• No results found

Het Manipuleren van de Tweede Kamerverkiezingen d.m.v. Uitbuiting van de Voorkeursdrempel

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "Het Manipuleren van de Tweede Kamerverkiezingen d.m.v. Uitbuiting van de Voorkeursdrempel"

Copied!
103
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

Het Manipuleren van de Tweede

Kamerverkiezingen d.m.v. Uitbuiting

van de Voorkeursdrempel

Auteur Micha¨el Amir 10580247 Bachelor Scriptie Credits: 12 EC

Bachelor Opleiding Informatiekunde

Universiteit van Amsterdam

Faculteit der Natuurwetenschappen, Wiskunde en Informatica Science Park 904

1098 XH Amsterdam

Begeleider & Eerste Examinator Dr. M. J. Marx

ILPS, IvI

Faculteit der Natuurwetenschappen, Wiskunde en Informatica Universiteit van Amsterdam

Science Park 904 1098 XH Amsterdam

Tweede Examinator Dr. J. A. C. Sandberg

IvI

Faculteit der Natuurwetenschappen, Wiskunde en Informatica Universiteit van Amsterdam

Science Park 904 1098 XH Amsterdam

(2)

Inhoudsopgave

1 Introductie 5

2 Gerelateerd Werk 10

2.1 Quota. . . 10

2.2 IT-toepassingen bij Verkiezingen. . . 11

3 Beschrijving van de Data 12 3.1 Datasets betreffende de Bevolkingsgroep Vrouwen. . . 13

3.2 Datasets betreffende de Bevolkingsgroep Allochtonen. . . 14

3.3 Datasets betreffende de Bevolkingsgroep Ouderen. . . 16

3.4 Datasets betreffende de Bevolkingsgroep Provincialen. . . 17

4 Theoretisch Maximum 19 4.1 Bevolkingsgroep: Vrouwen. . . 20

4.1.1 Strategie 1: Vrouwelijke kiezers stemmen volstrekt willekeurig op een top N vrouwelijke kandidaat. . . 23

4.1.2 Strategie 2: Vrouwelijke kiezers stemmen op een willekeurig vrouwe-lijke kandidaat. . . 27

4.1.3 Strategie 3.1: Vrouwelijke kiezers stemmen willekeurige op ´e´en van de eerste 15 vrouwelijke kandidaten van een partij. . . 29

4.1.4 Strategie 3.2: Vrouwelijke kiezers stemmen willekeurige op ´e´en van de eerste N vrouwelijke kandidaten van een partij. . . 31

4.1.5 Strategie 4: Vrouwelijke kiezers stemmen op de top N+extra percen-tage vrouwelijke kandidaten van een partij. . . 34

5 Factoren en Invloed 39 5.1 Factoren Bevolkingsgroep Vrouwen. . . 40

5.2 Factoren Bevolkingsgroep Allochtonen. . . 42

5.3 Factoren Bevolkingsgroep Ouderen. . . 44

5.4 Factoren bevolkingsgroep provincialen. . . 46

6 Uitvoerbaarheid Strategie¨en 50 6.1 Uitvoeringswijze Strategie¨en. . . 50

6.2 Voor- en nadelen van keuze voor een uitvoeringswijze strategie. . . 53

7 Tegenbeweging en de Zoektocht naar het Nash Equilibrium 56 8 Voorkomen Uitbuiting Voorkeursdrempel 60 9 Conclusie 63 9.1 Beperkingen onderzoek. . . 64

9.2 Dankbetuiging . . . 65

Literatuur 66 A Bijlage 1 72 A.1 Bevolkingsgroep: Allochtonen. . . 72

A.1.1 Strategie 1: Allochtone kiezers stemmen op top N allochtone kandi-daten. . . 73

A.1.2 Strategie 2: Allochtone kiezers stemmen op een willekeurige alloch-tone kandidaat. . . 76

(3)

A.2.1 Strategie 1: Oudere kiezers stemmen op top N ouderen kandidaten. 79 A.2.2 Strategie 2: Oudere kiezers stemmen op een willekeurige oudere

kan-didaat. . . 81 A.2.3 Strategie 3.1: Oudere kiezers stemmen willekeurige op ´e´en van de

eerste 15 oudere kandidaten van een partij. . . 83 A.2.4 Strategie 3.2: Oudere kiezers stemmen willekeurige op ´e´en van de

eerste N oudere kandidaten van een partij. . . 85 A.2.5 Strategie 4: Ouderen kiezers stemmen op de top N+extra percentage

oudere kandidaten van een partij. . . 87 A.3 Bevolkingsgroep: Provincialen. . . 90

A.3.1 Strategie 1: Provinciale kiezers stemmen op top N provinciale kandi-daten. . . 91 A.3.2 Strategie 2: Provinciale kiezers stemmen op een willekeurige

provin-ciale kandidaat. . . 94 A.3.3 Strategie 3.1: Provinciale kiezers stemmen willekeurige op ´e´en van de

eerste 15 provinciale kandidaten van een partij. . . 95 A.3.4 Strategie 3.2: Provinciale kiezers stemmen willekeurige op ´e´en van de

eerste N provinciale kandidaten van een partij. . . 97 A.3.5 Strategie 4: Provinciale kiezers stemmen op de top N+extra

percen-tage provinciale kandidaten van een partij. . . 99

(4)

Samenvatting

Bepaalde bevolkingsgroepen zijn in de Nederlandse Tweede Kamer ondervertegen-woordigd. Daarnaast ontbreekt ook elke vorm van een quotum bij zowel de politieke partijen als de Tweede Kamer als geheel. Daarom zijn er in dit onderzoek een vijftal strategie¨en ontwikkeld die de ondervertegenwoordigde bevolkingsgroepen in staat stel-len om de regel van de voorkeursdrempel in de kieswet in hun voordeel te benutten. Vanwege de complexiteit van de wijze waarop een strategie uitgevoerd dient te wor-den, worden een tweetal hulpmiddelen in de vorm van IT-toepassingen voorgesteld. Tot slot wordt er onderzocht wat er gebeurt wanneer meerdere bevolkingsgroepen een strategie uitvoeren. Hierbij wordt met P =percentage stemmen afkomstig uit een be-volkingsgroep in verhouding tot totaal aantal stemmen en Z =aantal zetels een Nash Equilibrium bereikt wanneer geldt: P*Z/(1-P)*Z. Om te voorkomen dat een bevol-kingsgroep oververtegenwoordigd zal zijn nadat het een strategie heeft uitgevoerd, wordt gesteld dat dit voorkomen kan worden door de voorkeursdrempel te verhogen naar het aantal stemmen dat geldt voor de kiesdeler.

(5)

1

Introductie

Bij de Tweede Kamerverkiezingen in Nederland kunnen kandidaten met voorkeurstemmen gekozen worden. Hierbij moet een kandidaat een kwart van het aantal stemmen halen dat een partij nodig heeft om ´e´en zetel te behalen. Het aantal stemmen dat behaald moet worden voor ´e´en zetel wordt de kiesdeler genoemd. Het aantal stemmen dat een kandidaat nodig heeft om met voorkeur gekozen te worden wordt de voorkeursdrempel genoemd. De voorkeursdrempel is een kwart van de kiesdeler (Kiesraad, 2012c). In de historie van de Tweede Kamerverkiezingen in Nederland is het slechts twaalf maal voorgekomen dat een kandidaat met voorkeurstemmen in de Tweede Kamer is gekozen (Parlement.nl, 2012). Bij de Tweede Kamerverkiezingen van 2012 is dit voor het laatst gebeurt. Pieter Omtzigt van het CDA werd toen met voorkeurstemmen gekozen.

Dit onderzoek is grotendeels gemodelleerd op de Tweede Kamerverkiezingen van 2012. Bij deze verkiezingen werd er voornamelijk op de hoogst genoteerde kandidaten gestemd (zie Figuur1). Lager genoteerde kandidaten ontvingen over het algemeen niet genoeg stem-men om boven de voorkeursdrempel uit te kostem-men. Hierdoor zijn, op Pieter Omtzigt na, alle kandidaten op basis van hun plaats op de kandidatenlijst in de Tweede Kamer gekozen. Bij het verdelen van de zetels aan de kandidaten wordt er, conform de kieswet (2016), eerst ge-keken naar het aantal stemmen die een kandidaat heeft ontvangen. Vervolgens wordt er pas gekeken naar de plaats op de kandidatenlijst. Een kandidaat die aan de voorkeursdrempel voldoet krijgt zodoende de voorkeur boven een kandidaat die hoger genoteerd staat maar niet aan de voorkeursdrempel voldoet.

Figuur 1: Per partij de verdeling van de stemmen over de eerste veertig kandidaten bij de Tweede Kamerverkiezingen van 2012 (Kiesraad, 2012a). Ten behoeve van de leesbaarheid is er een logaritme over

de y-as toegepast.

In dit onderzoek zullen we gaan kijken hoe specifieke bevolkingsgroepen de regel van de voorkeursdrempel in hun voordeel kunnen gebruiken om in hogere mate vertegenwoordigd te worden. Deze bevolkingsgroepen zijn:

Vrouwen: De stemgerechtigde vrouwen in Nederland.

Allochtonen: De stemgerechtigde allochtonen in Nederland.

Hier-bij wordt de definitie van het CBS (2011) gehan-teerd. Volgens het CBS is een persoon een alloch-toon wanneer de persoon zelf of ´e´en van de ouders van de persoon in het buitenland is geboren. We maken hierbij geen onderscheid tussen westerse en niet-westerse allochtonen.

(6)

Ouderen: De stemgerechtigden personen met een leeftijd van vijftig jaar en ouder. Hierbij worden de definities van de Rijksoverheid (2014) gecombineerd. Volgens de Rijksoverheid is er geen strike definitie van een oudere. De Rijksoverheid definieert oudere op de arbeidsmarkt als personen van vijftig tot 65 jaar. Bij AOW-gerechtigden gaat het om personen van 65 jaar en ouder. Zodoende combineren we deze twee definities tot ´e´en definitie.

Provincialen: Voor de provincialen is er geen allesomvattende de-finitie te vinden. Zodoende hebben we de dede-finitie Randstedelingen gebruikt om personen wonenden in de Randstad te defini¨eren (Encyclo.nl, 2012). Stem-gerechtigde personen niet in de Randstad wonen worden in dit onderzoek aangeduid met provinci-alen.

In Figuur 2 zien we in welke aantallen de bovenstaande bevolkingsgroepen vertegen-woordigd zijn. Aan de hand van data verkregen van het CBS (2012) is onderzocht of de vertegenwoordiging van de bevolkingsgroepen een afspiegeling is van de stemgerechtigden in Nederland ten tijde van de Tweede Kamer verkiezingen in 2012. De verdeling van het aantal stemgerechtigde vrouwen en mannen in Nederland in 2012 was nagenoeg gelijk met beiden een 50% aandeel in het aantal stemgerechtigden. Zodoende kunnen we concluderen dat de bevolkingsgroep vrouwen ondervertegenwoordigd is met een aandeel van 38,7% van de zetels. De verdeling stemgerechtigde allochtonen en autochtonen in Nederland in 2012 was grofweg 20% allochtonen om 80% autochtonen. Zodoende kunnen we concluderen dat ook de bevolkingsgroep allochtonen ondervertegenwoordigd is met een aandeel van 8,7% van de zetels. De verdeling van het aantal stemgerechtigde ouderen en het aantal stemgerechtigden met een leeftijd van onder de vijftig jaar in Nederland in 2012 was grofweg 49% ouderen en 51% stemgerechtigden met een leeftijd van onder de vijftig jaar. Zodoende kunnen we ook voor de bevolkingsgroep ouderen concluderen dat zij met 25.3% van de zetels onder-vertegenwoordigd zijn in de Tweede Kamer. De verdeling van het aantal stemgerechtigde provincialen en Randstedelingen was grofweg 67% provincialen om 33% Randstedelingen. Zodoende kunnen we ook voor de bevolkingsgroep provincialen concluderen dat zij met 50% van de zetels ondervertegenwoordigd zijn in de Tweede Kamer.

Figuur 2: Het aantal gekozen kamerleden per bevolkingsgroep bij de Tweede Kamerverkiezingen van 2012 (Kiesraad, 2012d). De groepen zijn allen van een eigen kleur voorzien. Deze kleuren zullen in het gehele

(7)

Naast het feit dat de beschreven bevolkingsgroepen ondervertegenwoordigd zijn in de Tweede Kamer na de verkiezingsuitslag van 2012, is uit diverse literatuur op te maken dat het voor de bevolkingsgroepen alsmede voor de politiek en de democratie gunstig is wan-neer een parlement aan afspiegeling van de samenleving (Tremblay, 1998; Anwar, 2001). Uit een onderzoek van Banducci et al. (2004) blijkt dat des te beter bevolkingsgroepen als vrouwen en minderheden vertegenwoordigd worden in het parlement, des te positiever er vanuit deze bevolkingsgroepen tegen de politiek aangekeken wordt. Tevens wordt onder deze bevolkingsgroepen de deelname aan parlementsverkiezingen vergroot. Onderzoek van W¨angnerud (2009) en Sainsbury (2004) toont aan dat de belangen van vrouwen steeds beter behartigd worden naarmate het aantal vrouwelijke leden in het parlement toeneemt. Vol-gens Mansbridge (1999) worden vrouwen en negero¨ıde burgers het beste vertegenwoordigd door respectievelijk vrouwelijk en negero¨ıde parlementsleden. De reden hiervoor is dat deze parlementsleden bedachtzamer kunnen opereren wanneer het om politieke kwesties gaat die deze leden van de bevolking treffen. Uit een onderzoek van Broockman (2014) blijkt, in tegenstelling tot de verwachting, dat een stijging in het aantal vrouwen dat een politiek ambt bekleedt er niet toe leidt dat er meer vrouwen naar de stembus gaan. Echter heeft het onderzoek enkel betrekking op de Verenigde Staten en wordt geen verder onderzoek verricht naar de toe- of afname van de algehele betrokkenheid van vrouwen voor de politiek en de politieke besluitvorming. In het onderzoek van Karp & Banducci (2008) wordt er echter wel geconcludeerd dat betrokkenheid onder vrouwen voor de politiek toeneemt naar mate meer vrouwen zich kandideren voor verkiezingen en naar mate er meer vrouwen een politieke ambt bekleden.

Naast de effecten die adequatere vertegenwoordiging van bepaalde bevolkingsgroepen met zich meebrengen, blijkt dat vrouwen en minderheden beter vertegenwoordigd zijn in landen waar een evenredige vertegenwoordiging wordt gehanteerd (MacIvor, 1999; McAllis-ter & Studlar, 2002; Studlar, 1999; Welch & Studlar, 1990). Nederland is een land dat een evenredige vertegenwoordiging hanteert. Dit houdt in dat het percentage stemmen evenre-dig is met het percentage te ontvangen zetels (Parlement.com, 2012). Oftewel als een partij 10% van de stemmen heeft ontvangen krijgt deze partij ook 10% van de zetels.

Al het voorgaande in ogenschouw nemend wordt er in dit onderzoek onderzocht of er strategie¨en op te stellen zijn onder de leden van de verschillende bevolkingsgroepen waar-door zij adequater vertegenwoordigd kunnen worden in de Tweede Kamer. Binnen dit onderzoek gaan we uit van de meest realistische aannames. Dit houdt in dat we uitgaan van de verdeling van zetels en stemmen over de partijen zoals deze werden voorspeld bij de laatste peiling van 11 september 2012 (IPSOS, 2012a) en zoals deze daadwerkelijk waren na de verkiezingsuitslag van 2012 (Kiesraad, 2012d). Aan de hand van de peilingen proberen we strategie¨en op te zetten en aan de hand van de einduitslag zullen we testen hoe succesvol deze strategie¨en zouden zijn geweest. Het doel is om met behulp van deze strategie¨en een maximum aantal leden van een bevolkingsgroep in de Tweede Kamer te krijgen door effec-tiever gebruikt te maken van de voorkeursdrempel. De hoofdonderzoeksvraag luidt dan ook:

Hoofdvraag:

”Hoe kunnen specifieke bevolkingsgroepen in Nederland bij de

Tweede Kamerverkiezingen de regel van de voorkeursdrempel in de kieswet

in hun voordeel benutten?”

Om tot een antwoord op de bovenstaande hoofdonderzoeksvraag te komen zullen we met het onderzoek verder de diepte in gaan d.m.v. opdeling in deelvragen. Hiervoor hebben zijn vijf deelvragen opgezet en twee subdeelvragen. Aan de hand van de eerste deelvraag zullen we onderzoeken wat het maximum aantal kandidaten per bevolkingsgroep zou zijn geweest wanneer de bevolkingsgroep bepaalde strategie¨en hadden uitgevoerd. De eerste deelvraag luidt daarmee als volgt:

(8)

Deelvraag 1: ”Wat is het theoretisch maximum aantal kandidaten dat per specifieke bevol-kingsgroep in de Tweede Kamer gekozen had kunnen worden bij de verkiezingen van 2012?”

Deze eerste deelvraag zal worden beantwoord in Hoofdstuk4. In dit hoofdstuk zullen we vijf verschillende soorten strategie¨en gaan uitrollen en per bevolkingsgroep gaan toepassen. Aan de hand van de peilingen proberen we eerst een voorspelling te doen hoe de stemmen verdeeld zullen worden wanneer 100% van de bevolkingsgroep zich committeert aan een strategie. Vervolgens zullen we in het daaropvolgende hoofdstuk gaan onderzoeken welke factoren er van invloed kunnen zijn op het behalen van het maximum aantal kandidaten per bevolkingsgroep. De tweede deelvraag luidt daarom:

Deelvraag 2: ”Welke factoren kunnen per bevolkingsgroep van invloed zijn op het wel of niet behalen van het theoretisch maximum aantal kandidaten dat in de Tweede Kamer ge-kozen kan worden?”

Nadat de factoren en hun invloed zijn beschreven, wordt er onderzocht welke strate¨en aan te bevelen zijn richting de bevolkingsgroepen. De derde deelvraag luidt:

Deelvraag 3: ”Welke strategie is per specifieke bevolkingsgroep aan te bevelen wanneer zij de regel van van voorkeursdrempel in de kieswet in hun voordeel willen benutten?”

Vanwege de verleiding te kiezen voor een strategie die in Hoofdstuk4zich bewezen heeft als de strategie met het hoogste rendement kan men geneigd zijn de complexiteit van een strategie over het hoofd te zien als het gaat om de wijze van uitvoering. Vandaar dat dit on-derzoek bij deze deelvraag niet poogt om een direct antwoord te hierop te verschaffen maar zal er verder de diepte ingegaan worden om daarmee te onderzoeken hoe de strategie¨en uit te voeren zijn. Derhalve wordt de derde deelvraag verder opgedeeld in twee subdeelvragen. De eerste subdeelvraag luidt:

Subdeelvraag 3.1: ”Hoe kan een strategie uitvoerbaar worden gemaakt voor een specifieke bevolkingsgroep waarvan de leden zich willen committeren aan een strategie om de regel van de voorkeursdrempel in hun voordeel te benutten?”

Met het beantwoorden van deze subdeelvraag zullen we een tweetal van hulpmiddelen voorstellen in de vorm van IT-toepassingen. Tevens stellen we ook een derde hulpmiddel voor. Dit derde hulpmiddel is een mengvorm van de eerste twee hulpmiddelen. Deze hulp-middelen zullen slechts dienen als voorbeelden en verder onderzoek zal hierbij ook nodig zijn wanneer deze toepassingen daadwerkelijk worden ontwikkeld. Echter zullen we al wel ingaan op enkel voor- en nadelen die deze hulpmiddelen met zich mee kunnen brengen. Tevens zullen we de voor- en nadelen onderzoeken die kunnen ontstaan wanneer er geen hulpmiddelen worden ingeschakeld. Zodoende luidt de tweede subdeelvraag als volgt:

Subdeelvraag 3.2: ”Wat zijn de eventuele voor- en nadelen van de keuze van de wijze waarop een strategie zal worden uitgevoerd?”

Nadat a.d.h.v. de eerste deelvraag is onderzocht met welke strategie¨en het maximum aantal vertegenwoordigers van een bevolkingsgroep in de Tweede Kamer gekozen hadden kunnen worden, wordt in Hoofdstuk 7onderzocht wat er kan gebeuren wanneer leden van

(9)

een andere bevolkingsgroep (of bevolkingsgroepen) zich committeert aan een tegenstrate-gie. Hierbij zullen we onderzoeken of er een toestand bereikt kan worden waarin beiden (of meerdere) bevolkingsgroepen een strategie hanteren en er een Nash Equilibrium onstaat. Hierbij luidt de vierde deelvraag:

Deelvraag 4: ”Wat kan er gebeuren wanneer een bevolkingsgroep zich committeert aan een strategie en een andere bevolkingsgroep zich committeert aan een tegenstrategie?”

Tot slot zal er een advies worden uitgebracht betreffende het voorkomen van uitbui-ting van de voorkeursdrempel. Hierbij kunnen twee (of meerdere) bevolkingsgroepen een strategie uitvoeren maar geen van beide bevolkingsgroepen kan daarbij de regel van de voorkeursdrempel in haar/zijn eigen voordeel op zo een manier weten uit te buiten dat het d.m.v. het uitvoeren van een strategie oververtegenwoordigd zal zijn. Oftewel we adviseren een aanpassing van de kieswet wat er voor moet zorgen dat er geen overmatig misbruik van de regel van de voorkeursdrempel mogelijk zal zijn. De laatste deelvraag luidt daarom:

Deelvraag 5: ”Hoe kan er voorkomen worden dat de voorkeursdrempel in het voordeel van een bevolkingsgroep kan worden uitgebuit?”

Nadat de deelvragen zo adequaat mogelijk zijn beantwoord, zal er een conclusie getrok-ken worden en een aantal aanbevelingen gedaan worden op basis van bevindingen in het onderzoek.

(10)

2

Gerelateerd Werk

Zoals in de introductie al is genoemd, hanteert Nederland een evenredig kiesstelsel en een dergelijk kiesstelsel positief bij aan de vertegenwoordiging van vrouwen en minderheden. In 2005 stelde toenmalig minister De Graaf van Bestuurlijke Vernieuwing voor om het kiesstel-sel om te gooien en een tweestemmenstelkiesstel-sel te combineren met een stelkiesstel-sel van meervoudige kiesdistricten. Hierbij zouden de kiezers zowel op een lokale kandidaat stemmen alsmede een landelijke kandidaat. In het onderzoek van Norris (2006) is berekend dat het voorstel van minister De Graaf een negatieve invloed zou hebben op het aantal vrouwelijke kamer-leden. Gelukkig voor de vrouwen in Nederland is het voorstel van de minister verworpen. Desalniettemin is Nederland een land wat relatief weinig maatregelen heeft genomen als het gaat om het adequater vertegenwoordigen van vrouwen en tevens ook van minderhe-den. Daarentegen zijn met name in de laatste twintig ´a dertig jaar er wereldwijd steeds meer maatregelen in het leven geroepen die ervoor hebben moeten zorgen dat vrouwen en minderheden adequater vertegenwoordigd worden in volksvertegenwoordigingen (Norris, 2007). Een van de maatregelen die in het leven is geroepen in een quotum. De quota hebben wereldwijd hoofdzakelijk drie soorten vormen. Hier gaan we in dit hoofdstuk in de eerstvolgende sectie dieper op in.

Naast dat we dieper ingaan op de maatregelen die genomen kunnen worden om vrouwen en minderheden adequater te vertegenwoordigen, zullen we ook kijken naar IT-toepassingen en het effect daarvan op het vergroten van de betrokkenheid en participatie van stemge-rechtigden en andere burgers. In Hoofdstuk 6 zullen we een tweetal IT-toepassingen (en een derde die een mengvorm is van de eerste twee) voorstellen die moeten bijdragen aan de in dit onderzoek ontwikkelde stratie¨en zoals wordt beschreven in Hoofdstuk 4. In het huidige hoofdstuk zullen derhalve ook dieper ingaan op enkele vormen van IT-toepassingen die al zijn ontwikkeld voor de Nederlandse Tweede Kamerverkiezingen.

2.1

Quota.

Wereldwijd zijn er drie soorten quota te onderscheiden die eraan bijdragen dat vrouwen en minderheden adequater vertegenwoordigd worden in volksvertegenwoordigingen. Deze quota zijn: gereserveerde zetels, wettelijk vastgelegde quota en vrijwillige quota (Norris, 2007).

Gereserveerde zetels zijn zetels die specifiek voor leden van een bepaalde bevolkingsgroep zijn vastgesteld. De partijen die deze zetels ontvangen moeten deze zetels opvullen met een kandidaat afkomstig uit de bevolkingsgroep waarvoor deze bedoeld is. In sommige landen is het zo dat wanneer dit niet gebeurt de zetel wordt vergeven aan een andere partij die wel aan de wetsregel kan voldoen. Het quotum-systeem van de gereserveerde zetel wordt met name toegepast in jonge (transitionele) democrati¨en. Bij een wettelijk vastgelegd quotum is het zo dat er in de wet staat hoeveel procent van de verkiezingskandidaten van een partij vanuit een bepaalde bevolkingsgroep afkomstig moet zijn. In Europa hanteren bijvoorbeeld Belgi¨e, Frankrijk en Spanje een dergelijk quotum (EuropeCouncil, 2012). Bij een vrijwillige quotum tot slot, is de partij vrij om zelf te bepalen of zij een quotum invoeren of niet. Er is niet in de wet vastgelegd dat partijen een quotum moeten hanteren. Nederland is een land waar een vrijwillig quotum bestaat. De meeste partijen hadden een redelijk aantal vrouwelijke kandidaten op de kandidatenlijsten hadden staan bij de verkiezingen van 2012. Echter had de SGP geen enkele vrouwelijke kandidaat op de kandidatenlijst staan. De reden hiervoor ligt ten grondslag aan religieuze overtuigingen die er binnen de partij heersen. Echter moet de SGP van het Europese Hof van de Rechten van de Mens bij de eerstvolgende verkiezingen ook vrouwelijke kandidaten opnemen op de kandidatenlijst (Willems, 2012). Wat betreft de bevolkingsgroep allochtonen waren er zelfs twee partijen die geen allochtone kandidaten op de kandidatenlijst hadden staan. Dit waren de Partij voor de Dieren en (nogmaals) de SGP. Andere West-Europese landen die een vrijwillig quotum-systeem hanteren zijn Duitsland,

(11)

Zwitserland en Groot Brittanni¨e (QuotaProject.org, 2012). Een onderzoek van Ryan et al. (2010) wijst uit dat in Groot Brittanni¨e de partijen in veel gevallen een eigen quotum hanteren als het gaat om het aantal vrouwen op de kandidatenlijsten voor verschillende verkiezingen. Tevens blijkt uit dit onderzoek dat de vrouwelijke kandidaten vooral door deze partijen naar voren worden geschoven in districten (Groot Brittanni¨e hanteert een districtenstelsel) waar de partij een kleine kans maakt om te winnen.

Zoals hierboven al genoemd is ook Nederland een land waar een vrijwillig quotum-systeem wordt gehanteerd. Toch hanteert geen enkele partij een quotum als het gaat om het aantal kandidaten afkomstig uit ´e´en van de in dit onderzoek beschreven bevolkings-groepen. Sterker nog, de SGP wil geen vrouwelijke kandidaten op de kandidatenlijst. Het ontbreken van een quotum bij de Nederlandse politieke partijen geeft des te meer rede-nen voor leden van de vier bevolkingsgroepen om zich te committeren aan een strategie waardoor zij adequater vertegenwoordigd kunnen worden in de Tweede Kamer.

2.2

IT-toepassingen bij Verkiezingen.

Verder in dit onderzoek stellen we een tweetal IT-toepassingen voor die leden van de be-volkingsgroep kunnen helpen bij het uitvoeren van een strategie (zie Hoofdstuk 6). In Nederland zijn er de laatste jaren een aantal IT-toepassingen ontwikkeld om die dienen ter ondersteuning van de kiezers. Zo wordt de StemWijzer al sinds de Tweede Kamerverkie-zingen van 1998 in een online vorm gebruikt door vele kiezers (Kleinnijenhuis et al., 2007). Bij de StemWijzer worden de kiezers enkele stellingen voorgelegd. De kiezer kan aangeven in hoeverre zij/hij het met de stelling eens is. Aan de hand van de mening van de kiezer wordt vervolgens een advies gegeven over welke partij het beste bij de opinie van de kiezer past. Een vergelijkbare toepassing is het Kieskompas. De werking van het Kieskompas is vrijwel hetzelfde als die van de StemWijzer. Echter stellen Kleinnijenhuis et al. (2007) in hun onderzoek dat bij de Tweede Kamerverkiezingen van 2006 de SP een voordeel had tegenover andere partijen. De VVD en de PVDA waren in het nadeel in vergelijking met andere partijen. Bij het Kieskompas waren vooral de kleine rechtse partijen in het voordeel en de VVD ook hierbij in het nadeel in vergelijking met andere partijen. Tevens stellen zij dat niet alle factoren in beschouwing worden genomen in het geven van een advies door zowel de StemWijzer als het Kieskompas. Zodoende komt het voor dat sommige kiezers een incorrect stemadvies krijgen. Uit onderzoek van Garzia & Marschall (2012) blijkt dat 38% van de stemgerechtigden de StemWijzer of het Kieskompas hebben gebruikt om tot hun stem te komen. Ook blijkt uit hun onderzoek dat er soortgelijke toepassingen zijn in andere Europese landen zoals bijvoorbeeld Duitsland, Belgi¨e en Groot Brittani¨e. Naast de Stem-Wijzer en het Kieskompas bestaan er in Nederland ook soortgelijke online toepassingen voor specifieke bevolkingsgroepen. Zo is er een stemwijzer voor jongeren (Jongerenkie-zwijser.nl, 2012), was er bij de Tweede Kamerverkiezingen van 2012 een stemwijzer voor ouderen (Ad.nl, 2012; 4nieuws.nl, z. j.) en is er zelfs een stemwijzer voor cannabisgebruikers (Cannabiskieswijzer, 2010).

Naast de toepassingen die dienen als hulpmiddel bij het maken van een partijkeuze is er ook een mobiele applicatie die ervoor moet zorgen dat er meer jongeren naar de stem-bus gaan (VerkiezingsApp.nl, 2013). Deze mobiele applicatie, de Verkiezingsapp genoemd, poogt jongeren op een moderne manier enthousiast te maken voor verkiezingen. In de mo-biele applicaties komen thema’s naar voren waar jongeren mee te maken krijgen. Tevens zijn de gebruikers in staat hun eigen meningen en bevindingen te delen met andere jongeren via social media. Enig onderzoek van wetenschappelijke aard ontbreekt echter als het gaat om het effect van de Verkiezingsapp.

In de literatuur wordt er een positief effect beschreven als het gaat om IT-toepassingen en het vergroten van betrokkenheid en participatie van stemgerechtigden en andere burgers tijdens verkiezing en tevens voor het democratische politieke proces als geheel (Drezner & Farrell, 2008; Doostdar, 2004; Gimmler, 2001).

(12)

3

Beschrijving van de Data

De data betreffende de Tweede Kamerverkiezingen van 2012 is een verzameling van open da-tabestanden en dada-tabestanden verkregen van onderzoeksbureau IPSOS Nederland (2012a). Ten doeleinde van dit onderzoek zijn verschillende dataset met elkaar gecombineerd om zodoende te pogen antwoorden te krijgen op de voor dit onderzoek opgestelde onderzoeks-vragen. Met name voor de onderzoeksvraag betreffende het theoretisch maximum van vertegenwoordiging van bepaalde Nederlandse bevolkingsgroepen, is er data verzameld en zijn datasets met elkaar gecombineerd. De bevolkingsgroepen zijn: vrouwen, allochtonen, ouderen (met stemrecht en een leeftijd van vijftig jaar en ouder) en provincialen (personen met stemrecht die buiten de Randstad-gemeenten wonen). Naast dataset die specifiek be-trekking hebben tot ´e´en van de bevolkingsgroepen, zijn er ook algemene dataset gebruikt die op vrijwel alle bevolkingsgroepen van toepassing zijn. Allereerst volgt een beschrijving van de algemene datasets. Vervolgens worden per bevolkingsgroep de datasets beschreven.

Algemene Datasets.

Wat de algemene data betreft gaat het hier om data die niet specifiek op ´e´en bevolkings-groep betrekking had maar op meerdere bevolkingsbevolkings-groepen. Deze dataset zijn:

Landelijke peiling: Landelijke peiling aan de vooravond van de verkiezingen (IPSOS, 2012a). In Figuur 3 is een grafiek te zien met de zetelverdeling op basis van de peiling (licht gekleurde staven).

Kandidatenlijsten: De kandidatenlijsten van de partijen die volgens de pei-ling kans maken op een zetel (Kiesraad, 2012b). We gaan hierbij vanuit dat partijen die volgens de peiling geen zetel zouden gaan ontvangen ook bij de einduitslag geen zetel hebben ontvangen. In het geval van de Tweede Kamerver-kiezingen van 2012 was dit ook daadwerkelijk het geval. Op de kandidatenlijsten stonden, naast de namen van de kan-didaten, ook de plaats op de kandidatenlijst, de woonplaat-sen en het geslacht van de kandidaten. In het geval van de PVDA en de SP moet genoteerd worden dat deze par-tijen bij de Tweede Kamerverkiezingen van 2012 gebruik hebben gemaakt van artikel H2 van de kieswet (2016). Ar-tikel H2 in de kieswet stelt dat partijen het recht hebben de laatste vijf kandidaten per kieskring te laten vari¨eren. Voor dit onderzoek is besloten om de laatste vijf vari¨erende kandidaten van de PVDA en de SP niet mee te nemen in het onderzoek.

Offici¨ele verkiezingseind-uitslag:

De offici¨ele verkiezingseinduitslag van de Tweede Kamer-verkiezingen van 12 september 2012 (Kiesraad, 2012a). De offici¨ele verkiezingseinduitslag had ook het precieze aantal stemmen op een partij en op een kandidaat. In Figuur 3 is een grafiek te zien met de zetelverdeling op basis van de einduitslag (donker gekleurde staven).

(13)

Gekozen kandidaten: De gekozen kandidaten na bekendmaking van de verkie-zingseinduitslag van de Tweede Kamerverkiezingen van 12 september 2012 (Kiesraad, 2012d). Hierin zijn opgenomen: de namen van de gekozen kandidaten, de woonplaatsen van deze kandidaten en het aantal stemmen dat een kandidaat had ontvangen.

Figuur 3: De zetelverdelingen (licht gekleurd) volgens de peiling van 11 september 2012 (IPSOS, 2012a) en volgens de offici¨ele einduitslag (donker gekleurd) van 12 september 2012 (Kiesraad, 2012a).

3.1

Datasets betreffende de Bevolkingsgroep Vrouwen.

De datasets betreffende de bevolkingsgroep vrouwen zijn:

Geslacht: Het geslacht van de kandidaten op de kandidatenlijsten

van de partijen Kiesraad (2012b). In de grafiek in Figuur 4is het aantal mannelijke en vrouwelijke kandidaten op de kandidatenlijsten van de partijen te zien. Het gaat hierbij om enkel om partijen die volgens de peiling zetels zouden gaan ontvangen.

Man-vrouw stemmenver-deling:

Man-vrouw verdeling in percentage van het totaal aantal uitgebrachte stemmen op een partij op basis van de eind-uitslag (IPSOS, 2012a). In Tabel3 (zie Sectie4.1) zijn de mannelijke een vrouwelijke stempercentages te zien.

(14)

Ontbrekende data: Vanwege het ontbreken van data betreffende een peiling onder vrouwelijke kiezers nemen we aan dat de landelijke peiling toereikend is voor de peiling onder vrouwelijke kie-zers. Zodoende gebruiken we de dataset met daarin de landelijke peiling als dataset voor de peiling onder vrou-welijke kiezers.

Figuur 4: Het aantal mannelijke en vrouwelijk kandidaten op de kandidatenlijsten (Kiesraad, 2012a) van de partijen die volgens de peiling (IPSOS, 2012a) zetels zouden gaan ontvangen.

3.2

Datasets betreffende de Bevolkingsgroep Allochtonen.

De datasets betreffende de bevolkingsgroep allochtonen zijn:

Peiling onder allochtonen: Peiling onder westerse en niet-westerse allochtonen (Opi-niehuis, 2012). In Tabel10(zie SectieA.1) is de verdeling volgens de peiling in percentages te zien.

Bevolkingsaantallen: Bevolkingsaantallen van westerse en niet-westerse alloch-tonen in Nederland (CBS, 2016). Op 1 september 2012 waren er 2.629.699 allochtonen boven de 18 jaar wonenden in Nederland. We gaan er voor deze bevolkingsgroep van-uit dat al deze personen stemgerechtigd waren tijdens de Tweede Kamerverkiezingen van 2012.

Stemgedrag: Stemgedrag van westerse en niet-westerse allochtonen

(CBS, 2012). Hierbij staat het aandeel allochtone stem-men op een partij tot verhouding met het totaal aantal uitgebrachte allochtone stemmen bij de Tweede Kamerver-kiezingen. Dit noemen we het allochtone stempercentage. In de grafiek in Figuur 11(zie SectieA.1) is op basis van de einduitslag de stemverdeling in percentages te zien.

(15)

Allochtone kandidaten: De allochtone kandidaten op de kandidatenlijsten van de partijen. Hierbij moet genoteerd worden dat deze dataset deels zelf in elkaar is gezet. Onderzoeken van Marinissen & Michon (2013) en het Sio (2012) leverde al 33 alloch-tone kandidaten op. Echter waren deze kandidaten enkel van Marokkaanse, Turkse of Surinaamse afkomst. Voor de andere kandidaten is er ten behoeve van dit onderzoek gekeken of zij allochtoon zijn of niet. Hierbij zijn online bronnen geraadpleegd. In het geval dat twee of meerdere online bronnen aangaven dat een kandidaat als allochtoon ge¨ıdentificeerd kon worden, is de kandidaat toegevoegd aan de dataset. Het is daarom belangrijk te benadrukken dat er niet met 100% zekerheid gesteld kan worden of een kandi-daat allochtoon is of niet. Ter illustratie van het tot stand komen van de dataset nemen we Vera Bergkamp van D66 en Jenny Zerfowski van de PVV als voorbeelden.

Vera Bergkamp heeft een naam die, op het eerste ge-zicht, niet snel aan een buitenlandse afkomst doet den-ken. Echter heeft Vera Bergkamp volgens Republiekal-lochtonie.nl (2012) en volgens ZamanVandaag (2014) een Marokaanse vader. Volgens de definitie van het CBS (zie Hoofdstuk 1) is Vera Bergkamp een allochtoon. Het vol-gende voorbeeld is Jenny Zerfowski van de PVV. Jenny Zerfowski heeft, in tegenstelling tot Vera Bergkamp, wel een buitenlands klinkende achternaam. Om haar enkel op basis van haar achternaam te identificeren als allochtoon zou niet toereikend zijn. Daarnaast is het de vraag of dit wel ethisch verantwoord is. Hoe dan ook is er ten be-hoeve van dit onderzoek gepoogd uit te zoeken of Jenny Zerfowski een allochtoon is. Volgens een artikel in de Volkskrant(2014) en een interview met haar op Binnen-landsbestuur.nl (2014) is Jenny Zerfowski in Duitsland ge-boren. In totaal zijn er vijftig kandidaten als allochtoon ge¨ıdentificeerd. In de grafiek in Figuur5 is het aantal au-tochtone en allochtone kandidaten te zien.

Figuur 5: Het aantal autochtone en allochtone kandidaten op de kandidatenlijsten (Kiesraad, 2012a) van de partijen die volgens de peiling (IPSOS, 2012a) zetels zouden gaan ontvangen.

(16)

3.3

Datasets betreffende de Bevolkingsgroep Ouderen.

De datasets betreffende de bevolkingsgroep ouderen zijn:

Bevolkingsaantallen: Bevolkingsaantallen van ouderen (CBS, 2016). De bevol-kingsaantallen van alle personen van vijftig jaar en ouder wonenden in Nederland op 1 september 2012. We nemen hierbij aan dat al deze personen stemgerechtigd waren ten tijde van de verkiezingen van 2012.

Stemgedrag: Stemgedrag van ouderen (CBS, 2012). Hierbij staat het aandeel oudere stemmen op een partij tot verhouding met het totaal aantal uitgebrachte oudere stemmen bij de Tweede Kamerverkiezingen van 2012. Dit noemen we het oudere stempercentage.

Oudere kandidaten: De oudere kandidaten op de kandidatenlijsten van de par-tijen (Allekandidaten.nl, 2012). Zie de grafiek in Figuur6 voor het aantal kandidaten met een leeftijd van jonger dan vijftig jaar en het aantal oudere kandidaten op de kandi-datenlijsten van de partijen die volgens de peiling zetels zouden gaan ontvangen.

Ontbrekende data: Vanwege het ontbreken van een peiling onder oudere kie-zers nemen we aan de landelijk peiling toereikend is voor de peiling onder oudere kiezers. Zodoende gebruiken we de dataset met daarin de landelijke peiling als dataset voor de peiling onder de oudere kiezers.

Figuur 6: Het aantal kandidaten met een leeftijd van jonger dan vijftig jaar en het aantal oudere kandidaten op de kandidatenlijsten (Kiesraad, 2012a) van de partijen die volgens de peiling (IPSOS,

(17)

3.4

Datasets betreffende de Bevolkingsgroep Provincialen.

De datasets betreffende de provincialen ouderen zijn:

De Randstad-gemeenten: Er is in de literatuur geen eenduidige stelling over welke gemeenten precies tot de Randstad behoren. Daarmee is de exacte grens moeilijk vast te stellen (Nijmeijer, 2000). Daarom is de dataset met daarin de Randstad-gemeenten verkregen van Wikipedia (2016). Hierbij is een kleine steekproef uitgevoerd om zodoende uit te vinden of een gemeente in de dataset daadwerkelijk tot de Randstad ge-rekend kan worden. Ter illustratie nemen we de gemeente Haarlem en vervolgens de gemeente Woerden als voorbeel-den.

Voor de gemeente Haarlem is in twee verschillende on-line bronnen gevonden waarin er gesteld wordt dat de ge-meente Haarlem in de Randstad ligt. Deze bronnen zijn de Trouw (2014) en HP/De Tijd (2012). Ook voor de ge-meente Woerden is er in twee verschillende online bronnen gevonden dat er gesteld wordt dat de gemeente Woerden in de Randstad ligt. Deze bronnen zijn de gemeente Woerden (2014) en Villa-Berlage (2015). Op dezelfde wijze als voor deze twee gemeenten is gedaan, is dit ook voor de een aan-tal andere gemeenten in de dataset gedaan. Alle gemeen-ten die zijn meegenomen in de steekproef bevinden zich, volgens verschillende online bronnen, in de Randstad. Zo-doende bleek uit de steekproef dat de dataset met daarin gemeenten in de Randstad een grote mate van betrouw-baarheid geniet. Via de Kiesraad (2012a) is achterhaald hoeveel stemgerechtigden er in de Randstad-gemeenten woonden ten tijde van de Tweede Kamerverkiezingen van 2012.

Aantal stemgerechtigden: Het aantal stemgerechtigde provincialen is tot stand gekomen door alle stemgerechtigden uit de Randstad-gemeenten (Wikipedia, 2016) af te trekken van het to-taal aantal stemgerechtigden in Nederland ten tijde van de Tweede Kamerverkiezingen van 2012 (Kiesraad, 2012d).

Provinciale kandidaten: Voor het vaststellen of een kandidaat als provinciale kan-didaat ge¨ıdentificeerd kan worden, is weer de dataset met daarin alle Randstad-gemeenten gebruikt (Wikipedia, 2016). Door Randstad-gemeenten dataset te combineren met de kandidatenlijsten (hierin staan ook de woonplaat-sen van de kandidaten vermeld) is er vastgesteld welke kan-didaten wel en welke kankan-didaten er niet uit de Randstad-gemeenten afkomstig zijn. Zie de grafiek in Figuur7 voor het aantal Randstedelijke en provinciale kandidaten op de kandidatenlijsten van de partijen die volgens de peiling ze-tels zouden gaan ontvangen.

(18)

Ontbrekende data: Vanwege het ontbreken van data betreffende een peiling onder provinciale kiezers nemen we aan dat de landelijke peiling toereikend is voor de peiling onder provinciale kie-zers. Zodoende gebruiken we de dataset met daarin de landelijke peiling als dataset voor de peiling onder provin-ciale kiezers.

Naast het ontbreken van een peiling onder provincialen, ontbreekt ook de data betreffende het aandeel provinciale stemmen op een partij in verhouding tot het totaal aantal uitgebrachte provinciale stemmen bij de Tweede Kamer-verkiezingen. Zodoende gebruiken we het landelijk percentage als stempercentage voor de provinciale stem-men.

Figuur 7: Het aantal Randstedelijke en provinciale kandidaten op de kandidatenlijsten van de partijen (Kiesraad, 2012a) die volgens de peiling (IPSOS, 2012a) zetels zouden gaan ontvangen.

(19)

4

Theoretisch Maximum

Deelvraag 1: Wat is het theoretisch maximum aantal kandidaten

dat per specifieke bevolkingsgroep in de Tweede Kamer gekozen

had kunnen worden bij de verkiezingen van 2012?

Om het theoretisch maximum te gaan berekenen zullen we als eerst kijken naar de verschil-lende specifieke bevolkingsgroepen zoals we deze hebben bepaald in de Hoofdstuk 1. Deze bevolkingsgroepen zijn: vrouwen, allochtonen, ouderen(met de leeftijd van vijftig jaar en ouder) en provincialen (Nederlanders van buiten de Randstad).

Resultaten strategie¨en per bevolkingsgroep. In Tabel 1en Figuur8hieronder zijn per bevolkingsgroep de resultaten van de verschillende strategie¨en te zien. We zien dat strategie 1 voor alle vier de bevolkingsgroepen een hoog rendement zou hebben opgeleverd. Echter zou strategie 4 voor de provincialen het hoogste rendement hebben opgeleverd (zie strategie 4 van Bevolkingsgroep: Provincialen in Bijlage A). Strategie 2 zou bij alle vier de bevolkingsgroepen ook een hoog rendement hebben opgeleverd. Bij de allochtonen zou het zelfs geen verschil hebben uitgemaakt of strategie 1 of strategie 2 zou zijn uitgevoerd. Het rendement is hetzelfde. Strategie 3.1, strategie 3.2 en strategie 4 zijn op bij de bevol-kingsgroep allochtonen niet toegepast vanwege een te klein aantal allochtone kandidaten om uitvoering van deze strategie¨en mogelijk te maken.

De verschillende strategie¨en worden in dit hoofdstuk in Sectie4.1toegepast op de bevol-kingsgroep vrouwen. Bij deze bevolbevol-kingsgroep worden de strategie¨en tot in detail uitgelegd en ondersteund met enkele voorbeelden. Ten behoeve van de leesbaarheid zijn de andere drie bevolkingsgroepen naar BijlageAverplaatst. Tevens wordt in de bijlage van deze be-volkingsgroepen enkel het resultaat en de analyse getoond. Voor een getailleerde uitleg van uitwerking van de strategie¨en, ga naar Sectie4.1 of ga anders door naar Hoofdstuk5

Strategie 1 Strategie 2 Strategie 3.1 Strategie 3.2 Strategie 4

Vrouwen 121 116 91 101 121

Allochtonen 34 34 n.v.t. n.v.t. n.v.t.

Ouderen 89 84 77 69 89

Provincialen 138 131 103 120 142

Tabel 1: Overzicht van de resultaten per bevolkingsgroep in aantal zetels per strategie.

(20)

4.1

Bevolkingsgroep: Vrouwen.

Betreffende de bevolkingsgroep vrouwen in Nederland worden hieronder verschillende stra-tegie¨en uiteengezet. Zodoende pogen we te achterhalen hoe in theorie de meeste vrouwelijke kandidaten in de Tweede Kamer gekozen hadden kunnen worden wanneer alle stemgerech-tigde vrouwelijke kiezers in Nederland zich hadden gecommitteerd aan een strategie (zie Bijlage A voor de drie andere bevolkingsgroepen). In Sectie 5.1 wordt er onderzocht wat er zou zijn gebeurd wanneer een deel van de bevolkingsgroep zich had gecommitteerd aan een strategie.

Het berekenen van het aantal te verwachten vrouwelijke stemmen. Voor het opzetten van de strategie¨en en het, voor elke strategie, kunnen toewijzen van de stemmen van vrouwelijke kiezers aan de vrouwelijke kandidaten van de partijen moeten we eerst weten hoeveel stemmen de partijen volgens de peiling zou gaan ontvangen. Dit doen we door de verwachte opkomst te delen door het aandeel zetels (in een percentage) dat een partij volgens de peiling zou gaan ontvangen. Ter illustratie het volgende voorbeeld: In de peiling van 11 september 2012 (IPSOS, 2012a) werd er een opkomst van 73% van alle stemgerechtigden verwacht. Er waren in 2012 een totaal aantal van 12.689.810 stemgerechtigden (Kiesraad, 2012d). Dat betekent dat 73% van alle stemgerechtigden uitkomt op (0, 73 ∗ 12.689.810 = ) 9.263.561 te verwachten stemmen. Het aantal stemmen die een partij zou gaan ontvangen is dus het aandeel van het aantal zetels in de Tweede Kamer dat een partij zou gaan ontvangen volgens de peiling. Ter illustratie het volgende voorbeeld: de PVDA zou, volgens de peiling, 36 zetels ontvangen. Dat komt neer op een percentage van (36 ÷ 150 zetels = ) 24% van alle zetels. Het aantal stemmen dat de PVDA daarmee zou gaan ontvangen is dan het aantal van (0, 24 ∗ 9.263.561 = ) 2.223.254 stemmen. We nemen aan dat de man-vrouw stemmenverdeling bij elke partij gelijk is. Oftewel de helft van de stemmen die een partij ontvangt komt van mannen en de andere helft van de stemmen komt van vrouwen. Daarmee zal de PVDA het totale aantal van (0, 50 ∗ 2.223.254 = ) 1.111.627 stemmen van vrouwelijke kiezers gaan ontvangen. In Tabel 2 hieronder is o.a. te zien hoeveel stemmen de partijen, volgens de peiling, zouden gaan ontvangen van vrouwelijke kiezers. Naast het berekenen van het aantal te verwachten stemmen per partij kunnen we ook de te verwachten voorkeursdrempel berekenen. Zoals eerder al is toegelicht, is de voorkeursdrempel 25% van de kiesdeler. De kiesdeler is het aantal stemmen dat genoeg is voor ´e´en zetels. De te verwachten kiesdeler is het aantal van (9.263.561 ÷ 150 = ) 61.757 stemmen. De te verwachten voorkeursdrempel wordt daarom vastgesteld op het aantal van (0, 25 ∗ 61.757 = ) 15.439 stemmen.

Aantal Stemmen Partij Aantal Stemmen Van Vrouwen Partij 50PLUS 123514 61757 CDA 741084 370542 ChristenUnie 308785 154392 D66 679327 339663 GROENLINKS 247028 123514 Partij v d Dieren 185271 92635 PVDA 2223254 1111627 PVV 1111627 555813 SGP 185271 92635 SP 1235141 617570 VVD 2223254 1111627

Tabel 2: Totaal aantal stemmen dat een partij zou gaan ontvangen en het totaal aantal te verwachte vrouwelijke stemmen volgens de peiling (IPSOS, 2012a).

(21)

Het berekenen van het werkelijke aantal vrouwelijke stemmen. Voor het bepalen van het rendement van een strategie en het berekenen van het aantal stemmen dat een partij van vrouwelijke kiezers had ontvangen, kijken we eerst naar het totaal aantal stemmen die de partijen volgens de einduitslag hebben ontvangen (Kiesraad, 2012d). Ook kijken we naar de vrouw-man verdeling van het aantal stemmen op de partijen (IPSOS, 2012b). Ter illustratie het volgende voorbeeld: de PVDA had bij de einduitslag een totaal van 2.340.750 stemmen ontvangen. Hiervan kwamen 52% van de stemmen van vrouwelijke kiezers. Dit betekent dat de PVDA volgens de einduitslag het aantal van (0, 52 ∗ 2.340.750 = ) 1.217.190 stemmen van vrouwelijk kiezers had ontvangen. De vrouwelijke stemmen die een partij had ontvangen worden vervolgens willekeurig verdeeld over een N aantal vrouwelijke kandidaten. Omdat de N aantal vrouwen per strategie en vervolgens per partij telkens anders is wordt er later per strategie aan de hand van voorbeelden uitgelegd hoe de vrouwelijke stemmen die een partij had ontvangen zouden zijn toegewezen aan de N vrouwelijke kandidaten van de partij. Hieronder is tabel 3 per partij te zien hoeveel stemmen de partij in totaal had ontvangen, hoeveel procent van de stemmen van vrouwelijke kiezers kwamen, hoeveel procent de stemmen van mannelijk kiezers kwamen en het aantal stemmen dat de partij van vrouwelijke kiezers had ontvangen.

Aantal Stem- Vrouwelijke Stem- Mannelijke Stem- Aantal Stemmen Partij men Partij men Percentage men Percentage Van Vrouwen

50PLUS 177631 51 49 90591 CDA 801620 40 60 320648 ChristenUnie 294586 63 37 185589 D66 757091 42 58 317978 GROENLINKS 219896 48 52 105550 Partij v d Dieren 182162 51 49 92902 PVDA 2340750 52 48 1217190 PVV 950263 44 56 418115 SGP 196780 51 49 100357 SP 909853 57 43 518616 VVD 2504948 43 57 1077127

Tabel 3: Totaal aantal stemmen dat een partij heeft ontvangen (Kiesraad, 2012a) de vrouw-man verdeling van de stemmen in percentages (IPSOS, 2012b) en het totaal aantal vrouwelijke stemmen wat de partijen

daarmee hebben ontvangen.

Het uiteindelijk opstellen van de Tweede Kamer na uitvoering van een strategie. Nadat bij elke strategie de stemmen van vrouwelijke kiezers per partij zijn toegewezen aan de vrouwelijke kandidaten van de partij moet de nieuwe Tweede Kamer worden opgesteld. Het opstellen van de Tweede Kamer voltrekt zich conform de regels zoals door de Kiesraad (2012c) wordt toegepast en gaat als volgt:

• Stap 1: Als eerst wordt er gekeken hoeveel zetels een partij had ontvangen bij de uitslag van de Tweede Kamerverkiezingen van 2012.

• Stap 2: Vervolgens wordt, na toewijzing van de stemmen van vrouwelijke kiezers op vrouwelijke kandidaten, geteld hoeveel kandidaten (vrouwelijke ´en mannelijke kan-didaten) er boven de kiesdrempel uitgekomen zouden zijn. Daarbij moet genoteerd worden dat na uitvoering van de strategie de mannelijke kandidaten een even groot aantal stemmen hebben ontvangen als in werkelijkheid het geval was. De reden hier-voor is dat het theoretisch mogelijk is dat de mannelijke kandidaten enkel stemmen hadden ontvangen van mannelijke kiezers. Ook al is dit onwaarschijnlijk, we kun-nen dit niet weten en zullen dan ook geen stemmen van de mannelijke kandidaten aftrekken. Derhalve is het aantal stemmen dat een mannelijke kandidaat zou hebben ontvangen na uitvoering van een strategie hetzelfde als bij de daadwerkelijke verkie-zingsuitslag van 2012.

(22)

• Stap 3: Nadat we, na uitvoering van een strategie, hebben geteld hoeveel kandidaten genoeg stemmen zouden hebben ontvangen om aan de voorkeursdrempel te voldoen kijken we per partij of de partij een groter aantal zetels heeft ontvangen dan het aantal kandidaten van de partij die boven de voorkeursdrempel gekomen zouden zijn.

• Stap 4: Als de partij meer zetels had ontvangen dan er voor de partij kandidaten boven de voorkeursdrempel gekomen zouden zijn, worden de resterende zetels verge-ven aan de hoogst genoteerde kandidaten op de kandidatenlijst van de partij (mits deze kandidaten dus niet genoeg stemmen zouden hebben ontvangen om boven de voorkeursdrempel uit te komen).

Beschrijving Strategie¨

en

In deze sectie zullen vijf strategie¨en worden beschreven waarbij de aannames voor elke strategie hetzelfde zijn. Deze aannames zijn:

• Alle stemgerechtigde vrouwen waarvan de peiling aangaf dat zij zouden gaan stemmen hebben meegedaan aan de strategie.

• Vrouwelijke kiezers hebben daarbij volstrekt willekeurig gestemd op de top N vrou-welijke kandidaten van de partij waar zij toch al op wilden stemmen.

• Alle stemgerechtigde mannen waarvan de peiling aangaf dat zij zouden gaan stemmen hebben niet meegedaan aan de strategie en hebben ook geen eigen (tegen)strategie bepaald. Mannelijke kiezers hebben derhalve hetzelfde gestemd zoals zij volgens de einduitslag hebben gedaan.

Voordat we de strategie¨en op de bevolkingsgroep vrouwen gaan toepassen worden hieronder de vijf strategie¨en beknopt beschreven:

Strategie 1. Top N volgens de peiling:

Vrouwelijk kiezers stemmen volstrekt willekeurig op een top N vrouwelijke kandidaat waarbij N wordt bepaald door de peiling. De python code van deze strategie bij de bevolkingsgroep vrouwen is ter illu-stratie opgenomen in bijlageB.

Strategie 2. Willekeurig: Vrouwelijke kiezers stemmen volstrekt willekeurig op een vrouwelijke kandidaat.

Strategie 3.1. Top 15: Vrouwelijke kiezers stemmen volstrekt willekeurig op een van de eerste vijftien vrouwelijke kandidaten van de partij

Strategie 3.2. Top N a.d.h.v. aantal vrouwelijke kandidaten:

Vrouwelijke kiezers stemmen volstrekt willekeurig op een van de eerste N vrouwelijke kandidaten van de partij. Hierbij is N een vaste waarde a.d.h.v. het aantal vrouwelijke kandidaten van de partij

Strategie 4. Top N+extra per-centage volgens peiling:

Vrouwelijke kiezers stemmen volstrekt willekeurig op een top N vrouwelijke kandidaat waarbij N wordt bepaald door de peiling en een extra percen-tage van N die wordt opgeteld bij N.

(23)

4.1.1

Strategie 1: Vrouwelijke kiezers stemmen volstrekt

willekeu-rig op een top N vrouwelijke kandidaat.

Regels.

• Elke partij krijgt een eigen N :

– In het geval de partij minder vrouwen op de kandidatenlijst had staan dan dat de partij, volgens de peiling, aan zetels verwacht werd te gaan ontvangen is N gelijk aan het totaal aantal vrouwelijke kandidaten op de kandidatenlijst van de partij.

– In het geval de partij meer vrouwelijke kandidaten op de kandidatenlijst had staan dan dat de partij, volgens de peiling, aan zetels zou gaan ontvangen is N gelijk aan het totaal aantal zetels die de partij volgens de peiling zou gaan ontvangen.

Verdelingen zetels en aantal vrouwelijke kandidaten. In de grafiek hieronder in Figuur9is te zien dat alle partijen links van de stippellijn meer vrouwelijke kandidaten op de kandidatenlijst (Kiesraad, 2012b) hadden staan dan dat zij zetels zouden gaan ontvangen volgens de peiling (IPSOS, 2012a). Alle partijen rechts van de stippellijn hadden minder vrouwelijke kandidaten op de kandidatenlijst staan dan dat zij volgens de peiling aan zetels zouden gaan ontvangen. Bij alle partijen links van de stippellijn is N daarmee gelijk aan het aantal zetels dat de partij volgens de peiling zou gaan ontvangen. Bij de partijen rechts van de stippellijn is N gelijk aan het aantal vrouwelijke kandidaten dat de partij op de kandidatenlijst heeft staan.

Figuur 9: Het aantal vrouwen (paarse staven) op de kandidatenlijst (Kiesraad, 2012b) en het aantal zetels (groene staven) volgens de peilingen per partij (IPSOS, 2012a).

Maximaal aantal vrouwen per partij (top N ) dat in de Tweede Kamer gekozen had kunnen worden. In Figuur9is te zien hoeveel zetels een partij zou gaan ontvangen volgens de peiling en hoeveel vrouwelijke kandidaten de partij op de kandidatenlijst had

(24)

staan. In tabel 4 is daaruit voortvloeiend te zien hoeveel vrouwelijke kandidaten er per partij maximaal in de Tweede Kamer gekozen hadden kunnen worden.

Top N Vrouwelijke Kandidaten Overgebleven Mannelijke Kandidaten Partij 50PLUS 2 0 CDA 12 0 ChristenUnie 5 0 D66 11 0 GROENLINKS 4 0 Partij v d Dieren 3 0 PVDA 36 0 PVV 14 4 SGP 0 3 SP 16 4 VVD 24 12 Totaal 127 23

Tabel 4: Per partij de top N vrouwelijke kandidaten en de overgebleven mannelijke kandidaten a.d.h.v. de peiling (IPSOS, 2012a).

De SGP had helemaal geen vrouwelijke kandidaten op de kandidatenlijst staan en de PVV, de SP en de VVD zouden volgens de peiling meer zetels gaan ontvangen dan dat zij vrouwelijke kandidaten op de kandidatenlijsten hadden staan. Zodoende komt het totaal aantal vrouwelijke kandidaten dat volgens de peiling in de Tweede Kamer gekozen had kunnen worden uit op 127. De overgebleven 23 kandidaten die op basis van de peiling in de Tweede Kamer gekozen zouden worden, zijn uiteraard mannelijke kandidaten.

Het toewijzen van de stemmen aan de vrouwelijke kandidaten op basis van de peiling. Zoals te zien in Tabel2, hebben we berekend hoeveel stemmen een partij, volgens de peiling, werd verwacht te gaan ontvangen en hoeveel stemmen van vrouwelijke kiezers een partij verwacht werd te gaan ontvangen. Nu gaan we deze vrouwelijke stemmen toewijzen aan vrouwelijke kandidaten op de kandidatenlijsten. De reden hiervoor is dat er zodoende een voorspelling gedaan kan worden over het aantal stemmen dat de top N vrouwelijke kandidaten van een partij per vrouwelijke kandidaat zou hebben kunnen verwachten. Ter illustratie nemen we weer de PVDA als voorbeeld.

Voor de PVDA werd verwacht dat zij een totaal aantal van 1.111.627 vrouwelijke stem-men zouden gaan ontvangen. Deze stemstem-men worden verdeeld over de top N vrouwelijke kandidaten van de PVDA. Zoals eerder al vastgesteld, en te zien in Tabel4, heeft de PVDA een N = 36. De stemmen van vrouwelijke kiezers op de PVDA worden willekeurig (ge-lijk) verdeeld over de eerste 36 vrouwelijke kandidaten op de kandidatenlijst van de PVDA. Daarmee zouden de top 36 vrouwelijke kandidaten van de PVDA (ongeveer) het aantal van (1.111.627 ÷ 36 = ) 30.878 stemmen per kandidaat hebben ontvangen. Dat is ruim boven de verwachte voorkeursdrempel van het aantal van 15.439 stemmen. In de grafiek in Figuur10is, gebaseerd op de peiling, de verdeling van vrouwelijke stemmen op vrouwelijke kandidaten voor alle partijen te zien.

Zoals te zien in Figuur10, kan volgens de peiling voor alle top N vrouwelijke kandidaten verwacht worden dat zij boven de verwachte voorkeursdrempel uitkomen. Hierdoor zou het mogelijk zijn geweest dat alle 127 top N vrouwelijke kandidaten in de Tweede Kamer gestemd konden worden. Wat opvalt is dat voor zeven verschillende partijen het aantal te verwachte stemmen op een vrouwelijke kandidaat van de partijen exact hetzelfde is. Dit is geen toeval maar ligt ten grondslag aan de manier van berekenen.

(25)

Figuur 10: Grafiek met per partij met vrouwelijke kandidaten, de verdeling van de stemmen van vrouwelijk kiezers op de top N vrouwelijke kandidaten aan de hand van de peiling (IPSOS, 2012a). De

stippellijn is de verwachte voorkeursdrempel(15.439 stemmen).

De partijen waarbij het aantal stemmen op een top N vrouwelijke kandidaat hetzelfde zou zijn geweest, hebben allemaal ´e´en ding gemeen: de top N is gelijk aan het aantal te verwachten zetels. Zoals eerder al is uitgelegd, is het aantal stemmen dat nodig is voor ´

e´en te verwachten zetel gelijk aan de verwachte kiesdeler (61.757 stemmen). Vanwege de aanname dat 50% van de stemmen op een partij van vrouwelijke kiezers zal komen, wordt de kiesdeler vermenigvuldigd met 50%. In het geval dat een partij bijvoorbeeld ´e´en zetel verwachtte te gaan ontvangen, is het aantal stemmen dat voor deze partij werd verwacht gelijk aan de verwachte kiesdeler. Wanneer 50% van de stemmen van vrouwelijk kiezers zou zijn gekomen en van deze kiezers verwacht werd dat zij allemaal op de enige mogelijke vrouwelijke kandidaat zouden hebben gestemd (voor deze partij geldt dan N = 1), zou deze vrouwelijke kandidaat het verwachte aantal van (50% ∗ 61.757 = ) 30.878 stemmen hebben ontvangen.

Het toewijzen van de stemmen aan de vrouwelijke kandidaten op basis van einduitslag. In de vorige paragraaf werd uitgelegd hoe we, aan de hand van de peiling, een voorspelling konden gaan doen over het aantal stemmen dat een top N vrouwelijke kandidaat kon gaan verwachten. Zoals te zien in Tabel3en zoals we eerder in dit hoofdstuk hebben berekend, weten we hoeveel stemmen van vrouwelijke kiezers een partij volgens de einduitslag had ontvangen. Zodoende kunnen we het aantal stemmen van vrouwelijke kiezers gaan toewijzen aan de vrouwelijke kandidaten en kunnen we daarmee gaan bepalen of de voorspelling uit de vorige paragraaf enigszins correct zou zijn geweest. Ter illustratie nemen we weer de PVDA als voorbeeld.

De PVDA had bij de einduitslag een totaal aantal van 1.217.190 vrouwelijke stemmen ontvangen. Deze stemmen worden willekeurig verdeeld over de top 36 (voor de PVDA geldt N = 36) vrouwelijke kandidaten op de kandidatenlijst van de PVDA. Daarmee zouden de deze vrouwelijke kandidaten het aantal van (1.217.190 ÷ 36 = ) 33.810 stemmen per kandidaat hebben ontvangen. Dat is ruim boven de daadwerkelijke voorkeursdrempel van 15.708 stemmen. In de grafiek in Figuur 11 is, gebaseerd op de einduitslag, de verdeling van vrouwelijke stemmen op vrouwelijke kandidaten voor alle partijen te zien.

(26)

Figuur 11: Grafiek met per partij de verdeling van de stemmen van vrouwelijk kiezers op de top N vrouwelijke kandidaten aan de hand van de einduitslag (Kiesraad, 2012a). De SGP wordt niet in de grafiek getoond omdat deze partij geen vrouwelijke kandidaten op de kandidatenlijst had staan. De

stippellijn is de daadwerkelijke voorkeursdrempel (15.708 stemmen).

Zoals te zien in Figuur11hierboven, zouden alle top N vrouwelijke kandidaten van de partijen boven de daadwerkelijke voorkeursdrempel uitgekomen zijn. Ofschoon de precieze aantallen niet exact hetzelfde zijn, is de voorspelling uit de vorige paragraaf correct in het feit dat de top N vrouwelijke kandidaten van alle partijen boven de voorkeursdrempel uitgekomen zouden zijn. Het zou op basis van de einduitslag nog altijd mogelijk zijn geweest dat er 127 vrouwelijke kandidaten in de Tweede Kamer gekozen zouden worden wanneer de strategie zou zijn uitgevoerd.

Aantal vrouwen na strategie 1. Na het uitvoeren van de strategie 1 en het opstellen van de Tweede Kamer zoals eerder in dit hoofdstuk beschreven (zie ParagraafHet uitein-delijk opstellen van de Tweede Kamer na uitvoering van een strategie.), zou strategie 1 een Tweede Kamer hebben opgeleverd waarin 121 vrouwen en 29 mannen plaats zouden hebben genomen. Daarmee zouden vrouwen (met 81%) ruim in hogere mate vertegenwoordigd zijn geweest dan mannen (met 19%). In de cirkeldiagram in Figuur12hieronder is de verdeling goed te zien. In de volgende paragraaf wordt uitgelegd waarom er niet 127 maar ’slechts’ 121 vrouwen in de Tweede Kamer plaats zouden nemen na uitvoering van strategie 1.

Figuur 12: Na uitvoering van de strategie nemen er 121 vrouwen (81%) en 29 mannen (19%) plaats in de Tweede Kamer.

(27)

Minder dan 127 vrouwen in de Tweede Kamer na uitvoering van strategie 1. De reden dat er niet 127 vrouwen maar ’slechts’ 121 vrouwen in de Tweede Kamer zouden hebben plaatsgenomen na uitvoering van strategie 1 ligt ten grondslag aan een aantal facto-ren. Zo hadden het merendeel van de partijen die zetels ontvingen een mannelijke kandidaat als lijsttrekker en ontvingen deze lijsttrekkers de meeste stemmen in vergelijking met alle andere kandidaten van dezelfde partij. Hierdoor zou er bij de 50PLUS, de ChristenUnie en de SP ´e´en vrouwelijke kandidaat af zijn gevallen. Daarnaast had de SP minder zetels be-haald bij de einduitslag dan dat zij volgens de peiling zouden gaan ontvangen. Hierdoor zou ook bij de SP nog een vrouwelijke kandidaat af zijn gevallen. Ook de Partij voor de Dieren ontving minder zetels bij de einduitslag dan zij volgens de peiling zouden gaan ontvangen en, ondanks het feit dat zij een vrouwelijke lijsttrekker hadden in de persoon van Marianne Thieme, zou dit geresulteerd hebben in ´e´en afgevallen vrouwelijke kandidaat. Bij het CDA had een mannelijke kandidaat in de persoon van Pieter Omtzigt meer stemmen ontvangen dan de vrouwelijke kandidaten zouden hebben ontvangen. Hierdoor viel bij het CDA een vrouwelijke kandidaat af. Dit komt op een totaal van zes afgevallen vrouwelijke kandidaten, oftewel een totaal van (127 − 6 = ) 121 vrouwen in de Tweede Kamer na uitvoering van strategie 1.

4.1.2

Strategie 2: Vrouwelijke kiezers stemmen op een willekeurig

vrouwelijke kandidaat.

Regels.

• Het aantal stemmen van vrouwelijke kiezers die een partij krijgt, worden volstrekt willekeurig verdeeld over alle vrouwelijke kandidaten die op de kandidatenlijst staan van de partij. Hierbij is de N per partij het totaal aantal vrouwelijke kandidaten die de partij op de kandidatenlijst heeft staan.

Het toewijzen van de stemmen aan de vrouwelijke kandidaten op basis van de peiling en de einduitslag. Zoals we bij de vorige strategie hebben gedaan, zullen we ook voor strategie 2 de stemmen toewijzen om aan de hand van de peiling een voorspelling te kunnen doen betreffende het aantal te stemmen die per vrouwelijke kandidaat verwacht had kunnen worden. Om te kijken of de voorspelling enigszins correct zou zijn geweest en om te weten van welke partijen de vrouwelijke kandidaten boven de daadwerkelijke voor-keursdrempel uitgekomen zouden zijn geweest, zullen we ook de stemmen op vrouwelijke kandidaten op basis van de einduitslag toewijzen. In Figuur 13 op de volgende pagina is zowel de toewijzing op basis van de peiling (licht gekleurde staven) alsmede de toewijzing op basis van de einduitslag (donker gekleurde staven) te zien. Ten behoeve van de leesbaarheid zijn deze toewijzingen in ´e´en grafiek samengebracht.

Zoals te zien in Figuur13op de volgende pagina, zouden zowel volgens de peiling (voor-spelling) alsmede volgens de einduitslag niet alle vrouwelijke kandidaten van de partijen boven de daadwerkelijke voorkeursdrempel uitgekomen zijn. Ofschoon de precieze aantal-len niet exact hetzelfde zijn, is met strategie 2 de voorspelling zoals berekend a.d.h.v. de peiling correct in het voorspellen welke partijen met alle vrouwelijke kandidaten boven de voorkeursdrempel uitgekomen zouden zijn en bij welke partijen dit niet het geval geweest zou zijn.

(28)

Figuur 13: Grafiek met per partij de verdeling van de stemmen van vrouwelijk kiezers op alle vrouwelijke kandidaten van de partij a.d.h.v. de peiling (IPSOS, 2012a) in de licht gekleurd staven en a.d.h.v. de

einduitslag (Kiesraad, 2012a) in de donker gekleurde staven. De stippellijn is de daadwerkelijk voorkeursdrempel(15.708 stemmen).

Aantal vrouwen na strategie 2. Na het uitvoeren van strategie 2 en het opstellen van de Tweede Kamer zoals eerder in dit hoofdstuk beschreven, zou strategie 2 uiteindelijk een Tweede Kamer hebben opgeleverd waarin 116 vrouwen en 34 mannen zouden hebben plaatsgenomen. Daarmee zouden vrouwen (met 77%) ruim in hogere mate vertegenwoor-digd zijn geweest dan mannen(met 23%). In de cirkeldiagram in Figuur 14 hieronder is de verdeling goed te zien. In de volgende paragraaf wordt uitgelegd waarom er niet 121 (zoals in de vorige strategie) maar ’slechts’ 116 vrouwen in de Tweede Kamer plaats zouden hebben genomen na uitvoering van strategie 2 ten opzichte van uitvoering van strategie 1.

Figuur 14: Na uitvoering van de strategie nemen er 116 vrouwen (77%) en 34 mannen (23%) plaats in de Tweede Kamer.

Minder vrouwen in de Tweede Kamer d.m.v. uitvoering van strategie 2 dan d.m.v. uitvoering van strategie 1. De reden dat er, na uitvoering van strategie 2, 116 vrouwen in de Tweede Kamer plaats zouden hebben genomen en dat vijf vrouwen minder zijn dan bij uitvoering van strategie 1 ligt ten grondslag aan het feit dat de vrouwelijke kan-didaten van de Partij voor de Dieren, GROENLINKS, de ChristenUnie en 50PLUS minder stemmen zouden hebben ontvangen dan het aantal stemmen van de voorkeursdrempel. Bij de Partij voor de Dieren zou dit echter geen negatief effect hebben gehad vanwege het feit dat de partij twee zetels ontving en de eerste twee plaatsen op de kandidatenlijst bezet werden door vrouwelijke kandidaten. Bij zowel GROENLINKS alsmede de ChristenUnie

(29)

zouden er echter twee vrouwelijke kandidaten af zijn gevallen. Bij 50PLUS zou er ´e´en vrou-welijke kandidaat af zijn gevallen. Geen enkele partij zou meer vrouwen in de Tweede Kamer hebben gekregen na uitvoering van strategie 2 ten opzichte van uitvoering van strategie 1.

4.1.3

Strategie 3.1: Vrouwelijke kiezers stemmen willekeurige op

´

en van de eerste 15 vrouwelijke kandidaten van een partij.

Regels.

• Elke partij krijgt een eigen N :

– Wanneer een partij minstens vijftien vrouwelijke kandidaten op de kandidaten-lijst heeft staan geldt voor de partij N = 15.

– Wanneer een partij minder dan 15 vrouwelijke kandidaten op de kandidatenlijst heeft staan, geldt voor de partij N = het totaal aantal vrouwelijke kandidaten wat de partij op de kandidatenlijst heeft staan.

Partijen met minstens 15 vrouwelijke kandidaten en partijen met minder dan 15 vrouwelijke kandidaten. Hieronder is in de grafiek in Figuur15per partij te zien of de partij voldeed aan de drempel van minstens 15 vrouwelijke kandidaten op de kandidatenlijst om de zodoende de vrouwelijke stemmen op de partij te verdelen over de top 15 vrouwelijke kandidaten van de partij. We zien dat bij D66, GROENLINKS, de PVDA, het CDA, de SP en de VVD de stemmen van vrouwelijke kiezers over de top 15 vrouwelijke kandidaten verdeeld hadden kunnen worden. Bij de Partij voor de Dieren, de ChristenUnie, 50PLUS en de PVV zouden de stemmen van vrouwelijke kiezers die de partij volgens de peiling zou gaan ontvangen verdeeld hebben moeten worden over alle vrouwelijke kandidaten die deze partijen op hun kandidatenlijst hadden staan.

Figuur 15: De grafiek toont bij welke partijen de vrouwelijke kiezers op de top 15 vrouwelijke kandidaten (Kiesraad, 2012b) van de partij kunnen gaan stemmen (N = 15) en van welke partijen de vrouwelijke kiezers op alle vrouwelijke kandidaten van de partij kunnen gaan stemmen (N =totaal aantal vrouwelijke

(30)

Het toewijzen van de stemmen aan de vrouwelijke kandidaten op basis van de peiling en de einduitslag. Zoals te zien in Tabel 2, hebben we berekend hoeveel stemmen een partij, volgens de peiling, verwacht werd te gaan ontvangen en hoeveel stem-men van vrouwelijke kiezers een partij verwacht werd te gaan ontvangen. Nu gaan we de vrouwelijke stemmen toewijzen aan vrouwelijke kandidaten op de kandidatenlijsten.

Op dezelfde wijze als we bij de vorige strategie hebben gehanteerd zullen we ook voor strategie 3 de stemmen toewijzen om a.d.h.v. de peiling een voorspelling te kunnen doen betreffende het aantal stemmen dat per vrouwelijke kandidaat verwacht had kunnen worden. Om de voorspelling te evalueren en om te weten van welke partijen de top N vrouwelijke kandidaten boven de voorkeursdrempel uitgekomen zouden zijn, zullen we ook de stemmen op vrouwelijke kandidaten op basis van de einduitslag toewijzen. In Figuur16hieronder is zowel de toewijzing op basis van de peiling alsmede de toewijzing op basis van de einduitslag te zien.

Figuur 16: Grafiek met per partij de verdeling van de stemmen van vrouwelijk kiezers op de top 15 vrouwelijke kandidaten van de partij a.d.h.v. de peiling (IPSOS, 2012a) in de licht gekleurd staven en a.d.h.v. de einduitslag (Kiesraad, 2012a) in de donker gekleurde staven. De stippellijn is de daadwerkelijk

voorkeursdrempel(15.708 stemmen).

In Figuur 16 hierboven is te zien dat zowel volgens de peiling (voorspelling) alsmede volgens de einduitslag niet alle top N vrouwelijke kandidaten van de partijen boven de daadwerkelijke voorkeursdrempel zouden zijn uitgekomen. Ofschoon de precieze aantallen niet exact hetzelfde zijn, is ook met strategie 3 de voorspelling zoals berekend a.d.h.v. de peiling correct in het voorspellen welke partijen met de top N (N = 15 of N =totaal aantal vrouwelijke kandidaten) vrouwelijke kandidaten boven de voorkeursdrempel uitgekomen zouden en bij welke partijen dit niet het geval geweest zou zijn.

Aantal vrouwen na strategie 3.1. Na het uitvoeren van de strategie 3.1 en het opstellen van de Tweede Kamer zoals eerder in dit hoofdstuk beschreven, zou strategie 3.1 uiteindelijk een Tweede Kamer hebben opgeleverd waarin 91 vrouwen en 59 mannen zouden hebben plaatsgenomen. Daarmee zouden vrouwen (met 61%) in hogere mate vertegenwoordigd zijn geweest dan mannen (met 39%). In de cirkeldiagram in Figuur 17op de volgende pagina is de verdeling goed te zien. In de volgende paragraaf wordt uitgelegd waarom er niet 116 (zoals met de vorige strategie) maar slechts 91 vrouwen in de Tweede Kamer plaats zouden hebben genomen na uitvoering van strategie 3.1 ten opzichte van uitvoering van strategie 2.

(31)

Figuur 17: Na uitvoering van de strategie nemen er 91 vrouwen (61%) en 59 mannen (39%) plaats in de Tweede Kamer.

Minder vrouwen in de Tweede Kamer d.m.v. uitvoering van strategie 3.1 dan d.m.v. uitvoering van strategie 2. De reden dat er, na uitvoering van strategie 3.1, 91 vrouwen in de Tweede Kamer zouden hebben genomen en dat er daarmee 25 vrouwen minder in de Tweede Kamer zouden hebben plaatsgenomen dan bij strategie 2 het geval zou zijn geweest, ligt ten grondslag aan het feit dat er bij de VVD acht vrouwelijke kandidaten zouden zijn afgevallen ten opzichte van strategie 2. Dit komt omdat de stemmen niet verdeeld zouden zijn over alle 24 vrouwelijke kandidaten van de VVD maar over de top 15 vrouwelijke kandidaten van de VVD. De top 15 vrouwelijke kandidaten van de VVD zouden daardoor allen een zetel hebben ontvangen in de Tweede Kamer. Daarnaast zou ook een 16e vrouwelijke kandidaat, in de persoon van Ingrid de Caluw´e, een zetel in de Tweede Kamer hebben ontvangen vanwege haar plaats op de kandidatenlijst. Bij de PVDA zouden er zeventien vrouwelijke kandidaten zijn afgevallen ten opzichte van strategie 2. Dit komt ook hier door het feit dat de vrouwelijke stemmen over de top 15 vrouwelijke kandidaten verdeeld zouden zijn geweest. Daarnaast ontvingen vier vrouwelijke kandidaten van de PVDA een zetel in de Tweede Kamer vanwege hun plaats op de kandidatenlijst. In totaal zouden er dus 25 (zeventien van de PVDA en acht van de VVD) vrouwen buiten de boot vallen na uitvoering van strategie 3.1 ten opzichte van uitvoering van strategie 2. Daarmee zou het totale aantal vrouwen in de Tweede Kamer uitgekomen zijn op (116 − 25 = ) 91.

4.1.4

Strategie 3.2: Vrouwelijke kiezers stemmen willekeurige op

´

en van de eerste N vrouwelijke kandidaten van een partij.

Regels.

• Elke partij krijgt een eigen N :

– Wanneer een partij minder dan 10 vrouwelijke kandidaten op de kandidatenlijst heeft staan geldt voor de partij N = 5.

– Wanneer een partij tien of meer maar minder dan vijftien vrouwelijke kandidaten op de kandidatenlijst heeft staan geldt voor de partij N = 10.

– Wanneer een partij vijftien of meer maar minder dan dertig vrouwelijke kandi-daten op de kandikandi-datenlijst heeft staan geldt voor de partij N = 15.

– Wanneer een partij dertig of meer vrouwelijke kandidaten op de kandidatenlijst heeft staan geldt voor de partij N = 30.

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

Van bedrijf no 6 was de algemene indruk zeer goed tot uitmuntend (cijfer 9)» De bes- en trosstelen waren slechts licht ingedroogd» De steeleinden vertoonden in het algemeen

Toelichting van begrippen • Arbeidsopbrengst ondernemer = de vergoeding voor de arbeid die de ondernemer levert inclusief leidinggeven en het door hem gedragen ondernemersrisico in

A study of typical sound paths and their time intervals indicates that a transition time point may exist between early reflected sound and late reflected sound

The aim of this research was to analyse the profile of nutrition interventions for combating micronutrient deficiency with particular focus on food fortification reported in

Lise Rijnierse, programmaleider van ZZ-GGZ benadrukte dat dit het moment was om argumenten voor deze signalen aan te scherpen of te komen met argumenten voor alternatieve

Het College legt uit dat, als een verzekerde met (psychiatrische) problematiek wel behandeling accepteert, maar niet alle behandelopties wil benutten niet zondermeer sprake is

3) Oorzakelijk verband tussen de schending van een resultaats- verbintenis met betrekking tot de medische behandeling en de lichamelijke schade. Bestaan van een oorzakelijk

E.H.G. Wrangel, De betrekkingen tusschen Zweden en de Nederlanden op het gebied van letteren en wetenschap, voornamelijk gedurende de zeventiende eeuw.. logsvloten uit de Oostzee