• No results found

Clazina Kluyver

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "Clazina Kluyver"

Copied!
4
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

Clasina Albertina KLUYVER (1884-1974) [1816 woorden]

KLUYVER, Clasina Albertina (geb. Breda 23-9-1884 – gest. 's-Gravenhage 7-10-1974). Feministe,

ambtenares ministerie van Buitenlandse Zaken en Nederlands gedelegeerde bij de Volkenbond. Dochter van Jan Cornelis Kluyver, hoogleraar in de wiskunde, en Marie Honigh. Gehuwd op 17-10-1907 met jhr. Benjamin de Jong van Beek en Donk. Dit huwelijk, op 2-2-1920 door echtscheiding ontbonden, was kinderloos.

Clasina Kluyver in 1916 (Archief Kluyver, NA)

Clasina Kluyver omschreef zichzelf als ‘humanist, feministe en internationalist’. Ze werd geboren op 23 september 1884 in Breda, maar bezocht in Leiden de HBS voor meisjes omdat haar vader daar inmiddels hoogleraar in de wiskunde was geworden. Ze kon goed leren. Als toehoorder volgde ze ook nog eens Latijn en Grieks aan het gymnasium. In 1901 behaalde ze het diploma HBS-B. Het daarop volgende jaar schreef ze zich in aan de Rijksuniversiteit Leiden, in eerste instantie om medicijnen te studeren, een studie die ze overigens niet afmaakte. In 1904 legde ze het kandidaatsexamen plant- en dierkunde af; in 1906 deed ze kandidaatsexamen medicijnen.

Tijdens haar studie was ze, net als haar moeder, lid van de Vereeniging voor Vrouwenkiesrecht. Die vereniging had het feministische gedachtengoed krachtig omarmd, waarmee deze zich

onderscheidde van de concurrerende, volgens Kluyver ‘deftiger’ maar gematigder Nederlandsche Bond voor Vrouwenkiesrecht (1907-1920), die ontstond toen ontevreden leden opstapten bij de Vereeniging. Kluyver werd lid van het hoofdbestuur van de Vereniging, maar trad ook wel op als spreekster op bijeenkomsten van de Bond.

In 1907 trouwde ze met de drie jaar oudere jurist Benjamin de Jong van Beek en Donk, werkzaam bij het ministerie van Justitie en lid van het Comité Vrede door Recht. Via hem kwam ze terecht in de kring van de vredesbeweging en het internationalisme. Zelf werd ze ook actief in dit milieu. In 1909 maakte ze naam met een lezing over vredesvraagstukken voor de Vereeniging van Vrouwelijke Studenten te Leiden. Het jaar daarop werd ze gevraagd als secretaris van het dagelijks bestuur van de Nationale Vrouwenraad van Nederland (NVR), een functie die ze tot 1914 vervulde. Ze hield er al spoedig een ontwikkeld feministisch ideeëngoed aan over. Zo schreef ze in juli 1912 een artikel in het blad De Vrouw in de XXe Eeuw, waarin ze pleitte voor het inzetten van huwelijkse voorwaarden ter bescherming van het eigen, onvervreemdbare auteursrecht van de gehuwde vrouw. Vanaf december 1912 schreef ze 1

(2)

enige tijd columns over vrouwenrechten voor het Vrijzinnig Democratisch Weekblad ‘De Zuid-Hollander’ van de Vrijzinnig-Democratische Bond (VDB). Als deskundige voor de buitenlandse politiek had ze invloed op het partijprogram van de VDB. Jarenlang maakte ze deel uit van het hoofdbestuur. Ook schreef ze artikelen over vrouwenrechten voor het blad Wereldkroniek. Aldus was ze betrokken bij de internationale vrouwenconferentie van 1913. Ook daarna bleef ze nog actief in de NVR en lid van de Internationale Vrouwenraad. Denkelijk omdat ze de organisatie te weinig feministisch vond, wees ze in 1913 een verzoek af van de Algemeene Nederlandsche Vrouwenvereeniging om toe te treden tot het bestuur. Liever bepaalde ze zich tot de in 1888 georganiseerde International Council of Women.

Ook was ze nauw betrokken bij de Nederlandsche Anti Oorlog Raad (NAOR) die op 8 oktober 1914 mede door haar man werd opgericht. Clasina trad op als hoofd van het Bureau en

plaatsvervangend secretaris. Ook de NAOR had internationale vertakkingen. Met haar man en enkele andere Nederlandse gedelegeerden nam ze vanaf 1915 deel aan het vredesinitiatief van de Amerikaanse automobielmaker Henry Ford. Die belegde van februari tot juli 1916 een reis- en

samenwerkingsprogramma met vergaderingen in Stockholm als voorbereiding op een Neutral

Conference for Continuous Mediation. Ze genoot naar eigen zeggen van het door Henry Ford bekostigde luxe hotel en bleef tot het laatst van de conferentie in Stockholm, nadat de andere Nederlandse

gedelegeerden al waren vertrokken. Sindsdien ijverde ze voor de oprichting van een Volkenbond. In april 1917 hield ze een voordracht ‘De vrouw en de vredesbeweging in verband met de internationale verhoudingen’ voor het Nationaal congres van het Nederlandsch Comité van Vrouwen voor Duurzame Vrede. In januari 1918 stelde ze zich kandidaat namens de ‘Lijst van Vrouwen in de Vredesbeweging’ voor het Vrouwenparlement, een initiatief van het weekblad De Amsterdammer. Mogelijk gestimuleerd door het initiatief van de NAOR uit het voorjaar van 1918 om Nederland een bemiddelende rol te laten spelen in het op gang brengen van vredesonderhandelingen tussen Duitsland en de geallieerden, ontwikkelde haar belangstelling voor vredesvraagstukken zich sindsdien in een meer internationaal-juridische richting. In 1919 publiceerde ze de brochure Het ontwerp-Volkerenbond van de Vredesconferentie te Parijs, waarin ze een toelichting gaf op de bepalingen. In december van dat jaar maakte ze als enige vrouw deel uit van de Nederlandse delegatie op een in Brussel georganiseerde conferentie die vooruit liep op de oprichting van een volkenbond. Voor de Nationale Vrouwenraad bracht ze in die tijd adviezen uit inzake volkenrechtelijke kwesties en onderhield ze internationale contacten. Ze speelde verder een rol in de Internationale Vrouwenbond voor Vrede en Veiligheid. In 1920 werd haar huwelijk ontbonden door echtscheiding. Clasina werd dat jaar aangesteld bij het ministerie van Buitenlandse Zaken – als commies (pas jaren later werd ze bevorderd tot referendaris). Ze was er belast met Volkenbondszaken. Dat jaar verscheen, onder auspiciën van het International

Intermediary Institute te Den Haag, het door haar samengestelde Documents on the League of Nations. Ook politiek bleef ze actief. In 1920, 1921 en 1924 werd ze door de VDB gevraagd als kandidaat voor de Tweede Kamer. Ze gaf echter de voorkeur aan haar ambtelijke functie. Ook een kandidatuur die haar in 1923 werd aangeboden voor de 1e Kamer wees ze om die reden af. Vanaf 1921 was ze secretaris van de jaarlijks afreizende Nederlandse delegatie bij de Volkenbond – in 1929 zelfs plaatsvervangend

gedelegeerde. Ze behoorde tot een select internationaal gezelschap van slechts vijf vrouwen die als lid wisten door te dringen tot Volkenbondscommissies.

Intussen bleef ook de vrouwenbeweging een beroep doen op haar talenten. Geregeld werd aan Clasina getrokken vanuit diverse vrouwenorganisaties, niet alleen als spreekster van lange, geheel uitgeschreven toespraken, maar ook om bestuursfuncties te aanvaarden, zowel in Nederland als in internationaal verband. Daarbij zal een rol hebben gespeeld dat ze goed Engels sprak en schreef. Ook in het Frans drukte ze zich publiekelijk uit. De International Woman Suffrage Alliance feliciteerde haar zelfs met haar taalbeheersing na het plaatsen van een door haar geschreven artikel in hun blad. Tegen die achtergrond was het ook niet verwonderlijk dat ze in 1927 betrokken was bij de oprichting van de

(3)

Nederlandse Soroptimistenclub, die opkwam voor de belangen van vrouwen. Toch was ze bepaald terughoudend in het aangaan van bestuursverplichtingen, zich beroepend het ontbreken van haar formele (juridische) kwalificaties en onder het waarschuwen tegen het aannemen van middelmatige krachten.

Op 19 september 1926 voerde zij voor het eerst zelf het woord in de Tweede Commissie van de Volkenbond die waakte over de technische organisaties. Ze was daar de vervangster van de Nederlandse gedelegeerde J.P.A. François, chef van de Afdeling Volkenbondszaken van het ministerie. Het was de eerste keer dat een vrouw namens Nederland in de Volkenbond het woord voerde.1 In september 1927

werd ze als eerste Nederlandse vrouw ook benoemd tot gedelegeerde – in de commissie voor sociale en humanitaire vraagstukken. Hier deed zij van zich spreken door in felle termen de problematiek van vrouwenhandel en prostitutie aan de kaak te stellen.2 Ook trad ze op in de commissie inzake

ontwapening, een onderwerp dat haar na aan het hart bleef liggen. Als overtuigd pacifiste zegde ze in februari 1928 zelfs haar VDB-lidmaatschap op. In een brief aan P.J. Oud, secretaris van de VDB, schreef ze dat ze zich niet kon verenigen met het door de VDB uitgedragen standpunt met betrekking tot

ontwapening. Als lid van de Vereeniging voor Volkenbond en Vreede was ze een regelmatig gevraagd spreekster op bijeenkomsten in het land, waar ze haar opvattingen over internationale ontwapening uitdroeg. Terug bij de Volkenbond werd ze in 1930 tevens tot technisch deskundige benoemd, nadat ze het jaar daarvoor ook al was toegetreden tot de vierde commissie, die zich bezig hield met de begroting en het intern beheer. Vanaf 1932 was ze zelfs plaatsvervangend vertegenwoordiger voor Nederland. Ondanks de oplopende internationale spanningen in de jaren dertig, bleef Clasina geloven in het pacifisme. Nog in april 1940 voerde ze het woord op een studieconferentie over de beginselen van internationale samenwerking gericht op een blijvende vrede, die in Den Haag werd gehouden en waarin ze aangaf ervan uit te gaan dat staten uiteindelijk soevereiniteit zouden willen inleveren ten behoeve van duurzame vrede.3

Haar vertrouwen in de kracht van het pacifisme werd ernstig beschadigd in de vroege ochtend van 10 mei 1940. In Den Haag moest ze al snel constateren dat ze gegeven de oorlogsomstandigheden bij Buitenlandse Zaken weinig meer kon doen. In de maanden na de Duitse inval werd het

departementsgebouw aan het Plein door rijkscommissaris Syess Inquart in gebruik genomen. Een deel van de ambtenaren werd ondergebracht in kamers behorende bij de Eerste Kamer op het Binnenhof. Zelf werd Kluyver in de eerste maanden van de bezetting verhoord door de SD na de arrestatie van enkele ambtenaren die naar de BBC radio hadden geluisterd. Bij dat verhoor werd haar gevraagd of ze thuis ‘deutschfeindliche Literatur’ bezat. Haar ondervragers waren het met haar eens dat

Volkenbondsgeschriften daar niet zonder meer toe kon worden gerekend en ze werd dan ook vrijgelaten. In de oorlog assisteerde ze naar eigen zeggen van tijd tot tijd haar mentor professor Jean François bij het opstellen van juridische verweren tegen het doden van gijzelaars. Toen ook daar een einde aan kwam, werd ze als ambtenaar geplaatst bij Justitie, het departement van haar keuze als alternatief voor Buitenlandse Zaken. Ze kwam terecht bij de vertaalafdeling en verzorgde vertalingen van diverse

verordeningen en regelingen/aanwijzingen van Nederlands naar Duits en omgekeerd. Dat voelde na een tijdje toch als een vorm van collaboratie, waarop ze op 1 januari 1942 haar ontslag wist te verkrijgen. Vervolgens zat ze met wachtgeld thuis, maar hield François in het Vredespaleis met diens onderzoek voor zijn Handboek van het Volkenrecht. Dit hield ze vol tot aan de Bevrijding.

1 Bericht in de Sumatra Post, 21-09-1926. 2 Bericht in NRC, 16-09-1927.

3 Haagsche Courant, 13-04-1940.

(4)

Dat jaar werd ze bij Buitenlandse Zaken benoemd tot hoofd van de nieuwe Afdeling Verenigde Naties. De laatste Volkenbondsvergadering koos haar in april 1946 tot rapporteur van de commissie belast met de financieel-administratieve afwikkeling. Na haar pensionering bleef ze aan Buitenlandse Zaken verbonden als algemeen buitengewoon honorair adviseur. Met François bleef ze daarnaast werken aan diens Handboek van het Volkenrecht. Ook stelde ze zich (in de provincies Groningen en Drenthe) verkiesbaar voor de Eerste Kamer voor de Partij van de Arbeid, voor het eerst in 1946. Voor de Tweede

Kamerverkiezingen gehouden op 25 juni 1952 was ze kandidaat voor de PvdA. Ze werd echter niet gekozen.

In de jaren na de oorlog ontwikkelde ze een hernieuwd engagement met het feminisme. Ze schreef hoofdartikelen voor het blad Vrouwenbelangen en werd met regelmaat geconsulteerd vanuit diverse hoeken van de vrouwenbeweging. Zo ook door Willemien Posthumus-van der Goot in het kader van de door haar geschreven monografie over de vrouwengeschiedenis: Van moeder op dochter. Het aandeel van de vrouw in een veranderende wereld uit 1948. Kluyver leverde commentaar (overigens pas na verschijnen van het boek in 1e druk) op de diverse daarin beschreven internationale verwikkelingen.

Na 1950 trok ze zich geleidelijk terug uit het openbare leven.

Naslagwerken

L.E. van Holk, 'KLUIJVER, Clasina Albertina (1884-1974)', in Biografisch Woordenboek van Nederland. URL:http://resources.huygens.knaw.nl/bwn1880-2000/lemmata/bwn1/kluijver [12-11-2013]

[Biografisch Woordenboek van Nederland 1 (Den Haag 1979)]

Publicaties

Clasina Kluyver schreef een groot aantal artikelen, met name voor bladen verbonden met de vrouwenbeweging. Daarnaast publiceerde ze:

Requête adressée aux gouvernements et aux parlements des états neutres représentés à la deuxième conférence de La Haye (Stockholm : s.n., 1916) [met John Daniel Barry, Christine Clasine van Bosse] Het ontwerp-Volkerenbond van de Vredesconferentie te Parijs (Den Haag: Nijhoff, 1919)

Documents on the League of Nations (Leiden: Sijthoff, 1920)

La Hollande, membre de la Société des Nations (Den Haag: Nijhoff, 1926)

Locarno : tekst van de oorkonden van Locarno in het Fransch en in Nederlandsche vertaling (Den Haag: Nijhoff, 1926)

Arbitrage- en conciliatie-verdragen (Den Haag: Belinfante, 1928)

Literatuur

A.F.W. Lunsingh Meyer, 'Vredesbeweging en internationaal leven', in M.G. Schenk, Vrouwen van Nederland 1898-1948 (Amsterdam, 1948) 300

H.F. van Panhuys, 'Mevrouw C.A. Kluyver tachtig jaar', in NRC 19-9-1964, 7

Gesina H.J. van der Molen, 'C.A. Kluyver, Den Haag', in Mededelingen van de Vereniging van Vrouwen met Academische opleiding 41 (1975) 16.

Fredriek Dufour-Briët, Haagse debatingclub voor vrouwen : honderd jaar van Strijd staalt naar Kring tot Gedachtenwisseling, 1898-1998 (s.l., s.n., 1998) 21.

Archief

Nationaal Archief, Den Haag, 2.21.237, Collectie 455: Kluyver-De Jong van Beek en Donk, 1909-1967, Bibliotheek Vredespaleis, Den Haag: Collectie Kluyver.

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

De leden van de Maatschappij gingen akkoord met de voorgestelde veranderingen en op 2 januari 1857 stelt de nieuwe 28-koppige redactie zich voor in het eerste nummer van het

Archive for Contemporary Affairs University of the Free State

The aim of this research was to analyse the profile of nutrition interventions for combating micronutrient deficiency with particular focus on food fortification reported in

Lise Rijnierse, programmaleider van ZZ-GGZ benadrukte dat dit het moment was om argumenten voor deze signalen aan te scherpen of te komen met argumenten voor alternatieve

The study revealed that ALHIV have several self- management needs; a programme that will support adolescents and their caregivers to acquire self-management skills may

In het eerder genoemde voortreffelijke artikel van Attewell en Rule, worden de mogelijke consequenties van automatisering onderverdeeld naar vijf aspecten te

The Search and Anchoring in Video Archives (SAVA) task at MediaEval 2015 consists of two sub-tasks: (i) search for multimedia content within a video archive using multimodal

Figuur 2: Aantalpercentages van de gevangen vissen in de Dommel tijdens de campagne april 2007 paling 30% riviergrondel 23% baars 11% blankvoorn 8% zonnebaars 7% snoek 7