• No results found

Tussen corrosie en metaalzeep

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "Tussen corrosie en metaalzeep"

Copied!
118
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

Tussen corrosie en metaalzeep

Masterscriptie: diagnostisch onderzoek naar uitstulpingen op een imitatie-goudleer kamerscherm uit de eerste helft van de 20e eeuw

RENATE OOSTERLOO

Student: Renate Oosterloo Studentnummer: 10486658

Contact: r.oosterloo777@gmail.com

Opleiding: Conservering en restauratie van cultureel erfgoed Specialisatie: Historische Binnenruimtes

Universiteit van Amsterdam, Amsterdam Scriptiebegeleidster: Janine van Reekum MA

Inhoudelijke ondersteuning wegens afwezigheid vakdocent: Elizabet Nijhoff Asser Tweede beoordelaar: Miko Vasques Dias

(2)

Voorwoord

Voor u ligt de scriptie ‘Tussen corrosie en metaalzeep’. Het onderzoek naar de uitstulpingen op een imitatie-goudleer kamerscherm uit het begin van de 20e eeuw is

uitgevoerd in het kader van mijn afstuderen aan de opleiding Conservering en restauratie van cultureel erfgoed aan de Universiteit van Amsterdam. Het scriptietraject liep van januari 2016 tot en met augustus 2016.

Het onderzoek dat in deze scriptie is beschreven, bleek uiteindelijk complexer dan in eerste instantie gedacht. De complexiteit ervan blijkt uit de meerduidige conclusie die uit het onderzoek voortkwam, waarbij ik hulp heb gehad van veel verschillende mensen. De onderzoekers van de Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed te Amsterdam, Matthijs de Keijzer, Henk van Keulen, Ineke Joosten, Annelies van Hoesel en Suzan de Groot hebben bij het uitvoeren en interpreteren van natuurwetenschappelijk onderzoek een fantastische bijdrage geleverd. Daarnaast gaat dank uit naar Martine Posthuma de Boer (TU Delft) voor correspondentie over goudleer en een fantastische ervaring op het goudleersymposium te Maastricht in het voorjaar van 2016. Dank gaat ook zeker uit naar Katrien Keune, die mij toegang bood tot de Metal Soaps in Art-conferentie in het Rijksmuseum te Amsterdam. Speciale dank gaat uit naar Andreas Schulze, Eloy Koldeweij en Jaap Boon voor

correspondentie over goudleer en metaalzepen.

Bij dezen wil ik graag mijn scriptiebegeleidster, Janine van Reekum (UvA), bedanken voor haar uitstekende begeleiding en ondersteuning tijdens het uitvoeren van het onderzoek. Dank gaat ook zeker uit naar Elizabet Nijhoff Asser, die veel voor het onderzoek heeft betekent door haar kennis over goudleer met mij te delen. Zonder hun medewerking had ik dit onderzoek nooit kunnen voltooien.

Tevens wil ik mijn medestudenten, Nina Timmer, Lynn van Rijnsoever, Antje Verstraten, Megan Kisters en Vera Tolstoj bedanken voor interessante discussies tijdens het

scriptietraject. Speciale dank gaat uit naar mijn vrienden en familie voor steun tijdens deze intensieve periode. Met name mijn ouders, Anneliese Kranenborg en Johan Oosterloo, mijn broer, Leon Oosterloo, en in het bijzonder mijn tweelingzus Eline Oosterloo zijn voor mij onmisbaar geweest tijdens het schrijfproces. Door hun geruststellende, motiverende en kritische woorden heb ik deze scriptie tot een goed einde kunnen brengen.

Veel leesplezier wordt gewenst aan alle lezers van mijn scriptie. Renate Oosterloo

(3)

Inhoud

Voorwoord 2

Samenvatting 5

Inleiding 6

Hoofdstuk 1. Object, context en problematiek 7

1.1. Objectbeschrijving 7

1.2. Materiaal en kunsthistorische context 10

1.2.1. Beknopte geschiedenis van goudleer 10

1.2.2. Geschiedenis van aluminium en aluminiumfolie 11

1.3. Problematiek, hypothesen en methoden 12

1.3.1. Omschrijving problematiek 12

1.3.2. Hypothesen 12

1.3.3. Aluminium putcorrosie 13

1.3.4. Metaalzepen 13

1.4. Methoden 14

Hoofdstuk 2. Stand van wetenschap 15

2.1. Traditioneel Goudleer 15

2.2. Imitatie-goudleer 15

2.3. Aluminium in architectonische afwerkingen en in meubels 16

2.4. Aluminium putcorrosie 16

2.5. Metaalzepen 17

Hoofdstuk 3: Macroscopisch onderzoek 18

3.1. Methode 18

3.2. Observaties aan het object 18

3.2.1. Imitatie-goudleer, formaat en reliëf 18

3.2.3. Macroscopisch onderzoek met een Dino-Lite microscoop 21

3.2.4. Macroscopisch onderzoek met UV-licht 22

3.2.5. Discussie 25

3.3. Observaties uitstulpingen 25

3.3.1. Observaties onder daglicht 25

3.3.2. Inventarisatie uitstulpingen 27

3.3.3. Macroscopisch onderzoek met een Dino-Lite handmicroscoop 29

3.3.4. UV-licht 31

3.3.5. Discussie 32

Hoofdstuk 4: Microscopisch onderzoek 33

4.1. Methode 33

4.2. Monstername 33

4.3. Microscopisch onderzoek: opvallend, gereflecteerd en gepolariseerd licht 34

4.3.1. Observaties dwarsdoorsnedes imitatie-goudleer 34

4.3.2. Observaties uitstulpingen 36

4.4. Microscopie onder UV-licht 39

4.4.1. Observaties aan de dwarsdoorsneden van het imitatie-goudleer 39

(4)

4.4.2. Observaties uitstulpingen 43

Hoofdstuk 5: SEM-EDX 45

5.1. Methode 45

5.2. Resultaten SEM-EDX aan dwarsdoorsneden van het imitatie-goudleer 46 5.2.1. Resultaten SEM-EDX van de afwerkingslagen van de rode achtergrond 46 5.2.2. Resultaten SEM-EDX aan doorsnede goudkleurig decoratiepatroon 47

5.2.4. Discussie 49

5.3. SEM-EDX aan uitstulpingen 51

5.3.1. Visuele observaties 51

5.3.2. Resultaten SEM-EDX-uitstulpingen 52

5.3.2.3. Discussie resultaten uitstulpingen 56

Hoofdstuk 7: XRD 57

7.1. Methode 57

7.2. Resultaten XRD 58

Hoofdstuk 8: ATR-FTIR en FTIR 61

8.1. Methode 61

8.2. Resultaten 62

8.2.1. Resultaten witte kristallen uitstulping 62

8.2.2. Resultaten vettige substantie uitstulping 62

8.2.3. Resultaten laagopbouw monster D3 64

8.3. Discussie 64 Hoofdstuk 9: GC-MS 65 9.1. Methode 65 9.2. Resultaten 66 9.3. Discussie 67 Conclusie 70 Literatuurlijst 72 Bijlagen 75 Bijlage I: Samenvatting 76

Bijlage II: Overige foto’s microscopisch onderzoek 78

Bijlage III: Analyse laagopbouw bies 86

Bijlage IV: Spectra SEM-EDX 87

Bijlage V: Spectra XRD 108

Bijlage VI: Spectra ATR-FTIR 113

(5)

Samenvatting

In deze scriptie wordt het onderzoek naar de uitstulpingen beschreven die zijn aangetroffen op een vierslagskamerscherm van imitatie-goudleer uit de tweede helft van de 20e eeuw.

Doel van dit onderzoek is het karakteriseren van de uitstulpingen en het achterhalen van mogelijke oorzaken van het probleem. De algehele conditie van het imitatie-goudleer is slecht waardoor een volledige diagnose van leer en de afwerking logisch zou zijn. Toch is gekozen slechts de uitstulpingen op het imitatie-goudleer te onderzoeken, omdat dit een onbekend probleem is van onbekende ernst en daarom interessant voor restauratoren in de toekomst die met soortgelijke problematiek te maken krijgen. Tweede doel van dit

onderzoek is het duiden van de toegepaste materialen van het imitatie-goudleer, om een bijdrage te leveren aan de algemene kennis over imitatie-goudleer.

Twee hypothesen over de aard en het ontstaan van de uitstulpingen worden getest in deze scriptie. (1.) De uitstulpingen zijn ontstaan door de vorming van metaalzepen. (2.) De uitstulpingen zijn ontstaan door aluminium putcorrosie. Van metaalzepen en

putcorrosie is namelijk bekend dat deze voor uitstulpingen kunnen zorgen. Metaalzepen ontstaan door de koppeling van metaaldeeltjes aan vetzuurketens. Deze kunnen een agglomeratie vormen en naar de oppervlakte migreren. Putcorrosie is de meest voorkomende corrosievorm van aluminium. In de put kunnen corrosieproducten zich ophopen, waardoor uiteindelijk een uitstulping ontstaat.

De methoden die zijn toegepast in dit onderzoek zijn macroscopisch onderzoek aan de uitstulpingen en de toegepaste materialen van het imitatie-goudleer, microscopisch onderzoek aan dwarsdoorsneden van het imitatie-goudleer en de uitstulpingen, SEM-EDX voor elementanalyse aan dwarsdoorsneden van het imitatie-goudleer en de uitstulping, XRD voor de identificatie van kristallen in de uitstulpingen. Daarnaast zijn ATR-FTIR en GC-MS toegepast om de organische componenten in de afwerking van het imitatie-goudleer en de uitstulpingen te achterhalen.

Met verschillende onderzoeken is een groot gedeelte van de diverse afwerkingslagen van het imitatie-goudleer geïdentificeerd. Na onderzoek blijkt de karakterisering van de uitstulpingen meerduidig. Aan de oppervlakte zijn met

macroscopisch onderzoek witte kristallen gevonden die door gebruik van ATR-FTIR zijn geïdentificeerd als calciumoxalaten. Uit macroscopisch onderzoek is gebleken dat de uitstulpingen zich voor 98% op het goudkleurig decoratiepatroon voordoen. In totaal komt 78% van de uitstulpingen voor op de opgehoogde contouren van het imitatie-goudleer. Met XRD zijn aluminiumcorrosie en -oxides aangetroffen. Uit analyses met GC-MS is

gebleken dat het goudkleurig decoratiepatroon en de uitstulpingen een grote hoeveelheid vrije palmitine- en stearinezuren bevatten.

Waarschijnlijk zijn de vrije vetzuren dus een oorzaak voor het ontstaan van de uitstulpingen, hoewel de herkomst van de vrije vetzuren onduidelijk is. Vermoedelijk zijn deze afkomstig uit de leren drager.

Een andere factor die waarschijnlijk meespeelt in het ontstaan van de uitstulpingen is dat de aluminiumfolie op de opgehoogde delen stress ondergaat, die is ontstaan tijdens het stempelen van het reliëf in het leer. Hierdoor zou de aluminiumfolie op die plaats een grotere kans hebben om te reageren met stoffen uit de omgeving. Vocht en temperatuur

(6)

Inleiding

Deze scriptie beslaat het onderzoek dat is uitgevoerd naar uitstulpingen die zich voordoen op een imitatie-goudleer kamerscherm uit het begin van de 20e eeuw. Het onderzoek is

beschreven vanuit diagnostische invalshoek. Dat betekent dat is getracht het probleem (de uitstulpingen) te karakteriseren en de mogelijke oorzaken daarvan te achterhalen.

Het onderzochte object is een vierslagskamerscherm van imitatie-goudleer en een houten frame. De eigenares is Daniëlle van Kempen, die het kamerscherm beschikbaar heeft gesteld als studieobject aan de Universiteit van Amsterdam. Van Kempen heeft het kamerscherm enkele jaren geleden op een rommelmarkt aan het Waterlooplein te

Amsterdam gekocht. De oorspronkelijke herkomst en de maker van het object zijn onbekend. Het kamerscherm wordt echter op grond van het toegepaste aluminiumfolie in het imitatie-goudleer gedateerd in de eerste helft van de 20e eeuw.

Aanleiding tot het onderzoek zijn de uitstulpingen die zich voordoen op alle vellen imitatie-goudleer van het kamerscherm. De uitstulpingen zijn een probleem van onbekende ernst en bovendien storend voor de waardering van het kamerscherm.

Het voornaamste doel van dit onderzoek is het karakteriseren van de uitstulpingen en het achterhalen van mogelijke oorzaken van het ontstaan ervan, zodat restauratoren die in de toekomst te maken krijgen met een soortgelijk probleem informatie beschikbaar hebben. Tweede doel van dit onderzoek is het onderzoek naar de toegepaste materialen van het goudleer, om een bijdrage te leveren aan de algemene kennis over imitatie-goudleer. Over imitatie-goudleer dat is vervaardigd na 1850 is namelijk nauwelijks wetenschappelijk onderzoek gepubliceerd.

Hypothesen zijn dat de uitstulpingen te karakteriseren zijn als metaalzepen of aluminium putcorrosie. Van metaalzepen en putcorrosie is namelijk bekend dat deze voor uitstulpingen kunnen zorgen. Metaalzepen ontstaan door de koppeling van metaaldeeltjes aan vetzuurketens. Deze kunnen een agglomeratie vormen en naar de oppervlakte

migreren. Putcorrosie is de meest voorkomende corrosievorm van aluminium. In de put kunnen corrosieproducten zich ophopen, waardoor uiteindelijk een uitstulping ontstaat.

In deze scriptie zijn door macroscopisch onderzoek en een variatie aan natuurwetenschappelijke onderzoeksmethoden zijn toegepast om de uitstulpingen te karakteriseren. Aan de hand van de resultaten uit het onderzoek is getracht de oorzaak van de uitstulpingen te achterhalen. Aan het einde van deze scriptie zijn de resultaten van het onderzoek op een rij gezet en is getracht antwoord te geven op de vraag hoe restauratoren kunnen profiteren van dit onderzoek.

(7)

Hoofdstuk 1. Object, context en problematiek

1.1. Objectbeschrijving

Afbeelding 1. Foto van de voorzijde van het imitatie-goudleer kamerscherm uit het begin van de 20e eeuw. Foto door auteur, februari 2016, Amsterdam.

Het kamerscherm bestaat uit vier panelen van 187 x 45 x 5 cm. Elk paneel is voorzien van drie imitatie-goudleervellen, verticaal consistent van variërende lengte, die van elkaar zijn gescheiden met een vermoedelijk gebronzeerde bies (afb. 1). De afmetingen van een enkel paneel met de verschillende goudleer vellen is weergegeven in onderstaande

afbeelding (afb. 2). De breedte van de bies varieert van 1,7cm tot 2,0cm. De bies is aan het raamwerk bevestigd met ijzeren sierspijkers. De bolle koppen van deze spijkers hebben een diameter van ongeveer 1 cm.

(8)

Afbeelding 2. Schematische weergave van een paneel aan voor- en achterzijde van het imitatie-goudleer kamerscherm. De afmetingen van verschillende onderdelen zijn hier weergegeven. Afbeelding door auteur,

april 2016.

De panelen hebben een rechthoekige vorm met een geschulpte bovenzijde. Ze zijn aan elkaar bevestigd met ijzeren scharnieren. Op verschillende plaatsen van het kamerscherm is het leer gesplitst. Dit is een typisch verschijnsel van schapenleer, wat wijst op het gebruik van schapenleer als drager van het imitatie-goudleer. Het raamwerk van het

(9)

achtergrond is donkerrood. De achterzijden van de imitatie-goudleervellen zijn voorzien van papier.

De gehele achterzijde van het kamerscherm is zwart geschilderd (afb. 3).

Afbeelding 3. Foto van de achterzijde van het imitatie-goudleer kamerscherm uit het begin van de 20e eeuw. Foto door auteur, februari 2016, Amsterdam.

Het onderste vel imitatie-goudleer van het meest rechter paneel zit deels los van het raamwerk. Hierdoor is te zien dat het imitatie-goudleer met ijzeren schroeven aan de houten latten is bevestigd. Elders verbergt de bies dit bevestigingssysteem.

Het houten raamwerk van het kamerscherm is in goede staat. De conditie van het imitatie-goudleer is echter zeer matig. Het imitatie-goudleer is op veel plaatsen

uitgedroogd, waardoor het leer kwetsbaar is geworden. Ook zijn veel scheuren en gaten te zien op het imitatie-goudleer. Daarnaast is er ook sprake van craquelé, deformaties, vuil en lacunes. De imitatie-goudleervellen die het dichtst bij de grond zitten, zijn het meest vuil.

Op alle vellen imitatie-goudleer zijn daarnaast witte, kristalachtige uitstulpingen gevonden. Deze uitstulpingen zijn onderwerp van deze scriptie. Ongeveer drie jaar geleden zijn het bladmetaal en de uitstulpingen van het imitatie-goudleer geanalyseerd, waaruit bleek dat aluminiumfolie is gebruikt bij het vervaardigen van het imitatie-goudleer en dat ook de uitstulpingen aluminium bevatten.1

1 Het onderzoek betrof een XRF-analyse dat is uitgevoerd door Luc Megens. Het onderzoek was informeel

(10)

1.2. Materiaal en kunsthistorische context

1.2.1. Beknopte geschiedenis van goudleer

Het bedekken van leer met bladgoud werd al gedaan in de oudheid, zoals op sandalen en riemen. Het West-Europese, traditionele goudleer (16e t/m 18e eeuw) kent haar oorsprong

in het noorden van Afrika. Bij de productie van dit traditionele goudleer wordt goud vervangen door bladzilver. Soms werd ook tinfolie of zinkfolie gebruikt.2 Reden hiervoor

is dat deze drie metalen goedkoper waren dan goud. Via de Moren werd deze traditionele goudleertechniek met zilver overgedragen aan de Spanjaarden, die het exporteerden naar andere landen in West-Europa. In de 17e eeuw werd traditioneel goudleer ook in die landen

zelf gemaakt. Het traditionele goudleer werd in de 16e tot en met het einde van de 18e eeuw

in West-Europa voornamelijk als wandbespanning gebruikt, maar ook voor kamerschermen, kazuifels en vaandels.3 Overigens is bij de vervaardiging van

kamerschermen vaak traditioneel goudleer hergebruikt, dat eerder als wandbespanning heeft gediend.

Het traditionele goudleer met bladzilver werd in de 17e eeuw met de VOC naar Japan

geëxporteerd. De Japanners maakten er geen wandbekleding van, maar andere

voorwerpen, aangezien dit soort wandbespanningen niet in hun interieurstijl paste. De Japanners gingen ook goudleer wandbespanningen maken voor de Nederlandse markt, waarbij zij wel echt goud gebruikten voor hun goudleer.4

Aan het einde van de 18e eeuw raakte goudleer in West-Europa uit de mode en werd

het nauwelijks meer geproduceerd. In de tweede helft van de 19e eeuw wint goudleer

echter weer aan populariteit.5 Door die toenemende populariteit kwamen goedkope

imitaties van het traditionele goudleer op de markt. De vervaardigers van het imitatie-goudleer uit de tweede helft van de 19e eeuw en het begin van de 20e eeuw ontwikkelden

hun eigen productiemethode met alternatieve materialen, waarbij het bladzilver vaak vervangen werd door messing, tin of een zinklood legering.6 Het leer werd vaak vervangen

door papier of papier-maché.7 Het leer dat in deze periode is gemaakt is meestal zeer

zwavelrijk en daarom erg zuur, waardoor het snel degradeert.8 Dat komt doordat in de 19e

eeuw vaak met zeer zure middelen werd gewerkt bij verschillende stappen van de leerproductie. Ook werd sinds de industriële revolutie gewerkt met machines die werden gedreven door de verbranding van kool en koolteer. Hierbij komt zwaveldioxide vrij die door het leer kan worden opgenomen.

Zoals uit hierboven genoemde informatie blijkt is de term “goudleer” niet eenduidig wat betreft toegepaste materialen. Over het algemeen wordt met de term “goudleer” het goudleer bedoeld dat is vervaardigd met bladzilver en een goudvernis. Om verwarring te voorkomen zal daarom de term “traditioneel goudleer” worden gebruikt voor het West-Europese goudleer dat met leer, bladzilver en goudvernis is vervaardigd. De term “imitatie-goudleer” zal gebruikt worden voor goudleer dat is vervaardigd met alternatieve

(11)

imitatie-goudleer is dus een imitatie van het traditionele, met zilver vervaardigde goudleer wat eigenlijk al een imitatie van goud op leer is.

1.2.2. Geschiedenis van aluminium en aluminiumfolie

Aluminium is een metaal dat 8% van de aardkorst opmaakt. Het metaal kan alleen niet in pure vorm in de grond gevonden worden. Het is altijd in minerale vorm aanwezig, met name in bauxiet. Aluminium heeft goede corrosiebestendige eigenschappen, omdat zich een oxidelaag op het oppervlak vormt die het onderliggende metaal beschermt.

Methoden om puur aluminium uit grondstoffen te winnen werden in de 19e eeuw

ontwikkeld. Rond het midden van de 19e eeuw begint men te experimenteren met het

winnen van aluminium. Het proces bleef echter moeizaam, waardoor aluminium als een zeer kostbaar metaal werd gezien, nog kostbaarder dan goud. In 1886 ontwikkelen Charles Hall en Paul Heroult afzonderlijk van elkaar de methode die nu de Hall-Heroult methode wordt genoemd. Bij deze methode wordt elektrolyse gebruikt, waarbij aluminium uit aluminiumoxide kan worden gewonnen. De hoeveelheid elektriciteit die nodig was voor dit proces, maakte dat het niet de doorbraak zou geven voor grootschalige productie van puur aluminium. In 1887 patenteert de Oostenrijker Karl Josef Bayer een chemisch proces waardoor hij aluminium kan extraheren uit bauxiet. Beide processen worden vandaag de dag nog gebruikt. In het laatste decennium van de 19e eeuw en het begin van de 20e eeuw

wordt de productie van aluminium steeds grootschaliger toegepast. De prijs van aluminium daalt dan ook sterk. Vanaf deze periode wordt aluminium steeds meer gebruikt voor verschillende doeleinden. Zo werd het gebruik van tin in huishoudelijke producten vervangen door aluminium, omdat aluminium niet zwart wordt. Ook wordt aluminium in de architectuur gebruikt.9

Aluminiumfolie wordt pas op grote schaal geproduceerd na het jaartal 1908, wanneer de Zwitserse ondernemer Alfred Gautschi een productiemethode patenteert voor het produceren van aluminiumfolie met een dikte van ongeveer 0,05mm. In 1910 werd een methode bedacht waarbij aluminiumfolie in lange banen gemaakt kon worden. In de jaren die daarop volgen worden de productiemethoden steeds verbeterd, waarbij ook de dikte van de aluminiumfolie steeds verder afneemt.10

Volgens Welsh wordt aluminiumfolie al vanaf de jaren 1890 in de architectuur toegepast.11 Hij beschrijft dat in die periode aluminium wordt gebruikt als vervanger van

bladzilver, maar dat het op dezelfde wijze wordt aangebracht op een oppervlak als bladgoud.12 Indien men (blad)goud trachtte te imiteren met aluminium, werd meestal

schellak of een goudvernis over het aluminium aangebracht.13 Het lijkt echter logisch dat

aluminiumfolie pas op grote schaal wordt gebruikt na 1908, wanneer aluminiumfolie machinaal wordt vervaardigd.

Als aluminium in het huishouden de tinnen producten verving, is het logisch dat aluminium ook tinfolie verving toen gezocht werd naar alternatieve productiemethoden voor imitatie-goudleer. Dat zou het geval kunnen zijn bij het imitatie-goudleer

kamerscherm uit het begin van de 20e eeuw dat onderwerp is van deze scriptie.

9 ‘History of Aluminum.’ The Aluminum Association.

10 ‘Manufacturing History: Aluminium Foil Rolling – Thinner, Faster, Wider.’ Alufoil: European

Aluminium Foil Association.

11 Welsh 1988: 37-40.

(12)

1.3. Problematiek, hypothesen en methoden

1.3.1. Omschrijving problematiek

Op alle imitatie-goudleervellen van het kamerscherm zijn witte, metaalachtige uitstulpingen aangetroffen (afb. 4).

Afbeelding 4. Detailfoto van een imitatie-goudleervel van het kamerscherm waarop uitstulpingen te zien zijn. Foto door auteur, februari 2016, Amsterdam.

De ernst van dit probleem is niet geheel duidelijk. De uitstulpingen zorgen voor lokaal materiaalverlies en zijn storend voor de waardering van het object. De vraag is hoeveel lagen van de afwerking aangetast worden door de uitstulpingen en hoe deze op het kamerscherm zijn ontstaan. De samenstelling van de uitstulpingen zijn onbekend, waardoor het vinden van een toepasselijke behandelingsmethode op dit moment niet mogelijk is. Bovendien is het niet bekend of de uitstulpingen nog actief groeien. Desalniettemin zal ook worden gekeken naar de oorzaak van het ontstaan van de uitstulpingen, zodat het doorgroeien van bestaande uitstulpingen en het ontstaan van nieuwe uitstulpingen voorkomen kan worden.

Bijkomend probleem dat aangekaart wordt in deze scriptie is dat zeer weinig informatie beschikbaar is over imitatie-goudleer (zie paragraaf 2.2.). Hierdoor is niet bekend of dit verschijnsel zich vaker voordoet op objecten uit dezelfde periode. Er is momenteel geen wetenschappelijke informatie beschikbaar over imitatie-goudleer dat is vervaardigd met aluminium. Het onderzoek naar het imitatie-goudleer kamerscherm zal daarom een aanvulling zijn op de kennis over de toegepaste materialen in imitatie-goudleer uit de 20e eeuw.

(13)

Vermoedelijk heeft het ontstaan van de uitstulpingen te maken met het toegepaste aluminiumfolie, aangezien ook aluminium in de uitstulpingen aanwezig is. Bovendien kunnen zowel metaalzepen als aluminiumputcorrosie uitpuilen (zie par. 1.3.3 en 1.3.4.). Onderhavig fenomeen is onbekend op traditioneel goudleer, waardoor de introductie van dit alternatieve materiaal vermoedelijk voor een vrij uniek probleem heeft gezorgd. Er is zijn ook twee hypothesen opgesteld voor de toegepaste materialen van het imitatie-goudleer.

(1.) De laagopbouw van de afwerking van het imitatie-goudleer is vergelijkbaar met dat van traditioneel goudleer, maar bestaat gedeeltelijk uit moderne materialen. (2.) De laagopbouw van de afwerking van het imitatie-goudleer is vergelijkbaar met dat van traditioneel goudleer, maar verschilt daarbij alleen in het gebruik van aluminiumfolie in plaats van zilver-, tin- of goudfolie.

1.3.3. Aluminium putcorrosie

Aluminium putcorrosie is een lokale vorm van corrosie, waarbij zich putjes vormen in het oppervlak van het metaal.14 Hierbij vormt zich vaak een corrosieproduct dat zich afzet naar

de buitenzijde van een metalen object. De put is vaak niet te zien, omdat deze schuilgaat onder een laag van het corrosieproduct.15 Aluminium vormt vrijwel altijd een oxidelaag

aan de oppervlakte, die het onderliggende metaal beschermd tegen corrosie en verdere oxidatie. Putcorrosie kan ontstaan door defecten in de oxidelaag, waardoor het

onderliggende metaal weer kan reageren met stoffen uit de omgeving.16

Aangezien de aluminiumfolie overal op het imitatie-goudleer is aangebracht, bestaat er potentie op elke locatie van het imitatie-goudleer voor de vorming van

aluminium putcorrosie. Onderzoek naar de locatie van de uitstulpingen en de hoeveelheid uitstulpingen kunnen een aanwijzing geven welke factoren doorslaggevend zijn voor het ontstaan van de uitstulpingen.

1.3.4. Metaalzepen

Metaalzepen zijn verbindingen van metaalionen met vetzuren, die kunnen ontstaan onder het verfoppervlak door aanwezigheid van reactieve metaalionen en vrije vetzuren.17 De

metaalionen kunnen afkomstig zijn uit pigmenten in de verflaag of additieven.

Metaalzepen kunnen echter ook ontstaan waar een olierijke laag is aangebracht op een metalen drager, zoals een metalen object of metaalfolie. De vetzuren uit de olie reageren dan met het metaal om een metaalzeep te vormen.18 Op plaatsen waar verzeping

plaatsvindt, kunnen zich aggregaten vormen die kunnen gaan zwellen. De aggregaten van metaalzepen gaan daarna soms een mineralisatieproces aan, waardoor ze zich stabiliseren.19

Metaalzepen kunnen zich vormen in alle lagen van een beschilderd object en zijn daardoor niet altijd aan het oppervlak zichtbaar. Metaalzepen komen daarnaast niet altijd over de gehele schildering voor, maar doen zich vaak plaatselijk voor.20

14 Newman 2010: 34.

15 Jones 1992: 198.

16 Jones 1992: 199.

17 Osmond, Keune en Boon 2005: 37.

18 Robinet en Corbeil 2003: 23.

(14)

Metaalzepen komen voor op objecten uit de 15e tot en met de 20e eeuw van

uiteenlopende dragers, zoals canvas, papier, hout en koper. De vorming van metaalzepen doet zich niet altijd voor in objecten waarbij reactieve metalen en vetzuren aanwezig zijn. Welke factoren exact invloed hebben op het vormen van metaalzepen is niet bekend. Vermoeden is dat restauraties uit het verleden en klimaatfactoren zoals temperatuur en relatieve luchtvochtigheid daarbij een significante rol spelen.21 In het handboek

Conservation of Easel Paintings (2012) van Stoner wordt gesteld dat metaalzepen meestal

ontstaan in olieverflagen waarin lood, zink, koper of smalt zit verwerkt.22 Metaalzepen

bestaan volgens Hermans (2014) voor het overgrote deel uit verbindingen met stearine- en palmitinezuren.23 Hermans stelt dat de meest voorkomende metaalzepen lood- en

zinkzepen zijn.24 Over deze metaalzepen is dan ook het meeste onderzoek gepubliceerd.

Veel onderzoek gaat over de karakterisering en het analyseren van metaalzepen in verfdwarsdoorsnedes op microscopisch niveau. Keune (2005) heeft daarbij een grote bijdrage geleverd met haar proefschrift. Voor het karakteriseren van metaalzepen wordt veelal FTIR en SEM-EDX gebruikt, soms met aanvullende onderzoeksmethoden.

Metaalzepen zorgen voor problemen in de keuze voor behandeling van een object. Metaalzepen worden vaak gezien als storend, waarna gekozen wordt voor de verwijdering ervan. Helaas keren metaalzepen na verwijdering meestal terug op andere locaties van het object. De verwijdering van metaalzepen is dus een restauratie ingreep die op korte termijn het probleem verhelpt, maar over langere tijd zorgt voor meer materiaalverlies. Onderzoek naar het voorkomen van metaalzepen door bijvoorbeeld klimaatbeheersing is daarom essentieel. Zoals eerder gesteld is echter niet bekend bij welke relatieve luchtvochtigheid en temperaturen metaalzepen zich ontwikkelen. Het leveren van een behandelingsvoorstel is daarom niet gemakkelijk.

1.4. Methoden

Methoden die zijn gebruikt voor dit onderzoek zijn macroscopisch onderzoek, microscopisch onderzoek, SEM-EDX, XRD, ATR-FTIR en GC-MS.

Met macroscopisch onderzoek wordt gekeken naar de uiterlijke kenmerken van de uitstulpingen en wordt een inventarisatie van de uitstulpingen opgesteld. Daarnaast is gebruikt gemaakt van UV-licht om te kijken naar de verschillende fluorescenties van de uitstulpingen en de toegepaste materialen van het imitatie-goudleer kamerscherm.

Microscopsich onderzoek is toegepast op dwarsdoorsneden van het goudkleurig decoratiepatroon en de rode achtergrond van het imitatie-goudleer. Ook zijn twee

doorsneden van uitstulpingen onderzocht. Bij het microscopisch onderzoek wordt gebruik gemaakt van opvallend licht, gereflecteerd licht, gepolariseerd licht en UV-licht.

SEM-EDX is toegepast op dwarsdoorsneden van het goudkleurig decoratiepatroon en de rode achtergrond om de elementen in de laagopbouw van het imitatie-goudleer te onderzoeken. Daarnaast is SEM-EDX toegepast op twee uitstulpingen, om een beeld te krijgen van de aanwezige elementen.

(15)

ATR-FTIR is toegepast om de organische substanties per laag van de

dwarsdoorsneden van de rode achtergrond en het goudkleurig decoratiepatroon van het imitatie-goudleer te onderzoeken. Daarnaast is FTIR toegepast op schraapsels van de uitstulpingen. Hierbij wordt gezocht naar metaalzepen.

GC-MS is toegepast om de organische componenten in de rode achtergrond en het goudkleurig decoratiepatroon te achterhalen en met elkaar te vergelijken. Ook wordt onderzoek verricht aan een uitstulping.

Hoofdstuk 2. Stand van wetenschap

2.1. Traditioneel Goudleer

Over traditioneel goudleer uit de periode 1500 tot 1800 is veel geschreven. In de publicatie van Scholten en Koldeweij Goudleer Kinkarakawa (1989) wordt de geschiedenis en ontwikkeling van goudleer in de 16e tot en met de 18e eeuw beschreven vanuit een

kunsthistorische invalshoek. Verscheidene originele bronnen, zoals boedelinventarissen en recepten, worden in deze publicatie aangehaald, Ze verschaffen informatie over de

productie en het gebruik van goudleer.25 De publicatie is weliswaar meer dan 25 jaar oud,

maar wordt nog steeds gezien als een toonaangevend boek op het gebied van algemene kennis over de geschiedenis van traditioneel goudleer.

Een andere belangrijke publicatie over goudleer is Schulze’s Goldleder zwischen

1500 und 1800 (2011). Schulze richt zich voornamelijk op historisch bronnenonderzoek.

De focus van zijn publicatie zit op het achterhalen van originele recepten en toegepaste materialen. Schulze evalueert deze theoretische receptuur door een vergelijking te maken met bevindingen uit microscopisch onderzoek aan oude, traditionele goudleer fragmenten. Daarnaast maakt hij reconstructies van receptuur om te zien welke resultaten dat oplevert.26

2.2. Imitatie-goudleer

Een overzichtswerk waarin gebruik en productie worden beschreven van imitatie-goudleer in de tweede helft van de 19e eeuw en het begin van de 20e eeuw, zoals dat voor de periode

van 1500 tot 1800 wel bestaat, is echter niet gevonden. In de meeste publicaties wordt deze periode beknopt omgeschreven als de renaissance periode van het goudleer.

De enige publicatie die is gevonden die dieper ingaat op de toegepaste materialen van imitatie-goudleer uit de periode van de tweede helft van de 19e eeuw en het begin van de

20e eeuw is de publicatie van Kunsthandel Glass Druckmodel für Goldledertapeten (2004)

geschreven door Koldeweij. Koldeweij beschrijft hoe de productiemethoden en de toegepaste materialen van imitatie-goudleer uit de periode van ca. 1850 tot 1920

verschillen van die van traditioneel goudleer uit de periode van ca. 1500 tot 1800.27 Hieruit

blijkt dat er een grote verscheidenheid is aan materiaalgebruik in de periode 1850 tot 1920. Het gebruik van aluminiumfolie wordt in deze publicatie niet vermeld. Er is geen

publicatie gevonden waarin vermeld wordt dat aluminiumfolie als vervanging wordt gebruikt van bladgoud of -zilver.

25 Scholten en Koldeweij 1989: 13.

(16)

2.3. Aluminium in architectonische afwerkingen en in meubels

Welsh (1988) schrijft over het gebruik van aluminiumfolie voor de afwerking van architectonische elementen aan het eind van de 19e eeuw en het begin van de 20e eeuw.

Welsh beschrijft de manier waarop aluminiumfolie werd gebruikt in de afwerking van architectonische elementen. In deze publicatie wordt ook ingegaan op het feit dat

aluminiumfolie (in combinatie met lakken) werd gebruikt bij het imiteren van bladzilver en bladgoud. 28

Aluminium werd daarnaast in de jaren 20 en 30 van de 20e eeuw vaak gebruikt door

meubelontwerpers, omdat aluminium een zeer licht en sterk metaal is. Daarnaast werd aluminium geprezen omdat het zeer corrosiebestendig is.29 Over het gebruik van

aluminiumfolie op meubels in de jaren 1920 en 1930 is geen informatie gevonden.

2.4. Aluminium putcorrosie

Over aluminium putcorrosie is veel onderzoek gepubliceerd. Het proces van aluminium putcorrosie is ingewikkeld en niet eenduidig te verklaren. De meeste publicaties over aluminium putcorrosie zijn geschreven voor bouwkundigen en ingenieurs. Deze publicaties bevatten informatie over parameters die belangrijk zijn bij het ontstaan van aluminium putcorrosie. Deze publicaties zijn daarom van belang voor het onderzoek naar het imitatie-goudleer kamerscherm.

Volgens Newman (2010), Galvele (1976), Szklarska-Smialowska (1992; 1999), Jones (1992) en Frankel (1998) ontstaat aluminium putcorrosie wanneer de beschermende oxidelaag van aluminium wordt opgelost door agressieve anionen zoals zuren, waardoor hydrolyse van de kationen van het metaal optreedt. Hierdoor ontstaat een zure omgeving, waardoor het aluminium zijn passiviteit verliest en een corrosieproces kan ontstaan.30

Volgens Frankel spelen agressieve anionen, vaak chloor, een belangrijke rol in het ontstaan van putcorrosie.31 Aluminium putcorrosie kan ook ontstaan door onderbrekingen in het

oppervlak van het aluminium. Die kunnen ontstaan door bijvoorbeeld insluitingen van zwavel, krassen in bovenliggende lakken op het aluminium en afzettingen van vuil, modder of zand.32

Indien de uitstulpingen zijn ontstaan door aluminium putcorrosie, kan het

aanbrengen van een beschermende laklaag worden overwogen om het ontstaan van meer uitstulpingen te voorkomen.

(17)

2.5. Metaalzepen

Metaalzepen die zich voordoen op beschilderde objecten zijn voor het eerst waargenomen in 1997 tijdens onderzoek aan het schilderij De anatomische les van Dr. Nicolaes Tulp (1632) door Rembrandt van Rijn, dat naar aanleiding van de restauratie van het schilderij

tussen 1996 en 1998 werd uitgevoerd.33 Dit onderzoek is uitgevoerd door het

onderzoeksteam van MOLART in samenwerking met de restauratoren van het project. Sinds dit project is veel onderzoek gedaan naar metaalzepen in verband met

degradatieverschijnselen van schilderijen.

Er is vooral onderzoek gepubliceerd over metaalzepen in schilderijen. Daarbij lag de focus volgens Osmond (2005) op onderzoek naar loodzepen met name op schilderijen uit

de 17e eeuw.34 Daarnaast is ook onderzoek gedaan naar metaalzepen die worden

veroorzaakt door zink.35 Hermans (2014) stelt dat alle metalen in principe complexen

kunnen vormen met vrije vetzuren, maar dat lood- en zinkzepen het meest voorkomen in

schilderijen.36 Het is daarom niet verwonderlijk dat deze twee metaalzepen het meest

onderzocht zijn.

Een belangrijke publicatie op het gebied van het karakteriseren van metaalzepen in schilderijen is Keune’s proefschrift (2005). Zij schrijft over microscopisch onderzoek dat is uitgevoerd op dwarsdoorsneden van schilderijen. De focus ligt op het lokaliseren,

karakteriseren en analyseren van metaalzepen in verfdwarsdoorsneden.37

Een belangrijke publicatie op het gebied van metaalzepen in moderne schilderijen is het boek Issues in Contemporary Oil Paints (2014). In deze publicatie worden problemen besproken die eigen zijn aan moderne schilderijen. Metaalzepen die zink, lood, calcium of magnesium bevatten worden in deze publicatie besproken. Ook worden zinkzepen die in

combinatie met aluminiumstearaten worden gevormd behandeld.38

Het proces van het ontstaan van metaalzepen wordt nog niet exact begrepen. Wel zijn parameters geconstateerd die in dat proces een belangrijke rol spelen. In meerdere

publicaties worden deze parameters naar voren gebracht. De aanwezigheid van anionen van metalen en vrije vetzuren zijn twee van de voorwaarden voor het ontstaan van metaalzepen. Keune (2005) presenteert met diagrammen de vorming van metaalzepen,

zoals het proces nu grofweg begrepen wordt.39 Volgens Hermans (2014) zijn er sterke

aanwijzingen dat vocht en temperaturen boven kamertemperatuur de vorming van

33 Keune 2005: 114; Osmond, Keune en Boon 2005: 37.

34 Osmond, Keune en Boon 2005: 37.

35 Osmond, Keune en Boon 2005: 37.

36 Hermans 2014: 2.

37 Keune 2005.

(18)

metaalzepen bevorderen.40 In hoeverre deze twee factoren invloed hebben op de vorming

van metaalzepen is niet bekend.41

Boon (2006) behandelt het mineralisatieproces dat zich voor kan doen in metaalzepen. Hij bespreekt met name loodzepen en stelt dat deze vaak mineraliseren door een reactie

met gassen in de atmosfeer.42 Er wordt nog steeds intensief onderzoek verricht naar de

vorming en de oorzaken van metaalzepen.

Hoofdstuk 3: Macroscopisch onderzoek

43

3.1. Methode

Het macroscopisch onderzoek is opgedeeld in twee delen: onderzoek naar de toegepaste materialen en onderzoek naar de uitstulpingen. Er is een inventarisatie gemaakt van de uitstulpingen op het imitatie-goudleer. Het macroscopsich onderzoek is gedaan onder daglicht met het blote oog, onder daglicht met een handmicroscoop en met UV-licht.

De handmicroscoop is een Dino-Lite44 handmicroscoop. Een Dino-Lite microscoop

is een draagbare, digitale microscoop die verbonden wordt aan een computer. Met software op de computer zijn foto’s gemaakt van de microscopische beelden.

Tijdens het macroscopisch onderzoek naar de uitstulpingen en toegepaste materialen is ook gebruik gemaakt van UV-licht. De fluorescentiekleur kan aanwijzing geven voor het soort materiaal, waardoor hypothesen ontstaan die later weer zullen worden onderzocht. Verschillende materialen kunnen namelijk verschillende fluorescentiekleuren geven onder UV-licht. Het duiden van het soort materiaal is echter niet gemakkelijk, omdat de veroudering, bereidingswijze en het mengen van materialen invloed kunnen hebben op de fluorescentiekleur. Wel geeft een verschil in fluorescentiekleur een idee over verschillen in de toplagen van het object en soms kan een vernislaag ontdekt worden. De resultaten uit het onderzoek sturen de volgende onderzoeken en dragen op die manier bij aan het

identificeren van verschillende materialen.

3.2. Observaties aan het object

3.2.1. Imitatie-goudleer, formaat en reliëf

Het imitatie-goudleer is aangebracht als aparte vellen. Aan een beschadiging in de afwerking is te zien dat er een laagreliëf in het leer is gestanst. Het reliëf is aangebracht waar de contouren van het decoratiepatroon zitten. Logischerwijs is het aluminium

(19)

aangebracht alvorens het reliëf in het leer werd gestanst, omdat het anders lastig is het bladmetaal naadloos aan te laten sluiten aan het oppervlak van het leer. Bij traditioneel goudleer werd ook eerst het zilver op het leer aangebracht, voordat het reliëf werd aangebracht.45

Het is een opmerkelijk gegeven dat de imitatie-goudleer vellen uit gescheiden vellen bestaat en niet uit een enkele baan per paneel. Goudleer wordt namelijk al vanaf de 18e eeuw vooral in doorlopende banen geproduceerd.46 Het produceren van traditioneel

goudleer in afzonderlijke vellen wordt vooral gedaan vóór de 18e eeuw. Soms wordt

traditioneel goudleer dat dienst heeft gedaan als behang, hergebruikt en verwerkt als kamerscherm. Als het traditionele goudleer in aparte vellen aan de muur hing, dan is het logisch dat de vellen goudleer ook als aparte vellen op het kamerscherm worden

gepresenteerd.

De aanwezigheid van aluminium sluit echter uit dat het imitatie-goudleer van het kamerscherm uit het begin van de 20e eeuw hergebruikt traditioneel goudleer is. De vraag

is hoe dan verklaard kan worden dat hier gebruik is gemaakt van vellen imitatie-goudleer en geen banen. Er zijn drie mogelijkheden om dit fenomeen te verklaren:

(1.) Het imitatie-goudleer is in banen gemaakt, wellicht als behang gebruikt, maar verknipt tot vellen toen het als kamerscherm werd gebruikt.

(2.) Het imitatie-goudleer is in vellen geproduceerd, om traditioneel goudleer te imiteren.

(3.) Het imitatie-goudleer is met een productiemethode gemaakt, die afwijkt van de gewone manier van de vervaardiging van imitatie-goudleer.

De toegepaste productiemethode voor de vervaardiging van het imitatie-goudleer is in dit geval wellicht gebaseerd op druktechnieken waarmee vellen papier werden bedrukt, waarbij nog aparte vellen papier werden gestanst. Het reliëf wordt dan aangebracht met behulp van een houten of metalen mal en een contramal. Het leer wordt bevochtigd, waarna het wordt gestanst. Bij droging blijft het leer de vorm van het reliëf aanhouden.

Mogelijkheden 2 en 3 sluiten elkaar niet uit. Ook is het mogelijk dat het imitatie-goudleer eerst als behang heeft gefungeerd, waarna het hergebruikt is. De alternerende lengtes van de imitatie-goudleervellen zouden hiervoor een indicatie kunnen zijn. Van boven naar onder zijn de afmetingen namelijk 53 cm, 66 cm en 59-63cm. De alternerende afmetingen kunnen dan verklaard worden doordat de vellen goudleer zijn vermaakt om op het frame van het kamerscherm te passen. Dat het imitatie-goudleer in banen zou zijn gemaakt, is bovendien logischer omdat het minder arbeidsintensief is en daardoor goedkoper.

Zelfs als het reliëf machinaal is aangebracht, duiden de kwaststreken op de rode achtergrond van het imitatie-goudleer op handmatig aangebrachte decoratie. De rode achtergrond is waarschijnlijk gemaakt met een goudlak en rode glacis verf of

gepigmenteerde lakken. Het goudkleurig decoratiepatroon is vermoedelijk gemaakt door schellak of een ander soort goudlak aan te brengen op de aluminiumfolie.

Aan de randen van de contouren en op sommige vlakke gebieden van het imitatie-goudleer is een zwarte, vetachtige substantie te zien (afb. 5).

(20)

Afbeelding 5. Foto van het middelste imitatie-goudleervel van het tweede paneel van links. In de rode cirkels is het goudkleurig decoratiepatroon aangegeven waar de vettige, bruinzwarte substantie is aangebracht.

Vermoedelijk is deze vettige substantie aangebracht als patina om antiek te imiteren en het object daarmee meer allure te geven. De mogelijkheid dat de zwarte substantie een oorzaak is voor het ontstaan van de uitstulpingen is overwogen. De uitstulpingen doen zich echter niet altijd voor waar ook de zwarte, vettige substantie aanwezig is. Als het een oorzaak is, is het in elk geval niet de enige oorzaak voor het ontstaan van de uitstulpingen.

(21)

3.2.3. Macroscopisch onderzoek met een Dino-Lite microscoop

Met de Dino-Lite is te zien dat het gehele oppervlak vlekkerig is, zowel op het

goudkleurige decoratiepatroon als de rode achtergrond. Tussen de goudkleurige lak van het decoratiepatroon is de vettige, bruinzwarte substantie aanwezig, waardoor een schubachtig patroon ontstaat (afb. 6).

Afbeelding 6. Detailfoto van de oppervlakte van het goudkleurig decoratiepatroon. Foto gemaakt met een Dino-Lite premier. Vergroting: 90x.

De rode achtergrond is goudkleurig waar de afwerking dun is. De hoger gelegen delen zijn donkerrood. De vettige, bruinzwarte substantie is sporadisch aanwezig. Er is hier dus gebruik gemaakt van een goudvernis en een roodgekleurde verf- of laklaag. De

schubachtige textuur is waarschijnlijk ontstaan door de textuur die is aangebracht tijdens het stansen van het leer. Naast een witte waas zijn ook kleine witte korrels te zien (afb. 7).

Afbeelding 7. Detailfoto van het oppervlak van de rode achtergrond. Foto gemaakt met een Dino-Lite premier. Vergroting: 90x.

(22)

3.2.4. Macroscopisch onderzoek met UV-licht

Het hele object is in een donkere kamer geplaatst en belicht met twee UV-lampen. Hierdoor kon de hele oppervlakte van het object onder ultraviolet licht worden bekeken (afb. 8).

Afbeelding 8. Foto onder UV-licht van de voorzijde van het imitatie-goudleer kamerscherm.

Op de voorzijde van de goudleervellen van het kamerscherm zijn kwaststreken te zien die in een zigzag patroon over de rode achtergrond van het goudleer en het

decoratiepatroon zijn aangebracht (afb. 9). Dit is een slotvernis of een laklaag die over de gehele oppervlakte van ieder imitatie-goudleervel is aangebracht.

(23)

Afbeelding 9. Foto van het middelste imitatie-goudleervel van het tweede paneel van links onder UV-licht.

De bies van het kamerscherm geeft geen fluorescentiekleur. Dit versterkt het vermoeden dat de bies is geschilderd met bronsverf. Veel metalen geven namelijk geen

fluorescentiekleur wanneer deze aanwezig zijn in een hoge puurheidsgraad.

Van het imitatie-goudleer blijkt het decoratiepatroon oranje te fluoresceren en de achtergrond groen (afb. 9). Waarschijnlijk zijn verschillende soorten lakken of

samenstellingen van materialen gebruikt in het decoratiepatroon en de rode achtergrond. De toplaag van de zwartgekleurde achterzijde van het kamerscherm fluoresceert oranje. Kwaststreken zijn hier duidelijk te onderscheiden (afb. 10).

Een oranje fluorescentie doet vermoeden dat de laklaag schellak betreft.47 Het is

echter nooit vast te stellen of het materiaal dat oranje fluoresceert ook echt schellak is door alleen met UV-licht te kijken, omdat er meer substanties zijn die oranje kunnen

fluoresceren. Uit een vervolgonderzoek zal dit moeten blijken.

Bij sommige lacunes in het imitatie-goudleer, waarbij ook de aluminiumfolie ontbreekt, is een fel witte fluorescentie te zien. Vermoedelijk is dit de lijmlaag die is gebruikt om de aluminiumfolie aan het leer te bevestigen.

(24)

Afbeelding 10. Foto met UV-licht van de achterzijde van het imitatie-goudleer kamerscherm.

Om de bevindingen van het macroscopisch onderzoek met UV-licht overzichtelijk te maken, zijn de fluorescentiekleuren van de verschillende geïdentificeerde materialen in onderstaande tabel aangegeven (tabel 1).

Onderdeel Fluorescentie Daglicht Vermoedelijk materiaal Decoratiepatroon Oranje Goudgeel Schellak?48

Rode achtergrond Groen Rood Oliehoudende laag49

Bies - Brons Bronsverf50

Lijmlaag op het leer

Fel wit Transparant Lijmlaag51

Achterzijde kamerscherm

Oranje Zwart Schellak? 52

Tabel 1. Tabel waarin de fluorescentiekleur per onderdeel van het kamerscherm wordt gekoppeld aan een vermoeden over het toegepaste materiaal.

(25)

3.2.5. Discussie

Aan de hand van de resultaten uit het macroscopisch onderzoek is een hypothetische laagopbouw van de afwerking van het imitatie-goudleer opgesteld (afb. 11).

Deze hypothetische laagopbouw is als volgt. De drager is van schapenleer. Aan de voorzijde is eerst een lijmlaag aangebracht, waarmee de aluminiumfolie op het leer is bevestigd. Na het aanbrengen van het aluminium is het reliëf in het leer gestanst. Een goudvernis is vervolgens over de aluminiumfolie aangebracht. Hierna is voor de

achtergrond een rode lak aangebracht en voor het decoratiepatroon wederom een goudlak. Het geheel is afgesloten met een slotvernis (Aan de achterzijde van het leer is eveneens een lijm aangebracht, waarna het papier werd bevestigd. Het papier is samen met het houten raamwerk geschilderd en daarna gelakt.

Afbeelding 11. Schematische weergave van de hypothetische laagopbouw van de afwerking van het imitatie-goudleer.

3.3. Observaties uitstulpingen

3.3.1. Observaties onder daglicht

De uitstulpingen doen zich voor op ieder vel van het kamerscherm. In totaal zijn het er 624. De grootte van de uitstulpingen varieert van ongeveer 1mm tot 7mm. De uitstulpingen hebben allemaal een ronde vorm. Ook lijken de grotere uitstulpingen donkerder en groener dan de kleinere uitstulpingen (afb. 12).

Afbeelding 12. Detailfoto van het bovenste imitatie-goudleervel van paneel A. Een uitstulping van de kleinste categorie en van de grootste categorie zijn omcirkeld.

(26)

De uitstulpingen doen zich voor in gebieden waar andere degradatieverschijnselen een rol spelen, maar doen zich ook voor op gave gebieden van het leer.

Een andere belangrijke observatie is dat er lacunes aanwezig zijn, die wat betreft vorm en formaat overeenkomen met die van de meeste uitstulpingen op het kamerscherm (afb. 13).

Afbeelding 13. Detailfoto van het onderste goudleervel van paneel D. Hierop zijn kleine ronde lacunes in de afwerking te zien.

Vermoedelijk waren hier ooit uitstulpingen aanwezig die in de loop der tijd van het goudleer zijn gebroken. Het is mogelijk dat de uitstulpingen dusdanig groeien dat het omliggende materiaal beschadigt en de hechting met het leer en de omliggende laklagen verloren gaat. Het is ook mogelijk dat de uitstulpingen ooit door stoten tijdens het vouwen of vervoeren van het kamerscherm van het leer zijn gekomen.

Een opvallend gegeven dat op enkele van de locaties waar deze lacunes zich voordoen, is dat zich om de lacunes soms een rode zweem voordoet. Het is mogelijk dat iemand in het verleden heeft geprobeerd de uitstulpingen te verwijderen met een

oplosmiddel.53

De rode zweem komt niet voor bij elke lacune die mogelijk is gevormd doordat er ooit een uitstulping heeft gezeten. Een direct verband tussen de rode zweem en de

(27)

3.3.2. Inventarisatie uitstulpingen

Tijdens het macroscopisch onderzoek is een inventarisatie gemaakt van de uitstulpingen, waarbij de locaties van alle uitstulpingen in kaart zijn gebracht (afb. 14).

Afbeelding 14. Visuele inventarisatie van de uitstulpingen. De vier panelen zijn schematisch weergegeven. De rode stippen geven de locatie van uitstulpingen aan.

Paneel A B C D

Boven 59 138 7 21

Midden 14 33 32 51

Onder 75 24 69 101

Tabel 2. Tabel waarin het absolute aantal uitstulpingen per imitatie-goudleervel is aangegeven.

Paneel Absoluut Procentueel

A 148 23,7%

B 195 31,6%

C 108 17,3%

D 173 27,7%

Tabel 3. Tabel waarin het absolute aantal en het percentage uitstulpingen per paneel is aangegeven.

Uit de inventarisatie blijkt dat de uitstulpingen op ieder vel imitatie-goudleer voorkomen. In totaal zijn er 624 uitstulpingen. Op paneel B komen de meeste uitstulpingen voor: 31,6% van het totaal. Het bovenste vel imitatie-goudleer van paneel B heeft de meeste uitstulpingen: 22,1% van het totaal. Op paneel D zitten daarna de meeste uitstulpingen:

(28)

27,7% van het totaal. Paneel A heeft 23,7% van de uitstulpingen en op paneel C zitten de minste uitstulpingen (17,3%).

Locatie Absoluut Procentueel

Boven 225 36,1%

Midden 130 20,8%

Onder 269 43,1%

Tabel 4. Het absolute aantal en percentuele aantal uitstulpingen van alle panelen. De telling is opgedeeld in de bovenste vellen, middelste vellen en de onderste vellen imitatie-goudleer.

De meeste uitstulpingen komen voor op de onderste imitatie-goudleer vellen van de panelen, namelijk wel 43,1% van het totaal (tabel 4). Daarna komen de meeste

uitstulpingen voor op de bovenste goudleervellen, namelijk 36,1%. Het minst aangetaste gebied zijn de middelste imitatie-goudleervellen, namelijk 20,8%. Opvallend is dat het onderste imitatie-goudleervel van paneel B relatief weinig (3,8%) uitstulpingen bevat. Daarnaast zitten er ook relatief weinig uitstulpingen op de bovenste imitatie-goudleervellen van panelen C en D (1,1% en 3,4%). Aangezien de onderste goudleervellen het meest vuil zijn, bestaat er wellicht een relatie tussen het vuil op het imitatie-goudleer en het ontstaan van de uitstulpingen.

De uitstulpingen doen zich voornamelijk voor op het goudkleurig decoratiepatroon (98,1%) (tabel 5). Binnen de kaders van het goudkleurig decoratiepatroon doen de

uitstulpingen zich voornamelijk voor op de opgehoogde contouren (70,4%) en in mindere mate op de vlakke delen van het goudkleurig decoratiepatroon (27,7%). Zeer zelden komen de uitstulpingen voor op de rode achtergrond (1,9%) (afb. 15).

Afbeelding 15. Detailfoto van het bovenste imitatie-goudleervel van paneel B.

Positie Absoluut Procentueel Opgehoogde contouren 439 70,4%

Vlak goudkleurig decoratiepatroon 173 27,7%

Rode achtergrond 12 1,9%

Tabel 5. Het absolute aantal en percentage uitstulpingen per gecategoriseerde locatie op het imitatie-goudleer.

(29)

3.3.3. Macroscopisch onderzoek met een Dino-Lite handmicroscoop

Aanvullend op het macroscopisch onderzoek is gebruik gemaakt van een Dino-Lite handmicroscoop. Met behulp van deze handmicroscoop zijn vier uiterlijke kenmerken te onderscheiden. Deze kenmerken zijn in onderstaande tabel weergegeven en beschreven (tabel 6).

Categorie kenmerk Beschrijving kenmerk Afbeelding

Zilverkleurige, metaalachtige delen

Zilverkleurige, metaalachtige delen van de uitstulping. Gaat altijd gepaard met de donkerbruine, vettige substantie. Door de glans is lastig te zeggen of dit een categorie op zich is, of dat het meer ingenestelde witte kristallen zijn. Dit wordt vermoed, omdat deze delen vrij sporadisch verdeeld zijn over de uitstulping.

Donkerbruine vettige substantie

De kleur van deze substantie is groener dan die van de donkere laklagen. Vaak zitten er goudkleurige spikkels in deze substantie. Soms is deze vettige substantie wat groener of geler van kleur. Soms zitten er zeer vlakke delen van deze substantie, maar meestal doet de substantie brokkelig aan.

Witte kristallen Op sommige uitstulpingen zitten kleine witte kristallen. De kristallen zitten altijd aan de donkerbruine, vettige substantie. De kristallen variëren enigszins van grootte. Op uitstulpingen met de donkerbruine, vettige substantie en witte kristallen lijken zich vaak ook zeer dunne draden voor te doen aan het oppervlak. Dit zou vuil kunnen zijn dat zich aan de vettige substantie heeft afgezet.

Witte waas rondom de uitstulping

Rondom sommige uitstulpingen is een witte waas aanwezig, die in een brede band de vorm van de uitstulping volgt. De witte waas is niet altijd even sterk. De witte waas doet zich meestal voor bij zeer kleine uitstulpingen.

Tabel 6. Tabel waarin de vier uiterlijke kenmerken staan beschreven. Alle foto’s zijn gemaakt met een Dino-Lite premier. Vergroting: 90x.

(30)

Vaak bestaan de uitstulpingen uit een combinatie van deze uiterlijkheden. De

donkerbruine, vettige substantie is altijd aanwezig. De andere drie kenmerken zijn niet altijd aanwezig. De witte waas rondom de uitstulpingen komt meestal voor rondom kleine, oppervlakkige uitstulpingen. Mogelijk heeft de witte waas iets te maken met het ontstaan of de groei van de uitstulpingen.

Rondom enkele uitstulpingen hebben zich craquelures in de afwerking gevormd (afb. 16). Deze observatie versterkt het vermoeden dat de uitstulpingen uiteindelijk van het leer kunnen vallen door onthechting van het leer en omliggende laklagen.

Afbeelding 16. Detailfoto van een uitstulping op het middelste imitatie-goudleervel van paneel C.

Enkele uitstulpingen zijn klein en relatief vlak, waardoor het lijkt of deze

uitstulpingen zich in een vroeg stadium bevinden. Rondom deze uitstulpingen is een witte waas te zien (afb. 17). De vraag is of er een verband bestaat tussen de witte waas en het ontstaan van de uitstulpingen. Het is ook mogelijk dat de witte waas een residu van de uitstulpingen is of dat de witte waas is ontstaan door een (schoonmaak)behandeling.

Afbeelding 17. Detailfoto van een uitstulping op het onderste imitatie-goudleervel op de rode achtergrond van paneel C.

(31)

3.3.4. UV-licht

Onder UV-licht bleken de uitstulpingen niet allemaal hetzelfde te fluoresceren. In totaal zijn er drie verschillende fluorescentiekleuren ontdekt (tabel 7). Sommige uitstulpingen fluoresceren identiek aan de afwerking van het imitatie-goudleer. Dit is een aanwijzing dat de uitstulpingen zijn ontstaan uit het bindmiddel van de afwerking of dat de uitstulping onder het oppervlak is ontstaan, waardoor de afwerking vrijwel intact aan de oppervlakte blijft liggen. Andere uitstulpingen fluoresceren niet, wat duidt op de aanwezigheid van metaaldeeltjes in de uitstulping. Er zijn ook uitstulpingen die een combinatie van hiervoor genoemde fluorescentiegedrag vertonen.

Fluorescentiekleur Foto onder daglicht Foto onder UV-licht

Geeloranje, vergelijkbaar met de goudkleurige afwerking.

Geen fluorescentie (te zien als zwart)

Combinatie van geeloranje fluorescentie, waarbij de rand niet fluoresceert.

Tabel 7. Tabel waarin de drie verschillende fluorescenties van de uitstulpingen zijn benoemd en visueel zijn weergegeven.

(32)

3.3.5. Discussie

Tijdens het onderzoek zijn kleine uitstulpingen gevonden die zich vermoedelijk in een vroeg ontwikkelingsstadium bevinden. De vraag is echter of de uitstulpingen zich

momenteel nog actief vormen of dat het imitatie-goudleer zich nu in een stabiele toestand bevindt. De uitstulpingen die zich vermoedelijk in een beginstadium van ontwikkeling bevinden, zouden zich namelijk kunnen hebben gestabiliseerd doordat het object zich nu in een stabiel klimaat bevindt. Dat het imitatie-goudleer kamerscherm een verandering in klimaatomstandigheden heeft doorgemaakt is zeer waarschijnlijk. Het object is namelijk gekocht op een rommelmarkt aan het Waterlooplein te Amsterdam, die veelal buiten plaatsvindt. Vermoedelijk heeft het kamerscherm een tijd in een opslag gestaan. Klimaatschommelingen kunnen een reden zijn voor het ontstaan van de uitstulpingen.

Doordat de uitstulpingen zich voornamelijk voordoen op het goudkleurig decoratiepatroon is in de volgende hoofdstukken aandacht besteed aan het verschil in opbouw en samenstelling van de afwerkingslagen van de rode achtergrond en het goudkleurig decoratiepatroon.

(33)

Hoofdstuk 4: Microscopisch onderzoek

4.1. Methode

Om microscopisch onderzoek te kunnen verrichten zijn monsters genomen van het imitatie-goudleer. De monsters worden vervolgens geselecteerd onder een microscoop en ingebed in polyester giethars (Poly-pol PS 230) in combinatie met

methyl-ethyl-ketonperoxide (droogstof) in respectievelijke verhouding 3:1.54 Na droging zijn de

monsters geslepen en gepolijst aan de kopse kanten, zodat een dwarsdoorsneden ontstaan. Deze dwarsdoorsneden zijn vervolgens bekeken onder de microscoop met opvallend licht, gereflecteerd licht, gepolariseerd licht en UV-licht.55

4.2. Monstername

Monsters zijn genomen van de rode achtergrond, het vlakke goudkleurig decoratiepatroon en de opgehoogde contouren van het imitatie-goudleer. Er is ook een monster genomen van de bies.56 Daarnaast zijn twee uitstulpingen bemonsterd. Een overzicht van de locaties

waar de monsters zijn genomen is hieronder weergegeven (afb. 18).

Afbeelding 18. Afbeelding waarin de locaties van de genomen monsters zijn aangegeven.

54 Poly-pol PS 230 giethars van Poly-Service. Verkrijgbaar op de webshop van Poly-Service:

http://www.polyservice.nl/Poly-Pol-PS-230-250-ml-Giethars-p-16150.html.

55 Het bemonsteren, inbedden en slijpen zijn gedaan door de auteur. Het microscopisch onderzoek is

uitgevoerd met een Leica microscoop D2500 M5. De interpretatie van de laagopbouw van de afwerkingen van het imitatie-goudleer is gedaan met hulp van Matthijs de Keijzer.

(34)

4.3. Microscopisch onderzoek: opvallend, gereflecteerd en gepolariseerd

licht

4.3.1. Observaties dwarsdoorsnedes imitatie-goudleer

Onder opvallend licht is de aluminiumfolie in de dwarsdoorsneden van het goudkleurig decoratiepatroon en de rode achtergrond goed te onderscheiden. Er is een geleidelijke overgang van een eventuele grondlaag naar het leer te zien (afb. 19).

Afbeelding 19. Microscopische foto van dwarsdoorsnede B1, van het goudkleurig decoratiepatroon. Foto is gemaakt met opvallend licht. Vergroting: 500x. Foto door Matthijs de Keijzer, februari 2016, Amsterdam.

In een dwarsdoorsnede van de opgehoogde contour van het imitatie-goudleer is een holle ruimte te zien in plaats van een grondlaag. Er zijn twee factoren die mogelijk wijzen op de ontwikkeling van een uitstulping. Ten eerste is een ophoging in de afwerking te zien waarin een zilverkleurig kristal te zien is. Ten tweede zijn witte kristallen aanwezig in de holte tussen de aluminiumfolie en het leer (afb. 22). De aluminiumfolie ontbreekt op deze plaatsen (afb. 21). Mogelijk zijn de kristallen een oxidatie- of corrosieproduct van

(35)

Afbeelding 20. Microscopische foto van dwarsdoorsnede B3 onder gepolariseerd licht. Vergroting 500x. Foto door auteur, juni 2016, Amsterdam.

Afbeelding 21. Microscopische foto van dwarsdoorsnede B3 onder gepolariseerd licht. Vergroting 500x. Foto door auteur, juni 2016, Amsterdam.

Afbeelding 22. Microscopische foto van dwarsdoorsnede B3 onder gepolariseerd licht. De foto is gemaakt op

(36)

Het ontbreken van een grondlaag zou een reden kunnen zijn voor het ontstaan van de uitstulpingen op de opgehoogde contouren. Doordat er gemakkelijk lucht bij de aluminiumfolie komt, kan het aluminium gaan oxideren. Ook is het mogelijk dat de uitstulping ontstaat door het directe contact met het leer. Zwavelzuur uit het leer zorgt in dat laatste geval voor een zure omgeving van de aluminiumfolie, waardoor het kan gaan corroderen.

4.3.2. Observaties uitstulpingen

4.3.2.1. Uitstulping B1

De dwarsdoorsnede van uitstulping B1 is genomen op een opgehoogd gedeelte van het goudkleurige decoratiepatroon, van het bovenste goudleervel van paneel B.

Afbeelding 23. Microscopische foto van dwarsdoorsnede B1. Op deze foto is een uitstulping te zien in opvallend licht onder een vergroting van 50x. Foto door auteur, maart 2016, Amsterdam.

Tussen de uitstulping en het leer is een holle ruimte aanwezig (afb. 23). In de

dwarsdoorsnede van de contour van het goudkleurig decoratiepatroon is ook een holle ruimte te zien tussen het leer en de afwerkingslagen. Dit versterkt het vermoeden dat de holle ruimte een factor is die meespeelt bij het ontstaan van uitstulpingen. De holle ruimte is tevens een aanwijzing voor de uiteindelijke scheiding van leer en uitstulping, waardoor lacunes ontstaan.

(37)

Afbeelding 24. Microscopische foto met opvallend licht van dwarsdoorsnede B1 waarop de transparant witte kristallen te zien zijn. Vergroting 500x. Foto door auteur, februari 2016, Amsterdam.

De kristallen zijn transparant wit. Ze komen voornamelijk in groepen voor. Het formaat van de kristallen verschilt. Soms betreft het kleine losse kristallen, maar de kristallen komen ook in concentraties voor (afb. 25).

Afbeelding 25. Microscopische foto met opvallend licht van dwarsdoorsnede B1 waarop de transparant witte kristallen te zien zijn. Vergroting 500x. Foto door auteur, februari 2016, Amsterdam.

De kristallen doen zich voornamelijk vlak boven de holle ruimte voor. De aluminiumfolie is niet aanwezig in de uitstulping. Met XRD zal worden onderzocht of de kristallen een corrosieproduct van de aluminiumfolie betreft.

(38)

4.3.2.2. Uitstulping A2

De dwarsdoorsnede van uitstulping A2 is genomen van het onderste goudleer vel van paneel A, wederom van een opgehoogd contour van goudkleurige decoratiepatroon. Deze uitstulping was aan de oppervlakte voornamelijk bedekt met een bruinzwarte, vettige substantie in combinatie met witte, kleine kristallen. De witte kristallen die aan de oppervlakte aanwezig waren zijn niet in de dwarsdoorsnede teruggevonden.

Afbeelding 26. Microscopische foto onder gepolariseerd licht van dwarsdoorsnede A2. Vergroting 500x. Foto door auteur, april 2016, Amsterdam.

Net als de uitstulping B1 is een holle ruimte ontstaan tussen het leer en de uitstulping. Transparant witte kristallen zijn zichtbaar onderin de uitstulping.

(39)

4.4. Microscopie onder UV-licht

4.4.1. Observaties aan de dwarsdoorsneden van het imitatie-goudleer

4.4.1.1. Microscopisch onderzoek aan het goudkleurig decoratiepatroon

Hieronder is de dwarsdoorsnede van monster D3 in UV-licht weergegeven (afb. 27). De dwarsdoorsnede is van het goudkleurig decoratiepatroon. In totaal zijn negen lagen onderscheiden (tabel 8).

Afbeelding 27. Microscopische foto van dwarsdoorsnede D3 onder UV-licht. De lagen zijn genummerd met rode cijfers. Vergroting 500x. Foto door auteur, februari 2016, Amsterdam.

Laag Fluorescentiekleur Omschrijving

9. Donkerbruin Vernislaag/toplaag

8. Zalmkleurig Laklaag

7. Zwart/donkerbruin Gepigmenteerde verflaag

6. Zalmkleurig Laklaag

5. Zwart/donkerbruin Gepigmenteerde verflaag

4. Lichtgroen Laklaag

3. Donkerbruin57 Vernis- of laklaag

2. Zwart Aluminiumfolie

1. Fel wit Lijmlaag of vernislaag

0. Donkerbruin Leer

Tabel 8. Tabel met omschrijving en fluorescentiekleur per gevonden laag in dwarsdoorsnede D3.

57 Op de foto lijkt deze laag enigszins oranje. De kleuren die in tabel 8 staan, zijn de kleuren die onder de

(40)

Laag 0 is de leren drager. Laag 1 is onder daglicht een donkerbruine, transparante laag die onder UV-licht fel wit fluoresceert. Hieruit volgen twee mogelijkheden: het betreft een lijmlaag of het is een vernislaag. De logische functie van deze laag is die van een lijmlaag om de aluminiumfolie aan het leer te bevestigen.

Bij de productie van traditioneel goudleer werd het hele vel leer voorgelijmd met een dunne laag eiwit of vislijm. Fougeroux de Bondaroy en Diderot & d’Alembert beschrijven het gebruik van 1 of 2 lagen gelatine. Dat lijkt echter niet het geval te zijn bij dit object. De dikte en fel witte fluorescentie is namelijk opmerkelijk in vergelijking tot resultaten uit microscopisch onderzoek aan traditioneel goudleer, waar de lijmlaag vaak niet gedetecteerd kan worden, zelfs met UV-licht of aankleuring niet.58 Dat komt doordat

de lijmlaag vaak te dun is, of doordat het volledig is geabsorbeerd door het leer. Die gegevens corresponderen niet met de gevonden laagopbouw van het imitatie-goudleer. De fel witte fluorescentie kan dus op meerdere materialen wijzen, maar wijst waarschijnlijk niet op een gelatine of dierlijke lijm.

Laag 2 is de aluminiumfolie. De aluminiumfolie is onder UV-licht te zien als een zwarte lijn. Op de foto hierboven is de aluminiumfolie intact, maar in andere gebieden van deze doorsneden en in andere doorsneden van het imitatie-goudleer is deze niet altijd aanwezig. Dit wijst erop dat de aluminiumfolie al beschadigd was voordat de afwerking daarop is aangebracht.

De laag op het aluminium (laag 3) fluoresceert donkerbruin. Dit zou een goudlak, vernislaag of grondlaag kunnen zijn. Van traditioneel goudleer is bekend dat soms een laag eiwit werd aangebracht op het zilverfolie om oxidatie tegen te gaan, een grondlaag te verzorgen voor het goudvernis dat daarop wordt aangebracht en om de poriën van het leer op te vullen, die na het aanbrengen van het bladmetaal normaliter nog steeds te zien zijn.59

Het is zeer waarschijnlijk dat opvulling van de poriën van het leer en betere hechting met de bovenliggende vernislaag de functie is van laag 3. De aluminiumfolie wordt niet zwart door oxidatie zoals zilver of tin. Bescherming tegen oxidatie is daarom niet de reden dat deze laag is aangebracht.

Laag 4 is een lichtgroen fluorescerende laag. Een lichtgroene fluorescentie kan duiden op een oliehoudende laag zoals lijnolie met kalk of een verouderde damarhars.6061

Deze laag zou een goudlak kunnen zijn, aangezien een goudlak deze beide stoffen kan bevatten. Laag 5 is een gepigmenteerde verflaag, net als laag 7. De pigmentkorrels in lagen 5 en 7 variëren in grootte en hebben geen tot een donkerbruine fluorescentie.

Laag 6 en laag 8 hebben een zalmkleurige fluorescentie. De zalmkleurige fluorescentie van lagen 6 en 8 en de lichtgroene fluorescentie van laag 4 zijn op de weergegeven foto niet te zien. Onder de microscoop bij Matthijs de Keijzer zijn deze fluorescentiekleuren wel te zien. Deze zalmkleur kan duiden op het gebruik van schellak.

Laag 9 is de toplaag en heeft een bruine fluorescentie. Dit is waarschijnlijk de vernislaag die bij het macroscopisch onderzoek ook is aangetroffen.

(41)

4.4.1.2. Microscopisch onderzoek aan de rode achtergrond

Op de afbeelding hieronder is een dwarsdoorsnede te zien van de rode achtergrond van het imitatie-goudleer (afb. 28). In totaal zijn negen lagen te onderscheiden (tabel 9).

Afbeelding 28. Microscopische foto van dwarsdoorsnede D5 onder UV-licht. De lagen zijn genummerd met rode cijfers. Vergroting 500x. Foto door Matthijs de Keijzer, februari 2016, Amsterdam.

Laag Kleur Omschrijving

9. Lichtgeel en zwart Gepigmenteerde vernislaag

8. Wit Laklaag

7. Transparant rood Verflaag (met een kleurstof?)

6. Lichtgeel Laklaag

5. Zwart Verflaag

4. Lichtgeel Laklaag

3. Donkerbruin Vernis- of laklaag

2. Zwart Aluminiumfolie

1. Fel wit Lijm- of vernislaag

0. Donkerbruin Leer

Tabel 9. Tabel met omschrijving en fluorescentiekleur per gevonden laag in dwarsdoorsnede D5.

De eerste 7 lagen van deze laagopbouw (dus tot en met laag 6) komen overeen met de laagopbouw van de dwarsdoorsnede van monster D3, die hierboven besproken is.

Laag 7 is in dwarsdoorsnede D5 een rode, transparante laag. Dit is een gekleurde verflaag zonder onderscheidbare pigmentkorrels. Vermoedelijk is dit een verflaag waarin gebruik is gemaakt van een kleurstof. Aangezien het object na 1908 is vervaardigd62, kan

het om een natuurlijke of synthetische kleurstof gaan. Deze waren namelijk al in gebruik in de 19e eeuw.63 Opmerkelijk is dat deze transparante rode laag niet altijd in

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

Deze tillift is geschikt als je nog enige kracht hebt om je te verplaatsen naar of van je bed, je rolstoel of het toilet en als je nog kan rechtstaan. Met deze tillift kan je jezelf

Zo zijn er actoren die vinden dat burgers zelf verantwoordelijk zouden moeten zijn om impact van overstromingen te beperken, terwijl een andere groep van actoren vindt dat de

boog» Voor hot oppottan va» tocaatan kan daaa potgrond *& worden gebruikt•. * Uitgedrukt in procenten

27 naar 54« Van deze laatste groep bedrijven heeft ongeveer een derde meer dan 50$ grasland. Tabel 7 geeft ook wel min of meer aan dat het grasland op de kleinere bedrijven - waar

Ad 1) De één op één toetsing is uitgevoerd door behandeld maïszaad van ras Aurelia aan ganzen voor te zetten naast onbehandeld maïszaad. Het middel werd kort voor de proef

De Bruijne onderscheidde twee vormen van beleidsgericht onderzoek Ten eerste het onderzoek dat op eigen initiatief van de onderzoeker ondernomen wordt De mogelijkheden voor

On the contrary, Defender managers have a more extensive preference in reference points, as they attend to historical and social aspirations to learn from their past performance

Uit de geraadpleegde bronnen, met name de informatie van voormalige leden en fami- lieleden, komen diverse misstanden naar voren die wijzen op een (mogelijke) overtreding van