• No results found

Wetsvoorstel ‘Slachttaks’ - Partij voor de Dieren

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "Wetsvoorstel ‘Slachttaks’ - Partij voor de Dieren"

Copied!
92
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

Masterscriptie

Universiteit van Amsterdam

Faculteit der Rechtsgeleerdheid

Wetsvoorstel ‘Slachttaks’ - Partij voor de Dieren

22 juli 2020

Zwarthoed, R.A.C.

11254807

rosaliezwarthoed@hotmail.com

dhr. mr. W. (Wouter) Nijssen

(2)

2

Inhoud

Inleiding ... 3 Het proces ... 3 Bijlagen ... 7 Bijlage 1 ... 7 Bijlage 2 ... 10 Bijlage 3 ... 11 Bijlage 4 ... 17 Bijlage 5 ... 22 Bijlage 6 ... 31 Bijlage 7 ... 36 Bijlage 8 ... 38 Bijlage 9 ... 47 Bijlage 10 ... 51 Bijlage 11 ... 55 Bijlage 12 ... 62 Bijlage 13 ... 63 Bijlage 14 ... 66 Bijlage 15 ... 67 Bijlage 16 ... 71 Bijlage 17 ... 73 Bronnenlijst ... 88

Literatuur, rapporten en artikelen ... 88

Kamerstukken ... 90

(3)

3

Inleiding

Als scriptieopdracht heb ik, samen met negen anderen, een wetsvoorstel genaamd ‘de Slachttaks’ geschreven voor de Partij voor de Dieren. De hoofddoelen van dit wetsvoorstel zijn dierenwelzijn, klimaatimpact en volksgezondheid. Wij zijn hier vanaf 17 januari 2020 tot en met 10 juli 2020 mee bezig geweest.

De belangrijkste punten van dit wetsvoorstel

Op grond van dit wetsvoorstel wordt een houder van een Uniek Bedrijfsnummer (UBN) als

belastingsubject gezien, indien de waarde van de genoemde dieren in artikel 80 sub l van deze wet op of boven € 2,1 miljoen Standaardopbrengst (SO) uitkomt. Op het moment dat de dieren de stal verlaten met als doel geslacht te worden, worden zij geacht aan de nationale veestapel te zijn onttrokken. Dit laatste wordt gezien als het belastbare object. De belastingtarieven zijn per diersoort berekend.

Dit wetsvoorstel sluit aan bij de doelen van de Partij voor de Dieren die zij wenst te behalen met dit wetsvoorstel. Met name omdat in de megastallen veel dierenleed en grootschalige industriële vervuiling voorkomt. De megastallen worden doormiddel van dit wetsvoorstel dan ook aangepakt. Tevens is dit wetsvoorstel praktisch uitvoerbaar voor de Belastingdienst, omdat het aantal

belastingplichtigen binnen deze wet behapbaar is.

In het navolgende leg ik het proces uit waarbij in de bijlagen de uitwerking hiervan met mijn bijdrage is bijgevoegd.

Het proces

Vrijdag 17 januari 2020 heb ik, samen met de andere studenten van het scriptietraject, een kick-off meeting gehad. Wij zijn op die dag op bezoek geweest bij de Tweede Kamer in Den Haag, waar de Partij voor de Dieren ons in ontvangst nam om ons te informeren over het wetsvoorstel dat zij voor ogen hadden. Ter voorbereiding hebben wij allen het concept wetsvoorstel gelezen welke te vinden was op de site van de Partij voor de Dieren.

Die dag hebben we gelijk wat taken verdeeld. Ieder heeft voor de volgende bijeenkomst verschillende wetten geanalyseerd ten behoeve van inspiratie voor het wetsvoorstel dat wij uiteindelijk zelf zouden gaan schrijven. Ook is de gehele vleesketen geanalyseerd.

De TAPP Coalitie1 was vóór ons al bezig met een voorstel om de prijs op vlees te verhogen. Mijn taak

was om dat voorstel te analyseren. De bedoeling was dat iedereen op 6 februari 2020 zijn stuk zou presenteren aan de groep. Dit moest ongeveer 10 minuten duren. Ik heb hiervoor vele bronnen geraadpleegd van adviesbureau CE Delft en ben zodoende, na veel te filteren, tot het stuk in bijlage 1 gekomen. Hierbij heb ik ook een PowerPointpresentatie gemaakt. Zie hiervoor bijlage 2.

Voor de volgende bijeenkomst waren we in groepjes verdeeld. Ik was ingedeeld bij Amanda en Petra en heb uitgezocht wat van alle schakels in de vleesketen de voor- en nadelen zijn. Daarnaast heb ik

1 TAPP Coalitie, voluit True Animal Protein Price Coalition, is een organisatie die zich inzet voor het betalen van

(4)

4 een fictie bedacht, zodat de wet niet gemakkelijk kan worden omzeild, en hebben we gekeken naar de Sugartax van Engeland en Noorwegen.

Petra heeft een opzetje van de PowerPoint gemaakt, waarna Amanda en ik dit verder hebben uitgewerkt, ook door middel van tekst. De uiteindelijke tekst voor de presentatie staat weergegeven in bijlage 3, waar in bijlage 4 de PowerPointpresentatie is te vinden.

Op 27 februari stond de volgende bijeenkomst gepland waarin nog eens het onderzoek van de TAPP coalitie werd aangehaald. We hebben tijdens deze meeting besproken hoe we ons wetsvoorstel voor de Partij voor de Dieren verder wilden aanpakken. Dit zag met name op het moment van heffen in de keten, naar aanleiding van het onderzoek van Amanda, Petra en mij. De conclusie was dat een heffing bij het slachthuis een stap te laat is, waardoor je de export mist, of juist te vroeg, waardoor je de import mist.

We kwamen toen als eerste op de woordkeuze ‘onttrekken aan de veestapel’, naar aanleiding van een wet van Denemarken genaamd ‘Det Europæiske Fællesskabs forordninger om markedsordninger for landbrugsvarer m.v.’.

Vervolgens kwamen we, naast een heffing bij het slachthuis zelf, op drie opties om te heffen in de keten: een vrachtbriefbelasting, een koelhuisbelasting of een belasting vanaf het slachthuis. Met dit laatste wordt bedoeld: de eerste schakel waar het vlees aankomt na het slachten. Dit is dan ook vanuit het buitenland het eerste aankomstpunt in Nederland. Dit werd gedefinieerd als ‘een inrichting’.

Om dit uit te zoeken werden wij voor de volgende bijeenkomst op 12 maart weer verdeeld in groepjes. Door COVID-19 is dit de laatste fysieke scriptie meeting geweest. Ik werd ingedeeld met Amanda, Yassin en Jasper. Wij hebben koel- en vrieshuizen, slachterijen en inrichtingen onderzocht als mogelijke belastingplichtigen. Ik heb hiervoor de volgende stukken tekst opgesteld:

- Sub Inspectiepost (SIP) of Buitengrens Inspectiepost (BIP); - Koel- en vrieshuizen;

- Rapport Duurzaamheidsbijdrage vlees door CE Delft; - Definitie vleesverwerker CBS.

Daarnaast is er een stuk tekst van het onderzoek van Amanda, Petra en mij bijgevoegd van de bijeenkomst er voor. Het onderzoek van Amanda, Yassin, Jasper en mij is te vinden in bijlage 5. De PowerPoint is te vinden in bijlage 6.

De eerste videobijeenkomst was op 3 april. Jasper en ik kregen voor de volgend bijeenkomst op 17 april de taak om nogmaals de koel- en vrieshuizen te onderzoeken als belastingsubject. Ik heb hiervoor de tekst omtrent het subject van de heffing en de problematische factoren uitgewerkt. Zie bijlage 7 voor het resultaat.

Op 15 mei vond de volgende videobijeenkomst plaats. We hebben de doelen van deze wet van de Partij voor de Dieren besproken, alsmede de omvang van het aantal wenselijke belastingplichtigen. Een medewerkster van het Ministerie van Financiën heeft ons hierbij geholpen.

Ik ben sinds deze bijeenkomst, samen met mijn medestudent Evan Persijn, op het belastingsubject gezet. Onze taak was om te kijken naar de definitie van megastallen. Wij hebben uitgezocht en onderbouwd waar we de grens willen leggen, waarbij we als verdediging voor onze keuze vooral hebben gekeken naar het dierenwelzijnsaspect. Voor megastallen bestaat namelijk het beeld dat de dieren daar het slechtste leven hebben. Dit alles is uiteengezet in bijlage 8.

(5)

5 Ik heb hiervoor het volgende uitgewerkt:

- Hoeveel megastallen zijn er momenteel?

- Hoe verloopt de stijging van deze aantallen tussen 2007 en 2019? - Wordt de NGE-term nog steeds gehanteerd?

- Zijn megastallen per definitie dieronvriendelijk?

- De SO-normen per diersoort berekend met de Rekenmodule LEI.

- De omgevingsvergunning milieu. Hierover heb ik ook gebeld met de Rijksdienst voor Ondernemend Nederland (RVO).

- Een concept-wettekst voor een dierenwelzijnsheffing op slachtvee voor een idee voor de artikelen over belastingsubject.

Evan heeft een opzet van de PowerPoint gemaakt, waarbij ik aanvullingen en aanpassingen heb gemaakt. Zie hiervoor bijlage 9.

Tijdens de bijeenkomst van 29 mei is voor het eerst het UBN besproken. Voor de volgende

bijeenkomst op 5 juni hebben Evan en ik een bestand opgesteld, waarin we openstaande vragen en discussiepunten hebben verwerkt. Hiervoor heb ik contact opgenomen met Jasper en de RVO. Tevens heb ik wederom een concept wetsvoorstel opgesteld met bijbehorende toelichting. Zie voor dit alles bijlage 10.

Voor de volgende bijeenkomst op 12 juni heb ik onder andere uiteengezet wat het UBN inhoudt en wat het kan betekenen voor de Slachttaks. Ik ben begonnen met het uitwerken van deze tekst. Dit heb ik samen met Evan in latere weken verder uitgewerkt. De tekst hierbij is weergegeven in bijlage 11. In deze tekst is tevens de informatie verwerkt die ik eerder voor bijlage 8 had uitgewerkt. Daarnaast heb ik Olaf geholpen bij het definiëren van de maatstaf van heffing.

Voor de bijeenkomst van 19 juni en 3 juli zijn Evan en ik verder gegaan van met het uitwerken van de tekst onder bijlage 11. Na wat aanpassingen en overleg met onze scriptiebegeleider en een

medewerkster van het Ministerie van Financiën is in bijlage 11 tevens het uiteindelijke artikel 80 sub l en artikel 82 omtrent het belastingsubject verwerkt, alsmede een concept toelichting hierop.

Tevens heb ik een concept artikel geformuleerd met definities. Zie hiervoor bijlage 12. Vrijdag 26 juni hebben we met de gehele groep twee uur opnames gemaakt bij het

Roeterseilandcomplex van de Universiteit van Amsterdam voor een promofilmpje voor de Partij voor de Dieren inzake dit nieuwe wetsvoorstel.

Op 4 juli hebben Evan en ik het artikelsgewijze commentaar voor artikel 80 sub j, k en l geschreven. Hoe dit artikel eruit is komen te zien, met de toelichting die wij daarvoor hebben geschreven, is te vinden in bijlage 13.

Het uiteindelijke artikel over belastingsubject is opgenomen in artikel 82. Hierbij hebben wij ook het artikelsgewijs commentaar geformuleerd. Zie hiervoor bijlage 14. Dit alles is geformuleerd aan de hand van de stukken in bijlage 12 en 13.

Op 4 juli en 6 juli heb ik Romy geholpen met herschrijven van haar stuk van de Memorie van

Toelichting. Dit stuk omvat de paragrafen ‘Aanleiding’ tot en met ‘Belastingplichtige’. Dit gedeelte is weergegeven in bijlage 15.

(6)

6 Vrijdag 10 juli hebben wij het wetsvoorstel afgerond. Het ingediende wetsvoorstel, alsmede de Memorie van Toelichting met het artikelsgewijs commentaar hierbij, zijn te vinden in respectievelijk bijlage 16 en 17. Hierbij de opmerking dat ik van de laatste twee bestanden de voetnoten, opgesteld door Romy, Olaf en Jeroen, niet heb aangepast en deze bronnen niet (nogmaals) zijn verwerkt in de bronnenlijst, omdat ik dat van alle voorgaande bijlagen met mijn bijdrage aan het uiteindelijke wetsvoorstel en Memorie van Toelichting reeds heb gedaan. Het lettertype heb ik ook ongewijzigd gelaten.

Met de afronding van het wetsvoorstel kwam er een einde aan dit scriptietraject. Het is al met al een heel leerzaam en leuk traject geweest, waar we hard aan hebben gewerkt. Ik kan dan ook zeggen dat ik ontzettend trots ben op het resultaat dat wij hebben aangeleverd.

(7)

7

Bijlagen

Bijlage 1

De TAPP Coalitie is een nieuwe organisatie, opgericht in 2018, waarin duurzame koploper bedrijven en maatschappelijke organisaties op het gebied van gezondheid, milieu, natuur, landbouw en dierenwelzijn samenwerken om te zorgen dat er binnen drie jaar in Nederland de ‘echte prijs’ wordt betaald voor vlees, zuivel en vis, inclusief de kosten voor onder andere het milieu. De opbrengsten worden ingezet voor duurzaamheid in de voedselproductie, gezondheid van mensen en voor een beter dierenwelzijn.2

De TAPP Coalitie heeft haar voorstel gebaseerd op rapporten die zij heeft laten opstellen door adviesbureaus CE Delft en Centrum Landbouw en Milieu.3 CE Delft is een onafhankelijk onderzoeks-

en adviesbureau, gespecialiseerd in het ontwikkelen van innovatieve oplossingen van milieuvraagstukken.4

Dit rapport gaat over het voornemen van de TAPP Coalitie omtrent een maatregelenpakket vanaf 2021 voor vergoedingen aan boeren die verduurzamen, een verlaagde btw op groenten en fruit en een volledige compensatie of zelfs netto lastenverlichting voor 40% de bevolking. Dit wordt

gefinancierd door een eerlijke vleesprijs van ongeveer € 0,20 per 100 gram vlees. Het tarief stijgt elk jaar licht, tot 2030. Als het voorgenomen pad wordt gevolgd zijn alle milieukosten in de vleesprijs verrekend.5

Het is geen extra heffing die de schatkist in gaat en geen straf op verbruik. Het gaat om een meerprijs die eigenlijk al lang in de eerlijke vleesprijs had móeten zitten; je betaalt straks de reële

maatschappelijke kosten van vlees. De opbrengst van die meerprijs gaat transparant beheerd terug naar de maatschappij: direct naar boeren en consumenten, maar ook indirect naar het milieu, dierenwelzijn en de gezondheidszorg.6

De eerlijkere vleesprijs is een beleidsinstrument waarbij de externe kosten van het produceren van vlees door de consument betaald worden. Deze bijdrage kan worden geïnd bij de supermarkt en slagerij/poelier of bij de slachterij/importeur. Beide opties hebben voor- en nadelen, het voornemen van de TAPP Coalitie richt zich vooralsnog op de tweede optie. 7

Dit voorstel levert jaarlijks ruim € 1 miljard op en zorgt naar verwachting voor 4,2 miljoen ton CO2 reductie in 2030 (waarvan 2,7 miljoen ton in Nederland) als gevolg van verlaging van de

vleesconsumptie.8 De gezondheidswinst bedraagt naar verwachting € 1 miljard per jaar aan lagere

zorgkosten. Wel zal er volgens de TAPP Coalitie een compensatie nodig zijn voor partijen zoals slachterijen, slagers, winkeliers en vleesimporteurs, die te maken krijgen met hogere administratieve lasten en mogelijk dalende omzet, bijv. in grensstreken. Mogelijkheden voor

2 TAPP Coalitie 2019, p. 4. 3 TAPP Coalitie 2019, p. 7. 4 CE Delft z.d. 5 TAPP Coalitie 2019, p. 4. 6 TAPP Coalitie 2019, p. 3. 7 TAPP Coalitie 2019, p. 4. 8 TAPP Coalitie 2019, p. 6.

(8)

8 compensatiemaatregelen zijn bijvoorbeeld een afdracht van accijns per kilogram vlees of lagere btw op groenten en fruit. Hiervoor is € 6 miljoen tot € 26 miljoen per jaar gereserveerd (inclusief

bijdragen voor de Belastingdienst voor handhaving en voor een voorlichtingscampagne). De vleesexport wordt in het voorstel van de TAPP Coalitie niet belast. De vleesimport wordt wel belast, net als het slachten van dieren bij slachterijen en slagers in Nederland, waar de eerlijke prijs op vlees ingevoerd wordt. 9

De maatschappelijke kosten per 100 gram kip, varkensvlees en rund/kalfsvlees bedragen

respectievelijk € 0,20; € 0,45 en € 0,57. Hier zijn de kosten voor emissies broeikasgassen, emissies van andere stoffen resulterend in milieuvervuiling, door landgebruik veroorzaakte impact op

biodiversiteit en dierziekten in meegenomen. Dierenwelzijn, gezondheidsschade door de consumptie of productie van vlees, watervervuiling, geluidshinder, stank en andere effecten zoals verdroging, uitputting van de bodem of antibioticaresistentie zijn (nog) niet meegenomen, hoewel deze wel een nadelig maatschappelijk effect hebben. Als onderdelen hiervan later wel uitgerekend kunnen worden, zou de vastgestelde eerlijke vleesprijs aangepast kunnen worden. Aanpassen kan ook omlaag, als vleesproductie schoner wordt. Dan zullen gemiddelden per type vlees aangehouden worden. Een geleidelijke invoering geeft de landbouwsector en consumenten de mogelijkheid te wennen aan de nieuwe prijzen en geeft hen de tijd om zich aan te passen.

Tegelijk met de accijns vraagt de TAPP Coalitie aan politici de volgende maatregelen in te voeren: 1) Wetsvoorstel omtrent een eerlijke prijs van vlees (en later mogelijk ook zuivel en vis) vanaf 2021; 2) Besluiten voor nieuwe subsidieregelingen voor de landbouwsector en stimulansen voor

consumptie van duurzaam voedsel;

 Bijvoorbeeld: overschakelen naar 2 sterren Beter Leven, brandveilig maken van stallen en daglicht voorzieningen van pluimveestallen, omschakeling naar betere slachtmethoden, promotie van plantaardige eiwitten, verbetering/vermindering van veetransporten in het kader van uitstoot/dierenwelzijn.

3) Wetswijziging van 4% lagere btw op groente, fruit, noten, vleesvervangers;

Dit is een extra laag (derde) btw tarief. Dit staat de EU toe. Spanje, Polen en Letland hebben al zo een laag tarief. 10

4) Wetswijziging voor compensatie van de 40-60% laagste inkomens in Nederland, bijvoorbeeld d.m.v. verhoging zorgtoeslag vanaf 2021;

5) Flankerend beleid voor compensatie van benadeelden en invoeringskosten (bijv. slachterijen en vleesimporteurs voor hogere administratieve lasten, omzetdaling en omscholing; slagers voor omzetdaling, Belastingdienst voor nieuwe ICT-systemen en handhaving. Tenslotte is een voorlichtingscampagne nodig om de bevolking en alle betrokken actoren in te lichten.11

Het voorstel van de TAPP Coalitie is een pleidooi voor een liberaal, christelijk, ecologisch, nationaal biefstuksocialisme:

• Liberaal:

- De vrije markt is optimaal bij milieukosten in de prijs; - Het is een relatief goedkope klimaatmaatregel;

- Er is een verlaging van zorgkosten (circa € 1 miljard per jaar); - Een gezondere bevolking is grote impuls voor de economie;

9 TAPP Coalitie 2019, p. 6.

10 TAPP Coalitie 2019, p. 7.

(9)

9 - Extra ruimte voor bestedingen.

• Christelijk:

- Rentmeesterschap voor de Aarde;

- Zorgen voor goede inkomens voor boeren.

• Ecologisch:

- Het is goed voor de planeet, het klimaat, het milieu, de natuur en dierenwelzijn. • Sociaal:

- Lage inkomens gaan erop vooruit;

- De overheid mag ingrijpen als het om gezondheid van burgers gaat. • Nationaal:

- Nederland is uniek in de wereld, als landbouw natie en als voorbeeldland.

Daarnaast wil twee derde van de bevolking een hogere prijs van vlees vanwege het milieu.12 Daarbij

steunen 54 tot 62% van de kiezers op regeringspartijen VVD, CDA, D66 en CU het voornemen van de TAPP Coalitie.13

Het Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu (RIVM) stelt dat voor de consument de prijs de belangrijkste barrière is om voedsel met een milieu- of dierenwelzijnskenmerk te kopen.

Consumenten zijn doorgaans bereid slechts een geringe meerprijs te betalen voor producten met een duurzaamheidskeurmerk. Een studie van Odegard & Bergsma (2012) voorziet verlaging van de milieu-impact van voedselconsumptie van 8 tot 12% in Nederland bij verhoging van het btw-tarief op vlees, zuivel en eieren van 6% naar 21%. Een andere studie14 toont een vergelijkbaar effect aan de

hand van Franse supermarktgegevens bij een 20% milieubelasting op dierlijke voedselproducten, met een beperkte invloed op de besteding van huishoudens aan voedsel (4%).15

De duurzaamheidsbijdrage kan worden vormgegeven als een Vergoeding Externe Kosten (VEK). De VEK is een beleidsinstrument waarbij de externe kosten uiteindelijk bij de consument terecht komen en door de consument betaald worden. De VEK richt zich expliciet op het in de prijzen opnemen van de impact over de gehele keten bij de eindconsument. Het is daarmee consistent met het principe van ‘de vervuiler betaalt’. De VEK kan qua vormgeving het beste worden vergeleken met de btw, waarbij in elke productiestap de ‘toegevoegde waarde’ wordt belast. De VEK belast in elke productiestap de toegevoegde externe kosten. De VEK legt daarmee een (prijs)prikkel neer bij consumenten om duurzamer te eten. Een dergelijke prikkel is vergelijkbaar met die van andere belastingen, zoals bijvoorbeeld accijns. De VEK onderscheidt zich doordat er, naast bij consumenten, ook een prikkel wordt neergelegd bij producenten door de hele keten heen, namelijk om (nieuwe) technieken of methodes te gebruiken die externe effecten bij de productie van het goed

verminderen, of om over te schakelen op de productie van andere goederen die minder externe effecten met zich mee brengen.16

12 Kieskompas 2018, p. 1-4.

13 TAPP Coalitie 2019, p. 21.

14 Caillavet, Fadhuille en Nichèle 2016, p. 537-560.

15 Rli 2018, p. 81.

(10)

10

Bijlage 2

Dia 1

Dia 2

(11)

11

Bijlage 3

De productie van vlees en het slachten van dieren in Nederland – Verdeling presentatietekst Er zijn meerdere plekken mogelijk om te heffen bij de vleesketen. Eerst hebben wij nogmaals de vleesketen opgesplitst om te onderzoeken welke schakel in de keten het gunstigste is om te hanteren als belastingplichtige:  De opfokker;  De fokkerij;  Het vermeerderingsbedrijf;  De broederij/houderij;  Slachterij;  Vleesverwerker/verpakkerij;  Winkel;  Consument.

Belasten bij verschillende ketens met de voor- en nadelen Opfokkerij, Fokkerij, Vermeerderingsbedrijf

Voordeel:

 Belasting per dier (reeds bij geboorte) is mogelijk. Een dier dat niet t.b.v. recreatie wordt gehouden, maar als uiteindelijke doel heeft te worden geslacht, wordt op deze manier belast.

Nadelen:

 De boerderij zou de bezigheden in de opfokkerij, fokkerij en/of vermeerderingsbedrijf kunnen overnemen om zodoende belasting te ontduiken of proberen andere technieken hiervoor te gebruiken. Meestal vinden de bezigheden in de opfokkerij, fokkerij en het vermeerderingsbedrijf op eenzelfde locatie plaats. Er kan daarom beter worden gekozen voor een heffingsmoment wanneer de producten het terrein verlaten.

 Je hebt te maken met dieren die ziek worden en/of overlijden, waardoor de dieren uiteindelijk toch niet worden verwerkt in vlees.

 Ook is dit niet de plek waar de dieren op hun grootst zijn. Hierdoor is het lastig om bij zo een heffing op dat moment het gewicht te bepalen. Ook overlijden er nog dieren na deze ketens, dus is het handiger om pas later te heffen.

 Bij pluimvee dient er een onderscheid gemaakt te worden, omdat je te maken hebt met eieren. Als je hier in de keten belasting wilt heffen bij kippen, zul je ook alle eieren belasten. Dit is (nog) niet wenselijk. Hierdoor kun je, in ieder geval voor pluimvee, beter in een latere schakel heffen. Waarom wij eieren niet geschikt vinden om te belasten, zullen wij later op ingaan.

Boerderij / houderij / vleeskuikenhouderij Bij vee

Dit is een mogelijkheid.

In principe kan er direct worden geheven. Al het vee heeft het uiteindelijke doel om te worden geslacht. Ook twee derde van de koeien die wij eten, waren melkkoeien. Hierdoor is het geen probleem (en misschien juist handiger) om de koeien al in de boerderij te belasten. Ook is het geen probleem voor de import en export, omdat er een fictie kan worden gemaakt.

(12)

12 Fictie

Worden de dieren uitgevoerd en je kunt niet aantonen dat ze niet worden geslacht binnen vijf jaar dan ben je (onder de gestelde voorwaarden) ‘gewoon’ belastingplichtig. De fictie op deze manier maken heeft ook weer voordelen en nadelen:

Voordelen:

 Je ontmoedigt uitvoer van dieren naar het buitenland (om ze daar te (laten) slachten).

 Makkelijker te controleren voor de overheid → dieren hebben een tag in hun oor. Ook kan worden gekeken naar welke bedrijven zij worden vervoerd.

 Er zal waarschijnlijk meer belasting worden geheven dan wanneer de bewijslast andersom zou zijn.

Nadelen:

 Bij deze fictie bestaat er een zware bewijslast voor de ondernemer.

 Maar er zijn ook weinig dieren die worden geëxporteerd voor andere redenen dan om te worden geslacht.

 Zware bewijslast bij boerderij/houderij. Zij zullen gaan waarschijnlijk weerstand tonen. Mocht vernietiging van de dieren, dan wel het dierenvlees, nodig zijn dan moet dit van tevoren worden aangegeven bij de overheid en moet goedkeuring worden verkregen om vrijgesteld te worden van de heffing over de vernietigde dieren. Dit is reeds opgenomen in het Besluit slachten- en vleeskeuring (BES).

Aan het heffen bij de boerderij zijn ook voor- en nadelen verbonden. Voordelen:

 Belasting per kilo vlees is mogelijk indien wordt geheven over het eindgewicht van het dier (vlak voordat het dier naar de slachterij gaat).

 Belasting per dier is mogelijk.

 Makkelijke controle voor de overheid met de verplichte herkenningssystemen voor de dieren (denk aan de tag in het oor van een koe).

 Zowel consument als producent worden geprikkeld om minder vlees te eten en gebruiken. Nadelen:

 Als er gekozen wordt voor een tarief per kilogram bestaat de mogelijkheid dat hier een extra taak bijkomt voor de boer. De boer zal hier mogelijk weerstand tegen bieden.

 Ook zal het wegen van de dieren bij deze schakel waarschijnlijk niet op een diervriendelijke manier gaan.

 Ook is er een mogelijkheid dat de boer nog trucjes uithaalt om de dieren minder te laten wegen op het moment van het wegen (bijvoorbeeld d.m.v. dehydratie).

 Eenzelfde soort belasting is makkelijker uit te voeren indien geheven wordt bij de slachterij en net zo effectief indien de eerdergenoemde fictie wordt inbegrepen.

Pluimvee

De vleeskuikenhouderij is ongeveer hetzelfde voor het pluimvee, als dat de boerderij is voor het vee. Eieren

Er is mogelijkheid om alle eieren te belasten, maar dit geeft een hoge administratieve last.

Daarentegen weet de pluimveehouderij hoeveel eieren zij verkoopt aan de supermarkt. Producten als koekjes zullen ook duurder worden indien eieren ook worden belast. In dit soort producten zit immers vaak ei verwerkt. Naast het volk zullen politieke partijen het hier ook niet snel over eens zijn. Ons advies is om dit nog niet in te voeren.

(13)

13 Slachterij

Een alternatief voor het heffingspunt, is om de belasting te heffen bij de slachterij. De

duurzaamheidsbijdrage krijgt dan de vorm van een zogenaamde ‘Slachttaks’. In deze uitvoering zijn er minder belastingplichtigen die belast worden met de verplichting om aangifte te doen. Daar staat tegenover dat er import- en exportcorrecties nodig zullen zijn.

Consumenten kopen namelijk hun vlees(producten) afkomstig uit Nederlandse slachthuizen en buitenlandse slachthuizen. Andersom gaat een deel van in de Nederland geslachte dieren als export naar het buitenland. Zonder import- en exportcorrecties wordt vlees van dieren die in het buitenland zijn geslacht niet belast bij verkoop in Nederland; tegelijkertijd wordt export uit Nederland wel belast. We stellen dus voor om import én export te belasten. Deze import- en exportcorrecties hebben een aanzienlijke omvang van de totale productie. Hier zal het andere groepje meer over vertellen.

Voor de exportcorrecties betekent dit dat slachterijen, groothandels en vleesverwerkende industrie bij zullen moeten houden welk deel van de productie zij exporteren. Voor de importcorrecties betekent het dat zij zullen moeten bijhouden welke deel van de inkoop ten behoeve voor hun vlees(producten) zij kopen uit het buitenland om daar de heffing aan het Rijk over te betalen. Om dit mogelijk te maken, zijn investeringen nodig in IT-systemen om de aangifte te doen, als ook in een systeem om bij te houden hoeveel kilogram vlees zij verkopen en welk deel van het vlees is bestemd voor Nederlandse afnemers.

In artikel 3 van het BES is reeds het volgende opgenomen: Artikel 3

1 Hij die vee wil slachten of doen slachten geeft daarvan tevoren kennis aan de door Onze Minister aangewezen ambtenaar of persoon.

2 Bij ministeriële regeling kunnen nadere regels worden gesteld over de kennisgeving, bedoeld in het eerste lid, en over de wijze waarop vee mag worden geslacht.

Doordat het, gelet op artikel 3 BES, al moet worden doorgegeven, kan gemakkelijk tegelijkertijd het aantal kilo’s worden doorgegeven. Want die kilo’s heeft de slachterij toch nodig als zij dit wil verkopen aan bijvoorbeeld een supermarkt. Vaak staat ook al op de verpakking hoeveel procent vlees het product bevat. De kennis van de hoeveelheid vlees dat een product bevat is zodoende al aanwezig.

Daarnaast moet slachten bij ieder dier gebeuren om daarna te worden verwerkt in vleesproducten. Het beste alternatief is, naar onze mening, dan ook om op dit niveau de belasting in te voeren. Voordelen:

 Belasting per dier is mogelijk.

 Belasting per kilo aan gewicht is mogelijk.

 Belasting per kilo aan gewicht is binnen de keten hier het makkelijkst uit te voeren en zeer precies.

 Door de fictie wordt ook de export grotendeels meegenomen in de nationale belastingheffing.

 Zowel consument als producent worden geprikkeld om minder vlees te eten en gebruiken. Nadelen:

 Import kan hier lastig worden belast nu het niet veel voorkomt dat het buitenland haar dieren hier laat slachten.

 Hiervoor is wel weer een fictie mogelijk: Dieren die worden geïmporteerd, worden geacht in Nederland te zijn geslacht, waardoor belasting (m.u.v. tegenbewijs) is verschuldigd.

(14)

14 Koel- en vrieshuizen

Binnen Nederland zal het niet nodig zijn om bij deze schakel belasting te heffen omdat dit op een eerder stadium mogelijk is.

Voordeel:

 Je neemt op door belastingheffing op dit niveau ook de import mee. Nadelen:

 Er zullen meer koel- en vrieshuizen zijn dan slachthuizen. Dit maakt het administratief veel lastiger.

 Het koel- en vrieshuis zit ook niet altijd apart, maar geïntegreerd in een meeromvattend bedrijf.

Verwerker/verpakkerij

De vleesverwerkende industrie krijgt als heffingssubject bij verkoop aan supermarkt en/of slager t.b.v. de consument te maken met een bescheiden toename van de administratieve lasten. Het gaat om het doorgeven van de hoeveelheid massa vlees er in de producten zit. We gaan ervan uit dat deze informatie reeds bekend is bij de vleesverwerkende industrie. Om te beginnen is er de

verplichting om de ingrediënten te registreren en op het etiket weer te geven. Daarnaast verwachten wij dat vleesverwerkers, om inzicht te hebben in hun kosten, ook inzicht hebben in de hoeveelheid verwerkt vlees in hun producten. In sommige gevallen staat dit reeds op het etiket t.b.v.

marketingdoeleinden. Winkel

Indien bij de winkel de heffing zal plaatsvinden, zijn investeringen nodig in IT-systemen om de aangiftes te kunnen verwerken. Ook zal een systeem nodig zijn waarin wordt bijgehouden hoeveel kilogram vlees is verkocht en om welke vlees(producten) het gaat. Het voorstel is dat winkels en/of supermarkten daarnaast — aansluitend bij de verplichting uit de Europese levensmiddelen

verordening — de heffingshoogte van producten met samengesteld vlees bepalen op basis van de emissies van veehouders. De heffingshoogte kunnen zij bepalen op basis van de via tracking and tracing verkregen informatie waar het vlees van afkomstig is. Deze heffingshoogte kan periodiek worden bijgesteld.

Deels kunnen de systemen centraal ontworpen worden: van een supermarktketen hoeft niet elk filiaal een eigen systeem te ontwikkelen. Aan de andere kant kan het aanbod van vlees(producten) van filiaal tot filiaal verschillen, zeker wanneer het franchises betreft. Afzonderlijke vestigingen van supermarkten zullen dus wel moeten bijhouden welke vleesproducten zij aanbieden en welk tarief dan van toepassing is. 17

Nadelen:

 Bedrijven worden niet geprikkeld minder vlees te gebruiken in producten.

 Grote administratieve lasten en lastig om efficiënt te controleren.

 Meer winkels dan slachthuizen en boerderijen.

 70% van de productie gaat naar het buitenland. Heffen bij de Consument

Voordeel: niet aanwezig. Nadelen:

 Ieder persoon dat in Nederland vlees koopt, zou dan een eigen aangifte moeten doen en belasting moeten afdragen.

(15)

15

 Dit is een ingewikkeld systeem en er zal waarschijnlijk niet van alle aankopen aangifte worden gedaan en belasting worden afgedragen.

 Het is lastig te controleren.

 Er is geen prikkel voor producenten. Advies: negatief.

Paarden

Paarden zijn wellicht een discussiepunt omdat zij binnen Nederland doorgaans niet worden

gehouden omwille van vlees. Wel worden deze geslacht door speciaal slagers op het moment dat ze niet meer goed voor hun doel kunnen dienen. Paarden worden dus veelal geslacht, omdat dit simpelweg goedkoper is dan vernietiging.

Wellicht is hier een uitzondering voor mogelijk, maar de vraag is of het wenselijk is een onderscheid te maken. Opties: een uitzondering/vrijstelling voor paarden maken of wellicht een lager tarief? Voordelen:

 Er is geen ander doel voor paarden die mank zijn. Als je paarden naar de slachterij brengt dan wordt er nog iets met het vlees gedaan. Het zou misschien zonde zijn om het te vernietigen. Paarden worden (vooralsnog) niet gefokt voor hun vlees.

Nadelen:

 Het is een ongelijk voordeel die lastig valt te verantwoorden.

 Mogelijk worden paarden door de vrijstelling wel gefokt voor hun vlees. Dat zou een ongewenst effect zijn.

Aanpakken zoals bij de verbruiksbelasting:

Een mogelijkheid is het aanpakken zoals de Wet op de verbruiksbelasting. Dat is via de manier van uitslag. Als de frisdrank buiten de inrichting wordt gebracht, is er sprake van uitslag. Met betrekking tot de uitslag van frisdrank wordt een verbruiksbelasting geheven. Dit komt, omdat er geen sprake mag zijn van een accijnsbelasting. Dit komt door de Richtlijn 2008/118/EEG, hier staat in wat allemaal gezien mag worden als accijns.

Wij kunnen de vleestaks hetzelfde vormgeven als de verbruiksbelasting. Wij hebben op basis hiervan een ruwe schets gemaakt hoe de wet eruit zou moeten gaan zien.

Artikel 1

Krachtens deze wet wordt een verbruiksbelasting geheven ter zake van de uitslag van vlees. Artikel 2

In deze wet en de daarop berustende bepalingen wordt verstaan onder uitslag: het brengen van vlees buiten het slachthuis.

De definitie van de woorden vlees en slachthuis zijn al genoemd in het Besluit slacht- en vleeskeuring (BES):

 vlees: gedood of geslacht vee of delen daarvan, al dan niet gekoeld of bevroren, ongeboren vruchten daaronder begrepen, met uitzondering van hoornen, hoeven, klauwen, borstels, haar, wol en huiden, voor zover niet afkomstig van varkens of van de onderpoten van herkauwers;

 slachthuis: het gebouw c.q. de gebouwen door het openbaar lichaam als openbare slachtplaats ingericht, alsmede het terrein behorend bij dit gebouw of deze gebouwen;

(16)

16 Mogelijke inspiratie:

CLM onafhankelijk kennis- en adviesbureau op het gebied van landbouw, voedsel, natuur en milieu Het CLM stelt dat belasting beste kan worden geheven op het moment dat vlees het slachthuis verlaat. Het CLM kwam op dit idee door het heffen van accijns op brandstoffen die uit depots worden geleverd. Het CLM stelt ook dat om concurrentieverstoring tegen te gaan, er bij import analoog wordt belast aan het systeem voor verbruiksbelastingen op de import van frisdranken.18

Accijnsheffing

Uitgangspunt bij de Accijns, beleidsregels accijnswetgeving is dat deze zoveel mogelijk wordt geheven wanneer accijnsgoederen de vrije verkoop ingaan. Om die reden bestaat er binnen de EU een stelsel van regels en vergunningen dat het mogelijk maakt om accijnsgoederen ´onder schorsing´ (d.w.z. dat er nog geen accijns hoeft te worden voldaan) te produceren, op te slaan, verzenden en ontvangen. Er ontstaat pas een verplichting tot het betalen van accijns op het moment dat de vergunninghouder accijnsgoederen uit zijn opslagplaats verstuurt zodat ze aan consumenten kunnen worden verkocht. Stel het gaat van lidstaat A naar lidstaat B, dan wordt accijns afgedragen in lidstaat B.

De vergunning is een ‘vergunning vervaardiging in een accijnsgoederenplaats’ of een ‘vergunning inrichting voor de vervaardiging van verbruiksbelastinggoederen’.19

Dit zou weer een slachthuis kunnen zijn. Daarnaast hebben slachterijen al vergunningen, dus daar kan worden aangehaakt. We kunnen bij het ‘Besluit slacht- en vleeskeuring (BES)’ aanhaken voor de begrippen slachthuis en dergelijke.

18 Hees, Verschuur en Wit 2013, p. 15.

(17)

17

Bijlage 4

Dia 1

Waar binnen de vleesketen belasting heffen?

Dia 2

1. Kan er in NL een heffing komen op vlees? 2. Belasten in de keten bij:

🞂Opfokkerij, fokkerij en/of het vermeerderingsbedrijf

🞂De houderij 🞂De slachterij 🞂Koel en vrieshuizen 🞂Verwerker/ verpakkerij 🞂Winkel 🞂Consumenten 3. Bijzondere opmerkingen Inhoud Dia 3

Kortweg: ja dit is mogelijk

Het kan echter geen accijns worden in verband met EU recht, maar een verbruiksbelasting.

Welke dieren vallen binnen deze heffing:

🞂Pluimvee

🞂Varkens

🞂Runderen

🞂Schapen en geiten

🞂Paarden

Kan er in NL een heffing komen op vlees?

(18)

18 Dia 4

Voordelen:

🞂Belasting per dier (reeds bij geboorte) is mogelijk. Een dier dat niet recreationeel wordt gehouden, maar als uiteindelijk doel heeft te worden geslacht, wordt op deze manier belast

Nadelen:

🞂Omzeiling

🞂Je hebt te maken met dieren die ziek worden en/of overlijden, waardoor ze uiteindelijk toch niet worden verwerkt in vlees.

🞂Dieren die melk of eieren produceren (die sterven) worden belast, terwijl ze niet worden gebruikt voor hun vlees

🞂Belasting per kilo vlees is hier niet mogelijk (slachtgewicht is hier nog niet bekend), tenzij je het per dier belast

🞂Met pluimvee onredelijk grote administratieve lasten

Belasten in de keten bij de opfokkerij, fokkerij en/ of het

vermeerderingsbedrijf

Dia 5

Wat wordt belast? Een dier bedoeld voor de vleesconsumptie. Worden de dieren uitgevoerd dan moet worden aangetoond dat het dier binnen 5 jaar niet zal worden geslacht, anders wordt het dier gekwalificeerd als een dier bedoeld voor vleesconsumptie en is er belasting verschuldigd.

Voordeel:

➢Uitvoer van dieren naar het buitenland (om ze daar te slachten) wordt ontmoedigd

➢Makkelijker te controleren voor de overheid

➢Er zal waarschijnlijk meer belasting binnen komen dan wanneer de bewijslast andersom zou zijn.

Nadelen:

➢Bij deze fictie een zware bewijslast voor de ondernemer.

◦Maar er zijn ook weinig dieren die worden geëxporteerd voor andere redenen

➢Zware bewijslast bij boerderij/houderij. Zij zullen gaan tegenstribbelen. Mocht vernietiging nodig zijn dan moet dit van tevoren worden aangegeven bij de overheid en moet goedkeuring worden verkregen om vrijgesteld te worden van de heffing over de vernietigde dieren. Dit is reeds opgenomen in het BES besluit.

Fictie

Dia 6

Voordelen:

🞂Belasting per kilo vlees is mogelijk indien wordt geheven over het eindgewicht van het dier (vlak voordat deze naar de slachterij gaat)

🞂Belasting per dier is mogelijk

🞂Makkelijke controle voor de overheid met de verplichte herkenningssystemen voor de dieren (denk aan de tag in het oor van een koe)

🞂Zowel consument als producent worden geprikkeld om minder vlees te eten en gebruiken

Nadelen:

🞂Levende dieren wegen kan lastig zijn en kan ook op een niet-diervriendelijke manier geschieden (denk ook aan manieren om het gewicht van dieren lager te laten uitvallen dan deze daadwerkelijk is door bijv. dehydratie)

🞂Eenzelfde soort belasting is makkelijker uit te voeren indien geheven wordt bij de slachterij en net zo effectief indien de fictie wordt inbegrepen

🞂Politieke redenen

🞂Eieren

Belasten bij de boerderij / houderij

(19)

19 Dia 7

Begrip slachthuis al gedefinieerd in artikel 1 wet Besluit Besluit slacht- en vleeskeuring BES Voordeel:

🞂Belasting per dier is mogelijk

🞂Belasting per kilo aan gewicht is mogelijk

🞂Belasting per kilo aan gewicht is binnen de keten hier het makkelijkst uit te voeren en zeer precies

🞂Door de fictie wordt ook de export grotendeels meegenomen in de nationale belasting

🞂Zowel consument als producent worden geprikkeld om minder vlees te eten en gebruiken Nadeel:

🞂Import kan hier lastig worden belast nu het niet veel voorkomt dat het buitenland hun dieren hier laat slachten

○Hiervoor is wel weer een fictie mogelijk: Dieren die worden geïmporteerd, worden geacht in Nederland te zijn geslacht, waardoor belasting (muv tegenbewijs) is verschuldigd

Belasten bij het slachthuis

Dia 8

Voordeel:

🞂Makkelijker als schakel, omdat hier ook de import langskomt Nadeel:

🞂Er zullen meer koel- en vrieshuizen zijn dan slachthuizen. Dit maakt het administratief veel lastiger. Het koel- en vrieshuis zit ook niet altijd apart, maar geïntegreerd in een meeromvattend bedrijf

Belasten bij koel- en vrieshuizen

Dia 9

Wat wordt belast: de verkoop van vlees aan consumenten. Nadeel:

🞂Bedrijven worden niet geprikkeld minder vlees te gebruiken in producten

🞂Grote administratieve lasten en lastig en onefficiënt te controleren

🞂Meer winkels dan slachthuizen en boerderijen

🞂70% van de productie gaat naar het buitenland Belasten bij de winkel

(20)

20 Dia 10

Wat wordt belast: de persoonlijke consumptie van vlees per persoon Nadeel:

🞂De Nederlandse consument zou dit niet willen

🞂Slecht controleerbaar

🞂Geen prikkel voor producenten

Belasten bij de consument

Dia 11

Paarden binnen Nederland worden doorgaans niet gehouden omwille van vlees. Wel worden deze geslacht door speciaalslagers op het moment dat ze niet meer goed voor hun doel kunnen dienen.

Paarden worden dus veelal geslacht, omdat dit simpelweg goedkoper is dan vernietiging.

Dus uitzondering voor paarden maken? Of een lager tarief? Discussiepunt: paarden

Dia 12

- Verbruiksbelasting;

- Zo vroeg mogelijk in de keten heffen: bij de boerderij/houderij of het slachthuis;

- Aparte wetgeving voor pluimvee en normaal vee;

- Liever bij slachthuis heffen vanwege politieke en fiscale redenen. Het is ook efficiënter.

(21)

21 Dia 13

Artikel 1:

Krachtens deze wet wordt een verbruiksbelasting geheven ter zake van de uitslag ‘en invoer/ export?’ van vlees. Artikel 2:

In deze wet en de daarop berustende bepalingen wordt verstaan onder uitslag: het brengen van vlees buiten het slachthuis.

Definitie vlees en slachthuis uit Besluit slacht- en vleeskeuring BES

●vlees: gedood of geslacht vee of delen daarvan, al dan niet gekoeld of bevroren, ongeboren vruchten daaronder begrepen, met uitzondering van hoornen, hoeven, klauwen, borstels, haar, wol en huiden, voor zover niet afkomstig van varkens of van de onderpoten van herkauwers;

●slachthuis: het gebouw c.q. de gebouwen door het openbaar lichaam als openbare slachtplaats ingericht, alsmede het terrein behorend bij dit gebouw of deze gebouwen;

Uitslag: brengen van vlees buiten een plaats die voor vlees als inrichting is aangewezen

(22)

22

Bijlage 5

Aantal slachterijen, uitsnijderijen en koel- en vrieshuizen

Eind 2018 waren er 252 slachthuizen in Nederland. Er waren toen 1.242 erkende uitsnijderen en 544 erkende koelhuizen.20

Handelaren hebben geen erkenning nodig en komen zelden in direct contact met het vlees dat ze verhandelen. Het precieze aantal handelaren is daarom onbekend.

In de onderstaande afbeelding zijn alternatieve routes aangegeven van de vleesketen. Niet elke stap in de schakel wordt noodzakelijkerwijs benut. Vlees dat in een uitsnijderij bewerkt is kan direct afgezet worden naar de retail. Er komt niet altijd opslag, verwerking of handel bij kijken. Dit is afhankelijk van contracten, aanwezige voorraden en de kwaliteit van het vlees. Het is daarnaast afhankelijk van de wensen van de retailorganisatie.

Ketenschakel import; zowel van derde landen als via intra verkeer uit EU-landen. 21

20 NVWA 2018 (2), p. 49.

(23)

23 Sub Inspectiepost (SIP) of een Buitengrens Inspectiepost (BIP)

Een BIP is een locatie die speciaal is ingericht om importkeuringen uit derde landen uit te voeren. Zendingen van levende dieren of dierlijke producten mogen uitsluitend via een door de Europese Commissie aangewezen Grenscontrolepost (GCP) de Europese Unie binnenkomen. De Nederlandse Voedsel- en Warenautoriteit (NVWA) controleert de zendingen in deze aangewezen GCP’s in samenwerking met de douane. Aangewezen GCP’s zijn te vinden op de luchthavens Schiphol en Maastricht en in de zeehavens in Rotterdam, Vlissingen, Harlingen, Eemshaven en Amsterdam.22

Koel- en vrieshuizen

De koel- en vrieshuizen zijn een belangrijke schakel in de keten van handel in vlees. Eind 2018 waren er 544 erkende koelhuizen in Nederland.23 Er bestaan verschillende erkenningen voor het uitvoeren

van verschillende handelingen. Voor bijvoorbeeld het mogen opslaan van niet EU-waardig vlees bestaat een aparte erkenning.24

De koel- en vrieshuizen zijn verenigd in de branchevereniging Koninklijke Nederlandse vereniging voor koel- en vrieshuizen (Nekovri). Nekovri is weer lid van the European Cold Storage and Logistics Association (ECSLA). Een koelhuis verleent een dienst en is verantwoordelijk voor de in- en

uitslaggegevens van het koel- en vrieshuis. Handelaren maken meestal gebruik van deze koel- en vrieshuizen, omdat ze zelf geen fysieke opslag hebben. 25

Inrichtingen die producten van dierlijke oorsprong verwerken, moeten worden erkend door de bevoegde autoriteit van de lidstaat. In Nederland is dat de NVWA. De NVWA heeft een vragenlijst

22 NVWA 2018 (1), p. 1-5.

23 NVWA 2018 (2), p. 49.

24 NVWA z.d. (1).

(24)

24 (ook wel: een beslisboom) gemaakt waaraan bedrijven hun activiteiten kunnen toetsen. Met deze beslisboom kan worden beoordeeld of een erkenning nodig is.26

Overige schema’s

27

26 NVWA 2013, p. 1-6.

(25)

25

28

(26)

26 Rapport Duurzaamheidsbijdrage vlees door CE Delft

De CE Delft onderzocht verschillende manieren waarop een duurzaamheidsbijdrage vorm kan worden gegeven. Een duurzaamheidsbijdrage is een heffing waarvan het tarief gelijk is aan de waarde (in euro’s) van de maatschappelijke schade vanwege de effecten van vleesconsumptie op het milieu. In dit rapport wordt een duurzaamheidsbijdrage gekozen omdat daarmee de

maatschappelijke kosten van vlees in de prijs verwerkt zijn, waardoor consumenten een keus op basis van gelijke prijsvorming kunnen maken.29

De CE Delft stelt voor om de bijdrage vorm te geven als een VEK: een vergoeding voor extra kosten. Dat betekent dat alle extra kosten die bij elke schakel worden veroorzaakt door het verduurzamen van het vlees, uiteindelijk bij de consument komen. Het systeem is daarmee te vergelijken met de btw-heffing. Voor de vormgeving van de VEK geeft de CE verschillende opties: VEK Basis en VEK Plus. De eerste is te realiseren op korte termijn, de laatstgenoemde is meer voor de langere termijn. 30 In

het navolgende wordt de VEK Basis verder uiteengezet.

De VEK Basis heeft twee varianten: de variant waarbij de duurzaamheidsbijdrage in rekening wordt gebracht bij supermarkten en slagerijen en de variant waarbij de duurzaamheidsbijdrage in rekening wordt gebracht bij de slachterijen en importeurs.31

Supermarkten en slagerijen

 Heffingspunt: verkoop aan consument.

 Belastingplichtige: supermarkt en slager/poelier.  Heffingsgrondslag: hoeveelheid verwerkt vlees.

à Verkoper betaalt een tarief op basis van het aantal kilogrammen en het soort vlees dat wordt verkocht. Het aantal belastingplichtigen wordt geschat op 8.420. Zij zullen dan ook de

administratieve lasten dragen en moeten investeren in de daarvoor benodigde IT-systemen.

Supermarktketens kunnen hiervoor een centraal systeem ontwikkelen voor alle winkels. Het zal gaan om een aanslagsysteem, waarbij wordt aangegeven hoeveel massa vlees is verkocht en welke vleesproducten zij verkopen. De vleesverwerkende industrie moet dus doorgeven hoeveel vlees er exact in hun producten zit. Op deze manier wordt ‘slechts’ een deel van de totale omzet wordt geraakt, waardoor schade meevalt.

Slachterijen en importeurs

 Heffingspunt: verkoop door slachterij en importeur.

 Belastingplichtige: slachterij en importeur karkassen en vleesproducten.  Heffingsgrondslag: hoeveelheid verwerkt vlees.

à Verkoper betaalt een tarief op basis van het aantal kilogrammen en het soort vlees dat wordt verkocht of wordt geïmporteerd. Omdat de vleesverwerkende industrie een grote importeur is zal zij, naast de slachterijen, ook een belastingplichtige worden. Het aantal belastingplichtigen wordt geschat op 1.795. De CE Delft stelt voor om hier een onderscheid te maken tussen geïmporteerd vlees en vlees dat zal worden geëxporteerd. Omdat het vlees dat geëxporteerd wordt niet zal worden geconsumeerd, wordt voorgesteld om exportvlees niet te belasten. Omdat geïmporteerd vlees wel zal worden geconsumeerd, wordt voorgesteld om dit vlees wel te belasten. Om dit verschil te bewerkstelligen, zullen de belastingplichtigen moeten bijhouden wel vlees voor de export

bestemd is en welk vlees geïmporteerd is. De CE stelt dat dit een complexe administratie met zich

29 Vergeer, Rozema, Odegard en Sink 2019, p. 5.

30 Vergeer, Rozema, Odegard en Sink 2019, p. 8.

(27)

27 mee brengt. Op deze manier wordt de totale omzet geraakt, waardoor de schade hoger is dan de vorige variant.

De TAPP Coalitie stelde voor om met haar ‘variant 1’ aan te haken bij de bestaande

verbruiksbelasting in Nederland. Verbruiksbelasting wordt geheven op alcoholvrije dranken. De belasting wordt per liter geheven. De verbruiksbelasting wordt niet geheven op aan de consument verkochte producten, maar op in Nederland vervaardigde of geïmporteerde producten; bij export en bij verwerking van de producten in andere levensmiddelen vindt een teruggaaf plaats. Analoog aan de verbruiksbelasting zijn import/exportcorrecties noodzakelijk.

Slachterij (tekst van vorige bijeenkomst van groepje Amanda, Petra, Rosalie)

Consumenten kopen vlees(producten) afkomstig uit Nederlandse slachthuizen en buitenlandse slachthuizen. Andersom gaat een deel van in de Nederland geslachte dieren als export naar het buitenland.

Zonder import/exportcorrecties wordt vlees van dieren die in het buitenland zijn geslacht niet belast bij verkoop in Nederland; tegelijkertijd wordt export uit Nederland wel belast. Deze

import/exportcorrecties hebben een aanzienlijk omvang van de totale productie van vlees.

Om dit mogelijk te maken, zijn investeringen nodig in IT-systemen om de aangifte te doen, als ook in een systeem om bij te houden hoeveel kilogram vlees zij verkopen en welk deel van het vlees is bestemd voor Nederlandse afnemers.32

In artikel 3 van het Besluit slachten- en vleeskeuring (BES) is reeds het volgende opgenomen: Artikel 3

1 Hij die vee wil slachten of doen slachten geeft daarvan tevoren kennis aan de door Onze Minister aangewezen ambtenaar of persoon.

2 Bij ministeriële regeling kunnen nadere regels worden gesteld over de kennisgeving, bedoeld in het eerste lid, en over de wijze waarop vee mag worden geslacht.

Slachterijen kunnen gemakkelijk aantal kilo’s doorgegeven. Die cijfers zijn namelijk al noodzakelijk als ze het vlees willen verkopen aan een supermarkt. Vaak staat op de verpakking vermeld hoeveel procent vlees het bevat. De kennis van de hoeveelheid vlees dat een product bevat is dus al aanwezig.

Ook is de slachterij voor alle dieren uniform. Slachten moet bij ieder dier gebeuren om te worden verwerkt in vleesproducten. Slachterijen zijn dus een gunstige schakel om te hanteren als

belastingplichtige.

Definitie vleesverwerker CBS

Vleesverwerking (niet tot maaltijden). Deze klasse omvat:

- Vervaardiging van geconserveerd, gedroogd, gezouten of gerookt vlees;

- Vervaardiging van producten van vlees en van vleeswaren, zoals worst, vleesextracten en vleessappen;

- Vervaardiging van vlees en vleeswaren van pluimvee.

Bij de vervaardiging van vleeswaren kan worden uitgegaan van zelf slachten dan wel van ingekocht vlees. Het verwerkte vlees is alleen bestemd voor verkoop aan andere bedrijfsmatige gebruikers (groothandelaren, winkeliers en/of andere vleesverwerkende bedrijven).

(28)

28 Deze klasse omvat niet:

- Vervaardiging van vers, gekoeld of bevroren vlees als hele dieren of in delen; - Vervaardiging van kant-en-klaarmaaltijden, vleessnacks en vleessalades; - Vervaardiging van soepen die vlees bevatten;

- Proportioneren, uitbenen e.d. van ingekocht vlees c.q. ingekochte niet-zelf geslachte dieren; - Vervaardiging van vleeswaren en verwerking van vlees met rechtstreekse levering aan de

consument wordt tot de detailhandel (slagerijen) gerekend.33

(tekst van vorige bijeenkomst van groepje Amanda, Petra, Rosalie):

De vleesverwerkende industrie krijgt als heffingssubject bij verkoop aan de volgende schakel te maken met een bescheiden toename van de administratieve lasten. Het gaat veelal slechts om het doorgeven van de hoeveelheid massa vlees die in de producten zit. We gaan ervan uit dat deze informatie reeds bekend is bij de vleesverwerkende industrie. Om te beginnen is er de verplichting om de ingrediënten te registreren en op het etiket weer te geven. Daarnaast verwachten wij dat vleesverwerkers, om inzicht te hebben in hun kosten, ook inzicht hebben in de hoeveelheid verwerkt vlees in hun producten. In sommige gevallen staat dit reeds op het etiket (t.b.v. bijvoorbeeld

marketingdoeleinden). Koel en vrieshuizen Voordeel:

 Hier komt ook de import langs;

 Vlees moet altijd gekoeld worden. Nadeel:

 Het koel- en vrieshuis zit ook niet altijd apart, maar geïntegreerd in een meeromvattend bedrijf. Dit hoeft geen nadeel te zijn, maar ligt eraan hoe de erkenning hieromtrent met de NVWA is geregeld. Hier hebben we over gebeld. Uit de lijst met erkende bedrijven op de site van het NVWA blijkt dat er bedrijven zijn die zowel een vergunning hebben voor het slachten van dieren, als voor het hebben van een koelhuis. Daaruit lijkt te volgen dat indien men zowel slacht als een eigen koelhuis heeft hier alsnog twee vergunningen voor nodig zijn.

 Hoewel vlees altijd gekoeld moet worden, blijft het optioneel om gebruik te maken van een koelhuis. Is het duidelijk welk deel van de totale ‘vleesomvang’ in een koelhuis terecht komt?

Supermarkt

Voor autobrandstoffen is op Europees niveau een verplicht aandeel duurzame brandstoffen ingevoerd. Dit loopt op tot 10% in 2020. Dit geldt voor alle bedrijven die autobrandstoffen aan consumenten verkopen. Analoog hieraan is het denkbaar dat bedrijven die eiwitproducten verkopen aan consumenten verplicht worden een bepaald percentage plantaardige eiwitten te verkopen. Het is mogelijk om dit in te voeren voor supermarkten en slagers. Denkbaar is om ook de horeca onder zo’n plantaardige eiwit leveranciersplicht te laten vallen.

Leveranciers kunnen een dergelijke verplichting op twee manieren invullen. Allereerst is het mogelijk om bij allerlei gemengde vleesproducten een deel van het vlees te vervangen door plantaardige eiwitten. In veel supermarkten wordt deze optie reeds toegepast, met de claim dat dergelijke producten gezonder zijn. Het bijmengen van plantaardige ingrediënten is een interessante optie om de vleesconsumptie te verlagen zonder dat consumenten hun gedrag hoeven te veranderen.

(29)

29 Meatless is een goede vleesvervanger, is 100% plantaardig en is gemaakt van lupine, tarwe of rijst. In verschillende producten op de Nederlandse markt wordt dit al ‘bijgemengd’ tot 50% van het gewicht van het vleesproduct. Bijmengen is goed mogelijk in gehakt en producten die al uit meerdere

vleessoorten bestaan, zoals worst.34

In 2010 bestond 19% van de huishoudelijke consumptie van vlees uit gehakt en 11% uit gemengde vleesproducten.35 In de berekening is aangenomen dat paardenvlees alleen in gemengde

vleesproducten wordt gebruikt, en dat de producten voor de rest evenredig zijn samengesteld uit rundvlees, varkensvlees en kip.

De tweede optie voor leveranciers is het verkopen van 100% plantaardige eiwitproducten. Via bijvoorbeeld aanbiedingen, routing door de supermarkt, plaatsing in het schap en receptkaarten met vegetarische suggesties kunnen bedrijven de verkoop van deze producten verhogen.36

Voordeel:

 Omdat vlees slechts een deel van de totale omzet van de supermarkten is, zal de schade vergeleken met die van de slachterijen veel kleiner zijn.

Nadeel:

 Er zijn veel meer belastingplichtigen, indien elke supermarkt over het vlees belasting zal moeten gaan betalen. Er zijn echter negen grote supermarktketens, dus misschien kunnen we daar iets mee.

34 Odegard, Bergsma 2012, p. 36.

35 PVE 2010, p. 11.

(30)

30 Europeesrechtelijke beperkingen:

Art. 30 VWEU:

In- en uitvoerrechten of heffingen van gelijke werking als douanerechten zijn tussen de lidstaten verboden (artikel 30 EU-Werkingsverdrag). Hierop zijn geen uitzonderingen. Douanerechten zijn inmiddels afgeschaft, maar de heffingen van gelijke werking kunnen nog problemen geven. Volgens vaste rechtspraak vormt elke eenzijdig opgelegde geldelijke last, ongeacht de benaming of de structuur ervan, die wegens grensoverschrijding over goederen wordt geheven en geen douanerecht is, een heffing van gelijke werking (zie bijvoorbeeld C-90/94, Haahr Petroleum). Als een heffing onderdeel uitmaakt van algemeen stelsel van binnenlandse belastingen waardoor nationale en in- of uitgevoerde producten volgens dezelfde criteria stelselmatig worden getroffen is er geen sprake van een heffing van gelijke werking (zie bijvoorbeeld arrest C-441/98 Michaïlidis).

Art. 110 VWEU:

Naast bovenstaand verbod op douanerechten en heffingen van gelijke werking bestaat er op grond van artikel 110 Werkingsverdrag ook een fiscaal discriminatieverbod. Artikel 110

EU-Werkingsverdrag bestaat uit twee delen. In de eerste plaats verbiedt het de lidstaten hogere

binnenlandse belastingen te heffen op producten uit andere lidstaten dan die welke op gelijksoortige nationale producten worden geheven. 'Gelijksoortige producten' zijn die producten die vanuit het perspectief van de consument in dezelfde behoefte voorzien en die gelijksoortige objectieve kenmerken hebben.

In de tweede plaats verbiedt artikel 110 EU-Werkingsverdrag de lidstaten zodanige binnenlandse belastingen te heffen, dat daardoor andere (concurrerende) producties zijdelings worden

beschermd. Ondanks dat goederen niet gelijksoortig zijn, kunnen zij elkaar concurrentie aandoen, waardoor een hoge belasting op het ene goed het andere kan beschermen (168/78, Commissie - Frankrijk). Zo is bijvoorbeeld goedkope wijn volgens het Hof gelijksoortig aan bier (170/78, Commissie - VK).

De artikelen 30 en 110 kunnen niet cumulatief van toepassing zijn: een financiële last wordt niet gekwalificeerd als heffing van gelijke werking wanneer hij behoort tot een algemeen stelsel van binnenlandse belastingen waardoor categorieën producten stelselmatig worden getroffen volgens objectieve, onafhankelijk van de oorsprong van de producten toegepaste criteria, in welk geval hij binnen de werkingssfeer van artikel 110 van het EU Werkingsverdrag valt (zie bijvoorbeeld C-213/96, Otokumpu Oy).

Of een financiële last als heffing of als belasting gekwalificeerd wordt, heeft een groot gevolg. Op grond van artikel 30 EU-Werkingsverdrag is elke belemmering verboden. Dus ook een heffing die niet discriminatoir is, is niet toegestaan. Bij artikel 110 EU-Werkingsverdrag staat niet een

belemmeringenverbod maar juist een discriminatieverbod centraal. Met andere woorden, een belastingheffing is toegestaan mits er geen onderscheid wordt gemaakt naar buitenlandse en nationale producten.

Artikelen 34 en 35 VWEU vinden geen toepassing omdat het gaat om kwantitatieve beperkingen. Kwantitatieve beperkingen zijn alle wettelijke of bestuursrechtelijke voorschriften of administratieve maatregelen die de in- of uitvoer van één of meer producten naar de hoeveelheid of naar de waarde van de goederen beperken. Men spreekt dan van ' quotering' of ' contingentering'.37

(31)

31

Bijlage 6

Dia 1

De mogelijkheden van het heffen van vlees vanaf het

slachthuis

Dia 2

De keten in beeld in Nederland

Risicobeoordeling roodvleesketen NVWA, 2015

(32)

32 Dia 4

Dia 5 De schakels die kunnen worden

overgeslagen

Bron: Fraude in de vleesketen, NVWA 2015

Dia 6 Vereenvoudigde keten van import vlees van

(33)

33

Dia 7 Aangevulde keten import

Dia 8 Argumenten van TAPP-coalitie om bij

supermarkten te heffen en niet bij de slachthuis:

•Voor het slachthuis is het lastig te weten welk aandeel wordt geëxporteerd. Bij supermarkten heb je hier geen last van •Grote impact voor het slachthuis, niet voor de supermarkten

⮚Meer schade voor het slachthuis dan voor de supermarkten

Dia 9

3 varianten van de ‘inrichting’: 1. Heffen bij het slachthuis en het heffen van import 2. Heffen bij koel- en vrieshuizen

(34)

34 Dia 10

Slachterijen en import

•Groot deel van export zal wel worden belast. Hierdoor kan zowel import als export worden belast (zie volgende plaatje) •Heffingsplichtige: slachterij en importeur van karkassen en

vlees(producten)

•Maar er zullen veel importeurs zijn

•Ongeveer 22 grote slachthuizen en tussen de 161 en 200 kleine slachthuizen

•Er kan een fictie komen

Dia 11

Dia 12

Koel- en vrieshuizen •Verlaten van het terrein van het koel- en vrieshuis.

•Hiermee wordt import gevangen

•Alleen levende dieren worden niet gevangen (maar zijn er weinig) •Ook worden producten die niet gekoeld worden niet gevangen

•Slachthuizen worden geacht een koelhuis te hebben

•Hierdoor wordt de koelhuis als schakel niet overgeslagen

•Nadeel: veel administratie m.b.t. kijken of het vlees al in een koelhuis is geweest

(35)

35 Dia 13

Vleesverwerker •Is de laatste schakel in de keten

•Ongeveer 270 vleesverwerkers in 2020 •Zijn bekend met de hoeveelheden vlees •Zijn bekend met welk deel geëxporteerd wordt

Dia 14 Definitie vleesverwerker Cbs:

•Vleesverwerking (niet tot maaltijden) •Deze klasse omvat:

•- vervaardiging van geconserveerd, gedroogd, gezouten of gerookt vlees;

•- vervaardiging van producten van vlees en van vleeswaren, zoals worst, vleesextracten en vleessappen. •- vervaardiging van vlees en vleeswaren van pluimvee.

•Bij de vervaardiging van vleeswaren kan worden uitgegaan van zelf slachten dan wel van ingekocht vlees. •Het verwerkte vlees is alleen bestemd voor verkoop aan andere bedrijfsmatige gebruikers (groothandelaren,

winkeliers of andere vleesverwerkende bedrijven) •Deze klasse omvat niet:

•- vervaardiging van vers, gekoeld of bevroren vlees als hele dieren of in delen (10.11); •- vervaardiging van kant-en-klaarmaaltijden, vleessnacks en vleessalades (10.85); •- vervaardiging van soepen die vlees bevatten (10.89);

•- proportioneren, uitbenen e.d. van ingekocht vlees c.q. ingekochte niet-zelfgeslachte dieren (46.32); •- vervaardiging van vleeswaren en verwerking van vlees met rechtstreekse levering aan de consument wordt tot

(36)

36

Bijlage 7

Wetsvoorstel met betrekking tot de koel- en vrieshuizen

In dit document wordt nader ingegaan op de mogelijkheid om de koel- en vrieshuizen te betrekken in de heffing op het onttrekken van dieren uit de veestapel. Het is naar onze mening belangrijk om de koel- en vrieshuizen in deze heffing te betrekken, omdat een groot deel van het geïmporteerde vlees daarmee kan worden belast. Geïmporteerd vlees komt pas betrekkelijk laat de vleesketen in,

waardoor bij een heffing eerder in de keten, geïmporteerd niet wordt meegenomen. Daarmee wordt een groot deel ontzien van heffing. Door koel- en vrieshuizen in de heffing te betrekken, wordt dit probleem opgelost.

In dit document zal eerst worden ingegaan op het bepalen van het subject in verhouding tot de koel- en vrieshuizen. Daarna zal worden bepaald in hoeverre het belastbare feit moet worden gewijzigd, om de koel- en vrieshuizen ook belastingplichtig te kunnen maken. Tot slot zal worden ingegaan op eventuele problematische factoren.

Subject van de heffing

Mogelijke opties zijn de koelhuizen zelf, koelwagens en geïntegreerde koelhuizen.

Diverse koel- en vrieshuizen verpakken of verwerken zelf ook vleesproducten. De NVWA erkent eind 2018 Nederland zo een 544 koel- en vrieshuizen en geeft de volgende definitie voor een koel- en vrieshuis: ‘Een inrichting waar door andere bedrijven geproduceerde levensmiddelen van dierlijke oorsprong onder geconditioneerde omstandigheden worden opgeslagen’.3839

Je kunt het in ons wetsvoorstel als volgt vormgeven: de belasting wordt geheven bij koel- en vrieshuizen indien nog niet op een eerder moment belasting is geheven in de keten. Anders bij ‘onttrekking van de veestapel’ neem je dan ook de import mee.

Object van de heffing

Opties voor het belastbare feit zijn het binnenkomen in een koelcel of het verlaten van een koelcel. Dit laatste kunnen we dan vormgeven als: het ter beschikking stellen van (verwerkt) vlees aan derden dat niet reeds belast is geweest op een eerder moment in de keten. Hier vangen we dan ook een hoop import mee. Het heffingssubject zal dan in de meeste gevallen dan de vervoerder zijn. Producten uit niet-EU-landen (oftewel: ‘derde landen’) mogen alleen via door de EU erkende

invoerposten (BIP’s) worden geïmporteerd. Producten die Nederland doorlaat, hebben vrije toegang tot andere EU-landen en omgekeerd. Rotterdam en Schiphol zijn de grootste Nederlandse BIP’s voor de handel in vlees. Rotterdam heeft vijf officieel erkende inspectielocaties, die ook dienst doen als commercieel koel- en vrieshuis. Het controleregime voor partijen vlees die uit derde landen worden aangevoerd omvat de volgende drie stappen: een documentatiecontrole, overeenstemmingscontrole en een materiële controle.40

Problematische factoren

Je hebt te maken met dierenresten die meermaals in een koelcentrum terecht kunnen komen: wellicht eerst in grotere brokken en daarna in verwerkte producten. De vraag is hoe je hier mee om wilt gaan en of dubbele belasting in dat geval wenselijk is. Al denken wij dat het gemakkelijk is te achterhalen waar het (inmiddels verwerkte) vlees vandaan komt en dan ook of het al eens belast is.

38 NVWA z.d. (2).

39 NVWA 2018 (2), p. 49.

(37)

37 Denk bijvoorbeeld aan vlees dat ziektes bevat en in de schappen ligt bij een supermarkt. Vaak wordt dan vrij snel achterhaald waar dit vlees vandaan komt. Met belasting zou dit op een soortgelijke manier moeten kunnen.

(38)

38

Bijlage 8

Scriptie Slachttaks – Omvang van de subjectieve belastingplicht Doelen van de wet ‘Slachttaks’:

 Dierenwelzijn;

 Klimaat-impact (uitstoot van stikstof, CO2, enz.);

 Volksgezondheid (bij het eten van vlees);

 Geen verstoring van de economie;

 Makkelijk uitvoerbaar;

 Komen tot een behapbaar aantal belastingplichtigen.

1.1 Definitie megastallen volgens Landbouwuniversiteit Wageningen en Alterra41:

Megastallen zijn de stallen met ten minste:  120.000 leghennen;

 220.000 vleeskuikens;  250 melkkoeien, of  7.500 Vleesvarkens.

De aantallen dieren die Landbouwuniversiteit Wageningen en Alterra hanteren lijken gemeengoed te zijn geworden. Wil je voor de heffing andere aantallen dieren hanteren, dan dien je met een

alternatieve term voor ‘megastallen’ te komen, om spraakverwarring te voorkomen. Een voorbeeld is: ‘grote veehouderij’ of ‘intensieve veeteelt’.

Hoeveel megastallen zijn er momenteel, uitgaande van bovenstaande getallen? Hoe verloopt de stijging van deze aantallen tussen 2007 en 2019?

Er zijn slechts cijfers tot en met 2017 bekend. Het aantal megastallen in Nederland is in zeven jaar tijd gestegen met 76 procent, van 456 in 2010 naar 801 in 2017. De toename komt vooral doordat het aantal melkkoe-megastallen meer dan verdubbelde, namelijk van 197 naar 439. Daarmee heeft deze sector het hoogste aantal megastallen. Per jaar leven in Nederland 75 miljoen dieren in een megastal. Geiten, moedervarkens en legkippen hebben de grootste kans in een megastal terecht te komen. Vleeskalveren leven relatief het minst vaak in een megastal. 42

Een megastal is meestal een verzameling van meerdere stallen die dicht bij elkaar staan. Er is sprake van een megastal als op één locatie meer dieren leven dan 7.500 vleesvarkens, 1.200 fokvarkens, 120.000 leghennen, 220.000 vleeskuikens, 250 melkkoeien, 2.500 vleeskalveren of 1.500 geiten.4344

1.2 Oppervlakte bedrijf als heffingsmaatstaf

Als de oppervlakte van het bedrijf als heffingsmaatstaf wordt gehanteerd, dan kan voor het bepalen wie belastingplichtige is gekeken worden naar wie onroerende zaakbelastingplichtig is. Als

‘genothebbende’ (eigenaar of gebruiker) van het bedrijf (de stallen e.d.) wordt aangemerkt ‘degene

41 Alterra is het Nederlandse kennisinstituut voor de groene leefomgeving. Alterra maakt samen met o.a. de

Wageningen Universiteit deel uit van Wageningen University and Research Centre. Alterra levert expertise op het gebied van de groene ruimte en het duurzaam maatschappelijk gebruik ervan: kennis van water en klimaat, bodem, milieu, natuur en biodiversiteit, bos en landschap, duurzaam ruimtegebruik, geo-informatie en remote sensing.

42Wakker Dier 2019 (1), p. 9.

43 Gies, Naeff en Van Os 2015, p. 1-7.

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

In de tweede plaats heeft het wetsvoorstel als doel om te borgen er meer ruimte in de financiering komt voor kosten, waarvan is geconstateerd dat deze niet goed opgenomen kunnen

onderkende uitreiziger: persoon ten aanzien van wie door de daartoe bevoegde opsporingsdiensten of inlichtingen- en veiligheidsdiensten aan Onze Minister is gemeld dat deze zich

De mensen in de tijd van jagers en boeren zouden opkijken als ze hoorden welke vriendelijke dieren wij om ons heen hebben.. De jagers-verzamelaars waren omringd door wilde,

De Partij voor de Dieren vindt het belangrijk dat wij het geld alleen uitgeven als het milieu en de natuur er niet slechter van worden..

Zoals hierboven beschreven kan een schuldenaar op basis van artikel 288, eerste lid, onderdeel b, Fw in principe niet worden toegelaten als hij in de vijf jaar 15 voorafgaand

ter verkrijging van verbeterde arbeidsvoorwaarden. Het is de internationale sociaaldemokratie, waarin de arbeiders der geheele wereld, die tot bewustzijn van hunne taak in

• het overzicht van de bijdrage van in totaal € 4.500 of meer die de partij in dat ka lenderjaar van een gever heeft ontvangen, met daarbij de gegevens die op grond van artikel

lijkt mij nergens een oplossing voor en het maatschappelijk draagvlak voor de strafpraktijk zal er ook niet door toenemen: het Wetsvoorstel straffen en bescher- men schiet daarmee