• No results found

De oprichting van de bankenunie De kracht van lobbyen

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "De oprichting van de bankenunie De kracht van lobbyen"

Copied!
64
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

De oprichting

van de

bankenunie

De kracht van lobbyen

Lucien van Pomeren

MA Scriptie Europees Beleid Graduate School of Humanities Universiteit van Amsterdam Begeleider: Dhr. dr. L.K. Marácz.

(2)

1

Inhoud

Lijst van afkortingen ... 3

Lijst van figuren ... 4

Hoofdstuk 1: Introductie ... 5

1.1. Onderzoek achtergrond ... 5

1.2. Onderzoeksvraag ... 6

1.3. Structuur van het onderzoek ... 6

1.4. Methodologische verantwoording ... 7

Hoofdstuk 2: Theoretisch kader ... 8

2.1. Introductie ... 8

2.2. Trade-off ... 8

2.3. Lobbyen ... 13

2.3.1. Belangenorganisaties ... 17

2.3.2. Invloed... 18

2.3.3. Wet- en regelgeving voor banken pre-bankenunie ... 19

Hoofdstuk 3: Stakeholdersanalyse ... 21 3.1. Introductie ... 21 3.2. De Bankensector ... 21 3.2.1. De banken ... 21 3.2.2. Koepel- en brancheorganisaties ... 24 3.3. Non-gouvernementele organisaties ... 26 3.3.1. Europese organisaties ... 27 3.3.2. Nationale organisaties ... 29 3.4. De overheid ... 30 Hoofdstuk 4: Lobbyen in de EU ... 31 4.1. De Europese Commissie ... 31

4.2. De Raad van de Europese Unie ... 32

4.3. Het Europees Parlement ... 34

4.3.1. Commissie Economische en Monetaire Zaken. ... 35

4.4. Overige EU instellingen ... 35

4.4.1. Het Europees Economisch en Sociaal Comité ... 35

4.4.2. De Europese Rekenkamer ... 35

4.4.3. De Europese Centrale Bank ... 36

(3)

2

4.5.1. Transparantieregister... 36

4.5.2. Gedragscodes personeel ... 37

4.5.3. Transparantieverordening ... 38

Hoofdstuk 5: Het opzetten van de bankenunie ... 40

5.1. Inhoud ... 42

5.1.1. Single Supervisory Mechanism ... 43

5.1.2. Single Resolution Mechanism ... 44

5.1.3. Single Resolution Fund ... 44

Hoofdstuk 6: Lobbytactieken ... 46

6.1. De Europese Commissie adviseren ... 46

6.2. De Raad van de Europese Unie adviseren ... 48

6.3. Het Europees Parlement adviseren ... 48

6.4. Draaideureffect ... 49 6.5. De toekomst ... 49 Conclusie ... 51 Bibliografie ... 53 Artikelen en boeken ... 53 Files ... 54

(4)

3

Lijst van afkortingen

AFME Association for Financial Markets in Europe

ALTER-EU Alliance for Lobbying Transparency and Ethics Regulation BEUC Bureau Européen des Unions des Consommateurs BBP Bruto Binnenlands Product

CEO Corporate Europe Observatory

CEMZ Commissie Economische en Monetaire Zaken Commissie Europese Commissie

CONECCS CONsultation, the European Commission and Civil society De Raad De Raad van de Europese Unie

DG Directoraat-Generaal

DG Markt Directoraat-Generaal Interne markt en Diensten DG EFCIN DG Economische en financiële zaken

EABH The European Assocation for Banking and financial History EACB The European Association of Co-operative Banks

EAPB European Association of Public Banks EBA Europese Bankautoriteit

EBIC European Banking Industry Committee EBF Europese Bankenfederatie

ECB Europese Centrale Bank

EESC Europees Economisch en Sociaal Comité EGKS Europese Gemeenschap van Kolen en Staal EMF European Mortgage Federation

EMU Economische en Monetaire Unie

EP Europees Parlement

ESA European Supervistory Authorities ESFS European System of Financial Supervisors ESRB Europees Comité voor Systeemrisico ESBG European Savings and retail Banking Group

EU Europese Unie

EuroFed Europese Federatie

ESM Europese Stabiliteitsmechanisme FCA Financial Conduct Authority FSCP Financial Services Consumer Panel IIF Institute of International Finance MKB Midden- en KleinBedrijf

NGO Non-gouvernementele organisatie RBS Royal Bank of Scotland Group SRB Single Resolution Board SRF Single Resolution Fund SRM Single Resolution Mechanism SSM Single Supervisory Mechanism

(5)

4

Lijst van figuren

(6)

5

Hoofdstuk 1: Introductie

1.1. Onderzoek achtergrond

Twintig jaar na het ondertekenen van het Verdrag van Maastricht en de oprichting van de Economische en Monetaire Unie (EMU) had de Europese Unie vanwege de Europese

staatsschuldencrisis niet veel te vieren. De crisis was in 2012 al ruim drie jaar aan de gang en het gevaar van een ontbinding van de eurozone was nog steeds niet geweken. Als poging een einde te maken aan de crisis werd er in de tweede helft van 2012 door de Europese Raad en de lidstaten van de eurozone afspraken gemaakt om de EMU te verdiepen en beter te laten functioneren – ook wel “af te maken”.1 De EMU moest afgemaakt worden, omdat bij de oprichting er onvoldoende regels waren opgesteld en er weinig mogelijkheden waren de financiële instellingen te controleren.2 De Europese Commissie (Commissie) deed binnen drie maanden na de Eurotop al de eerste

wetsvoorstellen voor een bankenunie. Eén van deze drie wetsvoorstellen was de oprichting van de Europese Bankautoriteit (EBA). Deze institutie volgde het Comité van Europese

Bankentoezichthouders op en voert onder andere de stresstesten uit bij banken en controleert de kapitaalratio’s van de Europese banken. Bovendien heeft deze institutie het recht om nationale toezichthouders terzijde te schuiven als er problemen geconstateerd worden.3 De Commissie stelde ook een verordening op waarbij de Europese Centrale Bank (ECB) veel meer invloed zou krijgen over het toezicht op de in de eurozone actief zijnde banken.4 Deze invloed zou ten koste gaan van de nationale centrale banken die eerst toezicht hielden op de banken in eigen land. Deze twee voorstellen vormen samen één van de twee pijlers van de bankenunie, namelijk de Single

Supervisory Mechanism (SSM). Het derde wetsvoorstel van de Commissie was een roadmap naar

een volledige Bankenunie. Op deze roadmap stond onder andere de zogenaamde Single Rulebook, wat gelijke kapitaalregels voor alle banken in de EU inhoudt, evenals een voor alle EU-lidstaten geldende depositogarantiestelsel en een plan van aanpak bij het falen van kredietinstellingen en investeringsmaatschappijen.5 Dit laatste onderdeel, beter bekend als de Single Resolution

Mechanism (SRM), is de tweede pijler van de bankenunie.

De SRM was niet nieuw, aangezien de Commissie in 2010 al vergelijkbare wetsvoorstellen deed om de crisis aan te pakken. Echter, de politieke wil was er toen nog niet om dit op een Europees niveau te regelen en de verschillende landen voor elkaars kosten op te laten draaien. Dit veranderde toen het duidelijk werd dat problemen van één lidstaat kunnen zorgen voor een kettingreactie in overige lidstaten. Daarnaast probeerden de Europese leiders te voorkomen dat er een constante stroom van geld zou ontstaan van de banken in de financieel stabiele landen, die voornamelijk in het Noorden van de EU liggen, naar de banken in de periferie landen in de EU, die

1 David Howarth, Lucia QuaGlia, ‘Banking Union as Holy Grail: Rebuilding the Single Market in Financial

Services, Stabilizing Europe’s Banks and ‘Completing’ Economic and Monetary Union’ Journal of Common

Market Studies, nr. 51: (2013), p. 103

2 Coen Teulings, Europa in crisis: Het Centraal Planbureau over schulden en de toekomst van de eurozone,

Amsterdam: Balans, 2011, p. 24

3

Europese Commissie (2012) ‘Proposal for a Regulation establishing a European supervisory authority (European banking authority) [. . .]’. COM(2012) 512 final

4 Europese Commissie (2012) ‘Proposal for a Council Regulation conferring specific tasks on the European

Central Bank concerning policies relating to the prudential supervision of credit institutions’. COM(2012) 511 final

5 Europese Commissie (2012) ‘Communication from the Commission to the European Parliament and the

(7)

6 voornamelijk bestaan uit Zuidelijke EU landen.6 Met de wetgeving die er nu ligt is dit probleem verholpen door het pan-Europese depositogarantiestelsel niet in te voeren.

De Europese Banken Federatie (EBF), de belangenvertegenwoordigers van Europese

bankensector, heeft na de voorstellen van de Commissie in 2012 via een persbericht laten weten dat positief stonden tegenover de voorstellen van de Commissie om tot een bankenunie te komen. Ook laat het in ditzelfde bericht weten dat zij verder zullen blijven werken met EU beleidsmakers om verdere wetgeving rond de bankenunie te creëren.7 Verder stelt de Non-gouvernementele organisatie (NGO) Corporate Europe Observatory (CEO) vast dat de bankenunie relatief weinig verandering brengt ten aanzien van meer verantwoordelijkheid van de banken en zullen deze banken bij toekomstige problemen alsnog aankloppen bij de belastingbetaler voor een

kapitaalinjectie.8 Dit wekt de suggestie dat er een zeer sterke lobby aanwezig is van de banken bij de lidstaten, in de Raad van de Europese Unie (de Raad) en de Europese Raad, maar ook bij de

Commissie ten aanzien van het bankenunie dossier.

1.2. Onderzoeksvraag

In deze scriptie zal dieper ingegaan worden op de hypothese dat er tijdens de vorming van de bankenunie, en de daar bijbehorende wetgeving, is gelobbyd door de banken en haar

belangenvertegenwoordigers. Er zal ook gekeken worden naar de lobby van organisaties die een tegengeluid probeerden te geven tegen de bankenlobby en hun belangen probeerden te behartigen. De onderzoeksvraag van deze scriptie luidt dus als volgt: In hoeverre heeft de bankenlobby de oprichting van de Europese bankenunie beïnvloed?

1.3. Structuur van het onderzoek

Deze scriptie is te verdelen in twee delen. Het eerste deel bestaat uit het opzetten van een theoretisch kader en het tweede deel bestaat uit de casusbeschrijving. In het eerste deel worden belangrijke sleutelbegrippen van de lobbytheorie uitgelegd en wordt de casus al enigszins

geïntroduceerd. In hoofdstuk 2 worden de begrippen trade-off, lobbyen, belangenorganisaties en invloed uitgelegd met betrekking tot de casus. In dit hoofdstuk wordt ook kort ingegaan op de wetgeving die er bestond voordat de verordeningen opgesteld werden die zouden leiden tot de bankenunie. Als laatste onderdeel van dit hoofdstuk wordt er ingegaan op de onderzoeksopzet. Het tweede deel van de scriptie begint vanaf hoofdstuk 3. In dit hoofdstuk wordt er een stakeholdersanalyse gemaakt van de belangrijkste spelers die zich bezig hielden met de oprichting van de bankenunie. In hoofdstuk 4 wordt er gekeken naar de ingangen die er zijn om de wetgeving vanuit de Unie te beïnvloeden. Dit hoofdstuk schenkt ook aandacht aan de

transparantiemaatregelen die er zijn op Europees niveau om het lobbyen zo eerlijk en transparant mogelijk te houden voor alle partijen. Hoofdstuk 5 gaat vervolgens in op het daadwerkelijk opzetten van de bankenunie. Er wordt gekeken naar welke wetgeving er is geïntroduceerd en hoe de reacties op deze wetgeving waren van de belanghebbenden en van de wetgevende partijen. Hoofdstuk 6

6

David Howarth, Lucia QuaGlia, ‘Banking Union as Holy Grail: Rebuilding the Single Market in Financial Services, Stabilizing Europe’s Banks and ‘Completing’ Economic and Monetary Union’ Journal of Common

Market Studies, nr. 51: (2013), p. 108-109

7

European Banking Federation, ‘EBF welcomes steps towards Single Supervisor’, EBF ref.: D1629, 12 september 2012

8 Corporate Europe Observatory, ‘A union for big banks’,

(8)

7 behandelt hoe de bankenlobby de wetgeving geprobeerd heeft te beïnvloeden op voornamelijk institutioneel niveau.

1.4. Methodologische verantwoording

Deze scriptie is uitgevoerd aan de hand van literatuur- en veldonderzoek. De literatuur is

voornamelijk gebruikt om het theoretische en historisch raamwerk te creëren waar het onderzoek in thuis geplaatst is. De bankenunie is een vrij recent stuk wetgeving van de EU en heel veel literatuur in academische tijdschriften is hier daardoor nog niet. Er is daarom veelvuldig gebruik gemaakt van het internet en publicaties die gemaakt zijn door denktanks, onderzoeksbureaus en lobbykantoren. Er is altijd gekozen voor een zo betrouwbaar mogelijke bron als er van een website gebruik gemaakt is. Als er een website gebruikt is die wellicht niet geheel onpartijdig informatie gaf dan is te allen tijde getracht deze informatie te nuanceren.

Naast het literatuuronderzoek wilde ik voor deze scriptie ook het veld in en wenste ik een aantal interviews af te nemen in Brussel. Deze wens had ik om er voor te zorgen dat deze scriptie niet volledig een theoretisch en op literatuur gebaseerd onderzoek zou worden. Ik verwachtte geen groot aantal interviews af te nemen, zeker niet met vertegenwoordigers van de financiële sector, maar één of twee zou minimaal toch wel gewenst zijn. Deze verwachting had ik omdat lobbyen een beroep is dat niet als positief wordt ervaren in de wereld. Ik ging er dus vanuit dat de lobbyisten in dienst van de banken niet graag in contact zouden willen treden met de buitenwereld. Er is per e-mail contact opgenomen met verschillende grote belangenvertegenwoordigers van de financiële sector in Brussel om mijn vragen te beantwoorden die ik had over het optreden van hun organisaties bij de wetgeving die leiden tot de bankenunie. Dit is helaas niet gelukt. Ik probeerde het vervolgens via de Nederlandse Vereniging van Banken en ook deze konden mij niet verder helpen. Het was wel gelukt om een aantal vragen te stellen over hoe lobbyen werkt aan een Nederlandse lobbyist die aan de UvA een gastcollege gaf, Jelmer Alberts. Deze vragen en antwoorden zijn ook verwerkt in deze scriptie.

Er is daarnaast via e-mail intensief contact geweest tussen mij en de NGO Corporate Europe Observatory. Zij hebben mij geholpen aan een aantal goede publicaties zodat deze scriptie

voldoende informatie bevatte over het lobbyen rondom de bankenunie en hoe NGOs daar tegenover staan. Ook zij hadden helaas geen tijd om mij een interview af te laten nemen. Deze scriptie is als gevolg dus een voornamelijk op literatuur gebaseerd onderzoek.

(9)

8

Hoofdstuk 2: Theoretisch kader

2.1. Introductie

In 2010 werden er verschillende ideeën geopperd om de Europese staatsschuldencrisis aan te pakken door de Commissie onder leiding van Barroso. Zo werden Eurobonds, staatsobligaties die gezamenlijk worden uitgegeven door de lidstaten in de eurozone, voorgedragen. Deze

staatsobligaties zijn echter illegaal volgens de EU verdragen en uitspraken van het Duitse

Constitutionele Hof.9 Er werd ook een depositogarantiestelsel op Europees niveau voorgesteld. Deze voorstellen hebben het allemaal niet gehaald vanwege de politieke en economische belangen die er in de diverse eurozone lidstaten speelden.10 Met de bankenunie is er echter toch wetgeving

gekomen die voor alle lidstaten aanvaardbaar was, maar die ook enige overeenkomsten vertonen met voorstellen van de Commissie die nooit omgezet zijn in wetgeving vanwege weerstand van de lidstaten. Het lijkt er dus alleszins op dat de bankenunie een compromis is geworden tussen de verschillende belangen van de lidstaten en banken. In dit hoofdstuk zal uitgebreid aandacht besteed worden aan de trade-off relatie binnen de bankenunie, namelijk een spanningsveld tussen

(economische) stabiliteit en (economische) groei, en waar de bankenlobby zich dus op

geconcentreerd zal hebben om de regelgeving op dat specifiek gebied te beïnvloeden. Verder zal er aandacht besteed worden aan een aantal lobby begrippen die belangrijk zijn voor de beantwoording van de onderzoeksvraag. Dit is nodig om te bepalen welke acties onder het begrip lobbyen vallen en dus van belang zijn voor het beantwoorden van de onderzoeksvraag.

2.2. Trade-off

Een trade-off heeft in de verschillende vakgebieden een net even andere definitie, maar in iedere definitie komt toch steeds dezelfde kern naar voren. Er moet namelijk een uitruil plaatsvinden en om het heel simpel te formuleren betekent dit dat als één onderdeel van de uitruil toeneemt, het andere onderdeel moet afnemen. De vraag of er strengere regels voor de financiële instellingen, en in het bijzonder banken, gewenst zijn is daar ook een voorbeeld van. Het hebben van te veel regels kan er immers voor zorgen dat de gehele sector niet meer competitief is en niet meer op de wereldmarkt kan concurreren. Dit was ook een van de redenen dat het Verenigd Koninkrijk er voor trachtte te zorgen dat de bankenunie en de daarbij behorende strengere regels niet voor

bankensector in London zou gelden.11 Het scenario met de meeste voorkeur voor alle deelnemende banken en overheden zou zijn dat er net genoeg regels zijn die de concurrentiepositie van de banken niet verstoren, maar wel de stabiliteit van deze sector waarborgen. Zo schrijft de trade-off theorie ook voor, namelijk: “een zo laag mogelijke opoffering van de grondwaarheid A om in de buurt te komen bij de basis van grondwaarheid B.”12 In het geval van de bankenunie was het dus een spanningsveld tussen de (economische) stabiliteit en de (economische) groei. Het woord

economische staat hier twee keer tussen haakjes, aangezien niet enkel de economische stabiliteit en groei onderdeel zijn van de trade-off. De politieke en sociale stabiliteit zijn ook onderdelen die in acht genomen moeten worden bij deze trade-off.

De overheid, waaronder ik in deze scriptie de lidstaten en de EU schaar, heeft baat bij een

9 Debating Europe, ‘Arguments for and against eurobonds’,

http://www.debatingeurope.eu/focus/arguments-for-against-eurobonds/, geraadpleegd op 16-12-2014

10 Peter Spiegel, ‘Barroso pushes EU banking union’, Financial Times, published on 12 juni 2006, p. 1 11 Ibidem

12

(10)

9 stabiele financiële sector met banken die voldoende geld hebben om de economie van krediet te voorzien en geen aanspraak hoeven te maken op geld van de belastingbetaler. Dit dwingen de overheden af door wetgeving in te voeren waar deze sector zich aan moet houden. Denk hierbij aan zowel het percentage dat een bank minimaal in kas moet hebben of binnen afzienbare tijd kan omzetten in liquide middelen als bij de doorlichting van de banken problemen worden

geconstateerd. Aan de andere kant heeft de overheid er ook baat bij dat de regels voor de financiële sector niet te streng zijn, aangezien de banken de kredietleveranciers zijn van de economie. Als kredietleveranciers spelen de banken een uitermate belangrijke rol in de economie aangezien zij zorgen dat investeringen gefinancierd kunnen worden. Als de liquiditeitseisen van de overheid te hoog zijn voor een bank kan dit er voor zorgen dat deze bank geen nieuwe leningen meer verstrekt, maar het geld gaat gebruiken om de reserves aan te vullen om zodoende aan de eisen te voldoen. Hierdoor droogt de kredietverlening op en kan de economie stagneren. Een stagnerende economie kan werkloosheid en lagere belastinginkomsten als gevolg hebben.13 Daarnaast betekent dit dat een bank op iedere lening die zij wel verlenen meer geld opzij moet leggen om de risico’s af te dekken. Hierdoor kan dit geld niet uitgeleend worden en kan er minder geld verdiend worden op het kapitaal dat op de balans van de bank staat. De concurrentiepositie van de bank staat dus bij te strenge regels ook op het spel.14 De belangrijkste onderdelen van de trade-off van de bankenunie zullen hieronder in meer detail behandeld worden. Per onderdeel zal er gekeken worden naar de voor- en nadelen.

Deelnemende landen: Er waren drie keuzes bij het oprichten van de bankenunie om te bepalen

welke landen er mee zouden doen: Alle EU-lidstaten, enkel de eurozone, de eurozone plus

vrijwilligers uit de rest van de EU. Aangezien het Verenigd Koninkrijk geen onderdeel wilde worden van de bankenunie is er gekozen voor de derde optie. Dit is goed om de eurocrisis aan te pakken, maar er zullen moeilijkheden ontstaan als er non-eurozone staten toetreden. Het beleid moet dan gecoördineerd worden vanuit verschillende centrale banken in plaats van enkel de ECB en de vraag hoe zwaar de mening van de non-eurozone lidstaten moeten worden meegeteld zal opgelost moeten worden.15

Toezicht: Ook bij de vraag welke institutie er toezicht zou houden op de bankensector bestonden er

drie mogelijkheden: De Europese Centrale Bank (ECB), de EBA of een nieuwe institutie. Doordat de ECB een cruciale rol heeft met betrekking tot de instandhouding van de euro heeft de ECB de belangrijkste taken toegewezen gekregen. Dit in plaats van de EBA die alle banken in de EU onder toezicht heeft en dus de logische keuze geweest zou zijn. De EBA levert de ECB nog wel de Single

Rulebook. De grootste nadelen van de toezichtfunctie toewijzen aan de ECB is dat de ECB plotseling

een zeer grote invloed heeft zonder enig tegengewicht, aangezien de bank onafhankelijk is. Daarnaast is er door de grotere macht van de ECB een kans dat het monetaire beleid van de bank aangetast kan gaan worden door de toezichtfunctie die het nu ook bekleedt.16 Het monetaire beleid moet immers prijsstabiliteit garanderen en niets meer.

De rol van de nationale toezichthouder is ook van belang bij het analyseren van het toezicht.

13

Ugo Albertazzi, ‘Bank profitability and taxation’, Journal of Banking & Finance, nr. 11: (2010), p. 2801

14 Alan S. Blinder, ‘Keynesian Economics’, http://www.econlib.org/library/Enc/KeynesianEconomics.html

geraadpleegd op 4 oktober 2014

15 Douglas J. Elliott, ‘Key issues on European banking union: Trade-offs and some recommendations’, Global

economy & development, nr. 52: (2012), p.2

16

(11)

10 De nationale toezichthouder was namelijk tot aan de oprichting van de bankenunie de enige

toezichthouder en heeft al expertise en kennis opgebouwd over de banken onder haar toezicht. Het lijkt er nu op dat de ECB ook zo min mogelijk ingrijpt op nationaal niveau, maar zich puur richt op de grensoverschrijdende banken ondanks dat de ECB het recht heeft om in te grijpen op nationaal niveau.17

Banken die onder de bankenunie vallen: Alle banken in de EU vallen onder de bankenunie. Er was

hier echter weerstand op vanuit Duitsland. De Duitse coöperatieve banken waren een van de grootste tegenstanders aangezien zij nauwelijks beïnvloed waren door de crisis en niet willen opdraaien voor de banken die niet competitief zijn of niet in het huidige economische klimaat kunnen overleven.18 Er is een gevaar dat als er banken buiten het toezicht van de ECB en EBA vallen zij in de toekomst voor instabiliteit kunnen zorgen. Er is dus gekozen voor een kans op meer

stabiliteit ten kosten van de goed opererende banken.

Bankenfonds: De eurozone heeft aan het begin van de staatsschuldencrisis een tijdelijk noodfonds

opgezet die later is overgegaan in het permanente Europese Stabiliteitsmechanisme (ESM) van 500 miljard euro. Deze 500 miljard euro wordt gestort door de Europese staten, met een initieel kapitaal van 80,22 miljard euro.19 Het ESM was oorspronkelijk bedoeld om nationale overheden met

betalingsproblemen te helpen met het lenen van geld , zodat deze staten voldoende tijd hebben om hun schuldenlast te verlagen. Daarnaast heeft het ESM vanaf eind 2014 ook 60 miljard gereserveerd staan om banken in nood te herkapitaliseren. Als onderdeel van de bankenunie is er nog een apart noodfonds voorgesteld die enkel gevuld moet worden door de banken zelf. Dit noodfonds zou binnen 10 jaar rond de 55 miljard euro groot moeten zijn. Dit is voornamelijk aantrekkelijk voor de kleine Eurolanden die banken hebben die om zouden kunnen vallen, omdat deze een relatief kleine balans hebben en dus gedekt kunnen worden door dit fonds. Aan de andere kant zijn er banken als Deutsche Bank en Lloyds die vele malen groter zijn en nooit gedekt kunnen worden door dit fonds en dus alsnog gered zouden moeten worden door de overheid. Daarnaast is Duitsland bang dat het als grootste economie ook dit fonds voor het grootste gedeelte moet gaan vullen, zonder dat het absolute controle heeft over dit fonds.20 Grote banken hebben dus helemaal geen baat bij een dergelijk fonds terwijl zij wel de banken zijn die het meeste kapitaal moeten inbrengen.

Het bankenfonds heeft daarnaast nog een nadeel dat moreel wangedrag kan veroorzaken. Banken moeten verantwoordelijk gehouden worden voor hun daden. Dit betekent dat banken ten onder moeten kunnen gaan zonder dat zij altijd kunnen rekenen op steun van enerzijds de

belastingbetaler en anderzijds de andere banken. Met dit noodfonds is het risico er dat banken meer risico’s aangaan, aangezien zij niet voor de kosten opdraaien, en is de kans groter dat een bank gered moet worden.21 Hier komt nog bij dat overheden een stimulans hebben om een zeer grote

17

Douglas J. Elliott, ‘Key issues on European banking union: Trade-offs and some recommendations’, Global

economy & development, nr. 52: (2012), p.3

18 National Association of German Cooperative Banks, ‘German cooperative banks boost membership and

increase market share while maintaining their earnings performance’, press release March 12 2014

19

Algemene rekenkamer, ‘Europees Stabiliteitsmechanisme’,

http://www.rekenkamer.nl/Publicaties/Dossiers/E/EU_governance_bij_bestrijding_economische_en_financiël e_crisis/Financiële_stabiliteitsinstrumenten/Overzichten_financiële_instrumenten/Europees_Stabiliteitsmech anisme, geraadpleegd op 4 oktober 2014

20 Benjamin Fox, ‘Who pays the bills in a banking union?’, http://euobserver.com/economic/120835,

geraadpleegd op 4 oktober 2014

21

(12)

11 bankensector te creëren aangezien de problemen op Europees niveau worden opgelost en de voordelen zoals extra banen, kredietstromen en winst voornamelijk nationaal zijn.22

Werkgelegenheid: De extra banen zullen zeker aantrekkelijk zijn, aangezien in Nederland alleen al

volgens verwachtingen van het UWV tussen 2015 en 2019 15000 banen verdwijnen in de financiële sector. Dit heeft enerzijds te maken met de automatisering van diensten en anderzijds met het reduceren van kosten om het rendement op investeringen, die onder druk staat door slechtere marktomstandigheden en door strengere regels, in stand te houden.23

Belasting: Gesimplificeerd komt het er op neer dat de overheid belastinginkomsten krijgt als er

ergens een economische activiteit plaatsvindt. Hoe meer economische activiteit hoe hoger de belastinginkomsten van de overheid. Een van de belastingen van de overheid is de

vennootschapsbelasting die in sommige EU landen voor 20 procent opgebracht wordt door de banken.24 Dit betekent ook dat de overheid baat heeft bij meer risicovol gedrag van de banken. Dit gedrag levert in ieder geval op de korte termijn meer geld op. Politici zijn gebonden aan hun wettelijke termijn en hebben dus een stimulans om zeker op de korte termijn risicovol gedrag niet geheel af te keuren. Bovendien zijn er lidstaten zoals Nederland die sinds de crisis een belasting heffen op de ongedekte leningen van de banken. Hierdoor verdient de overheid dus, naast de eventuele extra vennootschapsbelasting die het kan innen, nogmaals op risicovol gedrag van banken.25

Aan de andere kant heeft de overheid ook veel geld moeten uittrekken tijdens de crisis. In heel Europa zijn er voor honderden miljarden aan kapitaalinjecties en garanties gegeven aan de banken. Daar komen nog de sociale kosten, zoals werkloosheidsuitkeringen, en dalende

belastinginkomsten vanwege lagere economische activiteit in heel Europa bij.26 De overheid moest dus een keuze maken tussen een visie voor de lange termijn of de korte termijn. Waarbij de korte termijn meer oplevert en de banken veel vrijer laat en bij de lange termijn de risico’s en de opbrengsten lager zijn, maar daardoor ook de kosten.

Democratie: De instituties die de stabiliteit van de grensoverschrijdende bankensector moeten

waarborgen, zoals de ECB maar ook de SRM en het ESM, zijn slecht beperkt democratisch ter verantwoording te roepen. De ECB is politiek onafhankelijk en kan niet door de burgers ter verantwoording worden geroepen. De raad van gouverneurs van het ESM bestaat uit de ministers van Financiën van de eurolanden en de burger kiest de minister niet zelf en kan deze dus ook niet

22

Jean Pisani-Ferry, Guntram B. Wolff, ‘Fiscal implications of a banking union’, Bruegel discussion paper 8

september 2012, p.7

23 Catrien Spijkerman, ‘UWV: ‘Komende vijf jaar nog 15.000 banen weg in financiële sector’,

http://www.nrc.nl/carriere/2014/07/30/uwv-komende-vijf-jaar-nog-15-000-banen-weg-in-financiele-sector/, geraadpleegd op 4 oktober 2014

24 Ugo Albertazzi, ‘Bank profitability and taxation’, Journal of Banking & Finance, nr. 11: (2010), p. 2803 25

CBS, ‘Bankenbelasting levert meer dan een half miljard euro op’,

http://www.cbs.nl/nl-NL/menu/themas/macro-economie/publicaties/dne/sectoren/archief/2013/2013-29-03-02-ne-s.htm, geraadpleegd op 6 oktober 2014; Rijksoverheid, ‘Wat is de bankenbelasting’,

http://www.rijksoverheid.nl/onderwerpen/hervorming-financiele-sector/vraag-en-antwoord/wat-is-de-bankenbelasting.html, geraadpleegd op 6 oktober 2014

26 Yves Herman, ‘Banks saved, but Europe risks losing a generation’,

http://www.reuters.com/article/2013/03/11/us-eu-parliament-crisis-idUSBRE92A08W20130311, geraadpleegd op 6 oktober 2014

(13)

12 direct afstraffen.27 Daarnaast heeft de SRM ook een afwikkelingsraad dat het bankenfonds beheert. Deze raad heeft een intergouvernementeel karakter, maar doordat er getracht wordt de band tussen nationale staat en bank te verbreken lijkt ook hier de democratische controle te missen.28 Deze politieke onafhankelijkheid zal er ongetwijfeld voor zorgen dat er minder met de politiek in het achterhoofd beslissingen worden genomen. Aan de andere kant is dit wel een zorgwekkende ontwikkeling. De toename in technocratische governance betekent niet automatisch dat het beter is dan dat gekozen volksvertegenwoordigers dit doen aangezien ook de vrije markt voor onzekerheden zorgt waar niemand controle over heeft.29 Dit fenomeen van instituties opstellen die niet direct ter verantwoording kunnen worden gehouden wordt ook wel de agency fever genoemd van de EU en dat terwijl er al voldoende informele wegen zijn om de beleidsvorming van de EU te beïnvloeden zonder parlementaire controle.30

Verkiezingen: Als de economie slecht draait worden de regerende politieke partijen vaak afgestraft

voor hun beleid. Dit was afgelopen jaren ook terug te zien in Frankrijk31, Spanje32 en Italië33 waar alle regeringen van compositie veranderd zijn sinds de Europese staatsschuldencrisis uitbrak. Er

speelden in deze landen ook andere thema’s die bijgedragen hebben aan de verkiezingsnederlagen voor de regerende partijen. Deze hadden echter niet zo’n beslissende rol als de slecht draaiende economie en de daarbij behorende hoge werkloosheid en schulden. Met strengere regels voor de banken zullen de politieke partijen hoogstwaarschijnlijk minder snel gestraft worden voor het gedrag van de banken. De banken moeten nu weerbaarder zijn en dienen met de bankenunie hun eigen problemen op te lossen. Daarnaast kan de bankenunie ook goed verkocht worden als een methode om de bankensector zijn eigen problemen op te laten lossen zonder dat daar de belastingbetaler voor zal moeten opdraaien en het een probleem wordt van het hele land. Aan de andere kant blijven de banken nog steeds een nationaal probleem. De totale staatsschulden portofolio van banken in Griekenland, Spanje, Italië en Portugal bestaan voornamelijk uit obligaties van hun thuisland.34 Dit betekent dat als de obligaties van deze landen een lagere rating krijgen van de kredietbureaus zij onvoldoende middelen bezitten om te voldoen aan de nieuwe liquiditeitseisen van de bankenunie

27

Algemene rekenkamer, ‘Europees Stabiliteitsmechanisme’,

http://www.rekenkamer.nl/Publicaties/Dossiers/E/EU_governance_bij_bestrijding_economische_en_financiël e_crisis/Financiële_stabiliteitsinstrumenten/Overzichten_financiële_instrumenten/Europees_Stabiliteitsmech anisme, geraadpleegd op 4 oktober 2014

28

Europese Commissie, ’Publicatieblad van de Europese Unie L225’, nr. 57: (2014), 30 juli 2014

29 Michelle Everson, ‘A European banking union will only exacerbate the Eurozone crisis by further reducing

democratic accountability’, The London School of Economics and Political Science blogs, 26 juli 2012

30

Deirdre Curtin et al., Accountability and European Governance, London: Routledge (2012), p.53

31 Tony Cross, ‘Why did Sarkozy lose the French presidential election?’,

http://www.english.rfi.fr/economy/20120506-why-did-sarkozy-lose-french-presidential-election, geraadpleegd op 4 oktober 2014

32 Satyajit Das, ‘Why Leading Political Parties Lose Electoral Support’,

http://forbesindia.com/article/column/why-leading-political-parties-lose-electoral-support/37880/1, geraadpleegd op 4 oktober 2014

33

Rachel Donadio, Elisabetta Povoledo, ‘Facing Crisis, Technocrats Take Charge in Italy’,

http://www.nytimes.com/2011/11/17/world/europe/monti-forms-new-italian-government.html, geraadpleegd op 4 oktober 2014

34 David Howarth, Lucia QuaGlia, ‘Banking Union as Holy Grail: Rebuilding the Single Market in Financial

Services, Stabilizing Europe’s Banks and ‘Completing’ Economic and Monetary Union’ Journal of Common

(14)

13 en dus in de problemen komen. Immers als de obligaties een lagere rating krijgen moeten deze ook met een lagere waarde in de boeken gezet worden.35

Concurrentiepositie: Nu er gezamenlijke regels zijn vastgesteld door de eurozone kiezen sommige

lidstaten er alsnog voor om de strengere regels van de bankenunie eerder in te voeren36 of door juist strengere regels dan afgesproken te gaan hanteren37.38 Dit kan er voor zorgen dat de sector eerder het vertrouwen terug wint, maar dit raakt ook de concurrentiepositie van de banken in de EU als niet alle lidstaten dit tegelijk gaan doen. De consument zal hier ook last van ondervinden doordat de banken de veilige leningen, zoals hypotheken die lager zijn dan de waarde van het huis, niet afgelost willen zien. De banken kunnen deze consumenten lagere rentetarieven aanbieden om de lening ook voor de consument gunstiger te maken en dus te behouden. Vervolgens verliest de overheid weer inkomsten door de hypotheekrenteaftrek.39

De overheid heeft dus een aantal keuzes gemaakt bij de oprichting van de bankenunie die wel controversieel genoemd kunnen worden. Een aantal van deze keuzes zijn ook niet al te populair bij de bankensector. Daarnaast hebben sommige keuzes ook een gevolg voor de burger in de negatieve zin, maar is dit op een andere manier gepositioneerd waardoor het lijkt alsof dit niet het geval is. Het is dus lastig om te bepalen of de overheid daadwerkelijk de juiste keuze gemaakt heeft in de trade-off tussen stabiliteit en de vrije markt en of de nieuwe regels wel hun verwachtingen waar gaan maken. De bankenlobby heeft in het beleidsproces de overheid ongetwijfeld beïnvloed en

geprobeerd duidelijk te maken dat hun positie in de markt ook nog heel belangrijk is en er niet alles opgeofferd kan worden voor meer stabiliteit. De tegenpartij van de bankensector zal juist het tegenovergestelde beweren. De overheid bevindt zich in deze spagaat en deze scriptie zal zich hier ook nader op richten.

2.3. Lobbyen

Het woord lobbyen heeft zijn oorsprong uit het middeleeuwen wanneer men de lobia betrad van een koning of regent.40 In 1640 kreeg lobbyen de architectonische betekenis van “de Tweede Kamer, en andere kamers van wetgeving, een grote binnenkomsthal of een appartement die open is voor het publiek expliciet bedoeld voor interviews tussen Kamerleden en personen die daar niet toe behoren.[Eigen vertaling]”41 Tegenwoordig wordt het woord door bedrijven als synoniem gebruikt voor ‘invloed krijgen’ of voor ‘een gewenst verschil maken’. De definitie die in deze scriptie

35

Daniel Gros, ‘Banking Union with a sovereign virus’, Intereconomics, nr. 2: (2013), p.93-97

36 Euractiv, ‘Germany pushes early adoption of EU banking union rules,

http://www.euractiv.com/sections/euro-finance/berlin-pushes-early-adoption-eu-banking-union-rules-303411, geraadpleegd op 7 oktober 2014

37 Rijksoverheid, ‘Banking vision paper: towards a robust, ethica land competitive banking sector’,

http://www.government.nl/news/2013/08/23/banking-vision-paper-towards-a-robust-ethical-and-competitive-banking-sector.html, geraadpleegd op 7 oktober 2014

38 Novum, ‘Banken moeten eerder aan nieuwe regels voldoen’,

http://www.nu.nl/economie/3511929/banken-moeten-eerder-nieuwe-regels-voldoen.html, geraadpleegd op 7 oktober 2014

39

Nu.nl, ‘Aflossen hypotheek ontmoedigd door hogere bankbuffer’,

http://www.nu.nl/economie/3897798/aflossen-hypotheek-ontmoedigd-hogere-bankbuffer.html,

geraadpleegd op 8 oktober 2014

40

Rinus van Schendelen, The Art of Lobbying the EU: More Machiavelli in Brussels, Amsterdam: Amsterdam University Press 2013, p. 15

41 The Europa Publications EU Information Series, Lobbying in the European Union, London: Routledge 2005, p.

(15)

14 aangehouden zal worden is “the build-up of unorthodox efforts to obtain information and support

regarding a game of interest in order to get a desired outcome from a power-holder”42. Er is voor deze definitie gekozen omdat er in deze definitie naar voren komt dat lobbyen niet gelijk staat aan invloed, maar dat het een poging is om invloed te krijgen. In deze definitie wordt ook aangehaald dat het behalen van voordelen door conventionele middelen, zoals omkoping van een ambtenaar of het vals verkrijgen van informatie door diefstal, niet gezien wordt als lobbyen maar dat het juist een vak op zich is waarbij ook een morele code geldt zie ook hoofdstuk 4 van deze scriptie. Dit valt ook goed samen met de regels van het Europees Parlement (EP) en de Commissie wat betreft de omgang met lobbyisten. Deze instituties hebben verschillende gedragscodes opgesteld waardoor zij wel kunnen omgaan met lobbyisten, maar dat de parlements- en Commissieleden voldoende ruimte houden om zichzelf onafhankelijk te houden en niet gezien kunnen worden als pion van de lobbyist.43

Effectief lobbyen is onderdeel van Public Affairs Management wat bestaat uit drie

onderdelen: De ambitie hebben om te winnen, het bestuderen van het speelveld en met beleid actie te ondernemen. Dit is nodig, omdat er op Europees niveau heel veel belangengroepen actief zijn. Per dossier zijn er met gemak zo’n 300 belangengroepen die het dossier proberen te beïnvloeden en de lobbyisten moeten dus hun speelveld kennen, spelen om te winnen en met beleid actie ondernemen om effectief te zijn.44 Als de lobbyisten één van deze onderdelen van Public Affairs Management niet kennen of onjuist uitvoeren kan deze lobbyist terrein verliezen aan andere

belangenvertegenwoordigers met wellicht tegenstrijdige belangen. Het is dus van groot belang dat het Public Affairs Management juist wordt uitgevoerd.

De lobbyisten die actief zijn in Brussel hebben vele verschillende vormen. Het kan een Multinationale onderneming zijn die een eigen bureau heeft, maar het kan ook een NGO zijn zoals Corporate Europe Observatory of een Europese Federatie (EuroFed) als de EBF. De lobbyist kan ook iemand zijn die een Europese stad of regio vertegenwoordigd in Brussel.45 De lobby groepen kunnen onderverdeeld worden in drie subgroepen. De eerste is een single-issue lobby. Deze richt zich enkel op één onderwerp zoals voedselveiligheid. De tweede groep bestaat uit associaties van bedrijven en uit vakbonden. Deze groep heeft specifieke belangen in specifieke economische gebieden, maar ook in algemenere gebieden zoals de impact van vrijhandelsverdragen. De derde subgroep is de

commerciële lobbyist. Deze lobbyist neemt iedere casus aan en behandelt deze op elke manier die de cliënt wil. Dit kan variëren van het informeren van de cliënt tot aan het volledige pakket van lobby expertise, contacten en ervaring om de casus van de cliënt te bevorderen.46 De eerste groep lobbyisten is vaak slechts kort actief. Immers, wanneer een wetgeving aangenomen of weggestemd of zelfs teruggetrokken is door de Commissie hebben de single-issue lobbygroepen hun missie voltooid – het maakt niet uit hoe succesvol deze is geweest.47

Lobbygroepen zijn noodzakelijk vanwege twee redenen. Ten eerste worden bedrijven en

42

Rinus van Schendelen, The Art of Lobbying the EU: More Machiavelli in Brussels, Amsterdam: Amsterdam University Press 2013, p. 58

43 The Europa Publications EU Information Series, Lobbying in the European Union, London: Routledge 2005, p.

XII

44

Rinus van Schendelen, The Art of Lobbying the EU: More Machiavelli in Brussels, Amsterdam: Amsterdam University Press 2013, p. 15

45 Ibidem, p. 205 46

The Europa Publications EU Information Series, Lobbying in the European Union, London: Routledge 2005, p. XI

47 Joost Berkhout, David Lowery, ‘Short-term volatility in the EU interest community’, Journal of European

(16)

15 organisaties niet vertegenwoordigd via het democratisch proces, maar ondervinden van dit proces wel de gevolgen. De regel- en wetgeving wordt immers bepaald door de politici. Ten tweede zijn de verschillende lobbygroepen nodig vanwege het feit dat de Commissie onderbezet is voor de taken die zij moet uitvoeren. Dit maakt het formuleren van beleid een uitdaging als iedere ambtenaar zeer veel dossiers beheert en als gevolg hiervan onvoldoende kennis heeft van deze dossiers. Lobbyisten vullen dit gat. Zij representeren zeer specifieke industrieën met mensen in dienst die zeer specifieke en uitputtende kennis hebben van de gevolgen van wetsvoorstellen, in tegenstelling tot de

Commissieambtenaar die zich richt op verschillende onderwerpen en hierdoor de benodigde kennis mist. Beleidsmedewerkers van de Commissie moeten dus wel een groot netwerk hebben van lobbyisten om de juiste informatie te verkrijgen voor het opstellen van hun wet- en regelgeving. 48 De Commissie is niet alleen voor expertise en informatie afhankelijk van de lobbyisten. Zij zijn ook afhankelijk van hen om er achter te komen of wet- en regelgeving wel gewenst en nodig is.49 Lobbyisten profiteren hiervan omdat zij de informatiestroom kunnen beïnvloeden en op deze manier de wet- en regelgeving een specifieke kant kunnen opsturen. Deze afhankelijkheid kan als gevolg hebben dat de lobbyisten de Commissie dusdanig beïnvloeden dat de Commissie niet meer handelt in het belang van de EU en dus bijdraagt aan het zogenaamde democratische tekort van de EU.50

Om dit tegen te gaan bevordert de Commissie de verscheidenheid van informatiebronnen door verschillende soorten organisaties, met goedkeuring van het EP en de lidstaten, te financieren. De organisaties die geld ontvangen zijn met name NGOs en kunnen met dit geld Brussel voorzien van een andere kijk op situaties, waardoor niet alleen de zakenwereld de mogelijkheid heeft om de Commissie van hun meningen te voorzien. Immers, als de NGOs geen geld zouden krijgen dan zou de stem van het maatschappelijke middelveld in de EU nauwelijks te horen zijn over de vele stemmen van het bedrijfsleven. In sommige gevallen is er niet eens een tegenprestatie nodig om geld te ontvangen van Brussel, hoewel het niet altijd gewenst is om de onafhankelijkheid van de NGO te waarborgen.51 Aan de andere kant worden er ook beurzen uitgeschreven waar wel een

tegenprestatie tegenover staat, zoals een verslag of een onderzoek dat op tijd ingediend dient te worden in ruil voor financiële compensatie van Brussel. De Commissie geeft deze financiële hulp om meer legitimiteit te creëren, zodat ze daadwerkelijk efficiënte en effectief beleid produceren en zodat er meer diversiteit is van hun informatiebronnen. De tweede reden dat de Commissie dit doet is omdat een actief en levendig maatschappelijk middenveld helpt met het creëren van een

gemeenschappelijke identiteit voor de EU, maar een maatschappelijk middenveld kan ook uit zichzelf problemen helpen op te lossen en met nieuwe ideeën komen. Daarnaast geeft dit weer meer legitimiteit van de Commissie tegenover de lidstaten als het maatschappelijk middenveld ook meedoet bij het beleidsproces.52 Immers, als meer belangengroepen mee doen in het

beleidsvormingsproces dan worden er meer groepen betrokken bij dit proces en zou dit kunnen

48

Heike Klüver,’Informational Lobbying in the European Union: The Effect of Organisational Characteristics’,

West European Politics, nr. 35 (2012), p. 491-493

49

David Coen, ‘Empirical and theoretical studies in EU lobbying’, Journal of European Public Policy, nr. 14 (2007), p. 334

50

Justin Greenwood, Interest representation in the European Union, Hampshire: Palgrave Macmillan 2011, p. 3

51 Mark Beunderman, ‘De EU betaalt haar tegenstander’,

http://vorige.nrc.nl/europa/article1879435.ece/De_EU_betaalt_haar_eigen_tegenstander, geraadpleegd op 15 oktober 2014

52 Christine Mahoney, Michael J. Beckstrand, ‘Following the Money: European Union Funding of Civil Society

(17)

16 helpen om het democratische tekort in de EU te verhelpen.53

Om meer transparantie te creëren en om de burgers te kunnen laten inzien welke groepen er lobbyen in de EU, die het besluitvormingsproces proberen te beïnvloeden, heeft de Commissie samen met het EP in 2008 het Europese transparantieregister opgericht.54 Dit register volgt het CONECCS55 register op en is veel minder strikt qua toelatingseisen. Zo zijn er op het moment van schrijven 7531 registraties56 in dit huidige transparantieregister, terwijl in de vorige database er slechts 750 organisaties geregistreerd waren. Dit register kent ook een aantal zwakheden, aangezien de Commissie dit register nauwelijks modereert. Grote EuroFeds hadden onjuiste en onvolledige informatie ingevuld wat betreft de hoeveelheid geld dat zij spendeerden. Dit werd pas na een aantal jaar opgemerkt en aangepast. De reden die hiervoor gegeven werd was dat het onduidelijk was welke berekening er gevolgd moest worden om tot het juiste getal te komen. Daarnaast is dit register vrijblijvend en als een organisatie zich geregistreerd, heeft het de vrijheid om te bepalen onder welke categorie het valt, waardoor er nu ook een zeer wijde keus is van subcategorieën. Overigens registreren bedrijven zich ook wiens kernactiviteiten helemaal niet liggen bij het

representeren van belangen en sommige bedrijven staan in het register om het te gebruiken als een advertentie. Het helpt ook niet dat de Commissie en het EP het oneens zijn over de aanpak van het register, de Commissie wil dat het een vrijwillige database blijft en de EP ziet liever dat het verplicht wordt, en de Raad wilde niet eens mee doen. Toen de Raad wel besloot toch tot een gezamenlijke oplossing te komen werd de discussie alleen maar onoverzichtelijker, omdat zij de lobbyisten van de overheden niet in het register wilden hebben.57

Er zijn ook voordelen verbonden aan dit transparantieregister, omdat alle organisaties die zich registreren zich moeten houden aan de gedragsregels van dit register. Zo staat er nu dat alles dat in het register wordt neergezet door de organisaties compleet, actueel en niet misleidend moet zijn. Ook wordt er verwezen naar de regels en procedures van het EP en dat alle individuen die ook daar geregistreerd staan ook aan die regels moeten voldoen. Het belangrijkste uit deze regels blijkt wel dat zij geen van de EU ambtenaren moeten proberen te verleiden met aanbiedingen en dat de lobbyisten zich altijd moeten identificeren als een vertegenwoordiger van een

belangenorganisatie.58 Hier komt nog bij dat een aantal lobbyorganisaties op basis van een

overeenkomst met de Europese instituties hun eigen gedragsregels hebben opgesteld. Enerzijds om het lobbyproces transparanter te maken en anderzijds om het lobbyen in een iets beter daglicht te zetten.59

53

Heike Klüver, Loybbing in the European Union: Interest Groups, Lobbying Coalitions, and Policy Change, Oxford: Oxford University Press, p. 1

54

Justin Greenwood, Interest representation in the European Union, Hampshire: Palgrave Macmillan 2011, p. 8-9

55 CONsultation, the European Commission and Civil society 56

Europese Commissie, ‘Transparancy Register’,

http://ec.europa.eu/transparencyregister/info/homePage.do?redir=false&locale=en, geraadpleegd op 21 januari 2015

57

Justin Greenwood, Interest representation in the European Union, Hampshire: Palgrave Macmillan 2011, p. 9, 60-62; Rinus van Schendelen, The Art of Lobbying the EU: More Machiavelli in Brussels, Amsterdam:

Amsterdam University Press 2013, p. 311

58 Europese Commissie, ‘Transparancy Register’,

http://ec.europa.eu/transparencyregister/info/homePage.do?redir=false&locale=en, geraadpleegd op 15 oktober 2014

59 Rinus van Schendelen, The Art of Lobbying the EU: More Machiavelli in Brussels, Amsterdam: Amsterdam

(18)

17 Het transparantieregister, maar ook de lobbyistenindustrie in Brussel, zijn in lijn met Artikel 11 van het Unieverdrag. De eerste drie leden van dit Artikel stellen namelijk dat de instellingen van de EU, de burgers, en representatieve organen langs passende wegen hun mening over alle

onderdelen van het optreden van de Unie kenbaar moeten kunnen maken en in het openbaar in discussie moeten kunnen gaan. Daarnaast moeten de instellingen een regelmatige dialoog voeren met representatieve organisaties en het maatschappelijke middenveld. Ter bevordering van de samenhang en transparantie is de Commissie ook verplicht op ruime schaal belangenorganisaties te raadplegen. Dit komt er dus op neer dat de belangenvertegenwoordigers zijn geïnstitutionaliseerd in lijn met dit Artikel.60

Ondanks al deze maatregelen bestaat er nog steeds een negatieve connotatie bij het woord lobbyen. Dit is ook de reden dat de Commissie in 2006 afgestapt is van het gebruik van dit woord en dat het nu verwijst naar “Interactie van Europese instituties met associaties van burgers, NGOs, bedrijven-, handels- en professionele organisaties, vakbonden en denktanks.[Eigen vertaling]”61 Daarnaast is het zo dat op EU niveau er vrij weinig sprake is van, zoals Van Schendelen het noemt, “dirty lobbying”, iets dat meer voor komt in de VS in de vorm van financiële bijdrages tijdens campagnes in ruil voor voordelen als deze politici eenmaal zijn gekozen. Op Europees niveau is er veel sociale controle door de media, maar ook door de afhankelijkheid van de politici van de burger om herkozen te worden komt dit “dirty lobbying” vrij weinig voor.62

Een aantal begrippen die belangrijk zijn voor het lobbyproces en dus voor de casus zullen hieronder verder worden uitgelegd.

2.3.1. Belangenorganisaties

Het belangrijkste begrip voor het lobbyen zijn de belangenorganisaties of pressiegroepen. Zonder belangenorganisaties is er immers geen lobby mogelijk. De definitie die de Encyclopaedia Brittanica geeft is dat een belangenorganisatie een formeel gevormde associatie is van individuelen of organisaties die op basis van gedeelde zorgen proberen het overheidsbeleid in hun voordeel te beïnvloeden.63 Aan deze en soortgelijke definities zitten er volgens Beyers, Eising en Maloney, een aantal haken en ogen aan aangezien deze definitie ook opgaat voor bijvoorbeeld politieke partijen die veel meer doen en willen doen dan enkel het eindresultaat beïnvloeden. Zij beargumenteren dat een groep moet voldoen aan drie factoren om de actor te kunnen definiëren als een

belangenorganisatie. Deze drie factoren zijn organisatie, politieke belangen en informaliteit.64 Organisatie heeft betrekking tot de aard van de groep. Algemene bewegingen en de publieke opinie die de beleidsuitkomsten zouden kunnen beïnvloeden worden door deze factor buitenspel gezet, want zij zijn geen georganiseerde associatie van individuen of een organisatie van politiek gedrag. De tweede factor, politieke belangen, verwijst naar de pogingen van de

belangenorganisaties om beleidsuitkomsten te beïnvloeden. De belangengroepen proberen het beleid dusdanig te beïnvloeden dat het lijkt alsof zij de belangen behartigen van een groot deel van

60 VEU Artikel 11, lid 1-3 61

European Public Affairs Consultancies Association, ‘Lobbying – The Concept’, http://www.epaca.org/about-lobbying/lobbying-the-concept, geraadpleegd op 15 oktober 2014

62

Rinus van Schendelen, The Art of Lobbying the EU: More Machiavelli in Brussels, Amsterdam: Amsterdam University Press 2013, p. 57- 58

63

Clive S. Thomas, ‘Interest group’, http://www.britannica.com/EBchecked/topic/290136/interest-group, geraadpleegd op 15 januari 2015

64 Jan Beyers, Rainer Eising, William A. Maloney, interest group politics in Europe: Lessons from EU Studies and

(19)

18 de kiezers. Informaliteit, de derde factor waar een groep aan moet voldoen om tot een

belangengroep gerekend te kunnen worden, verwijst naar het feit dat belangengroepen geen ambities hebben om een openbaar ambt te gaan bekleden en op die manier het beleid zouden kunnen beïnvloeden. In tegenstelling hiervan proberen de belangengroepen juist de politici die deze ambten vervullen via vele informele bijeenkomsten te beïnvloeden om een gewenst resultaat te krijgen.

Het wordt door de schrijvers van deze drie factoren ook opgemerkt dat hierdoor juist veel groepen ook als belangengroep gezien kunnen worden wiens kernactiviteit daar juist heel ver van af liggen. Zij geven zelf een voorbeeld van een zwemclub die enkel in actie zal komen als er een

subsidie voor zwemactiviteiten opkomt of dreigt te verdwijnen. Deze groepen worden niet gezien als actieve belangengroepen, maar juist als potentiele lobbygroepen die enkel in uitzonderlijke situaties actief zullen worden.65

In deze scriptie zijn er volgens de hierboven behandelde definitie twee belangenorganisaties te onderscheiden: De bankenlobby en de lobby van de burgers. De burgers lobbyen onder andere via de rechtbank om zo strengere regels en vergoedingen te krijgen. Denk hierbij aan de vele

rechtszaken die gestart zijn tegen financiële instellingen voor woekerpremies, rommelhypotheken en falend beleid met het vallen van de financiële instelling als gevolg. Deze burgerverenigingen zijn hiermee een kleine groep die op deze manier wetgeving proberen te beïnvloeden. Deze manier is namelijk niet populair omdat rechterlijke uitspraken soms jaren op zich kunnen laten wachten.66 Het kan ook beargumenteerd worden dat de overheid één van de belangengroepen is67 aangezien zij ook veel op het spel heeft staan qua nationale banken en hun concurrentiepositie en stabiliteit. Doordat de overheid de wetgeving maakt en dus een openbaar ambt bekleedt, voldoet deze niet aan de bovenstaande factoren. Er is echter een keuze gemaakt in deze scriptie om de overheid in dit geval juist wel als een belangengroep te zien, omdat zij vele miljarden euro’s te verliezen hebben en ook non-materiële verliezen te verdragen kunnen krijgen als het fout gaat, zoals minder sociale cohesie door een slechtere economische toekomst en de daarbij behorende problemen. Daarnaast wordt de overheid in de Europese Raad en in de Raad van Ministers vertegenwoordigd, wat effectief ook de lobbyisten zijn van de overheid. De overige twee groepen hebben via respectievelijk EuroFeds en NGOs hun posities georganiseerd. Daarnaast streven zij er niet naar om publieke ambten te bekleden en hebben zij juist wel veel contact met de politici en ambtenaren die deze ambten wel bekleden. De drie groepen zullen onderworpen worden aan een stakeholdersanalyse in hoofdstuk 3.

2.3.2. Invloed

Het begrip invloed zit al in de definitie van belangengroep en is dus ook van groot belang voor lobbyen. Als belangenorganisaties geen invloed hebben kunnen zij nooit het eindresultaat van het beleidsproces beïnvloeden en is de gehele organisatie rijp voor opheffing. Van Schendelen definieert invloed als “[e]en relatie tussen twee of meer actoren: A beïnvloedt B, als B’s gedrag verandert (in overeenstemming met de wensen van A of in elke andere richting) door het gedrag van A. [eigen

65

Jan Beyers, Rainer Eising, William A. Maloney, interest group politics in Europe: Lessons from EU Studies and

Comparative Politics, Oxon: Routledge 2010, p. 5

66

Pieter Bouwen, Margaret Mccown, ‘Lobbying versus litigation: political and legal strategies of interest representation in the European Union’, Journal of European Public Policy, nr. 14 (2007), p. 437-438

67 Rinus van Schendelen, The Art of Lobbying the EU: More Machiavelli in Brussels, Amsterdam: Amsterdam

(20)

19 vertaling]”68 Invloed is dus zeker geen zekerheid en is een variabele en geen constante factor, wat van verschillende factoren, zoals de tijd en de arena waar het zich in afspeelt, afhangt.69

Belangenorganisaties in de EU hebben verschillende wegen van invloed. Deze zijn te verdelen in twee verschillende vectoren die in twee groepen verdeeld zijn– de downstream en upstream. De downstream gaat van Europees niveau naar het nationaal niveau en upstream gaat van nationaal niveau naar Europees niveau. Beide niveaus zijn weer op hun beurt verdeeld in publieke en private sectoren. Deze wegen laten de vele manieren zien die belangenorganisaties hebben om vanuit Europees maar ook nationaal niveau invloed uit kunnen oefenen dat weer effect kan hebben op de uiteindelijke beleidsuitkomst van de wetgevers in de EU.70

Er zijn niet alleen verschillende wegen om invloed uit te oefenen, maar de

belangenorganisaties kunnen zich ook op verschillende venues richten, ook wel venue shopping genoemd. Dit houdt in dat belangenorganisaties hun einddoelen zullen proberen te halen door hun argumenten op verschillende manieren te positioneren – ze proberen het speelveld te bestuderen en daar op in te spelen. Dit kan betekenen dat er weerstand wordt geboden op specifieke clausules van een wet, bijvoorbeeld op basis van het recht op vrijheid van godsdienst. Als dit argument aan de kant wordt geschoven door de wetgever kan een ander argument gebruikt worden voor hetzelfde doel, bijvoorbeeld dat het recht op vrijheid van meningsuiting in geding zou komen met de nieuwe wetgeving en daarom aangepast dient te worden.71

Dit lijkt er op dat alle belangenorganisaties een even grote kans hebben in de EU om het beleidsresultaat te beïnvloeden, maar dat is niet het geval. Er speelt meer dan enkel de

mogelijkheden tot lobbyen in Europa. De lobbyisten die de Commissie bereiken bestaat voor 76 procent uit bedrijven en andere professionele organisaties. Dit is in contrast met de 20 procent van de lobbyorganisaties van NGOs die toegang hebben tot de Commissie. Dit komt ook overeen met de cijfers van het EP, respectievelijk 70 en 20 procent. Dit is niet het enige wat NGOs over het algemeen in hun nadeel hebben. Zij hebben ook minder goede organisatorische capaciteit, minder financiële middelen, minder expertise en toegang tot informatie.72 Dit wordt echter wel gedeeltelijk verholpen door de financiële hulp die de Commissie verleent.73

2.3.3. Wet- en regelgeving voor banken pre-bankenunie

De wet- en regelgeving van banken waren in de periode voor de bankenunie ook al vastgelegd op Europees niveau. Deze regulering was onderdeel van de interne markt van financiële diensten. Als gevolg hiervan waren er al een aantal gemeenschappelijke regels. De nationale wetgevers konden echter extra regels toevoegen om het systeem op nationaal niveau beter te reguleren, zolang deze maar niet in strijd waren met de Europese regels. Daarnaast hadden de landelijke toezichthouders vrije ruimte om de regels te interpreteren en wanneer zij ingrepen bij situaties die voor instabiliteit zouden kunnen zorgen. Doordat de toezichthouders uit de lidstaten verschillende achtergronden

68

Rinus van Schendelen, The Art of Lobbying the EU: More Machiavelli in Brussels, Amsterdam: Amsterdam University Press 2013, p. 87 69 Ibidem 70 Ibidem, p. 45-49 71

Sarah B. Pralle, ‘Venue shopping, political strategy, and policy change: The internationalization of Canadian Forest Advocacy’, Journal of Public Policy, nr. 3 (2003), p. 233-234

72

David Coen, ‘Empirical and theoretical studies in EU lobbying’, Journal of European Public Policy, nr. 14 (2007), p. 334

73 Christine Mahoney, Michael J. Beckstrand, ‘Following the Money: European Union Funding of Civil Society

(21)

20 hebben deden zij dit allen op diverse manieren. De achterliggende redenen daarvan liggen in de verschillende economische en financiële systemen, het verschil in de juridische, bureaucratische en politieke cultuur, verschil in de hoeveelheid financiële problemen en als laatste in het missen van een consensus voor optimaal toezicht. Daarnaast hebben politici, zoals ook behandeld in hoofdstuk 2.2 Trade-off, ook veel te verliezen als de economie niet groeit. Zij kunnen de toezichthouders beïnvloeden minder streng te zijn. Hierdoor kunnen de banken meer vrijheid krijgen om goedkoop krediet te verlenen met hopelijk meer economische groei als gevolg. Met de bankenunie wordt er één lijn getrokken en worden alle banken gehouden aan dezelfde standaarden.74

De eurozone en de overige staatshoofden van de EU stelden op 29 juni 2012 voor om deze bankenunie tot stand te brengen. Vanaf dit moment was het voor alle belangengroepen duidelijk wat er uiteindelijk tot stand zou komen en begon het lobbyproces. Dit is de uitgangspositie van deze scriptie.

74 Douglas J. Elliott, ‘Key issues on European banking union: Trade-offs and some recommendations’, Global

(22)

21

Hoofdstuk 3: Stakeholdersanalyse

3.1. Introductie

In hoofdstuk 2 werden de stakeholders rondom de bankenunie al genoemd. Dit zijn onder andere de bankenlobby en de burgerverenigingen. In dat hoofdstuk werd er tevens beargumenteerd dat de overheid ook één van de stakeholders is. Het is van belang om nogmaals te vermelden dat niet alle belanghebbenden lobbyen of verenigd zijn in organisaties met lobbyisten in dienst. Dit betekent niet dat zij niets te verliezen hebben bij deze wetgeving, maar simpelweg dat zij niet het geld en de tijd hebben om actief mee te kunnen doen in het besluitvormingsproces. In de EU is het zo dat

voornamelijk de consumenten- en milieuorganisaties, en dus de vertegenwoordiging van de belangen van de burger in de EU, erg zwak zijn. Deze zwakte is gebaseerd op hun grootte en hun budget in vergelijking met de lobby van de industrie en laat zien dat deze groeperingen weinig invloed kunnen uitoefenen op het EU beleid. 75

3.2. De Bankensector

De bankensector heeft in de financiële crisis een flinke klap te verwerken gekregen: Als er gekeken wordt naar de activa van de vijf grootste banken binnen de EU in 2008 en hun activa in 2013 dan hadden die gezamenlijk een totale activa van 14.671,11 miljard dollar in december 2008 en een gezamenlijk totale activa van 11.242,77 miljard dollar op 31 december 2013.76 Oftewel, de vijf grootste banken van 2008 hebben hun totale portefeuille zien krimpen met 3.428,34 miljard dollar of 23,4 procent. Hierbij komt nog de verwachting dat de banken in de komende periode miljarden aan boetes aan de financiële toezichthouders moeten gaan betalen voor fraude bij valutahandel, misleidingen bij verkoop van financiële producten en gesjoemel met rentetarieven.77 Strengere wetgeving vanuit Brussel om een tweede financiële crisis en problemen bij banken te voorkomen, wetgeving waar ook geld voor opzij gezet moet worden door de banken, zal dus niet met open armen ontvangen worden als dit ten koste gaat van hun bedrijfsresultaat.

3.2.1. De banken

De grootste vijf banken binnen de EU van 2008 en 2013 zullen hieronder worden geanalyseerd. Er is gekozen voor deze banken, omdat zij allen geraakt zijn door de financiële crisis of op een andere manier belangrijk zijn in de Europese bankensector vanwege hun grootte en dus kwetsbaar zijn voor nieuwe wetgeving zoals het vullen van een noodfonds voor banken. Er zal gekeken worden naar de totale activa en rol binnen de Europese financiële sector. Er wordt gekeken waar de banken actief zijn en wat hun grootste activiteiten zijn in die landen. Daarnaast wordt er gekeken wat deze banken hebben opgegeven in het transparantieregister van de EU.

Royal Bank of Scotland Group (RBS) was in 2008 de grootste bank van de wereld indien we de activa

die het beheerde in beschouwing nemen. Dit was echter van korte duur, toen het in februari 2009 een verlies rapporteerde van 24,1 miljard pond over het kalenderjaar 2008 en nog 300 miljard pond aan zeer risicovolle activa in bezit had. RBS werd daarop vervolgens grotendeels genationaliseerd

75

Peter Markussen, Gert Tinggaard Svendsen, ‘Industry lobbying and the political economy of GHG trade in the European Union’, Energy Policy, nr. 33 (2005), p.246

76

Relbanks, ‘The Largest European Banks 2008’, ‘The Largest European Banks 2013’.

http://www.relbanks.com/top-european-banks/assets, geraadpleegd op 15 januari 2015

77 AFN, ‘Europese banken staan voor miljardenboetes’,

(23)

22 door de Britse overheid en had in 2013 nog maar de helft van de activa in de boeken staan.78 RBS is actief over de hele wereld als investeringsbank, maar als private bank is het voornamelijk actief in het Verenigd Koninkrijk en de Verenigde Staten en staat het in die landen ook ingeschreven aan de beurs. Het heeft in die landen ook de meeste werknemers van de in totaal 118.600 werknemers in 2013.79 Volgens het transparantieregister heeft RBS 8 lobbyisten in dienst om hun belangen te vertegenwoordigen in Brussel. De geschatte kosten lagen tussen de 200.000 en 250.000 euro in 2013. Voor de volledigheid is er ook aangegeven dat zij zich richten op initiatieven die zich richten op financiële diensten binnen de EU.80

Barclays was de tweede bank van de wereld qua hoeveelheid activa in 2008. In 2013 stond het op

plek 5 van grootste banken naar activa in de EU en had het in de periode 2008 tot 2013 zo’n 30% van haar activa verloren of afgestoten. Barclays is actief in meer dan 50 landen in alle werelddelen en heeft 139.600 werknemers.81 Barclays heeft in tegenstelling tot RBS de financiële crisis doorstaan zonder overheidssteun en heeft zelfs kansen genomen markten te veroveren door gevallen banken in nieuwe markten over te nemen. De belangrijkste is Lehman Brothers.82 Volgens het

transparantieregister heeft Barclays 3 lobbyisten in dienst en zijn de geschatte kosten tussen de 400.000 en 450.000 euro voor 2013. Dit is twee keer zo veel als dat RBS opgegeven heeft, maar voor minder werknemers.83

Deutsche Bank was in 2008 de derde grootste bank naar hoeveelheid activa in de EU, de vierde in

2013 en het is de grootste bank in Duitsland. De bank is pas sinds begin jaren 2000 minder op de Duitse markt gaan richten en meer op de internationale markt. Hierdoor is de bank minder afhankelijk van Duitsland voor de winstgevendheid. De bank had in 2013 voor 98.254 aan fulltime werknemers in dienst.84 Deutsche Bank was samen met Goldman Sachs een van de veroorzakers van de financiële crisis die zich uiteindelijk doorontwikkelde naar de Europese staatsschuldencrisis.85 Als gevolg hiervan boekte Deutsche Bank in 2008 voor het eerst in vijftig jaar een verlies. Daarnaast moest de bank 1,2 miljard euro ophalen na de afschrijving van Griekse schulden in 2011 om te kunnen blijven voldoen aan de liquiditeitseisen van de EBA.86 Volgens het transparantieregister heeft Deutsche Bank 3 werknemers plus ondersteunend personeel permanent in Brussel en komen er op

ad hoc basis experts naar Brussel om deze werknemers te ondersteunen. De drie vaste werknemers

78 Jill Treanor, ‘RBS record losses raise prospect of 95% state ownership’,

http://www.theguardian.com/business/2009/feb/26/rbs-record-loss, geraadpleegd op 15 januari 2015

79

RBS, Annual Results for the year ended 31 December 2013, p. 39

80 Alex Dawtrey, ‘Transparantieregister: The Royal Bank of Scotland’,

http://ec.europa.eu/transparencyregister/public/consultation/displaylobbyist.do?id=483974815034-52, geraadpleegd op 15 januari 2015

81 Barclays,’ Annual report 2013: Building the ‘Go-To’ bank’, p. 2 82

Geraldine Lambe, ‘Barclays’ calculated risk’, http://www.thebanker.com/Banking/Wholesale-Banking/Barclays-calculated-risk, geraadpleegd op 15 januari 2015

83 Cyrus Ardalan, ‘Transparantieregister: Barclays PLC’,

http://ec.europa.eu/transparencyregister/public/consultation/displaylobbyist.do?id=72390466359-39, geraadpleegd op 15 januari 2015

84

Deutsche Bank, ‘Building for the future: Annual Review 2013’, p.2

85 Carl Levin, Tom Coburn, Wall street and the financial crisis: Anatomy of a Financial Collapse, Washington:

United States Senate 2011, p. 7-11

86 Nicholas Comfort, ‘Deutsche Bank Said to Be Ordered by EU to Close $1.7 Billion Captial Gap’,

http://www.bloomberg.com/news/2011-10-28/deutsche-bank-said-told-to-close-1-2-billion-euro-capital-gap.html, geraadpleegd op 15 januari 2015

(24)

23 zijn geaccrediteerd voor toegang tot de gebouwen van het Europees Parlement. Voor 2013 zijn de geschatte kosten 1.99 miljoen euro. Het vijfvoudige aan kosten in vergelijking met de voorafgaande behandelde banken.

BNP Paribas was de vierde bank in de EU naar hoeveelheid activa en in 2013 was de bank nummer

twee. De bank werd in 2000 gevormd door de fusie van BNP en Paribas. BNP Paribas is een van de grootste banken ter wereld met haar binnenlandse activiteiten in Frankrijk, Italië, België en Luxemburg. De bank heeft ook grote activiteiten in de Verenigde Staten, Noord-Afrika, Hong Kong en Singapore. In totaal is BNP Paribas actief in meer dan 85 landen. BNP Paribas heeft de crisisjaren van 2008 en 2009 redelijk goed doorstaan en boekte zelfs winst, hoewel dit wel per aandeel significant lager lag dan de jaren daarvoor.87 BNP Paribas heeft 4 registraties in het

transparantieregister voor iedere tak van het bedrijf een andere. De bank stelt in hun

hoofdinschrijving dat zij werk bieden aan 185.400 mensen, waarvan 142.650 in Europa. Zij hebben vijf lobbyisten in dienst en hun geschatte kosten voor het jaar 2013 liggen tussen de 500.000 en 600.000 euro. Het BNP Paribas Cardiff onderdeel heeft twee lobbyisten in dienst met geschatte kosten voor 2013 tussen de 50.000 en 100.000 euro. BNP Paribas Personal Finance heeft één iemand in dienst met geschatte kosten van 15.000 euro. BNP Paribas Securities Services’ lobbykantoor telt vier werknemers en heeft de kosten voor 2013 geschat tussen de 100.000 en 150.000.88 Dit komt neer op een totaal van 12 lobbyisten en geschatte kosten tussen de 665.000 en 865.000 euro.

HSBC Holdings was de vijfde bank naar activa in 2008 en de grootste bank in de EU en de wereld in

2013. De bank noemt Hong Kong en het Verenigd Koninkrijk haar thuishavens, maar heeft activiteiten over de hele wereld. De helft van deze bank haar activa bevindt zich in Europa, het Midden-Oosten en Afrika. In 2013 had HSBC in totaal 263.00 fulltime en parttime medewerkers, waarvan 46.000 in het Verenigd Koninkrijk en 9.000 in Frankrijk.89 In 2007 doken de

Noord-Amerikaanse activiteiten door het instorten van de hypotheekmarkt in het rood en moest HSBC daar vele miljarden verlies op nemen. Echter, in Europa en Azië steeg juist de winst en HSBC heeft sinds 2007 geen problemen meer gehad.90 Ook HSBC staat ingeschreven in het transparantieregister en heeft vijf lobbyisten in dienst met geschatte kosten die liggen tussen de 400.000 en 450.000 euro.91

Crédit Agricole Group, is de laatste bank die behandeld gaat worden. Deze bank stond niet in de

top-5 van grootste banken in de EU naar activa in 2008, maar staat wel derde in 2013. Dit ondanks dat het grote problemen had in de periode 2008 tot en met 2012 om voldoende liquide middelen in bezit te houden en eenmalig een lening moest aannemen van de Franse nationale overheid om aan de liquiditeitseisen te voldoen. De bank is van oorsprong een bank gericht op boeren in Frankrijk en wordt daarom ook wel de Groene Bank genoemd, maar heeft tegenwoordig activiteiten over de hele

87

BNP Paribas, 2009 Registration Document and Annual Financial Report, p.26

88

Transparantieregister, ‘Transparantieregister zoekresultaten BNP Paribas’.

http://ec.europa.eu/transparencyregister/public/consultation/search.do#searchResult, geraadpleegd op 15 januari 2015

89

HSBC, ‘HSBC Holdings plc: Annual Report and Accounts 2013: Connecting customers to opportunities’, p. 367

90

Jon Menon, ‘HSB to Raise $17.7 Billion as Subprime Cuts Profit’,

http://www.bloomberg.com/apps/news?pid=newsarchive&sid=aGiiBHDGHLHY, geraadpleegd op 15 januari 2015

91 Douglas Flint, ‘Transparantieregister: HSBC Holdings PLC’,

http://ec.europa.eu/transparencyregister/public/consultation/displaylobbyist.do?id=001866415031-87, geraadpleegd op 15 januari 2015

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

Alle gemeenten kunnen deelnemen aan GT Mobiele Communicatie 3 dat in opdracht van de VNG wordt uitgevoerd door VNG Realisatie.. De VNG treedt op als contracthouder

Steeds meer waarnemingen An- derzijds duiden deze gegevens, samen met alle andere waarnemingen, ontegenspreke- lijk op lokale vestiging – terwijl we daarover, tot minder dan

In vergelijking met jongeren waarmee het goed gaat of jongeren met lichte problemen, heeft deze groep gemiddeld: een minder sterk sociaal netwerk, vaker stress, een

In het evangelie zouden de apostelen bekend maken op welke voorwaarden zonden vergeven konden worden; wie deze voorwaarden niet zou aannemen, zou in zijn zonden blijven.. Weer

De Heer is de kracht van zijn volk, een burcht van redding.. voor wie door Hem

De dichter Paul Haimon droeg Oote onder veel hilariteit voor, begeleid door een jazzbandje, en was waarschijnlijk zo onder de indruk van zijn eigen succes dat hij het

U heeft om onze zienswijze gevraagd op de ontwerpbegroting 2019, bij voorkeur vóór 20 juni 2018.. Wij hebben deze stukken besproken in onze raadsvergadering van 11

Lobbyen is onvermijdelijk in een democratie. Zolang er groepen zijn met contrasterende belangen zullen er verenigingen en lobbyisten zijn die die belangen be- hartigen.