• No results found

Een kwantitatief onderzoek naar de relatie tussen sociaal- en cultureel kapitaalbezit en de beeldvorming omtrent genderneutralisering in Amsterdam

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "Een kwantitatief onderzoek naar de relatie tussen sociaal- en cultureel kapitaalbezit en de beeldvorming omtrent genderneutralisering in Amsterdam"

Copied!
64
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

(Bron: https://museumactueel.nl/genderneutrale-toiletten-het-rijks-en-stedelijk/)

Een kwantitatief onderzoek naar de relatie tussen sociaal- en cultureel kapitaalbezit en de beeldvorming omtrent genderneutralisering in Amsterdam.

Adela Kadric Universiteit van Amsterdam Algemene Sociale Wetenschappen Bachelorscriptie

10648925 Eerste lezer: Rosanne van Wieringen Tweede lezer: Anouk Kootstra 26 februari 2018

(2)

Inhoudsopgave

Voorwoord ... 2 Samenvatting ... 3 Inleiding ... 4 Theoretisch kader ... 5 Beeldvorming ... 6

Gender als sociaal construct ... 7

Beeldvorming omtrent genderneutralisering... 9

Kapitaal ... 10

Sociaal kapitaal ... 11

Cultureel kapitaal ... 12

Kapitaalbezit en beeldvorming gender ... 14

Millennials ... 14 Verwachtingen ... 16 Interdisciplinariteit ... 16 Probleemstelling ... 17 Maatschappelijke relevantie... 20 Wetenschappelijke relevantie ... 20 Methodologie ... 21 Onderzoeksdesign ... 22 Methode ... 22 Operationalisering ... 23 Respondenten ... 25 Dataverwerking- en analyse ... 25 Datapreparatie ... 26 Factoranalyse ... 28 Aannames ... 30 Databeschrijving ... 30 Correlatieanalyse ... 32 Meervoudige regressieanalyse ... 34 Conclusie en discussie ... 37 Conclusie ... 37 Discussie ... 41 Literatuur ... 44 Bijlagen ... 48 Bijlage 1: Operationaliseringschema’s ... 48 Bijlage 2: Onderzoeksinstrument ... 50 Bijlage 3: SPSS outputs ... 54

(3)

Voorwoord

Afgelopen tijd is genderneutralisering veel aan bod gekomen in de Nederlandse maatschappij. In mijn omgeving was het vaak gesprek van de dag. Ik merkte snel dat de meningen heel erg uiteenliepen over genderneutralisering. Ik vond dat bijzonder, want het is iets belangrijks waar we gaandeweg steeds meer mee te maken zullen krijgen. Dit heeft mij op het idee gebracht om onderzoek te doen naar de

beeldvorming van genderneutralisering. Vol trots presenteer ik deze scriptie om hiermee mijn studie Algemene Sociale Wetenschappen af te ronden.

Allereerst wil ik van de gelegenheid gebruik maken om Rosanne van

Wieringen te bedanken voor de goede begeleiding tijdens het onderzoeksproces. De gegeven feedback en het aansporen tot kritisch denken hebben mij enorm geholpen. Mede dankzij de begeleiding die ik heb gekregen, heb ik dit onderzoeksproces als aangenaam ervaren. Daarnaast wil ik ook graag Anouk Kootstra bedanken voor het lezen en beoordelen van dit onderzoek. Verder wil ik graag mijn familie en vrienden bedanken die me hebben bijgestaan tijdens dit onderzoeksproces toen het even tegen zat. Uiteindelijk ben ik heel blij met het resultaat en hoop ik dat u dit met plezier leest.

Adela Kadric Amsterdam, februari 2018

(4)

Samenvatting

Dit onderzoek richt zich op de relatie tussen sociaal- en cultureel kapitaalbezit en beeldvorming omtrent genderneutralisering. Bij beeldvorming krijgen mensen, objecten of zaken een betekenis die geïnterpreteerd wordt vanuit eigen ervaring. Eigen ervaring die voortkomt vanuit een bepaald kapitaalbezit. Sociale netwerken, opvoeding, onderwijs en culturele normen kunnen bijdragen aan beeldvorming is uit de literatuur gebleken. Op basis hiervan zijn er hypothesen opgesteld waarin de invloed van sociaal en cultureel kapitaal naar voren wordt gehaald.

Bij de verzameling van de data zijn er uiteindelijk 98 ingevulde enquêtes statistisch geanalyseerd met SPSS. De enquête is verspreid via verschillende groepen op

Facebook. De enquêtes bevatten vragen waarmee het sociaal en cultureel kapitaal van de respondent in kaart is gebracht. Daarnaast bevatten de enquêtes vragen en

stellingen over beeldvorming van genderneutralisering. Uiteindelijk zijn er vanuit de theorie drie factoren naar voren gekomen: beeld van genderneutralisering,

verwachting van genderrollen en omgang met gender. Voor de analyse van dit onderzoek is er eerst een factoranalyse uitgevoerd. Vervolgens zijn er meervoudige regressieanalyses uitgevoerd.

Uit de resultaten kan geconcludeerd worden dat cultureel kapitaal een goede voorspeller is van beeldvorming omtrent genderneutralisering. Dit betekent hoe meer sociaal en cultureel kapitaal iemand bezit, hoe positiever diegene is over

genderneutralisering. Daarnaast is er uit de resultaten gebleken dat sociaal kapitaal geen significant effect op de beeldvorming omtrent genderneutralisering. Een aanbeveling voor vervolgonderzoek is om te kijken naar andere mogelijke effecten, zoals bijvoorbeeld seksuele geaardheid, religie en politieke voorkeur.

(5)

Inleiding

Genderneutraal is verkozen tot het meest irritante woord van 2017 (Born, 7 december 2017). Desondanks kiest Amsterdam voor een genderneutraal beleid om niemand meer buiten te sluiten. Gemeente Amsterdam heeft besloten dat openbare gebouwen in de gemeente genderneutrale toiletten krijgen. Daarnaast kiest Gemeente

Amsterdam ervoor om haar bewoners niet met ‘dame’ of ‘heer’ aan te spreken, maar op een universele manier door ‘Beste bewoner’ of ‘Beste Amsterdammer’ te

gebruiken in de aanhef (Metro, 28 juli 2017). De Nederlandse Spoorwegen kiezen ook voor een genderneutraal beleid, waarbij zij de reizigers omroepen met ‘Beste reiziger’ zonder nadruk te leggen op geslacht (Bolle, 28 juli 2017). Winkelketen Hema treedt in de voetsporen van de gemeente en de NS en kiest ervoor om alle genderaanduidingen in labels van kinderkleding en in de winkels te verwijderen (Witteman, 20 september 2017). De neurowetenschapper Daphna Joel vindt dit initiatief voor kinderkleding ‘geweldig’. Volgens haar is er geen verschil in het brein op basis van geslacht, maar het brein verschilt per individu (Witteman, 20 september 2017).

Kortom, er kan gesteld worden dat Nederland aan het ‘genderneutraliseren’ is. Amsterdam wil door middel van een genderneutraal beleid voorkomen dat ze

bewoners buitensluit. De genderneutrale aanhef die Amsterdam gebruikt hoort bij de Roze Agenda van Gemeente Amsterdam. Dit is een vierjarenplan waarmee Gemeente Amsterdam de veiligheid en sociale acceptatie van lesbische, homoseksuele,

biseksuele, transgender en intersekse (LHBTI) personen probeert te vergroten (HP De Tijd, 26 juli 2017). Deze veranderingen brengen zowel positieve als negatieve reacties met zich mee vanuit de maatschappij. Deze reacties hebben te maken met de

beeldvorming omtrent genderneutralisering. Die beeldvorming ontstaat doordat mensen een subjectieve betekenis toekennen aan iets vanuit eigen ervaring, traditie en gewoonte (Komter in Smelik, Buikema & Meijer, 1999). Bij beeldvorming gaat het vooral om wat als ‘normaal’ gezien wordt. Beeldvorming komt voort uit het

socialisatieproces. In het socialisatieproces worden maatschappelijke verwachtingen, gedragingen, normen en waarden aangeleerd en geïnternaliseerd (Mead, 1934; Sharp, 2015). De invloed van ouders en peers is hierin van groot belang (Ide, Parkerson, Haertel & Walberg, 1981; Merton, 1957). Opvoeding en socialisatie maken samen met opleidingsniveau deel uit van cultureel kapitaal. Sociaal kapitaal gaat over de

(6)

sociale contacten die iemand rijk is (Bourdieu, 1977). Beeldvorming vormt zich vanuit eigen ervaring, ervaring die voort kan komen vanuit een bepaald kapitaalbezit. Daarom richt dit onderzoek zich op beeldvorming omtrent genderneutralisering in combinatie met sociaal- en cultureel kapitaalbezit.

Het doel van dit onderzoek is de relatie tussen sociaal- en cultureel

kapitaalbezit en de beeldvorming omtrent genderneutralisering te verklaren. Allereerst wordt het theoretisch kader besproken, waarin het algemene begrip beeldvorming uitgelegd wordt. Vervolgens zal het begrip gender onder de loep genomen worden, waarbij uitgelegd wordt dat gender een sociale constructie is. Daarna wordt de theorie van Bourdieu (1977; 1984; 1986) over sociaal en cultureel kapitaal uitgelicht. Verder wordt de probleemstelling van het onderzoek beschreven met de bijbehorende

deelvragen die helpen een antwoord te formuleren op de hoofdvraag. Vervolgens wordt het methodologische gedeelte uitgewerkt, waaruit blijkt hoe dit onderzoek opgezet is. Ten slotte worden de resultaten uit het onderzoek besproken en wordt er een conclusie gevormd waarbij er aanbevelingen gegeven worden voor

vervolgonderzoek.

Theoretisch kader

Dit theoretisch kader geeft een onderbouwing voor de theoretische concepten die behandeld worden. Allereerst zal het begrip beeldvorming beschreven worden en hoe beeldvorming ontstaat. Vervolgens zal er een koppeling gemaakt worden naar gender als sociaal construct. De beeldvorming van gender heeft te maken met stereotypen die ontstaan in het socialisatieproces waar de invloed van ouders en peers van groot belang is. In dit socialisatieproces worden maatschappelijke verwachtingen, gedragingen, normen en waarden overgedragen. In hetzelfde socialisatieproces vergaren individuen kapitaal. Vervolgens zal er een link gelegd wordt tussen

beeldvorming en kapitaalbezit, waarbij beeldvorming wordt gevormd vanuit je eigen ervaring, ervaring die voort kan komen vanuit een bepaald kapitaalbezit.

(7)

Beeldvorming

Om te achterhalen hoe beeldvorming omtrent genderneutralisering gevormd wordt, is het belangrijk om beeldvorming in het algemeen uit te leggen. Beeldvorming gaat over het proces waarbij er een beeld wordt gevormd door een individu van de

maatschappelijke werkelijkheid. Beeldvorming is betekenisgeving vanuit een sociale interpretatie. Mensen, objecten of zaken krijgen een betekenis die geïnterpreteerd wordt vanuit ervaring (Kester, 2007). Kortom, beeldvorming is het beeld dat wij vormen van de wereld en bepaalt hoe wij naar de wereld kijken (Smelik, Buikema & Meijer, 1999)

Beeldvorming is er in verschillende vormen. De bekendste vorm van

beeldvorming is de stereotype beeldvorming. Volgens Dyer (1993) krijgen individuen door stereotypering een bepaalde stempel opgedrukt, gebaseerd op negatieve of positieve karaktereigenschappen. Bij stereotype beeldvorming is er altijd sprake van in- en uitsluiting binnen een bepaalde context van normativiteit. Hier gaat het om hetgeen dat vanzelfsprekend is of wat als ‘normaal’ gezien wordt (Komter in Smelik, Buikema & Meijer, 1999). Stereotypen worden onbewust gevormd door eigen ervaring, tradities en gewoonten. Deze stereotypen brengen bepaalde normen en waarden met zich mee en bepalen hoe wij waarnemen en met elkaar omgaan. Daarnaast zorgen die normen en waarden voor bepaalde verwachtingen. De verwachtingen die iemand heeft kunnen het effect hebben dat er in- en uitsluiting plaatsvindt (Kellner, 1995).

Vooralsnog komt stereotype beeldvorming veelvuldig voor, waardoor bepaalde individuen uitgesloten worden, zowel bewust als onbewust (Smelik et al., 1999). Beeldvorming zorgt ervoor dat door middel van interpretatie een bepaalde werkelijkheid gecreëerd wordt. Die beeldvorming gebeurt grotendeels onbewust door het opmerken van verschillen. Door die verschillen ontstaat er beeldvorming. Dat gecreëerde beeld wordt een cognitieve indruk (Smelik et al., 1999). Dat wil zeggen dat mensen het sociaal geconstrueerde beeld proberen te verantwoorden naar heersende normen en waarden. Zo worden eigenschappen als gevoelig, warm, empathisch en zorgzaam vooral aan vrouwen toegeschreven, terwijl mannen eigenschappen als competent, dominant, zelfstandig en ambitieus toegeschreven krijgen (Butler, 1990).

(8)

Naast stereotype beeldvorming is er effectieve beeldvorming waarbij variatie en diversiteit benadrukt wordt (Smelik, Buikema & Meijer, 1999). Deze vorm van beeldvorming staat tegenover stereotype beeldvorming. Bij effectieve beeldvorming draait het juist om het bewust doorbreken van vooroordelen die er zijn in de

samenleving. Het gaat hier om de vooroordelen die niet binnen de heersende norm passen. De gemiddelde burger wordt meestal gezien als de witte, middenklasse, heteroseksuele man zonder zichtbare handicap. Hij is de onzichtbare norm voor de maatschappij en maatstaf voor vrijwel alles (Smelik et al,, 1990). Alle burgers die niet voldoen aan die onzichtbare normen krijgen een bepaalde beeldvorming. Echter, de diversiteit moet juist nader bekeken worden. Hierdoor vindt er bewustwording plaats van de vanzelfsprekendheid van de heersende norm binnen de samenleving. Er wordt bewust nagedacht over de stereotypen die mensen in- en uitsluiten. De stereotypen zijn in dit geval de witte, middenklasse, heteroseksuele man zonder zichtbare handicap. Effectieve beeldvorming draagt bij aan het doorbreken van stereotypen. Daarom wordt effectieve beeldvorming gezien als iets positiefs in de maatschappij (Smelik et al., 1999). Diversiteit zou juist gestimuleerd moeten worden, want

verschillen zijn er eenmaal. Het verschil tussen man en vrouw, jong en oud, zwart en wit zullen bijvoorbeeld altijd blijven bestaan. Het gaat er juist om dat deze verschillen een positieve waardering krijgen (Smelik et al., 1999).

Gender als sociaal construct

Een voorbeeld van een gecreëerde werkelijkheid is de indeling van man en vrouw. Die indeling tussen man en vrouw is onder andere terug te zien in de kleding. Als een man een jurk draagt, wordt dat gezien als ‘anders’. In Nederland wordt aangenomen dat iemand man of vrouw is binnen de samenleving. Als je geen vrouw bent, ben je een man en andersom. Zo is de norm dat er twee seksen zijn, man en vrouw, en twee genders, mannelijk en vrouwelijk (Kessler & McKenna, 1978). Veel mensen ervaren dit vanzelfsprekend en ondervinden hier geen hinder van. Echter, zoals eerder

beschreven zijn er ook individuen die uitgesloten worden door deze twee-gendercategorisering.

Volgens Kessler en McKenna (1978) is de veronderstelling dat er slechts twee genders zijn een sociale constructie. Deze indeling zorgt ervoor dat er een

werkelijkheid wordt gecreëerd en beleefd waarin alleen mannen en vrouwen voorkomen. Dit komt doordat iedereen continu zichzelf en de ander een gender

(9)

toekent op basis van mannelijke of vrouwelijke kenmerken. De Nederlandse

maatschappij is doordrenkt van deze man-vrouw indeling waarbij er veel focus ligt op genderverschillen.

Butler onderscheidt in haar werk Gender Trouble (1990) de begrippen ‘sekse’ en ‘gender’. Volgens Butler is sekse biologisch en heeft gender te maken met de culturele normen en waarden die mensen over mannen en vrouwen hebben. Dit gebeurt eveneens bij stereotype beeldvorming, waarbij bepaalde normen en waarden ontstaan en bepalen hoe wij met onszelf en anderen omgaan. Omgang heeft hier te maken met de sociale acceptatie die eerder beschreven is. Hierbij gaat het om in- en uitsluiting binnen een bepaalde context van normativiteit (Komter in Smelik,

Buikema & Meijer, 1999). Hoe iemand omgaat met bepaalde mensen heeft te maken met hoe diegene ermee omgaat als het niet duidelijk is welk geslacht iemand heeft. Daarnaast zorgen die normen en waarden voor bepaalde verwachtingen. Deze normen en waarden komen voort uit de constructie van gender. Het begrip gender ontstaat doordat er culturele betekenissen worden gegeven aan de biologische sekse op een bepaalde plaats en tijd. Zo kan gender een andere betekenis hebben in een bepaalde tijd. Er bestaan verschillende stereotypen over mannen en vrouwen. De culturele betekenissen die aan mannen en vrouwen toegekend worden, zorgen tegelijkertijd voor seksuele identiteiten (Butler, 1990). De culturele betekenissen die toegekend worden aan de biologische sekse hebben te maken met de verwachting van genderrollen. Genderrollen gaan over het gedrag dat volgens de maatschappij als mannelijk of vrouwelijk wordt geacht (Butler, 1990). Het gaat hier om gedrag dat passend is bij het geslacht. Mensen kunnen op verschillende manier in hokjes

geplaatst worden en zo bepaalde rollen toegeschreven krijgen. Genderrollen hebben te maken met meerdere componenten, onder andere interesses, activiteiten, kleding, vaardigheden en seksuele partnerkeuze. Voor elke component zijn er bepaalde duidelijke verwachtingen vanuit de maatschappij voor beide geslachten (Kessler & McKenna, 1978). Deze verwachtingen komen voort vanuit de normen en waarden die mensen meekrijgen tijdens het socialisatieproces.

In het socialisatieproces vanaf de geboorte begint al het ontstaan van een gender. (Sharp, 2015). In het socialisatieproces worden maatschappelijke

verwachtingen, gedragingen, normen en waarden aangeleerd en geïnternaliseerd met als doel een goede burger te worden (Mead, 1934; Sharp, 2015). Ouders oefenen een belangrijke invloed uit op hun kinderen tijdens dit socialisatieproces. Zo helpen

(10)

ouders bewust en onbewust mee in het socialisatieproces in genderrollen (Eccles & Parons, 1984). Daarnaast hebben ouders bepaalde verwachtingen van hun kinderen afhankelijk van het geslacht van hun kind. Naast ouders hebben peers ook een belangrijke invloed in dit socialisatieproces waarbij gedragingen aangeleerd en overgenomen worden (Ide, Parkerson, Haertel & Walberg, 1981; Merton, 1957). De peers nemen de normen en waarden en genderrollen over die in maatschappelijke cultuur overheersen (Glassner, 1976; Harris, 1995). Binnen de peers is een scheiding tussen jongens en meisjes waardoor er binnen de groepen genderverschillen ontstaan (Thorne, 1993).

Beeldvorming omtrent genderneutralisering

Zoals eerder gesteld, is gender een sociale constructie die tijds- en contextafhankelijk is. Het begrip gender krijgt invulling in de omgang met en vanuit verwachtingen en beeldvorming van mensen. De beeldvorming van gender heeft veel te maken met stereotypen die gecreëerd zijn in de samenleving. Deze stereotypen ontstaan in het socialisatieproces waar de invloed van ouders en peers belangrijk is. De

beeldvorming van gender gaat om hetgeen dat vanzelfsprekend is of wat als ‘normaal’ gezien wordt (Komter in Smelik, Buikema & Meijer, 1999). Maar, wat is de gender van een mannelijke, homoseksuele, transseksuele die zich als vrouw kleedt? Dit voorbeeld past niet binnen de standaard van de maatschappij die momenteel heerst.

In het kader van genderneutralisering kan gesteld worden dat hiermee juist de vooroordelen doorbroken worden van de twee-gendercategorisering wat als de standaard wordt gezien. Hierdoor kan uitsluiting op basis van gender voorkomen worden. Genderneutralisering houdt rekening met hetgeen dat er meer is dan de klassieke twee-gendercategorisering. Het genderneutrale beleid van Gemeente Amsterdam is een voorbeeld van beleid waarbij effectieve beeldvorming plaatsvindt. Het beleid ziet in dat er meer is dan de twee-gendercategorisering en dat bepaalde mensen hierdoor uitgesloten worden. Bij de beeldvorming van genderneutralisering wordt de variatie en diversiteit in gender benadrukt. De indeling man en vrouw gaat niet meer op, er is meer dan dat. Gemeente Amsterdam wil hiermee de stereotypen omtrent gender doorbreken en een inclusievere samenleving creëren waarbij er geen mensen uitgesloten worden (Roze Agenda, 2015).

De beeldvorming omtrent genderneutralisering heeft te maken met verschillende componenten. Allereerst wordt de beeldvorming van gender in het

(11)

algemeen gevormd vanuit de maatschappij waar de nadruk ligt op genderverschillen. Dat wil zeggen dat mensen het sociaal geconstrueerde beeld van gender proberen te verantwoorden naar heersende normen en waarden binnen de maatschappij. Het beeld van genderneutralisering is een belangrijke indicator voor beeldvorming omtrent genderneutralisering. Op welke manier hebben individuen te maken met

genderneutralisering en wat vinden zij daarvan? Welk beeld hebben zij daarvan? Deze stereotypen omtrent gender worden onbewust gevormd door eigen ervaring, tradities en gewoonten. Deze stereotypen brengen bepaalde normen en waarden met zich mee en bepalen hoe wij waarnemen en met elkaar omgaan. Een tweede belangrijke

indicator voor beeldvorming omtrent genderneutralisering is omgang met gender. Hoe wordt er omgegaan in situaties waarin het niet duidelijk is welk geslacht iemand heeft? Daarnaast zorgen die normen en waarden voor bepaalde verwachtingen. Deze verwachtingen hebben te maken de verwachting van genderrollen. Een andere belangrijke indicator voor genderneutralisering is de verwachting van genderrollen. Wat betreft genderrollen zijn er bepaalde duidelijke verwachtingen vanuit de maatschappij voor beide geslachten.

Deze verwachtingen van genderrollen komen voort vanuit de normen en waarden die individuen meekrijgen tijdens het socialisatieproces. Ouders en peers spelen een belangrijke rol in dit socialisatieproces waarin maatschappelijke verwachtingen, gedragingen, normen en waarden overgedragen worden (Ide, Parkerson, Haertel & Walberg, 1981; Merton, 1957). In hetzelfde socialisatieproces vergaren individuen kapitaal. Beeldvorming wordt gevormd vanuit je eigen ervaring, ervaring die voort kan komen vanuit een bepaald kapitaalbezit.

Kapitaal

De theorie van Bourdieu (1977; 1984; 1986) stelt dat ieder individu een bepaalde positie inneemt in de samenleving. Individuen hebben een bepaalde functie in de samenleving op verschillende velden, zoals in economie, wetenschap, cultuur en politiek. Ieder veld kent haar eigen vorm van kapitaal dat kenmerkend is voor het veld. Binnen de velden trachten individuen hun eigen kapitaal te maximaliseren. Daarnaast ontwikkelen individuen in ieder veld een bepaalde habitus, de manier waarop individuen de wereld waarnemen, waarderen en handelen. Dit gebeurt eveneens bij beeldvorming, waarbij er een beeld gevormd wordt afhankelijk van

(12)

eigen interpretatie. Deze interpretatie vormt zich vanuit eigen ervaring die voort kan komen vanuit een bepaald kapitaalbezit (Smelik et al., 1999).

Kapitaal is er in verschillende vormen, namelijk economisch kapitaal, sociaal kapitaal en cultureel kapitaal. Ten eerste wordt economisch kapitaal gebruikt om economische goederen of financiële middelen te onderzoeken, zoals het inkomen bijvoorbeeld. In dit onderzoek is economisch kapitaal niet benaderd, omdat hier geen aanleiding voor is in combinatie met beeldvorming omtrent genderneutralisering. Ten tweede gaat cultureel kapitaal voornamelijk over kennis en vaardigheden van

individuen die ze opdoen tijdens hun opleiding of ervaringen die ze hebben vanuit hun werk. Ten derde wordt sociaal kapitaal gekenmerkt door voordelen die te behalen zijn door individuen met behulp van hun eigen sociale netwerk.

Sociaal kapitaal

Bourdieu beschrijft sociaal kapitaal als volgt: Social capital is the aggregate of the actual or potential resources which are linked to possession of a durable network of more or less institutionalized relationships of mutual acquaintance and recognition (Bourdieu, 1985, aangehaald in Richardson, 1986, p. 248). Kortom, met sociaal kapitaal wordt bedoeld lidmaatschap van een gemeenschap en relaties met anderen. Deze sociale relaties leveren individuen hulpbronnen op in een sociale netwerk. De hoeveelheid sociaal kapitaal is afhankelijk van de grootte van het sociale netwerk, de relaties in het netwerk en hoeveel economisch en cultureel kapitaal iemand bezit (Bourdieu, 1985, aangehaald in Richardson, 1986).

Relaties in een netwerk zijn belangrijk om sociaal kapitaal te vergaren. Dit kunnen relaties zijn met familie, vrienden, kennissen, collega’s of buren. Vrijwel iedereen die je kent, zou iets voor je kunnen betekenen. Relaties met anderen kunnen een praktische functie hebben, maar relaties kunnen ook van sociale aard zijn. Een praktische relatie is bijvoorbeeld het contact met de caissière in de supermarkt die de boodschappen laat afrekenen (Bourdieu, 1985, aangehaald in Richardson, 1986). Een belangrijke indicator voor sociaal kapitaal is relaties. Sociale relaties die je hebt met anderen worden bevestigd in een gemeenschappelijke naam, bijvoorbeeld in naam van de familie, de studie, een klasse, een sportvereniging of een studentenvereniging. Deze relaties kennen bepaalde gemeenschappelijke handelingen die horen bij een groep, waarbij bijvoorbeeld bepaalde gedragsvormen gelden. Deze gedragsvormen zijn bewust vastgesteld en zijn nodig voor het ontstaan en handhaven van een

(13)

duurzaam sociaal netwerk. Daarnaast zijn deze relaties belangrijk in het overdragen van bepaalde normen en waarden (Bourdieu, 1985, aangehaald in Richardson, 1986).

Het belang van sociaal kapitaal wordt door meerdere sociologen benadrukt, waaronder door Coleman (1990). Coleman (1990) omschrijft sociaal kapitaal als relaties met anderen, voornamelijk met contacten waar je een goede band mee hebt. Door middel van sociaal kapitaal kunnen individuen hun eigen belangen behartigen en hun eigen gestelde doelen bereiken. Daarnaast onderscheidt Putnam (1995) sociaal kapitaal in twee vormen, namelijk bonding en bridging sociaal kapitaal. Bonding sociaal kapitaal heeft te maken met de sterke relaties tussen individuen in een sociaal netwerk. Het gaat hier voornamelijk om relaties waarbij individuen zich emotioneel verbonden voelen met elkaar, bijvoorbeeld familie of goede vrienden. Bridging sociaal kapitaal bestaat uit minder goede banden of oppervlakkige contacten zonder emotionele verbondenheid, bijvoorbeeld kennissen, buren of collega’s (Putnam, 1995). Relaties zorgen voor identificatie met andere groepen. Doordat individuen zich bij groepen aansluiten of juist van groepen afzetten, ontwikkelen individuen een eigen identiteit (De Swaan, 2007).

Cultureel kapitaal

Naast de functie van sociaal kapitaal is dit onderzoek ook gericht op de functie van cultureel kapitaal (Bourdieu, 1985, aangehaald in Richardson, 1986). Cultureel kapitaal gaat over de beheersing van culturele competenties. Het gaat hier om kennis, cognitieve vaardigheden en opleiding waarmee een individu hoger kan komen op de maatschappelijke ladder in een samenleving. Als iemand bepaalde kennis heeft van bepaalde waarden en in staat is om te participeren in de dominante cultuur beschikt diegene over cultureel kapitaal. De dominante cultuur is de overheersende cultuur die de meeste invloed op de samenleving uitoefent (Geert & Driessen, 2001).

Cultureel kapitaal is te vergaren door culturele participatie. Deze culturele participatie komt voor in een levenslang, grotendeels onbewust proces van socialisatie (Bourdieu, 1977). In het socialisatieproces leert het individu bepaalde kenmerken aan van groepen, zoals gedragingen, normen en waarden. De ouders spelen een

belangrijke rol bij deze socialisatie in de jeugd en opvoeding. Een belangrijk deel van latere socialisatie is de opleiding en het behalen van diploma’s. Hiermee zijn de verschillen in cultureel kapitaal tussen groepen goed aan te duiden. Successen op educatief niveau zijn sterk afhankelijk van cultuurkenmerken die individuen aanleren

(14)

van hun familie (Bourdieu, 1977). Het opleidingsniveau is een belangrijke indicator van cultureel kapitaal. Daarnaast heeft socialisatie betrekking op het ondernemen van culturele activiteiten. Een andere belangrijke indicator voor cultureel kapitaal is deelname aan culturele activiteiten. Uit een onderzoek van Ganzeboom (1989) is gebleken dat een hoog opleidingsniveau zorgt voor een grote deelname aan culturele activiteiten. Daarnaast zouden culturele activiteiten door ouders leiden tot meer cultureel kapitaal bij hun kinderen (Lamont & Lareau, 1988; Sullivan, 2001). Naar een museum, theater, klassiek concert of cabaret gaan, dragen bij aan cultureel

kapitaal. Het lezen van boeken draagt ook bij aan culturele kennis (Graaf, De Graaf & Kraaykamp, 2000). Leesstimulering door ouders bij hun kinderen is een belangrijke indicator voor cultureel kapitaal.

Onderzoek van Kraaykamp en Van Eijck (2012) wijst uit dat successen op educatief niveau inderdaad in verband staan met andere dimensies van cultureel kapitaal. Ouders die hoogopgeleid zijn, zorgen er voor dat hun kinderen het goed doen op school. Het opleidingsniveau van de ouders is een belangrijke indicator voor cultureel kapitaal. Van de Werfhorst en De Graaf (2004) zijn van mening dat

opleiding gekoppeld is aan de sociale klasse. Verder is uit hun onderzoek gebleken dat het opleidingsniveau in Nederland een positieve bijdrage levert aan het

ontwikkelen van een cultureel tolerante houding. Dit wordt ondersteund door

verschillende onderzoeken (Bobo & Licari, 1989; Grabb, 1979; Stouffer, 1955; Nunn, Crockett & Williams, 1978). Een cultureel tolerante houding betekent dat je open staat voor meer dan wat binnen de heersende norm van de dominante cultuur past. Zelfontplooiing en individuele vrijheid lijkt bij hoogopgeleiden belangrijker dan bij laagopgeleiden. Dit heeft te maken met beeldvorming. Een cultureel tolerante houding houdt rekening met andere normen en waarden die buiten de heersende normen vallen (Smelik et al., 1999).

Een hoog opleidingsniveau gaat dus gepaard met belangstelling voor cultuur en kunst, een cultureel tolerante houding en nadruk op individuele vrijheid en zelfontplooiing (Van de Werfhorst en De Graaf, 2004; Bobo & Licari, 1989; Grabb, 1979; Stouffer, 1955; Nunn et al., 1978). Beeldvorming van genderneutralisering houdt er rekening mee dat er meer is dan de klassieke twee-gendercategorisering. Meer cultureel kapitaal zorgt voor een grotere cultureel tolerante houding.

(15)

Kapitaalbezit en beeldvorming gender

Zoals eerder gesteld, is Nederland doordrenkt van de man-vrouw indeling waarbij er veel focus ligt op verschillen in geslacht (Kessler & McKenna, 1978). Uit

verschillende onderzoeken is gebleken dat mensen negatief staan tegenover

individuen die afwijken van deze twee-gendercategorisering (Norton & Herek, 2013; King, Winter & Webster, 2009; Capuzza, 2009). Er bestaan vooroordelen over individuen die zich niet naar deze twee-gendercategorisering gedragen (King, Winter & Webster, 2009). Hoewel er in de laatste jaren een vervaging van deze

twee-gendercategorisering te zien is, blijven deze gendernormen wel domineren in de maatschappij (Norton & Herek, 2013). Deze vooroordelen ontstaan door stereotype beeldvorming. Stereotypen worden onbewust gevormd door eigen ervaring, traditie en gewoonten die er in de samenleving zijn (Komter in Smelik et al., 1999). Deze

brengen bepaalde normen en waarden mee en zorgen voor bepaalde verwachtingen (Kellner, 1995). Waar komen die vooroordelen vandaan? Dit begint al vroeg in het socialisatieproces waarbij de invloed van ouders en peers belangrijk is (Ide,

Parkerson, Haertel & Walberg, 1981; Merton, 1957).

In het socialisatieproces leert het individu bepaalde kenmerken aan van groepen, zoals gedragingen, normen en waarden (Bourdieu, 1977). In hetzelfde socialisatieproces vergaren individuen kapitaal. Sociaal kapitaal laat zien dat sociale relaties belangrijk zijn in het overdragen van normen. Daarnaast zijn opleidingsniveau en culturele kennis belangrijke factoren voor cultureel kapitaal. Zo hebben hoger opgeleiden een grotere cultureel tolerante houding (Van de Werfhorst & De Graaf, 2004; Bobo & Licari, 1989; Grabb, 1979; Stouffer, 1955; Nunn, Crockett & Williams, 1978). Genderneutralisering is een voorbeeld van tolerantie waarbij er rekening wordt gehouden met dat er meer is dan de klassieke twee-gendercategorisering, waarmee bepaalde mensen uitgesloten worden.

Millennials

Dit onderzoek vindt plaats onder Amsterdamse studenten. Opleidingsniveau is een belangrijke focus in dit onderzoek, waardoor er gekozen is om het onderzoek te houden onder Amsterdamse HBO/WO studenten. De studenten van nu maken deel uit van de generatie Millennials. De generatie van de Millennials is tussen 1985 en 2000 geboren. Howe en Strauss (2000) waren de eerste onderzoekers die zich in de

(16)

Lampert (2009) ‘Grenzeloze generatie’ genoemd. Een ander benaming voor deze generatie is ‘Generatie Y’ als opvolgers van ‘Generatie X’. De jongste millennials zijn momenteel rond de 17 jaar oud en de oudste millennials zijn inmiddels rond de 32 jaar oud (Cramer, 2014).

De millennials zijn opgegroeid in een periode waarin de vrouwen meer gingen werken en minder thuis waren. De ouders van millennials hadden het daardoor druk met het combineren van werk, opvoeding en zorgtaken (Cramer, 2014). Daarom wilden de ouders van de millennials de tijd die ze met hun kinderen hadden, besteden aan leuke dingen en niet met een klassieke opvoeding. De ouders van de millennials zijn vaak opgevoed met strenge regels, hiërarchie en hard werken. Daarom willen zij hun kinderen juist een vrijere opvoeding meegeven, waarin kinderen thuis mogen meepraten en serieus worden genomen. De basis voor de opvoeding is veelal gelijkwaardigheid (Jolink, Buikema & Meijers, 2009). Dit is interessant, omdat dit laat zien dat de genderrollen veranderen. De millennial generatie houdt niet vast aan de klassieke genderrollen, waarbij de vrouwen juist thuis voor het gezin en

huishouden zorgen (De Boer & Harzevoort, 2016).

Gelijkwaardigheid komt terug in genderneutraliteit. Genderneutraliteit gaat ervan uit dat ieder individu gelijk is, ongeacht of diegene past in de klassieke twee gender-categorisering. Daarnaast staat de millennial generatie erom bekend dat zij zeer sociaal zijn. De millennials hebben meer contacten en relaties dan de generaties voor hun (Spangenberg & Lampert, 2009). De millennials hebben grotere sociale netwerken dan de voorgaande generaties. Kortom, de millennials bezitten meer sociaal kapitaal. Sociale netwerken kunnen belangrijk zijn bij het overdragen van bepaalde normen en waarden. Waarden als authenticiteit, respect en zelfontplooiing zijn erg belangrijk voor de millennials. Daarnaast hebben zij een grotere cultureel tolerante houding dan hun voorgangers (Spangenberg & Lampert, 2009). Deze waarden passen ook bij een cultureel tolerante houding, waarbij er aandacht is voor meer dan de heersende norm. Een cultureel tolerante houding wordt ontwikkeld door meer cultureel kapitaal. Dit komt overeen met eerder uiteengezette theorieën waarin een hoger opleidingsniveau zorgt voor een grotere cultureel tolerante houding (Van de Werfhorst & De Graaf, 2004; Bobo & Licari, 1989; Grabb, 1979; Stouffer, 1955; Nunn, Crockett & Williams, 1978). Een cultureel tolerante houding betekent dat je open staat voor meer dan wat binnen de heersende norm van de dominante cultuur past.

(17)

Millennials leren tolerant te zijn naar mensen die anders denken, andere etniciteiten en andere religies bijvoorbeeld. Daarnaast zijn zij ook op seksueel gebied toleranter dan hun voorgaande generaties (De Boer & Harzevoort, 2016). Het

voornaamste streven van een millennial is ‘jezelf zijn en worden’ (Boschma & Groen, 2010). Het ‘jezelf zijn en worden’ past heel erg in de Nederlandse maatschappij waarin er steeds meer aandacht komt voor genderneutralisering.

Verwachtingen

Op basis van het bovenstaande is er een aantal verwachtingen aan te duiden die relevant zijn voor dit onderzoek. Beeldvorming omtrent genderneutralisering heeft te maken met de stereotypen die over gender heersen. De verwachting is dat sociale relaties en netwerken een verband hebben met beeldvorming omtrent

genderneutralisering. Hoe groter het sociale netwerk, hoe meer bridging relaties en hoe meer diverser het sociale netwerk. Diversiteit binnen netwerken zorgt voor meer tolerantie (Putnam, 1995). De verwachting is dus dat er een positief verband is tussen sociaal kapitaal en beeldvorming van genderneutralisering. Hoe meer sociaal kapitaal, hoe positiever mensen staan tegenover genderneutralisering.

Een andere verwachting voor dit onderzoek is dat cultureel kapitaal bijdraagt aan een positiever beeld over genderneutralisering. Hoe hoger het opleidingsniveau, hoe meer tolerantie (Van de Werfhorst & De Graaf, 2004; Bobo & Licari, 1989; Grabb, 1979; Stouffer, 1955; Nunn, Crockett & Williams, 1978). Daarnaast draagt culturele kennis die ontstaat door deelname aan culturele activiteiten en het lezen van boeken bij aan cultureel kapitaal. De verwachting is dat er een positief verband is tussen cultureel kapitaal en beeldvorming omtrent genderneutralisering. Hoe meer cultureel kapitaal, hoe positiever mensen staan tegenover genderneutralisering. Interdisciplinariteit

Dit onderzoek kent een interdisciplinair karakter, omdat het begrip beeldvorming omtrent genderneutralisering een multidisciplinair begrip is dat vanuit meerdere disciplines bekeken is. Ten eerste is beeldvorming in het algemeen bekeken vanuit een sociaalpsychologisch perspectief waarbij individuen bepaalde waarheden creëren. Door middel van interpretatie wordt er een bepaalde werkelijkheid gecreëerd. Deze stereotypen ontstaan in het socialisatieproces waar de invloed van ouders en peers

(18)

belangrijk is. Individuen leren bepaalde kenmerken aan van groepen, zoals

gedragingen, normen en waarden. Dit komt voort vanuit een bepaald kapitaalbezit. De theorie over sociaal kapitaal biedt een sociologisch inzicht in hoe

beeldvorming omtrent genderneutralisering gevormd wordt vanuit sociale netwerken. Zijn sociale netwerken inderdaad bepalend bij het overdragen van culturele normen en waarden? De theorie over cultureel kapitaal laat vanuit het pedagogische en cultureel-antropologische perspectief zien hoe opvoeding en onderwijs wellicht bijdragen aan de beeldvorming van genderneutralisering. Doordat gender gezien wordt als een sociaal construct, biedt dit sociaal-culturele perspectief een inzicht op de beeldvorming omtrent genderneutralisering. Dit perspectief laat zien dat iedereen zichzelf en de ander een gender toekent op basis van mannelijke of vrouwelijke kenmerken. In het kader van genderneutralisering is het juist interessant om dit te onderzoeken.

Het is belangrijk om dit onderzoek interdisciplinair te benaderen door het vanuit verschillende disciplines te onderzoeken. Aangezien dit onderzoek heel erg gericht is op de sociale netwerken, opvoeding, onderwijs, culturele normen en de beeldvorming die de bevolking heeft van genderneutralisering zijn verschillende disciplines gecombineerd om uiteindelijk te kunnen achterhalen wat de relatie is tussen sociaal- en cultureel kapitaalbezit en beeldvorming omtrent

genderneutralisering.

Probleemstelling

Het doel van het genderneutrale beleid van Amsterdam is om de sociale acceptatie van lesbische, homoseksuele, biseksuele, transgender en intersekse (LHBTI) personen te vergroten. LHBTI personen worden nog steeds gediscrimineerd en de

Rijksoverheid wil dit voorkomen (Rijksoverheid, zj). Amsterdam kiest voor een genderneutraal beleid waarmee de stad niemand wil buitensluiten. Gemeente Amsterdam wil dat iedereen zich geaccepteerd voelt (Gemeente Amsterdam, zj). Aangezien de beeldvorming van genderneutralisering heel erg verschilt onder de mensen, is het belangrijk om te kijken waar dit vandaan komt.

Uit voorgaand onderzoek komt naar voren dat de beeldvorming van gender te maken heeft met stereotypen die gecreëerd zijn in de samenleving (Smelik et al., 1999). Deze stereotypen ontstaan in het socialisatieproces waarin de invloed van

(19)

ouders en peers van groot belang is (Ide, Parkerson, Haertel & Walberg, 1981; Merton, 1957). Tijdens het socialisatieproces krijgen individuen bepaalde

maatschappelijke verwachting, gedragingen, normen en waarden met zich mee vanuit de opvoeding en sociale relaties (Kellner, 1995). Beeldvorming van gender gaat om het vanzelfsprekende of wat als ‘normaal’ gezien wordt. In het kader van

genderneutralisering worden juist de vooroordelen doorbroken van de twee-gender categorisering wat als de standaard wordt gezien. Zo zijn er vooroordelen over individuen die zich niet naar deze twee-gendercategorisering gedragen. Deze

gendernormen blijven domineren in de Nederlandse maatschappij, ondanks dat er wel een vervaging te zien is (Norton & Herek, 2013).

Dit onderzoekt tracht te achterhalen waar die vooroordelen vandaan komen. Die vooroordelen ontstaan vanuit bepaalde normen en waarden die individuen meekrijgen in het socialisatieproces. Beeldvorming vormt zich vanuit eigen ervaring, ervaring die voort kan komen uit een bepaald kapitaalbezit (Bourdieu, 1977). In hetzelfde socialisatieproces vergaren individuen kapitaal. Middels dit onderzoek wordt er een gat in de huidige kennis opgevuld door naar beeldvorming omtrent genderneutralisering te kijken in combinatie met sociaal- en cultureel kapitaal bezit. Dit gebeurt door onderstaande hoofdvraag te beantwoorden.

De hoofdvraag luidt als volgt: Wat is de relatie tussen sociaal-, en cultureel

kapitaalbezit en beeldvorming omtrent genderneutralisering onder de Amsterdamse studenten?

Om de hoofdvraag te beantwoorden, is een aantal deelvragen opgesteld om te achterhalen wat de relatie is tussen sociaal- en cultureel kapitaalbezit en de beeldvorming omtrent genderneutralisering. Allereerst is er gekeken welke

beeldvorming omtrent genderneutralisering de Amsterdamse studenten hebben. Dit is gedaan door te kijken in hoeverre de Amsterdamse studenten het eens zijn met

genderneutralisering in Amsterdam. Eerder onderzoek heeft uitgewezen dat stereotypen van gender te maken hebben met de verwachting van genderrollen (Kessler & McKenna, 1978). Daarnaast heeft eerder onderzoek uitgewezen dat de normen en waarden die we aanleren bepalen hoe wij waarnemen en met elkaar omgaan (Komter in Smelik et al., 1999). In dit onderzoek zal gekeken worden hoe dit

(20)

beeld van genderneutralisering, de verwachting van genderrollen en de omgang met gender te maken hebben met de beeldvorming omtrent genderneutralisering.

Deelvraag 1: Wat is de beeldvorming omtrent genderneutralisering onder de Amsterdamse studenten?

Vervolgens is er gekeken of er een verband bestaat tussen sociaal kapitaal en

beeldvorming omtrent genderneutralisering. In het socialisatieproces is de invloed van peers belangrijk (Ide, Parkerson, Haertel & Walberg, 1981; Merton, 1957). Eerder onderzoek laat zien dat sociale relaties belangrijk zijn in het overdragen van normen en waarden (Bourdieu, 1977).

Deelvraag 2: In hoeverre heeft sociaal kapitaal invloed op de beeldvorming van genderneutralisering onder de Amsterdamse studenten?

H0: Er is geen positief verband tussen sociaal kapitaal en beeldvorming omtrent genderneutralisering.

H1: Er is een positief verband tussen sociaal kapitaal en beeldvorming omtrent genderneutralisering.

Daarnaast is er ook gekeken of er verband bestaat tussen cultureel kapitaal en beeldvorming omtrent genderneutralisering. Opleidingsniveau en culturele kennis dragen bij aan cultureel kapitaal van individuen. Hoger opgeleiden hebben een grotere cultureel tolerante houding dan laagopgeleiden. Daarnaast hebben hoogopgeleiden meer belangstelling voor cultuur en kunst en leggen zij nadruk op individuele vrijheid en zelfontplooiing (Van de Werfhorst & De Graaf, 2005; Bobo & Licari, 1989; Grabb, 1979; Stouffer, 1955; Nunn, Crockett & Williams, 1978). Dit past goed in het kader van genderneutralisering, waarbij iedereen zichzelf mag zijn.

Deelvraag 3: In hoeverre heeft cultureel kapitaal invloed op de beeldvorming omtrent genderneutralisering onder de Amsterdamse studenten?

H0: Er is geen positief verband tussen cultureel kapitaal en beeldvorming omtrent genderneutralisering.

H1: Er is een positief verband tussen cultureel kapitaal en beeldvorming omtrent genderneutralisering.

(21)

Maatschappelijke relevantie

Zoals eerder besproken, lopen de meningen over genderneutralisering heel erg uiteen, waardoor het van belang is om te achterhalen waar deze vooroordelen vandaan komen. Doordat de Nederlandse maatschappij zo doordrenkt is van de mannen en vrouwen indeling lijkt er weinig acceptatie te zijn voor mensen die daarbuiten vallen. Dit komt de acceptatie van LHBTI’s niet ten goede. Het beleid van Gemeente

Amsterdam hoopt door middel van genderneutralisering de veiligheid en sociale acceptatie van LHBTI’s te vergroten en zo een inclusievere samenleving te creëren. Daarnaast is het belangrijk dat iedereen zichzelf kan zijn in de maatschappij zonder anders aangekeken te worden door anderen. De resultaten van dit onderzoek zullen inzichten bieden in wat de relatie is tussen sociaal- en cultureel kapitaalbezit en de beeldvorming omtrent genderneutralisering. Hiermee worden handvatten geboden om de veiligheid en sociale acceptatie van LHBTI’s te vergroten.

Wetenschappelijke relevantie

Er is veel onderzoek gedaan naar gender, transgenders, transseksuelen en interseksen. Echter, er is weinig tot geen onderzoek gedaan naar genderneutraliteit. Het is een redelijk nieuw begrip wat sinds 2017 in Nederland veel aandacht krijgt. De resultaten van dit onderzoek bieden nieuwe inzichten op het gebied van genderneutraliteit in combinatie met sociaal en cultureel kapitaal. Dit onderzoek richt zich voornamelijk op de beeldvorming van genderneutralisering, omdat iemands mening begint bij beeldvorming. Zo is getracht te achterhalen wat de relatie is tussen sociaal- en cultureel kapitaalbezit en beeldvorming omtrent genderneutralisering. Beeldvorming begint al vroeg in het socialisatieproces. Resultaten van dit onderzoek zullen nieuwe inzichten bieden over het socialisatieproces waarin bepaalde normen en waarden overgedragen worden. Als hier meer informatie over is, kan dit meegenomen worden in het beleid om ervoor te zorgen dat er een grotere sociale acceptatie is voor LHBTI personen. Daarnaast bieden de resultaten van dit onderzoek nieuwe inzichten op welk effect sociale netwerken, onderwijs, opvoeding en culturele normen hebben op de beeldvorming van individuen.

(22)

Methodologie

Onderzoeksstrategie

In dit onderzoek is gekeken wat de relatie is tussen sociaal- en cultureel kapitaal bezit en beeldvorming omtrent genderneutralisering aan de hand van een kwantitatieve onderzoeksstrategie. In dit onderzoek is beeldvorming omtrent genderneutralisering de afhankelijke variabele en sociaal- en cultureel kapitaalbezit is de onafhankelijke variabele. Een kwantitatieve onderzoeksstrategie maakt het mogelijk om de gemeten resultaten vanuit de steekproef te generaliseren naar de gehele populatie (Bryman, 2012). Op deze manier kan geanalyseerd worden wat de relatie is tussen sociaal- en cultureel kapitaalbezit en beeldvorming omtrent genderneutralisering in Amsterdam.

De invloed van de onafhankelijke variabele, sociaal- en cultureel kapitaalbezit, op de afhankelijke variabele, beeldvorming omtrent genderneutralisering is getoetst aan de hand van bestaande theorieën. Het onderzoek is deductief georiënteerd, omdat grand theories van Bourdieu (1977; 1984; 1986) over sociaal en cultureel kapitaal getoetst zijn. De bestaande theorieën over verschillende concepten van sociaal en cultureel kapitaal zijn aan de hand van nieuwe verzamelde gegevens getoetst. Dit maakt het mogelijk om bestaande theorieën te onderbouwen of juist te weerleggen. Daarnaast biedt dit inzicht in het achterhalen van relaties tussen verschillende

concepten (Bryman, 2012). Ondanks dat dit onderzoek kwantitatief benaderd is, is er sprake van een constructivistische ontologie. Beeldvorming is een sociaal fenomeen waar actoren continu invloed op hebben. Beeldvorming ontstaat in interactie met anderen en komt voort uit het socialisatieproces. In het socialisatieproces is de invloed van ouders en peers van groot belang. Om deze redenen is een constructivistische ontologie geschikter dan een objectivistische ontologie. (Bryman, 2012).

De onderzoeksresultaten zijn statistisch geanalyseerd. Hierdoor is het onderzoek niet beïnvloed door subjectieve factoren. Aangezien de focus in dit onderzoek ligt op de relatie tussen sociaal- en cultureel kapitaalbezit en de

beeldvorming omtrent genderneutralisering, is een positivistische epistemologie van toepassing. Deze benadering stelt dat de waarheid enkel voort kan komen vanuit empirische waarneming. Het verzamelen van data en deze data vervolgens statistisch analyseren heeft ervoor gezorgd dat er controleerbare feiten zijn ontstaan (Bryman, 2012).

(23)

Onderzoeksdesign

Voor dit onderzoek is gekozen voor een cross-sectioneel onderzoeksdesign. Bij een cross-sectioneel onderzoeksdesign kan een verband gemeten worden tijdens één meetmoment met verschillende onafhankelijke respondenten. Dit maakt het mogelijk om relaties te ontdekken tussen variabelen. De relatie tussen sociaal- en cultureel kapitaalbezit en beeldvorming omtrent genderneutralisering is gemeten aan de hand van een online enquête. Een online enquête maakt het mogelijk om veel data te verzamelen over een grotere respondentengroep, waardoor generalisatie naar de gehele populatie mogelijk is. Gender en genderneutralisering kunnen gevoelige onderwerpen zijn waar respondenten misschien liever niet over willen praten. De beeldvorming omtrent genderneutralisering is het best te meten als de respondenten de enquête anoniem kunnen invullen. Aan de hand van stellingen met actuele voorbeelden is de beeldvorming omtrent genderneutralisering gemeten.

Daarnaast heeft dit onderzoek plaatsgevonden in Amsterdam onder de Amsterdamse studenten, omdat Gemeente Amsterdam kiest voor een genderneutraal beleid dat onderdeel is van de Roze Agenda. Gemeente Amsterdam kiest ervoor om haar bewoners genderneutraal aan te spreken zonder de nadruk op geslacht te leggen (Roze Agenda, 2015).

Methode

Zoals eerder aangegeven, is er in dit onderzoek gebruik gemaakt van een online enquête. Door middel van een online enquête is het mogelijk om veel informatie te verwerven die relevant is voor dit onderzoek. De objectiviteit van het onderzoek wordt gewaarborgd door gebruik te maken van een online enquête, omdat de onderzoeker hier geen invloed op uitoefent. Daarnaast wordt de objectiviteit van dit onderzoek ook gewaarborgd, doordat herhaling in veelvoud van dit onderzoek dezelfde uitkomsten biedt (Bryman, 2012).

Het eerste deel van de vragenlijst bevat algemene vragen over leeftijd, geslacht, opleidingsniveau en woonplaats. Vervolgens zijn er in de enquête vragen gesteld worden waarin het sociaal en cultureel kapitaal gemeten is. In de

deelparagraaf ‘operationalisering’ is dit duidelijk omschreven. Later in de vragenlijst is de beeldvorming omtrent genderneutralisering aan bod gekomen. De beeldvorming omtrent genderneutralisering is getoetst aan de hand van actuele voorbeelden van

(24)

genderneutralisering en een aantal stellingen over het omgaan met gender en de verwachting van genderrollen.

Operationalisering

Operationalisering maakt het mogelijk om gevonden concepten vanuit bestaande theorieën meetbaar te maken. Door de gevonden concepten uit het theoretisch kader te operationaliseren, ontstaan er variabelen die kwantitatief meetbaar zijn.

De afhankelijke variabele, beeldvorming van genderneutralisering, is meetbaar gemaakt door eerst te kijken naar beeldvorming in het algemeen. Zoals te zien is in het operationaliseringsschema in de bijlage is dit concept uiteengezet aan de hand verschillende dimensies en bijbehorende indicatoren. Bij beeldvorming gaat het vooral om eigen interpretatie. Deze interpretatie ontstaat vanuit de eigen ervaring. Het beeld van genderneutralisering is een belangrijke indicator voor beeldvorming

omtrent genderneutralisering. Hier is gekeken naar op welke manier individuen met genderneutralisering te maken hebben in Amsterdam en wat zij daarvan vinden. Dit is gemeten aan de hand van stellingen waarbij het beeld dat iemand van

genderneutralisering heeft duidelijk naar boven kwam. Het beeld van

genderneutralisering is voornamelijk getoetst aan de hand van de actuele voorbeelden over genderneutrale toiletten, genderneutrale kinderkleding en genderneutrale aanhef.

Een andere belangrijke dimensie van beeldvorming is stereotypering, waarbij het gaat om in- en uitsluiting als bijbehorende dimensie. Stereotypen worden gevormd door eigen ervaring, traditie en gewoonten die er zijn in de maatschappij. De

bijbehorende indicator die hierbij hoort is omgang met gender. Stereotypen brengen bepaalde normen en waarden mee en bepalen hoe wij met onszelf en anderen omgaan. Omgang met gender is getoetst aan de hand van stellingen waarbij gevraagd is hoe diegene omgaat met specifieke gevallen. Hoe wordt er mee omgegaan in situaties waarin het niet duidelijk is welk geslacht iemand heeft?

Tenslotte is beeldvorming omtrent genderneutralisering gemeten door te kijken naar de bijbehorende dimensie normen en waarden. Deze normen en waarden zorgen voor bepaalde verwachtingen. Een andere belangrijke indicator voor

beeldvorming van genderneutralisering is de verwachting van genderrollen. Deze verwachtingen van genderrollen komen voort vanuit de normen en waarden die

(25)

individuen meekrijgen tijdens het socialisatieproces waarin de invloed van ouders en peers belangrijk is. De bijbehorende stellingen die bij elke dimensie en indicator horen, zijn terug te vinden in het operationaliseringsschema in bijlage 1.

De onafhankelijke variabele, sociaal- en cultureel kapitaalbezit is meetbaar gemaakt door te kijken naar sociale netwerken, opleidingsniveau en culturele kennis . Het sociaal kapitaal van de respondenten is gemeten aan de hand van The Resource

Generator (Van der Graag & Snijders, 2005). Deze methode schetst een beeld van het sociale netwerk van de respondent. Het sociale netwerk is geschetst aan de hand van een lijst met vaardigheden en middelen waarbij de respondent aangeeft of die iemand kent die daarmee kunnen helpen. The Resource Generator vraagt naar verschillende hulpbronnen die in het dagelijkse leven nodig kunnen zijn. Het gaat hier om aspecten uit het dagelijkse leven op het gebied van educatie, politiek, financieel, praktisch en ook werk gerelateerde aspecten. Zo is er bijvoorbeeld gevraagd of de respondent iemand kent die kan helpen bij het verhuizen of iemand kent die veel kennis heeft van financiën. Een belangrijke dimensie van sociaal kapitaal is relaties, waarbij er sprake is van bonding en bridging sociaal kapitaal. De bijbehorende indicatoren die hierbij horen zijn bonding en bridging sociaal kapitaal. Deze methode heeft hier aandacht voor, want in de vragenlijst wordt gevraagd om welke relatie het gaat. Bonding sociaal kapitaal gaat over de sterke relaties tussen individuen, zoals familie en vrienden. Bridging sociaal kapitaal bestaat uit de minder goede banden, zoals

collega’s, buren en kennissen. In het operationaliseringsschema in bijlage 1 is te zien hoe dit bevraagd is.

Naast sociaal kapitaal is cultureel kapitaal gemeten in dit onderzoek. Een belangrijke dimensie van cultureel kapitaal is onderwijs. Bij onderwijs horen

opleidingsniveau van de respondent en opleidingsniveau van de ouders als belangrijke indicatoren. Een andere belangrijke dimensie van cultureel kapitaal is socialisatie waarbij culturele kennis en deelname aan culturele activiteiten belangrijk zijn. Zo is de respondenten gevraagd hoe vaak zij bijvoorbeeld naar musea, theater of klassiek concert gaan. Aangezien in het socialisatieproces de invloed van ouders van groot belang is, is er ook gevraagd hoe vaak ouders de respondenten mee hebben genomen naar culturele activiteiten en hoe vaak zij werden aangespoord om boeken te lezen. In het operationaliseringsschema in bijlage 1 is te zien hoe dit bevraagd is.

(26)

Respondenten

De onderzoekspopulatie bestaat uit HBO en WO studenten in Amsterdam. Deze studenten maken deel uit van de millennial generatie en zijn geboren in de periode tussen 1985 en 2000. De achterliggende gedachte hierachter is dat deze personen opgegroeid zijn in een periode waar maatschappelijke betrokkenheid veel aandacht krijgt. Deze generatie voelt zich maatschappelijk betrokken en wil op hun eigen manier bijdragen aan een betere wereld voor iedereen (Jolink et al., 2009). Daarnaast staat deze generatie erom bekend dat ze hun kinderen vrijer opvoeden in tegenstelling tot de strengere opvoeding van hun ouders. De basis van de opvoeding is

gelijkwaardigheid (Boer, 2015).

In het kader van genderneutralisering is het interessant om juist deze generatie te onderzoeken. Ze zijn maatschappelijk betrokken en hebben een ander idee over opvoeden dan hun voorgaande generaties. Daarnaast houden zij zich niet vast aan de klassieke genderrollen, waarbij de vrouwen juist thuis voor het gezin en het

huishouden zorgen (De Boer & Harzevoort, 2016). De respondenten zijn door middel van stratified random sampling verworven. Dit betekent dat de respondenten

willekeurig verzameld zijn, maar dat het wel studenten waren in Amsterdam

(Bryman, 2012). De enquête is geplaatst in verschillende facebookgroepen. Hiermee is getracht te voorkomen dat de respondenten uit dezelfde omgeving komen, wat de betrouwbaarheid van het onderzoek ten goede komt .

De respondenten hebben geheel vrijwillig meegedaan aan het onderzoek. Vooraf is omschreven waar de enquête over gaat. Daarnaast zijn de respondenten ingelicht worden over dat deelname geheel anoniem is en dat de gegevens enkel voor dit onderzoek gebruikt zijn. De respondenten kregen de kans om het onderzoek achteraf in te zien, als daar vraag naar was.

Dataverwerking- en analyse

De data is vergaard aan de hand van een online enquête die door respondenten ingevuld is. Na de dataverzameling zijn de resultaten geanalyseerd in SPSS. Ten eerste is er een factoranalyse uitgevoerd om de afhankelijke variabele, beeldvorming omtrent genderneutralisering, samen te voegen tot minder factoren. Nadat de

aannames gecontroleerd zijn, zijn er meerdere meervoudige regressieanalyses uitgevoerd. Een regressie maakt het onder andere mogelijk om een oorzakelijk

(27)

verband te zien. Er is gekozen voor een meervoudige regressieanalyse, omdat de afhankelijke variabele, beeldvorming omtrent genderneutralisering, een interval-ratio niveau kent door de 5-punts Likert-schaalstellingen. Een meervoudige regressie laat zien wat de relatie is tussen sociaal- en cultureel kapitaalbezit en beeldvorming omtrent genderneutralisering. Door de twee onafhankelijke variabelen in een meervoudige regressie te analyseren, wordt er een meer accuraat beeld gegeven van de oorzaak-gevolg relatie.

Resultaten

In dit hoofdstuk worden de resultaten van het onderzoek besproken. Eerst zal de datapreparatie beschreven worden en zal beschreven worden wat er uit de factor-analyse is gekomen. Daarna zullen de beschrijvende statistieken gepresenteerd worden. Vervolgens zullen de resultaten van de meervoudige regressies besproken worden en zal bepaald worden welke hypothesen aangenomen of verworpen zullen worden.

Datapreparatie

Voorafgaand aan de dataverzameling is de vragenlijst middels een pilot gecontroleerd door een aantal personen die relevant is voor de doelgroep, Studenten uit de

millennialgeneratie wonend in Amsterdam in dit geval. Een aantal vragen en

stellingen is vervolgens anders geformuleerd en een enkele vraag is eruit gelaten. Een voorbeeld van een stellingen die geherformuleerd is: Ik verbreek de vriendschap als blijkt dat een goede vriend/vriendin haar lichaam wil laten aanpassen om vrouw/man te worden. Deze stelling is veranderd naar: Ik verbreek de vriendschap als blijkt dat een goede vriend een operatie wil ondergaan om van geslacht te veranderen. Hier is voor gekozen, omdat het eerst te hard geformuleerd was. De vragenlijst is aangemaakt via de website www.thesistoolspro.com en verspreid via verschillende kanalen. 100 respondenten hebben de vragenlijst ingevuld, waarvan een respondent alleen de demografische gegevens had ingevuld en verder niets. Daarnaast is ook door middel van een boxplot een uitbijter gesignaleerd. Deze respondent bleek bij veel vragen hetzelfde te hebben ingevuld, waardoor het niet bruikbare gegevens waren voor dit onderzoek. Deze twee respondenten zijn verwijderd uit de dataset. Uiteindelijk bleven er 79 vrouwen (80,6%) en 19 mannen (19,4%) over. Dit representeert niet een goede

(28)

genderverhouding, maar uiteindelijk wordt er in de meervoudige regressie gecontroleerd voor geslacht. De gemiddelde leeftijd is 23,37 met een standaarddeviatie van 3.19.

Vervolgens is de data verwerkt in SPSS en zijn de contradictieve-stellingen omgecodeerd. Dit is nodig omdat zo alle stellingen over genderneutralisering hetzelfde geïnterpreteerd kunnen worden op de 5-punts Likertschaal die gebruikt is. Deze schaal loopt van 1 t/m 5 waarbij 1 hoort bij ‘Helemaal mee oneens’ variërend tot 5 ‘Helemaal mee eens’.

De onafhankelijke variabelen sociaal en cultureel kapitaal zijn gemeten door verschillende items in de vragenlijst. Sociaal kapitaal is gemeten aan de hand van een absolute score. Deze absolute score is ontstaan door een beeld te schetsen van het sociale netwerk van de respondent. Dit is gedaan aan de hand van een lijst met vaardigheden en middelen waarmee de respondent eventueel geholpen zou kunnen worden door mensen uit het sociale netwerk. De minimum score op sociaal kapitaal is -3 en de maximum score op sociaal kapitaal is 103. Deze absolute score is verkregen door alle “Ja, ik ken iemand” bij elkaar op te tellen en het aantal “Nee, ik ken

niemand” daarvan af te trekken. Hier is voor gekozen, omdat er zo een beeld

geschetst wordt van de grootte van het sociale netwerk. De verwachting is hoe meer sociaal kapitaal iemand heeft, hoe positiever de beeldvorming omtrent

genderneutralisering van diegene is. Een respondent kan meerdere personen kennen uit verschillende relaties. Daarbij is er ook rekening gehouden met het sociale netwerk als er bij een bepaalde hulpbron “Nee, ik ken niemand” ingevuld wordt door dit ervan af te trekken, omdat dit leidt tot een kleiner sociaal netwerk. Verder is ervoor gekozen om lidmaatschap van een vereniging niet mee te rekenen, omdat dit een vertekend beeld zou geven. Door lid te zijn van een vereniging ken je ook meer mensen, wat waarschijnlijk terug te zien is uit de resultaten van The Resource Generator. Hiermee is het sociaal kapitaal van de respondent gemeten in dit onderzoek.

Het concept cultureel kapitaal is gemeten aan de hand van hoe vaak iemand bijv. naar een museum, concert of theater gaat. Hoe vaak iemand door zijn ouders is meegenomen naar culturele activiteiten telt ook mee. Een score van 1 betekent

‘Nooit’, terwijl een 5 betekent dat het 1 keer per maand of vaker voorkomt. Daarnaast is onderwijs een belangrijke indicator voor cultureel kapitaal. Het opleidingsniveau van de respondent en die van de ouders is meegenomen in dit onderzoek. Aan de hand van het theoretisch kader en een betrouwbaarheidsanalyse is gebleken dat cultureel

(29)

kapitaal samen te voegen is met eigen opleidingsniveau en het opleidingsniveau van ouders. Dit is gebleken uit hetgeen dat stelt dat ouders die hoogopgeleid zijn, ervoor zorgen dat hun kinderen het goed doen op school. Dit geeft een vollediger beeld van het cultureel kapitaal van de respondenten. De betrouwbaarheid van deze

samengevoegde variabelen heeft een Cronbach’s alpha van α =.803.

Factoranalyse

Tijdens het analyseren van de verzamelde data is een factoranalyse uitgevoerd op de afhankelijke variabele om de verschillende items samen te voegen tot minder

factoren. Een factoranalyse maakt het mogelijk om te kijken of de indicatoren hetzelfde concept meten. Uit het theoretisch kader is naar voren gekomen dat de beeldvorming omtrent genderneutralisering gemeten kan worden aan de hand van het beeld van genderneutralisering, verwachting van genderrollen en de omgang met gender. Uit de factoranalyse zijn vier factoren naar voren gekomen. Uit een

betrouwbaarheidsanalyse is gebleken dat item “Als iemand goed heeft nagedacht over het veranderen van zijn of haar geslacht, dan is een geslachtsveranderende operatie een goed idee” het beste verwijderd kon worden uit de dataset, om zo de Cronbach’s alpha te vergoten.

De beeldvorming omtrent genderneutralisering is gemeten aan de hand van drie indicatoren: beeld van genderneutralisering, verwachting van genderrollen en omgang met gender. Dit is gemeten aan de hand van 16 items die met behulp van een varimax rotatie zijn gereduceerd tot drie factoren. Er is uiteindelijk gekozen om door te gaan met drie factoren in plaats van vier, omdat de Cronbach’s alpha van de vierde factor veel te laag was. De items die bij factor 4 hoorden, zijn verdeeld onder de andere drie factoren. De stellingen “Ik vind het goed dat er genderneutrale toiletten zijn”, “Ik vind het prima om naar een genderneutraal toilet te gaan”, “Ik verwacht van andere mensen dat zij zich gedragen als man of vrouw, passend bij hun geslacht” en “Ik verbreek de vriendschap als blijkt dat een goede vriend een operatie wil ondergaan om van geslacht te veranderen” zijn verdeeld over de overige drie factoren. Uit de betrouwbaarheidsanalyse is gebleken dat dit de betrouwbaarheid ten goede komt.

De KMO-meting (zie bijlage 2.1) laat zien dat het een goede factoranalyse is, KMO = .824. De sfericiteitstest aan de hand van Bartlett’s test laat zien dat het significant is. Na rotatie is item “Als iemand goed heeft nagedacht over het

(30)

veranderen van zijn of haar geslacht, dan is een geslachtsveranderende operatie een goed idee” verwijderd, omdat deze niet goed past bij de overige drie factoren. Na rotatie zijn de volgende factoren naar voren gekomen: factor 1: beeld van

genderneutralisering, factor 2: verwachting van genderrollen en factor 3: omgang met gender. Deze verklaren samen 66,53% van de variantie. Tabel 1 geeft de resultaten van de factoranalyse na rotatie weer.

Tabel 1: Resultaten factor-analyse stellingen ‘Beeldvorming omtrent genderneutralisering’

Geroteerde factorladingen

Item Beeld Verwachting Omgang

Ik vind het goed dat mensen genderneutraal worden

aangesproken. .792

Ik vind het goed dat er genderneutrale toiletten zijn .776 Ik vind het goed dat Hema alle genderaanduidingen van

kinderkleding weghaalt

.718 -.362

Ik ben het eens met de gedachte dat er slechts twee

geslachten zijn. -.674

.343

Ik zou mijn kinderen genderneutraal opvoeden. .674 -.326 -.328

Het is belangrijk dat meisjes als vrouw opgevoed worden en jongens als man.

-5.79 .535

Ik vind het prima om naar een genderneutraal toilet te gaan. .531 Mijn ouders verwachten van mij dat ik me gedraag als man

of vrouw, passend bij mijn geslacht.

.829

Tijdens de middelbare schooltijd werd er van mij verwacht dat ik me gedraag als man of vrouw, passend bij mijn geslacht.

.313 .688

Mijn vrienden verwachten van mij dat ik me gedraag als man of vrouw, passend bij mijn geslacht.

.681 .359

Ik ben opgevoegd met de gedachte dat er slechts twee geslachten zijn.

-.402 .653

Ik verwacht van andere mensen dat zij zich gedragen als man

of vrouw, passend bij hun geslacht. .628 .316

Als ik iemand ontmoet, vind ik het belangrijk om te weten welk geslacht iemand heeft.

-.325 .754

Ik ga liever niet om met mensen waarvan het geslacht niet goed zichtbaar is.

-.373 .686

Ik verbreek de vriendschap als blijkt dat een goede vriend

een operatie wil ondergaan om van geslacht te veranderen. .585

Verklaarde variantie in procenten 37.44 14.84 14.25

Cronbach’s alpha .857 .791 .656

(31)

Aannames

Voordat de meervoudige regressie uitgevoerd is, is er een aantal aannames

gecontroleerd (Field, 2009). De volgende aannames zijn gecontroleerd: normaliteit, lineariteit en multicollineariteit. De eerste aanname veronderstelt dat de variabelen normaal verdeeld moeten zijn. De afhankelijke variabele ‘Beeldvorming van genderneutralisering’ is normaal verdeeld. Daarnaast zijn de factoren ‘Beeld van genderneutralisering’ en ‘Verwachting van genderrollen’ ook normaal verdeeld. De factor ‘Omgang met gender’ is niet normaal verdeeld. Echter, aangezien N > 30 is, kan gesteld worden dat het normaal verdeeld is volgens de centrale limiettheorie (Field, 2009). De onafhankelijke variabelen ‘Sociaal kapitaal’ en ‘Cultureel kapitaal’ zijn ook normaal verdeeld. De normaliteit is van alle variabelen gecontroleerd door middel van histogrammen, waarin een normaalverdeling te zien is (zie bijlage 3). Op de scatterplots is te zien dat er een lineair verband is, waardoor er voldaan is aan de aanname van lineariteit.

Vervolgens is er nog gecontroleerd op multicollineariteit door middel van een variance inflation factor (VIF) en de tolerance toets na de meervoudige regressies. De VIF heeft bij elke variabele een waarde die onder de maximale score van 10 zit en de tolerance toets heeft bij elke variabele een waarde van boven de .2. Dit geldt voor alle meervoudige regressies die geanalyseerd zijn. Ten slotte is er nog de aanname van onafhankelijkheid gecontroleerd met behulp van de Durbin-Watson toets. Deze zit elke keer tussen de 1 en 3, waardoor de aanname van onafhankelijkheid niet geschonden is.

Databeschrijving

In totaal zijn 98 respondenten meegenomen in de analyse. De beeldvorming omtrent genderneutralisering is gemeten aan de hand van een 5-punts Likertschaal. Bij een score van een 1 is de respondent het er ‘Helemaal mee oneens’ en bij een score van 5 is de respondent het er ‘Helemaal mee eens’. De eerste deelvraag van dit onderzoek gaat in op wat de beeldvorming van genderneutralisering is onder de Amsterdamse studenten. Beeldvorming van genderneutralisering heeft een gemiddelde score van 3,43 met een standaarddeviatie van .64. Dit betekent dat de respondenten over het algemeen het redelijk eens zijn met genderneutralisering, gemeten op een schaal van 1 tot 5. Opvallend verschil is te zien bij de factor ‘Omgang met gender’. Deze scoort gemiddeld een 4,18 met een standaarddeviatie van .71. Dit betekent dat de

(32)

respondenten over het algemeen heel goed met gender om kunnen gaan als het niet duidelijk is welk geslacht iemand heeft ongeacht hoeveel sociaal of cultureel kapitaal iemand heeft.

De factoren ‘Beeld van genderneutralisering’ en ‘Verwachting van genderrollen’ zitten redelijk rond het gemiddelde van beeldvorming van

genderneutralisering, daar is weinig verschil in te zien. Dat laat zien dat er niet echt een verschil te zien is tussen ‘Beeld van genderneutralisering’ en ‘Verwachting van genderrollen’. Dat betekent dat beeldvorming van genderneutralisering redelijk gelijk is aan het beeld van genderneutralisering en de verwachting van genderrollen. De verwachting van genderrollen heeft een gemiddelde van 2.97 met een

standaarddeviatie van .73. In dit geval betekent het dat de omgeving van de

respondenten niet per se van de respondenten verwacht dat zij zich passend naar het geslacht gedragen, gemeten op een schaal van 1 tot 5. De factor beeld van

genderneutralisering heeft een gemiddelde van 3.32 met een standaarddeviatie van .87. Hiermee is vooral de mening over het genderneutrale beleid in Amsterdam en Nederland gemeten. Dit betekent dat de respondenten het redelijk eens zijn met het genderneutrale beleid en de genderneutalisering in Nederland.

Sociaal kapitaal is gemeten aan de hand van een absolute score die de mensen toegewezen hebben gekregen als ze iemand kennen die hen met iets zouden kunnen helpen. Op het moment dat een respondent ‘Nee’ invult, wordt dit van de totale score afgetrokken. Het gemiddelde sociaal kapitaal dat naar voren is gekomen is een score van gemiddeld 51,47 met een standaarddeviatie van 17.96. Op een vragenlijst waarbij er 25 hulpbronnen bevraagd zijn, betekent dit dat een gemiddeld sociaal kapitaal ongeveer 2 relaties heeft per hulpbron waar die door geholpen zou kunnen worden. Het is ook mogelijk dat hier variatie in zit.

Cultureel kapitaal is net als beeldvorming omtrent genderneutralisering gemeten aan de hand van een 5-punts Likertschaal. Een score van 1 betekent dat de respondent ‘Nooit’ die culturele activiteit heeft gedaan, terwijl een score van 5 betekent dat de respondent dit 1 keer per maand of vaker doet. Hier is ook gekeken naar het opleidingsniveau van de respondent en van de ouders, zoals in het theoretisch kader besproken. Dit is uiteindelijk meegenomen in de analyse van cultureel kapitaal. De respondenten hebben een gemiddeld cultureel kapitaal van 2.84 met een

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

 We hebben crisis.nl niet nodig; eigen website is voldoende toegerust op noodsituaties  Als we crisis.nl willen gebruiken, is dat ook zonder regels of protocol snel geregeld 

Influence of malo-Iactic fermentaion on the formation of amines: The histamine and tyramine content of wines made by normal and thermovinification procedures and had

Zowel bij de ecologisch geteelde penen als bij de gangbaar geteelde penen zijn twee partijen peen die afwijken 24 Nebula, 2 Nerac en 32 Nerac, 41 Narbonne, omdat het percentage

RQWVORWHQNDQZRUGHQYDQGHJDQJEDUHSXOS+LHUYRRUPRHW HHQDSDUWHDIYRHULQVWDOODWLHZRUGHQJHwQVWDOOHHUG'HNRVWHQKLHUYDQVWDDQQLHWLQYHUKRXGLQJ WRWKHWYROXPHYDQGHVWURRP

Het publiek mag niet weten dat journalisten eigenlijk gewone mensen zijn, omdat gewone mensen hun baan willen behouden of zelfs carrière willen maken en gewone mensen elkaar

In order to emphasize how decreasing solar modulation conditions allowed Galactic electrons to increase at Earth over this 3.5 year period, especially at E < ∼10 GeV, the spectra

Daar in het voorschrift van Boehringer ook een voorbewerking vermeld staat voor botervet (zie bijlage II) werd deze methode vergeleken met de methode voor

So, the stranger the prediction that a theory offers (as opposed to a most likely explanation) the greater the degree of confirmation that will be afforded by the evidence