Inhoud periodeschrift / wat moet je weten?
- Wat is geologie?
- Verschillende theorieën over het ontstaan van het heelal en de aarde. - Ouderdomsbepaling (meten van radioactiviteit en gidsfossielen). - Wat is de geologische tijdschaal?
- Over een aantal periodes uit de geologische geschiedenis kunnen zeggen wat voor klimaat er toen op aarde was, wat voor dieren/planten en leefden en hoe de continenten in die tijd lagen (paleogeografie).
- De opbouw van de aarde in verschillende lagen.
- Je weet wie Alfred Wegener was, wat hij heeft ontdekt en welke bewijzen hij daar voor had. - Je weet wat convectiestromen zijn en wat het gevolg is van deze convectiestromen.
- Je weet hoe platentektoniek werkt en welke verschillende plaatbewegingen er zijn. - Je weet wat er bij de verschillende plaatbewegingen gebeurt (proces, effecten, soort
aardbevingen, soort vulkanisme). Ook kun je van elke beweging een voorbeeld noemen. - Je kunt een onderverdeling maken van gebergtes naar hoogte.
- Je weet wat plooiingsgebergten zijn en hoe deze zijn ontstaan. - Je weet op wat voor soort plekken veel vulkanen voorkomen.
- Je weet hoe een vulkaanuitbarsting ontstaat en je kunt enkele gevolgen van vulkaanuitbarstingen noemen.
- Je weet de verschillende onderdelen van een vulkaan te benoemen (magmahaard, kraterpijp, krater, as/rook, lava, vulkanische bommen).
- Je weet wat het verschil is tussen actieve, dode en slapende vulkanen.
- Je weet wat een spleetvulkaan, een schildvulkaan, een stratovulkaan (samengestelde vulkaan) en een calderavulkaan is en kunt er enkele kenmerken van noemen.
- Je weet hoe aardbevingen ontstaan en je kunt enkele gevolgen van aardbevingen noemen. - Je bent bekend met het epicentrum, het hypocentrum de San Andreasbreuk en ‘aardbeving
bestendig’ bouwen.
- Je weet hoe een tsunami ontstaan.
- Je weet wat bedoeld wordt met de ‘Ring van vuur’.
- Je weet welke verschillende soorten (hoofdgroepen) gesteenten er zijn en je kunt van elk soort gesteente twee voorbeelden noemen.
- Je weet wat de gesteentekringloop is en hoe deze werkt.
- Je weet wat verwering is en wat het verschil tussen mechanische, organogene, chemische verwering is.
- Je weet wat een karstgebergte is, hoe deze ontstaat en je weet enkele verschijnselen van een karstgebergte te noemen.
Inhoud periodeschrift / wat moet je weten?
- Wat is geologie?
- Verschillende theorieën over het ontstaan van het heelal en de aarde. - Ouderdomsbepaling (meten van radioactiviteit en gidsfossielen). - Wat is de geologische tijdschaal?
- Over een aantal periodes uit de geologische geschiedenis kunnen zeggen wat voor klimaat er toen op aarde was, wat voor dieren/planten en leefden en hoe de continenten in die tijd lagen (paleogeografie).
- De opbouw van de aarde in verschillende lagen.
- Je weet wie Alfred Wegener was, wat hij heeft ontdekt en welke bewijzen hij daar voor had. - Je weet wat convectiestromen zijn en wat het gevolg is van deze convectiestromen.
- Je weet hoe platentektoniek werkt en welke verschillende plaatbewegingen er zijn. - Je weet wat er bij de verschillende plaatbewegingen gebeurt (proces, effecten, soort
aardbevingen, soort vulkanisme). Ook kun je van elke beweging een voorbeeld noemen. - Je kunt een onderverdeling maken van gebergtes naar hoogte.
- Je weet wat plooiingsgebergten zijn en hoe deze zijn ontstaan. - Je weet op wat voor soort plekken veel vulkanen voorkomen.
- Je weet hoe een vulkaanuitbarsting ontstaat en je kunt enkele gevolgen van vulkaanuitbarstingen noemen.
- Je weet de verschillende onderdelen van een vulkaan te benoemen (magmahaard, kraterpijp, krater, as/rook, lava, vulkanische bommen).
- Je weet wat het verschil is tussen actieve, dode en slapende vulkanen.
- Je weet wat een spleetvulkaan, een schildvulkaan, een stratovulkaan (samengestelde vulkaan) en een calderavulkaan is en kunt er enkele kenmerken van noemen.
- Je weet hoe aardbevingen ontstaan en je kunt enkele gevolgen van aardbevingen noemen. - Je bent bekend met het epicentrum, het hypocentrum de San Andreasbreuk en ‘aardbeving
bestendig’ bouwen.
- Je weet hoe een tsunami ontstaan.
- Je weet wat bedoeld wordt met de ‘Ring van vuur’.
- Je weet welke verschillende soorten (hoofdgroepen) gesteenten er zijn en je kunt van elk soort gesteente twee voorbeelden noemen.
- Je weet wat de gesteentekringloop is en hoe deze werkt.
- Je weet wat verwering is en wat het verschil tussen fysische en chemische verwering is. - Je weet wat een karstgebergte is, hoe deze ontstaat en je weet enkele verschijnselen van een
karstgebergte te noemen.