• No results found

De relatie tussen sport en antisociaal gedrag en agressie bij mannelijke adolescenten

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "De relatie tussen sport en antisociaal gedrag en agressie bij mannelijke adolescenten"

Copied!
24
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

De Relatie tussen Sport en Antisociaal Gedrag en Agressie bij Mannelijke Adolescenten

Universiteit van Amsterdam Isabelle Smit - 10771433

Definitieve Versie Herkansing Bachelor Scriptie Pedagogische Wetenschappen

Scriptie begeleider: Esther Rutten Aantal woorden: 5454

(2)

Inhoudsopgave

Abstract 3

Inleiding 4

Teamkenmerken binnen de Sport en Antisociaal Gedrag en Agressie 8

Sportklimaat en Antisociaal Gedrag en Agressie 11

Type Sport en Antisociaal Gedrag en Agressie 15

Conclusie en Discussie 18

(3)

Abstract

In dit literatuuroverzicht is de relatie tussen sport en antisociaal gedrag en agressie bij mannelijke adolescenten beschreven. Allereerst is gekeken naar kenmerken binnen en met betrekking tot een sportteam die een relatie hebben met antisociaal gedrag. Moreel redeneren, masculiniteit, taakcohesie en percepties over sport blijken een verband te hebben met

antisociaal gedrag en agressie. Ten tweede is bekeken naar verschillende aspecten van het sportklimaat die een relatie hebben met antisociaal gedrag en agressie. De relatie met de coach, doeloriëntatie, moreel klimaat, attitudes omtrent prestaties en percepties over de coach worden geassocieerd met antisociaal gedrag en agressie. Er is ten derde beschreven wat de relatie is tussen het type sport en antisociaal gedrag en agressie. Het blijkt dat er verschillen zijn in de relatie met antisociaal gedrag en agressie door het soort sport, het niveau van de sport en het sporten als individu of in teamverband.

(4)

De Relatie tussen Sport en Antisociaal Gedrag en Agressie bij Mannelijke Adolescenten Agressie door jongeren tast de relatie met ouders en leeftijdsgenoten aan. Agressieve jongeren belemmeren tevens de omgang met andere leeftijdsgenoten door bijvoorbeeld te schelden of te slaan (Van der Ploeg, 2014). Agressie kan zowel thuis, op school en bij vrienden als op (sport)clubs plaatsvinden. Bij sporten met veel lichaamscontact, zoals karate, boksen en basketbal, is er tevens meer sprake van agressie dan bij sporten met weinig

lichaamscontact. Hoewel de sportcontext een plek is waar agressie voor kan komen, kan sport ook juist interveniërend werken tegen agressie. Sport kan de hoeveelheid agressie bij

mannelijke adolescenten kan verminderen. Aangezien agressieve kinderen zowel voor hun ouders, hun leeftijdsgenoten als henzelf storend zijn (Van der Ploeg, 2014), zou een afname in agressie gunstig zijn. Uit eerder onderzoek blijkt dat sport zou bijdragen aan de ontwikkeling van jongeren en de mate waarin jongeren zichzelf onder controle hebben (Kelly, 2012). Tevens kan sport bijdragen aan een vermindering van de hoeveelheid agressie die een jongere vertoont (Van der Ploeg, 2014).

In het algemeen blijken adolescenten, die tussen de 10 en 22 jaar oud zijn, in

vergelijking met andere leeftijdsgroepen redelijk veel agressie te vertonen (Wiel & Wijnberg-Williams, 2006). Om deze reden is ervoor gekozen dit literatuuroverzicht toe te spitsen op adolescenten. In de adolescentie zijn jongeren vaak verschillende rollen en soorten gedrag aan het uitproberen om zo hun identiteit te kunnen ontwikkelen. Dit uitproberen kan echter

problematische gevolgen hebben, zoals drugsgebruik en het betrokken raken bij criminele of agressieve activiteiten (Wiel & Wijnberg-Williams, 2006). Bovendien blijkt dat het aantal mannelijke adolescenten dat agressief gedrag vertoont groter is dan het aantal vrouwelijke adolescenten dat agressief gedrag vertoont. Hierom is gekozen om dit literatuuroverzicht toe te spitsen op mannelijke adolescenten. Het aantal jongens dat agressief gedrag vertoont, is namelijk drie keer groter dan het aantal meisjes. Daarbij blijkt uit onderzoek dat jongens een

(5)

grotere kans hebben om vormen van antisociaal gedrag te vertonen dan meisjes (Connell, Cook, Aklin, Van der Ploeg, & Brex, 2011).

Aangezien agressie en antisociaal gedrag vaak naast elkaar worden gebruikt, is het van belang om deze twee begrippen van elkaar te onderscheiden. In dit literatuuroverzicht zal, afhankelijk van de term die wordt genoemd in het gebruikte onderzoek, de term antisociaal gedrag of agressie worden gebruikt. Onder antisociaal gedrag worden vrijwillige handelingen verstaan die de bedoeling hebben een ander individu pijn te doen of te benadelen (Kavussanu & Boardley, 2006). Dit kan bijvoorbeeld geuit worden door agressief gedrag en het

overschrijden van maatschappelijke normen (Samek, Elkins, Keyes, Iacono, & McGue, 2015). Agressie is een vorm van antisociaal gedrag, maar antisociaal gedrag hoeft niet per definitie agressief te zijn. Agressie is gedrag dat al of niet opzettelijk immateriële en/of materiële schade veroorzaakt bij een ander, waarbij formele en/of informele regels worden geschonden. Voorbeelden hiervan zijn vechten, pesten en gemeen zijn tegen anderen (Van der Ploeg, 2014). Een aanvulling hierop is dat agressie zowel fysiek als psychologisch een

individu kan benadelen (Kavussanu & Boardley, 2009).

Antisociaal gedrag en agressie kunnen verklaard worden aan de hand van

verschillende factoren. Zo kunnen individuele kenmerken (temperament, psychopathologie, leeftijd en geslacht) en het gedrag van leeftijdsgenoten de kans op agressie vergroten (Burnette, Oshri, Lax, Richards, & Ragbeer, 2012; Connell et al., 2011). Ook blijkt dat temperament en psychopathologie de keuze voor bepaalde vrienden beïnvloeden. Wanneer jongeren delinquente vrienden hebben, heeft dit een grote invloed op het antisociaal gedrag van de jongeren. Zo kan het gedrag van leeftijdsgenoten zowel een verband hebben met het begin van als de mate van antisociaal gedrag (Connell et al., 2011). Daarnaast zijn er

significante verbanden tussen geslacht en leeftijd gevonden met antisociaal gedrag. Jongens hebben een grotere kans op het vertonen van antisociaal gedrag dan meisjes en oudere

(6)

jongeren hebben een grotere kans op het vertonen van ernstigere vormen van antisociaal gedrag dan jongere jongeren (Connell et al., 2011). Echter is niet duidelijk voor welke leeftijden dit verband precies geldt.

Een theorie die agressie kan verklaren is het Sociaal Leren model van Bandura (1971). Deze theorie gaat ervan uit dat het gedrag van mensen bepaald wordt doordat mensen de emoties, de attitudes en het gedrag van andere mensen observeren. Zo meent Bandura dat agressief gedrag in de omgeving van een adolescent de kans dat een adolescent zelf ook agressief gedrag zal vertonen, kan vergroten. Sporters kunnen bijvoorbeeld slecht gedrag leren door het gedrag van coaches, teamgenoten of tegenstanders te observeren (Li et al., 2015). Volgens het Sociaal Leren model van Bandura wordt het Sociaal Leren beïnvloed door vier verschillende processen, namelijk aandachtsprocessen,

bewaringsprocessen/handhavingsprocessen, motorische reproductie processen en processen van bekrachtiging en motivatie. Voor de relatie tussen sport en antisociaal gedrag en agressie zijn vooral aandachtprocessen en processen van bekrachtiging en motivatie van belang. Bij aandachtsprocessen bepalen voorkeuren en belangen van een individu de manier waarop een individu zijn aandacht richt op andere individuen. Met behulp van processen van

bekrachtiging en motivatie kan observatie van gedrag bekrachtigd of juist beperkt worden. Voor zowel aandachtsprocessen als processen voor bekrachtiging en motivatie geldt dat observatie van het gedrag van anderen in verband staat met het gedrag van het individu zelf.

Niet alleen antisociaal gedrag en agressie, maar ook de effecten van sporten kunnen bepaald worden door verschillende factoren. Zo is het van belang dat sport begeleid wordt door professionals en plaatsvindt in een uitgebreid programma, waarbij meer nodig is dan alleen de sport. Tevens hebben teamgenoten en coaches een grote invloed op het klimaat op de sportclub (Van der Ploeg, 2014). Coaches en teamgenoten hebben echter niet alleen een belangrijke rol in het klimaat op de sportclub, maar ook op het klimaat in de sport. Het

(7)

klimaat dat gecreëerd wordt door coaches en teamgenoten kan samenhangen met antisociaal gedrag (Hodge & Gucciardi, 2015). Binnen de sport vervullen de coaches de meest

invloedrijke rol in de sportervaring van sporters (Boardley & Kavussanu, 2009). Zo hebben coaches invloed op de attitudes van sporters tegenover antisociaal gedrag. Naast de

individuele ervaringen van sporters spelen coaches ook een belangrijke rol in de sfeer en het klimaat binnen het team (Boardley & Kavussanu, 2009).

Naast de coach kunnen ook normen en waarden binnen de sport een belangrijke rol spelen bij het vertonen antisociaal gedrag en agressie (Van der Ploeg, 2014). Het

samenbrengen van jongeren binnen de sport kan de kans op antisociaal gedrag vergroten wanneer er niet de juiste normen en waarden heersen, die zoals eerder genoemd, van belang zijn voor een positieve werking van sport. Een voorbeeld van dergelijke normen en waarden is de focus op het winnen binnen de sport, die kan leiden tot verbaal en agressief gedrag tegen degene die het winnen in de weg staat (Van der Ploeg, 2014). Ook het competitieve aspect binnen de sport kan in verband staan met negatieve consequenties. Dit competitieve aspect is de afgelopen jaren gestimuleerd door professionalisering binnen de sport, waardoor ook de focus op het winnen versterkt is (Li et al., 2015).

In 2014 was 58 procent van de Nederlandse jongeren van 12 tot 20 jaar lid van een sportvereniging. Jongeren van 12 tot 18 jaar blijken verder het meeste aan sport te doen in Nederland; zij doen 5 uur of meer per week aan sport (Van der Ploeg, 2014). Het percentage mannelijke sporters ligt daarnaast hoger dan het percentage vrouwelijke sporters;

respectievelijk 34 en 28 procent (Centraal Bureau Statistiek, 2014). Om deze reden is het interessanter om jongens op te nemen in het dit literatuuroverzicht. In het algemeen blijkt tevens dat de context waarin gesport wordt, bepalend is voor de effecten van sport (Rutten et al., 2011). In dit literatuuroverzicht zal de focus vooral liggen op de effecten van sport in verenigingsverband, waaronder zowel individuele sport als teamsport vallen. Er blijken

(8)

namelijk verschillen te zijn in de effecten van individuele sport en teamsport (Rutten et al., 2011). Verder zal zowel worden gekeken naar sporten die op hoog als laag niveau worden beoefend. Zo blijkt er bij sporten op hoger niveau meer agressie voor te komen dan sporten op lagere niveaus (Martin, Gould, & Ewing, 2015), maar bij beide niveaus van sport komt

agressie voor (Li et al., 2015). Tevens blijken vechtsporten verschillende effecten, zoals meer antisociaal gedrag of meer agressiecontrole, te kunnen hebben (Endresen & Olweus, 2005; Graczyk, Hucinski, Norkowski, Peczak-Graczyk, & Rozanowska, 2010)

Het doel van dit literatuuroverzicht is om inzicht te krijgen in de relatie tussen verschillende aspecten van sport en antisociaal gedrag en agressie. In dit literatuuroverzicht zal ten eerste worden beschreven wat de relatie is tussen teamkenmerken en antisociaal gedrag en agressie. Percepties, ervaringen en gedrag van het team kunnen onder

teamkenmerken geplaats worden (Rutten et al., 2011). In dit literatuuroverzicht zullen teamkenmerken besproken worden aan de hand van de constructen taakcohesie, houdingen van teamgenoten en moreel redeneren. Ten twee zal het verband tussen het sportklimaat, waaronder de relatie met de coach, doeloriëntaties, passie voor sport, contextuele kenmerken en externaliserend gedrag vallen , en antisociaal gedrag en agressie aan bod komen. Ten derde zal de relatie tussen het type sport, waaronder individuele sport en teamsport, verschillende vechtsporten en sporten op hoog en laag niveau vallen, en antisociaal gedrag en agressie behandeld worden. Na deze deelvragen zullen de conclusies worden gegeven, gevolgd door enige kanttekeningen en aanbevelingen en implicaties voor de praktijk.

Teamkenmerken binnen de Sport en Antisociaal Gedrag en Agressie

Uit onderzoek blijkt dat het effect van sport afhankelijk is van de context waarbinnen er gesport wordt (Rutten et al., 2011). In het onderzoek van Rutten et al. (2011) is bij 439 mannelijke adolescenten cross-sectioneel onderzoek gedaan naar predictoren van antisociaal en prosociaal gedrag binnen de sportcontext. Dit is onderzocht aan de hand van vragenlijsten

(9)

waarmee onder andere morele sfeer in de sportomgeving, moreel redeneren met betrekking tot sportdilemma's en de houding tegenover fair play werd gemeten. Er is volgens Rutten en collega’s een verband tussen moreel redeneren en het vertonen van antisociaal gedrag. Hogere niveaus van moreel redeneren blijken namelijk in verband te staan met een kleinere kans op antisociaal gedrag. Volwassenere niveaus van moreel oordelen van teamleden zouden kunnen leiden tot een kleinere kans op het vertonen van antisociaal gedrag in de sportcontext, wat relevant zou kunnen zijn voor sportinterventies tegen antisociaal gedrag. Een mogelijke verklaring voor deze afname is individueel sporten; er blijkt namelijk meer antisociaal gedrag voor te komen in teamsporten dan in individuele sporten. Het samenbrengen van jongeren met hogere niveaus van externaliserend gedrag kan leiden tot meer antisociaal gedrag binnen de sportcontext. Het gebruik van vragenlijsten zou als een beperking van dit onderzoek kunnen worden gezien vanwege de kans op sociaal wenselijk antwoorden. Er is in dit onderzoek echter gecontroleerd voor sociaal wenselijk antwoorden. Tevens is er gebruik gemaakt van een grote steekproef, waardoor de betrouwbaarheid van het onderzoek wordt versterkt. De deelvraag is echter gericht op teamkenmerken en is teamdynamiek niet behandeld in het onderzoek van Rutten en collega’s, wat mogelijk wel relevant had kunnen zijn.

Verder kan het willen aansluiten bij de sociale identiteit en normen van een team in verband staan met agressie (Curry, 1998; Pappas, 2004). Het onderzoek van Pappas (2004) is uitgevoerd met behulp van interviews bij vijf voormalig ijshockeyspelers in de Verenigde Staten. Het doel van het onderzoek was om inzicht te krijgen in de aard van agressie in het competitieve aspect van sport en bij de sociale relaties. Zo kan masculiniteit, in combinatie met de cohesie en band, binnen het team agressie stimuleren (Curry, 1998; Pappas, 2004). In ijshockeyteams blijkt er bijvoorbeeld een hoge mate van masculiniteit te zijn, zo blijkt uit het onderzoek van Pappas. Er heersen normen waarbij hard zijn, bereidheid tot vechten,

(10)

IJshockeysticks kunnen mogelijk als wapen worden gebruikt tijdens het sporten, wat de agressiviteit vergemakkelijkt. IJshockeyspelers die laten zien dat ze kunnen vechten, worden meer gewaardeerd door hun teamgenoten en de vaardigheden voor het vechten blijken belangrijker zijn dan de vaardigheden voor het schaatsen. Er kan worden gesproken van socialisatie binnen de ijshockey, waardoor agressie niet alleen wordt getolereerd, maar ook wordt aangemoedigd. De agressie vindt zowel binnen als buiten de ijshockeycontext plaats. Het kan worden opgemerkt dat er gebruik is gemaakt van een kleine steekproef (N=5), wat de robuustheid van het onderzoek beperkt. Tevens was de onderzoeker een bekende van de voormalige ijshockeyspelers. Dit gaf de onderzoeker de reden om niet specifiek in te gaan op de persoonlijke aspecten van de verhalen over ijshockey. Mogelijk was meer specificiteit toereikender geweest voor de resultaten van dit onderzoek.

Verder blijkt taakcohesie in een team een negatief verband te hebben met het antisociale gedrag tegenover teamleden (Bruner et al., 2014). Taakcohesie richt zich op de mate waarin er eenheid wordt ervaren bij het uitvoeren van taakgerichte onderdelen en blijkt een belangrijke predictor te zijn van antisociaal gedrag. Bruner en collega’s (2014) hebben onderzoek gedaan bij 329 Canadese adolescenten, onder wie 248 jongens en 81 meisjes. Het doel van het onderzoek was om erachter te komen wat de invloed van sociale identiteit op antisociaal en prosociaal gedrag is en of cohesie een effect heeft op deze mogelijke invloed. Dit is onderzocht met behulp van vragenlijsten die aan het begin, midden en einde van het seizoen werden afgenomen. De vragenlijsten maten sociale identiteit, cohesie en prosociaal en antisociaal gedrag tegenover teamgenoten en tegenstanders. Uit het onderzoek van Bruner en collega’s komt onder andere naar voren dat onvoldoende taakcohesie binnen een team kan leiden tot meer antisociaal gedrag en minder prosociaal gedrag tegenover de teamleden. Bij dit onderzoek moet echter in achting worden genomen dat er gebruik is gemaakt van zelfrapportages, wat mogelijk de resultaten van het onderzoek heeft beïnvloed. Een andere

(11)

beperking is de aanwezigheid van vrouwelijke participanten in de steekproef van het

onderzoek, omdat dit onderzoek gericht is op mannelijke adolescenten. Slechts een kwart van de participanten is echter vrouwelijk en een meerderheid van de participanten mannelijk.

Tevens blijken positieve houdingen van een individu en van een team tegenover fair play in verband te staan met minder antisociaal gedrag op het voetbalveld, zoals blijkt uit het onderzoek van Rutten en collega’s (2008). In het onderzoek van Rutten en collega’s is met behulp van vragenlijsten en multi-level analyses onderzoek gedaan bij 331 mannelijke adolescenten die voetbal als sport beoefenden en bij 54 coaches. De constructen die werden gemeten met de vragenlijsten waren sociaalmoreel redeneren over sport dilemma’s, attitudes tegenover fair play, relationele steun, sociaalmoreel team sfeer en prosociaal en antisociaal gedrag buiten en op het voetbalveld. Een beperking die geplaatst kan worden bij dit

onderzoek is dat de mogelijke invloed van contextuele factoren in werkelijkheid

waarschijnlijk groter is dan in het uitgevoerde onderzoek, waardoor de resultaten mogelijk enigszins vertekend kunnen zijn.

Sportklimaat en Antisociaal Gedrag en Agressie

Volgens het onderzoek van Rutten en collega’s (2011) is naast specifieke kenmerken van het team, ook de relatie tussen de coach en de sporter van invloed op de mate van het antisociale gedrag van de adolescent binnen de sportcontext. Wanneer mannelijke

adolescenten het gevoel hebben terecht te kunnen bij hun coach en hun coach kunnen vertrouwen, hangt dit samen met vermindering van antisociaal gedrag binnen de individuele sport en de teamsport. De kwaliteit van de relatie tussen de coach en de sporter is echter wel positiever bij atletiek (individuele sport) dan bij teamsport (Rutten et al., 2011). Tevens blijkt uit het onderzoek van Rutten en collega’s (2008) dat positieve percepties over de houding van de coach tegenover fair play in verband te staan met minder antisociaal gedrag op het

(12)

antisociaal gedrag buiten het voetbalveld. Het verband tussen antisociaal gedrag is buiten het voetbalveld echter groter dan op het voetbalveld (Rutten et al., 2008). Een mogelijke

verklaring hiervoor zijn de formele en informele regels die de voetbalcontext reguleren. Buiten het voetbalveld is er minder mate van dergelijke regulatie en is antisociaal gedrag meer divers. Regulatie, die kan worden gerelateerd aan processen van bekrachtiging en motivatie (Bandura, 1971), staat in verband met het observeren van antisociaal gedrag. Het observeren van antisociaal gedrag hangt vervolgens samen met het vertonen van antisociaal gedrag.

Naast de relatie met de coach, hebben ook externaliserende gedragsproblemen een relatie met antisociaal gedrag op zowel individueel niveau als op teamniveau (Rutten et al., 2011). Hogere niveaus van externaliserend probleemgedrag staan in verband met hogere niveaus van antisociaal gedrag. Hier kan worden gesteld dat bij adolescenten niet alleen externaliserend probleemgedrag van een individu zelf bijdraagt aan het vertonen van antisociaal gedrag, maar ook de mate waarin de teamleden van het individu externaliserend gedrag laten zien (Rutten et al., 2011). Een verklaring hiervoor kan zijn dat eerdergenoemde normen en waarden binnen een team een rol spelen in het vertonen van antisociaal gedrag (Van der Ploeg, 2014). Tevens kunnen de aandachtsprocessen van Bandura (1971) als verklaring hiervoor worden gegeven. Individuen met externaliserend gedrag zullen hun aandacht richten op teamgenoten met externaliserend gedrag, wat het externaliserende gedrag kan stimuleren.

Verder hebben Bortoli, Messina, Zorba, en Robazza (2012) een cross-sectioneel onderzoek gedaan naar het verband tussen contextuele en individuele kenmerken en antisociaal gedrag. Het onderzoek is uitgevoerd bij mannelijke adolescenten die op voetbal zitten. In het onderzoek van Bortoli en collega’s is antisociaal gedrag binnen de

(13)

de sportcontext voor te leggen. Naast antisociaal gedrag werd de morele atmosfeer, ervaren motivationele klimaat, doeloriëntatie en ervaren competentie gemeten. Een sterke eigenschap van dit onderzoek was het toevoegen van een variabele die de psychologische, biologische en sociale statussen van sporters omvat, omdat die in grote mate de ervaring en het gedrag van sporters beïnvloeden. Er zijn in het onderzoek van Bortoli en collega’s geen significante effecten gevonden voor performance climate (waarbij winnen boven alles wordt gesteld) en mastery climate (waarbij individuele prestaties en progressie centraal staan). Er is een sterke, directe relatie gevonden tussen het moreel klimaat en antisociaal gedrag. Onder moreel klimaat werd de manier waarop sporters de overtuigingen en attitudes van hun coaches en teamleden beschouwenverstaan. Zowel coaches als teamleden blijken invloed te hebben op antisociaal gedrag (Kavussanu, Roberts, & Ntoumanis, 2002; Kavussanu & Spray, 2006), maar coaches hebben de grootste invloed (Boardley & Kavussanu, 2009). Coaches die alleen de beste spelers belonen, sommige spelers voortrekken en bepaalde spelers straffen, kunnen het vertonen van antisociaal gedrag in de voetbalcontext stimuleren (Kavussanu, 2006). Een beperking die geplaatst kan worden bij het onderzoek van Bortoli en collega’s is de kleine hoeveelheid dilemma’s die aan de sporters werd voorgelegd. Mogelijk kwamen er niet genoeg dilemma’s voor, waardoor de dilemma’s niet representatief genoeg waren en niet voldoende het antisociale gedrag meten.

Ook in ander onderzoek blijken attitudes omtrent prestaties een belangrijke rol te kunnen spelen in antisociaal gedrag, namelijk in agressie (Donahue, Rip, & Vallerand, 2009). Donahue en collega’s (2009) deden onderzoek bij mannelijke en vrouwelijke adolescenten die aan basketbal deden. Dit onderzoek is gericht op agressie in de basketbalcontext. Er werd onderzocht wat het verband tussen twee soorten passie voor sport, namelijk harmonische en obsessieve passie, en agressie was. Uit het onderzoek van Donahue en collega’s kwam naar voren dat obsessieve passie, die onder andere positief samenhangt met negatieve emoties en

(14)

schuldgevoelens, een relatie heeft met agressief gedrag. Adolescenten met een obsessieve passie voor een activiteit waar zij veel om geven, zullen meer moeite doen om hun gevoel van eigenwaarde te beschermen. Voor deze bescherming wordt, indien nodig, gebruik gemaakt van agressie volgens Donahue en collega’s (2009). Daarnaast kan het willen winnen een belangrijke motivatie zijn voor het overtreden van regels (Martin, Gould, & Ewing, 2015), wat een vorm van antisociaal gedrag en agressie is. Een beperking van het onderzoek van Donahue en collega’s is het tweede deel van de studie; er was een kleine steekproef en er was geen controlegroep opgenomen. Tevens kan worden opgemerkt dat er in dit onderzoek zowel mannelijke als vrouwelijke adolescenten zijn opgenomen, terwijl het huidige onderzoek alleen naar mannelijke adolescenten zou kijken. Donahue en collega’s hebben echter gecontroleerd voor geslacht en is gebleken dat mannelijke adolescenten hogere niveaus van agressie vertonen dan vrouwelijke adolescenten (d = .45) bij het eerste deel van de studie. Bij deel twee van de studie bleek er geen significant verschil te zijn in agressie bij mannelijke en vrouwelijke adolescenten.

Verder blijken ook doeloriëntaties van belang te zijn in de uiting van antisociaal gedrag (Kavussanu, 2006). Onder doeloriëntaties worden neigingen verstaan om competenties en succes te definiëren met criteria die gerelateerd zijn aan een persoon zelf of aan anderen. Er zijn twee soorten doeloriëntaties te onderscheiden, namelijk doeloriëntaties gericht op een taak (task orientation) of op het ego (ego orientation). Het onderzoek van Kavussanu (2006) is met behulp van vragenlijsten uitgevoerd bij mannelijke adolescenten die aan voetbal deden. Prosociaal en antisociaal gedrag in voetbal, doeloriëntatie, motivationele klimaat en de mate van sociaal wenselijk antwoorden werden gemeten. Ego-oriëntatie, waarbij de focus op de persoon zelf ten koste gaat van anderen, blijkt in verband te staan met meer antisociaal gedrag (Kavussanu, 2006). Taakoriëntatie, waaronder andere respect voor regels, tegenstanders en scheidsrechters bij horen, was echter negatief gerelateerd aan antisociaal gedrag. Een hogere

(15)

mate van taakoriëntatie blijkt samen te hangen met een lagere mate van antisociaal gedrag. In het onderzoek van Kavussanu ging het om antisociaal gedrag binnen het voetbal. Mogelijke beperkingen bij dit onderzoek zijn het gebruik van zelfrapportages en de specifieke

steekproef.

Type Sport en Antisociaal Gedrag en Agressie

Daarnaast kunnen krachtsporten als boksen, gewichtheffen, boksen en Oosterse vechtsporten (karate, judo en taekwondo) samenhangen met een sterke toename in antisociaal gedrag buiten de sport volgens Endresen en Olweus (2005). Endresen en Olweus hebben door middel van vragenlijsten longitudinaal onderzoek gedaan naar de relaties tussen

bovengenoemde krachtsporten en de betrokkenheid in antisociaal gedrag bij mannelijke adolescenten. Dit antisociale gedrag kan zich onder andere uiten in het beginnen van gevechten, het gebruik van wapens, diefstal en vandalisme. Mannelijke adolescenten die deelnemen aan krachtsporten vertonen namelijk hogere niveaus van antisociaal gedrag dan mannelijke adolescenten die niet deelnemen aan krachtsporten. Verder blijkt het beginnen met krachtsporten samen te hangen met een toename in antisociaal gedrag en het stoppen met krachtsporten samen te hangen met een afname in antisociaal gedrag. Een mogelijke

verklaring voor dit antisociale gedrag kan worden gegeven met behulp van het Sociaal Leren model van Bandura (1971). Zoals al eerder is genoemd, zijn adolescenten binnen de

sportcontext te beïnvloeden door het gedrag van mede-sporters (Endresen & Olweus, 2005) en adolescenten zouden het gedrag van hun mede-sporters kunnen overnemen na observatie. Tevens is er een soortgelijk effect van normen en waarden als bij ijshockey (Pappas, 2004); bij vechtsporten is er namelijk een machocultuur die stimulerend kan werken voor het vertonen van antisociaal gedrag. Een beperking die geplaatst kan worden bij dit onderzoek is generalisatie van de resultaten, aangezien er gebruik is gemaakt van een specifieke steekproef. De steekproef bestaat namelijk uit adolescenten uit het Bergen gebied in Noorwegen.

(16)

Daarnaast is er onderzoek gedaan op groepsniveau en kunnen er geen uitspraken worden gedaan op individueel niveau. Er kan echter wel worden opgemerkt dat er in dit onderzoek gebruik is gemaakt van een controlegroep, die niet aan sport deed, om de resultaten te kunnen vergelijken.

Daarnaast blijkt ook het type sport, in dit geval het type vechtsport, bepalend te zijn voor het effect op agressie (Graczyk et al., 2010). Het onderzoek van Graczyk en collega’s (2010) is uitgevoerd bij 80 mannen die op hoog niveau aan boksen, aikido, taekwando en karate deden in Polen. Er werd gekeken naar agressie in de vechtsport. Uit het onderzoek van Graczyk en collega’s kwam naar voren dat Oosterse vechtsporten in verband staan met een toename in zelfregulatie op cognitief en emotioneel gebied. Echter werd de laagste

agressiecontrole gevonden bij boksen en de hoogste agressiecontrole bij aikido en karate. Een hogere mate van agressiecontrole hangt samen met lagere niveaus van agressie. Het vertoonde niveau van agressie wordt mede bepaald door het niveau van de vechtsport en de ervaring in de vechtsport. Vechtsport op hoog niveau en veel ervaring blijken samen te hangen met een afname in agressiviteit. Aangezien er enkel is gekeken naar agressie binnen de vechtsport in Polen, kunnen er slechts uitspraken worden gedaan over deze steekproef.

Ook tussen individuele sporten en teamsporten zijn er verschillen in de effecten van sport. Rutten en collega’s (2011) hebben onderzoek gedaan bij mannelijke adolescenten die aan voetbal, basketbal, atletiek en taekwondo deden. Bij individuele sporten is een

vermindering van antisociaal gedrag door hogere niveaus van moreel redeneren alleen

gevonden bij atletiek. Grotere verschillen bij individuen in moreel redeneren kunnen hierdoor meer geassocieerd worden met antisociaal gedrag in individuele sport dan in teamsport. Een mogelijke verklaring hiervoor is dat er bij teamsporten meer sprake is van regulatie van gedrag door middel van heersende normen over gedrag. Ten slotte kan nog worden opgemerkt dat er in het onderzoek van Rutten en collega’s geen longitudinaal, experimenteel onderzoek

(17)

is uitgevoerd, waardoor er geen causale uitspraken kunnen worden gedaan.

Een laatste onderscheid dat de relatie tussen sport en antisociaal gedrag en agressie beïnvloed, is het verschil tussen het niveau waarop sporters spelen. Het onderzoek van Martin, Gould, en Ewing (2015) is gedaan met behulp van vragenlijsten die zijn afgenomen bij 2479 Amerikaanse jongeren tussen de 8 en 17 jaar. Er is onderzocht of jongeren die op hoger niveau (club leages) aan sport deden meer antisociaal gedrag vertoonden dan jongeren die op lager niveau aan sport deden (community leages). Er is hierbij gekeken naar antisociaal gedrag binnen de sport, waarbij basketbal, voetbal en honkbal de meest voorkomende sporten in het onderzoek waren. Jongeren die op hogere niveaus (club leages en school leages) sporten, blijken meer antisociaal gedrag te kunnen vertonen dan jongeren die op lagere

niveaus (community leages) sporten. De hoogte van de niveaus waarop jongeren sporten blijkt echter niet per definitie van invloed te zijn op de mate waarin jongeren antisociaal gedrag vertonen. Zoals al eerder is genoemd, kan sporten op een hoger niveau bijvoorbeeld samenhangen met een afname in agressiviteit (Graczyk et al., 2010). De motivatie van jongeren voor het vertonen van antisociaal gedrag blijkt wel te verschillen per sportniveau. Jongeren die op hogere niveaus sporten, hechten bijvoorbeeld meer waarde aan winnen dan jongeren die op lagere niveaus sporten (Martin et al., 2015). Het vooropstellen van individuele verbetering van sportprestaties en het beheersen van vaardigheden binnen sporten op hogere niveaus zouden echter kunnen samenhangen met minder antisociaal gedrag. Verbetering van sportprestaties en het beheersen van vaardigheden vallen onder taakoriëntatie, die samenhangt met minder antisociaal gedrag (Kavussanu, 2006). Een beperking bij het onderzoek van Martin en collega’s is dat de vragenlijsten grotendeels zijn ontstaan met behulp van volwassen experts, waardoor de vragen mogelijk niet geheel aansluiten bij het kader van de

adolescenten. Tevens kan bij dit onderzoek als beperking worden genoemd dat er

(18)

geslacht, omdat dit onderzoek ook was gericht op de verschillen tussen mannelijke en vrouwelijke adolescenten. Mannelijke adolescenten blijken hogere niveaus van antisociaal gedrag waar te nemen binnen hun sportactiviteiten dan vrouwelijke adolescenten.

Conclusie en Discussie

Het doel van het huidige literatuuroverzicht was om inzicht te krijgen in de relatie tussen sport en het antisociale en agressieve gedrag van mannelijke adolescenten. Verwacht werd dat sport zowel zou kunnen bijdragen aan een afname als een toename in antisociaal gedrag en agressie bij mannelijke adolescenten. Deze relatie is beschreven door ten eerste te kijken naar kenmerken binnen een sportteam die een relatie hebben met antisociaal gedrag. Moreel redeneren, masculiniteit, taakcohesie en percepties over de sport blijken een verband te hebben met antisociaal gedrag en agressie. Ten tweede is gekeken naar verschillende aspecten van het sportklimaat die een relatie hebben met antisociaal gedrag en agressie. De relatie met de coach, doeloriëntatie, moreel klimaat, attitudes omtrent prestaties en percepties over de coach worden geassocieerd met antisociaal gedrag en agressie. Er is ten derde

beschreven wat de relatie is tussen het type sport en antisociaal gedrag en agressie. Er blijken verschillen te zijn in de relatie met antisociaal gedrag en agressie tussen vechtsporten, tussen hockey en taekwondo, tussen sporten op hoog en laag niveau en tussen individuele sporten en teamsporten.

Verschillende bevindingen uit dit literatuuroverzicht sluiten aan bij de theorie van Bandura. Adolescenten blijken hun gedrag namelijk mede te bepalen door het gedrag van teamgenoten en coaches en hun antisociale gedrag en agressie kan versterkt of verminderd worden. Gedrag van mensen uit de omgeving staat in verband met het gedrag van een individu, in dit geval antisociaal gedrag en agressie. Dit verband kan beïnvloed worden door aandachtsprocessen en processen van bekrachtiging en motivatie. Zoals eerder is genoemd, zijn jongens in de adolescentie verschillende rollen aan het uitproberen. Tevens spelen

(19)

leeftijdsgenoten in de adolescentie een grote rol in het gedrag van adolescenten.

Aandachtprocessen kunnen hierbij bepalen welke leeftijdsgenoten door adolescenten als relevant worden beschouwd om te observeren. Daarnaast kunnen zowel de coach als teamgenoten het observeren van gedrag van mensen uit de omgeving bekrachtigen of belemmeren. Ten slotte staan individuele kenmerken, waaronder temperament,

psychopathologie, leeftijd en geslacht, in verband met de mate van agressie. Deze individuele kenmerken kunnen de agressie van een individu beïnvloeden, maar ook de agressie van andere individuen uit de omgeving door middel van observatie.

In dit literatuuroverzicht zijn verder verschillende bevindingen gevonden die als enigszins paradoxaal kunnen worden beschouwd. Zo kan worden opgemerkt dat de

verwachting dat een overmatige focus op winnen binnen de sport samenhangt met agressie klopt. Adolescenten met een obsessieve passie blijken een grotere kans te hebben op het vertonen van antisociaal gedrag. Daarbij is er tevens een relatie tussen een egocentrische focus binnen de sport en antisociaal gedrag. Tevens kan het sporten op hoog niveau samenhangen met meer druk op de sporter, wat in verband kan staan met meer antisociaal gedrag. Het sporten op hoog niveau kan echter ook in relatie staan met lagere niveaus van agressie, bijvoorbeeld bij vechtsporten. Geconcludeerd kan worden dat factoren als het type sport, de normen en waarden binnen de sport en de teamgenoten en coaches de relatie tussen het niveau van sport en antisociaal gedrag en agressie beïnvloeden.

Er zijn enkele beperkingen te noemen bij dit literatuuroverzicht. Zo kan het gebruik van zowel mannelijke als vrouwelijke participanten in sommige onderzoeken die de

representativiteit van de resultaten beperken. Het blijkt echter dat geslacht in bedreigende situaties geen verband heeft met het vertonen van agressief gedrag (Bettencourt & Kernahan, 1997), waardoor de invloed van geslacht enigszins beperkt wordt. Tevens is in een aantal van de onderzoeken die zijn opgenomen in dit literatuuroverzicht gebruik gemaakt van

(20)

zelfrapportages, wat de resultaten mogelijk beïnvloedt. Door het controleren voor sociaal wenselijk antwoorden in meerdere onderzoeken is de beïnvloeding van de resultaten echter beperkt gebleven. Als laatste kan nog worden opgemerkt dat dit literatuuroverzicht geen uitspraken kan doen over causaliteit, aangezien er geen experimenteel of longitudinaal onderzoek is gedaan.

Er zijn enkele aanbevelingen te noemen voor vervolgonderzoek. De deelnemers van de gebruikte onderzoeken in dit literatuuroverzicht komen uit verschillende landen met verschillende culturen, bijvoorbeeld uit Polen en Canada. Er is echter niet in alle van de gebruikte onderzoeken gecontroleerd voor de invloed van culturele achtergrond. De relatie tussen sport en antisociaal gedrag en agressie kan echter wel beïnvloed worden door culturele achtergrond (Donahue et al., 2009). Zo worden de persoonlijke grenzen, die bij het vertonen van agressie overschreden worden, beïnvloed door de cultuur (Jans & Staes, 2013). Cultuur speelt tevens een rol in de waarden en opvattingen die er heersen. Daarnaast blijkt de kans op agressie vergroot te kunnen worden door risicofactoren binnen de sociale omgeving en vrije tijd (Van der Ploeg, 2014).

Een tweede aanbeveling die kan worden gedaan, is het controleren voor leeftijd bij onderzoeken naar de relatie tussen sport en antisociaal gedrag en agressie. In sommige onderzoeken, bijvoorbeeld in die van Kavussanu en Boardley (2009) en Connell en collega’s (2011), is wel al rekening gehouden met de invloed van leeftijd op de relatie tussen sport en antisociaal gedrag en agressie. Dit is echter niet gedaan bij bijvoorbeeld Endresen en Olweus (2005). Oudere jongeren hebben een grotere kans op het vertonen van ernstigere van

antisociaal gedrag dan jongere jongeren (Connell et al., 2011). Wanneer er geen rekening wordt gehouden met de invloed van leeftijd, vallen de gevonden resultaten mogelijk hoger of lager uit dan verwacht (Bruner et al., 2014).

(21)

Al met al kan gesteld worden dat dit literatuuroverzicht een bijdrage kan leveren aan eerdere onderzoeken die al zijn gedaan naar de relatie tussen sport en antisociaal gedrag en agressie. Inzicht in verschillende relaties tussen sport en antisociaal gedrag en agressie kan een bijdrage leveren aan het invullen van de sport en het voeren van beleid omtrent sport. Zo kunnen er tips aan coaches gegeven worden voor de omgang met mannelijke adolescenten in de sport. Sport heeft verder niet alleen betrekking op de mannelijke adolescenten zelf, maar ook op de familie, de coaches, de school en de leeftijdsgenoten. Om deze reden is een afname in antisociaal gedrag en agressie belangrijk, aangezien antisociale en agressieve adolescenten zowel voor henzelf als voor de omgeving in mindere mate een storende factor zullen zijn.

Referenties

Bandura, A. (1971). Social learning theory. New York: General Learning Press. Retrieved from http://www.esludwig.com/uploads/2/6/1/0/26105457/bandura

_sociallearningtheory.pdf

Bettencourt, B. A., & Kernahan, C. (1997). A meta‐analysis of aggression in the presence of violent cues: Effects of gender differences and aversive provocation. Aggressive Behavior, 23, 447-456. doi:10.1002/(SICI)1098-2337(1997)23:6<447::AID -AB4>3.0.CO;2-D

Bortoli, L., Messina, G., Zorba, M., & Robazza, C. (2012). Contextual and individual

influences on antisocial behaviour and psychobiosocial states of youth soccer players. Psychology of Sport and Science, 13, 397-406. doi:10.1016/j.psychsport.2012.01.001 Bruner, M. W., Boardley, I. D., & Côté, J. (2014). Social identity and prosocial and antisocial

behavior in youth sport. Psychology of Sport and Exercise, 15, 56-64. doi:10.1016 /j.psychsport.2013.09.003

(22)

Burnette, M. L., Oshri, A., Lax, R., Richards, D., & Ragbeer, S. N. (2012). Pathways from harsh parenting to adolescent antisocial behavior: A multidomain test of gender moderation. Development and Psychopathology, 24, 857-870. doi:10.1017 /S0954579412000417

Centraal Bureau Statistiek (2014). Eén op de drie Nederlanders is lid van een

sportvereniging. Retrieved from https://www.volksgezondheidenzorg.info/sport /kernindicatoren/sportdeelname-en-clublidmaatschap#node-clublidmaatschap-0 Connell, C. M., Cook, E. C., Aklin, W. M., Van der Ploeg, J. J., & Brex, R. A. (2011). Risk

and protective factors associated with patterns of antisocial behavior among

nonmetropolitan adolescents. Aggressive Behavior, 37, 98-106. doi:10.1002/ab.20370 Curry, T. J. (1998). Beyond the locker room: Campus bars and college athletes. The Official

Journal of the North American Society for the Sociology of Sport, 15, 205-215. doi:10 .1123/ssj.15.3.205

Donahue, E. G., Rip, B., & Vallerand, R. J. (2009). When winning is everything: On passion, identity, and aggression in sport. Psychology of Sport and Exercise, 10, 526-534. doi:10.1016/j.psychsport.2009.02.002

Endresen, I. M., & Olweus, D. (2005). Participation in power sports and antisocial

involvement in preadolescent and adolescent boys. Journal of Child Psychology and Psychiatry, 46, 468-478. doi:10.1111/j.1469-7610.2005.00414.x

Graczyk, M., Hucinski, T., Norkowski, H., Peczak-Graczyk, A., & Rozanowska, A. (2010). The level of aggression syndrome and a type of practiced combat sport. Journal of Combat Sports and Martial Arts, 1, 1-14. Retrieved from

http://medsport.pl/wpcontent/uploads/file/journal_of_combat/2010_01/111_Graczyk.p df

(23)

Hodge, K., & Gucciardi, D. F. (2015). Antisocial and prosocial behavior in sport: The role of motivational climate, basic psychological needs, and moral disengagement. Journal of Sport and Exercise Psychology, 37, 257-273. doi:10.1123/jsep.2014-0225

Jans, L., & Staes, H. (2013). Effecten van fijn- en grofmotorische bewegingen op agressie of op de gevolgen ervan. In Jaarboek Fysiotherapie Kinesitherapie 2013, 263-274. doi:10.1007/978-90-313-9173-8_19

Kavussanu, M., Roberts, G. C., & Ntoumanis, N. (2002). Contextual influences on moral functioning of college basketball players. The Sport Psychologist, 16, 347-367. doi:10.1123/tsp.16.4.347

Kavussanu, M. (2006). Motivational predictors of prosocial and antisocial behaviour in football. Journal of Sports Sciences, 24, 575-588. doi:10.1080/02640410500190825 Kavussanu, M., & Spray, C. M. (2006). Contextual influences on moral functioning of male

youth footballers. The Sport Psychologist, 20, 1-23. doi:10.1123/tsp.20.1.1

Kavussanu, M., & Boardley, I. (2009). The prosocial and antisocial behavior in sport scale. Journal of Sport & Exercise Psychology, 31, 97-117. doi:10.1123/jsep.31.1.97 Kelly, L. (2012). Sports-based interventions and the local governance of youth crime and

antisocial behavior. Journal of Sport & Social Issues, 37, 261-283. doi:10.1177 /0193723512467193

Li, C., Koh, K. T., John Wang, C. K., Chian, L. K., Boardley, I., & Gillham, A. (2015). Sports participation and moral development outcomes: Examination of validity and reliability of the prosocial and antisocial behavior in Sport Scale. International Journal of Sports Science and Coaching, 10, 505-514. doi:10.1260/1747-9541.10.2-3.505

(24)

Martin, D. M., Gould, D., & Ewing, M. E. (2015). Youth's perceptions of rule-breaking and antisocial behaviours: Gender, developmental level, and competitive level differences. International Journal of Sport and Exercise Psychology, 15, 64-79. doi:10.1080 /1612197X.2015.1055289

Pappas, N. T. (2004). Athlete aggression on the rink and off the ice: Athlete violence and aggression in hockey and interpersonal relationships. Men and Masculinities, 6, 291-312. doi:10.1177/1097184x03257433

Rutten, E. A., Deković, M., Stams, G. J. J. M., Schuengel, C., Hoeksma, J. B., & Biesta, G. J. J. (2008). On-and off-field antisocial and prosocial behavior in adolescent soccer players: A multilevel study. Journal of Adolescence, 31, 371-387. doi:10.1016 /j.adolescence.2007.06.007

Rutten, E. A., Schuengel, C., Dirks, E., Stams, G. J. J., Biesta, G. J., & Hoeksma, J. B. (2011). Predictors of antisocial and prosocial behavior in an adolescent sports context. Social Development, 20, 294-315. doi:10.1111/j.1467-9507.2010.00598.x

Samek, D. R., Elkins, I. J., Keyes, M. A., Iacono, W. G., & McGue, M. (2015). High school sports involvement diminishes the association between childhood conduct disorder and adult antisocial behavior. Journal of Adolescent Health, 57, 107-112.

doi:10.1016/j.jadohealth.2015.03.009

Van der Ploeg, J. (2014). Agressie bij kinderen. Houten: BohnStafleu van Loghum. Retrieved from http://www.springer.com/br/book/9789036806343

Wiel, H. B. M., & Wijnberg-Williams, B. J. (2006). De levensloop. In H. B. M., Wiel & B. J. Wijnberg-Williams, Medische psychologie (pp. 197-207). doi:10.1007/978-90-313 -7033-7_21

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

Tot slot willen we weten of de jongeren die alleen een virus hebben verstuurd of iemand online hebben bedreigd, afwijken qua achtergrondkenmerken van jongeren die geen of

It com- plements the Strategic Plan for HIV, AIDS and STIs 2000-2005 (NDoH 2000), and, in particular, elaborates on the treatment, care and support of people living with

Although it is unclear if these photos were taken directly after excavation, or directly before handing over the collection to Kaap Skil, they show a different condition of

These advice bodies will reference the pointcuts generated from the instance pointcut which is referenced by the adapter declaration.. We intend to provide run-time support

However, the number of tailored applications for resected NCSLC patients is limited, with as far as we know, only two single-component applications reported: a symptom

landse consumenten is vanuit dit perspectief aanzienlijk groter: van de totale web-omzet die bedrijven in 2013 hebben behaald, is 19 procent gerealiseerd door te verkopen

In this contribution, we present the results of a field experiment that, as a first step, documents the effect of building geometry on the size of aeolian

VR, venous return; CO, cardiac output; CI, cardiac index; MAP, mean arterial pressure; PP, pulse pressure; CVP, central venous pressure; HR, heart rate; SV, stroke volume; MCFP,