• No results found

Verbal deception in an airport security context

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "Verbal deception in an airport security context"

Copied!
21
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

Verbal Deception In An Airport

Security Context

Bachelorproject door Miriam Abouseif

Studentennummer: 10316507

Naam begeleider: Bennett Kleinberg Aantal woorden: 4995

Aantal woorden abstract: 150

Universiteit van Amsterdam, Faculteit Maatschappij en Gedragswetenschappen, afdeling Klinische psychologie

(2)

2 Abstract

De aanslag op een vliegtuig die 2015 crashte, geeft aanleiding tot onderzoek naar de intenties van passagiers. Verbale leugendetectie is een mogelijke oplossing. Uit eerder onderzoek is gebleken, dat volgens de verifability approach leugenaars minder verifieerbare details geven dan waarheidssprekers. In dit onderzoek is gekeken of dit ook geldt in een online context. Aan een online taak hebben 79 deelnemers vragen beantwoord over planning en intenties van de reis. Er werd gevraagd hoe verwacht de vragen waren. Gebleken is dat er geen significant verschil is in het aantal verifieerbare details tussen de truth, simple lie en coverstory lie conditie (hypothese 1 en 2). Daarnaast bleken vragen over planning als onverwachter dan vragen over intenties (hypothese 3). Deze resultaten van de eerste en tweede hypothesen kunnen worden verklaard door de moeilijkheid van de taak en de afbakening van het begrijp

(3)

3

Inleiding

Deception (misleiding), kan worden omschreven als een opzettelijke poging om

iemand ervan te doen overtuigen van iets wat volgens de leugenaar onwaar is (Granhag, Vrij & Verschure, 2015). Men liegt vaak om relaties te behouden. Leugens komen ook voor in extremere vormen. Voorbeelden hiervan zijn liegen in een rechtszaak, politieverhoor of tijdens een veiligheidscontrole op een luchthaven. Op deze laatste situatie ligt in dit onderzoek de nadruk. Een van de oorzaken dat terroristen onopgemerkt door de douane passeren, is dat deze mensen niet op tijd herkend worden als iemand met slechte intenties. De ene persoon weet de beveiliger met een goed verhaal te misleiden, terwijl de ander zichzelf makkelijk verraadt. Vanwege deze moeilijkheden is er meer kennis nodig over leugendetectie. Onderstaand voorbeeld illustreert het belang van leugendetectie en wat de gevolgen kunnen zijn van een slechte beveiliging op het vliegveld.

Eind 2015 crashte een Russische airbus boven de Sinaï. De oorzaak bleek een bom te zijn die een passagier had meegesmokkeld in het vliegtuig. Later eiste ISIS de aanslag op. De aanslag kostte 224 mensen het leven (Withnall, 2015). Terrorisme is een groot probleem, ook in het vliegverkeer. Hoe is het mogelijk dat er een explosief in het vliegtuig is gesmokkeld? Dit, en vele andere incidenten roept de vraag op welke verbeteringen er nodig zijn in de beveiliging op luchthavens. Als passagiers beter gescreend werden op slechte bedoelingen zoals terroristische aanslagen, hadden dit soort incidenten kunnen worden voorkomen. Echter is het identificeren van passagiers met slechte bedoelingen moeilijker dan het lijkt. Een mogelijke oplossing is verbale leugendetectie. In de loop van de jaren zijn er verschillende theorieën over leugendetectie. Een assumptie is dat liegen samengaat met fysiologische activiteit in iemands lichaam. De onderliggende assumptie was dat de angst om gedetecteerd te worden een belangrijk element is van bedrog (Trovillo,1939, aangehaald in Granhag, Vrij & Verschure, 2016). Zo werd gedacht dat angst geassocieerd is met een droge mond en dat leugenaars zo konden worden gedetecteerd (Granhag et al., 2015). Bij leugendetectie worden met verschillende instrumenten en technieken geprobeerd leugens te identificeren.

Leugendetectie kan grofweg worden opgedeeld in verbale en non-verbale leugendetectie. Daarbinnen zijn er vier benaderingen. Ten eerste kunnen onderzoekers iemands fysieke respons meten. Daarnaast kan de hersenactiviteit worden gemeten, iemands gedrag worden geobserveerd en iemands spraak worden geanalyseerd (Granhag, et al., 2015).

(4)

4

Meta-analyses hebben aangetoond dat er geen unieke non-verbale of verbale cues zijn gerelateerd aan misleiding, gerelateerd aan Pinoocio’s groeiende neus (DePaulo et al., 2003; Vrij, Granhag & Porter, 2010; Vrij, 2015). Dit maakt leugendetectie lastig. DePaulo et al.(2003), onderzochten 158 cues gerelateerd aan misleiding, zoals gezichtsuitdrukking, oogcontact, tentatieve constructies, stiltes en lichaamsbewegingen. Echter waren er slechts 23 cues gerelateerd aan misleiding die een grote effectsize hadden, zoals het aantal details, hoge intonatie en logische structuur. Van de rest van de cues was er geen of slechts een zwak verband met misleiding (DePaulo et al., 2003). DePaulo et al. (2003) vonden wel indicaties dat leugenaars wellicht meer cognitieve inspanning moeten doen dan waarheidsprekers. Hieruit vloeit het begrip cognitive load, een belangrijk begrip in de verbale leugendetectie. We weten dat veel cues niet goed werken, daarom moet het verschil tussen leugenaars en waarheidsprekers groter worden gemaakt. De cognitive load benadering, gaat ervan uit dat het voor leugenaars meer cognitieve inspanning kost om een leugen te vertellen, dan voor mensen om de waarheid te spreken (Vrij, Fisher & Blank, 2015). Deze benadering is begonnen door Zuckerman, DePaulo en Rosenthal (Vrij et al., 2015). Een nieuw aspect dat hieraan is toegevoegd is dat onderzoekers het verschil in cognitive load tussen leugenaars en

waarheidsprekers kunnen vergroten door specifieke interventies. Een consistente bevinding in de literatuur is dat leugenaars zich voorbereiden op vragen in interviews (Granhag, et al., 2015). Planning maakt liegen makkelijker en geplande leugens bevatten minder cues van bedrog dan spontane leugens (DePaulo et al.,2003). Maar dit werkt alleen als er verwachte vragen worden gesteld. Onderzoekers kunnen leugenaars daarom onverwachte vragen stellen. Een leugenaar zal dan een antwoord moeten verzinnen, wat meer cognitieve inspanning vereist. Onverwachte vragen verhogen dus een leugenaar’s cognitive load. Een andere manier om iemand’s cognitive load te verhogen is door te vragen om het verhaal in omgekeerde volgorde te vertellen (Vrij et al., 2015).

Ondanks er weinig betrouwbare cues zijn gerelateerd aan misleiding, is gebleken dat verbale leugendetectie over het algemeen beter werkt dan non-verbale leugendetectie. Zo bleek uit onderzoek van Vrij, Granhag, Mann & Leal (2011), dat goede leugenaardetectors vaker op verbale cues letten, zoals vage antwoorden of inconsistenties in het verhaal, dan slechte leugendetectors die meer op non-verbale cues letten. Daarnaast bleek er een negatief verband te zijn tussen het aantal visuele cues waarop werd gelet, zoals postuur en

bewegingen, en accuraatheid (Vrij et al., 2010). In de verbale leugendetectie worden drie soorten instrumenten gebruikt: Reality Monitoring (R.M), Statement Validity Analysis (SVA) en Scientific Content Analysis (Granhag et al., 2015). In deze scriptie ligt de focus op R.M.

(5)

5

De term R.M. verwijst zowel naar het instrument dat wordt gebruikt in leugendetectie als naar de processen waarbij een persoon een herinnering toeschrijft aan een daadwerkelijke ervaring of verbeelding. Soms proberen mensen namelijk te beslissen of ze echt iets hebben ervaren of dat ze het zich verbeelden. Volgens Johnson en Raye (1981) worden herinneringen van echte ervaringen verkregen door perceptuele processen (Johnson & Raye, 1981, aangehaald in Vrij, 2015). Ze bevatten sensorische informatie, zoals geur, smaak, geluid of visuele details; spatiële informatie, die gaan over waar de situatie zich plaatsvond en hoe objecten en

personen in de situatie zich tot elkaar verhouden. Temporele details gaan over tijd of duur van situaties. RM werd oorspronkelijk niet gebruikt voor leugendetectie, maar onderzoekers zijn er van overtuigd dat dit wel kan en hebben er ook onderzoek naar gedaan. De RM criteria kunnen worden gevonden in de appendix.

Er zijn een aantal laboratoriumonderzoeken gedaan naar het gebruik van RM in leugendetectie. Vrij (2008) heeft een meta-analyse gedaan van 30 steekproeven, waarin bleek dat waarheidssprekers zich meer spatiële, perceptuele en temporele details herinneren (Vrij, 2008 aangehaald in Vrij, 2015). In 10 studies waar RM werd gebruikt om leugenaars van waarheidsprekers te onderscheiden, was de gemiddelde accuraatheid voor het

waarheidsgehalte 66% en de gemiddelde accuraatheid voor leugens 66%. Na deze meta-analyse zijn er nog twee onderzoeken gepubliceerd, waarin een soortgelijke accuraatheid werd gevonden. RM kent echter zijn beperkingen. Het is bijvoorbeeld moeilijk om RM te gebruiken als mensen worden gevraagd naar gebeurtenissen die lang geleden zijn gebeurd (Vrij, 2015). Herinneringen vervagen namelijk over de tijd heen. Daarnaast kunnen ingebeelde herinneringen aan de andere kant concreter worden over tijd heen als mensen proberen te visualiseren wat er gebeurd zou kunnen zijn (Vrij, 2015).

Een belangrijk begrip dat in dit onderzoek centraal staat is de verfiability approach. Deze benadering benadrukt de mogelijkheid om contextuele en perceptuele details in de alibi te verifiëren (Nahari & Vrij, 2014; Nahari &Vrij, 2015; Nahari, Vrij & Fisher, 2014). Aan deze benadering staan twee assumpties centraal. Ten eerste is uit onderzoek gebleken dat hoe meer details een verhaal bevat, hoe geloofwaardiger het overkomt (Nahari, et al., 2014). Leugenaars blijken zich hiervan bewust te zijn en zijn geneigd om meer details te geven, om zo een eerlijke indruk te maken. Ten tweede geven leugenaars de voorkeur om verifieerbare details te vermijden. Als men bepaalde zaken namelijk niet kan controleren, is de kans dat ze gepakt worden kleiner (Nahari et al., 2014). Een leugenaar zal eerder zeggen dat hij een zwarte auto op straat zag rijden, dan “Ik zag gisteren om 11 uur een zwarte auto op het

(6)

6

vonden Nahari et al., (2014) dat leugenaars in vergelijking met waarheidsprekers, minder perceptuele (betreffende de zintuigen), spatiële (details over plaats) en temporele (over tijd) details gaven. In het onderzoek van Vrij en Nahari (2014) moesten deelnemers in paren de interviewers ervan overtuigen dat zij samen activiteiten hadden uitgevoerd. Er werd de deelnemers verteld dat er zou worden gelet op de verifieerbaarheid van de details. Waarheidsprekers probeerden zo accuraat mogelijk te zijn in hun verhaal en probeerden zoveel mogelijk verifieerbare details te noemen, in tegenstelling tot leugenaars die significant minder verifieerbare details noemden.

Zoals in het begin van de inleiding is verteld, is het belangrijk iemands te intenties te achterhalen voor iemands vlucht. We willen namelijk onderscheid kunnen maken tussen mensen met ware en valse intenties. Granhag definieert intenties in haar paper als iemands mentale representaties voorafgaand aan een bijbehorende actie (Granhag, 2010). In deze scriptie zal deze definitie worden aangehouden. Deze intenties zijn gebaseerd op een bepaalde mate van planning (Granhag, 2010). Het eerste onderzoek naar intenties werd gedaan door Vrij et al. (2011). Er werden 60 passagiers in een vertrekhal werden gevraagd ofwel de

waarheid te spreken ofwel te liegen over hun reis in een interview bestaande uit negen vragen, zoals iemands doel van de reis. De antwoorden van de leugenaars waren minder plausibel dan die van de waarheidssprekers, maar verschilden niet in de details. Daarnaast corrigeerden leugenaars hun antwoorden vaker en waren er meer tegenstrijdigheden in hun antwoorden. 72% waarheidssprekers en 74% leugenaars werden correct geïdentificeerd (Vrij, Granhag, Mann & Leal, 2011). Een ander onderzoek naar intenties is dat van Sooniste, Granhag, Knieps en Vrij (2012). Deelnemers werden gevraagd naar zowel hun intenties, als naar de planning van die intenties. De helft van de deelnemers had gepland iets kopen in het winkelcentrum. De andere helft had een misdaad gepland en moest een cover-story voorbereiden voor het geval ze werden ondervraagd. Uit de resultaten bleek dat zowel waarheidsprekers als leugenaars de vragen over planning als onverwacht hadden ervaren. Daarnaast waren de antwoorden van de waarheidssprekers op de planningsvragen uitgebreider en gedetailleerder dan die van de leugenaars.

Nu het bekend is dat leugenaars volgens de verifiability approach minder verifieerbare details vertellen dan waarheidssprekers en we het probleem van intenties begrijpen, zijn dit de twee hoofdlijnen in het huidige onderzoek. In deze scriptie staat de vraag centraal of we deze twee benaderingen kunnen combineren, oftewel of valse statements onderscheiden te zijn van ware statements over de planning en intenties van passagiers, op basis van de verifability

(7)

7

De hypothesen die zullen worden getoetst om deze onderzoeksvraag te beantwoorden zijn als volgt. Ten eerste verwachten we dat deelnemers in de truth conditie meer verifieerbare details zullen geven dan de deelnemers in de simple lie en cover story lie conditie. Uit de onderzoeken van Vrij & Nahari (2014) en Nahari et al (2014), is namelijk gebleken dat waarheidssprekers meer verifieerbare details vertellen dan leugenaars. Ten tweede verwachten we dat participanten in de cover-story lie conditie meer verifieerbare leugens zullen vertellen dan deelnemers in de simpel lie conditie. We hebben hier net zoals Sooniste et al. (2012) een cover-story conditie, omdat men kan veronderstellen dat mensen die iets kwaads willen doen altijd komen met een coverstory. Naast de cover story lie conditie, hebben we ook een simple lie conditie waarin deelnemers liegen zonder een cover story voor te bereiden. We verwachten dat deelnemers in de cover story meer details kunnen vertellen over hun intenties en planning, omdat ze de gelegenheid kregen deze voor te bereiden. Tot slot wordt verwacht dat vragen over planning als onverwachter zullen worden ervaren dan vragen over intenties. Deze voorspelling is gebaseerd op het onderzoek van Sooniste et al. (2012), waaruit bleek dat de vraag over planning onverwachter was dan de vragen over intenties.

(8)

8

Methode

1

Deelnemers

Er is van 79 deelnemers data verworven na exclusie van dubbele deelnames. Deelnemers die hebben aangegeven niet te zullen vliegen in komende drie maanden zijn uitgesloten, omdat het belangrijk is dat iemand al genoeg informatie heeft over zijn/haar reis om te taak uit te kunnen voeren. Deelnemers die terug naar huis gaan werden niet meegenomen in de

resultaten, omdat het dan moeilijk is een goede beschrijving te geven van de reis. Ook is dit zo gedaan in vorig onderzoek (Warmelink et al., 2012). Acht deelnemers hadden de vragen echter niet serieus ingevuld, of de taak verkeerd hadden begrepen. Uiteindelijk bleven er 71 deelnemers over. Er deden 49 mannen en 22 vrouwen mee. Van deze deelnemers is de

gemiddelde leeftijd in de truth conditie 32.4 jaar (SD=8.2), in de simple lie conditie 31.3 (SD = 9,4), en in de cover-story lie conditie 32.4 (SD = 8.1). De verhouding in leeftijd is gelijk verdeeld over de drie condities, F(2,68) = 0.13, p = 0.878. Voor alle drie condities waren de verdeling tussen mannen en vrouwen gelijk verdeeld, X2 (2) = 1.08, p = .580. Er waren 45 medeelnemers met een universitaire opleiding. De drie meest voorkomende landen waaruit de deelnemers kwamen, zijn de Verenigde Staten, India en Servië.

Materialen

Deelnemers deden aan het onderzoek mee in een online platform, namelijk

Crowdflower. In dit platform beantwoordden de deelnemers vier vrager over de planning en intenties van de reis. Deze vragen werden in het Engels gesteld, omdat de deelnemers uit verschillende landen kwamen. Om de statements te coderen werd gebruik gemaakt van de Verfiability Approach die is gebaseerd op elementen van de Reality Monitoring, zoals beschreven in de inleiding.

1

Deze studie is goedgekeurd door de ethische commissie van de afdeling psychologie, dossier nummer 2016-CP-6693

(9)

9

Variabelen

Demografische variabelen

Demografische kenmerken die zijn gevraagd zijn leeftijd, geslacht, afkomst, opleidingsniveau en moedertaal. Overige variabelen zijn of een deelnemer met het vliegtuig gaat reizen, en het aantal dagen tot de vlucht. Daarnaast is gevraagd naar het doel van de vlucht, waarin de opties waren werk/studie, vakantie, familie/vrienden, terug naar huis of overig en de plaats van bestemming. Verder werd er gevraagd naar de schatting van iemands beheersing van de Engelse taal, maar dit maakte deel uit van een ander onderzoek.

Controlevariabele

Achteraf werd motivatie als controlevariabele gemeten, waarin deelnemers konden aangeven hoe gemotiveerd ze zijn op een schaal van 10 tot 100. Dit is belangrijk, omdat iemands motivatie van invloed is op hoe serieus iemand de taak doet. Iemand die helemaal niet gemotiveerd doen, zal de taak niet zo serieus doen als iemand die wel gemotiveerd is. Tot

slot zal er aan het eind daarom ook de vraag worden gesteld hoe serieus iemand te taak heeft gedaan. Zo kon er worden ingeschat of iemand echt heeft gelogen in de twee leugencondities

en of men echt de waarheid vertelde in de truth conditie.

Afhankelijke variabelen

De eerste afhankelijke variabele is het aantal verifieerbare details. Deze variabele is wordt ook door Nahari et al. (2014) en Nahari en Vrij (2014) gebruikt als afhankelijke variabele. In

de inleiding worden de onderzoeken uitgebreider besproken. Er kan onderscheid worden gemaakt tussen spatiële (details over plaats), perceptuele (zaken die iemand voelt, hoort, ziet of ruikt) en temporele details (over tijd). Herhalingen worden niet meegenomen in het aantal verifieerbare details. De tweede afhankelijke variabele is de mate van verwachtheid van de vragen, op een schaal van 10 tot 100. In het onderzoek van Sooniste (2013) werd de mate van

verwachtheid ook als afhankelijke variabele gebruikt.

Onafhankelijke variabele: conditie

De onafhankelijke variabele is de conditie waarin deelnemers werden ingedeeld. Er zijn drie condities. Deelnemers werden random toegewezen aan één van de drie condities. De eerste

conditie is de truth conditie. In deze conditie werden deelnemers gevraagd de waarheid te vertellen over de planning en intenties van hun reis. De tweede conditie betreft de simple lie

(10)

10

conditie. Hier moesten deelnemers liegen over het doel van hun reis. De laatste conditie is de cover story lie conditie. Deze deelnemers werden ook gevraagd te liegen over het doel van

hun reis, maar verschilt van de simple lie conditie omdat ze ook werden gevraagd om een cover story voor te bereiden dat in overeenstemming is met het doel dat toegewezen kregen.

Procedure

In de introductie werd de deelnemers verteld dat de taak ongeveer 10 minuten duurt en dat men vragen zal beantwoorden over hun reisgedrag. Men werd gevraagd serieus mee te doen en gewezen op uitsluiting bij niet serieus meedoen. Daarna kregen de deelnemers een informed consent, waarin kort werd geïnformeerd over de procedure en waarin toestemming werd gevraagd van de deelnemers. De deelnemers werd verteld dat ze één dollar kregen en dat als ze overtuigend waren in hun verhaal, ze werden ingeloot in een loterij om 100 dollar te winnen Daarna moesten de deelnemers de vragen over de demografische variabelen invullen. Vervolgens werd gevraagd hoeveel weken het duurt tot de eerstvolgende vlucht, het doel en bestemming en of men er al eerder is geweest. Aan het begin van het onderzoek zullen

deelnemers worden gevraagd over hun bestemming en doel van hun eerstkomende vlucht. Het doel van de vlucht kan worden opgedeeld in vijf categorieën: werk / studie, vakantie,

familiebezoek of bezoek aan vrienden, terug naar huis, of ‘overig’.Vervolgens werden deelnemers willekeurig toegewezen aan één van de drie condities. Als een deelnemer

bijvoorbeeld had aangegeven voor werk/studie op reis te gaan, moest men daarna in de simple lie conditie of cover story lie conditie doen alsof men voor vakantie op reis ging. In de cover story lie conditie was het daarbij nog de bedoeling dat deelnemers gingen liegen over hun vlucht en een verhaal verzonnen in overeenstemming met het aangewezen doel. Er werd de instructie gegeven om informatie te zoeken over restaurants, uitjes en hotels, op de website van TripAdvisor.com. Om er zeker te van kunnen zijn dat de deelnemers op onderzoek zijn uitgegaan, werd verzocht om de URL link van de zoekresultaten te geven. Daarnaast werd gemeten hoeveel tijd zal worden gemeten tussen het moment dat ze informatie gaan zoeken en het moment dat ze de link moeten invullen.

In alle condities werd de deelnemers na de instructies gevraagd om een gedetailleerd beeld te geven van hun reis. Daarbij werd nadrukkelijk verteld er zal worden gelet op de verifieerbaarheid van de details. Hierbij kan men denken aan activiteiten die geregistreerd zijn, zoals telefoongesprekken en plaatsen waar beveiligingcamera’s hangen. Onder verifieerbare details worden ook activiteiten verstaan die samen zijn uitgevoerd met een identificeerbaar persoon, of die kunnen worden naverteld door identificeerbare getuigen. Er

(11)

11

werden vervolgens twee vragen gesteld over het doel (intenties) van iemands vlucht, en twee vragen over de planning. Ook werd gevraagd naar iemands motivatie voor de specifieke bestemming. Om er zeker van te zijn dat deelnemers de vragen serieus gingen beantwoorden, werd de copy en paste optie uitgeschakeld. Ook werd de vertaalfunctie uitgeschakeld, omdat deze niet de correcte vertaling geeft van belangrijke nuances in de instructies Daarnaast moesten ze antwoorden in tenminste 150 tekens. Aan het eind van de taak werd gevraagd op een schaal van 0 tot 100, hoeveel verifieerbare details iemand gaf en hoe gemotiveerd iemand was om overtuigend over te komen. Ook werd gevraagd hoe verwacht de vragen waren.

Om te voorkomen dat deelnemers vragen gingen overslaan, kregen ze op het eind een code te zien die ze moesten invullen. Tot slot werd gevraagd om de contactgegevens, zodat men op de hoogte kon worden gehouden van de resultaten.2

Codering en analyse

De coderingsprocedure van de statements is gedaan door vier codeerders, waarvan elke statement door tenminste twee codeerders zijn gecontroleerd. Er werd gekeken naar het aantal perceptuele, temporele en spatiële details en of deze al dan niet verifieerbaar zijn. In het geval van onenigheid tussen de twee codeerders, werd door een derde codeerder de

uiteindelijke beslissing gemaakt. Een uitgebreide handleiding voor het coderingsproces kan worden gevonden in de bijlagen.

De data is geanalyseerd in SPSS waarbij voor de eerste en tweede hypothese een one-way ANOVA is gedaan met conditie als between-subjects factor (waarheid versus simple lie versus cover-story lie). Het aantal verifieerbare details is vergeleken tussen de verschillende condities, die gebruikt zijn om te bepalen of de verifiability apporach daadwerkelijk een geschikte methode is om onderscheid te maken tussen valse en ware statements over planning en intenties. Voor de derde hypothese is aan paired samples t-test uitgevoerd, om de

verwachtheid van de vragen over planning en intenties mee te toetsen.

2 Ga voor de volledige taak naar deze website:

(12)

12

Resultaten

Databehandeling

Na exclusie van dubbele deelnames, bleven er 79 deelnemers over. Acht deelnemers hadden de vragen echter niet serieus ingevuld, of de taak verkeerd hadden begrepen. Deze zijn uitgesloten van deelname.

Voorafgaand aan de analyse, zijn de statements gecodeerd door vier onafhankelijke

codeerders. Twee codeerders hadden de eerste helft gecodeerd en twee andere de andere helft. De eerste fase bestond uit het extraheren van temporele, spatiele, en perceptuele details, personen, locaties en organisaties en andere activiteiten of details. Hier is nog geen beslissing over de verifieerbaarheid gemaakt. In deze fase werd in groepen van twee elk statement gecodeerd. Vervolgens gaf men bij elk statement aan over er overeenstemming was tussen de codeerders. Daarna werden de statetements aan de andere groep gegeven, waarvan

uiteindelijk één de eindbeslissing nam. In de tweede fase werd besloten over de

verifieerbaarheid volgens de criteria van Nahari. Dit proces verliep hetzelfde als in fase 1. Tot slot werd in fase drie het aantal verifieerbare details en niet-verifeerbare details per deelnemer per vraag geteld. Uiteindelijk zijn deze gegevens in SPSS ingevoerd en werden de analyses uitgevoerd.

Voor de volledigheid zijn ook de follow-up tests gerapporteerd, hoewel de meeste resultaten niet significant zijn.

Onderzoeksresultaten

In Tabel 1 zijn het aantal gemiddelde verifieerbare details per conditie te zien en in tabel de mate van verwachtheid met betrekking tot de vragen over planning en intenties.

(13)

13

Tabel 1 Gemiddelde aantal verifieerbare details per conditie

Tabel 2 Mate van verwachtheid vragen

Truth Simple lie Cover story lie

Vraag 1 (intenties) 78.4% 73.4% 76.96% Vraag 2 (planning) 79.07% 69.55% 68.91% Vraag 3 (intenties) 78.47% 71.38% 70.30% Vraag 4 (planning) 69.67% 66.83% 63.91%

Truth Conditie Simple lie Conditie Coverstory conditie

2.42 (0.99) 2.22 (1.22) 2.00 (1.00) Vraag 1 (intenties) Vraag 2 (planning) Vraag 3 (intenties) Vraag 4 (planning) 2.08 (1.24) 1.17 (0.47) 2.08 (1.56) 2.22(1.17) 0.47 (0.70) 1.89(1.77) 1.70 (1.64) 0.96(0.93) 2.09(2.21) Totaal 7.75 (3.2) 6.08 (3.0) 6.75 (3.9)

(14)

14

Toetsingsresultaten

Ondanks de niet-significante resultaten, zijn de p-waardes voor de volledigheid toch vermeld, omdat dit de hoofdhypotheses zijn.

Hoofdanalyse

Hypothese 1 & 2

Om de eerste en tweede hypothesen te toetsen is een one-way ANOVA uitgevoerd. Volgens Mauchly’s Test of Sphericity zijn de varianties tussen de groepen niet gelijk, W (5) = 0.68, p <.001. Daarom is naar de waarde gekeken van Greenhouse-Geisser.

Na het uitvoeren van een one-way ANOVA is gebleken dat het aantal verifieerbare details niet verschilt tussen de drie condities, F (4,73)= 0.51, p = 0.801.

Wel was er een significant verschil in het aantal verifieerbare details per vraag, F (2.37) = 13.83, p < .001. Om deze reden is een follow up t-test uitgevoerd.

Gemiddeld noemden deelnemers op vraag 4 over planning (M =1.99, SE = 1.89), meer verifieerbare details dan vraag 3 over intenties (M = 0.75, SE = 0.87). Dit verschil, 1.24, BCa 95% CI [-0.07, 0.43], is significant, p < 0.01.

Gemiddeld noemden deelnemers op vraag 2 over planning, (M = 1.76, SE = 1.34), meer verifieerbare details dan vraag 3 over intenties (M = 0.75, SE = 0.87). Dit verschil, 0.89, Bca 95% CI [ 0.68, 1.34], is significant, p < 0.01. Er waren geen significante verschillen tussen vraag 1 en 2 en vraag 1 en 4.

Op basis van bovenstaande resultaten, kunnen hypothese 1 dat deelnemers in de truth conditie meer verifieerbare details vertellen dan in de simple lie conditie, en hypothese 2, dat

deelnemers in de simple lie conditie meer verifieerbare details vertellen dan in de coverstory lie conditie, worden verworpen.

(15)

15

Hypothese 3

Voor het toetsen van de derde hypothese is een paired samples t-test uitgevoerd. Dit betekent dat er geen onderscheid is gemaakt tussen condities, maar gekeken is naar het

verschillen binnen de deelnemers. Gemiddeld ervaren deelnemers de vragen over intenties (M = 73,70, SE = 2,73) als verwachter dan de vragen over planning (M = 68,63, SE = 2,29). BCa 95% CI [0.31, 0.84], t(80) = 2.01, p = 0.047. Op grond van deze overschrijdingskans, kan hypothese 3 worden aangenomen.

Aantal woorden

Met een ANOVA is getest of er verschillen waren in het aantal woorden tussen de condities. Dit is belangrijk, omdat dit invloed heeft op het aantal details dat iemand verteld. Als er in de waarheidsconditie bijvoorbeeld minder woorden werden gebruikt, maar wel meer verifieerbare details dan in de leugencondities, kunnen er foute conclusies worden getrokken. Uit de ANOVA is echter gebleken dat er geen verschil is in het gemiddelde aantal woorden op de statements, tussen de condities, F(2,68) = 0,53, p = 0.590.

Conclusie en Discussie

In dit onderzoek is gekeken of valse statements te onderscheiden zijn van ware statements over planning en intenties van passagiers, op basis van de verifiability approach. De eerste hypothese was dat deelnemers in de truth conditie meer verifieerbare details zouden vertellen dan in de simple lie conditie en in de cover story lie conditie. De resultaten ondersteunen deze hypothesen echter niet. Deze bevinding is in strijd met de verifiability approach, die ervan uitgaat dat leugenaars de neiging hebben om verifieerbare details zoveel mogelijk te vermijden (Vrij & Nahari, 2014). Een detail dat niet controleerbaar is, geeft de leugenaar namelijk een kleinere kans om gepakt te worden (Vrij & Nahari, 2014). Deze theorie is ook gebleken uit onderzoek van Nahari et al.. (2014) waarin de waarheidssprekers meer

verifieerbare details vertelden dan leugenaars. De tweede hypothese was dat deelnemers in de cover story lie conditie meer verifieerbare details vertellen dan in de simple lie conditie. Er is echter gebleken dat er geen significant verschil is tussen de simple lie en cover story lie conditie. Dit onderscheid tussen cover story lie en simple lie is geïnspireerd door het

(16)

16

onderzoek van Sooniste et al. (2013), waarin deelnemers werden gevraagd naar hun intenties en planning. Hier was sprake van een cover story conditie waarin deelnemers een misdaad plande.

Deze bevindingen betekenen dat de verifiability approach in ons onderzoek niet opgaat. Hiervoor zijn een aantal verklaringen. Ten eerste is de verifiability approach

onduidelijk begrip. Met de criteria van de verifiability approach (Nahari et al., 2014), is het lastig om een statement objectief te coderen en is het nagaan van de verifieerbaarheid niet altijd mogelijk. Met de RM moeten verschillende codeerders een oordeel vormen over de verifieerbaarheid. Echter valt er te discussiëren of wat verifieerbaar. Zo definieert Nahari verifieerbare details als activiteiten die staan geregistreerd, die samen zijn uitgevoerd met een identificeerbaar persoon of getogen door een identificeerbaar persoon (Nahari et al., 2014 a, b). De deelnemers hadden veel uiteenlopende verhalen. Het is ook niet altijd duidelijk of een activiteit geregistreerd is. Als iemand in Nederland naar een theater gaat, zal dit geregistreerd worden in de computer als iemand een ticket koopt. Maar als er in bepaalde delen van India geen computers zijn, zal deze activiteit niet verifieerbaar zijn, maar in Nederland wel.

Daarnaast zegt Nahari (2014) dat een detail ook verifieerbaar is als men erop kan doorvragen. Als iemand vertelt een bepaalde activiteit met een bepaalde persoon heeft uitgevoerd, zou men theoretisch kunnen vragen wie deze persoon is waarmee hij de activiteit heeft uitgevoerd en contact op kunnen nemen met deze persoon. Het is echter niet altijd mogelijk om met elke getuige contact op te nemen. Door deze moeilijkheden kunnen de codeerders bovendien ook verschillen in mening over het soort details. Een perceptueel details refereert naar de

aanwezigheid van sensorische informatie. Als iemand e zegt dat hij de Alpen heeft gezien, is dit sensorisch, maar dit niet worden gecontroleerd. Een suggestie voor vervolgonderzoek, is dat deze criteria nog eens goed worden onderzocht en dat men tot een betere afbakening komt van het begrijp verifieerbaarheid.

Naast deze tekortkomingen in de theorie van de verifiability approach, zijn er ook een aantal beperkingen in dit onderzoek. Ten eerste was de taak te moeilijk. In de vragen werden geen specifieke vragen gesteld, maar werd er gevraag globaal een beeld te geven over de planning en intenties van de reis. Zo luidde een vraag uit de taak: “What are you plans on the

day you are arriving In deze vraag zijn er wel een aantal cues gegeven, maar de vraag is te

breed gesteld. Deelnemers gaven uiteenlopende antwoorden en iedereen heeft hier een ander beeld bij. Een andere vraag was wat iemands doel is van de vlucht. Het zou kunnen zijn dat iemand niet één specifiek doel heeft, maar gewoon bij familie op bezoek gaat. Een

(17)

17

verifieerbare details te geven. Niet iedereen die op familiebezoek gaat heeft duidelijke plannen die geverifieerd kunnen worden. In vervolgonderzoek zouden er specifieke vragen kunnen worden gesteld. Zo kan door middel van een applicatie op een mobiele telefoon, specifieke vragen gesteld worden over de reis, en op basis van het antwoord daarop doorvragen. Dan begrijpen deelnemers wat voor soort antwoorden ze moeten geven en kunnen er sturende vragen worden gesteld, die relevante informatie oplevert. Een andere beperking is het aantal deelnemers. Uiteindelijk deden er maar 71 deelnemers mee. Hoewel deze deelnemers uit een aantal verschillende landen kwamen, is het aantal deelnemers te klein om te generaliseren naar de populatie. Een suggestie voor vervolgonderzoek, is dat er een groter aantal deelnemers worden onderzocht.

De derde hypothese is dat deelnemer de planningsvragen als onverwachter ervaren dan de vragen over intenties. Gebleken is dat de deelnemers in alle drie de condities de vragen over planning als onverwachter hadden ervaren dan de vragen over intenties. Dit resultaat ondersteunt de derde hypothese en is overeenstemming met eerder onderzoek. In onderzoek van Sooniste et al. (2013) waar deelnemers gevraagd werden naar hun intenties en planning, werden door zowel de waarheidssprekers al de leugenaars de vragen over planning als onverwachter ervaren dan de vragen over intenties.

Al met al kan worden geconcludeerd dat in dit onderzoek geen verschil was in het aantal verifieerbare details tussen de condities. Dit kan worden verklaard door de

onduidelijkheid van het begrip verifiability approach en de toepassing daarvan. In

vervolgonderzoek zou dit begrip beter kunnen worden afgebakend en zou de taak makkelijker kunnen worden gemaakt met behulp van een computer die specifieke vragen stelt. Ook kan geconcludeerd worden dat de vragen over planning over het algemeen als onverwachter worden ervaren dan de vragen over intenties. Dit is in overeenstemming met eerder onderzoek.

(18)

18

Literatuurlijst

DePaulo, B. M., Lindsay, J. J., Malone, B. E., Muhlenbruck, L., Charlton, K., & Cooper, H. (2003). Cues to deception. Psychological bulletin, 129(1), 74.

Granhag, P. A. (2010). On the psycho-legal study of true and false intentions: Dangerous waters and some stepping stones. The Open Criminology Journal,3, 37-43.

Granhag, P.A., Vrij A., Verschuere B. (2015). Detecting Deception: current challenges and cognitive approaches.

Nahari, G., & Vrij, A. (2014). Can I borrow your alibi? The applicability of the verifiability approach to the case of an alibi witness. Journal of Applied Research in Memory and

Cognition, 3(2), 89-94.

Nahari, G., & Vrij, A. (2015). Can someone fabricate verifiable details when planning in advance? It all depends on the crime scenario. Psychology, Crime & Law, 21(10), 987-999. Nahari, G., Vrij, A., & Fisher, R. P. (2014). Exploiting liars' verbal strategies by examining the verifiability of details. Legal and Criminological Psychology,19(2), 227-239.

Sooniste, T., Granhag, P. A., Knieps, M., & Vrij, A. (2013). True and false intentions: Asking about the past to detect lies about the future. Psychology, Crime & Law, 19(8), 673-685. Vrij, A. (2015). Verbal Lie Detection Tools: Statement Validity Analysis, Reality Monitoring and Scientific Content Analysis. Detecting Deception: Current Challenges and Cognitive

Approaches.

Vrij, A., Granhag, P. A., & Porter, S. (2010). Pitfalls and opportunities in nonverbal and verbal lie detection. Psychological Science in the Public Interest, 11(3), 89-121.

Vrij, A., Granhag, P. A., Mann, S., & Leal, S. (2011). Lying about flying: The first experiment to detect false intent. Psychology, Crime & Law, 17(7), 611-620.

Vrij, A., Fisher, R. P., & Blank, H. (2015). A cognitive approach to lie detection: A meta‐analysis. Legal and Criminological Psychology.

Warmelink, L., Vrij, A., Mann, S., Jundi, S., & Granhag, P. A. (2012). The effect of question expectedness and experience on lying about intentions. Acta Psychologica, 141(2), 178-183.

(19)

19

Withnall, A. (2015, november 18). Sinai plane crash: Bomb that brought down jet was planted among passengers, claims Russian media. The Independent. Opgehaald van

http://www.independent.co.uk/news/world/africa/russian-plane-crash-in-sinai-bomb-that-brought-down-jet-was-planted-among-passengers-claims-russian-a6739136.html

Bijlage: Manual scoring of verifiable details

Guidelines

1. Read the whole statement.

2. Extract all details in the statement. Use the three RM criteria as reminder of the kinds of details (but do not limit the scoring to these three categories exclusively!)

a. Temporal details

 “[…] refers to information about when the event happened (“It was early in the morning”) or explicitly describes a sequence of events (“When the visitor heard all that noise, he became nervous and left”).”

b. Spatial details

 “[…] refers to information about locations (“It happened in a park”) or the spatial arrangement of people and/or objects (“The man was sitting to the left of his wife”).”

c. Perceptual details

 (“[…] refers to the presence of sensory information in a statement. Does the statement include sensorial experiences such as sounds (“He really shouted at me”), smells (“It had a smell of rotten fish”), tastes (“The chips were very salty”), physical sensations (“It really hurt”) and visual details (“I saw the nurse entering the ward”)? [T]he two phrases “He said:

(20)

20

Are you OK, you look so pale?” and “He asked how I felt” both count as a sound detail in RM […].”) (Vrij, 2008)

d. Other activities/details if they do not fall into one of the three categories

3. Determine the verifiability of the details:

 “[V]erifiable details [are] activities that [are] (i) documented and therefore checkable; (ii) carried out together with (an)other identified person(s) (rather than alone or with a stranger who could not easily be traced); or (iii) witnessed by (an)other identified person(s).” (Nahari et al., 2014a, b)

4. Annotate the statements according to the annotation scheme below.

5. Additionally extract all references to PERSONS, LOCATIONS, ORGANIZATIONS, DATES, and TIME

6. Do not count repetitions. Take the overall context into account.

7. Fill in the details-table for each (sub-) statement

Annotation scheme

Spatial verifiable: [I’m a spatial verifiable detail SPV] use SPN for non-verif.

Temporal verifiable: [I’m a temporal verifiable detail TEV] use TEN for non-verif. Perceptual verifiable: [I’m a perceptual verifiable detail PEV] use PEN for non-verif. Other verifiable: [I’m another verifiable detail OTV] use OTN for non-verif.

Persons: my friend [Dan PERSON]. Only score of present.

Locations: in [Madrid GPE]. ~

Organizations: at the [Starbucks ORG]. ~

Dates: [next week Thursday DATE]. ~

(21)

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

Welke studenten betrek je in de interactie (on campus studenten, online studenten, beide) 3. Welke soort vraag/opdracht zou je

After developing specific governance models (fully public, majority public, semi private, and fully private), this study provides a cluster model of airport

jaar daarvoor veel te kort is. Op korte termijn zal ons probleem met Afrika dus nog wel blijven dat de bewoners er vooralsnog weg willen of om hulp vra- gen. Bovendien moeten wij

Hosanna voor de grote Koning, verhef, bazuin uw stem van goud, de Heer heeft onder ons zijn woning, de Heer die bij ons intocht houdt... DIENST van

Hierdie persepsie dat ’n kurrikulum onderwyserbestand moet wees, kan ’n direkte negatiewe uitwerking hê op onderwysers se gesindheid teen- oor verandering omdat hulle die

Figure 2-24: Limestone conversion (fraction dissolved) vs. time under varying temperature, while maintaining the solution pH at a constant value of 5.4. Taken from Li et al. 41

Het doel van het EmFASiS-onderzoeksproject is om de kennis te vergroten over verschillen en overeenkomsten tussen vrouwen en mannen met autisme. Met behulp van de resultaten

‘Uit respect voor onze opdrachtgever communice- ren wij over het Dakpark alleen met de gemeente Rotterdam en niet met de media.’ Insiders mel- den dat de gemeente en de Koninklijke