• No results found

Een naslagwerk

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "Een naslagwerk"

Copied!
5
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

Het proefschrift van Bart Tromp dat dit najaar werd verdedigd, is de merkwaardigste disserta-tie die ik ooit aanschouwd heb. Het is een turf die bijna 700 bladzijden telt, inclusief de bijla-gen. Alleen al de noten en de literatuur hebben de omvang van wat tegenwoordig al bijna een proefschrift is. Zij beslaan 95 pagina’s. Wie niet beter wist, zou nooit op het idee komen een proeve van wetenschappelijk kunnen voor zich te hebben. Eerder een naslagwerk, waarin geïn-teresseerden de teksten van alle Nederlandse be-ginselprogramma’s kunnen opzoeken plus gede-tailleerde informatie over hoe zij tot stand zijn gekomen, hun maatschappelijke context en de wijze waarop zij zich tot elkaar verhouden.

De handelseditie die ik hier bespreek, bevat een epiloog waarin de auteur zijn eigen betrok-kenheid bij beginselprogramma’s uit de doeken doet. Het programma van 1977 en latere, mis-lukte pogingen om tot een nieuw beginselpro-gramma voor de PvdA te komen, staan hier cen-traal. Op grond van zijn ervaringen komt hij hier tot de conclusie dat de partij dringend een nieuw programma nodig heeft, maar dat hier

om partij-politieke redenen helaas niet in kan worden voorzien.

Voor ons hebben we dus een geschiedenis van de Nederlandse sociaal-democratie aan de hand van de zeven beginselprogramma’s die die historie heeft opgeleverd en die kenmerkend zijn voor de identiteit van de opeenvolgende partijen. De term naslagwerk is niet misplaatst gezien de indrukwekkende historische kennis van de auteur. Zoals dat verder eigenlijk ook wel bij een naslagwerk past, is het boek wat stijfjes geschreven. Het academisch corset heeft de be-proefde stijl van deze polemische essayist geen goed gedaan. De schoolmeester die ik ben, merkt op dat zelfs het Nederlands niet altijd on-berispelijk is. En Tromp behoort verder tot de groeiende groep Nederlandse academici die niet alleen geen Duits kunnen schrijven, maar het zelfs niet meer kunnen overschrijven. In de cita-ten en boektitels uit die taal zitcita-ten tal van foucita-ten.

Behalve aan de programma’s van Gotha en Erfurt die op de beginnende Nederlandse soci-aal-democratie hun stempel hebben gedrukt, wordt verder aan beginselprogramma’s van bui-tenlandse zusterpartijen niet de geringste aan-dacht besteed. Tromps belangstelling voor be-ginselprogramma’s houdt bij de nationale gren-zen op. Zweden en Frankrijk bestaan evenmin als het Duitsland van de twintigste eeuw.

75



b o e k e n

Over de auteur Lolle Nauta is emeritus hoogleraar

sociale filosofie en was mede-opsteller van het PvdA-beginselprogramma uit 1977

Noten Zie pagina 79

Een naslagwerk

Het sociaal-democratisch programma

De beginselprogramma’s van sdb, sdap en PVDA 1878-1977

Bart Tromp, Amsterdam, Uitgeverij Bert Bakker, 2002

(2)



Het program van 1977 als casus

Om twee redenen neem ik de vrijheid in deze bespreking de behandeling van het beginselpro-gramma 1977 centraal te stellen. Allereerst van-wege mijn betrokkenheid erbij. Ik was lid van de betreffende commissie, later ook van de kop-groep die teksten moest maken en samen met Wouter Gortzak eindredacteur van het geheel. Tweede reden: uit de epiloog blijkt dat Tromps belangstelling voor zijn onderwerp van onder-zoek gewekt werd door het beginselprogramma ’77. Sinds die tijd moet hij eraan gewerkt heb-ben. Het algemene thema van zijn proefschrift kan beschouwd worden als de vrucht van zijn specifieke preoccupatie met het beginselpro-gramma ’77.

De behandeling van het program ’77 is in dit proefschrift niet minder kritisch dan Tromps vroegere stukken erover. Het betreffende ne-gende hoofdstuk bestaat trouwens voor een deel uit fragmenten van vroegere stukken die met schaar en lijmpot aan elkaar zijn gemonteerd. Alle reden dus om de balans op te maken en onze discussie over het controversiële beginselpro-gramma 1977 ook van mijn kant met een slot-hoofdstukje te beëindigen. Daarbij gaat het uiteraard al lang niet meer over de vraag of dit programma verouderd is, ja of nee. Beginselpro-gramma’s plegen sowieso niet ouder te worden dan een jaar of tien, hooguit vijftien.

De kritiek van Tromp op het programma van ’77 zal sommige lezers bekend zijn. Om de au-teur recht te doen, zet ik de voornaamste bezwa-ren nog even op een rijtje. Het is wollig, verba-listisch en slecht geschreven. Het is ook oneven-wichtig vanwege de discrepantie tussen de talloze actiepunten en de vage, algemene analy-ses. Inhoudelijk gesproken is het nieuwlinkse-rig, besmet met derde-weg-standpunten en

tiers-mondistisch met zijn overdreven aandacht voor

de ontwikkelingslanden. En het kenmerkt zich tenslotte door opvallende lacunes: problemen van de arbeid en van de sociale voorzieningen komen er niet in voor, de vakbeweging komt er bekaaid af. Aan de cruciale rol van het recht

wordt geen aandacht besteed. De mogelijkheden van de politiek worden overschat en de samenle-ving is zo maakbaar als het maar kan. Tot zover Tromp. Uiteraard draagt het programma het stempel van de veranderingen eind jaren zestig begin jaren zeventig. Het zou vreemd zijn als het anders was. Sterker nog, het programma stelt de consequenties aan de orde die destijds ook voor een onzeker geworden sociaal-democratie uit de zachte revolutie voortvloeiden. Dat leidde tot ro-buuste eenzijdigheden. Bijvoorbeeld tot een te activistische en ook wat mij betreft te weinig in-stitutionele opvatting van democratie, recht en politiek. Verschillende leden van de commissie, zoals Hilde Verwey-Jonker en ik zelf, hebben daar later net als Tromp de aandacht op ge-vestigd.1

Tromp beweert trouwens dat het programma van de kant van de partij nooit van een toelich-ting is voorzien. Dat begrijp ik niet. In septem-ber 1977 verscheen Demokratisch socialisme in

Nederland, uitgegeven door de wbs, waarin tal

van PvdA-ers, waaronder nota bene hijzelf, vrij-moedig commentaar leveren op het destijds veel bediscussieerde programma.

Zijn diverse keren herhaalde stelling dat ondergetekende zo ongeveer de enige is geweest die het programma heeft verdedigd, slaat echt nergens op. Ik noemde de naam van Verwey-Jon-ker al en voeg er die van Gortzak, Mansholt, Van Thijn en Pronk nog aan toe.2



Twee bezwaren

Na alle constateringen achteraf van fouten en gebreken in het beginselprogramma ’77 blijf ik twee soorten bezwaren koesteren tegen de ana-lyses van Tromp.

De eerste soort is de minst belangrijke. Zij be-treft de weergave van de inhoud, iets waarover men, gek genoeg, kan blijven twisten. Ik noem enkele punten. Tromp schrijft: ‘sociale recht-vaardigheid als beginsel komt in het hele pro-gram niet voor’ ( p.402). Het begrip recht-vaardigheid had meer aandacht verdiend, maar komt wel in het programma voor.3

(3)

Het volgende punt betreft eveneens de weer-gave van de inhoud, maar reikt verder. In het ginselprogramma ’77 wordt volgens Tromp be-weerd dat ‘de wereld zonder de tegenkracht van de sociaal-democratische beweging op zijn fy-sieke ondergang afstevent’ (p.447). Ik kan in het beginselprogramma ’77 geen beweringen vin-den die zich aan deze zelfoverschatting schuldig maken. Ik zie ook niet, waarom tegenkrachten tegen een onmenselijk kapitalisme of tegen de uitbuiting of vernietiging van de natuur exclu-sief uit de sociaal-democratische hoek afkomstig zouden moeten zijn. Culturele en religieuze fac-toren bijvoorbeeld zijn hier ook van groot be-lang.

De zojuist geciteerde bewering is trouwens logisch in strijd met een andere bewering van Tromp, gedaan op p. 425. Deze luidt, dat in geen van de behandelde beginselprogramma’s de con-clusie wordt getrokken dat ‘het nastreven van een socialistische samenleving op het niveau van de Nederlandse staat per definitie geen soe-laas biedt’. Mijn antwoord op deze aantijging luidt, dat het beginselprogramma ’77 van dat be-sef juist doordesemd is. Het programma relati-veert nationale perspectieven in diverse opzich-ten en stelt bovendien in het algemeen dat ‘het alleen dan zin heeft te spreken over vrijheid, als daarmee ook werkelijk de vrijheid bedoeld wordt van iedereen’.4

Maar goed, laat ik het muggenziften staken en mijn tweede soort bezwaren tegen de inter-pretatie van Tromp aan de orde stellen. Daartoe maak ik een onderscheid tussen de historische en de systematische aspecten van het beginselpro-gramma ’77 en trouwens van beginselprogram-ma’s in het algemeen. Onder de historische as-pecten versta ik de wijze waarop destijds, toen een en ander ontworpen werd, de problemen werden aangepakt en geformuleerd. Het betreft hier de bij uitstek tijdgebonden kanten van een beginselprogramma. Het zijn de aspecten waar-aan Tromp de meeste waar-aandacht besteedt en voor een historisch onderzoek zijn die aspecten ui-teraard van eminent belang. Zij halen als het ware de context of discovery boven water van de

problemen die destijds essentieel werden ge-acht.

De andere kant die ik als systematisch wil kwalificeren, betreft eerder de context of

justifica-tion, de redenen waarom bepaalde problemen

van blijvend belang zijn voor het socialisme, de sociaal-democratie of de samenleving über-haupt. Hier bevindt men zich duidelijk op een ander niveau dan bij de specifieke historische formuleringen in de tijd van het ontstaan. Hier hangt alles af van de maatschappelijke ontwik-keling zelf en van de politieke keuzes door die-gene gemaakt, die een dergelijk programma achteraf analyseert.

Mijn hoofdbezwaar nu tegen het boek van Tromp luidt, dat het met betrekking tot het be-ginselprogramma ’77 op dit punt opmerkelijk mager is.5Het systematische oftewel algemene belang van de problemen die door het beginsel-programma ’77 aan de orde worden gesteld, blijft onbesproken. Zulks in tegenstelling tot de andere beginselprogramma’s. Terwijl hier steeds de balans wordt opgemaakt en bijvoorbeeld van winst wordt gesproken wanneer bepaalde aspec-ten van het Kautskyaanse marxisme in een nieuw programma niet terugkeren, is het oor-deel over het beginselprogramma ’77 bij voor-baat geheel en al negatief en soms zelfs rancu-neus.

Tromp lokaliseert dit programma in de tijd van het ontstaan van een agressief neolibera-lisme in de wereld, dat gepaard ging met een verlangen naar normen en waarden die door de gepropageerde markt juist werden ondermijnd. Hij vergelijkt het op die grond ‘met de cultuur van de prairie-Indianen, die pas ontstond op het moment dat de zelfstandigheid van de Indianen op haar eind liep maar die in flamboyance en druktemakerij alles overtrof wat gebruikelijk was geweest in de oorspronkelijke Indiaanse culturen’ (p.464). Het beginselprogramma ’77 was een historisch verschijnsel. Van enig syste-matisch lange-termijn-belang van de daarin aan-gesneden problemen kan geen sprake zijn.

Dat betekent ten eerste dat Tromp geen waardering opbrengt voor wat eind jaren zestig,

(4)

begin jaren zeventig aan culturele veranderingen tot stand is gebracht. Dat blijkt ook al meteen aan het begin van de analyse, als hij zich erover beklaagt dat destijds voor de commissie vrijwel alleen Nieuw-Linksers gevraagd zijn.6Men zoekt in dit boek tevergeefs naar ook maar de ge-ringste evaluatie van wat in die tijd aan nieuwe ideeën en gedragspatronen tot stand kwam. De auteur is hier onmiskenbaar bevooroordeeld.

Misschien hangt het met deze vooroordelen samen, dat Tromp ten tweede de betekenis van de begrippen individu en gemeenschap in het beginselprogramma ’77 niet lijkt te begrijpen. Hij verwijt de opstellers meerdere malen een keus voor individualisme en een gebrek aan aan-dacht voor het belang van de gemeenschap. Tromp onderscheidt hier onvoldoende tussen normatieve en empirische gezichtspunten. Het beginselprogramma ’77 is evenmin neo-liberaal als communitaristisch. Het wijst op processen van individualisering die van empirische aard zijn en die zich op het voetspoor van de inrich-ting van de verzorgingsstaat voordoen en vraagt ¬ toegegeven, op een vaak wat onhandige ma-nier ¬ aandacht voor nieuwe vormen van soli-dariteit. Het idee van de ‘volksgemeenschap’, waar Banning nog zo veel mee op had, was voor geen van de opstellers van het beginselprogram-ma ’77 meer bespreekbaar, de niet-nieuw-link-sers niet uitgezonderd. Waar Tromp trouwens de stelling vandaan haalt, dat het beginselpro-gramma ’77 geen aandacht heeft voor de span-ning tussen idealen van zelfontplooing en soli-dariteit, is mij een raadsel. Op dezelfde pagina waarop dit wordt beweerd (p.386), citeert de au-teur - overigens om andere redenen - een pas-sage uit het beginselprogramma ’77 die het tegendeel bewijst. Ik moet op dit punt conclude-ren dat Tromp zijn bronnen niet goed bestu-deerd heeft en misschien ook de relevante so-ciaal-filosofische literatuur onvoldoende kent.7

Een derde lange-termijn-kwestie van groot belang voor iedereen die in problemen van de sociaal-democratie geïnteresseerd is, is ui-teraard het milieuprobleem. Het is een verdien-ste van het beginselprogramma ’77 dat het dit

voor het eerst aan de orde stelt, reden waarom het bij verschijning door intellectuelen als Tin-bergen en Brugsma is geprezen. De eerste zin van het programma zet hier meteen de toon: ‘Voor het eerst in de geschiedenis ziet de mens-heid zich geplaatst voor een aantal centrale pro-blemen die moeten worden opgelost, wil zij overleven’. De hoofdstroom van de partij is hier-aan voorbijgeghier-aan. Het paste de bestuurders kennelijk niet, om ook nog groen te moeten worden. Ik heb sinds ’77 tal van discussies over het beginselprogram ’77 gehoord en gelezen, waarin dit aspect niet eens vermeld werd. Dat laatste kan Tromp niet worden verweten. Hij vermeldt het ruiterlijk en zegt ook dat het hier iets nieuws betrof. Maar daar blijft het bij. Bij het eindoordeel speelt dit geen rol. Aan de ideeën van Mansholt en van de Club van Rome die grote invloed op het beginselprogramma ’77 hebben gehad, wordt geen woord vuil gemaakt. Behalve in systematisch opzicht is dit ook een omissie in historische zin.

Tenslotte nog even over de wereld. Zij komt bij Tromp ter sprake in het kader van het werk van Wallerstein. De pretentie echter dat een al-dus geanalyseerd kapitalisme een belangrijke bijdrage kan leveren aan de theorievorming over de sociaal-democratie wordt niet waar gemaakt. Voor de aandacht die het beginselprogramma ’77 aan mondiale problemen besteedt, heeft de auteur slechts geringschattende woorden over. De Noord-Zuid-problemen die naast het milieu-probleem in het beginselprogramma ’77 een be-langrijke plaats innemen, worden afgedaan als een modegril. Zijn eigen mening over ontwikke-lingsproblemen vernemen wij niet. Ook blijft hij in gebreke te signaleren dat het beginselpro-gramma in sommige opzichten anticipeert op latere discussies over globalisering en verplaat-sing van de politiek. Op pagina 10 bijvoorbeeld staat te lezen: ‘De multinationale ondernemin-gen beheersen de wereldmarkt en beschikken over een groot deel van de technische en weten-schappelijke kennis. Zij kunnen zich aan kont-role door nationale regeringen onttrekken, ter-wijl de vakbeweging geen greep op hen heeft’. 78

(5)

Hol Indianen-geklets, deze passage van meer dan een kwart eeuw oud? Het is een inzicht dat ten grondslag ligt aan het recente werk van onderzoekers als Beck en Barber.8

Conclusie: Tromp en ik zijn het erover eens dat het beginselprogramma ’77 in een aantal op-zichten breekt met het verleden. Hij waardeert dit feit echter negatief, terwijl die inderdaad te rigoureuze breuk volgens mij ook ruimte schiep voor interessante vernieuwingen. Aldus verloo-chent de auteur zijn eigen methodische aanpak. Terwijl bij ieder programma positieve en nega-tieve aspecten onderscheiden worden, is dat bij het beginselprogramma ’77 niet het geval.

Ten gevolge hiervan ontstaat er aan het eind van het proefschrift een eigenaardige, door de auteur zelf opgeworpen blokkade. Afgezien van een belangwekkende paragraaf over ideologie en een fragmentarisch stuk over Wallerstein, steekt Tromp zijn nek niet uit. Hij komt niet op de proppen met een lijst van problemen waar vandaag de dag een beginselprogramma over

zou moeten gaan. Zijn negatieve betrokkenheid bij het beginselprogramma ’77 heeft hem hier misschien parten gespeeld.

Ik beweer niet dat het beginselprogramma ’77 ons zo’n lijst vandaag wel eventjes aan de hand doet. Met zijn overdreven aandacht voor directe democratie en zijn gebrekkige analyse van het kapitalisme kan het ons die dienst niet meer bewijzen. Wel beweer ik dat de partij, stel zij zou urgente problemen willen inventarise-ren, het beginselprogramma ’77 nu eens niet on-gelezen zou moeten laten. De dialectiek van glo-balisering en individualisering, de problemen van het milieu plus de Noord-Zuid-verhoudin-gen, het zijn voorbeelden van zaken die een linkse partij niet ongestraft kan veronachtza-men. Het oeverloze pragmatisme plus de intro-verte bestuurders-cultuur waarin de PvdA onder de eendrachtige leiding van Kok en Melkert is beland, is hopelijk geen lang leven meer bescho-ren.9

79 Noten

1. Hilde Verwey-Jonker: Het gelijk en het ongelijk van Bart Tromp, in: Bart Tromp (red.), Beginselen

ter sprake, wbs, Amsterdam

1985, pp.44-49. Lolle Nauta: Het huidige beginselprogramma van de PvdA, analyse en terug-blik, Idem, pp. 50-59.

2. Zie b.v. Wouter Gortzak, De po-litieke lading van beginselen, een terugblik op 1977 zonder gêne, S&D, 2 2001, pp.44-47. 3. PvdA Beginselprogramma,

Leden-blad v.d. Partij van de Arbeid, 9e Jg. no. 10, mei 1978, p. 11, 14 (2x), 15, 20 en 21.

4. O.c., p.19.

5. Zie ook de bespreking van Ido de Haan in nrc Boeken, 11.10. 2002. De Haan betreurt ‘het ont-breken van een wat constructie-vere opstelling’ in het alge-meen.

6. In de epiloog staat te lezen: ‘Bij het onderzoek voor deze studie ontdekte ik ook nog dat ik in-dertijd voor het lidmaatschap van de commissie. beginselpro-gramma ben gewogen, maar te licht bevonden.’ ( p. 467) 7. B.v.: Sjaak Koenis, Het verlangen

naar gemeenschap, over moraal en politiek in Nederland na de verzui-ling, Amsterdam 1997.

Lolle Nauta, Competente Burgers, in: Onbehagen in de filosofie, Am-sterdam 2000, pp.106-113. H.Plessner, Grenzen der

Gemein-schaft, Frankfurt 2002 (herdruk).

8. Benjamin R. Barber, Jihad vs.

McWorld, how Globalism and Tri-balism are reshaping the World,

New York 1995.

Ulrich Beck,Was ist Globalisierung?, Frankfurt 1997.

9. Vg. De kaasstolp aan diggelen, de PvdA na de dreun van 15 Mei, Amsterdam 2002.

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

Veel te vaak komt men als adviseur situaties tegen, die vrijwel onoplos­ baar zijn, maar die met wat meer inzicht in het menselijk functioneren voorkomen hadden kunnen worden.

- Oorsprongseis (oorsprong kosten ligt voor einde boekjaar) - Toerekeningseis (kosten kunnen worden toegerekend). - Zekerheidseis (redelijk zeker dat kosten

Jahrhundert hat sich der Wandel beschleunigt: Forschung an Universitäten – aber auch öffentlichen For- schungszentren – ist heute nicht mehr, wie noch vor dreißig Jahren, vor

H4: In artikelen van linkse nieuwsorganisaties over protesten wordt sneller de protestkant geciteerd dan bij een rechtse nieuwsorganisatie, en dit effect is sterker bij

De bacterie bleek echter helemaal niet in staat om een reduc- tieve carboxylering uit te voeren, maar bleek te beschikken over een nieuwe route waarbij twee propionaat moleculen

« Artikel 32quinquies. De werkgever waakt er over dat de werknemers die, bij de uitvoering van hun werk, het voorwerp zijn geweest van een daad van geweld, gepleegd door andere

The objective of the study is to analyse the secondary data from phone calls, emails, faxes, SMSs and web responses received at the UODL call centre and to determine the

The results showed that years of education, households’ dependency ratio, age of household heads, growing cocoa as primary crop, farming as primary occupation,