• No results found

Onze euro biljetten

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "Onze euro biljetten"

Copied!
27
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

TOM VAN ENCKEVORT

ONZE

EURO-

(2)
(3)

TOM VAN ENCKEVORT 2 0 0 8

ONZE

EURO-

(4)



Inleiding

Vanaf het moment dat de euro zijn intrede deed werd ik ervan bewust dat ‘wij’ ooit wel eens ‘Europeaan’ zouden kunnen worden. Een enge gedachte, maar waarom eigenlijk? Nu, kijk ik als grafisch ontwerper anders tegen de éénwording van Europa: ik zie de voor-delen. Ik zie als grafisch ontwerper echter ook de problemen. Ik zag een artikel in Items naar aanleiding van een onderzoek naar de kwaliteit van de eurobiljetten.1 De essentie van het artikel ging

erover dat de ontwerpen niet persoonlijk genoeg waren. De mensen willen personen of bekende gebouwen op de biljetten, dit waren de conclusies van De Nederlandse Bank (DNB). Het onder-zoek vertelde me dat Nederland een enorme reputatie had op het gebied van biljetontwerp. Vanuit die Nederlandse trots wilde ik weten wat er niet goed was aan de eurobiljetten. En waarom ‘de zonnebloem’ van R.D.E. Oxenaar in de jaren ’80 wel werd gewaar-deerd? Uit het onderzoek van DNB blijkt: ‘omdat er iets herken-baars opstaat.’ Toch kan ik me herinneren dat ik ooit een blauw ‘tientje’ in de handen had waarop niets ‘herkenbaars’ te ontdek-ken viel.

Inderdaad, wie heeft er nou gelijk? Ik zat met veel vragen, maar wist als grafisch ontwerper dat het bankbiljet een vorm van repre-sentatie is van het land, maar Europa bestaat uit allemaal aparte identiteiten. Europa had na mijn idee geen gemeenschappelijke beelden. Toch leek het me interessant dit gegeven te onderzoeken. In hoofdstuk 1 ga ik in op de huidige situatie in Europa, hoe is Europa ontstaan? Hoe is de huidige politieke situatie? Wat zijn de conflicten? Vervolgens laat ik zien dat representatie verbonden is aan de maatschappelijke situatie in een land. Ook verschillende niveaus van representatie komen aan bod.

In hoofdstuk 2 ga ik bekijken hoe Europa zich op dit moment repre-senteert.

Vervolgens in hoofdstuk 3 bespreek ik een aantal projecten die zich bezig hebben gehouden met de beeldvorming van Europa. Ver-volgens bekijk ik wat de rol van een ontwerper kan zijn binnen het bankbiljetontwerp.

Uiteindelijk ga ik een aantal randvoorwaarden benoemen waaraan het ontwerp(proces) zou moeten voldoen en vervolgens hoe een ontwerper daarmee aan de slag zou kunnen gaan.

1 Edo Dijksterhuis, De tech-niektoepassers van vandaag zijn de designers van morgen, in: Items #3, 2004.

R.D.E. Oxenaar, vz ƒ 0 Natuurserie - Zonnebloem, 1982, Coll. DNB.

J.T.G. Drupsteen, vz ƒ 10 Ornamentele serie - IJsvogel, 1997, Coll. DNB.

Inhoud

Inleiding



Hoofdstuk 1

6

Hoofdstuk 2

13

Hoofdstuk 3

19

Hoofdstuk 4

32

Conclusie

39

Bronnenlijst

44

(5)

6



wat kreten. Wellicht gegrond, wellicht ongegrond. Discussie rondom Europa is schijnbaar van alledag.

Sinds een aantal jaren is de burger intensief bezig met Europa. Waarschijnlijk omdat de burger er voor het eerst nadeel van ondervond. Vanaf de jaren vijftig economische voorspoed, in de late jaren negentig een recessie. Op dat moment werd ook de euro ingevoerd. Je moet je voorstellen dat een nieuwe munt niet zomaar iets is. Mensen moeten er aan wennen. En als er iets verandert is er vaak snel kritiek. Maar met Europa is meer aan de hand. Europa gaat een moeilijke fase in. In feite zit Europa er al in.

De problemen/conflicten

Europa staat op een keerpunt dat bepalend zal zijn voor haar toe-komst. Op dit moment is Europa een economische macht. Rob de Wijk stelt dat Europa meer moet samenwerken op het gebied van politiek.Tot nu toe is dat mislukt. Europa, oftewel de EU, kan zich zo niet strategisch positioneren en dat gaat ten koste van de burger.1

De EU schreeuwt om inhoud, inhoud die gegeven moet worden aan het fundament wat er ligt. Dit fundament is een nieuw begrip. Europa is bijvoorbeeld fundamenteel anders de Verenigde Staten. Europa is geen staat, geen federatie, maar een transnatio-nale ruimte.

Europa heeft ook een andere historie dan de Verenigde Staten. Niet alleen de opzet is anders, maar de representatie is een wereld van verschil. De V.S. communiceerde een duidelijk doel met daaraan gekoppeld overtuigende beelden. Dit was de motor voor tientallen jaren succes. Culturele achtergronden van burgers werden bedolven onder the stars and stripes. Hier zal ik later op terug komen.

De invulling lijkt klaar te liggen bij de Europese Unie, alleen is het wachten op het goede moment. Maar nee: er is onduidelijk-heid over de invulling. Onduidelijkonduidelijk-heid over het doel van Europa. Jack Straw, de voormalige Britse minister van Buitenlandse Zaken, meende dat er onenigheid bestaat tussen degenen die Europa klaar willen maken voor de toekomst en degenen die Europa een slaaf van het verleden willen maken. Allemaal niet bevorderlijk voor onze toekomst. Nausicaa Marbe gaf in haar arti-kel al aan dat de ‘Europese droom’ in een winterslaap verkeerde.2

Wat zijn nou eigenlijk de knelpunten? Het eerste punt heb ik deels al aangekaart. Veel rijke burgers, vooral de westerse, zitten niet te wachten op veranderingen. Veranderingen die nieuwe eisen aan hen stellen, die hun comfortabele positie wel eens aan zouden kunnen tasten. Dit gevoel werd versterkt na de koude oorlog. Die

1 Rob de Wijk, Supermacht Europa, Mets & Schilt Uitgevers, Amsterdam, 2005.

2 Nausicaa Marbe, Europese droom in winterslaap, in: Volkskrant, 15-4-2006.

1

Onze Europese Droom

Al eeuwen lang heeft een Europese macht getracht Europa in haar macht te krijgen. Van het Romeinse rijk tot het Derde rijk van Hitler. In de 20ste eeuw werd Europa geplaagd door twee oorlogen. Het vertrouwen in een verenigd Europa nam af. Na de eerste wereld-oorlog zag Europa dat de Sovjet-Unie en de Verenigde Staten opkomende machten waren. Graaf Richard Coudenhove-Kalergi begon in 1923 een Europese Eenheidsbeweging, gevolgd door een volkerenbond in 1929. Deze vereniging werd echter stopgezet door de opkomende fascistische beweging.

Na de tweede wereldoorlog was er grote rust nodig, zo meende Jean Monnet. Hij was op dat moment Minister van Binnen-landse zaken van Frankrijk. Duitsland en Frankrijk tekenden samen het Schumanplan. Het ging om een samenwerking in het grensge-bied tussen Duitsland en Frankrijk. In 1951 volgde de Europese Gemeenschap voor Kolen en Staal. Hierbij waren zes landen betrokken, waaronder Nederland. In 1957 werd dit omgezet door dezelfde landen in het Verdrag van Rome. Het ging hier om een ver-enigde integratie op het Europese niveau: de EEG, het eerste inte-gratieplan was een feit. Verdere verdragen volgden. Europese landen stonden in de rij om toe te treden. Er volgde een gezamen-lijke munt. Echter de Europese Grondwet laat op zich wachten. Europa dat vanaf de jaren vijftig bergopwaarts ging, blijkt niet de top te kunnen bereiken.

Europa in crisis

Hoe is dit mogelijk? Het is toch alleen maar een pré om goede afspraken in Europa te maken. We worden er toch allemaal beter van? Nederland en Frankrijk besloten de grondwet te laten beoor-delen door het volk. Dat zei zonder pardon: ‘Nee, oftewel Non’. Een fikse tegenvaller voor Europa, na de moeizame invoering van de euro. Jüncker, huidige premier van Luxemburg, beschreef de situa-tie van de Unie in juni 2005 als volgt: ‘L’Europe n’est pas en crise, elle est dans une crise profonde’ (Europa verkeert niet in een crisis, maar in een zeer ernstige crisis). Wat zijn de knelpunten? Waarom is een gebrek aan vertrouwen? Voelt men zicht eigenlijk wel Europeaan?

Als we kijken naar een aantal vooroordelen: Europa kost teveel geld, maakt altijd ruzie, bemoeit zicht overal mee, is bureau-cratisch, heeft teveel ambtenaren. Natuurlijk zijn dit allemaal maar Loesje, ‘Europese Grondwet’,

(6)

8

9

dienst. In vergelijking met een stad zoals Amsterdam is dit trou-wens niet veel. Hier is weer een communicatieprobleem; wat doen de ambtenaren voor ons?

Het vijfde conflict is al wat meer gedateerd, en heeft waar-schijnlijk zijn beste tijd gehad: het europrobleem. Niet interessant om er over uit te wijden, de opinies zijn bekend. Met een verlies aan koopkracht als gevolg.

Het zesde punt is de bureaucratie en de regels. Ik weet niet of het toeval is, maar ik heb het idee dat er steeds meer regels door de Europese Unie worden ingevoerd. Of je wordt je er meer bewust van. Ook de regels voor het toetreden van de nieuwe lidstaten maken de Europese Unie niet populair. Burgers zijn bang dat er regels worden doorgedrukt die niet speciaal voor hen geoptimali-seerd zijn.

Het voorlaatste punt: door de toenemende globalisering, uitbreiding van Europa, en de grondwet dreigt er een nieuw land te ontstaan: Europa. Op zich niets mis mee. Alleen de lidstaten hebben ieder een enorme berg cultuurerfgoed. De Europese bur-gers geven dit niet zomaar uit handen en zijn bang hun identiteit te verliezen. Hier is wat van te zeggen, ik las in HP/De Tijd een ver-haal van Beatrijs Ritsema. Ze heeft veel van de wereld gezien, maar verlangde toch altijd naar Nederland. Ze was trots om Neder-lander te zijn.3 Hiermee wil ik aanduiden dat het niet gek is om een

nationalistisch gevoel te hebben. Vaak wordt het gezien als gevaarlijk. Trots zijn op je land zou volgens mij ook kunnen in dit nieuwe Europa. Zelfs is het er al. Het feit dat we bezig zijn met de toekomst van Europa zegt al veel. Ritsema gaf in haar artikel al aan dat wanneer burgers kritiek geven, ze zich eigenlijk onbewust ver-bonden voelen, alsof het van hun is. Ik denk dat deze problemen in Europa niet ongegrond zijn en kenmerkend voor deze tijd. Nu moet Europa actie ondernemen.

Het laatste en voor mij belangrijkste punt waarom Europa in crisis is, is meteen ook waar de rest van dit onderzoek over zal gaan. Het probleem van Europa zit het hem in de representatie. ‘Europa heeft in al die jaren niet één beeld geproduceerd, waarvan ik zeg daar moet ik bijhoren’ zegt Joost Smiers. Joost Smiers is niet de enige die zich stoort aan de representatie van Europa.4 Echter, de

ambtenaren schijnen zich er niet zo om te bekommeren. Keer op keer gaat het fout. Uiteindelijk zal ik me in deze tekst toeleggen op de eurobankbiljetten. Dit is een belangrijke vorm van de representa-tie, om niet meteen te spreken van de belangrijkste van dit moment. Ik werd geïnteresseerd naar aanleiding van een artikel waarin Nederlanders zich beklagen over het ontwerp van de biljetten.

3 Beatrijs Ritsema, Waarom ik geen kosmopoliet ben, in: HP/De Tijd week 46, 2007.

4 Joost Smiers, De platheid van het euro-biljet, in: Helling Amsterdam #10, 1997.

het begrip globalisering ernstig in de kou zetten. Eigen identiteit werd weer belangrijk. Minder interesse in Europa dus.

Het tweede punt heeft alles te maken met communicatie. Zelfs visuele communicatie is een groot probleem, dit zal later in mijn scriptie ruimschoots aan de orde komen. De communicatie zit in de overdracht van de Europese idealen. Nooit wordt er een helder beeld naar buiten gebracht door politici. Ik heb het idee dat Europa een politiek issue is. De hoge klasse in de maatschappij is goed geïnformeerd, de lagere klassen weten van toeten nog blazen. Dit wordt in de hand gewerkt door de politiek. Maar de hoofdzaak ligt in de visuele communicatie. Vlak voor het grondwe-treferendum kreeg ik een boekwerk in de bus. Straalde totaal geen optimisme uit, natuurlijk ben ik een kritische beschouwer als gra-fisch ontwerper, maar ik ben van mening dat de burger onbewust nog kritischer is. Niemand die de moeite nam de vele regels tot zich te nemen en ook niet het nut ervan in zag. Een paar weken voor het referendum volgde een inhaalslag, met als dieptepunt het argu-ment dat klonk naar: ‘geen grondwet, dan kans op derdewereldoor-log’ verschenen in een internetfilmpje. Dit staaltje communicatie was voer voor individualisten. Politici die opereren vanuit de media, die er op zo’n moment vol tegenin gaan en die bewijzen dat het nationalistisch gevoel zo slecht nog niet is. Het gevolg is dui-delijk. Vaag gedoe in de politiek, geen eenstemmigheid, wantrou-wende burgers. Rob de Wijk geeft aan dat een droom, een concept oftewel idee, slechts kan worden verdedigd door een sterke visie. We zien dat dit in de Verenigde Staten tot een ongematigd succes heeft geleid. Je geeft vorm aan ‘the American Dream’ en belooft burgers al het goeds van de wereld, klaar! Een land waar niets fout kan gaan en dat niemand aan kan. Het eens of oneens zijn met de politiek speelt hier geen rol, wat telt is de gedeelde visie, een doel waar iedereen voor wilde gaan.

Een derde knelpunt is dat de ontwikkelingen veel te snel gaan. Het proces is met stapjes gegaan na de tweede wereldoor-log. Zoals ik al aangaf hebben de burgers pas sinds enige tijd nadeel ondervonden van de integratie. Toetreding van de nieuwe leden, die veel spanningen met zich meebrengt. Vanuit het voorma-lige Oostblok komen veel goedkope werknemers, en veel bedrijven vestigen zich in deze arbeidskosten besparende landen. Dit is natuurlijk een vooroordeel. Maar ondanks is het bij de westerse burgers aanwezig. Voor het oosten van Europa ligt de situatie heel anders. Ze komen van een andere achtergrond. In 1989 kwamen de burgers pas in vrijheid.

Europese ambtenaren zijn niet controleerbaar. Dit brengt me bij het vierde punt. De Europese Unie heeft ambtenaren in

(7)

10

11

Aan de ene kant zou de regering zich niet schuldig maken aan cor-ruptie en zou rechtvaardig zijn tegenover de burger. Tegelijkertijd was er het wijzende vingertje die de burgers vertelde wat hun rech-ten, maar vooral ook wat hun plichten waren.

Dicht bij huis zien we dat Nederland zich tot aan de jaren zestig presenteerde als de ‘Staat der Nederlanden’. Met het rijks-wapen als toevoegend beeldmerk. Een rijksrijks-wapen is belangrijk voor de herkenbaarheid, belangrijk voor de afkomst van de bood-schap. De Romeinen voerde ook een wapen en in de middeleeuwse ruiterij voerden we een landsvaantje. De keizer oftewel vorst op dat moment speelde een belangrijke rol in de identiteit.

Vanaf de jaren zestig veranderde dit. Zoals bekend werden de mensen mondiger. Zetten zich af tegen elke soort van autoriteit. Politici moesten zich verantwoorden tegenover de burgers en media. Mensen in uniform kregen steeds minder aanzien. Ook de overheid zou zich anders moeten gaan presenteren. Het moest meegaan met de maatschappij.

Vanaf de roerige jaren zestig moest de Nederlandse overheid mee met de behoefte van de burger. Maurits Vroombout ziet de versnel-ling van de westerse ondernemingen en daarbij het gebrek aan overzicht als reden dat de overheid mee moest. Hij noemt Randstad uitzendbureau dat zich professioneel, persoonlijk en verstaanbaar in de markt liet positioneren.5 Toegankelijkheid stond

op nummer één. NS en PTT werden ook als het ware ‘gepimpt’. Het succes van o.a. Studio Dumbar is te wijten aan de vraag naar huisstijlen. Met zicht op de opkomende globalisering raakte de mogelijkheden voor de ontwerper een beetje op. Je zag dat veel afleide symbolen op elkaar leken. Zo leken de drie kruizen en kleu-ren van Amsterdam en Breda teveel op elkaar.

De Nederlandse Overheid besloot mee te gaan met deze trend, ze had immers geen keuze. De afzonderlijke ministeries kregen alle-maal een bijdetijdse huisstijl aangemeten. De ene meer succesvol dan de andere, maar het doel was bereikt. Ze kregen een eigen gezicht en werden meer een instantie waar mensen met plezier naartoe gingen.

Tenminste zo ging het een lange tijd. Kritiek kwam later. De huisstijlen bleken tijdgebonden. Bijna elk ministerie is al één of meer keer van huisstijl gewisseld. Economisch gezien erg gunstig voor de ontwerpers, maar geen degelijkheid naar de burger toe. De oorzaak was niet alleen dat de huisstijlen niet meer voldeden, vaak was een naamwijziging van het ministerie de reden voor

verversing.

 Maurits Vroombout, Ministeriële logo’s - de

vorm-geving van de overheid, in: Morf #3, 2005.

TelDesign, Winterdienstre-geling 1968-1969, NS. Representatie

Deze wijsheid komt natuurlijk niet uit de lucht vallen. Representa-tie van wat dan ook zal altijd de integraRepresenta-tie bevorderen. Het gaat om het gevoel om erbij te horen. In het boek: Communication with pat-tern, wordt een hoofdstukje geweid aan membership and identity. De auteurs vertellen dat schilden een eerste duidelijke vorm is van identiteit. Patronen spelen een belangrijke rol in de uiteindelijke visuele verschijning. Denk bijvoorbeeld aan de rangorden bij de militairen. Verder laat het boekje een mooie beeldenreeks zien van waar we aan moeten denken als we het hebben over ‘membership’ gekoppeld aan ‘identity.’ Bij het zien van de beelden weet je al vaak welke ‘members’ erbij horen.

Denk eens in de trant van de sport. Wat is een sporter zonder zijn tenue. Een tenue is ontworpen om het onderscheid aan te geven. Maar het heeft ook een andere oorsprong. De kleuren komen vanuit de historie. En zijn op dat moment herkenbaar voor die partij. Ze spelen een grotere hoofdrol dan de ‘baas’, in dit geval de trainer. In principe is het een alledaagse gewoonte. Of het nou kleinschalig of grootschalig betreft. Als je gaat schaken heb je een beperkte keuze tussen zwart en wit. Hoe moeilijk de keuze voor sommigen kan zijn. Je moet kiezen. Sommigen raken erg gehecht aan een kleur, wanneer ze er al tien keer mee gewonnen hebben. Visuele middelen kunnen het groepsgevoel versterken.

Representatie op verschillende niveaus

De geschiedenis van representatie is lang en uitgebreid. Als we ons concentreren op het representeren van een staatkundige orga-nisatie, dan komen we de factoren tegen die in Europa ook spelen. Of dit zich nou op stedelijk of landelijke niveau afspeelt, is niet zo belangrijk in dit stadium. Je hebt vaak te maken met twee belang-rijke factoren: aan de ene kant moet het een zekere autoriteit uit-stralen, maar toch moet het toegankelijk zijn voor de burgers. Het moet de grondbeginselen waar, bijvoorbeeld, de stad voor staat visualiseren en communiceren met de buitenwereld.

Een goed voorbeeld komt uit het vroegmiddeleeuwse Itali-aanse stadje Siena. Het stadje was in beweging, nieuwe mensen van buitenaf moesten worden geïntegreerd. De Sienese regering had het plan een gezamenlijk besef van deugdzaamheid op te stel-len. In 1340 voltooide Ambrogio Lorenzetti een fresco, met als uit-beelding de idealen van de Sienese regering. De Fresco

vertegenwoordigde op een symbolische manier waar de regering voor stond. Het was geen machtsvertoon, de regering stelde zich-zelf kwetsbaar op. Dit was een strategie die vaak gehanteerd werd. Ambrogio Lorenzetti,

uitsnede uit fresco ‘Goede Regering’, voltooid in 1340, in: Palazzo Pubblico, Siena

(8)

12

13

2

In het eerste deel van deze tekst heb ik laten zien dat Europa gelei-delijk is gegroeid. Niet geforceerd, het leek een succes maar de laatste decennia zijn de ontwikkelingen te snel gegaan, het tempo lag veel te hoog. Dit heeft gezorgd voor een mindere mate van ver-trouwen in de éénwording van Europa. Buiten deze problematiek is de representatie in mijn optiek een groot probleem van Europa. Met een aantal voorbeelden op verschillende niveaus heb ik laten zien dat een goede representatie geen luxe is. En daarmee is het vertrouwen onder de burgers te stimuleren, dit heeft de geschiede-nis bewezen. Representaties hebben zich steeds aangepast aan de maatschappij.

Geen Europese identiteit

Natuurlijk heeft Europa wel een identiteit. Of we het er nou mee eens zijn of niet. Als men aan Europa denkt komen er vanzelf beel-den te voorschijn. Een snelle rondvraag levert al snel op: de sterre-tjesvlag, de Eifeltoren, het Colosseum, de Toren van Pisa enz. Snel denken mensen aan vakantie, herkenbaar omdat de meeste de pronkstukken al bezocht hebben. Deze gebouwen zijn onderdeel van een land. Europeanen denken als het waren nog steeds in landen. Landen die dan wel horen bij de Unie. Het enige beeld dat bekend is bij de Europeaan is de vlag en de euro.

De Europese vlag

De vlag komt uit het jaar 1955. Op dat moment waren er slechts zes landen lid van de toenmalige Europese Gemeenschap voor Kolen en Staal. Ze hielden zich onder andere ook bezig met de bevorde-ring van de Europese Cultuur. Ze wilden graag een eigen symbool. Een logische gedachte, zo moge blijken uit mijn voorgaande betoog over representatie. De raad koos voor dit symbool. Het zal u niet verbazen dat de vlag verbondenheid wil uitstralen. Zoals de Europese Unie het zelf zegt: ‘De Europese vlag is niet alleen het symbool van de Europese Unie, maar ook van de eenheid en de identiteit van Europa in bredere zin.’1 De cirkel van gouden sterren

staat voor de solidariteit en harmonie tussen de volkeren van Europa. Maar we tellen twaalf sterren, en dat is niet de representa-tie van de landen, noch de verschillende culturen. Neen, twaalf is het getal van perfectie en volledigheid. Er zitten natuurlijk ook twaalf maanden in een jaar en twaalf uur deelt de dag doormidden.

1 www.europa.eu, de portaal-site van de Europese Unie.

Arsène Heitz , vlag van Europa, 1955. Op dit moment streven we weer naar een helder systeem. Helder

gezien in de totale reeks. Een goed voorbeeld is de onlangs gemaakte huisstijl voor Duitsland. Een goed gelukt systeem, dat eenvoudig om kan gaan met de vele naamswijzigingen en opheffin-gen van ministeries. De Nederlandse Staat heeft onlangs een soortgelijke opdracht uitgeschreven, door de val van het kabinet is deze van tafel geveegd.

Maurits Vroombout is voor een helderdere representatie. Hij betreurt het dat er wel een zogenaamde rijksarchitect werkzaam is, maar dat een rijksvormgever ontbreekt. Een belangrijk en interes-sant punt. Wat is er belangrijker in de zin van representatie naar de burger toe: een goed gebouw, of een goede huisstijl? Waarschijn-lijk komt 3 procent van de burgers ooit in een ministeriegebouw, terwijl bijna iedereen de uitingen van het ministerie zal tegenko-men. Een Rijksvormgever zou de huisstijl kunnen beheren. Zo’n zelfde functie is door R.D.E. Oxenaar vervuld, die adjunct directeur werd van de Dienst Esthetische Vormgeving (DEV) van de toenma-lige PTT. Hij hield zicht op de visuele uitingen van de PTT. Op lokaal niveau kennen we ook die omslag. Gemeentes voeren ook al hun eigen huisstijl, waarin het stadswapen nauwelijks een plaats inneemt. Een nieuwe trend naast de huisstijl van de gemeente is het nieuwe begrip citybranding. Inderdaad het verko-pen van je stad. Met slagzinnen als ‘I Amsterdam’,’er gaat niets boven Groningen’ en sinds kort in mijn eigen woonplaats wil men Venlo verkopen onder het motto ‘Venlove’. Op zich is dit geen nieuw fenomeen, Tirol doet het al jaren. Maar dat is meer toeris-tisch. Het is tevens bedoeld om de intergratie te bevorderen tussen de verschillende nationaliteiten. Het gevolg is wel dat we gemeenten krijgen met een meervoudige representatie: op het vlak van het lokale bestuur, het vlak van het toerisme en het vlak van de integratie. Zo te zien is de representatie van een stad/land onder-hevig aan trends. Een stad/land kan zich niet maar op één van deze niveaus representeren. MetaDesign, Die Bundesregierung, 2006. KesselsKramer, I amsterdam - citybranding campagne, 2005.

(9)

14

1

worden met een kleding, oftewel stof. Het Vertaalbureau voor de Organen van de Europese Unie laat ons zo’n vijftal elementen zien, veel te veel naar mijn idee om het logo te begrijpen. De ‘less is more’ gedachte is hier niet toegepast. Voor mij is niet duidelijk wat het vertaalbureau vertaalt. Op dit moment lees ik in het logo dat de sterretjes in de richting van de pijl kleiner worden. Verder is er alle-maal ruis te zien in het logo. Wat er ontbreekt is een helder systeem. Stel je voor ieder logo moet worden ontworpen en moet een passende stijl krijgen. Men moet zich afvragen of het zinvol is een apart logo te voeren voor elke instelling. Ik ben van mening dat een systeem de beste oplossing geeft. Een systeem zoals Thonik ontwierp voor de gemeente Amsterdam. De drie kruizen vormde de basis, daaronder werd voor elke instelling een begrijpelijk symbool ontworpen. Hiernaast werd de naam van de instelling goed lees-baar getypografeerd. Dit is een basis voor een helder systeem, dat eenvoudig aangepast kan worden. Zulke instellingen zijn onderhe-vig aan veel naamsveranderingen. Het is te gek om dan steeds een nieuw logo te ontwerpen. Bovendien geeft een systeem een één-duidig beeld, uiteindelijk zal dat resulteren in herkenbaarheid en inzichtelijkheid. Dat is juist wat ontbreekt aan de huidige logo’s.

Even ben ik gedesillusioneerd. Wellicht is er niet meer te halen in Europa. Toch versterkt het mijn standpunt, Europa heeft een representatie probleem.

a Het Europees Milieuagentschap b Het Europees Geneesmiddelenbureau c Toezichthouder voor Gegevensbescherming d Europese Ombudsman e Het Europees Vertaalbureau c d e b a

Op zich is het geen origineel idee. De VS heeft de menigte ook door sterretjes bij elkaar gebracht, zo moet de Unie toen der tijd gedacht hebben.

Gehanteerde logo’s

De vlag is het enige symbool van de Europese Unie. Gek genoeg is dat voor de Europese Unie geen gebrek. Sterker nog er kunnen alle logo’s mee gebouwd worden. Verbaasd keek ik op mijn computer-scherm, toen ik besloot om op zoek te gaan naar symbolen die door de Unie gebruikt worden. Op de website van de Unie was een over-zicht te zien van alle instellingen, organen, interinstitutionele dien-sten en agentschappen. Logo’s die ik nog nooit had gezien. Ik telde er snel zo’n kleine vijftig.2

Als ik de logo’s als een geheel ga analyseren, is het te her-leiden tot een aantal basiselementen. De logo’s zijn allemaal in de Pantone reflex blue en Pantone yellow kleur. Hier en daar zijn er kleuren aan toegevoegd. Veelal een blauw volvlak met een geel accent, vaak de Europese sterretjes. Mijn grootste kritiek is het ontbreken van een helder systeem. De logo’s verschillen namelijk enorm van niveau. Het logo van Het Europees Milieuagentschap laat een gedegen symbool zien, en een passende kleurencombina-tie. Het logo voert een begrijpelijke symboliek en breekt met de sterretjes. Een logo dat past bij een vertrouwde uitstraling die de burger verwacht van een agentschap. Als we dit in de eerste plaats goede logo, vergelijken met het logo van Het Europees Genees-middelenbureau, dan zien we dat het niet duidelijk is bij wat voor soort onderneming het logo geplaatst zou moeten worden. Het is wankelende typografie, die me doet denken aan de typografie voor de gevelbelettering van een hotel aan zee. Dit komt door de typo-grafie, maar ook door de gele sterretjes. Ik ben niet tegen de ster-retjes in de logo’s van de EU, maar in dit logo zijn de ontwerpers er zeven vergeten. Slechts vijf sterren zijn boven het logo geplaatst, daardoor wordt mijn gevoel over het vijfsterren hotel aan zee versterkt.

De symboliek in de logo’s is vaak te letterlijk, of onbegrijpe-lijk. Neem het logo voor de Toezichthouder voor Gegevensbescher-ming. Na een snelle rondvraag wordt het geassocieerd met Disneyland en met internet. De sterretjes krijgen een magisch karakter, omdat ze veranderen in een bolletje, of genereert het bol-letje de sterretjes? Goed, in dit logo zit een animatie verstopt. Het vraagt om animatie, vandaar de associatie met het web. Dit is één van de ontelbare fouten die zijn gemaakt betreffende het symbool-gebruik. Het logo van de Ombudsman zou geassocieerd kunnen

2 www.publications.europa. eu/code/nl/nl-000200.htm,

interinstitutionele schrijfwijzer.

(10)

16

1

belangrijke Griekse bouwstijl op het laagste briefje hebben geplaatst, deze zal waarschijnlijk als eerste vervallen.

Een groot probleem bij het ontstaan van de biljetten is de opdrachtstelling. Hierop zal ik dieper ingaan in hoofdstuk 4. Uitein-delijk werden de biljetten van Robert Kalina, een Oostenrijker uitgekozen.

Waarom heb ik, en meerderen met mij, zoveel kritiek op de biljetten. Natuurlijk als men ze zo bekijkt valt het wel mee. DNB deed deze zomer een onderzoek. Zeventig procent van de Neder-landers vindt het papiergeld mooi, of zeventig procent heeft het geaccepteerd. Uiteraard zijn wij de afgelopen decennia verwend met prachtig geld. De Serie van Oxenaar en daarna van Drupsteen gingen net een stap verder. Werden gewaardeerd over de hele wereld. Gelukkig is de eindconclusie dat de Nederlander liever de guldenbiljetten terug ziet.

Hoe dan ook de eurobiljetten waren de kans om een nieuw soort beeld te creëren van Europa. Een beeld dat we nog niet kennen. Een beeld dat ons zal verassen. Een beeld dat ons (iets minder letterlijk) bij elkaar brengt. De opdracht is ongelooflijk complex, maar Europa heeft geen lef getoond. Ze hebben een vei-lige weg gekozen. De biljetten lopen over van clichés.

Mijn kritiek zou zinloos zijn wanneer de biljetten een oneindig bestaan zouden hebben. Gelukkig worden biljetten regelmatig aangepast. Zo ook de eurobiljetten. Binnen een aantal jaren komen er nieuwe biljetten. In 2003 meldde Wim Duisenberg (toenmalige ECB-president) dat de nieuwe lichting biljetten opnieuw worden ontworpen met het thema bouwstijlen. DNB heeft een rapport ingediend waarbij ‘onze’ ontevredenheid wordt getoond. Deze periode is wellicht nog belangrijker voor Europa. Na het mislukken van de Grondwet is Europa in crisis. Deze serie biljetten kan een zichtbare impuls geven om Europa uit de identiteitscrisis te helpen en de integratie te bevorderen. Uiteraard zal een politiek-bestuur-lijke crisis niet zomaar met visuele middelen worden opgelost.

Verschillende identiteiten

Het ontwerpen van een serie biljetten is dus geen gemakkelijke opgave. Het is een zeer complexe opdracht en moet goed verzorgd worden. Het is belangrijk om goed naar Europa te gaan kijken. We hebben te maken met een meervoudige identiteit. Hoe kunnen we, met in ons achterhoofd de idealen, deze identiteiten verbeelden en/of vertegenwoordigen. In Europa hebben alle landen een eigen identiteit, die een berg aan geschiedenis kent.

Robert Kalina, vz eurobank-biljetten, 1996, ECB. De euro

De vlag is dus het belangrijkste symbool van de Unie. We worden dagelijks geconfronteerd met een belangrijk onderdeel van de stijl van de Europese Unie. De landen die deelnemen aan de euro, zagen vanaf 1 januari 2002 dagelijks bankbiljetten en munten voor-bij komen. Ook heeft ons dit een nieuw teken gebracht, namelijk de €. De euro leidde ertoe dat het vertrouwen in Europa afnam. Over dit probleem zijn al ontelbare publicaties verschenen. Ik wil me richten op de representatie van Europa. Ik zie de euro als een unieke kans om de integratie te bevorderen. Geweldig idee, want dit heeft het Europees Monetair Instituut (Nu ECB) toentertijd ook bedacht. De euro zou net zo belangrijk kunnen worden zoals de vlag. Of tenminste een goede aanvulling kunnen zijn. Het zou een tweede symbool kunnen worden voor de eenwording van Europa. Ik vind dat de munt er in geslaagd is om Europa op een goede manier te representeren. Ik weet nog dat ik elke munt na speurde, in de hoop ze allemaal bij elkaar te krijgen. En ja hoor, ik heb ze bij elkaar en vind het nog leuk ook. De strategie is simpel, De voorkant is standaard en geeft de waarde aan. De achterkant is vrij invulbaar voor ieder land. De helft van de landen heeft de koning(in)/presi-dent afgebeeld. De andere helft laat wat zien van de eigen cultuur/ geschiedenis. Misschien erg voor de hand liggend, maar ik waar-deer het systeem. Je ziet toch verschil in de landen en zo leer je nog eens van elkaar. Het systeem biedt ook ruimte voor eenmalige uitgaven. Zoals een munt voor de Olympische Spelen in Athene in 2004 of een munt die laat zien dat Europa weer een verdrag gete-kend heeft. Gelukkig is er over nagedacht en biedt het perspectief. Het enige minpunt vind ik dat de beeldeninvulling van de landen op de munten vrij letterlijk is. Ik zou liever aangenaam verrast worden.

De Eurobiljetten

Het was zeker niet makkelijk om de biljetten voor dit ‘nieuwe Europa’ te ontwerpen. Bijvoorbeeld in Nederland is het ontwerpen van de biljetten geleidelijk gegaan. Het heeft zich gevormd. Een traditie van De Nederlandse Bank (DNB), de ontwerper en Drukke-rij Joh. Enschedé. Die met ervaring te werk gingen. In Europa lag dat anders. Er was geen traditie op het gebied van geldontwerp. Normaal gesproken wordt geput uit tradities, symbolen, vorsten en gebeurtenissen. Symbolen die vertrouwd zijn bij de burgers. EMI koos ervoor om letterlijk de mensen met elkaar te verbinden. Het lijkt erop dat bewust is gekozen om de beeltenissen die de afzon-derlijke lidstaten in hun bezit hebben aan de kant te schuiven. De gebouwen mochten niet echt bestaan. Beetje jammer dat ze de Jean-Pierre Malivoir,

euroteken, geïnspireerd op de Griekse letter epsilon en ver-wijst naar de eerste letter van het woord Europa. De twee evenwijdige lijnen symbolise-ren de stabiliteit van de euro. 1996, ECB.

(11)

18

19

3

In het vorige hoofdstuk heb ik een inventarisatie naar vormen van representatie gedaan. Hoe herkennen wij Europa? Wat is de visu-ele identiteit van Europa? Zoals ook al aangeven is het een com-plexe opdracht om een beeldvorming op gang te laten komen.

Er zijn echter genoeg initiatiefnemers die door grafisch ontwerp een beeldvorming proberen te creëren. Vaak gaat dit samen met projecten, die de integratie versterken. Ik zal in dit hoofdstuk een aantal projecten bespreken. Het biedt het een inte-ressant perspectief.

Logo voor 0 jaar Europa

In het najaar van 2006 werden jonge Europese ontwerpers gevraagd om een logo te ontwerpen voor de 50ste verjaardag van Europa. Studenten vormgeving, kunst en andere aanverwante stu-dierichtingen werden uitgenodigd. Zo’n 1700 ontwerpers/kunste-naars stuurden een logo in. Voorafgaand aan de wedstrijd was ik bang dat het een logo zou worden dat onder de categorie van de vele clichés zou vallen. Als ik zo het juryrapport bekijk is dat deels het geval.1

Een verrassend logo kwam van de hand van Fabienne Feltus uit Luxemburg. Het logo laat een kilometerteller zien. Dat is niet het eerste beeld wat in me op zou komen als ik denk aan Europa. Het laatste cijfer wordt net omgedraaid. Ze geeft daarmee aan dat de grenzen niet vast liggen. Dit is natuurlijk wat er aan de hand is. We worden steeds groter en de grenzen zijn niet te bepalen. Wel-licht niet in deze staat te gebruiken, maar in mijn opinie een waar-devolle inzending.

De jury bestond overigens o.a. uit Annelys De Vet en Erik Spiekermann. De Jury koos uiteindelijk voor een top 10, deze werd op de website gepubliceerd. Jammer dat er geen forum geopend werd waar ‘we’ ook onze mening konden geven. Maargoed, uitein-delijk rolde er een top drie uit. Twee concepten leken veel op elkaar. Ze speelden met de verschillende leestekens die Europa rijk is. Het logo van de Deen Tore Rosbo vond ik iets te autoritair door de strakke smalle letter. Het zou te snel als een stem van Europa worden gezien, niet als de interpretatie van de burger. Wat bij alle-drie de logo’s een hoofdrol speelt is het verbeelden van de vele identiteiten binnen Europa. Dit wordt gedaan met taal en met kleur. Zo ook bij de winnaar, Szymon Skrzypczak (Polen). Skrzypczak was zo vrij een slagzin te bedenken, die aansloot op de verjaardag.

1 www.logo-competition. eu/6.0.html, juryrapport.

Tore Rosbo, 2de Jenny Lundgren, 3de Volgens Jean-François Chougnet zal de versterking van de

Euro-pese identiteit, de nationale identiteit in werkelijkheid niet scha-den. ‘Europa is geen natie en zal dat ook nooit worscha-den.’3 Hij geeft

aan dat de Europese identiteit een verlengstuk is, of een verleng-stuk hoort te zijn van een geheel van collectieve identiteiten. In het licht van deze overweging is het des te vreemder, des te onaccep-tabeler, om te zien hoe vandaag de dag de nationale identiteit als een oplossing voor de Europese identiteit wordt voorgesteld.

Volgens filosoof Habermas heeft een Europese Identiteit alleen kans van slagen als binnen de grenzen van elke staat afzon-derlijk, het weefsel van de nationale cultuur zich in zijn dichtheid weet te openen voor de integratie van burgers met een andere etni-sche of religieuze oorsprong.4 De Europese identiteit zal in mijn

optiek nooit meer betekenis krijgen dan de eigen nationale identi-teit. Maar volgens deze auteurs kan het probleemloos samen.

Europa zou dit ook moeten uitstralen. Laten zien dat het de identiteiten van ieder land serieus neemt en ze niet gaat verber-gen. Naar mijn mening zijn de burgers bang om hun eigen identi-teit te verliezen. Op zich een rare gedachte, wat stelt een identiidenti-teit in deze gemondialiseerde wereld nou nog voor. De gedachte van ‘ergens bij horen’ is heel logisch. En kan zeker overlappen op aller-lei niveaus. Een alledaags voorbeeld: een groot deel van de Neder-landers houdt van een sport. Iedereen, sportfanaat of niet, zit om het jaar in de zomer voor de buis gekluisterd. Nederland treedt aan als voetbalnatie. We willen winnen van de rest van de wereld. Maakt niet uit of het Europees is of Amerikaans. Op dat moment zijn we chauvinistisch, sommigen nationalistisch. Stel dat ‘wij’ niet de finale bereiken en een Europees land speelt tegen een Zuid-Amerikaans land. Vaak voelen we ons meer betrokken bij een Europees land, dus we zijn op dat moment Europeaan. Sterker nog zijn we ook stadsgebonden, zo blijkt uit de Nederlandse competi-tie. Op een nog kleinere schaal zijn we ineens erg verbonden aan een bepaald deel uit de stad, bijvoorbeeld in de amateur sport. Dit simpele voorbeeld laat zien dat we graag ergens bij willen horen, en dat de overlapping geen probleem hoeft op te leveren.

Sport heeft natuurlijk een andere vorm van aanspreking en representatie dan politiek. Voor de Europeaan zijn veel onderwer-pen niet helder. Zoals al aangeven is er geen duidelijk doel van wat Europa moet worden. De grenzen zijn niet aan te wijzen. Er komen steeds landen bij, maar waar ligt nou precies de grens van Europa. Kortom we weten niet waarvoor we strijden.

3 Jean-François Chougnet, Que faire de nos identités multiples?, in: L’ Europe c’est mon pays, 2007.

4 Jürgen Habermas, ‘Construire une Europe

poli-tique’, lezing bij ontvangst van de Landespreis Nordrhein-Westfalen in Petersberg, uit: Le Monde, 28-12-2006.

(12)

20

21

koekjestrommel en als vakantiebestemming zegt genoeg. Hoewel we bij een vakantiebestemming wel een soort integratie zien. Je verplaatst je graag omdat het land iets te bieden heeft dat ‘wij’ niet hebben. Naast de prachtige visuele uitdrukking, probeer ik me te concentreren op de visies van de studenten.

Toch waren er affiches die een positief beeld tot uitdrukking brachten. Toch weer snel gericht op cultuur, geschiedenis en diver-siteit. Hanneke Minten sneed volgens mij een interessant thema aan. Ze vroeg de beschouwer letterlijk: ‘So you know Europe?.’ Afgebeeld waren kaarten met daarop alle clichés van Europa. Een directe aanval op de niet-Europeaan, die denkt dat hij in één week Europa kan beschouwen. Maar zeker ook een aanval op Europa zelf. We presenteren onszelf telkens in deze clichés. Denk aan de bekende gebouwen op de euromunten. Een dubbelzinnige bood-schap in het affiche en ook nog mooi grafisch uitgevoerd.

Xavier Antin gaf met zijn affiche aan dat er genoeg mensen op de wereld zijn die hopen dat ze ooit Europeaan mogen worden. Goede gedachte, maar wat me dan intrigeert is het motief van deze mensen. Zal dat louter uit financiële interesse zijn?

Thinking Forward

In 2004 was Nederland voorzitter van Europa. Gelukkig besteedde Nederland ruimschoots aandacht aan cultuur. Tientallen Europa-projecten werden onder de naam ‘Thinking Forward’ gepresen-teerd. De huisstijl en het logo werden ondergebracht bij de Design Academy te Eindhoven. Zeventien jonge grafisch ontwerpers uit de nieuwe lidstaten werden door de Design Academy uitgenodigd om deel te nemen aan de workshop. Studenten die een niet-wes-terse beeldtaal voerden. Bewust werd gekozen voor gemengde groepjes. Intendant Han Bakker was juist op zoek naar confronta-tie: ‘ontwerpers uit zeer verschillende culturen tasten elkaar af, en leren van elkaar.’ ‘Juist door ontwerpers uit te nodigen die concep-tueel denken en op zoek zijn naar een eigen identiteit, krijg je dis-cussies’ voegt freelance communicatie adviseur Yara Cavalcanti Araujo hieraan toe.2

De vierdaagse workshop heeft geleid tot een aanzet voor de Thinking Forward huisstijl. Het winnende team, dat later haar ont-werp verder uitwerkte, bestaat uit Martin Pedanik (Estland), Nynke Meijer (Nederland), Mariusz Libel (Polen) en Ján Šicko (Slowa-kije). Het beeldt Europa op procesniveau uit. Ook hier hebben de makers ervoor gekozen de stijlen te mengen. Geen nieuwe identi-teiten creëren, maar de verschillende identiidenti-teiten samen laten smelten. De stijlen voeren niet de boventoon, ze zijn als het ware

2 Edo Dijksterhuis, De techniektoepassers van vandaag zijn de designers van morgen, in: Items #3, 2004.

Hanneke Minten , ‘So you know Europe?’, 2007. Daarnaast ontwierp hij een goed en overtuigend systeem. Je kunt

het woord ‘Together’ in alle talen schrijven. Hij gebruikte letterty-pes die de diversiteit en de historische waarde van Europa uitdruk-ken. Een overtuigend systeem. Toch, op het moment dat je het ziet, vooral in combinatie met beeld vind ik het tegenvallen. En voel ik me er weer niet bij betrokken, dit komt door de slecht gekozen let-ters, ik mis een soort compositorische harmonisatie.

Jenny Lundgren uit Zweden ontwierp een vrolijk en typo-grafisch aantrekkelijk logo. Er zit een goed contrast in het logo. We zien vriendelijke, maar toch degelijke typografie in een grijstint. Als tweede laag eroverheen zien we frivole lettertekens die de multiculturaliteit in Europa symboliseren. Een erg toegankelijk beeld. Daarbij is het goed te gebruiken met beeld. Het ontwerp van Skrzypczak eist teveel aandacht wanneer het met beeld wordt gecombineerd. Het eist aandacht, zowel door kleur als door compositie.

Het goede van de opdracht is dat de studenten zich bewust waren van Europa, intensief aan het werk waren om een beeld te vormen van Europa, maar de gewone burger wordt overgeslagen. Naar mijn mening heeft de opdracht gefaald in de zin van de publieke communicatie. Het is even werk, maar het zou mooi zijn om alle inzendingen op een rijtje te zetten. Gesorteerd op afkomst. Zo zou je het verschil kunnen zien in aanpak, uitwerking en denk-wijzen over Europa. Nu wordt het weggestopt en beoordeeld door vakmensen. Zo laat dit project een belangrijke kans liggen.

Europa mijn land, L’Europe c’est mon pays

Studenten zijn flexibel om mee te werken. We zijn natuurlijk ook de toekomst. Wij moeten een goed gevoel hebben over Europa. Wij moeten Europeaan worden en dat gevoel doorgeven aan onze volgelingen.

Zo moet Pierre Bernard ook gedacht hebben toen hij stu-denten aan de AKV|St. Joost uitnodigde om een project samen met de ENSAD in Parijs te doen. Bernard was verrast door het afwijzen van de grondwet zowel door de Nederlanders als door de Fransen. Hij nodigde beide groepen studenten uit om onze visie uit te beelden op een affiche.

Zelf hoorde ik ook bij die studenten. Een half jaar lang werk-ten we inwerk-tensief aan het project. Voor ons de kans onderzoek te doen en een standpunt in te nemen. Dit was tevens ook de eerste aanzet om mij te verdiepen in Europa. De resultaten waren verras-send. Toch waren veel studenten tegen een verenigd Europa. Asso-ciaties zoals Europa als sprookje, gebruiksaanwijzing,

(13)

22

23

ondergeschikt. Het ziet er vanzelfsprekend uit, niet geforceerd. Nienke Meijer vertelt dat ze begonnen met de gedachte: ‘culture is a living structure.’ ‘Van daaruit kwamen we bij een plant als meta-foor voor onze gedachte.’ Dit biedt perspectief, je ziet dat rekening wordt gehouden met de verschillende identiteiten, maar dat er gezocht wordt naar een universele beeldtaal. Een plant is dat bij uitstek. Uiteindelijk is de plant afgevallen. ‘We vonden het te let-terlijk’ zegt het team. Het werd uiteindelijk abstracter. Het viel terug naar een sterretje, opgebouwd uit blaadjes, tenminste zo lijkt het. ‘Je kunt er mooie abstracte vormen mee creëren, bovendien werkt het als een abstracte plaatsaanduiding, net zoals Europa.’

Uiteindelijk heeft dit alles geleid tot een interessante docu-mentatie. Overigens ben ik erg te spreken over de prestatie die Nederland tijdens het voorzittersschap op cultureel niveau heeft geleverd. Waardevol om te vermelden is hoe Nederland zich pre-senteerde tijdens het voorzittersschap. De vernieuwende stijl ont-worpen door Studio Dumbar, sloot in mijn optiek perfect aan op de situatie in Europa. Het leek alsof Dumbar spotte met de beeldtaal die gebruikelijk was in Europa. Bruno Setola, die werkte aan de huisstijl, geeft aan dat de ontwerpers een ander soort beeld wilden produceren. ‘De meeste lidstaten plaatsen hun vlag naast de gele sterretjes’ zegt Setola. Verder vertelt Setola op zijn website dat het de bedoeling was om een typisch Dutch Design ontwerp te pre-senteren. Hij was blij dat het Ministerie van Buitenlandse Zaken het heeft aangedurfd.3

Postzegels

Geld en vlag zijn niet de enige ‘visitekaartjes van een unie’. Post-zegels zijn in de Nederlandse beeldvorming altijd voorloper geweest op de bankbiljetten. Waardevol om eens wat postzegels te bekijken.

In 2004 gaf TPG Post een velletje uit: ‘Op weg naar 1 Europa’. Elke zegel symboliseert één van de tien nieuwe landen en is opgebouwd uit een stapeling van elementen die de nationale identiteit van het desbetreffende land weergeeft. Ontwerpers Maureen van Mooren en Daniël van der Velden kozen ervoor om de contouren van het land te nemen ter uitbeelding van de landen. Het aardige is dat de ontwerpers ons een beeld meegeven dat we niet snel zullen zien. Naar mijn mening spelen ze in op een liefhebberij van veel mensen: postzegels verzamelen. Ze plaatsen een postzegel van elke lidstaat. Alsof ze ons een brief sturen. U kent het wel, krijg je een brief, is de postzegel vaak het eerst kenmerk van de afkomst

3 www.brunosetola.com/post/ hosting-europe, beschrijving

project, 2004.

Studio Dumbar, ‘Hosting Europe’, 2004.

Maureen van Mooren en Daniël van der Velden, ‘Op weg naar 1 Europa’, TPG Post, 2004.

Martin Pedanik, Nynke Meijer, Mariusz Libel en Ján Šicko, ‘Culture is a living structure’, 2004.

(14)

24

2

logie, milieu, veiligheidsvraagstukken en humanitaire zaken. Opval-lend is dat men na het tekenen van de akkoorden naar huis ging met het idee een akkoord over veiligheid te hebben getekend, terwijl men de akkoorden tien jaar later voornamelijk zag als een akkoord over mensenrechten. Deze zegel bevat weinig humaniteit, het is een zegel die doelt op technologische vooruitgang. Dit is te zien aan de tandwielen waar Europa op draait.

Had het ook anders gekund?

In dit onderzoek gaat het uiteindelijk om het bankbiljet. Ook in dit hoofdstuk ben ik op zoek gegaan naar een beeldvorming van Europa. Een beeldvorming die de basis zou kunnen vormen voor het ontwerp van de biljetten. Een andere basis dan die er nu ligt. Ik ben ervan overtuigd dat onze idealen (voor zover bekend) beter tot uiting kunnen worden gebracht. Mijn aandacht werd getrokken door een artikel dat deze zomer verscheen in de landelijke dagbladen. De Nederlander vond de guldenbiljetten mooier. Kritiek is natuurlijk makkelijk te geven. Dit geldt ook voor mij. Maar wat zou er dan wel op moeten staan?

Elk biljet staat voor een bepaald tijdvak in de Europese bouwstijl geschiedenis. ‘Veel mensen weten dit niet eens’, zegt Hans de Heij van DNB. Toch weet Hans de Heij positieve punten over de biljetten te noemen: ‘het feit dat er geen discussie over de biljetten is ontstaan met zoveel meningen, is een prestatie op zich.’ van de brief. Verder wordt de website van het desbetreffende land

vermeld, voor meer informatie.

Het leek me verstandig om naar een postzegelhandelaar te gaan. Ik wilde graag onderzoeken hoe de Europese droom verbeeld werd op een postzegel. Het liefst door landen die (toen) nog niet lid van de EU waren.

Dit bracht me op een zegel van Hongarije. De zegel is in 2003 gepubliceerd. Hongarije was toen nog geen lid. Met deze zegels, communiceren ze aan het volk dat ze lid gaan worden, voor degene die het nog niet wist. Er is duidelijk een Europese klok te zien, de Hongaarse kleuren zijn de wijzers. Ik kan niet ontcijferen waarom de aangeven tijd verschilt per zegel. Deze zegel communi-ceert in ieder geval dat het bijna zover is. Gezien de datum 2003 lijkt dit te kloppen. Hongarije telt af!

In het voorjaar van 2003 schreef Polen een referendum uit dat duidelijkheid moest geven over de toetreding van Polen tot de EU. Ongeveer 75 procent van de Polen die naar de stembus gingen, waren voor de toetreding. Deze zegel lijkt een soort oproep te zijn om naar de stembussen te komen. In het ontwerp komt deze keuze ook goed naar voren. ‘Polska’ staat duidelijk afgebeeld, Europa is wat vager en een laag eronder. Maar toch zie ik hier geen objec-tieve zegel, die niet geïnteresseerd is in het gevoel van de burgers. Ik proef een zekere ‘ja!’ in deze zegel. Dit mede doordat de kapitale ‘O’ van ‘Polska’ vervangen is door de sterretjes van Europa. Inte-ressant vind ik de achtergrond. Dit zijn wolken, wolken is het sym-bool voor ‘geluk’ en ‘vreugde’. Maar in het Oude testament spreekt God vaak vanuit een wolk, die symbolisch en letterlijk zijn mysterie verhuld.4 Een mooie paradox. Waarschijnlijk zal het hier een

sym-bool zijn voor het eeuwige geluk. Tot slot is er nog een laag in de postzegel te ontdekken. Wie goed kijkt ziet dat de postzegel is vol gedrukt met een heleboel mensen. Wellicht is dit een associatie met Europeanen, of met het Poolse volk.

Tot slot overlegde de verzamelaar een –op het eerste moment- interessante zegel. Een zegel van Hongarije. Veel versie-ring rondom, maar het beeld waar het uiteindelijk om gaat is niet zo feestelijk. Het is een zegel die gaat over de Organisatie voor Veiligheid en Samenwerking in Europa (OVSE), dit is een organi-satie die de samenwerking tussen haar vijfenvijftig lidstaten op militair, economisch en humanitair gebied wil bevorderen. In 1975 werd in Helsinki OVSE-top gehouden. Hier werden belangrijke akkoorden gesloten, de Helsinki-akkoorden. Een deel van deze ver-klaring ging over mensenrechten, andere onderdelen gingen over samenwerking op het gebied van economie, wetenschap,

techno-4 Sandra Forty, Symbolen-gids, Veltman Uitgevers,

(15)

26

2

Wat maakt een biljet goed?

Veel mensen begrijpen niet waar we ons druk over maken. ‘Wat maakt het nou uit wat er op een biljet staat, als het maar zijn waarde heeft.’ In die zin hebben ze gelijk. De waarde is het belang-rijkste van het geld. Maar vergeet niet dat het biljet een goede gelegenheid is om een eenheid te smeden. Hier zal geen twijfel over bestaan. Representatie is dus een grote factor. We zijn graag trots op onze biljetten. Hier komt bij dat de herkenbaarheid een belangrijk onderdeel is.

Belangrijk bij geld is dat men er vertrouwen in moet hebben. Misschien wel het belangrijkste. Een biljet moet dus een bepaald vertrouwen opwekken.

Daarnaast moet een biljet echtheidskenmerken bevatten. Deze moeten ook goed te benoemen zijn door de burgers, om fraude te voorkomen. Bij de euro is dit niet goed. De gemiddelde Nederlander kan slechts twee echtheidskenmerken opnoemen. Als je een biljet wilt beoordelen als buitenstaander zul je het in het tijdsbeeld moeten plaatsen. Je kunt aan de hand van een plaatje niet zeggen of het een goed biljet is. Natuurlijk kan een persoon-lijke voorkeur een factor zijn, maar dit is dan ook de enige. Het biljet moet geplaatst worden in de tijd, en in de politieke/maat-schappelijke situatie van het land.

Nederland heeft sinds jaren een goede reputatie wat betreft biljetontwerp. Omdat door verschillende Nederlanders gesmeekt wordt naar het design van ‘vroeger’ zal ik de biljetten nader bespreken. Ik wil me specifiek richtte op de biljetten van Oxenaar en Drupsteen.

In 1965 werd R.D.E. Oxenaar naar voren geschoven als ont-werper van de nieuwe serie bankbiljetten. Oxenaar was geïnteres-seerd in de druktechnieken en liet zich vaak adviseren. Het voordeel is dat de ontwerper zijn ontwerp opbouwt uit echte bouw-stenen, Drukkerij Enschedé zou dan niet het ontwerp hoeven aan-passen. Tussen 1968 en 1973 verzorgde hij vijf nieuwe ‘Erflaters’. De kleuren waren helder en enkelvoudig, de portretten van de histori-sche figuren, simpel en grafisch. Toch ontbrak het niet aan het per-soonlijke standpunt: ‘ik had er een karikatuur van gemaakt, ik kon een van de grootste oorlogsmisdadigers (admiraal De Ruyter) toch niet als een held afbeelden.’6 Oxenaar’s tweede serie spreekt

boekdelen. Hij stapte af van de portretten, waar hij altijd met enige ironie tegenover had gestaan. Hij stelde het thema ‘natuur’ voor. Een gouden greep, zo bleek later. Zijn eerste voorstel de ‘Snip’ werd het meest herkenbare honderdje uit de geschiedenis. De Snip was bovendien beter beveiligd dan de vorige biljetten, onder

6 Jaap Bolten, Het Neder-landse bankbiljet 1814-2002, vormgeving en ontwikkeling, De Nederlandse Bank, Amsterdam, 1999.

R.D.E. Oxenaar, Erflaters II, 1968-1973, Coll. DNB. ‘Ook is de waarde snel te herkennen, door het kleurgebruik.’ Toch

vraagt DNB zich af waarom we met bankbiljetten het Europese gevoel niet kunnen versterken. Volgens de DNB is dat wel het eerste middel waarmee het te bereiken valt. Daarom vroegen ze reclamebureau 180 een voorstel te bedenken voor nieuwe biljetten. 180 vindt het ontbreken van mensen het grootste probleem. Volgens 180 is het logisch dat er geen gevoel is bij de biljetten. ‘Ook de echtheidskenmerken blijven beter hangen als er iets persoonlijks op staat’, voegt 180 eraan toe. Het Nederlandse 50 gulden biljet is een goed voorbeeld: de zonnebloem en de bij in het watermerk. 180 bedoelt dat het een tastbaar object is, iets wat we allemaal kunnen benoemen. Ook haalt 180 het 50 franc biljet erbij. Het briefje ver-telde het beroemde verhaal: ‘Le petit prince’. Verder stelt 180 voor een opdracht mee te geven aan de beschouwer: ‘Kijk onder de brug.’ Waarschijnlijk vind je daar dan een bootje.5

De ideeën van 180 zijn niet verfrissend. Uiteraard is een ‘hoofd’ beter benoembaar. Echter de series van Jaap Drupsteen hebben het tegendeel bewezen. Hij zocht naar universele abstracte vormen. Iets wat niet te benoemen valt, maar toch erg herkenbaar. Ook de DAG plaatste een artikel. Op dag.nl was ook een aardig filmpje online gezet. Ze vroegen aan mensen wat er op een bepaald eurobiljet stond. Weinig mensen gaven het goede antwoord. Lava Ontwerpers, die de krant ontworpen hebben, maakten ook een voorstel voor een biljet. Ontwerper Daan Hornstra ontwierp een voorzijde van het 50-eurobiljet. Het biljet speelt in op de landbouw-sector in Europa. Dit is te zien aan de koe en de akkers. Landbouw is belangrijk voor Europa, jaarlijks gaat er veel subsidie naartoe. Als ik het biljet toets naar aanleiding van het interview van de DAG kan ik concluderen dat meer mensen de beeltenissen op het biljet zouden kunnen benoemen. Alhoewel vraag ik me af of dit het juiste beeld zou zijn voor de Europese bankbiljetten op dit moment. Wel gaat het verder dan de huidige biljetten, ik ben benieuwd hoe Horn-stra een hele serie zou ontwerpen. Ik denk dat hij de belangrijkste ‘ingrediënten’ van Europa zou visualiseren, dan is Landbouw één van de eenvoudigste om te ontwerpen. Tenminste als Hornstra zich vast wilt houden aan zijn idee dat een ontwerp eenvoudig te benoe-men moet zijn.

Volgens het artikel van DNB vindt zeventig procent de biljet-ten nog mooi. Het 50-eurobiljet is favoriet en het 5-eurobriefje vindt men het lelijkst. Toch zou zo’n 37% van de Nederlanders het liefst gebouwen op de biljetten zien. 17 % vindt dieren mooi op de biljet-ten en slechts 10% heeft de voorkeur voor een bekende Europeaan.

 Voorstel nieuw ontwerp eurobiljetten, meer gevoel in de portemonnee, in: DNB magazine #4, 2007.

Daan Hornstra,

0 euro biljet, screenshot van www.dag.nl, 2007.

(16)

28

29

meer door gebruik van de raster fotografie.

Uiteindelijk is de ‘Vuurtoren’ een fantastisch einde van de periode Oxenaar. Hij speelde met realistische fotografische beel-den en abstracte beveiligingselementen. Het 250 gulbeel-den biljet straalde, met fantastische kleuren. De ‘natuurserie’ van Oxenaar zoomde in op de constructie van Nederland. Het is een sterke visu-alisatie van hoe Nederland in de laatste decennia is opgebouwd. Op dat moment was Oxenaar de man op de juiste plaats. Hij brak met de traditie en bekeerde zich tot de techniek. Hij bracht eigen-heid in de biljetten. Biljetten die durf laten zien. Eigenwijs als hij was, stopte hij verborgen namen in de biljetten. De Nederlandse Bank kon het niet waarderen en Oxenaar was zijn baan kwijt. In 1986 schrijft DNB een nieuwe opdracht uit. Inmiddels is het briefje van vijf vervallen. Uiteindelijk gaat de keuze tussen Jaap Drupsteen en Jan van Toorn. Het is een interessante keuze. Het zijn tegenpolen. Drupsteen die een laconieke houding aanneemt t.o.v. van geld. Hij ziet geldontwerp als expressie van zichzelf. Jan van Toorn denkt dat de maatschappelijke factor de belangrijkste is. Dit geeft maar eens aan, hoe moeilijk het is een biljet te beoorde-len. In feite krijg je pas gelijk als ze een aantal jaren in omloop zijn geweest. Drupsteens voorstel bevat geen maatschappelijke state-ments, daarom valt de beslissing op hem. Een veilige van de DNB. Maar zeker geen onaardige. Ook Drupsteen haalt alles uit de tech-niek. Vanuit zijn verleden als multimedia ontwerper is de computer, en vooral de niet voor de hand liggende vormen, een startpunt voor zijn series. De serie was de enige zonder concrete voorstelling. Volgens Drupsteen zou het hele biljet moeten communiceren, en niet de persoon die erop afgebeeld staat. De elementen op de bil-jetten corresponderen met de waarde van het biljet. Bij het briefje van 25 gulden, zijn 25 elementen te herkennen. Dat is het concept dat een basis vormt voor alle biljetten. In de jaren tachtig werd het digitaal betalen steeds belangrijker. We gingen allemaal pinnen en de digitale technologie werd steeds verder ontwikkeld. Drupsteens ontwerp sloot daar perfect op aan, het lijkt een visualisatie van een geldautomaat: overzichtelijk, maar toch niet tastbaar. Er lijkt een proces schuil te gaan in de biljetten, een machinaal proces. Het ontwerp sloot aan bij andere uitingen die een waarde bezaten, denk aan cheques, bankafschriften en pinpassen.

Oxenaar en Drupsteen waren toonaangevend voor het Nederlandse bankbiljet. Het waren allebei pioniers, het waren ont-werpen van die tijd. Oftewel ontont-werpen die de tijd vooruit waren. Totaal verschillende uitwerkingen, maar een duidelijk ontwerp-standpunt valt te herkennen. De biljetten waren populair en we zijn J.T.G. Drupsteen, Ornamentele serie, 1989-1994, Coll. DNB. R.D.E. Oxenaar, Natuurserie, 1977-1985, Coll. DNB. R.D.E. Oxenaar, Natuurserie - Vuurtoren, alternatief ontwerp, 1985, Coll. DNB.

(17)

30

31

Biljetten in Europa

Zoals aangegeven heeft Nederland een hele geschiedenis wat betreft het ontwerp van bankbiljetten. De vernieuwing heeft in het Nederlandse bankbiljetontwerp een grote rol gespeeld. Onze Eurolanden hebben ook hun eigen geschiedenis. Over het alge-meen zijn de ontwerpers uit de andere landen niet afgestapt van het portret. Ze houden zich vast aan de eerdere biljetten. Daarom tonen de biljetten vaak een vorm van soberheid, omdat de indeling van het biljet hetzelfde is. Typerend voor de Spaanse biljetten dat ze portretten vertonen die je aankijken. Dit maakt het biljet direc-ter en persoonlijker. De Portugese ontwerpen staan in het teken van overmatig gebruik van ornament. Ook de Portugezen tonen portretten, maar de portretten tonen variatie: er wordt gespeeld met het hele lichaam van het portret. Typerend is ook de keuze van het lettertype: deze varieert in de serie. De ene keer strakke typo-grafie, de andere keer ornamentele typografie. Ook in de Griekse biljetten weinig originaliteit. Mariska van Peer stelt in haar scrip-tie: ‘Spanje, Duitsland, Zweden, Finland, Engeland, Griekenland en Turkije kunnen beter samen een uniform biljet uitgeven. Ze ver-schillen onderling zo weinig dat het biljet niet meer typerend is voor een specifiek land.’7 De Deense en Noorse biljetten vertonen

wel een zekere eigenheid.

Over het algemeen zien we dus een soort saaiheid ont-staan, de meeste landen klampen zich vast aan het bekende modelbiljet. Logisch dat het merendeel van de voorstellen voor het eurobankbiljetontwerp bestond uit portretten en een traditionele vlakverdeling. De associatie met een bepaald land is ver te zoeken. Dit is jammer, alhoewel ik dit niet had verwacht. Wel begrijp ik waarom ‘wij Nederlanders’ zo kritisch zijn t.o.v. de eurobiljetten.

 Mariska van Peer, De vorm-geving van het Nederlandse

bankbiljet, AKV|St. Joost, 1993.

ze heden ten dagen nog steeds niet vergeten. Groot applaus voor DNB die telkens risico nam, nieuwe ideeën toeliet en de ontwer-pers vrij liet. Ook Drukkerij Enschedé was erg betrokken bij het ontwerp en probeerde het ontwerp zo min mogelijk aan te tasten. Dit alles samen maakt een goed biljet.

J.T.G. Drupsteen, vz & kz ƒ10 Ornamentele serie - IJsvogel, 1997, Coll. DNB.

J.T.G. Drupsteen, ‘fractal’ (computergestuurde grafiek in rode en blauwe inkt) voor de onderdruk van vz ƒ2, Ornamentele serie - Rood-borstje, 1989, Coll. DNB.

(18)

32

33

geluisterd. Al snel bleek dat vijf van de zeven bruggen letterlijk waren overgetrokken uit een boek over bruggen. De ontwerpen werden aangepast.

Net zoals Smiers vraag ik me af of de commissie wel goed werk heeft afgeleverd. Natuurlijk zien zulke categorieën er professio-neel en weloverwogen uit. Maar waarom werd er een commissie in het leven geroepen, een commissie die achteraf niets heeft bete-kend voor de beeltenissen. Ook het EMI stelde zich autoritair op. Zo kwamen er elke dag nieuwe veiligheidseisen bij de ontwerper binnen.

In 1996 kwamen de ontwerpers bij elkaar om de zaken door te nemen. Nee, geen intensieve samenwerking tussen ontwerper, drukkerij en opdrachtgever. Het was éénrichtingsverkeer. Erg jammer want elke creatieveling weet dat hij beter presteert wan-neer betrokken partijen nauw met elkaar samenwerken, elkaar aanvullen en elkaar verbeteren. Ik geloof niet dat er op die dag een gezonde discussie tot stand is gekomen. Uiteindelijk werd gestemd. Ach, die collectiviteit is wel van deze tijd. We stemmen graag en delen graag onze mening. Het zal een compromis zijn geweest.

Uiteindelijk zijn de biljetten getest door een onderzoeksbu-reau. Tien voorstellen werden in alle landen getest. Zoals Smiers al zegt: ‘het is erg handig om ontwerpen te testen of ze geen onge-wenste associaties oproepen.’ Toch is het jammer dat ze de burger laten kiezen. Van de ene kant erg goed, maar van de andere kant zullen de resultaten dicht bij het clichébeeld liggen. Kunnen we de burger ook niet kwalijk nemen.

Hoe dan wel?

Het is natuurlijk van de zotte dat de EMI de biljetervaring als eis stelde. Ontwerpers moeten zich het specifieke gebied snel eigen kunnen maken. Dus dat hoeft geen probleem te zijn. De EMI dekte zich in, maar ze creëerde een groter probleem: de beste ontwer-pers van Europa mochten niet mee doen.

In het bovenstaande stukje is te lezen dat de samenwerking eenzijdig was. Zo hoort het niet. Je moet met de opdrachtgever op één lijn liggen en elkaar voortdurend aanscherpen. Vrijheid is daarbij het sleutelwoord.

Dat brengt mij op het derde punt: het is te gek dat een com-missie twee concepten gaat verzinnen. De concepten zijn flauw en makkelijk te bedenken door elke ontwerper. Een ontwerper heeft de functie ons iets voor te schotelen waarvan we opkijken. Iets dat

4

Het is te naïef om te zeggen hoe het moet. Het ontwerpen van een bankbiljet is een moeizaam proces. In mijn onderzoek heb ik de kri-tiek op de biljetten serieus genomen. Aan de hand van andere bil-jetontwerpen zag ik in wat een biljet teweeg kan brengen meer is dan ik van tevoren gedacht had. Een biljet is een belangrijke repre-sentatie van een land. Reprerepre-sentatie is belangrijk voor een land. Het is een belangrijke factor in het vertrouwen van de mensen.

Europa staat op het punt zich werkelijk te verenigen, door middel van de grondwet. Ineens wordt het serieus. Zoals al betoogd is het van belang dat er goede biljetten moeten worden ontworpen. De insteek van dit onderzoek is niet om daadwerkelijk biljetten te ontwerpen, wel zal ik aangeven wat de randvoorwaar-den volgens mij moeten zijn en wat we zourandvoorwaar-den kunnen verwachten.

De briefing

Veel betrokkenen in het vak beklagen zich over de compromissen die blijken te zijn gesloten. Zo ook Joost Smiers, directeur van het Centrum voor Onderzoek van de HKU.1

Het EMI had een probleem, ze konden niet beschikken over een traditie op het gebied van biljetontwerp. De EMI besloot dan maar een commissie in het leven te roepen.2 Een commissie van

kunsthistorici die wellicht een beeld kunnen vormen van Europa. De opdracht was helder: zorg dat Europa aan elkaar gelijmd kan worden en benadeel niemand. ‘Je hoeft geen helderziende te zijn om te weten dat deze commissie veel hotelrekeningen heeft gede-clareerd zonder met iets substantieels te komen’, zegt Smiers in zijn betoog.

Elke Nationale Bank mocht drie ontwerpers naar voren brengen. Maar er was een beperking bedacht: de ontwerpers moesten al eens een briefje ontworpen hebben. Je kon dit vak immers niet zomaar leren.

Twee categorieën werden bedacht door de commissie: ‘ages and styles’ en ‘future oriented’. Aan de ene kant stijlen van Europa aan de andere kant iets wat modern is. Een enorme beper-king dus. Zo’n veertig ontwerpers gingen met de opdracht aan de slag. Volgens Smiers is het een zegen dat de commissie geen cate-gorie over belangrijke personen opgedrongen heeft. ‘Dit zou veel te landgebonden zijn.’ Het was dan ook uitgesloten een beeltenis te gebruiken die bestond. Onder het motte: ‘create your own origi-nals.’ Toch heeft Robert Kalina, de uiteindelijke winnaar, niet goed

2 How the euro became our money, European Central Bank, Frankfurt, 2007. 1 Joost Smiers, De platheid van het euro-biljet, in: Helling Amsterdam #10, 1997.

(19)

34

3

EMI (ECB) Briefing, 1996, in: Euro banknote design exhibition, European Central Bank, Frankfurt, 2003.

(20)

36

3

manier waarop niet goed. Uiteraard kiezen mensen voor een een-voudige weg. De serie van Drupsteen werd ook niet meteen gewaardeerd, maar het zei wat over Nederland: ‘dat kleine landje met die grote mond.’ 76% vond de biljetten van Kalina in één oog-opslag Europa. Het sluit inderdaad perfect aan op de wazige iden-titeit van Europa.

Het publiek

Het gaat me om perceptie, het biljet is een vorm van de huisstijl. Huisstijlen zijn voor bedrijven ontzettend belangrijk. Daarbij speelt perceptie en associatie een grote rol. Hoe komt de identiteit op jou over? Wat doet het bedrijf? Is het te vertrouwen? Waar is het bedrijf gevestigd? Is het toegankelijk? Waardevol is om deze term wat meer uit te diepen. Dit kan aan de hand van huisstijlen, belang-rijk is welke associaties men legt.

Designcriticus Hugues C. Boekraad besprak in Items de identiteit van het ministerie onderwijs, cultuur en wetenschap.5 Hij schrijft:

‘Een onbevangen waarnemer zou verbaasd kunnen staan over het nieuwe logo van OCW. Het logo bestaat uit vijf regels van vijf let-ters, die de drie woorden onderwijs, cultuur, wetenschap bevatten in de drie beeldbuiskleuren. De tweede en de vierde regel staan op hun kop en lopen van rechts naar links (boustrofedon).’ Hij hekelt zich ook aan de letterkeuze. De letter is getekend in het begin van de twintigste eeuw, de DIN-Letter is een schreefloze letter met afgeronde hoeken. ‘Dit lettertype zeer geschikt voor ongeschoolde letteraars zoals technisch tekenaars, lijkt niet erg te passen bij een ministerie dat onderwijs, cultuur en wetenschap behartigd. Boekraad vindt het passen bij de manier waarop de top van het departement de rug toekeert tegen het humanistische erfgoed. ‘Koeweiden Postma is erin geslaagd de associatie te leggen met het plastic speelgoed-letterplankje van Fischerprice. De beeldtaal van dit logo zou uitstekend passen bij een kindercrèche-keten.’ Dit voorbeeld laat zien dat de commissie van OCW die de huisstijl uit-eindelijk goedkeurt andere associaties legt dan de gebruiker.

In het logo van Ministerie van Buitenlandse zaken, ontwor-pen door Total Design (inmiddels Total Identity) wordt een onher-kenbare symboliek gebruikt. Het stelt 24 wereldbollen voor die telkens anders beschenen worden. Ontwerper Ben Bos zegt: ‘Het is een regenworm. Het is niet onderscheidend. Het stelt iets voor waarop ieder land dat wereldwijd vertegenwoordigd is, zich kan beroepen, namelijk: het overal en altijd paraat staan voor de onderdanen.’6

 Hugues C. Boekraad, Monografieën van ontwerpbu-reaus, zelfportret in een te kleine zetspiegel, in: Items #1, 2004.

6 Maurits Vroombout, Ministeriële logo’s - de

vorm-geving van de overheid, in: Morf #3, 2005.

Koweidenpostma, Ministerie OCW. niet in ons opgekomen zou zijn. Die verrassingsfactor kreeg hier

geen kans. Zelfs werden de kleuren per biljet van te voren bepaald. Moedig van de EMI om een pitch te organiseren. Het resul-taat: teveel ontwerpen, dus een tussenweg. Het zou beter zijn de ontwerpers tijd te gunnen om een presentatie klaar te maken. Hun visie en plan van aanpak zou erin duidelijk naar voren moeten komen. Ten eerste heeft de ontwerper het idee gewaardeerd te worden en ten tweede wordt het EMI misschien ook enthousiast.

De ontwerper had dan ook zelf zijn team samen kunnen stellen, mits hij dat nodig had. Er had veel meer samengewerkt kunnen worden. Zoals het project ‘Thinking Forward’ laat zien. Door de discussie tussen de etnische verschillen krijg je interes-sante gedachten.

En zijn nog veel redenen op te noemen waarom de eurobiljetten niet ‘ons’ Europa representeren. Het grootste gebrek zal tijd en vrijheid zijn geweest aan de kant van de ontwerper. Een gemiste kans, het biljet zou ‘dé ingang’ zijn voor een samensmelting van Europa.

De huidige eurobiljetten laten de geschiedenis zien van Europa, tevens geven ze aan dat iedereen welkom is. De Jury prees Robert Kalina om zijn duidelijke concept. Feitelijk was het een exacte uit-werking van wat de jury voor ogen had. Uiteindelijk werd het publiek erbij gehaald, dit samengevat met het jury rapport resul-teerde in een overwinning voor Kalina. Veel onderzoeken, bijvoor-beeld van de DNB, kijken puur naar esthetiek. Dit is niet wat me het meest interesseert in dit onderzoek. DNB’er Hans de Heij schrijft in zijn artikel ‘Public feed back for better banknote design’: ‘Marktonderzoek is essentieel voor ontwerpen van betere biljetten. Toen ik in 1981 bij DNB kwam werken, vond ik het meteen al vreemd dat de eindgebruiker van de biljetten niets gevraagd werd.’3

Inder-daad, waarom zouden we de burgers niet vragen, zij zijn tenslotte degene die het gebruiksvoorwerp gaan gebruiken. Dit moet de EMI ook gedacht hebben toen ze met de ontwerpen ‘langs de deur gingen’. Dit onderzoek bracht echter mooie conclusies aan het licht: ‘All designs, except the series by Roger Pfund and the modern series from the Jünger team, were perceived as banknotes at first glance. Those two series reminded the respondents more of pieces of art than means of payment.’4 Super, we zouden kunnen

afstappen van het traditionele bankbiljet. Een kleine aanpassing en iedereen vindt het ineens een bankbiljet. De EMI stelt hier namelijk een goed punt aan de orde. Ze gaan kijken of de ontwer-pen eigenlijk wel het Europa gevoel oproeontwer-pen. Goed, alleen is de

3 Hans de Heij, Public feed back for better banknote design, lezing tijdens de IS&T/SPIE’s 18th Annual Symposium on electronic imaging 2006, San Jose, 18-01-2006. 4 Euro banknote design exhibition, European Central Bank, Frankfurt, 2003.

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

Inderdaad, een nummer over moeilijkheden, pijn, vernedering, angst, leven als opgejaagd wild en als schimmen in de massa, maar toch ook een nummer vol sprankels hoop die duidelijk

Wie op harde grenzen botst, heeft nood aan en recht op heel wat tijd om te be-zin-nen. Om te zoeken naar een nieuwe zin. Hoe je je er ook tegen verzet, er komt een moment dat

De verklaring werd ondertekend door voorzitter van de Bisschoppenconferentie van België André-Joseph Léonard, grootrabbijn van Brussel Albert Guigui, voorzitter van het Centraal

jaren zestig, toen men het belang van het vak vaderlandse geschiedenis niet langer inzag, dreigt men nu weer door te slaan naar de andere kant: een dwangmatig streven

De opbouw van het rapport sluit aan bij de onderzoeksvragen. Hoofdstuk 2 bevat het antwoord op de eerste twee deelvragen die betrekking hebben op het Europese

Voor de relatie tussen structurering en machtsafstand en individualisme volgen we de redenering van Chow dat in een cultuur bij een lage score op de index van machtsafstand en

Het aantal biljetten van 10 euro dat per dag uit deze automaat gehaald wordt, is bij benadering normaal verdeeld met een gemiddelde van 326 en een.. standaardafwijking

PWC, Omvang van identiteitsfraude & maatschappelijke schade in Nederland (Amsterdam 2012). Dit rapport is een eerste aanzet om de omvang van identiteitsfraude en alle