenkomst aan elkaar moeten verbinden niet wenselijk en kan dit leiden tot praktisch onwerkbare situaties, mede omdat partijen mogelijk al nieuwe overeenkomsten hebben gesloten. Het standpunt van deze auteurs deel ik, het lijkt mij niet wenselijk dat na de datum van de uitspraak opnieuw moet worden opgezegd waarna alsnog een redelijke opzegtermijn gehanteerd moet worden. Partijen zullen niet altijd enthousiast zijn om weer met elkaar te moeten samenwerken wanneer beide partijen in de veronderstelling waren dat de desbetreffende samenwerking verleden tijd zou zijn.

Verlenging van de opzegtermijn is in onder andere het volgende geval – naast de situatie bij het Hof Amsterdam die in het begin van dit hoofdstuk besproken is – door de rechter uitgesproken:

- De gehanteerde opzegtermijn van twee maanden was volgens de rechtbank te kort gezien de lange duur van de handelsrelatie, het feit dat de leverancier geen klachten had over het uitvoeren van de overeenkomst door de distributeur en het feit dat de distributeur bereid was om aan de verzoeken van de leverancier tot rendementsverbetering te komen te voldoen. In dit geval was geen sprake van een grote afhankelijkheid voor de distributeur van de distributieovereenkomst. De rechtbank acht het mogelijk dat de distributeur, gelet op de aard van de markt en ondanks de hevige concurrentie, toch op een korte termijn de nadelige effecten van de beëindiging van de distributieovereenkomst te boven komt. Door een afweging van alle omstandigheden van het geval komt de rechtbank tot de beslissing dat een opzegtermijn van zes maanden redelijk is die partijen na datum van uitspraak nog moeten vol maken. In deze zaak

97 Barendrecht & Van Peursem 1997, p. 157l.

(31)

Pagina | 31 stelde de leverancier dat indien de rechtbank zou oordelen dat een langere opzegtermijn zou moeten worden gehanteerd, deze dan wordt omgezet in een schadevergoeding. De rechtbank is hier niet in meegegaan, omdat de distributeur een groter belang had bij de voortzetting van de overeenkomst om haar schade zoveel mogelijk te beperken.99

Schadevergoeding

De opzegtermijn die te kort is, of die niet gehanteerd is, kan worden gecompenseerd door een aanbod tot betaling van een schadevergoeding. In dat geval is de opzegging wel rechtsgeldig. De Hoge Raad wijst in de arresten Ronde Venen/Stedin100 en Auping/Beverslaap101 dat uit de eisen van redelijkheid en billijkheid, in verband met de aard van de overeenkomst en de omstandigheden van het geval, voortvloeit dat de onregelmatige opzegging gepaard moet gaan met een langere opzegtermijn of dat een (schade)vergoeding aangeboden moet worden. Volgens Houben betekent dit niet dat de opzegtermijn afgekocht kan worden, zij leidt hieruit af dat de zwaarwegende grond, de lengte van de opzegtermijn en de hoogte van een eventuele aangeboden compensatie in samenhang met elkaar getoetst moeten worden aan de redelijkheid en billijkheid om zo alsnog tot een redelijke opzegging te komen.102

In de literatuur en jurisprudentie lijkt een trend te zijn ontstaan dat een rechtsgeldige opzegging in combinatie met een schadevergoeding de beste sanctie is in geval van een onregelmatige opzegging. Uit jurisprudentieonderzoek kan worden geconcludeerd dat in de praktijk, in geval van een onregelmatige opzegging, veelal wordt geoordeeld dat de opzeggende partij door de onregelmatige opzegging toerekenbaar tekortschiet in de nakoming van de overeenkomst en daardoor schadeplichtig is op grond van artikel 6:74 Burgerlijk Wetboek. Het vergoeden van de schade die de opgezegde partij door de opzegging oploopt, is de derde sanctie van een onregelmatige opzegging. In de volgende gevallen werden schadevergoedingssancties opgelegd in geval van een onregelmatige opzegging:

- De distributieovereenkomst is met onmiddellijke ingang opgezegd, zonder inachtneming van een opzegtermijn. Het Hof oordeelt dat wel degelijk een opzegtermijn gehanteerd had moeten worden. Door dit na te laten is de opzeggende leverancier schadeplichtig geworden tegenover de opgezegde distributeur. De hoogte van de

99 Rb. Rotterdam 2 juli 2004, NJF 2004, 531.

100 HR 28 oktober 2011, NJ 2012/685 (Ronde Venen/Stedin). 101 HR 14 juni 2013, NJ 2013/341 (Auping/Beverslaap). 102 Asser/Houben 7-X 2019/130.

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

Mijn alternatief luidt spiegelbeeldig dat (i) de beperkende werking zich op hetzelfde concrete niveau beweegt als de aanvullende werking, (ii) dat zij van meet

a directly actionable private law obligation in itself but operates more in the nature of a pervasive fundamental principle, underlying and justifying other more particular

Daaropvolgend heeft Zilveren Kruis aan de meeste verloskundigenpraktijken, die voor 2018 al eerder een zorgovereenkomst met Zilveren Kruis hadden, bij brief medegedeeld dat

κανένας (κανείς), καμιά (καμία), κανένα niemand καθένας, καθεμιά, καθένα iedere, iedereen. κάποιος, κάποια, κάποιο iemand

Om te kunnen onderzoeken in hoeverre de rechter vrij is om door middel van de maatstaven van redelijkheid en billijkheid een eigen invulling te geven aan de door het EVRM

Om te kunnen onderzoeken in hoeverre de rechter vrij is om door middel van de maatstaven van redelijkheid en billijkheid een eigen invulling te geven aan de door het EVRM

 binnen de proeftijd (maximaal 2 maanden, waarin zowel de werkgever als de werknemer de overeenkomst zonder meer mogen beëindigen..  door ontslag op staande voet (bijv. omdat

Wanneer de overeenkomst geen regeling heeft getroffen voor de omstandigheid die later blijkt te zijn ingetreden, mag de vraag worden gesteld of deze omstandigheid van