2010
1) Welke worden niet opgenomen in de evaluatiebeslissing : sunk kosten, opportuniteitskosten, externaliteiten? Verklaar. 2p (p481,
13.4
)Waarom wordt (netto-)bedrijfskapitaal opgenomen in de berekening van de Vrije Operationele Kasstromen? 2p
2) Welke invloed hebben de volgende punten op het dividend payout ratio: 3p (p620,
17.2
)a) stijging van personenbelasting b) stijging nettobedrijfswinst c) interestvoet die stijgt
d) afname van investeringsopportuniteiten
3) Beta aandeel A: 1,5. Beta aandeel B: 0,75. Verwachte gemiddelde r van de aandelen is 13%. Risicovrije rendement bedraagt 7%. Met hoeveel percent is het rendement van A hoger dan die van B? 3p (p66,
2.11
)4) A: kapitaalskost 16% IRR 20% B: kapitaalskost 12% IRR 10% C: kapitaalskost 8% IRR 9%
Kost voor elke project bedraagt 5 miljoen. Welke wordt(worden) weerhouden? Projecten aanvaarden waar
IRR groter is dan cost of capital.
Veronderstel dat schuldratio 50-50 is en nettobedrijfswinst 7.287.500, wat is dan de dividend payout ratio? 4p
(p622,
17.9
)5) Veronderstel 2 beleggers, beide verwachten zelfde dividend voor volgend jaar (dus voor t1), ze verwachten dezelfde groei en hebben dezelfde risicoprofiel. Ze gaan op hetzelfde tijdstip beleggen. Als ene voor 2 jaar ’n belegging aangaat en de andere voor 10 jaar, dan zal hun aankoopprijs verschillend zijn. J/F? Verklaar. 3p (p182,
5.2
, bovenaan)6) Juist of fout: NPV op lange termijn (positieve cashflows worden dus in verre toekomst verkregen) is veel gevoeliger voor wijzigingen in de kapitaalskost dan NPV op korte termijn. 3p (p437,
12.3
)Financieel management examen 2012 –
tweede zit
VRAAG 1
Vraag:
Elliott Athletics probeert zijn optimale kapitaalstructuur te achterhalen, dat momenteel enkel bestaat uit schuld en eigen vermogen. Het bedrijf prefereert momenteel (en ook in de
toekomst) geen ‘preferred stock’ in de huidige kapitaalstructuur. Om te schatten hoeveel de schuld zou kosten voor verschillende schuldniveaus, heeft de bedrijf de volgende tabel gemaakt: Market Debt-to-Value Ratio (wd) Market Equity-to-Value Ratio (wce) Market Debt-to-Equity Ratio (D/S)
Bond Rating Before-tax Cost of Debt (rd) 0,0 1,0 0,00 A 7,0 % 0,2 0,8 0,25 BBB 8,0 % 0,4 0,6 0,67 BB 10,0 % 0,6 0,4 1,50 C 12,0 % 0,8 0,2 4,00 D 15,0 %
Elliot gebruikt de CAPM om de kosten van eigen vermogen (rs) te bepalen. De risicovrije
rentevoet bedraagt 5 %, de marktrisicopremie 6 % en de belastingsvoet 40 %. Elliot schat dat het een ‘unlevered beta’ (bu) van 1,2 zou hebben als het geen schulden heeft.
Wat is de optimale kapitaalstructuur en wat is de WACC van deze structuur.
Oplossing:
Tax rate = 40% rRF = 5.0% bU = 1.2 rM – rRF = 6.0%
From data given in the problem and table we can develop the following table:
Notes:
a These beta estimates were calculated using the Hamada equation, b = bU[1 + (1 – T)(D/E)].
b These rs estimates were calculated using the CAPM, rs = rRF + (rM – rRF)b.
c These WACC estimates were calculated with the following equation: WACC = wd(rd)(1 – T) + (wc)(rs).
The firm’s optimal capital structure is that capital structure which minimizes the firm’s WACC. Elliott’s WACC is
minimized at a capital structure consisting of 40% debt and 60% equity. At that capital structure, the firm’s WACC is 11.45%.
VRAAG 2
Geef 3 verschillen tussen de CAPM benadering en de DCF (=discounted cash flow) benadering.
VRAAG 6
Vraag:
Een bedrijf betaalt momenteel een dividend van $2 per aandeel (D0=$2). Men schat dat het
dividend van het bedrijf met 20% zal groeien volgende 2 jaar en de jaren daarna zal het dividend groeien aan een constante rato van 7%. De beta van het bedrijf is 1,2, de risicovrije rente is 7,5% en de risicopremie is 4%. Wat is uw schatting van de huidige prijs van
Oplossing:
Step 1: Calculate the required rate of return on the stock: rs = rRF + (rM - rRF)b = 7.5% + (4%)1.2 = 12.3%.
Step 2: Calculate the expected dividends: D0 = $2.00
D1 = $2.00(1.20) = $2.40 D2 = $2.00(1.20)2 = $2.88 D3 = $2.88(1.07) = $3.08
Step 3: Calculate the PV of the expected dividends:
PVDiv = $2.40/(1.123) + $2.88/(1.123)2 = $2.14 + $2.28 = $4.42. Step 4: Calculate ^p2 :
^P2 = D3/(rs - g) = $3.08/(0.123 - 0.07) = $58.11.
Step 5: Calculate the PV of ^P2 :
PV = $58.11/(1.123)2 = $46.08.
Step 6: Sum the PVs to obtain the stock’s price: Pˆ0 = $4.42 + $46.08 = $50.50.
Examenvragen Financieel management 2010 – Eerste zit
VRAAG 1 VRAAG 2 a) b) Men wilt 30 miljoen middelen ophalen tegen 50-50 structuur 15aandelenkapitaal 15 schuld c) 8,4 % VRAAG 3
Ook op het examen 2012
Yes, if the portfolio’s beta is equal to zero. In practice, however, it may be impossible to find individual stocks that have a nonpositive beta. In this case it would also be
impossible to have a stock portfolio with a zero beta. Even if such a portfolio could be constructed, investors would probably be better off just purchasing Treasury bills, or other zero beta investments.
VRAAG 4
- Effect op kost eigen vermogen: Beleggers worden meer risico avers dus hun indifferentiecurve voor
risico/return wordt steiler. Ze eisen een grotere r voor hetzelfde risico. RPM stijgt
rs stijgt
WACC stijgt
- Substitutie-effect op kost van schuld rd stijgt WACC stijgt
- T daalt (1-T) stijgt rd(1-T) stijgt WACC stijgt
- Indien de belasting op kapitaalopbrengsten relatief verlaagt ten opzichte van gewone inkomensbelastingen, zullen aandelen aantrekkelijker zijn. Hierdoor zal de kost van eigen vermogen
relatief dalen ten opzichte van de kost van schuld.
- De kost van schuld (na belasting) is lager dan de kost van eigen vermogen. Dus als een bedrijf beslist
om meer schuld op te nemen en minder eigen vermogen, zal dit de elementen van de WACC zo
beïnvloeden zodat deze zal dalen (wd stijgt en wce daalt) WACC daalt
- Maar door een stijging in het gebruik van schuld zal het risico van zowel schuld als eigen vermogen
toenemen. stijging rd en rs WACC stijgt
netto effect: de stijging in de kostcomponenten (rd en rs) zullen het eerste effect
compenseren.
VRAAG 5 a)
- Payback A (cash flows in thousands):
Payback A = 2 + $10,000/$15,000 = 2.67 years.
- Payback B (cash flows in thousands):
Payback B = 1 + $5,000/$10,000 = 1.50 years.
c. NPVA = $12,739,908; IRRA = 27.27%
NPVB = $11,554,880; IRRB = 36.15%
Both projects have positive NPVs, so both projects should be undertaken.
d. At a discount rate of 5%, NPVA = $18,243,813
At a discount rate of 5%, NPVB = $14,964,829
At a discount rate of 5%, Project A has the higher NPV; consequently, it should be accepted.
e. At a discount rate of 15%, NPVA = $8,207,071.
At a discount rate of 15%, NPVB = $8,643,390.
At a discount rate of 15%, Project B has the higher NPV; consequently, it should be accepted.
f.
IRR= Crossover rate = 13.5254% _ 13.53%.
VRAAG 6
Ook op het examen 2012
RPj = Risk Premium for Stock j = (rM - rRF)bj.
If risk aversion increases, the slope of the SML will increase, and so
will the market risk premium (rM – rRF). The product (rM – rRF)bj
is the
risk premium of the jth stock. If bj is low (say, 0.5), then
the
product will be small; RPj will increase by only half the
increase in
RPM. However, if bj is large (say, 2.0), then its risk premium
will
rise by twice the increase in RPM.
Investeerder 1 is het meest risico-avers van de twee, aangezien hij voor elk % risico een hoger rendement verwacht. Doordat investeerder 1 meer risico-avers is, zal hij een hogere
risicopremie eisen voor een gegeven risico dan investeerder 2. Hoe steiler de helling van een indifferentiecurve, hoe meer risk avers de investeerder.
Investeerder 1 investeerder 2
Examenvragen Financieel management 2011 – Eerste zit
VRAAG 1
Ook op het examen 2012 a)
b)
VRAAG 2
Zie vraag 3 van het examen 2010 VRAAG 3
Zie vraag 6 van het examen 2010 VRAAG 4
Ook op het examen 2012
True. The value of a share of stock is the PV of its expected future
dividends. If the two investors expect the same future dividend stream, and they agree on the stock’s riskiness, then they should reach
similar conclusions as to the stock’s value. VRAAG 5
Examenvragen Financieel management eerste zittijd
2011
(3 van de 6 vragen kwamen overeen met het examen eerste zittijd 2010)
5 van de 6 gestelde vragen waren terug te vinden in het handboek
“Intermediate Financial Management
tenth edition
”:1. HB. Pag.356 vraag 10-12 2. HB. Pag.64 vraag 2-7
3. HB. Pag.64 vraag 2-5 (antw. HB. pag. 163 onderaan) 4. HB. Pag.182 vraag 5-2
5. HB. Pag.442-443 vraag 12-21 (enkel deelvragen a,d,f en g) 6. Vraag uit hoofstuk 12: Projectwaardering
De end-of-chapter-questions zijn dus zeer belangrijk en je kan ook de
modelantwoorden terugvinden voor een bepaald aantal hoofdstukken in pdf-bestanden. Deze kunnen van hoog nut zijn voor het beantwoorden van een aantal van deze vragen.
Examenvragen Financieel management eerste zittijd 2010
1. Alle obligaties met een looptijd van 10 jaar hebben hetzelfde prijs- en herinvesteringsrisico. Juist of verkeerd? Verklaar. (/3)
2. Op 1 januari bedraagt de marktwaarde van een onderneming 60 miljoen EUR. In de loop van het jaar wordt voorzien om 30 miljoen EUR nieuwe middelen op te halen. De huidige
(optimale) kapitaalstructuur bedraagt 50-50. Nieuwe obligaties zullen een coupon van 8% dragen en à pari uitgegeven worden. De aandelenkoers bedraagt 30 EUR en het door de aandeelhouders vereist rendement is 12% waarbij de verwachte groei vanaf volgend jaar 8% is. De vennootschapsbelastingsvoet bedraagt 40%. (/4)
a. Hoeveel bedraagt het verwacht dividend in het huidig jaar? b. Hoeveel bedraagt het op te halen aandelenkapitaal?
c. Indien de onderneming voldoende cash flow genereert zodat een externe kapitaalverhoging overbodig is, hoeveel bedraagt dan de gewogen gemiddelde kapitaalkost bij gelijkblijvende kapitaalstructuur?
3. Is het mogelijk om een portefeuille van aandelen te construeren waarvoor het verwacht rendement gelijk is aan de risicovrije rente? Zo ja, geef voorbeeld. (/3)
4. Bepaal het teken voor de impact van volgende variabelen op de gewogen gemiddelde kapitaalkost (de overige variabelen gelijkblijvend) + verklaar bondig. (/3)
a. Beleggers worden meer risico-avers b. De vennootschapsbelastingsvoet daalt
c. De onderneming neemt relatief meer schuld op
5. Een bedrijf overweegt 2 investeringsprojecten die elk een initiële uitgave vereisen van 25 miljoen EUR. De kapitaalkost bedraagt 10% en de kasstromen (na belasting) die elk van de projecten zal genereren, worden geraamd op: (/4)
jaar project A project B
1 5 20
2 10 10
3 15 8
4 20 6
a. Wat is de payback voor beide projecten
b. Indien beide projecten mutueel exclusief zijn en de kapitaalkost is 5%, welk van beide verdient dan de voorkeur
c. Bepaald – desnoods grafisch bij benadering – het “crossover” percentage d. Bepaal voor de kapitaalkost van 12% het gewijzigd intern rendement (Modified
internal Rate of Return)
6. Indien investeerders (“beleggers”) meer risico-avers worden, dan zal de risico-premie op aandelen-met-hoge-beta meer stijgen dan op aandelen-met-lage-beta. Juist of verkeerd? Verklaar.
verschillende risico-aversie. Duid aan welke van de 2 het meest risico-avers is en leg uit waarom. (/3)