• No results found

Molesteren of transformeren?

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "Molesteren of transformeren?"

Copied!
84
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

Molesteren

of

transformeren?

Adviesrapport voor huisvesting in

het PO

Mathieu Brant & Tjeerd Kosse Juni 2012

Avans Hogeschool Tilburg Academie voor Bouw & Infra

(2)

Huisvestingsproblematiek in het

Primair Onderwijs in krimpgebieden

Wat te doen met leegstaande schoolgebouwen in krimpgebieden?

Afstudeerscriptie

Auteurs: Tjeerd Kosse & Mathieu Brant Studentnummers: 2023107 & 200770

Avans Hogeschool Tilburg HEVO B.V. te ‘s-Hertogenbosch Academie voor Bouw & Infra Afdeling Onderwijs

Opleiding: Bachelor Bouwtechnische Bedrijfskunde Begeleider: Yvon Ketelaars Scriptiebegeleiders: Marc van Dun & Joop de Zwart

(3)

Voorwoord

Dit adviesrapport is opgesteld naar aanleiding van de afstudeeropdracht van HEVO naar krimp in het primair onderwijs en de gevolgen van krimp voor de huisvesting in het primair onderwijs. Het onderzoek uitgevoerd door Tjeerd Kosse en Mathieu Brant is gestart in februari 2012 en is afgerond in juni 2012.

In hoofdstuk 2.4 ‘’achtergrondinformatie’’ staat beschreven wat krimp is en waarom het leidt tot leegstaande scholen in het primair onderwijs. Vervolgens staat in hoofdstuk 5 ‘’onderzoeksresultaten’’ beschreven wat er gebeurt met leegstaande schoolgebouwen. Tot slot staat er in hoofdstuk 6 ‘’adviezen’’ wat wij adviseren te doen met leegstaande schoolgebouwen.

Dit onderzoek had niet kunnen plaatsvinden zonder de ondersteuning van een aantal mensen. We willen Joop de Zwart en Marc van Dun bedanken voor de onderwijskundige ondersteuning om ons onderzoek de juiste richting te geven. We willen Yvon Ketelaars bedanken voor het tot stand komen van een resultaat dat in de praktijk gebruikt kan worden. We willen de geïnterviewde personen bedanken voor hun medewerking aan dit onderzoek. En tot slot willen we HEVO bedanken voor het aanbieden van de mogelijkheid een afstudeeropdracht te doen.

We wensen u veel leesplezier bij het lezen van ons rapport! Juni 2012,

(4)

Inhoud

Voorwoord ... 3 1. Samenvatting ... 7 2. Inleiding ... 8 2.1 Inleiding... 8 2.2 Casus ... 8 2.3 Probleemstelling ... 9 2.3.1 Doelstelling ... 9 2.3.2 Vraagstelling ... 9 2.4 Achtergrondinformatie ... 10 2.4.1 Wat is krimp? ... 10

2.4.2 Wat zijn krimpregio’s? ... 11

2.4.3 Krimp in het Primair Onderwijs ... 13

2.4.4 Gevolgen voor het primair onderwijs ... 17

3. Onderzoeksmethode ... 24

3.1 Opzet van het onderzoek ... 24

3.2 Procedure ... 26

3.2.1 Beginstadium ... 26

3.2.2 Breed literatuur- en dossieronderzoek ... 26

3.2.3 Interviews met experts ... 26

3.2.4 Casestudies ... 27 3.2.5 Advies ... 27 3.3 Populatie casestudies ... 28 4. Casestudies ... 30 4.1 Inleiding... 30 4.2 Venray (Noord-Limburg) ... 30 4.2.1 SPOVenray ... 30

4.2.2 Regina Pacis in Vredepeel ... 32

4.2.3 Hei in Heide ... 33

4.3 Borger-Odoorn (Drenthe) ... 34

4.3.1 OPO Borger Odoorn ... 34

4.3.2 Nieuw-Buinen 24 in Nieuw-Buinen ... 36

4.3.3 School Oost in Valthermond ... 37

4.4 Gemeente Borsele (Zeeland) ... 38

(5)

4.4.2 School De Berenburcht in Baarland ... 40

4.4.3 School De Linden in Ellewoutsdijk ...41

4.4.4 School Franck van Borssele in Borssele ... 42

4.5 Kerkrade (Zuid-Limburg) ... 43

4.5.1 Schoolbestuur Movare ... 45

4.5.2 Dislocatie De Blokkenberg te Haanrade ... 47

4.6 ’s-Hertogenbosch (Noord Brabant) ... 47

4.6.1 Scholenbestuur ATO ... 48

5. Onderzoeksresultaten ... 50

5.1 Inleiding... 50

5.2 Onderzoeksresultaten ... 51

5.2.1 Analyse van de onderzoeksresultaten ... 52

5.2.2 Beslissingsschema ... 53

5.2.3 Waarom zijn de gebouwen zo kansarm? ... 54

5.2.4 Waarom slaagde een herbestemming soms wel? ... 56

5.2.5 Redenen om het gebouw te koop te zetten ... 56

5.2.6 Redenen om te slopen ... 57

5.3 Overige onderzoeksresultaten ... 58

6. Adviezen ... 59

6.1 Quickscan afgestoten schoolgebouwen primair onderwijs ... 59

6.1.1 Verantwoording quickscan ... 59

6.2 Eigen advies ... 60

6.2.1 Tijdelijk verhuren ... 60

6.2.2 Mogelijkheden voor aanvullend onderzoek ...61

7. Literatuur, noten ... 62

7.1 Rapporten en boeken... 62

7.2 Digitale bronnen ... 63

8. Bijlagen ... 65

8.1 Bijlage 1. Overige onderzoeksresultaten ... 66

8.1.1 Leeftijdsopbouw van leraren ... 66

8.1.3 Gedeeltelijke leegstand... 68

8.1.4 Personeel ... 68

8.1.5 Onderwijskundig ... 69

8.1.6 Krimp ... 69

8.1.7 Strategieën ... 70

(6)

8.2 Bijlage 2. Interviews partijen ... 71 8.2.1 Gemeente Borger-Odoorn ... 71 OPO Borger-Odoorn ... 72 8.2.2 SPOVenray ... 73 8.2.3 Gemeente Kerkrade ... 75 8.2.4 Movare Kerkrade ... 76 8.2.5 Gemeente Borsele ... 80

(7)

1. Samenvatting

Krimp is het fenomeen van bevolkingsdaling in bepaalde gebieden, waar allerlei verschillende soorten gevolgen aan zijn verbonden. Één van de gevolgen van krimp is dat het aantal leerlingen in het primair onderwijs afneemt. Doordat het leerlingaantal af neemt, neemt ook de behoefte aan onderwijshuisvesting af. Dit resulteert in gedeeltelijke leegstand van schoolgebouwen en de afstoting van schoolgebouwen. De afgestoten schoolgebouwen komen in eigendom van de gemeente. De gebouwen kunnen door de krimp niet meer gebruikt worden voor onderwijs, dus moet de gemeente op zoek naar een andere invulling voor het gebruik van het gebouw.

Dit onderzoek gaat in op de vraag: ‘Wat te doen met afgestoten schoolgebouwen uit het primair onderwijs?’. Door middel van een breed literatuuronderzoek, interviews met experts en casestudies zijn we tot de conclusie gekomen dat in veel gevallen de schoolgebouwen te koop worden gezet en lang leeg staan. De gemeente kiest er soms ook voor om de gebouwen te slopen, en in zeer enkele gevallen zijn de gebouwen herbestemd. Op basis van deze resultaten concluderen we dat afgestoten schoolgebouwen uit het primair onderwijs zeer kansarm zijn op de vastgoedmarkt.

In ons advies presenteren we een beslissingsschema dat is te doorlopen door middel van een quickscan. Door de quickscan te doorlopen krijgt de gemeente in een korte tijd inzicht in de verschillende keuzemogelijkheden voor wat te doen met de afgestoten schoolgebouwen en de financiële gevolgen hiervan.

(8)

2. Inleiding

2.1 Inleiding

Deze afstudeeropdracht is uitgevoerd door Tjeerd Kosse en Mathieu Brant ter afronding van hun opleiding Bouwtechnische Bedrijfskunde aan de Avans Hogeschool in Tilburg. De afstudeeropdracht is uitgevoerd voor HEVO in Den Bosch. HEVO is een advies- en projectmanagementbureau voor complexe huisvestingsvraagstukken op het gebied van onderwijs & sport, gezondheidszorg & wonen en (overheids)kantoren & bedrijfshuisvesting.

2.2 Casus

In bepaalde gebieden van Nederland loopt het aantal inwoners in de komende jaren achteruit door vergrijzing, ontgroening en migratie naar stedelijke regio’s. Voor Nederland geldt dat in 2025 de helft van alle gemeenten te maken heeft met krimp.1 Deze krimpgebieden bevinden

zich voornamelijk in landelijke gebieden in heel Nederland en in het bijzonder in Zeeland, Groningen en Limburg. Doordat er krimp is in de jongere laag van de bevolking neemt het aantal leerlingen in onder andere het Primair Onderwijs (PO) af. Schoolbesturen en de lokale overheid van krimpgebieden houden daarom rekening met de veranderende situatie door met de krimp mee te bewegen. De veranderingen hebben onder andere invloed op de huisvesting van scholen.

Naar het fenomeen krimp zijn al vele onderzoeken gedaan, vanwege de verscheidene gevolgen die krimp heeft voor de samenleving. Dit onderzoek gaat specifiek in op krimp in het Primair Onderwijs en de problemen die ontstaan rondom de huisvesting.

(9)

2.3 Probleemstelling

2.3.1 Doelstelling

Middels dit onderzoek kan inzicht verkregen worden in de gevolgen van krimp voor de huisvesting van het primair onderwijs. De doelstelling van dit onderzoek is een adviesrapport op te stellen waarin aanbevelingen worden gedaan op de vraag of het wel of niet verstandig is een vrijgekomen schoolgebouw te herbestemmen. Het advies dat onder andere bestaat uit een quickscan dat inzicht geeft welk scenario (leegstand, sloop of herbestemming) financieel het meest voordelig is. HEVO kan dit rapport raadplegen en de quickscan uitvoeren wanneer gemeenten met deze probleemstelling zitten.

2.3.2 Vraagstelling

De vraagstelling komt voort uit het verkennend karakter van het onderzoek, waarbij eerst de vraag wordt gesteld: “Wat zijn de gevolgen van krimp voor het primair onderwijs?”. Uit deze vraag volgt de hoofdvraag van ons onderzoek: “Wat kan de gemeente doen met afgestoten schoolgebouwen uit het primair onderwijs?”

Wat zijn de gevolgen van krimp voor het PO?

Personele gevolgen Gevolgen voor huisvesting

Gedeeltelijke

leegstand Volledige leegstand

Wat kan de gemeente doen met afgestoten schoolgebouwen uit het primair onderwijs?

Financiële gevolgen

(10)

2.4 Achtergrondinformatie

2.4.1 Wat is krimp?

Tussen nu en 2038 groeit Nederland van 16,5 miljoen naar 17,5 miljoen inwoners. Daarna zal de bevolking geleidelijk krimpen. In een groeiend aantal regio’s loopt de bevolking terug door migratie. Op dit moment bevinden deze regio’s zich in Zuid-Limburg, Noordoost-Groningen en delen van Zeeland, maar in de toekomst zal er ook in andere regio’s sprake zijn van krimp. In totaal neemt de bevolking af in 95 van de 441 gemeenten.2 De komende jaren krijgen meer

dan tweehonderd gemeenten hiermee te maken3.

Regionale krimp kan het best omschreven worden als het afnemen van het bevolkingsaantal in een bepaalde regio. Dit kan meerdere oorzaken hebben, zoals minder geboren kinderen en het wegtrekken van gezinnen en jongeren naar de steden. Door de krimp wordt het daardoor steeds lastiger om bestaande voorzieningen in stand te houden. Eén voorziening daarvan is het onderwijs.

Ondanks deze regionale krimp blijft zoals eerder aangegeven het inwonersaantal van Nederland elk jaar stijgen. Mensen worden steeds ouder en de immigratie naar Nederland blijft aanhouden, waardoor het bevolkingsaantal nog altijd stijgt. Deze twee ontwikkelingen zijn te zien in de ontwikkeling van de gemiddelde leeftijd van Nederlanders en het percentage allochtonen. De gemiddelde leeftijd in 1950 was 30,8, en in 2011 40,34. Het percentage

allochtonen in Nederland is van 17,5% in 2000 gestegen naar 20,6% in 20115. De verklaring

voor de regionale krimp moet worden gevonden in het feit dat de Nederlandse bevolking zich verplaatst van het platteland naar de steden.

2 Bron: Rapport ‘Eerste hulp bij krimp’, Besturenraad. 3 Bron: Rapport ‘Eerste hulp bij krimp’, Besturenraad. 4 Bron: cbs.nl

(11)

2.4.2 Wat zijn krimpregio’s?

Het is duidelijk dat krimp in Nederland alleen in bepaalde regio’s voorkomt, aangezien het nationale bevolkingsaantal nog steeds licht stijgt6. In de onderstaande tabel is te zien in welke

regio’s sprake is van krimp. Er is onderscheid gemaakt tussen krimp- en anticipeerregio’s. krimpregio’s hebben momenteel te maken met structurele krimp en anticipeerregio’s gaan in de nabije toekomst te maken krijgen met krimp.

Regio

Krimpregio Anticipeerregio

Eemsdelta/Oost groningen X Parkstad Limburg X Zeeuws Vlaanderen X Midden en Noord-Limburg X Achterhoek X Oost-Drenthe X Twente X Groene Hart X West-Brabant X Goeree-Overflakkee X Voorne-Putten X De Hoeksche Waard X

Noordoost en Noordwest Fryslân X

Kop van Noordholland X

Schouwen-Duivenland X

Bron: http://kknn.vanmeernaarbeter.nl/wat-is-krimp

Typerend voor de hele groep van krimpregio’s is dat ze zich bevinden in een landelijk gebied. Dit valt samen met de conclusie dat er sprake zal zijn van migratie van het platteland naar de stad.

6 Bron: CBS.nl

(12)

Dit zelfde fenomeen valt ook te zien in de onderstaande figuren7 waarin de ontwikkeling van

de bevolkingsaantallen per gemeente ten opzichte van 2008 is uitgezet. Hierin is te zien dat de komende jaren migratie zal plaatsvinden van de ene gemeente naar de andere, waarbij voornamelijk de landelijke gebieden krimpen en de stedelijke gebieden groeien.

(13)

2.4.3 Krimp in het Primair Onderwijs

In onderstaande tabel van de bevolkingsgroei per gemeente over de periode 2007-2025 is goed te zien dat het aantal 0-20 jarigen in de landelijke gemeenten aanzienlijk krimpt. Uit deze tabel blijkt dat vergrijzing in grotere mate aanwezig is in landelijke regio’s dan in stedelijke gebieden.

(14)

In onderstaande kaart van Nederland wordt de ontwikkeling van het aantal leerlingen in het primair onderwijs per gemeente 2000-2009 weergegeven. Het is goed te zien dat de ontwikkeling hiervan sterk overeenkomt met de kaart van de bevolkingskrimp op pagina 12. De grootste dalingen zullen plaats vinden in Zeeland, Zuid-Limburg en Groningen. Per provincie zijn er sterke verschillen waar te nemen. Zo heeft een deel van Flevoland te maken met zeer sterke groei terwijl het andere deel te maken heeft met een lichte daling.

(15)

Het aantal leerlingen was de vorige 10 jaar nauwelijks veranderd, maar na 2010 daalt het aantal leerlingen. In de onderstaande grafiek is met licht blauw aangegeven hoeveel leerlingen er in het basisonderwijs zullen zijn, en met donkerblauw het aantal kinderen van 4 tot 12 jaar oud. Aan deze grafiek is te zien dat het slinkend aantal leerlingen komt door een demografische ontwikkeling.

In de grafiek is te zien dat er een verschil is tussen het aantal leerlingen in het basisonderwijs en het aantal leerlingen van 4 tot 12 jaar8. Het verschil wordt veroorzaakt doordat niet elk

kind van deze leeftijd naar de basisschool gaat. Dit kan bijvoorbeeld komen door het volgen van speciaal onderwijs9, of door vervroegt doorstromen naar het middelbaar onderwijs.

Bron: Rapport ‘Krimp als kans’, ResearchNed

8 Tot de basisgeneratie rekenen we alle 4- tot en met 11-jarigen, plus 30 procent van het aantal

12-jarigen. Deze definitie komt overeen met het programma van eisen voor leerlingenprognoses van de VNG.

(16)

De gevolgen van de nationale krimp zijn behoorlijk drastisch voor het aantal leerlingen in het basisonderwijs. Hieronder staat een figuur met de percentuele veranderingen van het aantal leerlingen in het basisonderwijs per provincie.

(17)

2.4.4 Gevolgen voor het primair onderwijs

2.4.4.1 Inleiding

Doordat het aantal jonge kinderen daalt in krimpgebieden, zal een groot aantal scholen in Nederland minder leerlingen hebben. De gevolgen hiervan zijn op te delen in de volgende punten:

 Scholen komen onder opheffingsnorm;

 Financiële gevolgen;

 Gevolgen voor het personeelsbestand;

 Gevolgen voor de huisvesting;

 Overige gevolgen.

Deze gevolgen zijn hieronder uitgewerkt.

2.4.4.2 Scholen komen onder de opheffingsnorm

Door de daling in het aantal leerlingen zal een groot aantal scholen minder leerlingen hebben dan de minimumgrens die is vastgesteld door de overheid. Deze minimumgrens heet de opheffingsgrens. De opheffingsgrens is een grens van het minimum aantal leerlingen per school die door de overheid per gemeente bepaald is op basis van de bevolkingsdichtheid. De figuur hieronder laat per provincie het percentage van de scholen zien dat onder de opheffingsnorm komt in 2015. De krimp in het aantal leerlingen zet ook na 2015 door, waardoor het binnen de verwachting ligt dat er na 2015 nog meer scholen onder de opheffingsnorm komen.

Bron: Artikel ‘Krimp doet zich in het hele land voor’, R. Sikkens, Onderwijsblad 04 Friesland 18% Limburg 17% Gelderland 16% Zeeland 15% Zuid-Holland 15% Groningen 15% Utrecht 15% Noord-Holland 13% Flevoland 13% Overijsel 13% Drenthe 13% Noord-Brabant 11%

(18)

Het aantal scholen dat 10% of meer onder de opheffingsnorm zit neemt toe. In 2010 is dit aantal nog 870, in 2015 is dit aantal al 1000 en in 2020 is dit aantal 1140.10

2.4.4.3 Financiële gevolgen

Tussen 2012 en 2015 zal het leerlingenaantal in het basisonderwijs met 67.000 (4,5%) kinderen dalen. Scholen krijgen daardoor 300 miljoen euro minder van het Rijk. Daarnaast zal het aantal leerlingen tussen 2016 en 2020 met nog 30.000 dalen11. Een dalend aantal

leerlingen betekent dus ook minder inkomsten voor een school, aangezien de bijdrage van de overheid gekoppeld is aan het aantal leerlingen.

Door de krimp zijn er in de toekomst meer scholen met weinig leerlingen. Dit is te zien in de onderstaande tabel waarin staat aangegeven hoe de hoeveelheid kleine scholen zich zal ontwikkelen. Aantal leerlingen 2010 2015 2020 ≤ 25 leerlingen 48 58 90 26-50 leerlingen 301 367 444 51-100 leerlingen 1018 1120 1192 101-140 leerlingen 814 892 946 Totaal 2181 2437 2672

Bron: Artikel ‘Krimp doet zich in het hele land voor’, R. Sikkens, Onderwijsblad 04

De financiële gevolgen van meer kleine scholen zijn pas zichtbaar als de volgende tabel wordt bekeken. Hieruit blijkt dat scholen met een lager aantal leerlingen meer kosten per leerling hebben.

Aantal leerlingen per school Kosten per leerling 25 leerlingen of minder 12000 euro

26 tot 50 leerlingen 7000 euro 51 tot 100 leerlingen 5000 euro 101 tot 140 leerlingen 4500 euro 141 tot 250 leerlingen 4300 euro 251 of meer leerlingen 4000 euro

Bron: Artikel ‘Krimp doet zich in het hele land voor’, R. Sikkens, Onderwijsblad 04

Scholen krijgen een rijksbijdrage die afhankelijk is van het aantal leerlingen in het voorgaande jaar. Deze rijksbijdrage vormt meer dan 90% van de totale baten.12 De scholen

met een krimpend aantal leerlingen zullen dus moeten bezuinigen op de kosten. De kosten bestaan voor 82% uit personeelskosten, 6% uit kosten voor de huisvesting en 12% uit kosten voor overige zaken.13

10 Bron: Artikel ‘Krimp doet zich in het hele land voor’, R. Sikkens, Onderwijsblad 04 11 Bron: Artikel ‘Krimp doet zich in het hele land voor’, R. Sikkens, Onderwijsblad 04

12 Bron: Rapport ‘Kostenremanentie bij scholen voor primair onderwijs in krimpgebieden’, Ministerie

van OCW

13 Bron: Rapport ‘Kostenremanentie bij scholen voor primair onderwijs in krimpgebieden’, Ministerie

(19)

2.4.4.4 Gevolgen voor het personeelsbestand Daling van het aantal werkplekken

Door de afname van het aantal leerlingen zal ook het aantal arbeidsplaatsen in het Primair Onderwijs afnemen. In 2015 zijn ongeveer 1000 (voltijd)leraren minder nodig dan in 2010.14

Tegelijkertijd stijgt de vervangingsvraag door de uitstroom van docenten in het (pre)pensioen. Volgens de prognoses is de uitstroom van docenten door (pre)pensioen aanzienlijk groter dan de daling van werkgelegenheid door krimp.15 Op den duur zal er

daarom een tekort ontstaan aan personeel.

Leeftijdsopbouw van leraren & BAPO-regeling

Ook de leeftijdsopbouw van de leraren en uitgebreide arbeidsvoorwaarden als de BAPO-regeling hebben invloed op de personeelskosten en de mate waarin het personeelsbestand is terug te brengen. Deze twee onderdelen zijn verder uitgewerkt in bijlage 1.

De conclusie hieruit is dat de hoge gemiddelde leeftijd van leraren en de arbeidsvoorwaarden van deze oudere leraren ervoor zorgen dat de personeelskosten hoger zijn dan ze zouden zijn als het personeel jonger zou zijn en de arbeidsvoorwaarden minder uitgebreid waren.

Terug brengen personeelskosten

De gemiddelde personele lasten per fte zijn toegenomen. Dit is te zien in figuur 4, waarin is weergegeven hoe de bedragen per fte (x 1000 €) zich ontwikkelen over de periode 2006 tot 2009. Hierin is ook te zien dat de personele lasten groter zijn op het moment dat er sprake is van krimp.

Bron: Rapport ‘Tering naar de nering’, Research voor Beleid, 15 juni 2011, blz 23.

Het terugbrengen van de personeelskosten blijkt lastig te zijn voor schoolbesturen. Dit komt omdat ze rekening moeten houden met de volgende zaken:

 De leeftijdsopbouw van het personeel, en het feit dat ouder personeel een hoger salaris heeft dan jonger personeel;

 De arbeidsvoorwaarden en de Bapo- regeling;

14 Bron: Rapport ‘De personele gevolgen van krimp’, blz. 3, Themagroep Onderwijs van het Nationaal

Netwerk Bevolkingsdaling

15 Bron: Rapport ‘De personele gevolgen van krimp’, blz. 3, Themagroep Onderwijs van het Nationaal

(20)

 Door de krimp worden dezelfde hoeveelheid taken verdeeld over minder personeel;

 De veranderingen kosten tijd en geld;

 Het is moeilijk op regionaal niveau accurate prognoses te maken van het leerlingenaantal over de jaren. Op regionaal niveau heeft de krimp een grillig karakter.

 Er is geen consensus over de precieze uitwerking van krimp op de regionale onderwijsarbeidsmarkt.16

Omdat het moeilijk is de personeelskosten terug te brengen, zonder gedwongen ontslagen, zou elk schoolbestuur een meerjarenformatiebeleid moeten opstellen. In dit meerjarenformatiebeleid worden de volgende zaken uitgewerkt17:

 De prognose van de ontwikkeling van de leerlingenaantallen;

 De ontwikkeling van het eigen personeelsbestand;

 En de financiële gevolgen van deze ontwikkelingen op korte en lange termijn.

In de praktijk wordt dit meerjarenformatiebeleid soms niet opgesteld18. Kleinere besturen

zouden kunnen samenwerken met andere besturen om samen genoeg kennis en financiële middelen te hebben om een meerjarenformatiebeleid te kunnen opstellen.

2.4.4.5 Gevolgen voor de huisvesting

De krimp heeft grote gevolgen op de huisvesting in het primair onderwijs. Door de krimp zal het aantal leerlingen op een school gaan dalen. Het gevolg hiervan is dat er lokalen leeg komen te staan, simpelweg omdat het aantal klassen slinkt. Een dalend aantal leerlingen heeft als gevolg dat een school minder vergoeding krijgt (de Lumpsum) van de overheid, maar dat de kosten voor onderhoud, energieverbruik, schoonmaak wel hetzelfde blijven. Daarnaast ontvangt ook de gemeente een algemene uitkering, het zogenoemde gemeentefonds. De gemeente heeft namelijk de zorgplicht voor de huisvesting van scholen19.

De gemeente zorgt voor het buitenonderhoud, nieuwbouw, aanpassingen aan de buitenkant van een school, OZB, verzekering en een schoolbestuur de exploitatie, onderhoud van het terrein en binnenin de school en het volledige schilderwerk.

Een manier om toch inkomsten te genereren bij gedeeltelijke leegstand is door de leegstaande schoollokalen te verhuren. Een deel van de school zal dan onttrokken worden aan de onderwijsbestemming. Een invulling hiervoor kan zijn: kinderopvang, peuterspeelzaal, naschoolse opvang. Het zal echter soms moeilijk zijn om deze voorzieningen in stand te houden aangezien de krimp ook hier invloed op heeft. Bij doorverhuur is altijd toestemming nodig van de gemeente en verhuur geschiedt tegen een commercieel tarief.20

Bij medegebruik is geen toestemming nodig van de gemeente. Dit kan gegeven worden aan gebruik door derden, educatieve, culturele, maatschappelijke of recreatieve doelen. Dit

16 Bron: Rapport ‘De personele gevolgen van krimp’, blz. 3, Themagroep Onderwijs van het Nationaal

Netwerk Bevolkingsdaling

17 Bron: Rapport ‘De personele gevolgen van krimp’, blz. 3, Themagroep Onderwijs van het Nationaal

Netwerk Bevolkingsdaling

18 Bron: Rapport ‘De personele gevolgen van krimp’, blz. 3, Themagroep Onderwijs van het Nationaal

Netwerk Bevolkingsdaling

19 Bron: http://www.poraad.nl/content/bekostiging-beheer-en-exploitatie 20 Bron:

(21)

geschiedt tegen een kostendekkend tarief. Waar rekening mee gehouden moet worden is dat de ruimte bij medegebruik weer beschikbaar moet zijn voor een school als de gemeente een aanvraag om uitbreiding ontvangt. Is de ruimte in medegebruik gegeven aan een andere school, dan heeft dit gevolgen. Is de ruimte in medegebruik gegeven aan andere doeleinden, dan vervalt dit. Het huisvesten van een school gaat altijd voor medegebruik door een niet-school.21

Indien de krimp in een constante lijn door blijft zetten, kan het voorkomen dat een school financieel gezien niet meer in stand kan worden gehouden. Dit kan als gevolg hebben dat een school gesloten moet worden en onttrokken wordt van onderwijs. De school wordt hierna weer eigendom van de gemeente. De gemeente is dan verantwoordelijk voor het verdere gebruik van het gebouw.

Wij zullen d.m.v. casestudies gaan onderzoeken wat precies de gevolgen zullen zijn voor de huisvesting ten tijde van krimp en wat de gemeente normaliter met deze gebouwen doet.

2.4.4.6 Overige gevolgen

Onderwijskundige gevolgen

De gevolgen van krimp hebben ook invloed op de kwaliteit van het onderwijs. Er kan zich een situatie voordoen waarin klassen zo klein worden dat meerdere jaargroepen in één klas terecht komen. Een leraar zal in dat geval moeten schakelen tussen lesgeven voor leerlingen van verschillende jaren. Kleinere klassen kunnen ook gezien worden als een voordeel. Per docent zijn er immers minder leerlingen, wat zou moeten resulteren in meer aandacht per leerling.

Op een kleine school bestaat de kans dat een kind maar weinig kinderen van zijn eigen leeftijd te ontmoet. Een kind heeft leeftijdsgenoten nodig om vrienden te kunnen maken, en zich op sociaal en emotioneel gebied te kunnen ontwikkelen. Een kind op een kleine school heeft minder mogelijkheden om vriendschappen te ontwikkelen, en misschien heeft een kind daardoor op een kleine school ook minder mogelijkheden om sociaal-emotionele ontwikkelingen door te gaan.

Informeren van ouders en docenten

Omdat krimp een proces is dat heel langzaam intreedt en niet goed zichtbaar is, zijn veel ouders en docenten zich niet bewust van krimp. Op het moment dat een schoolbestuur merkt dat er krimp plaats aan het vinden is in hun regio, zou het gunstig kunnen zijn de ouders en de docenten hierover te informeren. Hierdoor weten ouders en docenten op tijd dat er iets als krimp bestaat voordat ze worden geconfronteerd met de gevolgen van krimp.

21 Bron:

(22)

2.4.4.7 Strategieën van schoolbesturen

In 2008 heeft Organise 2 learn onderzoek gedaan naar hoe het onderwijs reageert op de krimp die er toen der tijd aan zat te komen. Onder 200 schoolleiders is o.a. onderzoek gedaan naar welke strategieën er toegepast worden die krimp het hoofd kunnen bieden. Uit dat onderzoek bleek dat 30% leerlingenwerving als de beste strategie ziet, gevolgd door

uitbreiden van het aanbod en kostenbesparing(17,5%). Wij zullen tijdens de casestudies deze 7 strategieën aan de schoolbesturen voorleggen, om te achterhalen wat zij als de beste

strategie achten. In de overige onderzoeksresultaten in dit rapport vindt u de uitkomst hiervan.

Strategieën Acties

Kostenbeheersing Het invoeren van combinatieklassen Het delen van voorzieningen.

(sporthal/lokalen) met andere scholen.

Het gezamenlijk inkopen van materialen met andere scholen.

Het commercieel verhuren van overtollige ruimten. Leerlingenwerving Het vernieuwen van de schoolgids.

Het actief bezig zijn met het bijhouden en up-to-date houden van de website van de school.

Het regelmatig verstrekken van een up-to-date nieuwsbrief. Het actief bezig zijn met organiseren van open dagen. Het actief bijhouden van en participeren in sociale netwerken.

Het inzetten van ouders als ambassadeurs van de school. Het werven van leerlingen buiten de directe omgeving. Uitbreiden aanbod Het aanbieden van extra diensten(bv. Buitenschoolse

opvang).

Het uitbreiden van het cursusaanbod. Het werken binnen een brede school.

Specialiseren Het specialiseren in een bepaalde onderwijsvorm (bv. Daltononderwijs).

Samenwerken Het organiseren van evenementen en activiteiten samen met andere scholen.

Het maken van onderlinge afspraken met andere scholen over de reikwijdte van het wervingsaanbod.

Het aangaan van samenwerkingsverbanden met organisaties buiten de onderwijssector.

Sluiten/Fuseren Het samengaan met een andere school (fuseren). Het sluiten van een school.

Innoveren Het ontwikkelen en introduceren van innovatief onderwijsaanbod.

(23)

2.4.4.8 Doordecentralisatie

Doordecentralisatie betekent dat het schoolbestuur de verantwoordelijkheid krijgt over het budget en beleid voor onderwijshuisvesting.22 Op het moment dat er geen sprake is van

doordecentralisatie heeft de gemeente deze verantwoordelijkheid.

Doordecentralisatie kan zo ver gaan dat een schoolbestuur alle juridische en economische rechten en plichten op zich neemt. Een schoolbestuur beschikt in dit geval ook over het eigendomsrecht van alle schoolgebouwen, terwijl op dit moment het economisch eigendom nog bij de gemeente ligt. De gemeente heeft in dit geval geen beheerskosten meer en voor schoolbesturen wordt het makkelijker om uitbreidingen en nieuwbouw te realiseren, aangezien ze niet meer het jaarlijks overleg met de gemeente hoeven af te wachten.

Doordecentralisatie heeft echter zijn nadelen in krimpgebieden. Volgens Leo Niessen, adviseur Bevolkingskrimp, leveren gebouwen die je niet meer gebruikt in krimpgebieden niets op. Gemeenten zullen zeggen “hou ze alsjeblieft, want wij raken ze aan de straatstenen niet kwijt’’. Als je dan als schoolbestuur eigenaar bent van het gebouw, krijg je er een extra probleem bij.23

Tijdens de gesprekken met de experts van HEVO kwamen we er achter dat er weinig doordecentralisatie had plaatsgevonden in het primair onderwijs. Ook tijdens het zoeken naar geschikte casestudies kwamen we geen schoolbestuur tegen waarbij doordecentralisatie had plaatsgevonden, en waar tevens sprake was van krimp en bereidheid om medewerking te verlenen.

Er kan theoretisch wel sprake zijn van doordecentralisatie bij schoolbesturen met krimp, maar deze situatie hebben we niet meegenomen in ons onderzoek. Indien een schoolbestuur de gebouwen in eigendom heeft kan er zich een andere situatie voordoen dan wanneer een gemeente de gebouwen in bezit heeft. Voor een schoolbestuur kan een leegstaand schoolgebouw zwaarder drukken op de begroting dan bij de gemeente en er daardoor een hogere prioriteit bij hebben. Hier kunnen we echter geen uitspraak over doen aangezien wij dit niet onderzocht hebben.

22 Bron: www.schoolfacilities.nl/index.php?option=com_content&task=view&id=1631

23 Bron:

http://www.schoolfacilities.nl/bedrijfsvoering/bevolkingskrimp/2973-leo-niessen-adviseur- bevolkingskrimp-wees-voorzichting-met-doordecentralisatie-in-krimpgebieden-u-kunt-er-een-probleem-bij-krijgen

(24)

3. Onderzoeksmethode

3.1 Opzet van het onderzoek

Het onderzoek betreft een kwalitatief onderzoek. Op de figuur op de volgende pagina is in een schema te zien hoe het onderzoek is vormgegeven. Er zijn verschillende redenen om te kiezen voor deze opzet:

• De manieren waarop gemeentes en schoolbesturen omgaan met leegstand van schoolgebouwen in het primair onderwijs kan het beste kwalitatief benaderd worden;

• Het betreft een complexe situatie die geen standaardisering toelaat. Elk schoolbestuur heeft weer andere soorten gebouwen, ander aantal leerlingen per school, andere omgeving, andere hoeveelheden m2 bruto vloer oppervlakte en een andere hoeveelheid krimp;

• Het is noodzakelijk om te kiezen voor deze methodologie vanwege het ontbreken van gestructureerd onderzoeksmateriaal voor kwantitatief onderzoek. De scholen in kwestie zijn niet altijd in staat of bereid gestructureerde gegevens te presenteren volgens een bepaalde standaard. Daarom is een enquête minder geschikt voor dit onderzoek;

• Kwalitatief onderzoek is essentieel voor praktijk- en ervaringsgerichte disciplines, waar dit onderzoek onder valt.

Het proces dat doorlopen is loopt in het schema van boven naar beneden. Wat het schema laat zien is dat het onderzoek van heel breed en abstract naar heel concreet en doelgericht is gegaan. Hoe dit proces is verlopen en welke onderzoeksinstrumenten zijn toegepast, wordt beschreven in het volgende hoofdstuk.

(25)

“Wat zijn de gevolgen van krimp in het Primair Onderwijs?”

Breed Literatuur- en dossieronderzoek

“Welke problemen zijn te verwachten door krimp in het Primair

Onderwijs?” “Zijn er mogelijke oplossingen

voor die problemen?”

Rapporteren van bevindingen en praktijkoplossingen

Casestudies

populatie Totale

Ond

erzo

ek

A

dvi

es

Evalueren oplossingen + eigen advies

Adviesrapport voor advisering gemeenten

“Wat zijn dan de gevolgen voor de huisvesting?”

Wat kan de gemeente doen met afgestoten schoolgebouwen

uit het primair onderwijs?

Korte interviews met experts gericht op toespitsing naar juiste

vraagstelling

Resultaten:

- Aanleiding van onderzoek - Probleemstelling - Achtergrondinformatie

prob

le

em

st

el

lin

g

(26)

3.2 Procedure

In het schema op de vorige pagina is aangegeven hoe de opzet van het onderzoek is vormgegeven. Hieronder wordt beschreven wat wordt bedoeld met elk onderdeel van het schema, en tevens worden de onderzoeksinstrumenten gepresenteerd en het proces dat is doorlopen.

3.2.1 Beginstadium

Bij aanvang van dit onderzoek was er nog geen houvast over welke richting het onderzoek op zou gaan. In dit korte beginstadium hebben we een inventarisatie gemaakt van welke richtingen het onderzoek zou kunnen hebben, en welke zaken belangrijk zijn om verder te onderzoeken.

In het schema op de vorige pagina is dit stadium aangegeven met de gedachtewolkjes.

3.2.2 Breed literatuur- en dossieronderzoek

Op basis van de inventarisatie in de beginfase onderzochten we een aantal onderwerpen gerelateerd aan krimp in het primair onderwijs. Op basis van dit onderzoek hebben we een aanleiding en een probleemstelling voor het onderzoek kunnen vaststellen. Ook hebben we veel achtergrondinformatie kunnen verzamelen die ons een basis gaf voor de verdere onderzoeken.

Het literatuur- en dossieronderzoek is gedaan aan de hand van alle beschikbare literatuur en interne dossiers van HEVO over het onderwerp krimp en de invloed van krimp op het primair onderwijs. Tijdens het literatuuronderzoek werd de belangrijkste informatie verzameld en gefilterd. Deze informatie diende als basis en voorbereiding voor het onderzoek.

3.2.3 Interviews met experts

Na het breed literatuur- en dossieronderzoek hebben we ons gericht op het toespitsen naar de juiste vraagstelling voor het onderzoek. Door korte interviews te hebben met experts hebben we informatie verzameld over welke onderwerpen geschikt zouden zijn voor verder onderzoek. Op basis van deze interviews en in samenspraak met onze begeleiders zijn we tot de volgende centrale vraagstelling gekomen: Wat kan de gemeente doen met afgestoten schoolgebouwen uit het primair onderwijs?

De geïnterviewde experts op het gebied van huisvesting in het Primair Onderwijs en op het gebied van herbestemming vormden het expertpanel voorafgaand aan het onderzoek. Aan de hand van interviews werd bij het expertpanel geïnformeerd over de problemen in de huisvesting in het primair onderwijs die ontstaan door krimp. Tijdens deze gesprekken werden een aantal veronderstellingen uit ons vooronderzoek bevestigd. Hierbij zijn zowel experts van HEVO als externe experts bij betrokken. Het expertpanel bestond uit:

 Jim Krijnen (HEVO);

 Mireille Uhlenbusch (HEVO);

 Hans Heijltjes (HEVO);

 Frank Strolenberg (Nationaal Programma Herbestemmen) (telefonisch gesprek);

 Tjeerd Wessel (Stichting Mevrouw Meijer);

 Wilma Kempinga (Stichting Mevrouw Meijer). De gesprekken vind u terug in bijlage 2.

(27)

3.2.4 Casestudies

Aan de hand van de vraagstelling, die tijdens de interviews met de experts gevormd werd, zijn we over gegaan op het uitvoeren van een aantal casestudies. Deze casestudies hebben we uitgevoerd aan de hand van interviews met zowel schoolbesturen als gemeentes. De interviews waren gericht op het onderzoeken van wat er wordt gedaan met leegstaande schoolgebouwen. Daarnaast hebben we in ons onderzoek een ruime hoeveelheid achtergrondinformatie meegenomen. We hebben onder andere vragen gesteld over de achtergrond van de regio en de mate waarin krimp in de regio optreedt. De bevindingen die we uit deze casestudies haalden hebben we gerapporteerd en ook de praktijkoplossingen van gemeentes voor leegstaande schoolgebouwen hebben we vastgelegd.

De casestudies vonden plaats aan de hand van semi- gestructureerde interviews. Van deze interviews werden samenvattende transcripties gemaakt, waarbij voor, tijdens en na elk interview het volgende iteratieve proces werd gehanteerd:

Voor elke casestudie onderzochten we uitgebreid wat de praktijkoplossingen waren voor de problematiek van leegstand van schoolgebouwen. Vervolgens hebben we deze oplossingen geëvalueerd en gekeken of deze oplossingen goed zijn.

3.2.5 Advies

Op basis van theoretische achtergronden hebben we een advies opgesteld over wat de gemeente kan doen met afgestoten schoolgebouwen uit het primair onderwijs. Tevens hebben we suggesties gedaan voor verdere onderzoeken op dit gebied. Dit is terug te vinden in hoofdstuk 6 bij adviezen.

Observatie (interview)

Analyse

(28)

3.3 Populatie casestudies

Voor dit onderzoek zijn 5 casestudies uitgevoerd waarbij 5 schoolbesturen en 5 gemeenten zijn geïnterviewd. In dit hoofdstuk wordt beschreven hoe de keuze voor de populatie van de casestudies tot stand is gekomen.

De selectie van de populatie voor de casestudies is gebaseerd op information-oriented selection for critical cases. Dit houdt in: het selecteren van een bepaalde groep casestudies om informatie te verzamelen waar op basis van kan worden aangenomen dat als voor de casestudies bepaalde resultaten gelden, deze resultaten ook gelden voor een meer algemene groep. Hierbij gaat men ervan uit dat er dezelfde voorwaarden gelden bij de casestudies als bij de veralgemeniseerde populatie. Door gebruik te maken van deze methode kunnen we deze casestudies gebruiken voor veel praktische maar contextafhankelijke kennis, waarmee we een aantal vooraf heersende inzichten kunnen bevestigen en eventuele nieuwe inzichten kunnen ontwikkelen. Dit principe is in het onderstaand schema inzichtelijk gemaakt:

In dit schema is de hele cirkel de totale populatie schoolbesturen. De blauwe schijf is een selectie van de totale populatie die voldoet aan onze onderzoekscriteria. De rode schijf is een selectie van 5 casestudies binnen de blauwe schijf. De selectie van de casestudies is gebaseerd op selectiecriteria waarbij bovenstaand principe geldt. Deze selectiecriteria zijn erop gericht goede en professionele informatie te krijgen over hoe er wordt omgegaan met krimp in verschillende regio’s. De selectiecriteria voor de casestudies zijn:

• Het schoolbestuur bestuurt minimaal 10 scholen in het Primair Onderwijs;

• Het schoolbestuur heeft bij voorkeur een facilitair manager in dienst, of iemand die zich bezig houdt met de huisvesting;

• Het schoolbestuur heeft plannen om de krimp waarmee ze te maken hebben op te vangen;

• De scholen hebben te maken met krimp, en bevinden zich in een krimpgebied; • Het schoolbestuur is bereid open kaart te spelen;

• De schoolgebouwen zijn uiteindelijk eigendom van de gemeente als het gebouw leeg zou komen te staan (geen doordecentralisatie);

• Het schoolbestuur heeft op het gebied van huisvesting veranderingen doorgevoerd omdat ze te maken hebben met krimp;

• Er is minimaal één school onder dit schoolbestuur leeg komen te staan;

(29)

De keuze voor het aantal casestudies is gebaseerd op het efficiënt richten op onderzoeksresultaten en een juiste inschatting van de beschikbaarheid aan tijd en middelen. De bedoeling is dat elke casestudie ruim voldoende diepgang biedt, zodat het inzicht dat elke casestudie geeft optimaal kan worden benut. Op het moment dat we meer casestudies zouden doen, zou de diepgang in het geding komen, terwijl er geen statistische waarheid uit voort zou komen. In een totale populatie van 7400 scholen levert een kwantitatief onderzoek altijd significante afwijkingen tenzij de steekproef heel groot zou zijn. Een statistisch betrouwbare steekproef is dus niet mogelijk, waardoor er voor een kwalitatief onderzoek is gekozen. Voor een groot aantal gevallen van vergelijkbare situaties in Nederland zullen de resultaten uit de casestudies ook relevant zijn. Dit komt omdat de casestudies resultaten leveren voor elk geval waarbij de volgende randvoorwaarden gelden:

 Er heeft geen doorcentralisatie plaatsgevonden;

 In de gemeente zijn dezelfde regels en wetgeving van toepassing;

 De scholen komen leeg te staan door krimp;

 De typologie van de scholen komt overeen met die uit de casestudies.

Aangezien het aantal gevallen dat aan deze randvoorwaarden voldoet groot is, zijn de resultaten uit dit onderzoek ook relevant voor gevallen buiten de onderzochte casestudies. Hiermee willen we echter niet zeggen dat de resultaten gegarandeerd altijd gelden.

(30)

4. Casestudies

4.1 Inleiding

De casestudies bevinden zich in de krimpgebieden Venray, Borger-Odoorn, Kerkrade, Borsele en in het stedelijke gebied ’s-Hertogenbosch. Voor elke casestudie hebben we zowel het schoolbestuur als de gemeente geïnterviewd. Hierop volgende zullen we een beschrijving geven van de krimp in die regio’s en de gevolgen voor de schoolbesturen en de schoolgebouwen.

4.2 Venray (Noord-Limburg)

De gemeente Venray ligt in het noorden van Limburg. De gemeente heeft ongeveer 43.000 inwoners verdeeld over één stedelijke kern en 13 dorpskernen. In de stedelijke kern wonen ongeveer 30.000 mensen. In de dorpskernen wonen 13.500 inwoners variërend van 200 tot 2000 inwoners. Venray is na Venlo de tweede stedelijke kern van Noord-Limburg24.

4.2.1 SPOVenray

SPOVenray is met 17 basisscholen en één speciale basisschool het grootste schoolbestuur in Venray. Daarnaast is er nog één andere school aanwezig in Venray, namelijk de Montessorischool Venray. Bij alle 18 scholen is sprake van gedeeltelijke leegstand. Bij 15 scholen is er reeds een invulling gevonden. Commerciële partners mogen niet in scholen worden ondergebracht van de gemeente Venray, daarnaast is er voor iedere huurder toestemming nodig van de gemeente.

In 2007 werd SPOVenray voor het eerst geconfronteerd met krimp. Naar aanleiding hiervan, werd er een beleidsplan opgesteld. Daarin werd beschreven hoe er met krimp om moest worden gegaan.

Volgens de prognoses zal het aantal leerlingen dalen van 4261 in 2007 naar 2982 leerlingen in 2020. Sinds de krimp heeft SPOVenray twee scholen moeten sluiten. Één school in Vredepeel en één in Heide. SPOVenray hanteert bij sluiting een ondergrens van 30 leerlingen. Bij beide scholen lag het aantal kinderen ver onder de 30.

24 Bron: http://nl.wikipedia.org/wiki/Venray

(31)

Bij SPOVenray wordt er gestreefd naar integrale kindcentra. Dit betekent dat er naast onderwijs ook kinderopvang, peuterspeelzaal en andere kindgerelateerde organisatie in het gebouw worden ondergebracht.

De twee scholen die afgestoten zijn staan nog steeds te koop. In Vredepeel zijn zo’n 6 a 7 kavels die al 5 jaar te koop staan. Volgens de heer Hendriks van SPOVenray vragen mensen zich ook af of ze wel in Vredepeel willen wonen. Er is géén enkele voorziening, alleen een tankstation, een mini market, een kerk en een gemeenschapshuis. Er is een hele actieve bevolking maar dit is een te kleine groep. In Vredepeel wonen zo’n 240 mensen.

Op onderstaande afbeelding is te zien waar de scholen zich bevinden.

(32)

4.2.2 Regina Pacis in Vredepeel

De voormalige school Regina Pacis werd door de inwoners van Vredepeel gezien als een basisvoorziening, van groot belang voor de leefbaarheid van deze kleine kern.25

Bron: Google maps

Adres Johan van Wyttenhorstweg 1

Bouwjaar 1958 Gebruikt 1958-2011 Vloeroppervlakte 425,7 m² Perceeloppervlakte 1441 m² Inhoud Vraagprijs Onbekend Boekwaarde Geen

(33)

4.2.3 Hei in Heide

De voormalige school Hei staat in Heide. Heide is met 466 inwoners een van de kleinste dorpen binnen Venray. De dorpsraad in Heide werkt intensief samen met de dorpsbewoners om de leefbaarheid zo optimaal mogelijk te houden.26

Bron: Google maps

Adres Heidseweg 44 Bouwjaar 1953 Gebruikt 1953-2011 Vloeroppervlakte 500 m² Perceeloppervlakte 1990 m² Inhoud Vraagprijs Onbekend Boekwaarde Geen 26 Bron: http://www.wonenvenray.nl/site/load.php?page=640&category=805&item=1563

(34)

4.3 Borger-Odoorn (Drenthe)

De gemeente Borger-Odoorn ligt in het zuidoosten van de provincie Drenthe. De gemeente heeft ongeveer 26.000 inwoners, verdeeld over 26 dorpskernen, die in grootte uiteenlopen van nog geen 40 tot ruim 5000 inwoners. De gemeente is op te delen in twee sterk van elkaar verschillende gebieden. Het westelijke deel van de gemeente genaamd ‘’het zand’’ en het oostelijke deel ‘’het veen’’.

Het ‘’zand’’ heeft een dalende bevolking en vergrijst en ontgroent sterk, terwijl in het ‘’veen’’ relatief veel jonge gezinnen wonen. Dit wordt verklaard door krapte op de

woningmarkt en de fysieke leefomgeving in het zandgebied. Bewoners in beide krimpregio’s maken zich vooral zorgen om het sluiten van scholen en andere voorzieningen, wat ten koste gaat van de leefbaarheid. Bewoners hechten veel sociale en emotionele waarde aan voorzieningen die functioneren als ontmoetingsplaats. Ontmoetingsplaatsen lijken cruciaal voor de sociale cohesie.27

De gemeente Borger-Odoorn is Cittaslow geworden. Cittaslow is een internationaal kwaliteitskeurmerk voor kleinere gemeenten met een eigen, specifieke identiteit. Zij moeten een hoge kwaliteit bieden op het gebied van leefomgeving, landschap en streekproducten. Tevens werd er gekeken naar aspecten als gastvrijheid, milieu, infrastructuur en cultuur. Borger-Odoorn scoorde over de hele linie goed.28

4.3.1 OPO Borger Odoorn

OPO Borger Odoorn is met 12 scholen het grootste schoolbestuur in Borger Odoorn. In totaal zijn er 4 schoolbesturen in Borger-Odoorn. OPO borger Odoorn (12 scholen) Christelijke schoolbestuur CONOD (5 scholen), katholiek schoolbestuur (1 school), christelijk schoolbestuur (1 school).

OPO Borger-Odoorn is een schoolbestuur dat in 2008 de eerste signalen van krimp binnen kreeg. Er is daarna beter gekeken naar de leerlingenprognoses en de personeelslast. Volgens de prognoses bleek dat het aantal leerlingen zal dalen van 1581 leerlingen in 201o naar 1302 in 2015. Er bleek toen tevens dat de gemiddelde personeelslasten veel te laag waren ingeschat. Het ging hierbij om enkele duizenden euro’s per fte.

In de komende 3 jaar daalt het leerlingenaantal met 163 leerlingen. Dit is een daling van 11%. Door een dalend leerlingenaantal zal ook de hoogte van de vergoeding voor de

27 Bron:

http://www.vanmeernaarbeter.nl/bibliotheek/verschraling-voorzieningen-in-krimpregio-heeft-gevolgen-voor-sociale-cohesie

28 Bron: Brochure Wilgenlaan 1, Wijnholds makelaardij

(35)

afhankelijke zaken verminderen. Uit deze vergoeding worden de te maken kosten voor leermiddelen, ICT, medezeggenschap e.d. bekostigd.

Sinds 2010 zijn er 5 basisscholen gesloten door fusies. De ondergrens waarbij besloten wordt om te sluiten ligt bij OPO Borger Odoorn op 50. Op dat moment zal er een gesprek gevoerd worden over de leerlingenprognoses en indien de dalende lijn voortzet zal er worden gekeken of de school kan fuseren met een omliggende school. Er wordt per school geen uitzondering gemaakt.

Er is ten behoeve van de fusies nauwelijks nieuwbouw gerealiseerd. In plaats daarvan is er gebruik gemaakt van bestaande huisvesting. Alleen bij de fusie van Parklaan en Nieuw-Buinen 24 is de nieuwe school ondergebracht in een MFA(multifunctionele accommodatie). Hierin zijn diverse andere faciliteiten ondergebracht zoals een huisartsenpost, fysiotherapie, naschoolse opvang etc.

Op onderstaande afbeelding is de spreiding van de afgestoten schoolgebouwen te zien. Hierbij is te zien dat deze alle gelegen zijn in ‘’het veen’’ gedeelte van Borger Odoorn. In ‘’het veen’’ vindt de laatste jaren een terugloop van 0-15 jarigen plaats. Ook zitten er relatief veel scholen in een dorpskern. Mede hierdoor konden er fusies plaatsvinden. Van de 5 afgestoten schoolgebouwen, staan er nog 4. School Parklaan is gesloopt na de fusie van Nieuw-Buinen 24 en school Parklaan.

Volgens de heer Bruintjes, wethouder van de gemeente Borger-Odoorn is het momenteel al moeilijk een woning te verkopen in Borger-Odoorn, laat staan een schoolgebouw. Ook de eventuele bouw van 70 windmolens in de toekomst zorgt voor een waardevermindering van 10%. De functies die normaal in Borger-Odoorn aan de schoolgebouwen worden gegeven zijn: wonen, wonen-werken, en wonen voor bijzondere doelgroepen (gehandicapten, bejaarden).

(36)

4.3.2 Nieuw-Buinen 24 in Nieuw-Buinen

De voormalige school Nieuw-Buinen 24 is door de fusie van Nieuw-Buinen 24 en Parklaan leeg komen te staan. De bestemming die op deze locatie rust is bedrijvigheid.

Bron: Brochure Wilgenlaan 1, Wijnholds makelaardij

Adres Wilgenlaan 1 Bouwjaar 1978 Gebruikt 1978-2011 Vloeroppervlakte 780 m² Perceeloppervlakte 3.850 m² Inhoud 2850 m³ Vraagprijs €287.500,- k.k.

(37)

4.3.3 School Oost in Valthermond

De voormalige school Oost in Valthermond is in 2011 gesloten, nadat het gefuseerd is met de school De Aanloop. De ouders hadden de keuze hun kinderen naar De Aanloop te laten gaan of naar een school elders te sturen.

Bron: Google maps

Adres Gildeweg 2 Bouwjaar 1955 Gebruikt 1955-2011 Vloeroppervlakte 767 m² Perceeloppervlakte 2158 m² Inhoud 3450 m³ Vraagprijs €375.000,- k.k. Boekwaarde €575.000,-

(38)

4.4 Gemeente Borsele (Zeeland)

Borsele is een gemeente in Zeeland op het schiereiland Zuid-Beveland. Het is een dunbevolkt gebied met ongeveer 22.500 inwoners op een oppervlakte van 140 km² land. De gemeente wordt gekenmerkt door grote vlaktes landbouw-grond en kleine dorpjes. In de dorpjes is veel sociale controle. Er is veel enthousiasme onder de bevolking om hun eigen dorp levendig te houden en te blijven zorgen voor alle noodzakelijke

voorziening-en. Hieronder valt ook de voorziening basisschool. Er wordt in het dorp alles gedaan om de school in stand te houden. De gemeente Borsele voert dan ook een kleine kernenbeleid, waarbij wordt geluisterd naar de wensen van de lokale dorpsraad van elk dorp. Er is ook sprake van lichte rivaliteit tussen dorpen en er is sprake van scheiding tussen verschillende religieuze groepen. Hierdoor is het voor sommige ouders niet gewenst om hun kind naar een school te sturen van een rivaliserend dorp. Het kleine kernenbeleid van de gemeente Borsele komt dus voort uit de aard van het gebied en de wensen van de lokale bevolking. De scholen in de kleine dorpen worden dan ook in stand gehouden ondanks dat ze heel erg klein zijn.

4.4.1 Schoolbestuur Omnischolen

Het schoolbestuur Omnischolen valt binnen de gemeentelijke organisatie van Borsele. Dit is opmerkelijk omdat normaal gesproken een schoolbestuur geen onderdeel is van de gemeente. De naam Omnischolen doet vermoeden dat het gaat om een schoolbestuur dat zelfstandig opereert, maar eigenlijk functioneert Omnischolen nog steeds als een soort afdeling van de gemeente Borsele.

Omnischolen heeft als doel alle scholen in alle kernen zo lang mogelijk open te houden. Hierbij is het zaak de opheffingsnorm te ontwijken. Dit kan door scholen met een klein aantal leerlingen te fuseren met een school met een groot aantal leerlingen, zodat het gemiddelde aantal leerlingen nog boven de opheffingsnorm komt. Aan deze methode zijn echter ook regels verbonden, waardoor het soms toch onvermijdelijk wordt om een school te sluiten omdat de school onder de opheffingsnorm komt.

Omnischolen is een schoolbestuur voor openbaar onderwijs. Ze hebben concurrentie van meerdere andere schoolbesturen, waaronder een groot schoolbestuur met een confessionele grondslag. Er zijn pogingen ondernomen om samenwerking aan te gaan met dit schoolbestuur, maar die pogingen zijn mislukt. Om deze reden is er in zekere mate sprake van concurrentie, en moet Omnischolen op zijn hoede zijn als het gaat om hun positie binnen de verschillende dorpskernen.

(39)

Alle scholen die door krimp zijn leeg komen te staan, staan nog steeds te koop of worden gesloopt. Het betreft hier drie scholen die verspreid zijn over heel Borsele die nog leeg staan, en één gebouw in Ovezande (oranje) dat wordt gesloopt. Op onderstaande afbeelding is dit te zien.

(40)

4.4.2 School De Berenburcht in Baarland

De voormalige basisschool De Berenburcht in Baarland staat nog steeds te koop. Baarland is een dorp van 619 inwoners, en heeft na de sluiting van de Berenburcht geen school meer. De school is gesloten omdat het leerlingaantal onder de opheffingsgrens kwam.

Adres Schansstraat 6, Baarland

Bouwjaar 1972 Gebruikt 1972 tot 2010 Vloeroppervlakte 315 m² Perceeloppervlakte 1.099 m² Inhoud 790 m³ Vraagprijs €195.000,- Boekwaarde Onbekend

(41)

4.4.3 School De Linden in Ellewoutsdijk

De voormalige basisschool De Linden in Ellewoutsdijk staat tevens te koop. Ellewoutsdijk, een dorpje van 410 inwoners, heeft geen school meer na de sluiting van deze school. De school heeft altijd een zeer klein aantal leerlingen gehad. Op het einde was het leerlingaantal nog maar 11. De opheffingsnorm was toen duidelijk gepasseerd en de school moest worden gesloten.

Adres Van Hattumstraat 14, Ellewoutsdijk

Bouwjaar 1957 Gebruikt 1957 tot 2010 Vloeroppervlakte 235 m² Perceeloppervlakte 794 m² Inhoud 980 m³ Vraagprijs €175.000,- Boekwaarde Onbekend

(42)

4.4.4 School Franck van Borssele in Borssele

Adres Troyeweg 1, Borssele

Bouwjaar 1970 Gebruikt 1970 tot 2008 Vloeroppervlakte 520 m² Perceeloppervlakte 2000 m² Inhoud Ruim 2000 m³ Vraagprijs €224.500,- Boekwaarde Onbekend

(43)

4.5 Kerkrade (Zuid-Limburg)

De gemeente Kerkrade ligt in het zuidoosten van de provincie Limburg. De gemeente bestaat uit het conglomeraat Kerkrade en heeft ongeveer 47.000 inwoners.

Kerkrade maakt deel uit van de oostelijke mijnstreek en van de regio Parkstad. Deze regio heeft een kenmerkend karakter dat het bestaat uit vele verschillende kernen met veel groen. De reden hiervoor is dat in de tijd dat de mijnbouw opkwam er nog sprake was van verzuiling, en wijken opgebouwd werden voor mensen van een specifieke zuil. Door de opbloei van de regio door steenkoolwinning was de regio een welvarend gebied. Echter na de sluiting van de mijnen ontstond er grote werkeloosheid en vertrokken hoger opgeleiden. Na 1970 is geprobeerd de werkeloosheid op te vangen door industrie en overheidsdiensten naar

Kerkrade te halen. Na 1980 loopt de werkgelegenheid in de industrie weer af door concurrentie uit lage lonen landen.

Door vergrijzing en migratie loopt het aantal inwoners in Kerkrade af. Dit blijkt ook uit de onderstaande tabellen waarin over de tijd prognoses worden gegeven over de procentuele verandering van het aantal inwoners naar leeftijdscategorie.

De totale bevolking van Kerkrade: 2008-2020 2008-2015 2010-2015 2015-2020 2020-2030 2030-2040 Totale bevolking kerkrade -11,4% -6,5% -4,8% -5,2% -12,3% -15,6% 0-14 jaar -13,9% -10,2% -6,5% -4,1% 13,2% -23,5% 15-64 jaar -18,9% -10,3% -8,4% -9,6% -20,7% -17,3% 65 jaar of meer +17,1% +9,5% +8,6% +7,0% +8,6% -9,3%

Bron: Rapport Bevolkingsprognose en prognose woningvoorraadbehoefte, Parkstad Limburg Bron: CBS gemeente op maat, Kerkrade

(44)

Het aantal huishoudens in Kerkrade: 2008-2020 2008-2015 2010-2015 2015-2020 2020-2030 2030-2040 Totaal kerkrade -5,4% -2,2% -1,9% -3,2% -9,9% -14,1% 15-24 jarigen -31,1% -17,0% -14,8% -17,0% -17,8% -2,3% 25-39 jarigen -10,1% -8,3% -4,3% -2,0% -23,4% -19,5% 40-64 jarigen -13,6% -4,5% -5,4% -9,5% -19,3% -18,9% 65 jaar en ouder +16,9 +8,4% +8,1% +7,8% +11,1% -7,9%

Bron: rapport Bevolkingsprognose en prognose woningvoorraadbehoefte, Parkstad Limburg

Ook de woningvoorraadbehoefte neemt door de krimp af. Woningvoorraadbehoefte in Kerkrade: 2008-2020 2008-2015 2010-2015 2015-2020 2020-2030 2030-2040 Kerkrade -5,4% -2,2% -1,9% -3,3% -10% -14,2%

(45)

4.5.1 Schoolbestuur Movare

Het schoolbestuur Movare is een van de grootste schoolbesturen in Nederland, met circa 56 scholen en meerdere dislocaties die bij deze scholen horen. Movare heeft scholen in een grote regio in oost Zuid-Limburg. In de gemeente Kerkrade is Movare het enige grote schoolbestuur. Het schoolbestuur bestaat uit meerdere fusies van zowel professionele als vrijwillige besturen.

Van alle scholen die vrij zijn gekomen door de krimp is er slechts één gebouw dat niet volledig is herbestemd of is gesloopt. Dit is de dislocatie Haanrade van Basisschool De Blokkenberg, op het Vincent van Goghplein 1 in Kerkrade. Er is wel een gebouw herbestemd, namelijk de voormalige ZMLK School St. Jan Baptist aan de Krichelstraat 8. In september 2009 is hierin een dansschool gekomen, die is verhuisd naar deze nieuwe locatie.

Het gebouw op de Krichelstraat 8 is volledig gerenoveerd en de constructie is daarbij aangepast op de invulling. Eén van de twee zalen bevindt zich op de plek waar voorheen klaslokalen waren. De muren tussen de klaslokalen en de gang zijn gesloopt en vervangen door een draagconstructie29.

Bron: dance2move.nl

Bron: Google maps

(46)
(47)

4.5.2 Dislocatie De Blokkenberg te Haanrade

Deze voormalige school ligt in aan een plein in de wijk Haanrade. Haanrade is een buitenwijk van Kerkrade vlak aan de grens met Duitsland, en is omringd met groen.

Bron: Google maps

Adres Vincent van Goghplein 1, Kerkrade

Bouwjaar 1975 Gebruikt 1975 tot 2009 Vloeroppervlakte 1020 m² Perceeloppervlakte 6.000 m² Inhoud 3.360 m³ Boekwaarde €375.000,-

4.6 ’s-Hertogenbosch (Noord Brabant)

De gemeente ’s-Hertogenbosch ligt in Noord-Brabant. Met een bevolking van ongeveer 141.906 is het naar inwonersaantal de vierde stad van Noord-Brabant. Daarnaast is 's-Hertogenbosch het administratief en bestuurlijk centrum van de provincie.30

’s-Hertogenbosch is een gemeente die groeit en heeft daarom nog niet te maken gehad met afstoting van schoolgebouwen door krimp. Echter loopt het leerlingenaantal in sommige omliggende wijken van ’s-Hertogenbosch inmiddels wel terug. In het verleden zijn er wel gebouwen afgestoten omdat de gebouwen afgeschreven waren, realisatie van nieuwbouw of doordat de school een nieuwe locatie kreeg.

Volgens de heer Van Helvoort, beleidsmedewerker van de gemeente ’s-Hertogenbosch wordt er vaak besloten om de afgestoten schoolgebouwen te slopen of om er een tijdelijke functie in te plaatsen zoals een atelier of de plaatselijke fanfares. De gemeente weet namelijk niet wat ze met de gebouwen moet doen. Daarnaast is de vraag naar voorzieningen laag en ligt de woningbouw stil.

(48)

Een andere reden waarom de gemeente ervoor kiest om de gebouwen te slopen is doordat ze de grond waardevoller vinden dan het gebouw. Deze gebouwen uit de jaren 60 en 70 hebben geen emotionele of cultuurhistorische waarde en zijn vaak van een slechte kwaliteit. De grond wordt dan soms als tijdelijke groenvoorziening gebruikt en in een betere economische tijd alsnog verkocht.

Bron: CBS Gemeente op maat, ‘s-Hertogenbosch

4.6.1 Scholenbestuur ATO

Scholenbestuur ATO is een scholenbestuur voor openbaar onderwijs in ’s-Hertogenbosch.

ATO werkt sterk samen met scholenbestuur Signum (katholiek onderwijs in regio ‘s-Hertogenbosch) en de gemeente ’s-Hertogenbosch.

Onder ATO vallen ongeveer 20 basisscholen verspreid over de hele regio. Opvallend is dat ATO aangeeft dat er krimp in bepaalde wijken is en in andere wijken is er juist groei. Bij elkaar opgeteld is er sprake van groei, maar in bepaalde wijken zullen in de toekomst veranderingen moeten plaatsvinden om de krimp tegen te gaan.

De wijken waar krimp plaatsvindt zijn wijken waar eerst veel kinderen woonden. Vervolgens zijn deze kinderen ouder geworden, en zijn er geen nieuwe kinderen voor in de plaats gekomen. Er is in deze wijk dus op hele kleine schaal sprake van vergrijzing, waarna het aantal kinderen stabiliseert naar een lager niveau.

De wijken waar sprake is van groei zijn nieuwbouwwijken. In deze nieuwbouwwijken komen veel mensen wonen die jonge kinderen hebben. Na verloop van tijd zullen ook de kinderen in deze nieuwbouwwijken ouder worden en neemt het aantal leerlingen weer af. ATO heeft hier al rekening mee gehouden door een gedeelte van de onderwijshuisvesting flexibel en demontabel te bouwen. Een van de gebouwen is gebouwd met systeembouw en is na 20 jaar afgeschreven. Hierna zou het kunnen worden afgebroken, maar het gebouw is ook zo ingedeeld dat het zou kunnen dienen voor een ander doeleinde.

(49)

In een van de nieuwbouwwijken De Grote Wielen is er sprake van stagnerende groei. ATO verwachtte dat er meer groei zou zijn dan er in werkelijkheid is. De stagnatie wordt veroorzaakt door de crisis op de huizenmarkt. De huizen in De Grote Wielen worden niet meer verkocht, waardoor er geen nieuwe bewoners meer bij komen. Dit is echter een heel andere soort problematiek dan krimp, omdat men verwacht dat de wijk na verloop van tijd toch gevuld zal worden.

In de wijken waar er sprake is van krimp zullen er scholen in de toekomst moeten worden afgestoten wil het bestuur de onderwijshuisvesting aanpassen aan de krimp.

School Wat er aan de hand is: De Oberman Gaat in de toekomst krimpen.

De Hobbit Komt in de toekomst in de problemen door de krimp. School aan de

Kruisstraat Heeft een schoolgebouw voor 140 kinderen, maar heeft er 60. ’t Mozaiek Wordt samengevoegd in een brede school van kleinere omvang. Noorderlicht Deze school wordt nieuwbouw, waarbij de nieuwbouw kleiner wordt. Springplank Wordt gerenoveerd en kleiner gemaakt.

De Meander Deze school van 60 kinderen zou kunnen worden gefuseerd onder een ander schoolbestuur.

In steden is er altijd al sprake geweest van krimpende en groeiende gebieden. De krimp in een wijk is dus niet dezelfde soort krimp als in krimpgebieden.

(50)

5. Onderzoeksresultaten

5.1 Inleiding

Tijdens het uitvoeren van de casestudies zijn we tot een aantal onderzoeksresultaten gekomen. De onderzoeksresultaten kunnen opgesplitst worden in de resultaten van de hoofdvraagstelling en overige onderzoeksresultaten. De hoofdvraagstelling luidde: Wat kan de gemeente doen met afgestoten schoolgebouwen uit het primair onderwijs? In dit hoofdstuk zullen we antwoord geven op deze vraag door te laten zien wat er in de praktijk met afgestoten schoolgebouwen in krimpgebieden gebeurd. Vervolgens analyseren we deze resultaten. In hoofdstuk 6 geven we een eigen advies over hoe om te gaan met afgestoten schoolgebouwen.

(51)

5.2 Onderzoeksresultaten

Hieronder staat het overzicht van alle afgestoten scholen in de casestudies, en welke bestemming ze hebben gekregen.

Schoolbestuur School Bestemming

SPOVenray

Regina Pacis te Vredepeel Te koop

Hei te Heide Te koop

OPO Borger Odoorn

Nieuw Buinen 24 te

Nieuw-Buinen Te koop

School Oost te Valthermond Te koop De Kruiplank te

Drouwenermond Woon-werk functie

De Mondenhoek in

Exloërmond Woon-werk functie

School Parklaan te

Stadskanaal Gesloopt, over twee jaar nieuwe woningen. Movare (Kerkrade)

De Blokkenberg Haanrade te

Kerkrade Helft is te huur voor een maatschappelijke functie, de andere helft wordt gehuurd door een maatschappelijke stichting.

Dislocatie Jonkerbergstraat

te Kerkrade Gesloopt, bestemming is groen. SBO De Kring te Kerkrade Gesloopt, bestemming is

parkeerplaatsen ZMLK School St. Jan Baptist

te Kerkrade Particuliere dansschool Nassaustraat te Kerkrade Gesloopt

Jozef Eckstraat te Kerkrade Gesloopt Omnischolen (Borsele)

Berenburcht te Baarland Te koop De Linden te Ellewoutsdijk Te koop Frank van Borssele te

Borssele Te koop

De Zandplaat in Ovezand Tijdelijk huisvesting van gemeentelijke afdelingen i.v.m. de renovatie van het gemeentehuis, na tijdelijke herbestemming: sloop voor nieuwe ontwikkelingen ATO Den Bosch Nog geen afstoting

(52)

5.2.1 Analyse van de onderzoeksresultaten

Aan de onderzoeksresultaten is te zien dat in de meeste gevallen de gebouwen te koop staan of zijn gesloopt. Hieruit kunnen we concluderen dat schoolgebouwen zeer kansarm zijn op de vastgoedmarkt. Tijdens de interviews met de gemeenten werd ook duidelijk dat de gemeenten ervoeren dat de gebouwen zeer kansarm waren op de vastgoedmarkt. Desondanks lieten veel gemeenten de gebouwen te koop staan, maar in het geval van Kerkrade werden de gebouwen bijna allemaal gesloopt. In enkele gevallen was herbestemming wel succesvol.

(53)

5.2.2 Beslissingsschema

Om tot een goede beoordeling te komen van wat er gedaan moet worden met afgestoten schoolgebouwen denken wij dat de besluitvorming volgens het onderstaande schema eruit zou moeten zien. Uit de onderzoeksresultaten is echter af te leiden dat gemeenten er voor kiezen om het gebouw direct te koop te zetten of te slopen. De gemeenten zouden echter meer betrokken moeten zijn bij het proces voorafgaand aan stap 5A en 5B om tot een eerlijke afweging te komen.

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

To appear in Colloquia Mathema- tica Societatis Janos Bolyai 12 (A. Prekopa ed.) North-Holland publ. Reetz, Solution of a Markovian decision problem by successive over-

Copyright and moral rights for the publications made accessible in the public portal are retained by the authors and/or other copyright owners and it is a condition of

oplosbar® voodingaaouten «ij» woinig aanwaaiDo eiJfora voor sta^posii»« on «aangaan sijxt norwaal« Do ©iJfora voor ijaer on alraalniusi aijn gun «fei g laag» Vm «tiruktuur

Zowel goed groeiende planten als slecht groeiende planten zijn uitgegraven en vervolgens zijn de zowel de plant als de wortels onderzocht op de aanwezigheid van Rhizoctonia..

De feature 4D mogelijkheden is zeker niet van toepassing voor alle ontwerpsituaties, mogelijk voor Ontwerpsituatie B: Bouwteam, Ervaring met 3D, Ontwerpsituatie C: Turn-key

Kwetsbare soorten voor energie-infrastructuur in Nederland; Overzicht van effecten van hernieuwbare energie-infrastructuur en hoogspanningslijnen op de kwetsbaarste soorten

The survey cond ucted also indicated that approximately 70% of the community had general knowledge on env i ronmental contamination while 30% did not but 100%

Een bijzonder aspect bij zowel roeien als zwemmen is dat de sporter tijdens deze afzet niet alleen zichzelf in be- weging brengt, maar ook het water rondom zijn