• No results found

‘Das Erfolgsmodell Soziale Marktwirtschaft’ De toe-eigening van het begrip soziale Marktwirtschaft door de SPD 1990-2015

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "‘Das Erfolgsmodell Soziale Marktwirtschaft’ De toe-eigening van het begrip soziale Marktwirtschaft door de SPD 1990-2015"

Copied!
1
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

‘Das Erfolgsmodell Soziale Marktwirtschaft’

De toe-eigening van het begrip soziale Marktwirtschaft door de SPD 1990-2015

Nienke Post

Masterscriptie Duitslandstudies scriptiebegeleiding dhr. dr. H. Jürgens

(2)

Inhoudsopgave

Inleiding 3

Hoofdstuk 1 Vermijding van het begrip soziale Marktwirtschaft 16

Hoofdstuk 2 Renaissance der sozialen Marktwirtschaft 26

Hoofdstuk 3 Tussen moderniseren en traditie 30

Hoofdstuk 4 Interne kritiek 39

Hoofdstuk 5 De SPD en Initiative Neue Soziale Marktwirtschaft 48

Conclusie 58

Literatuurlijst 58

Afbeeldingen 73

Bijlage 1 Verkiezingsprogramma 2009 74

(3)

Inleiding

‘Entweder wir modernisieren, und zwar als Soziale Marktwirtschaft, oder wir werden modernisiert, und zwar von den ungebremsten Kräften des Marktes, die das Soziale beiseite drängen würden.’1 Met deze woorden kondigde SPD-Bondskanselier Gerhard Schröder tijdens zijn regeringsverklaring voor rood-groen II de hervormingen van de verzorgingsstaat aan. Schröder gebruikte de sociale markteconomie als uitgangspunt voor deze hervormingen vanaf 2003. Opvallend is dat de sociale markteconomie voorheen vooral een begrip van de CDU was en het werd geassocieerd met het Wirtschaftswunder na de Tweede Wereldoorlog.2

In dit onderzoek staat de vraag centraal welke rol het begrip sociale markteconomie speelde voor de Sozialdemokratische Partei Deutschland (SPD) in het Duitse politieke debat om de

verzorgingsstaat te moderniseren vanaf 1998. De CDU maakte het politieke begrip bekend en geliefd door de economische opleving na de Tweede Wereldoorlog: het Wirtschaftswunder. De SPD had zich voor de val van de muur en de hereniging niet met begrip verbonden. Wel had de partij het concept van de gemengde economie in haar grondbeginselprogramma, Das

Godesberger Programm, in 1959 opgenomen. Het bekendste voorbeeld hiervan is de zin uit het

programma: ‘So viel markt wie möglich, so viel Planung wie nötig.’3 Voor de SPD was eind jaren vijftig het begrip sociale markteconomie echter nog te veel verbonden met het toenmalige neoliberalisme en de CDU.

Voor het Godesberger Programm was de geleide planeconomie het economische ideaal van de SPD. Dit veranderde dus in 1959, maar de SPD gebruikte bewust niet het begrip sociale markteconomie voor haar ideaal van de gemengde economie. Dit deed de partij om zich af te zetten tegen de andere grote Duitse politieke partij de CDU. Vanaf de jaren zeventig gebruikten andere politiek partijen zoals de FDP het begrip sociale markteconomie wel. Door de opmars van het gebruik van het begrip werd de sociale markteconomie de algemene aanduiding van Duitse politici voor de nationale economie. Het begrip sociale markteconomie is sinds de jaren negentig

1 Regeringsverklaring 2003 G. Schröder Plenarprotokoll 15/32 Stenografischer Bericht Deutscher Bundestag, 14 maart 2003.

2 Ibidem. M. Spoerer, ‘Wohlstand für alle? Soziale Marktwirtschaft’ in: T. Hertfelder e.a. (ed.), Modell Deutschland.

Erfolgsgeschichte oder Illusion (Göttingen 2007) 10-27. M. Nonhoff, Politischer Diskurs und Hegemonie. Das Projekt “Soziale Marktwirtschaft” (Bielefeld 2006) 9-11.

3 Grundsatzprogramm SPD 1959, ‘Godesberger Programm’ (1959) (Geraadpleegd via Friedrich-Ebert Stiftung

(4)

een nationaal discours geworden. Na de Duitse eenwording heeft het begrip namelijk een

belangrijke rol gekregen in het politieke debat. Ook de SPD ging vanaf de eenwording het begrip sociale markteconomie gebruiken. Politieke partijen eigenden de sociale markteconomie toe in een strijd om de invulling van het begrip.4

Het begrip sociale markteconomie wordt gebruikt om een positie in te nemen ten opzichte van belangrijke politieke thema’s, zoals de hervorming van de verzorgingsstaat. Politieke

tegenstanders identificeren elkaar aan de hand van de verschillende invullingen van het begrip. Alle politieke partijen gebruiken hetzelfde begrip, terwijl de betekenis van ‘sociaal’ en ‘markt’ volgens elke partij anders is. De sociale markteconomie als aanduiding voor de Duitse economie geeft inzicht in het algemene beeld dat Duitse politici hebben van hun nationale economie: deze vormt een middenweg tussen een vrijemarkteconomie en een gecoördineerde economie. De onheldere definitie, oftewel de ‘vaagheid’ van het begrip, maakt het bruikbaar voor politieke partijen om er zelf invulling aan te geven. Wat is een ‘markteconomie’? En wat wordt er bedoeld met ‘sociaal’? Er is nooit wettelijk vastgelegd wat de sociale markteconomie precies inhoudt. Door politieke partijen wordt het begrip wel gedefinieerd, maar ook binnen partijen kan de invulling per periode verschillen.5

Geschiedenis van het begrip sociale markteconomie

Het basisidee van de sociale markteconomie is ontstaan aan de Universität Freiburg.

Verschillende economen en juristen van de Freiburger Schule, zoals Walter Eucken, Franz Böhm en Leonhard Miksch, ontwikkelden vanaf de jaren dertig economische ideeën in het tijdschrift

ORDO. Hun economische ideeën gingen uit van een vrije markt, waar de staat het juridische 4 Spoerer, ‘Wohlstand für alle? Soziale Marktwirtschaft’ in Modell Deutschland, 10-27. Nonhoff, Politischer

Diskurs und Hegemonie, 9-11. Freiburger Thesen zur Gesellschaftspolitik der Freien Demokratischen Partei

(Beschlossen auf dem Bundesparteitag in Freiburg vom 25./27. Oktober 1971) via Friedrich-Naumann-Stiftung für die Freiheit via http://www.karl-hermann-flach-stiftung.org/Liberale-Dokumente/299c196/index.html M. Nonhoff, ‘Soziale Marktwirtschaft für Europa und die ganze Welt! Zur Legitimation ökonomischer Hegemonie in den Reden Angela Merkels’, Levithan 40:27 (2012) 262-286. J. Husmann-Driessen, Proefschrift Universität Duisburg-Essen:

Die Ideologiesprache der beiden Volksparteien SPD und CDU in ihrer Grundsatzprogrammatik seit der Gründung der Bundesrepublik Deutschland (2006) 104, 181, 395. Via:

http://duepublico.uni-duisburg-essen.de/servlets/DerivateServlet/Derivate-15771/Diss.pdf G. G. Stötzel en M. Wengeler, Kontroverse Begriffe.

Geschichte des öffentlichen Sprachgebrauchs in der Bundesrepublik Deutschland (1995 Berlin) 51.

W. Abelshauser, ‘Wandlungen der Sozialen Marktwirtschaft. Des Kaisers neue Kleier?’ (versie 6 januari 2009) http://www.romanherzoginstitut.de/uploads/tx_mspublication/RHI-Position_7_Abelshauser.pdf (20 maart 2013) 4-8, 36. J. T. Weishaupt ‘Germany after a Decade of Social Democrats in Government: The End of the Continental Model?’, German Politics 19: 2 (2010) 105-122.

5 Abelshauser, ‘Wandlungen der Sozialen Marktwirtschaft. Des Kaisers neue Kleier?’, 4-8, 36. Weishaupt ‘Germany after a Decade of Social Democrats in Government’, 105-122. De basis voor de Duitse verzorgingsstaat is gelegd toen Bondskanselier Otto von Bismarck vanaf 1880 sociale wetten invoerde.

(5)

raamwerk voor vaststelt: de Ordnung. Er is in deze opvatting geen directe staatsinterventie, maar de staat stelt regels en handhaaft deze. In verschillende westerse landen ontstond het idee dat de staat een meer interveniërende rol moest vervullen als reactie op de economische depressies in de jaren twintig en dertig. Zowel de hyperinflatie van 1923 als de beurskrach van 1929 hadden grote maatschappelijke consequenties, waardoor het kapitalisme als systeem in diskrediet raakte. Vanaf de jaren dertig ontstonden er uiteenlopende economische ideeën over een vernieuwde vorm van het liberalisme, waarbij indirecte staatsinterventie de vrije markt ondersteunt. Deze ideeën worden onder de noemer neoliberalisme geschaard, waarbinnen het ordoliberalisme een stroming is. Econoom André Schmidt omschrijft de verhouding van het ‘ordoliberalisme’ tot de toen dominante economische systemen het ‘totalitaire socialisme’ en het kapitalisme als een Derde Weg. Dit is een term die gebruikt wordt voor een economisch alternatief tussen het socialisme en het kapitalisme in.6

Het begrip sociale markteconomie werd in 1946 voor het eerst gebruikt in het boek

Wirtschaftslenkung und Marktwirtschaft van de Duitse econoom Alfred Müller-Armack. Zijn

idee van de sociale markteconomie is geïnspireerd door het ordoliberalisme. Het uitgangspunt is, anders dan het ordoliberale idee, dat de staat niet alleen een Ordnung moet instellen, maar zich ook bezig moet houden met Prozesspolitik. De staat had volgens Müller-Armack bijvoorbeeld een verantwoordelijkheid in de Sozialpolitik. Hij pleitte voor een minimumloon en

inkomensafhankelijke belasting.7

Na de Tweede Wereldoorlog ontstonden er verschillende vormen van ‘gemengde economieën’. Dit is een term van de Belgische econoom Herman Van der Wee om de naoorlogse economieën te duiden. De vrijemarkteconomie naar theorie van de Schotse econoom en filosoof Adam Smith

6 J. De Vries, Ontstaan & groei van de economische systemen. Van het neolithicum tot de eindtijd (Amsterdam 2011) 124, 125, 176-178. A. Giddens, The third way.The Renewal of Social Democracy (Cambridge 1998) 11-23. Abelshauser, ‘Wandlungen der Sozialen Marktwirtschaft’, 10-15. Spoerer, ‘Wohlstand für alle?’, in Modell

Deutschland, 30. S. Green, e.a. (ed.), The Politics of the New Germany (Abingdon 2008) 112. A. Schmidt, ‘Soziale

Marktwirtschaft im Zeitalter des Systemwettbewerbs’ in: Michael S. Aßländer en Peter Ulrich e.a. (ed.), 60 Jahre

Soziale Marktwirtschaft. Illusionen und Reinterpretationen einer ordnungspolitischen Integrationsformel (Bern

2009) 198. Vanaf de jaren tachtig kreeg de term neoliberalisme een andere invulling. De marktideologie van de politieke leiders Margaret Thatcher en Ronald Reagan kreeg de aanduiding ‘neoliberalisme’. Thatcher en Reagan wilden de rol van de staat in de economie verkleinen. In de optiek van de ordoliberalen was de internationale economische crisis van begin jaren dertig juist ontstaan door een te passieve rol van de staat.

7 H. Jürgens, ‘Soziale Marktwirtschaft, Modell Deutschland und Poldermodell, wirtschaftspolitische Leitbilder als Merkmale nationaler Identität und Europäisierung’, Eurostudia 7:1-2 (2011) 105-118, 112. K. Zinn, ‘Überdauert die Soziale Marktwirtschaft? Aufstieg und Niedergang des bundesdeutschen Erfolgsmodells’ in: M. S. Aßländer en P. Ulrich e.a. (ed.), 60 Jahre Soziale Marktwirtschaft. Illusionen und Reinterpretationen einer ordnungspolitischen

Integrationsformel (Bern 2009) 266-269. A. Müller-Armack, Wirtschaftslenkung und Marktwirtschaft (Hamburg

(6)

(1723-1790) wekte na de oorlog negatieve associaties op door de Grote Depressie. Vooroorlogse economieën baseerden zich op de ‘onzichtbare hand’. De vrije markt heeft volgens deze theorie een zelfregulerend effect omdat iedereen eigenbelang nastreeft en daardoor collectieve welvaart ontstaat. In de Grote Depressie waren de werkloosheid en armoede juist toegenomen in plaats van de welvaart. Deze ontwikkeling zwakte de invloed van de economische theorie van Smith af. In westerse landen werden vormen van directe of indirecte staatsinterventie ingevoerd. De theorie van de Britse econoom John Maynard Keynes (1883-1946) had hierbij grote invloed. Keynes gaat er in tegenstelling tot Smith vanuit dat het individuele belang en het maatschappelijke belang niet congrueren. In tijden van crisis heeft het individu bijvoorbeeld baat bij het sparen van geld. Het maatschappelijke belang is hieraan tegengesteld, omdat economische groei wordt

veroorzaakt door consumptie. De overheid kan deze onderbesteding of overbesteding beïnvloeden door enerzijds de overheidsbestedingen te verkleinen of te vergroten; of door anderzijds te stimuleren dat particulieren meer of minder gaan besteden door belastingen, sociale premies, uitkeringen en subsidies.8

De econoom Van der Wee deelt de gemengde economieën die ontstonden na de Tweede Wereldoorlog in drie categorieën in: de neo-collectivistische economie die als prioriteit had (delen van) de industrie te nationaliseren, de economie van central consultation waarin overleg en compromissen tussen met name werkgevers- en werknemersorganisaties prioriteit had en de neo-vrijemarkteconomie waarbij staatsinterventie diende als correctie op de vrije markt. Deze laatste variant van de gemengde economie ontstond in Duitsland na de Tweede Wereldoorlog onder leiding van de CDU/CSU en de FDP. Tijdens de campagne voor de eerste verkiezingen voor de Bondsdag in 1949 gebruikte de politieke Union (CDU/CSU) het concept sociale markteconomie als een marketinginstrument voor een nieuwe vorm van het kapitalisme. Het gebruik van het begrip sociale markteconomie door de CDU/CSU noemt historicus Mark Spoerer ‘geniaal’: ‘Der Begriff “Marktwirtschaft” war im öffentlichen Diskurs unverbraucht und damit unbelastet von ideologische Konnotationen; und gegen “sozial” konnte insbesondere in der damaligen Situation niemand ernsthaft sein.’9

8 De Vries, Ontstaan & groei van de economische systemen, 120-125. W. Abelshauser, Deutsche

Wirtschaftsgeschichte. Von 1945 bis zur Gegenwart (München 2004) 58, 94. A. Nützenadel, Stunde der Ökonomen: Wissenschaft, Politik und Expertenkultur in der Bundesrepublik 1949-1974 (Göttingen 2005) 51-62.

9 Jürgens, ‘Soziale Marktwirtschaft’, 112. Spoerer, ‘Wohlstand für alle?’, in Modell Deutschland, 30-32. H.Van der Wee, Prosperity and Upheaval. The World Economy 1945-1980 (Middlesex 1987) 281-313.

(7)

De CDU/CSU won de verkiezingen in 1949 en vormde een regering met de Freie Demokratische Partei (FDP). De minister van Economische Zaken en de latere Bondskanselier Ludwig Erhard (CDU) voerde een economisch beleid met de sociale markteconomie als motto. In het

adviescollege van Erhards ministerie hadden meerdere ‘ordoliberalen’ zitting. Het beleid was vooral gericht op het tegengaan van inflatie en het genereren van winst. Het controleren van de prijzen van onder andere benzine en levensmiddelen vormde een belangrijke maatregel. Er heerste na de Tweede Wereldoorlog grote werkloosheid in Duitsland en het beleid van Erhard beloofde ‘Wohlstand für alle’.10 In 1958 werd het idee van de sociale markteconomie van Müller-Armack nog verder uitgewerkt: de Duitse overheid richtte het Bundeskartellamt op, de nationale mededingingsautoriteit. Dit instituut werd opgericht om oneerlijke concurrentie, kartelvorming en prijsafspraken tegen te gaan.11

Vanaf de jaren vijftig nam de populariteit van het begrip soziale Marktwirschaft toe. Dit werd veroorzaakt door de opleving van de Duitse economie, ook wel het Wirtschaftswunder genoemd. De economie groeide, de positie van de Duitse economie op de wereldmarkt werd sterker en de werkloosheid nam af. Het Wirtschaftswunder wordt in het algemeen toegeschreven aan het succes van het Amerikaanse financiële steunpakket, het Marshallplan, en de monetaire

hervorming van 1948 waarbij de Reichsmark werd vervangen door de Deutsche Mark. Volgens historicus Hans-Ulrich Wehler was er geen sprake van een ‘wonder’, maar moeten de oorzaken voor de economische opleving gezocht worden in het snel groeiende industriële potentieel en het hernieuwde economisch beleid dat zich richtte op internationale handel. 24 procent van de Duitse industriecapaciteit was vernietigd, maar werd snel opgebouwd. De miljoenen vluchtelingen die na de oorlog naar Duitsland kwamen, zorgden voor ‘Humankapital’. Economen en historici zijn het er niet over eens of het op de uitgangspunten van de sociale markteconomie en het

ordoliberalisme gebaseerde beleid een oorzaak was voor de economische opleving. Het

10 L. Erhard, Wohlstand für Alle (Berlijn 1957) 7-8.

11 Green, e.a., The Politics of the New Germany, 14, 25, 26, 112, 113. H. Wehler, Deutsche Gesellschaftsgeschichte, Band 5 (München 2008) 73-75, 214-218, 261-263, 370-374, 428. H. Wehler, Deutsche Gesellschaftsgeschichte,

1914-1949, Band 4 (München 2003) 966-972. Abelshauser, ‘Wandlungen der Sozialen Marktwirtschaft’, 7, 14, 17.

H. Jürgens, ‘Identity loss; identity regained? Recent transitions of the Dutch and German social welfare states in a European perspective’ (versie 6 november 2012)

http://www.montesquieu-instituut.nl/9353202/d/montesquieu_paper4.pdf (20 maart 2015) 8-25. K. Zinn, Soziale Marktwirtschaft. Idee,

Entwicklung und Politik der bundesdeutschen Wirtschaftsordnung (Mannheim 1992) 58. M. S. Aßländer en P.

Ulrich, ‘Einführung: Das Soziale der Sozialen Marktwirtschaft’ in: M. S. Aßländer en P. Ulrich e.a. (ed.), 60 Jahre

Soziale Marktwirtschaft. Illusionen und Reinterpretationen einer ordnungspolitischen Integrationsformel (Bern

(8)

economische beleid van Erhard werd in ieder geval populairder in de publieke opinie. Hiermee werd ook het begrip sociale markteconomie bekender en populairder.12

Door het succes van het begrip sociale markteconomie gingen meer politieke partijen het gebruiken. Andere politieke partijen, zoals de FDP, namen het begrip sociale markteconomie vanaf de jaren zeventig over als het ideale economische concept. In een van de

verkiezingsprogramma’s van de FDP staat bijvoorbeeld: ‘[Die] Soziale Marktwirtschaft als Ordnungsrahmen unseres Wirtschaftssystems (…) [ist] für Liberale gemeinsamer Ausdruck einer freiheitlichen Gesellschaftspolitik.’13 Hoewel blijkt dat politieke partijen dezelfde politieke term gebruiken, bedoelen ze evident iets anders. De betekenis van het begrip veranderde in de loop van de tijd: het adjectief ‘sozial’ hield in de jaren vijftig en zestig in dat inflatie en

overheidsschulden beperkt werden gehouden, en in de jaren tachtig, negentig en nul werd ‘sozial’ vaak in verband gebracht met sociale zekerheid en milieupolitiek.14

Het begrip sociale markteconomie is aantrekkelijk door de associatie met economisch succes, zoals het Wirtschaftswunder. Dat dit Duitse economisch succes echter niet vanzelf spreekt bleek vanaf de jaren zeventig toen de Europese verzorgingsstaten onder druk kwamen te staan door vergrijzing en toenemende globalisering. In de jaren negentig werden deze economische problemen groter door de kosten van de Duitse eenwording. Na 1989 leek Duitsland de ‘zieke man van Europa’ te worden: de Duitse eenwording bracht meer kosten met zich mee dan aanvankelijk werd gedacht. Hoge arbeidskosten, hoge belastingen en bureaucratie maakten het lastig voor bedrijven om winst te generen. De werkloosheid liep op en de economische groei bleef uit. De groei van het reëel bruto binnenlands product was een van de laagste van de Europese Unie. De belangrijkste reden dat de aanpak van deze economische problemen op zich liet wachten is de Reformstau. Oppositiepartijen blokkeerden in de Bondsraad

12 Wehler, Deutsche Gesellschaftsgeschichte, Band 5, 71-77, 214-218, 261-263, 370-374, 428. Wehler, Deutsche

Gesellschaftsgeschichte, 1914-1949, Band 4, 966-972. Spoerer, ‘Wohlstand für alle? Soziale Marktwirtschaft’, Modell Deutschland, 10-27.

13 FDP, Unser Land soll auch morgen liberal sein. Wahlprogramm zur Bundestagswahl 1980 der Freien

Demokratischen Partei (1980) 36, (Geraadpleegd via Friedrich Naumann Stiftung:

http://www.freiheit.org/files/288/1980_Bundestagswahlprogramm.pdf) 35.

14 Ook Bündnis 90/Die Grünen gebruikt sinds 2002 het begrip in hun partijprogramma. Deze partij wil de sociale markteconomie milieuvriendelijker maken. Die Grünen, ‘Die Zukunft is grün’ (2002) 22, 43-60, via Heinrich-Böll-Stiftung: http://www.boell.de/downloads/publikationen/2002_003_Grundsatzprogramm_Buendnis90DieGruenen.pdf Die Grünen, ‘Zeit für den Grünen Wandel’ (2013) 26, via Die Grünen:

http://www.gruene.de/fileadmin/user_upload/Dokumente/programmentwurf-bundestagswahl-2013.pdf FDP, Unser

Land soll auch morgen liberal sein (1980). Nonhoff, Politischer Diskurs und Hegemonie, 390. Abelshauser,

‘Wandlungen der Sozialen Marktwirtschaft’, 4, 7, 36. Spoerer, ‘Wohlstand für alle?’, in Modell Deutschland, -33. Green, e.a., The Politics of the New Germany, 111-125.

(9)

hervormingsvoorstellen aangezien de regeringspartijen CDU/CSU en FDP in de Bondsraad geen meerderheid hadden. Door de kosten van de nieuwe deelstaten in combinatie met de structurele politieke hervormingsproblemen, bleef de economische groei uit.15

Vanaf 1998 ging de SPD het begrip sociale markteconomie gebruiken bij de invoering van structurele hervormingen. Het begrip sociale markteconomie heeft een prominente rol gespeeld om de verzorgingsstaat te vernieuwen en tegelijkertijd de traditie ervan te behouden. In 2003 heeft de SPD met het hervormingspakket Agenda 2010 een antwoord willen formuleren op de crisis van de verzorgingsstaat. Daarnaast gebruikte Schröder het begrip sociale markteconomie als alternatief uitgangspunt voor het buitenlandse beleid. Hij was op zoek naar nieuwe parolen voor de buitenlandse politiek, anders dan de associatie met het Derde Rijk. Deze negatieve herinnering was namelijk tot het bondskanselierschap van Schröder de basis voor het

terughoudende buitenlandse beleid van Duitsland. De positieve Duitse identiteit van onder andere de sociale markteconomie maakten de weg vrij voor een actievere internationale politieke

houding.16

In eerste instantie werd het begrip sociale markteconomie in de jaren negentig dus niet geassocieerd met de SPD, maar met Ludwig Erhard door de mythe die de CDU/CSU rondom hem heeft gecreëerd. Hij wordt door de CDU/CSU als een founding father van de sociale markteconomie gezien. De SPD keurde zoals gezegd tot de jaren negentig het begrip sociale markteconomie af. Karl Schiller, SPD-minister in de jaren zestig/zeventig, werd vanaf 1998 door de SPD als een soort founding father van de sociale markteconomie naast Erhard geplaatst. Het SPD-grondbeginselprogramma Das Godesberger Programm uit 1959 werd bovendien

aangewezen als het begin van de ontwikkeling van de sociale markteconomie door de SPD. Het basisidee van de sociale markteconomie, vormde weliswaar het uitgangspunt voor Das

Godesberger Programm en het beleid van Schiller, maar de SPD heeft pas vanaf de jaren

negentig het begrip sociale markteconomie letterlijk gebruikt voor haar sociaaleconomische politiek. Tot de jaren negentig heeft de SPD zich zelfs kritisch uitgelaten over de sociale

15 De groei van het reëel bruto binnenlands product was een van de laagste van de Europese Unie tot 2006. H. Sinn,

Can Germany be saved? The Malaise of the World's First Welfare State (Cambridge 2009). Green, The Politics of the New Germany, 111-140, 188.

16 H. Kundnani, ‘The concept of “Normality” in German Foreign Policy since Unification’ German Politics and

Society 102: 30 (2012) 38-59. R. Wittlinger & M. Larose, ‘No Future for Germany’s Past? Collective Memory and

(10)

markteconomie. De SPD heeft dus vanaf de jaren negentig de geschiedenis van het begrip ‘herschreven’ en een nieuwe betekenis gegeven.17

Onderzoek naar de sociale markteconomie

In het onderzoek naar het gebruik van het begrip sociale markteconomie geven Werner

Abelshauser en Martin Nonhoff de belangrijkste inzichten. De historicus Abelshauser benadrukt in zijn artikel ‘Wandlungen der Sozialen Marktwirtschaft’ het belang van de vage definitie van het begrip. Deze maakt het mogelijk voor politieke partijen om zelf invulling aan het begrip te geven.18 De positieve associatie van het begrip met het Wirtschaftswunder maakt het

aantrekkelijk voor politici. Als gevolg van het gebruik van het begrip door alle politieke partijen wordt volgens Abelshauser de betekenis van het begrip alleen maar vager. Een duidelijk

voorbeeld van de betekenis die partijen geven aan het begrip is de vraag of het minimumloon onderdeel is van de sociale markteconomie. Volgens de SPD hoort het minimumloon bij de sociale markteconomie, voor de CDU/CSU stond dit lange tijd ter discussie.19

Politicoloog Martin Nonhoff deed onderzoek naar de discursieve hegemonie van het begrip sociale markteconomie voor de CDU/CSU. Hiervoor gebruikte hij 43 bijdragen, vooral

interviews en redevoeringen van Angela Merkel tussen begin 2006 tot eind 2011. Zijn conclusies over het gebruik van het begrip zijn dat Erhard ingezet wordt als mythisch figuur, de founding

father van de sociale markteconomie. Historische feiten zijn in deze context minder belangrijk

voor de CDU, het gaat om de mythe rondom Erhard. Nonhoff omschrijft daarnaast het gebruik van de sociale markteconomie ‘zonder alternatief’. De sociale markteconomie is het enige juiste economische concept. Tot slot noemt Nonhoff de globalisering als tegenstander van de sociale markteconomie van de CDU vanaf 2000. De conclusies van Nonhoff over het gebruik van het begrip sociale markteconomie door de CDU komen in grote mate overeen met het gebruik van het begrip door de SPD. Nonhoffs boek Politischer Diskurs und Hegemonie. Das Projekt

17 B. Faulenbach, Geschichte der SPD. Von den Anfängen bis zur Gegenwart (München 2012) 77, 78.

Grundsatzprogramm SPD 1959, ‘Godesberger Programm’ (1959). Nonhoff, ‘Soziale Marktwirtschaft für Europa und die ganze Welt!’, 267-269. Abelshauser, ‘Wandlungen der Sozialen Marktwirtschaft’, 8. Spoerer, ‘Wohlstand für alle?’, in Modell Deutschland, 29, 42. Nonhoff, Politischer Diskurs und Hegemonie, 9-11.

18 Abelshauser, ‘Wandlungen der Sozialen Marktwirtschaft’, 4, 5, 8, 9.

19 Spoerer, ‘Wohlstand für alle?’, in Modell Deutschland, 8, 28, 42. Abelshauser, ‘Wandlungen der Sozialen Marktwirtschaft’, 4, 5, 8, 9. ‘Mindestenlohn’(versie 8 april 2013) via Sozialdemokratische Partei Deutschlands

http://www.spdfraktion.de/themen/mindestlohn (8 april 2013). ‘Kontroverse Mindestenlohn’ (versie 8 april 2013): via Konrad Adenauer Stiftung http://www.kas.de/wf/de/71.10511/ (8 april 2013). Na de verkiezingen is uiteindelijk besloten dat er in 2015 minimumloon zou worden ingevoerd. NB Abelshauser wordt geregeld gevraagd door Chinese economen die geïnteresseerd zijn in een Chinese variant van het concept van de sociale markteconomie.

(11)

“Soziale Marktwirtschaft” wordt in het voorliggende onderzoek om deze reden vaak als

uitgangspunt gebruikt. De founding father voor de SPD blijkt echter Schiller te zijn, hij wordt door de SPD vanaf 1998 samen met Erhard genoemd als grondlegger van de sociale

markteconomie.20

Het begrip sociale markteconomie is tot op heden nog niet onderzocht in de context van het gebruik tijdens de hervormingen van Agenda 2010. De nadruk in het tot nu toe verrichte onderzoek ligt op de jaren vijftig. Bovendien ligt in de discourstheorie en het economisch-historische onderzoek naar het begrip de focus op de CDU/CSU. Het voorliggende onderzoek is met de SPD als invalshoek vernieuwend en legt de basis voor vervolgonderzoek naar onder meer het gebruik van het begrip van ander politieke partijen in het debat over de toekomst van de verzorgingsstaat en de rol van het begrip in de Europese politiek.21

In de bestaande literatuur wordt het Godesberger Programm aangeduid als het begin van de verbinding van de SPD aan de inhoud van het begrip sociale markteconomie. Taalkundige Martin Wengeler toont aan dat dit een onvolledige analyse is. De SPD gebruikte in de jaren zeventig het begrip demokratischer Sozialismus dat een andere invulling en associatie had dan het begrip sociale markteconomie. Aan deze analyse van Wengeler voegt dit voorliggende onderzoek toe dat de SPD tot de jaren negentig is doorgegaan met het plaatsen van alternatieve begrippen tegenover de sociale markteconomie. Het begrip Modell Deutschland uit de

verkiezingscampagnes in de jaren zeventig is een sterk alternatief geweest voor de sociale markteconomie, maar is uiteindelijk in de jaren negentig vervangen door de sociale

markteconomie. De aanvankelijke vermijding van het begrip sociale markteconomie door de SPD moet onderzocht worden in relatie tot het gebruik van de alternatieve begrippen. Het gebruik van deze begrippen was namelijk de manier van de SPD om zich te verhouden tot het begrip sociale markteconomie.22

Het voorliggende onderzoek zal bovendien aandacht besteden aan de verschillende invullingen en functies van het begrip afhankelijk van verkiezingstijd, oppositieperiodes of

regeringssamenwerking. De tot nu toe verrichte onderzoeken naar het gebruik van het begrip sociale markteconomie besteden geen aandacht aan deze politieke context. Dit onderzoek zal ook

20 Nonhoff, ‘Soziale Marktwirtschaft für Europa und die ganze Welt!’, 262-286. SPD Kongress, ‘Zukunft der Sozialen Marktwirtschaft’ 2 juni 2005 in Berlijn (Geraadpleegd via franz-muentefering.de via http://www.franz-muentefering.de/reden/02.06.05.html).

21 Abelshauser, ‘Wandlungen der Sozialen Marktwirtschaft. Des Kaisers neue Kleier?’ (2009).

22 G. Stötzel en M. Wengeler, Kontroverse Begriffe. Geschichte des öffentlichen Sprachgebrauchs in der

(12)

het onderbelichte onderwerp van de economische context onderzoeken. Crisistijd, bijvoorbeeld na 2008, maar ook tijdens de periode van Reformstau in de jaren negentig, beïnvloedt de rol van het begrip voor politieke partijen. Dit onderzoek legt het verband tussen de economische en politieke context en het gebruik van het begrip.

Relevante literatuur

Diverse wetenschappelijke debatten zijn relevant bij de vraagstelling naar de functie van het begrip sociale markteconomie in het politieke debat over de hervormingen van de

verzorgingsstaat: de politieke cultuur uit de cultuurgeschiedenis, het toe-eigenen uit de begripsgeschiedenis en het hegemoniale discours uit de sociale wetenschappen.

Het onderzoek plaatst zich ten eerste binnen de cultuurhistorische traditie van de politieke

cultuur. Deze term is ontstaan vanuit de Amerikaanse Comparative Politics. Dit is een tak van de

politieke wetenschappen, waarbij de focus ligt op de vergelijking tussen politieke leiders en politieke structuren en processen. Sinds de cultural turn in de jaren tachtig is er veel aandacht voor taal en stijl in het wetenschappelijke onderzoek naar politiek. De theorie van de politieke cultuur doorgrondt de gewoontes in politiek. Politiek handelen is volgens de cultuurgeschiedenis communicatief handelen. Betekenissen worden gecreëerd door het communicatieve proces waarbij herhaling een belangrijk onderdeel is. Politieke taal is symbolisch en brengt betekenissen over. Politieke strijd komt tot uiting in semantische Kämpfe.23

Begripshistorisch staat dit onderzoek in de traditie van het kader van de Franse historicus Michel de Certeau over het ‘toe-eigenen’ van geschiedenis. Deze theorie gaat ervan uit dat mensen zich het verleden toe-eigenen en hiermee de geschiedenis voor zichzelf betekenis geven in het heden. In het geval van de sociale markteconomie is het voor de CDU/CSU belangrijk dat volgens hen Ludwig Erhard het concept van Armack in Duitsland heeft uitgevoerd. Dit geeft aan dat het begrip christendemocratische wortels heeft. Voor een SPD’er is de persoon Erhard uiteraard veel minder van belang, maar speelt Schiller wel een belangrijke rol als grondlegger van hedendaags 23 M. Edelman. The Symbolic Uses of Politics (Urbana 1964) 1-21. M. Edelman. Constructing the Political

Spectacle (Chicago 1988) 120-130. De term Political Culture is verbonden aan de Amerikaanse politicologen Sidney

Verba en Gabriel Almond. T. Mergel, ‘Sehr verehrter Herr Kollege. Zur Symbolik der Sprache im Reichstag der Weimarer Republik’, in: R. Schlögl, B. Giesen, J. Osterhammel (ed.) Die Wirklichkeit der Symbole. Grundlagen der

Kommunikation in historischen und gegenwärtigen Gesellschaften (Konstanz 2004) 369-394. T. Mergel & T.

Welskopp, ‘Geschichtswissenschaft und Gesellschaftstheorie’, in: T. Mergel & T. Welskopp (ed.) Geschichte

zwischen Kultur und Gesellschaft. Beiträge zur Theoriedebatte (München 1997) 9-38.W. Steinmetz, ‘Sprechen is

eine Tat bei euch. Die Wörter und das Handeln in der Revolution von 1848’, in: D. Dowe, H. Haupt, D. Langewiesche (ed.) Europa 1848. Revolution und Reform (Bonn 1998) 1089-1138.

(13)

sociaaldemocratisch economisch beleid. Duitse politieke partijen geven door het begrip toe te eigenen een nieuwe actualiteit aan oude begrippen.24

Een tweede traditie die relevant is binnen de begripsgeschiedenis is de Erfahrungsraum en

Erwartungshorizont van de historicus Reinhart Koselleck. Het gebruik van een begrip is volgens

Koselleck afhankelijk van bepaalde ervaringen die betekenis aan het begrip geven en ervoor zorgen dat het begrip bepaalde verwachtingen opwekt. De herinneringen aan deze ervaringen zijn selectief. De sociale markteconomie is sinds de jaren negentig een nationaal politiek begrip, dat losstaat van de CDU. Er ontstond hierdoor een strijdcultuur om de invulling van het begrip. Partijen geven historische feiten betekenis om hun opvatting over de sociale markteconomie te beargumenteren.25

Het derde belangrijke wetenschappelijke thema waar dit voorliggende onderzoek zich toe

verhoudt is het hegemoniale discours van de sociale markteconomie. Politiek kan worden gezien als een strijd om discursieve hegemonie; de strijd om de ware invulling van een dominant begrip. Politicoloog Martin Nonhoff beschrijft in zijn boek Politischer Diskurs und Hegemonie. Das

Projekt “Soziale Marktwirtschaft” dat de sociale markteconomie na de Tweede Wereldoorlog als

een hegemoniaal project is gestart. Dit project wordt niet direct door mensen gestuurd of georganiseerd, maar is primair een discursief project waarbij actoren uit het gehele politieke spectrum verschillende invullingen geven aan hetzelfde begrip. Economisch succes dient als legitimering voor het begrip en historische figuren fungeren als discursieve figuren in de vorm van founding fathers. Uiteindelijk ontstaat er een hegemonisch discours; het begrip wordt

gesteund door het hele politieke spectrum en de invulling is zo wijd verbreid dat politieke partijen zich er niet van kunnen distantiëren. Nonhoff stelt dat de hegemonie van de sociale

markteconomie als begrip in de jaren negentig is ontstaan in Duitsland. Het begrip krijgt steeds opnieuw betekenis door de politieke partijen die zich het begrip toe-eigenen in een politieke strijd.26

24 M. de Certeau, ‘L’invention du quotidien’. Arts de faire 1 (1980). W. Frijhoff, ‘Toeëigening. Van bezitsdrang naar betekenisgeving’, Trajecta 6:2 (Leuven 1997) 99-101, 104, 105, 109. A. Merkel, ‘Rede von Bundeskanzlerin Dr. Angela Merkel anlässlich des EU-LAK-Wirtschaftsgipfels in Lima, 15 mei 2008’, via Bundesarchiv:

http://archiv.bundesregierung.de/Content/DE/Archiv16/Rede/2008/05/2008-05-15-rede-eu-lateinamerika-wirtschaftsgipfel.html

25 R. Koselleck, Vergangene Zukunft. Zur Semantik geschichtlicher Zeiten (Frankfurt 2000) 9-35.

26 Nonhoff, Politischer Diskurs und Hegemonie, 9-11. Nonhoff, ‘Soziale Marktwirtschaft für Europa und die ganze Welt!’, 267-269.

(14)

Onderzoek naar de sociale markteconomie volgens de SPD

In het voorliggende onderzoek naar de sociale markteconomie wordt de reikwijdte van het begrip binnen de SPD bestudeerd aan de hand van vijf onderwerpen: ten eerste de vermijding van het begrip tot de jaren negentig, ten tweede de ‘vernieuwing’ of ‘renaissance’ van de sociale

markteconomie in de verkiezingscampagne van 1998, ten derde de poging een ‘Derde Weg’ in te slaan door kanselier Schröder en de bijbehorende sociale hervormingen van Agenda 2010. Het vierde onderwerp is het gebruik van het begrip in de partijinterne strijd binnen de SPD. Tot slot is het initiatief vanuit de werkgevers om de sociale markteconomie te hervormen belangrijk, de Initiative Neue Soziale Marktwirtschaft (INSM). Tijdens de oprichting in 2000 zette de SPD zich tegen dit werkgeversinitiatief af maar vanaf 2015 verbindt de partij zich actief aan het initiatief. De FDP en de CDU steunden de INSM al vanaf de oprichting in 2000. De SPD was slechts op afstand betrokken bij de INSM; Bondsdaglid Rainer Wend (de financiële woordvoerder voor de SPD van 2005-2009) was bijvoorbeeld verbonden aan het initiatief. Sinds april 2015 verbinden ook SPD-prominenten zoals partijvoorzitter Sigmar Gabriel zich aan het initiatief. De politieke idealen van Gabriel en de SPD komen niet overeen met de politieke ideeën van de INSM. Zo zette Gabriel zich in voor de invoering van het minimumloon, en bepleit de INSM het af te schaffen. Een logische vraag in deze context is dan ook waarom Gabriel en andere

SPD-prominenten zich verbinden aan de INSM. Een mogelijke verklaring hiervoor is dat een van de speerpunten van Gabriels programma de samenwerking is tussen werkgevers en werknemers. Het INSM is een werkgeversinitiatief en Gabriel zoekt via de INSM dus toenadering tot een van deze twee partijen. Ook kan een mogelijke verklaring zijn dat de SPD als grote volkspartij ook invloed wil uitoefenen binnen deze steeds belangrijkere denkdank.27

De nieuwste campagne van de INSM is Das Deutschland Prinzip; deze heeft als doel de kracht van de Duitse economie te doorgronden en verder te ontwikkelen. Agenda 2010 is volgens deze campagne één van de zes onderdelen van de sociale markteconomie. Daarnaast behoren het tegengaan van de invoering van het minimumloon, flexibele pensioenleeftijd, de Energiewende, vermogensbelasting en kwalitatief onderwijs tot de invulling van het concept volgens de INSM. Door de betrokkenheid van de SPD bij de INSM en de prominente rol van Agenda 2010 binnen

27 R. Speth, ‘Die politischen Strategien der Initiative Neue Soziale Marktwirtschaft’ Arbeidspapier 96 Hans Böckler

(15)

de INSM is Schröder de tweede founding father van de sociale markteconomie geworden, naast Erhard.28

De verkiezingsprogramma’s en grondbeginselprogramma’s van de SPD vormen de belangrijkste primaire bronnen voor dit onderzoek. Andere primaire bronnen zijn redevoeringen van

prominente politici van de SPD, verslagen van debatten in het parlement (Plenarprotokolle), interviews met politici en teksten geschreven door politici. Artikelen van het wetenschappelijke instituut van de SPD, de Friedrich Ebert Stiftung, dienen hierbij ter illustratie.

28 Initiative Neue Soziale Marktwirtschaft, INSM-Position Deutschland-Prinzip,

http://www.insm.de/insm/Publikationen/positionen/deutschland-prinzip.html (19 maart 2015, geraadpleegd op 21 mei 2015). Initiativ Neue Soziale Marktwirtschaft is een denktank die politiek en publiek draagvlak probeert te genereren voor markteconomische hervormingen. De denktank is opgericht door werkgeversorganisaties van de metaal- en electro-industrie.

(16)

Hoofdstuk 1

Vermijding van het begrip soziale Marktwirtschaft

In 1998 pleitte de SPD in haar verkiezingscampagne voor een renaissance van de sociale

markteconomie. Dit renaissance-idee hield niet alleen een nieuw gebruik van het begrip in, maar ook een poging om het alom bekende politiek-economische concept te verbeteren. Om de vraag te beantwoorden welke rol het begrip sociale markteconomie speelde voor de SPD, is het eerst belangrijk om in te gaan op de vraag ten opzichte waarvan de ‘Erneuerung der sozialen Marktwirtschaft’ plaatsvond; ten opzichte van de sociale markteconomie van de CDU of ten opzichte van het economisch beleid dat de SPD zelf had doorgevoerd in de periode dat zij regeerde (1966-1982)? In de jaren zestig en zeventig gebruikte de SPD onder leiding van Willy Brandt de slogan demokratischer Sozialismus en onder leiding van Helmut Schmidt tijdens de regeerperioden in de jaren zeventig en begin jaren tachtig de slogan Modell Deutschland. In de oppositieperiode in de jaren tachtig tijdens de kabinetten van Helmut Kohl (CDU) streefde de SPD naar een Demokratiserung der Wirtschaft. In 1961 werd de Berlijnse Muur gebouwd. Als een reactie op de oplopende spanning tussen Oost- en West-Duitsland begon SPD-kanselier Willy Brandt samen met Egon Bahr (SPD) zijn neue Ostpolitik waarin hij in tegenstelling tot kanselier Konrad Adenauer (CDU) toenadering en samenwerking initieerde met de DDR en de Sovjet-Unie. Kanselier Helmut Schmidt (SPD) zette in de drie regeerperioden eind jaren zeventig en begin jaren tachtig deze ontspanningspolitiek voort.29

Dit hoofdstuk zal de ontwikkeling uiteenzetten van de vermijding van het begrip door de SPD, in eerste instantie als kritische tegenstander tot de overname van het begrip na de Duitse

eenwording. In de jaren zestig en zeventig ontwikkelde de SPD alternatieve economische

begrippen. In de jaren tachtig kwam de vredespolitiek op de voorgrond tot de Duitse eenwording in 1990, waardoor de sociaaleconomische ideeën in deze periode niet op de voorgrond traden.

29 Grundsatzprogramm SPD 1959, ‘Godesberger Programm’ (1959) (Geraadpleegd via Friedrich-Ebert Stiftung

http://library.fes.de/pdf-files/bibliothek/retro-scans/fa-57721.pdf op 21 mei 2015). SPD Regierungsprogramm 1976-1980 ‘Weiter arbeiten am Modell Deutschland’ (Geraadpleegd via Friedricht-Ebert

http://library.fes.de/pdf-files/bibliothek/retro-scans/fc-02947.pdf op 20 mei 2015). SPD, ‘Zukunft für alle. Arbeiten für soziale Gerechtigkeit und Frieden. Regierungsprogramm 1987-1990’ Geraadpleegd via Friedrich-Ebert Stiftung via

http://library.fes.de/pdf-files/bibliothek/retro-scans/a87-04013.pdf op 21 april 2015). SPD Bundestagswahlprogramm 1998, ‘Arbeit, Innovation und Gerechtigkeit. SPD-Programm für die Bundestagswahl 1998’ (17 april 1998)

(Geraadpleegd via Friedricht-Ebert Stiftung http://library.fes.de/pdf-files/bibliothek/retro-scans/a98-04467.pdf op 21 mei 2015). Faulenbach, Geschichte der SPD, 103-106.

(17)

Pas na de Duitse eenwording eigende de partij zich het begrip toe en slechts een aantal jaren daarna kondigde ze in 1998 de plannen aan voor de renaissance van de sociale markeconomie.

Herbezinning

De verschrikkingen van het Derde Rijk leidde bij Duitse politieke partijen na de Tweede Wereldoorlog tot een herbezinning op de thema’s democratie en nationalisme. Hoe kon het fascisme voorgoed verdwijnen uit de Duitse politiek en wat was de tekortkoming van de parlementaire democratie in de Weimarrepubliek geweest? De SPD moest, net als andere politieke partijen, opnieuw haar politieke koers bepalen. Binnen de SPD betekende dit dat de vraag opkwam wat de rol van democratie was binnen het theoretische raamwerk. De

parlementaire democratie werd door de SPD tijdens de Weimarrepubliek als middel gezien voor het einddoel: het socialisme. De interne politieke discussies over de toekomst van de partij na de Tweede Wereldoorlog gingen over een aantal mogelijkheden: de voortzetting van de SPD zoals deze was in de Weimarrepubliek, fuseren met de Kommunistische Partei Deutschlands (KPD) of een brede linkse volkspartij worden.30

Vanaf 1933 waren duizenden Duitse SPD-prominenten gevlucht, vervolgd of vermoord als politieke tegenstanders van Nazi-Duitsland. In de twaalf jaar die de gevluchte sociaaldemocraten in ballingschap doorbrachten in veelal Groot-Brittannië, Frankrijk en Scandinavische landen, overdachten zij wat de tekortkoming van de ideologie van de SPD was geweest in de

Weimarrepubliek en kwamen zij tot theoretische doorbraken. In de genoemde Exilländer ervoeren zij dat het nationalisme en de democratie als politieke concepten samen konden gaan. Politieke democratie was in deze landen onderdeel van de nationale trots en de nationale identiteit. Voor veel sociaaldemocraten veranderde de visie op de rol van de bourgeoisie. Zij concludeerden dat niet de bourgeoisie, maar de nazi’s en communisten zich als irrationele nationalisten buiten de Europese civilisatie plaatsten. De sociaaldemocraten in ballingschap werden beïnvloed door politieke ideeën als de Derde Weg en het pluralisme. Met dit laatste wordt de verscheidenheid aan politieke standpunten als voorwaarde voor een democratie bedoeld, in tegenstelling tot het nastreven van één ideologie. De sociaaldemocraten die bijvoorbeeld als soldaat of arbeider in Duitsland waren gebleven, hingen na de oorlog de traditionele Duitse sociaaldemocratische ideeën aan met het marxisme als theoretisch fundament. De moderne

30 Faulenbach, Geschichte der SPD, 62. D. Orlow, ‘Delayed Reaction: Democracy, Nationalism, and the SPD, 1945-1966’, German Studies Review 16:1 (1993) 77.

(18)

ideeën van sociaaldemocraten die in ballingschap hadden geleefd vervulden echter een belangrijke rol voor de koersbepaling van de SPD vanaf de jaren vijftig.31

Direct na de oorlog zijn er zowel in West- als Oost-Duitsland initiatieven geweest van de SPD om samen te gaan met de Kommunistische Partei Deutschlands (KPD). In april 1946 moesten de KPD en de SPD in de Sovjet-bezettingszone samengaan in de Sozialistische Einheitspartei Deutschlands (SED). Vanaf dat moment werd duidelijk dat de SPD in de westerse

bezettingszones zich te veel onderscheidde van de KPD om te fuseren. De KPD werd beschouwd als een ondemocratische partij, onder invloed van de Sovjet-Unie en dus on-Duits. Duizenden sociaaldemocraten werden in de Sovjet-bezettingszone gevangen genomen of vluchtten naar West-Duitsland. In mei 1946 werd Kurt Schumacher in West-Duitsland tot partijleider gekozen van de SPD. Hij had tijdens het Derde Rijk in een concentratiekamp gevangen gezeten. Hij had dus niet de theoretische doorbraak beleefd zoals de SPD-leiders in ballingschap, wel werden marxistische theorieën onder Schumachers leiding minder prominent voor de SPD. Democratie was het politieke hoofddoel, ten tweede moest de democratie socialistisch zijn. Schumacher gebruikte marxistische termen in zijn speeches en hield vast aan het idee van de klassenstrijd.32

Introductie sociale markteconomie in de politiek

In 1948 gingen de Britse, Amerikaanse en Franse bezettingszones samen in de Trizone. Voordat de Bondsdag werd gevormd, was er de tijdelijke Wirtschaftsrat des Vereinigten

Wirtschaftsgebietes (1947-1949). Deze had als doel economische wederopbouw te stimuleren. De SPD zat in deze raad in de oppositie en bekritiseerde de ideeën voor een sociale

markteconomie van politicus Ludwig Erhard (CDU). De economische raad werd opgeheven toen de eerste West-Duitse regering werd gevormd in 1949. De verwachting van de SPD was dat ze tijdens de verkiezingen politieke steun zou krijgen van de middenklasse. De sociaaldemocraten pleitten voor staatseigendom, -controle en -planning van alle grote industriële ondernemingen, banken en verzekeringsmaatschappijen; Sozialisierung. ‘Planung ist notwendig’, stond in het SPD-verkiezingsprogramma uit 1949. Het economische ideaal van de SPD was iets anders dan een planeconomie. Het ging om ‘Planung der Wirtschaft’ tegengesteld aan de ‘Zwangwirtschaft’

31 Faulenbach, Geschichte der SPD, 57, 61-63.

32 Ibidem, 64-71. Schumacher had niet in ballingschap geleefd, maar was opgepakt en overleefde verschillende Duitse concentratiekampen. Orlow, ‘Delayed Reaction’, 80. De SED gebruikte ook de term Demokratische Sozialismus.

(19)

van het Derde Rijk en de sociale markteconomie van de CDU.33 Het volgende citaat uit het

verkiezingsprogramma van 1949 illustreert dit:

‘Auch die reichsten Länder können es sich nicht leisten, auf Planung in der

Kapitalversorgung, der Produktion und der Ein- und Ausfuhr zu verzichten. Weil sich der die wirtschaftlichen Beherrscher Deutschlands diesen Luxus leisten wollen, den sie hinter dem sinnlosen Wort von der sozialen Marktwirtschaft verstecken, fehlen die Kapitalien, herrscht Not gegenüber einem Überfluss der Obersicht, den sogar die meisten

Siegerländer nicht kennen. Planung ist notwendig. Sie ist das Gegenteil der

Zwangswirtschaft des Dritten Reiches. Beides gleichsetzen heißt das Volk bewusst betrügen. Kredite und Rohstoffe müssen der Dringlichkeit nach an die Industrie gegeben werden, von denen die anderen abhängen und an die Produktionszweige, die den

lebensnotwendigen Bedarf decken.’34

Het democratische concept van de christendemocraten sprak echter meer kiezers aan. In de twee decennia na de Tweede Wereldoorlog was de SPD de grootste oppositiepartij en leidde de CDU/CSU de regeringen van de Bondsrepubliek. Als oppositiepartij stelde de SPD zich kritisch op tegenover de regering, en dus ook kritisch tegenover het economisch beleid van de CDU/CSU en de FDP. De SPD had het imago een ‘Neinsagerpartei’ te zijn en stond bekend om haar

traditionele politieke ideeën. Het aantal SPD-leden nam af in de jaren vijftig. De SPD bleef het begrip Planwirtschaft vermijden, omdat deze door de CDU als onvrij werd gestigmatiseerd, tegenovergesteld aan de sociale markteconomie. De SPD benoemde haar ideale economie als ‘Ordnung der Wirtschaft durch Verbindung von Planung und Wettbewerb’.35

Mitbestimmungsrecht (het recht op medezeggenschap in bedrijven en de vertegenwoordiging van

werknemers in de raad van toezicht), is een belangrijke pijler van het sociaaldemocratische economische ideaal.36

Net als de CDU plaatste de SPD haar economische ideeën tegenover de sociale markteconomie. Het concept werd in de SPD-verkiezingsprogramma’s afgedaan als schadelijk voor de economie. 33 SPD Wahlprogramm 1949, ‘Für ein freies Deutschland in einem neuen Europa: Wahlaufruf der

Sozialdemokratischen Partei Deutschlands’ (1 augustus 1949) (Geraadpleegd via Friedrich-Ebert Stiftung

http://library.fes.de/spdpd/1949/490801-sondervers.pdf op 21 mei 2015). Stötzel en Wengeler, Kontroverse Begriffe, 49-71. Husmann-Driessen, Die Ideologiesprache der beiden Volksparteien SPD und CDU, 256-260. H. Mey, ‘Marktwirtschaft und Demokratie Betrachtungen zur Grundlegung der Bundesrepublik’, Vierteljahrshefte für

Zeitgeschichte 19:2 (1971) 176, 177. Orlow, ‘Delayed Reaction’, 82.

34 SPD Wahlprogramm 1949, ‘Für ein freies Deutschland in einem neuen Europa: Wahlaufruf der Sozialdemokratischen Partei Deutschlands’, 2.

35 SPD Wahlprogramm 1953, ‘Das Wahlprogramm der SPD’ (1953) (Geraadpleegd via Friedrich-Ebert Stiftung http://library.fes.de/pdf-files/bibliothek/retro-scans/fa86-01385.pdf op 21 mei 2015) 12.

36 Ibidem, 12, 14. Stötzel en Wengeler, Kontroverse Begriffe, 49-71. Husmann-Driessen, Die Ideologiesprache der

(20)

De mijnbouwindustrie, voorheen de basisindustrie van Duitsland, was sinds de oorlog gekrompen, onder andere door de import van olie overzee, ook was er een crisis in de

steenkolenindustrie die leidde tot werkloosheid. Tijdens een SPD-bijeenkomst op 1 april 1951 werd in een referaat het aantal werklozen (1,6 miljoen, rond de 10 %) aan de sociale

markteconomie geweten: ‘Die soziale Marktwirtschaft brachte eine außerordentliche Senkung in der realen Kaufkraft der Löhne und Gehälter, der Einkommen der breiten Massen bei enormen Unternehmergewinnen und Monopoloiden Gewinnspannen.’37 In het verkiezingsprogramma van

1953 keerde de SPD zich net als in het verkiezingsprogramma van 1949 af van de economische politiek en de sociale markteconomie van de CDU: ‘Die Planung soll also die durch die planlose soziale Marktwirtschaft verursachten Schäden beseitigen.’38

Populairiteit van de sociale markteconomie

De politieke aanhang van de CDU groeide in de jaren vijftig. Door de Koreaoorlog (1950-1953) nam de vraag naar Duitse grondstoffen toe en de economie groeide ondanks de werkloosheid. De

Koreaboom was een belangrijk onderdeel van het Wirtschaftwunder, daarnaast werd het

Wirtschaftswunder door economen toegeschreven aan onder andere de sociale markteconomie van minister van Economische Zaken Ludwig Erhard. Het economisch beleid van de regeringen onder leiding van CDU-kanselier Konrad Adenauer kenmerkte zich door het scheppen van economische randvoorwaarden voor de vrije markt zoals die door het Bundeskartellamt (1958) en de Bundesbank (1957) werden ingevoerd. Het Bundeskartellamt heeft als doel kartelvorming te voorkomen, en de Bundesbank heeft als doel het prijsniveau te waarborgen. Onderdeel van de vrije markt was bijvoorbeeld de Tarifautonomie (recht op vrije loonvorming) en het

Betriebsverfassungsgesetz (wet op ondernemingsraden).39

In de jaren vijftig is de Duitse economie ingrijpend veranderd door de invloed van

econometristen in Erhards ministerie die het mathematische modeldenken, de statistiek en de

37 E. Nölting, ‘Gegen die Zwangswirtschaft! Die wirtschaftspolitischen Vorschläge der SPD; Referat in der gemeinsamen Sitzung des Parteivorstandes, des Parteiausschusses, der Kontrollkommission und des Vorstandes der Bundestagsfraktion der SPD in Bonn’ (1 april 1951) (Geraadpleegd via Friedrich-Ebert Stiftung, Signatur: A 28667; A 62247; A 67315) 3.

38 Faulenbach, Geschichte der SPD, 72-74. Stötzel en Wengeler, Kontroverse Begriffe, 35-92. SPD Wahlprogramm 1949, ‘Für ein freies Deutschland in einem neuen Europa: Wahlaufruf der Sozialdemokratischen Partei

Deutschlands’, 4. C. Nonn, ‘Das Godesberger Programm und die Krise des Ruhrbergbaus. Zum Wandel der deutschen Sozialdemokratie von Ollenhauer zu Brandt’, Vierteljahrshefte für Zeitgeschichte 50:1 (2002) 71. 39 Abelshauser, ‘Wandlungen der Sozialen Marktwirtschaft’, 10-15, 26. Green, The Politics of the new Germany, 96-102, 118-136.

(21)

modelanalyse onderdeel maakten van de Duitse economische politiek. Door het ‘materiële’ succes van de regering groeide de populariteit van het politieke concept van de sociale

markteconomie, ook binnen de SPD, de kritische tegenstander van het begrip. Zelfs prominente kritische SPD’ers als Kurt Schumacher raakten in de loop van de jaren vijftig overtuigd. Binnen de SPD groeide de vraag naar politieke heroriëntatie en modernisering.40

Na de verkiezingsnederlaag van 1957 (CDU 50,2 % en SPD 31,8 %) werd er binnen de SPD een werkgroep gevormd met het doel een nieuw grondbeginselprogramma te ontwerpen. In 1959 werd op de Godesberger Parteitag dit nieuwe grondbeginselprogramma bijna unaniem

aangenomen. Het grote verschil met het Heidelberger Programm (1925) was dat het marxistische fundament kwam te vervallen. Over het algemeen heerst onder politicologen een consensus dat de SPD door het Godesberger Programm van een arbeiderspartij in een volkspartij is

overgegaan.41

De economische koers van de SPD veranderde, aangezien de partij niet letterlijk maar wel inhoudelijk de sociale markteconomie opnam in haar grondbeginselprogramma. Volgens germanist Jens Husmann-Driessen en politicoloog Uwe Jun betekende het Godesberger Programm een instemming met het sociaaleconomische beleid van de toenmalige

Bondsrepubliek. De opvatting van de SPD over de verhouding tussen de staat en de economische markt was veranderd. De SPD raakte net als de CDU/CSU beïnvloed door het idee van de sociale markteconomie als een middenweg tussen de twee concepten van economische staatscontrole en de vrije markt. Het Godesberger Programm omschrijft dit als: ‘So viel markt wie möglich, so viel Planung wie nötig.’42

Door het inzicht dat de vrije markt in de jaren dertig onder invloed van de Grote Depressie tekort had geschoten in bepaalde maatschappelijke behoeften zoals huisvesting, infrastructuur en gezondheidszorg ontstonden in westerse landen verschillende gemengde economieën. In Frankrijk en Groot-Brittannië ontstond volgens de theorie van Van der Wee de

neo-40 Abelshauser, Deutsche Wirtschaftsgeschichte, 244. Nützenadel, Stunde der Ökonomen, 230-234. Faulenbach,

Geschichte der SPD, 72-74, 76. Wehler, Deutsche Gesellschaftsgeschichte, Band 5, 73. Streeck, ‘German

capitalism’, 237-242. Dit moet niet verward worden met de planification in het naoorlogse Frankrijk.

41 De verdeling van de stemmen op het Godesberger Parteitag over het nieuwe grondbeginselprogramma: 324 stemmen tegen 16 stemmen voor. Faulenbach, Geschichte der SPD, 77, 78. Nonn, ‘Das Godesberger Programm und die Krise des Ruhrbergbaus’, 72. Green, e.a., The Politics of the New Germany, 25, 69, 75, 77-78, 112-113, 216. Husmann-Driessen, Die Ideologiesprache der beiden Volksparteien SPD und CDU, 216.

42 Faulenbach, Geschichte der SPD, 77, 78. Grundsatzprogramm SPD 1959, ‘Godesberger Programm’ (1959) 14. Nonhoff, ‘Soziale Marktwirtschaft für Europa und die ganze Welt!’, 266. U. Jun, Der Wandel von Parteien in der

Mediendemokratie. SPD und Labour Party im Vergleich (Frankfurt 2004) 250-258. Husmann-Driessen, Die Ideologiesprache der beiden Volksparteien SPD und CDU, 260-266.

(22)

collectivistische gemengde economie, gekenmerkt door nationalisatie van onder andere transport en de kolen- en staalindustrie. In de gemengde economie in Nederland, Zweden, Oostenrijk en België was de naoorlogse economie gericht op centraal overleg tussen werkgevers en

werknemers. In de Verenigde Staten en West-Duitsland was de vrije markt de norm waarbij de overheid (relatief weinig) correcties en controle toepaste in de vorm van belastingheffing of in West-Duitsland bijvoorbeeld via loonafspraken in de Konzertierte Aktion; een overleggroep van leden van de regering, werknemers, werkgevers en deskundigen. Dit systeem heette de neo-vrijemarkteconomie.43

Alternatieve begrippen

De SPD liet haar marxistische idealen varen vanaf 1959. De partij wilde met het Godesberger Programm laten zien dat de economische idealen van de partij geen fundamentele bedreiging vormden voor de economische koers van Erhard en Adenauer. Interessant is dat het begrip sociale markteconomie wordt vermeden in het Godesberger Programm; in plaats daarvan gebruikt de SPD de term demokratischer Sozialismus. ‘Totalitäre Zwangswirtschaft zerstört die Freiheit. Deshalb bejaht die Sozialdemokratische Partei den freien Markt, wo immer wirklich Wettbewerb herrscht.’44 Germanist Husmann-Driessen verklaart het vermijden van het letterlijke begrip sociale markteconomie in het Godesberger Programm met het feit dat de SPD tot kort ervoor voor een Planwirtschaft pleitte en een markteconomie te ver van dit eerdere idee afstaat. Nonhoff ziet de economische visie in het Godesberger Programm als bewijs voor het succes van de sociale markteconomie als concept. Ondanks dat de SPD tot 1990 niet letterlijk het begrip gebruikte, steunde ze het concept van de sociale markteconomie.45

Tijdens de regeerperioden tussen 1966-1982 gebruikte de SPD in plaats van soziale

Marktwirtschaft het alternatieve begrip demokratischer Sozialismus. Om aan te geven dat de SPD zich niet afkeerde van de succesvolle markteconomie van Adenauer en Erhard, gebruikte de partij

43 Van der Wee, Prosperity and Upheaval, 281-313.

44 Grundsatzprogramm SPD 1959, ‘Godesberger Programm’, 14.

45 Nonhoff, ‘Soziale Marktwirtschaft für Europa und die ganze Welt!’, 266. Regierungsprogramm SPD 1990, ‘Der neue Weg: ökologisch, sozial, wirtschaftlich, stark: Regierungsprogramm 1990-1994’ (1990) (Geraadpleegd via Friedrich-Ebert Stiftung http://library.fes.de/pdf-files/bibliothek/retro-scans/fa90-05465.pdf) 6, 7.

Regierungsprogramm der SPD 1994, ‘Reformen für Deutschland’ (1994) (Geraadpleegd via Friedrich-Ebert Stiftung

http://library.fes.de/pdf-files/netzquelle/01786.pdf op 21 mei 2015) 26.

Grundsetzprogramm SPD 1998, ‘Berliner Programm’ (1989, aangepast1998) (Geraadpleegd via Friedrich-Ebert Stiftung http://library.fes.de/pdf-files/bibliothek/retro-scans/fa98-07828.pdf op 21 mei 2015) 3. Van der Wee,

Prosperity and Upheaval, 281-313. Husmann-Driessen, Die Ideologiesprache der beiden Volksparteien SPD und CDU, 256-260, 373. Na 1951 vermeed de SPD het begrip Planwirtschaft, maar pleitte nog wel voor Planung en

(23)

de term gesteuerte Marktwirtschaft. SPD-minister Karl Schiller (1911-1994) – in de periode 1966-1972 minister van Economische Zaken en 1971-1972 minister van Financiën – wordt samen met Erhard genoemd als de politicus die de Duitse economie opnieuw vormgegeven heeft. Tijdens zijn ministerschap werd het Gesetz zur Förderung der Stabilität und des Wachstums der

Wirtschaft aangenomen. Deze wet had als doel de macro-economische stabiliteit te waarborgen

via het Magisches Viereck van prijsstabiliteit, werkgelegenheid, economische groei en evenwicht op de betalingsbalans. Hij vermeed echter het begrip sociale markteconomie en de SPD liet zich kritisch uit tegenover het concept. Tijdens een speech op de Außerordentlicher Parteitag in Dortmund (1972) benadrukte SPD-bondskanselier Willy Brandt de distantie van de SPD tot de sociale markteconomie zoals de CDU/CSU die had doorgevoerd. De sociale markteconomie van de CDU was volgens Brandt niet sociaal voor de zwakkeren in de Duitse samenleving, maar sociaal voor de ondernemers.46

De oliecrisis van 1973, de recessie van 1975 en de daarop volgende stijging van de werkloosheid zorgde ervoor dat er binnen de SPD weer stemmen opgingen voor meer Planung en Lenkung van de economie. Ondertussen blies de CDU vanuit de oppositie (1969-1982) het begrip sociale markteconomie nieuw leven in door de oorzaak van de crisis te leggen bij de onderbreking van de sociale markteconomie doordat de SPD regeerde. De herinvoering van de sociale markteconomie door de CDU werd als oplossing voor de crisis gepresenteerd. De SPD vermeed het begrip nog steeds en gebruikte alternatieve sociaaleconomische termen als Strukturpolitik en

Investionslenkung.47

In 1976 voerde Helmut Schmidt verkiezingen met de slogan Modell Deutschland. Het begrip Modell Deutschland werd gebruikt als de benaming voor het succesmodel van de Duitse economie waarbij de balans tussen markt en staat werd gevormd door de combinatie van het

Mitbestimmungsrecht (het recht op medezeggenschap in bedrijven en de vertegenwoordiging van

werknemers in de raad van toezicht), sociale zekerheid en economische vrijheid. Het

Mitbestimmungsrecht was en – en is nog steeds – een belangrijke sociaaldemocratisch

uitgangspunt voor de economie. De SPD gebruikte in het verkiezingsprogramma de succesvolle

Meisterung van de wereldwijde economische crisis als legitimering voor Modell Deutschland. 46 Stötzel en Wengeler, Kontroverse Begriffe, 73. Spoerer, ‘Wohlstand für alle?’, 30. G. Schröder, ‘SPD

Regeringsverklaring 1998’, (10 november 1998). (Geraadpleegd via Bundesarchiv in Koblenz: Plenarprotokoll 14/3 des Deutschen Bundestages.) D. Staffelt, Plenarprotokoll 14/158 Stenographischer Bericht, 15 maart 2001. Jun, Der

Wandel von Parteien in der Mediendemokratie. SPD und Labour Party im Vergleich, 255-257.

(24)

Modell Deutschland is de term geworden die sociaalwetenschappers naast de sociale markteconomie gebruiken om het Duitse economische model te karakteriseren. Schmidt gebruikte het begrip om in de verkiezingen aan te kondigen de sociaaleconomische politiek uit zijn eerste regeringstermijn te willen uitbouwen.48

‘Wir wissen: Millionen von Menschen waren glücklich wenn sie unter den materiellen Bedingungen unserer Republik und mit diesem Maß an persönlicher Freiheit und sozialer Sicherheit leben könnten, daß wir für selbstverständlich halten. Wir wissen aber auch daß noch vieles zu tun bleibt, um unseren Platz zu sichern und auszubauen.’49

De vermijding van het begrip sociale markteconomie door de SPD tot de jaren negentig kan verklaard worden door de associatie van het ordoliberalisme met het Derde Rijk. Verschillende ordoliberalen hebben tijdens het Derde Rijk advies gegeven over het nationaalsocialistische economische beleid. Wellicht heeft deze negatieve associatie met het ordoliberalisme de doorslag gegeven in de beslissing van de SPD om het ordoliberale begrip niet over te nemen van de CDU. Het is de SPD bovendien gelukt om succesvolle alternatieven voor het begrip sociale

markteconomie te presenteren. Met de slogan Modell Deutschland won de SPD bijvoorbeeld de Bondsdagverkiezingen van 1976. Vanaf de Duitse eenwording werd de vraag actueel wat voor soort economie herenigd Duitsland moest krijgen. De sociale markteconomie werd door de meeste politieke partijen beschouwd als de beste benaming voor de Duitse gemengde economie.50 De SPD sloot zich als laatste grote politiek partij aan bij de partijen die het begrip sociale

markteconomie gebruikten. Vanaf de jaren zeventig was er onder invloed van de

milieuwetenschappers van de Club van Rome meer aandacht gekomen voor ecologie binnen de SPD en de CDU. De SPD gebruikte in 1990 het begrip sociale markteconomie voor het eerst; als ‘ökologisch und sozial verantworliche Wirtschaft’.51 De CDU ging vanaf dat moment het begrip ‘sozialökologische Marktwirtschaft’ gebruiken.52 Volgens Husmann-Driessen is deze nieuwe formulering van het begrip door de CDU een reactie op de formulering van de SPD in 1990, 48 T. Hertfelder, e.a. (ed.), Modell Deutschland. Erfolgsgeschite oder Illusion (Göttingen 2007) 9-26.

49 SPD Regierungsprogramm 1976-1980 ‘Weiter arbeiten am Modell Deutschland’.

50 R. Ptak, Vom Ordoliberalismus zur Sozialen Marktwirtschaft: Stationen des Neoliberalismus in

Deutschland (Berlijn 2013).

51 Regierungsprogramm SPD 1990, ‘Der neue Weg: ökologisch, sozial, wirtschaftlich, stark: Regierungsprogramm 1990-1994’ (1990) (Geraadpleegd via Friedrich-Ebert Stiftung http://library.fes.de/pdf-files/bibliothek/retro-scans/fa90-05465.pdf) 6, 7.

52 CDU Wahlprogramm 1990 ‘Ja zu Deutschland - Ja zur Zukunft’ (Geraadpleegd via Konrad Adenauer Stiftung via http://www.kas.de/wf/de/71.8940/ op 1 oktober 2015) 16.

(25)

‘ökologisch und sozial verantworliches Wirtschaften’. Het toevoegen van ecologische kenmerken aan de sociale markteconomie door de SPD werd direct overgenomen door de CDU die ook claimde het belang van ecologie te erkennen. Op deze manier begon de strijd om de ‘ware vertegenwoordiging’ van het begrip vanaf de jaren negentig.53

53 Husmann-Driessen, Die Ideologiesprache der beiden Volksparteien SPD und CDU, 11-14, 238, 329-334. Grundsetzprogramm SPD 1998, ‘Berliner Programm’ (1989, aangepast1998). J. Burkhardt, ‘Europas Wirtschaftsbegriff’, in: Pim den Boer (ed.) Europäische Erinnerungsorte 1: Mythen und Grundbegriffe des

europäischen Selbstverständnisses (München 2012) 331. Nonhoff, Politischer Diskurs und Hegemonie, 9-15,

379-391. Regierungsprogramm SPD 1990, ‘Der neue Weg: ökologisch, sozial, wirtschaftlich, stark: Regierungsprogramm 1990-1994’ 6, 7.

(26)

Hoofdstuk 2

Renaissance der sozialen Marktwirtschaft

De Duitse eenwording bracht de economische zwakte van Oost-Duitsland aan het licht. De nieuwe Länder hadden investeringen nodig en kampten met meer werkloosheid dan de West-Duitse Bundesländer. Vanaf de jaren zeventig hadden vergrijzing en globalisering voor steeds meer druk op de Europese verzorgingsstaten gezorgd. De Duitse eenwording versterkte de crisis van de Duitse verzorgingsstaat. De economische groei stagneerde en de SPD, maar ook andere politieke partijen zoals de CDU en de FDP, pleitten voor politieke hervormingen om de

verzorgingsstaat te versoberen.54

Een paar maanden voor de verkiezingen in september 1998 veranderde partijvoorzitter Oskar Lafontaine het beginselprogramma van de SPD door een nieuw voorwoord te publiceren. In de oude versie van het programma kwam de sociale markteconomie niet voor, maar in deze editie werd uitgelegd wat de partij onder het concept verstond en hoe het deel uitmaakte van haar politieke doel. ‘Auf der Grundlage der sozialen Marktwirtschaft wollen wir ökonomische Leistungsfähigkeit und soziale Sicherheit.’ Deze ‘basisbeginselen’ hielden ten eerste in dat mensen kans moesten hebben op een werkplek en ten tweede vielen er de rechtsgelijkheid en gelijkstelling van mannen en vrouwen onder.55

In het programma voor de verkiezingen van september 1998 werd duidelijk dat de SPD een ‘Erneuerung der Sozialen Marktwirtschaft’ wilde. De partij wilde meer marktwerking en economische winst gecombineerd met sociale zekerheid; ‘Wohlstand und Erfolg’. ‘Wir setzen auf die Kräfte des Marktes und auf die Leistungsbereitschaft der Menschen. Und wir bauen auf soziale Partnerschaft und auf soziale Stabilität.’56

In het voorwoord van het SPD-grondbeginselprogramma van 1998 en het verkiezingsprogramma uit hetzelfde jaar ligt de nadruk op de Leistungsfähigkeit (het productievermogen) van de Duitse

54 Als voorbeeld: in 1991 was het percentage werklozen 7,3 %; waarvan 10,2 % in Oost-Duitsland en 6,2 % in West-Duitsland. Green, e.a., The Politics of the New Germany, 48, 118-121, 126-140. CDU Wahlprogramm 1998 ‘Der Aufswung ist da mehr Beschäftigung in Deutschland’ (Geraadpleegd via Konrad Adenauer Stiftung via

http://www.kas.de/upload/ACDP/CDU/Programme_Bundestag/1998-2002_Wahlplattform.pdf op 21 januari 2015) 19-22. FDP Wahlprogramm 1998, ‘Es ist Ihre Wahl’ (Geraadpleegd via Friedrich Naumann Stiftung via

http://www.freiheit.org/files/288/1998_Bundestagswahlprogramm.pdf ).

55 Grundsetzprogramm SPD 1998, ‘Berliner Programm’ (1989, aangepast1998) 3.

56 Wahlprogramm SPD 1998, ‘Arbeit, Innovation und Gerechtigkeit. SPD-Programm für die Bundestagswahl 1998’, 11-14.

(27)

economie. Husmann-Driessen noemt het verkiezingsprogramma uit 1998 het begin van een nieuwe toepassing van het begrip sociale markteconomie door de SPD. In eerdere perioden had de SPD vooral nadruk gelegd op sociale politiek, nu werd er meer gezocht naar een balans tussen sociale voorzieningen en marktwerking. De nieuwe toepassing van het begrip door de SPD vanaf 1998 was onderdeel van de Derde Weg die de SPD voor ogen had, waar het volgende hoofdstuk op ingaat.57

Door het gebruik van foto’s in de verkiezingscampagne waarop lijsttrekker Gerhard Schröder sigaren rookt, probeert de SPD volgens politicoloog Martin Nonhoff de associatie op te wekken met Ludwig Erhard, die de eerste politicus was die het begrip sociale markteconomie gebruikte. Deze campagnefoto’s zijn onderdeel van de renaissance van de sociale markteconomie. De ‘wedergeboorte’ van het concept wordt op deze manier geplaatst naast het concept van de

founding father van de sociale markteconomie, Erhard. Schröder wilde dit concept verder

ontwikkelen en moderniseren.58

Moderne soziale Marktwirtschaft

De regeringsverklaring van Schröder op 10 november 1998 zette de toon voor de hervormingen. In de verklaring stelt Schröder de rood-groene kabinetten als doel om de staat en de economie te moderniseren. De ‘financiële erfenis’ van de Duitse eenwording en de hoge werkloosheid

vroegen volgens Schröder om ‘structureel ingrijpen’. ‘Alle Ausgaben des Bundes müssen auf den Prüfstand. Der Staat muß zielgenauer und vor allen Dingen wirtschaftlicher handeln.’59 Het eerste onderdeel van het hervormingspakket was een belastinghervorming waardoor de kosten van arbeid werden verminderd. De ondernemersbelasting werd verminderd en de inkomensbelasting ging omlaag.60

De sociale markteconomie speelt een belangrijke rol in de regeringsverklaring van 1998. De sociale markteconomie was namelijk een vertrouwd concept dat in een nieuw jasje zou blijven bestaan. Het structurele ingrijpen omvatte ook zeer impopulaire maatregelen; zo kondigde Schröder in de regeringsverklaring naast belastingverlagingen ook de korting aan van het

Elterngeld (oudertoeslag). Alle hervormingen werden echter niet als drastische veranderingen

gepresenteerd door Schröder, maar als aanpassingen die een verbetering vormden van het

57 Husmann-Driessen, Die Ideologiesprache der beiden Volksparteien SPD und CDU, 181, 394-405. 58 Nonhoff, Politischer Diskurs und Hegemonie, 389-394.

59 Regeringsverklaring G. Schröder: Plenarprotokoll 14/3 des Deutschen Bundestages, 10 november 1998, 48. 60 Ibidem.

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

Dabei handelt es sich überwiegend um Wasser- und Watvogel- arten, die hier mit bis zu 70 Arten auf dem Durchzug im Herbst und Frühjahr rasten, um Nahrung aufzunehmen.. Einige

Falls eine Farbe festgelegt wird, sollten auskommentierte Code-Stellen unbedingt mit einem % (und eventuell einem inline-Kommentar danach) beendet werden, weil die Farb- markierung

Die Option chapter legt fest, dass Index und Liste der Änderungen in

This paper examines the population and economic growth, level of urbanisation and spatial agglomeration within former homelands using the three census years (1996, 2001 and 2011)

Doordat uit tijdstudies is gebleken dat met de Co-60 capacitief gezien echter maar 3/5 van het aantal patienten van de Linac bestraald kunnen worden, zijn de tot ale kosten per

If you believe that digital publication of certain material infringes any of your rights or (privacy) interests, please let the Library know, stating your reasons.. In case of

Seine digitalen Annäherungsversuche scheitern ebenso wie das Vorhaben, das soziale Netzwerk für Marketingzwecke zu nutzen!.

In Italien oder Irland hat sich gezeigt: Die meisten Raucher nehmen Rauchverbote in Gaststätten gar nicht mehr als so nega- tiv wahr.. Im Gegenteil, viele begrüßen es, sich nicht