• No results found

The influence of board gender diversity on earnings management in the United States

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "The influence of board gender diversity on earnings management in the United States"

Copied!
49
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

Amsterdam Business School

The influence of board gender diversity on Earnings

Management in the United States.

Name: Naëchestah Marlissa Student number: 10737103 Date: 22-06-2015

Supervisor: Dhr. dr. B.J. van Praag Word count: 15.577

MSc Accountancy & Control, variant Control Amsterdam Business School

(2)

Statement of originality

This document is written by student Naëchestah Marlissa who declares to take full responsibility for the contents of this document. I declare that the text and the work presented in this document is original and that no sources other than those mentioned in the text and its references have been used in creating it.

The Faculty of Economics and Business is responsible solely for the supervision of completion of the work, not for the contents.

(3)

Abstract

This paper examines the relationship between board gender diversity and earnings management in the United States for the period 1998 to 2013. In addition, there is examined whether the gender of the CEO or CFO specifically affects earnings management.

The measurement of earnings management is based on accruals. The discretionary accruals are determined by the Modified Jones model. Furthermore, board gender diversity is measured by female ratio and the presence of female CEO’s or CFO’s are expressed in dummy variables. This is in accordance with several other studies.

There is no evidence found that board gender diversity has influence on earnings management. However, this study gives marginally significant evidence that the gender of the CFO has influence on earnings management. This paper contributes to the discourse on gender diversity on boards and provides new insights for future research.

(4)

Inhoudsopgave

1 Introductie en motivatie... 6

1.1 Opbouw van de Masterscriptie ... 9

2 Theoretisch kader ... 10

2.1 Agency theory ... 10

2.2 Earnings Management... 11

2.2.1 Wat is Earnings Management?... 11

2.2.2 Motieven om Earnings Management toe te passen... p 2.2.3 Hoe wordt Earnings Management meetbaar gemaakt?... 14

2.2.4 Discretionaire accrual modellen... 15

2.3 Geslachtsdiversiteit ... 19

2.3.1 Feminist Theory ... 19

2.3.2 Geslachtsverschillen ... 23

2.4 De relatie tussen geslachtsdiversiteit en Earnings Management ... 23

2.4.1 Indirecte relatie... 23 2.4.2 Directe relatie ... 25 2.5 Conceptueel model ... 26 2.6 Hypothesevorming... 28 3 Dataverzameling en onderzoeksmethodologie ... 29 3.1 Onderzoeksaanpak... 29 3.2 Populatie... 29 3.3 Operationalisatie... 31

3.3.1 Afhankelijke variabele – Earnings Management ... 31

3.3.2 Onafhankelijke variabele – Geslachtsdiversiteit... 33

(5)

4 Resultaten en conclusies ... 36 4.1 Beschrijvende statistiek... 36 4.2 Pearson’s Correlation... 37 4.3 Multicollineariteit... 38 4.4 Normaliteit en Lineariteit... 38 4.5 Outliers ... 39 4.6 Schattingsmodel... 40

4.7 Uitkomsten van het multiple regressiemodel... 40

4.8 Conclusie ... 43

4.8.1 Discussie... 44

4.8.2 Suggestie voor toekomstig onderzoek ... 44

(6)

1

Introductie en motivatie

De financiële prestaties van een onderneming worden over het algemeen gemeten aan de hand van boekhoudkundige winsten (Dechow, 1994). Deze maatstaaf is echter beïnvloedbaar door het bestuur en mede om deze reden is er in de afgelopen decennia binnen het vakgebied Accounting en Controlling veel onderzoek gedaan naar Earnings Management. Door de jaren heen hebben zich enkele grote boekhoudschandalen1 afgespeeld die van grote impact zijn geweest op de externe verslaggeving, maar ook de inrichting van organisaties. Het is gebleken dat er een groot gebrek was aan adequate en juiste informatie. In sommige gevallen is er zelfs sprake geweest van bewuste manipulatie, oftewel fraude. Door deze boekhoudschandalen hebben verschillende partijen (werknemers, leveranciers en investeerders) grote verliezen geleden. De boekhoudschandalen hebben ook tot gevolg gehad dat de continuïteit van deze ondernemingen werd aangetast. Een goede inrichting van de administratieve omgeving en interne beheersing (AO/IB) is dus belangrijk voor interne en externe doeleinden. In de literatuur wordt dit aangeduid als Corporate Governance en dit wordt gedefinieerd als: “the collection of control

mechanisms that an organization adopts to prevent or dissuade potentially self-interested managers from engaging in activities detrimental to the welfare of shareholders and stakeholders. “ (Larcker & Tayan, 2011: 8).

Een deel van deze definitie heeft betrekking op één van de belangrijkste risico’s die zijn erkend in de financiële wereld, namelijk managers die handelen uit eigen belang ten koste van de aandeelhouders en stakeholders. Earnings Management is hier een goed voorbeeld van, omdat dit zorgt voor een vertekend beeld van de werkelijke financiële gezondheid van een onderneming. Earnings Management is mogelijk op verschillende manier en kan op een positieve of negatieve manier worden gebruikt. In de afgelopen jaren is gebleken dat Earnings Management werd gebruikt voor verkeerde doeleinden en daarom is de wet- en regelgeving verscherpt om de toepasbaarheid van Earnings Management te reduceren. In Nederland is de code Tabaksblat2in het leven geroepen en in de Verenigde Staten (VS) is de Sarbanes-Oxley wet3 (SOX) ingevoerd. De doelstelling van deze aanpassingen in de wet- en regelgeving is hetzelfde voor zowel Nederland als de VS, namelijk de transparantie van de jaarrekening vergroten. Er wordt meer verantwoordelijkheid bij het bestuur afgedwongen en naleving is verplicht voor alle beursgenoteerde ondernemingen. Ondanks deze verscherpte wet- en regelgeving blijven

1Enron, World.com, Lehman Brothers, Madoff, Ahold, Vestia.

2De code Tabaksblat trad in 2003 in werking. Er zal niet verder ingegaan worden op deze corporate goverance

code.

3In 2002 werd deze wet ingevoerd in de Verenigde Staten (VS). Het doel van deze wet is het beschermen van

(7)

107-managers en/of bestuurder Earnings Management toepassen. Dit is bijvoorbeeld gebleken uit de bekendmaking van een zeer recentelijk boekhoudschandaal bij Toshiba, waarbij onjuistheden zijn geconstateerd in de boekhouding (FD.nl, 2015).

In de academische literatuur4 is het erkend dat het bestuur verscheidene motieven kent om Earnings Management toe te passen met als doel de waarde van de onderneming te verhogen en/of hun eigen nut te maximaliseren ten laste van de aandeelhouders en stakeholders. Dit is overeenkomstig met de genoemde definitie van Corporate Governance. De motieven van het bestuur zijn te verklaren aan de hand van de Agency Theorie. Deze theorie zal verder worden uitgewerkt in hoofdstuk 2. Het bestuur bestaat uit individuen en elk individu heeft eigen normen en waarden. De kwaliteit van de informatie wordt dus beïnvloed door karakteristieken van het bestuur. Het is daarom interessant om te onderzoeken of een bepaalde karakteristiek van het bestuur van invloed is op de toepassing van Earnings Management. Door dit beter te begrijpen zou er wellicht vanuit de Corporate Governance van een onderneming actie kunnen worden ondernomen om Earnings Management te reduceren.

De laatste jaren is diversiteit een veel besproken onderwerp in de media en de politiek. Volgens ‘The Higgs report’ (2003: 39) kan diversiteit de samenhang en effectiviteit van het bestuur vergroten. Diversiteit bestaat er in verschillende vormen, zoals culturele achtergrond, geslacht en leeftijd. In dit scriptieonderzoek ligt de focus op geslachtsdiversiteit. De Scandinavische landen zijn in een ver gevorderd stadium als het gaat om geslachtsdiversiteit binnen bestuursraden. Deze landen staan in de top 5 van de Global Gap Index (World Economic Forum, 2014). Noorwegen introduceerde bijvoorbeeld als eerste land ter wereld het vrouwenquotum. In 2012 heeft Credit Suisse onderzoek gedaan naar geslachtsdiversiteit en corporate performance. Uit hun onderzoek is gebleken dat bij ondernemingen waar minstens één vrouw een zetel had in het bestuur de prestaties hoger waren dan bij ondernemingen met een mannelijk bestuur (p.3). Meerdere onderzoeken bepleiten de voordelen van geslachtsdiversiteit. Volgens Hoogendoorn et al. (2013) presteren gemengde teams beter op het gebied van omzet en winst dan teams die bestaan uit enkel mannen. In het onderzoek van Díaz-García et al. (2013) is onderzoek gedaan naar de invloed van geslachtsdiversiteit binnen research en development (R&D) teams. De uitkomsten van hun onderzoek stellen vast dat geslachtsdiversiteit positief samenhangt met radicale innovatie. Het blijkt dat gemengde teams zich meer inzetten voor nieuwe oplossingen die kunnen leiden tot radicale innovaties. In ander onderzoek (Krishnan & Parsons, 2008) zijn resultaten gevonden dat bedrijven met meer vrouwen in het senior management winstgevender

(8)

zijn en hogere aandeelrendementen hebben dan bedrijven met minder vrouwen in het senior management. Ondanks deze resultaten zijn vrouwen nog steeds in de minderheid binnen bestuursraden. Er is echter in de loop der jaren wel duidelijk een groei te zien. Volgens de Catalyst (2014) vertegenwoordigen vrouwen in 2014 in de VS 19,2% van de bestuurszetels van de S&P 500 index5, terwijl dit volgens de Catalyst (2006) in 2003 nog slechts 13,6% was. Toch is de politiek en de maatschappij van mening dat deze groei niet voldoende is. Zij blijven zich inzetten voor geslachtsdiversiteit binnen bestuursraden van grote ondernemingen.

Uit eerder onderzoek is dus gebleken dat geslachtsdiversiteit een positief effect heeft op ondernemingen. Daarnaast blijkt het dat overheden en de maatschappij een toegevoegde waarde zien in de toename van vrouwen in de top. Het is echter niet duidelijk wat deze toegevoegde waarde precies inhoudt. Het is daarom interessant om te onderzoeken of geslachtsdiversiteit ook een reducerende factor zou kunnen zijn als het gaat om de toepassing van Earnings Management. Dit scriptieonderzoek is gericht op het verkrijgen van kennis en inzicht met betrekking tot de relatie tussen geslachtsdiversiteit en de toepassing van Earnings Management. Eerdere onderzoeken op dit gebied tonen nog geen eenduidige resultaten. Door middel van dit onderzoek wordt getracht nieuwe inzichten te creëren op deze mogelijke relatie. Daarnaast zal er in dit onderzoek ook gekeken worden naar de eventuele rol van de vrouw binnen het bestuur. Een vrouw met de positie financieel directeur (CFO) of algemeen directeur (CEO) heeft een grotere invloed op de vorming van accruals, dan een vrouw die verantwoordelijk is voor treasury. Dit leidt tot de volgende onderzoeksvraag: “Wat is de invloed van geslachtsdiversiteit op Earnings Management?”

Dit scriptieonderzoek is kwantitatief van aard en zal worden uitgevoerd door middel van database research. Om het onderzoek af te bakenen is het gericht op alle ondernemingen in de VS die genoteerd zijn aan de S&P 1500 index6 in de jaren 1998 tot en met 2013. Met dit scriptieonderzoek wordt getracht een bijdrage te leveren aan het huidige debat over vrouwen aan de top en de eventuele mogelijke vernieuwingen op het gebied van corporate governance. De keuze voor een dergelijk onderzoek is tot stand gekomen doordat ik zelf werkzaam ben als accountant in een dominerende mannenwereld. Vanuit het accountantskantoor wordt diversiteit op alle fronten gestimuleerd. Het onderwerp vind ik erg intrigerend en met dit onderzoek wil ik meer begrip krijgen over de beweegredenen van mijn accountantskantoor om diversiteit een hoge prioriteit te geven.

(9)

1.1 Opbouw van de Masterscriptie

In het volgende hoofdstuk zal eerst het theoretisch kader worden geschetst. Op basis van bestaande literatuur zal er worden getracht een conceptueel model te creëren ter ondersteuning bij het formuleren van de hypothesen. In hoofdstuk 3 zal de methodologie van het scriptieonderzoek worden behandeld. Dit bestaat uit een toelichting van de populatie, uitwerking van de variabelen en het multiple regressiemodel. Vervolgens zullen de resultaten van het regressiemodel in hoofdstuk 4 worden uitgewerkt. Tot slot zal in hoofdstuk 5 de conclusies en de discussie worden opgenomen.

(10)

2 Theoretisch kader

In dit hoofdstuk zal het theoretisch kader op basis van bestaande literatuur worden geschetst die de basis zal vormen van conceptueel model. Als eerst zal de economische theorie ‘agency theory’ worden behandeld, gevolgd door een theoretische uitwerking van de begrippen Earnings Management en geslachtsdiversiteit. De veronderstelde relatie tussen deze begrippen vanuit de bestaande literatuur zal worden gebruikt om een conceptueel model te vormen. Dit conceptueel model zal worden gebruikt bij de formulering van de hypothesen in paragraaf 2.6.

2.1 Agency theory

In de introductie is al genoemd dat de motieven van het bestuur om Earnings Management toe te passen kan worden verklaard aan de hand van de Agency Theorie. De agency theorie is binnen de economische wereld een algemeen erkende theorie die door vele onderzoekers is gebruikt. Deze agency theorie wordt als volgt gedefinieerd:

“An agency relationship has arisen between two (or more) parties when one, designated as the agent, acts for, on

behalf of, or as representative for the other, designated the principal, in a particular domain of decision problems”

(Ross, 1973: 134).

“one or more persons (the principal(s)) engages another person (the agent) to perform some service on their behalf

which involves delegating some decision-making authority to the agent” (Jensen & Meckling, 1976: 308).

Volgens Eisenhardt (1989: 58) heeft de agency theorie te maken met drie problemen die kunnen ontstaan, namelijk (1) de doelen van de agent en de principaal liggen niet in lijn met elkaar, (2) het is voor de principaal erg lastig en te kostbaar om alle beslissingen van de agent te controleren en (3) het risicogedrag van de agent kan afwijken van het risicogedrag van de principaal. Door de scheiding van eigendom (principaal, aandeelhouder) en leiding geven (agent, het bestuur) van een onderneming ontstaat er automatisch informatie-asymmetrie tussen deze twee partijen. Elke partij heeft eigen belangen en zal ernaar streven dat haar eigen doelstellingen worden behaald. De principaal wil echter dat de agent zo handelt dat zijn eigen nut wordt gemaximaliseerd. Om dit te bewerkstelligen stelt de principaal een contract op waarbij de vergoeding van de agent afhankelijk is van bepaalde prestatie-indicatoren. Het contract zou ervoor moeten zorgen dat de belangen van beide partijen op één lijn komen te liggen, oftewel Goal Congruence. Deze contracten tussen agent en principaal kunnen daarentegen ook de oorzaak zijn van het bestaan van Earnings Management. De volgende paragraaf gaat hier verder op in.

(11)

2.2 Earnings Management

In deze paragraaf wordt de afhankelijke variabele Earnings Management toegelicht. Als eerste zal het begrip worden gedefinieerd (2.2.1), gevolgd door een toelichting over de motieven van het management om Earnings Management toe te passen (2.2.2). Vervolgens wordt in paragraaf 2.2.3 Earnings Management meetbaar worden gemaakt ten behoeve van het multiple regressiemodel. In hoofdstuk 3 zal het multiple regressiemodel verder worden uitgewerkt.

2.2.1 Wat is Earnings Management?

Earnings Management is in de academische literatuur een algemeen begrip geworden. In de literatuur bestaan verscheidene definities van het begrip Earnings Management.

Scott (2012: 423) omschrijft de volgende definitie: “the choice by a manager of accounting policies, or

actions affecting earnings, so as to achieve some specific reported earnings objective”. Deze definitie is erg breed

en onderhevig aan interpretatie. De definitie kan zowel positief als negatief worden opgevat. Earnings Management kan interne informatie onthullen aan de markt, waardoor het management transparanter is en hierdoor betrouwbaarder overkomt. De aandeelhouders kunnen daardoor betere investeringsbeslissingen nemen. Echter, Earnings Management kan ook worden gebruikt om misleidende informatie te publiceren met als doel de aandeelhouders om de tuin te leiden. Volgens Ronen en Yaari (2008: 41) zijn de definities van Earnings Management te categoriseren in drie vormen van legitimiteit, namelijk de legitieme vorm (positieve kant), manipulatie binnen de grenzen van de wet en de strafbare vorm (negatieve kant).

De legitieme vorm van Earnings Management hebben zij gedefinieerd als:

“Earnings management is taking advantage of the flexibility in the choice of accounting treatment to signal the

manager’s private information on future cash flows”.

Deze definitie is gericht op de verkleining van informatie-asymmetrie tussen de aandeelhouders en het bestuur. De nadruk in de academische literatuur ligt echter voornamelijk op de negatieve kant van Earnings Management. Ronen en Yaari (2008: 41) formuleren deze vorm van Earnings Management aan de hand van de volgende definitie: “Earnings management is the practice of using

tricks to misrepresent or reduce transparency of the financial reports”. Misleidende en frauduleuze

handelingen van het bestuur vallen binnen deze definitie van Earnings Management. Deze vorm van Earnings Management is strafbaar en de gevolgen van het toepassen van deze vorm kan grote gevolgen met zich meebrengen. In de VS is na de intreding van SOX een zwaar sanctiebeleid ingevoerd, waar men bij overtredingen geldboetes of zelfs gevangenisstraf opgelegd kunnen krijgen. Het doel van dit sanctiebeleid is het gebruik deze vorm van Earnings

(12)

Management onaantrekkelijk en onrendabel te maken. De definitie van Healy & Wahlen (1999: 368) sluit hierbij aan: “Earnings Management occurs when managers use judgement in financial reporting

and in structuring transactions to alter financial reports to either mislead some stakeholders about underlying economic performance of the company or to influence contractual outcomes that depend on reported accounting numbers”. De definitie van Healy & Wahlen (1999) laat duidelijk zien dat subjectiviteit een grote

rol speelt bij de toepassing van Earnings Management. Hun begrip ‘judgment’ is inherent verbonden aan de rol die het bestuur heeft binnen een organisatie. Op het moment dat het bestuur prognoses of budgetoverzichten moet maken, zijn gegevens uit de toekomst benodigd. Deze gegevens zijn natuurlijk nog niet bekend en moeten worden geschat. Het bestuur maakt deze schatting op basis van hun kennis en ervaring binnen de onderneming en de branche. De auteurs gebruiken daarnaast ook het woord ‘mislead’ oftewel misleiding in hun definitie. Volgens hen is Earnings Management pas een probleem op het moment dat het bestuur bewust financiële gegevens manipuleert om de aandeelhouders en stakeholders op het verkeerde been te zetten of om invloed uit te oefenen op hun eigen compensatie. De auteurs leggen daardoor duidelijk de nadruk op de negatieve kant van Earnings Management. Echter erkennen zij verder in hun onderzoek dat Earnings Management ook als doel kan hebben de financiële rapporten nuttiger te maken. Er blijkt daarnaast een groot grijs gebied te bestaan tussen de positieve en negatieve interpretatie van Earnings Management. Dit grijze gebied wordt door Ronen en Yaari (2008: 41) als volgt verwoord: “Earnings management is choosing an accounting treatment that is either opportunistic

(maximizing the utility of management only) or economically efficient”. Bij deze vorm van Earnings

Management gaat het om het creëren van optimistische toekomstresultaten, die voordelen opleveren voor het bestuur of de onderneming zelf. Dit lijkt positief, maar beslissingen die het bestuur heeft gemaakt zijn niet altijd goed afgestemd met de belangen van de aandeelhouders en de stakeholders. Deze vorm van Earnings Management is niet strafbaar, maar maatschappelijk gezien ongewenst.

Als we deze definities met elkaar vergelijken dan kunnen we stellen dat Earnings Management te maken heeft met de bewuste beïnvloeding van financiële gegevens in positieve of negatieve zin. 2.2.2 Motieven om Earnings Management toe te passen

Voorgaand literatuur heeft meerdere beweegredenen gevonden om Earnings Management toe te passen. In deze paragraaf worden de meeste bekendste motieven van managers en bestuurders behandeld. Burgstahler & Eames (2006: 651) hebben geconstateerd dat “managers take actions to

avoid negative earnings surprises and these actions include both (1) upward earnings management, and (2) downward forecast management, and are able to obtain this evidence by considering earnings surprises in the

(13)

vicinity of zero”. Uit dit onderzoek is gebleken dat managers geen winsten willen rapporteren die

lager zijn dan de verwachtingen van analisten. Alle onverwachte bekendmakingen omtrent de winst van een onderneming heeft direct impact op de aandelenkoers. Een voorbeeld hiervan is Toshiba. De aandelenkoers van dit bedrijf daalde aanzienlijk als gevolg van het besluit om de afgegeven winstverwachting in te trekken (FD.nl, 2015). Dit is een situatie die het bestuur van een onderneming in de meeste gevallen wil voorkomen en kunnen daarom geneigd zijn om de financiële gegevens te manipuleren. Ball & Brown (1968) bevestigen dit met hun onderzoek naar de bruikbaarheid van de gerapporteerde winst voor investeerders. In hun onderzoek kwamen zij tot de conclusie dat de financiële prestaties van een onderneming sterk samenhangt met fluctuaties in de aandelenkoers. Het is gebleken dat als ondernemingen betere financiële prestaties laten zien dan verwacht, dit een positief effect heeft op de aandelenkoers. Dit kan worden gezien als een motief voor het bestuur om Earnings Management toe te passen. Ondernemingen met een hogere aandelenkoers zijn aantrekkelijker voor investeerders dan ondernemingen met een lagere aandelenkoers. De resultaten uit het onderzoek van Matsumoto (2002) suggereren dat managers van institutionele ondernemingen meer stimulans hebben om de prognoses en de resultaten te manipuleren om negatieve winstaankondigingen te voorkomen. Een negatieve winstaankondiging heeft namelijk een negatief effect op de aandelenkoers en dit heeft impact op de verkoopprijs van een onderneming. Om dit te voorkomen zullen de managers zo dicht mogelijk bij de zienswijze van de investeerder over de economische prestatie proberen te blijven (Bauwhede, 2003). Het onderzoek van Demirkan et Al. (2012) concludeert dat ondernemingen die actief zijn in meerdere marktsegmenten veel meer kans hebben op agency problemen. Dit heeft gevolgen voor de kwaliteit van de abnormale accruals. Deze kwaliteit is lager dan bij ondernemingen die in één segment opereren.

Een populaire theorie in de academische literatuur is de ‘The Positive Accounting Theory’. Deze theorie draait om het maken van goede realistische schattingen. Scott (2012: 304) omschrijft deze theorie als volgt: “Positive accounting theory (PAT) is concerned with predicting such actions as the choices of

accounting policies by firm managers and how managers will respond to proposed new accounting standards”.

Deze theorie is gericht op verslaggevingsmethoden en verklaart verschillende motieven om Earnings Management toe te passen. Managers blijken de keuze voor een verslaggevingsmethode af te stemmen met hun eigen belangen en niet per definitie rekening houden met de belangen van de aandeelhouders en stakeholder (Scott, 2012: 307). Watts & Zimmerman (1986) hebben drie hypothesen geformuleerd die de motieven voor Earnings Management onderscheiden.

(14)

2.2.2.1 Bonus plan hypothese

Bestuursleden en managers worden gemotiveerd om Earnings Management toe te passen als hun beloning afhankelijk is van de financiële prestaties van de onderneming. Scott (2012: 307) geeft aan dat bestuursleden en managers dan geneigd zijn om toekomstige resultaten te verschuiven naar een eerdere periode. Het doel van deze managers en bestuursleden is het behalen van een zo hoog mogelijke bonus, ook al gaat dit ten koste van de onderneming. Dit is overeenkomstig met de resultaten uit het artikel van Sun (2014). Uit dat onderzoek is gebleken dat managers financiële gegevens manipuleren om rechten te ontlenen aan vergoedingen die samenhangen met het behalen van bepaalde targets.

2.2.2.2 Debt convenant hypothese

Naast de motivatie vanuit bonuscontracten hebben managers en bestuursleden ook baat bij het verbeteren van de liquiditeitspositie of om bankgaranties niet kwijt te raken. In het onderzoek van Healy & Wahlen (1999) is duidelijk geworden dan managers en bestuursleden geneigd zijn om de financiële gegevens van de onderneming te manipuleren om sancties, opgelegd door kredietverstrekkers, te voorkomen.

2.2.2.3 Political cost hypothese

Volgens Scott (2012, 308) kunnen managers en bestuursleden ook vanwege politieke redenen Earnings Management toepassen. Watts & Zimmerman (1978) omschrijven dat managers van grote ondernemingen de financiële prestaties slechter verantwoorden om niet op te vallen bij overheidsinstanties.

Uit deze paragraaf is dus gebleken dat er verschillende motieven bestaan om Earnings Management toe te passen. In de volgende paragraaf zal de meetbaarheid van dit begrip worden behandeld.

2.2.3 Hoe wordt Earnings Management meetbaar gemaakt?

Volgens Scott (2012: 423) kan Earnings Management worden toegepast door middel van ‘accounting policy choices’ en ‘real actions’. Het bestuur heeft de vrijheid om te kiezen voor een bepaalde verslaggevingsmethode (Bauwhede, 2003). Dit gaat volgens Bauwhede (2003) bijvoorbeeld om het kiezen van een activeringsmethode, de opbrengstverantwoording, het toepassen van stelselwijzigingen of de keuze om bepaalde waardeveranderingen en voorzieningen te verantwoorden. Dit laatste heeft betrekking op de verantwoording van accruals.

(15)

Bauwhede (2003: 198) definieert dit begrip als volgt: “het geheel van boekhoudkundige items dat ervoor

zorgt dat er een verschil bestaat tussen het gerapporteerde winstcijfer en de gerealiseerde cash flow”. Deze

boekhoudkundige items zijn beïnvloedbaar door bestuursleden. Deze beïnvloedingsmogelijkheid wordt in het artikel van Cohen (2008) Accrual-Based Earnings Management genoemd. Het bestuur kan ook middels het beïnvloeden van ‘real actions’ Earnings Management toepassen (Scott, 2009; Bauwhede, 2003). Deze methode is gebaseerd op het uitstellen of vervroegen van daadwerkelijke transacties. Een voorbeeld hiervan is het verkopen van activa, Research & Development (R&D) investeringen uitstellen naar het nieuwe boekjaar of de timing van inkopen beïnvloeden om een hogere voorraadpositie te kunnen verantwoorden. Dit wordt Real-Earnings Management genoemd (Cohen, 2008). Dit is een kostbare methode, omdat deze methode direct invloed heeft op de kasstromen van de onderneming (Scott, 2012). Desalniettemin zijn managers toch bereid om deze methode toe te passen. Roychowdhury (2006) heeft in zijn artikel resultaten gevonden dat ondernemingen die winsten hebben rond de nullijn, werkelijke transacties beïnvloeden om de boekhoudkundige winst te verhogen. Na de invoering van SOX is ook gebleken dat de toepassing van Real Earnings Management toenam (Cohen, 2008). Volgens Cohen (2008) is dit veroorzaakt door het risico die bestuursleden lopen als ze worden betrapt op het beïnvloeden van financiële gegevens. Real Earnings Management blijkt moeilijker te detecteren dan Accrual-Based Earnings Management en is daarom aantrekkelijker geworden. Deze scriptie zal zich beperken tot het gebruik van Accrual-Based Earnings Management. Deze methode past het best bij dit onderzoek, omdat er gebruik wordt gemaakt van database research. Accruals zijn makkelijker te herleiden uit accounting informatie dan Real Earnings Management. Daarnaast is in een groot aantal voorgaande publicaties Earnings Management onderzocht aan de hand van de hoogte van de discretionaire accruals (Dechow et al., 1995; Bauwhede, 2003; Kothari, 2005; Dechow et al., 2012). Voor dit scriptieonderzoek wordt dan ook verondersteld dat dit een geaccepteerde en geschikte methode is om Earnings Management meetbaar te maken. 2.2.4 Discretionaire accrual modellen

Accruals bestaan uit normale (niet-discretionaire) en abnormale (discretionaire) accruals. De normale accruals zijn de correcties of overlopende posten die men kan verwachten bij gewone bedrijfsactiviteiten (Bauwhede, 2003). Deze accruals zijn niet interessant om te onderzoeken, omdat deze inherent zijn aan behaalde verkoopcijfers en de waarde van activa volgens Bauwhede (2003). Accruals worden gebruikt om timing- en matchingverschillen te verkleinen (Scott, 2012: 53). Vanuit de wet- en regelgeving in Nederland (PwC, 2014: 70), maar ook volgens IFRS en GAAP dienen baten en lasten te worden verantwoord vanuit het toerekenings- en

(16)

matchingbeginsel. Deze twee beginselen liggen dus ten grondslag aan de totstandkoming van accruals met als doel de informatiewaarde van de jaarrekening te vergroten.

Maar er is ook een keerzijde. Accruals bevatten een bepaalde mate van subjectiviteit. Hoe groter de subjectiviteit, des te gevoeliger de accrual is voor manipulatie. Scott (2012: 313) verwoordt dit als volgt: “An effective way to reduce reported earnings in a hard-to-detect manner is to manipulate accounting

policies relating to accruals”. Volgens Bauwhede (2003) kunnen managers het gewenste winstcijfer

nastreven door het nemen van discretionaire beslissingen. De accruals die het gevolg zijn van deze beslissingen worden discretionaire accruals genoemd. Scott (2012: 313) geeft enkele voorbeelden van deze accruals, zoals de verhoging van de afschrijvingskosten, buitengewone garantievoorzieningen of een genereuze debiteurenvoorziening. Door de hoge mate van subjectiviteit zijn dit interessante accruals om te onderzoeken als het gaat om Earnings Management. Het is alleen erg lastig om deze accruals te observeren, omdat de discretionaire accruals samenhangen met ‘the level of business activity’ (Scott, 2012: 313). De discretionaire accruals zijn volgens Bauwhede (2003) niet individueel observeerbaar.

Er zijn in het afgelopen decennia verscheidene modellen ontwikkeld om de discretionaire accruals te kunnen berekenen. In deze paragraaf zullen deze modellen worden behandeld aan de hand van de drie artikelen (Dechow, 1995; Bartov et Al., 2001 en Dechow et Al., 2012). Deze artikelen zijn leidend voor het kiezen van een geschikt model voor dit scriptieonderzoek. Elke model zal kort worden omschreven en in paragraaf 2.2.4.6 zal worden gemotiveerd welk model het beste past bij dit onderzoek.

Het gaat om de volgende vijf modellen: 1. The Healy model (ontwikkelt in 1985) 2. The Deangelo model (ontwikkelt in 1986) 3. The Jones model (ontwikkelt in 1991) 4. Industry Model (ontwikkelt in 1995)

5. The Modified Jones model (ontwikkelt in 1995)

Dit zijn de meest gebruikte en populairste accrual modellen de discretionaire accruals te kunnen berekenen, waarmee Earnings Management kan worden uitgedrukt als maatstaf. Andere accrual modellen worden buitenbeschouwing gelaten.

2.2.4.1 The Healy model

Volgens Dechow et al. (1995) gaat het model ervan uit dat er in elke periode systematisch Earnings Management wordt toegepast. Het onderzoek van Healy (1985) heeft namelijk

(17)

resultaten gevonden dat het accrual beleid van managers samenhangt met hun bonuscontracten. Managers zullen de accruals zodanig aanpassen, dat hun bonus wordt gemaximaliseerd. Deze resultaten komen overeen met de bonus plan hypothese van de positive accounting theory. Het Healy model steunt sterk op de veronderstelling dat de markt efficiënt is. De populatie van dit model wordt daarom verdeeld in drie groepen, waarbij managers in één groep verhoogde winsten willen laten zien en in de andere twee groepen juist lagere winsten willen presenteren (Dechow et al., 1995). Vervolgens wordt het gemiddelde totale accruals van de groep met verhoogde winsten vergeleken met het gemiddelde totale accruals van de andere twee groepen. Healy (1985) veronderstelde dat de discretionaire accruals fluctueren per periode en dat de non-discretionaire accruals constant blijven. Door deze veronderstelling is het mogelijk om de discretionaire accruals te bepalen door het verschil te trekken tussen de totale accruals en de non-discretionaire accruals. Een beperking van dit model is dat er geen rekening wordt gehouden met specifieke deelwaarnemingen waar Earnings Manangement verwacht kan worden (Bartov et al, 2001). Een ander nadeel van dit model is dat er een foutmeting kan ontstaan wanneer de non-discretionaire accruals aanzienlijk groter zijn dan de discretionaire accruals. De totale accruals zijn dan verstoord en zorgen ervoor dat de mate van Earnings Management niet goed gemeten kan worden.

2.2.4.2 The DeAngelo model

Het model van DeAngelo (1986) is gebaseerd op het Healy model. Het model berekent de mate van Earnings Management op dezelfde manier, alleen maakt dit model gebruik van de mutaties van de totale accruals per periode (Dechow et al., 1995). Door middel van deze aanpassing worden de nadelen van het Healy model gemitigeerd. Ondanks deze aanpassing houdt dit model, net als het Healy model, geen rekening met de invloeden van economische omstandigheden. Een andere tekortkoming van deze modellen is de aanname dat Earnings Management niet wordt toegepast in de eerste periode van hun steekproef.

2.2.4.3 The Jones model

Het Jones model veronderstelt dat de non-discretionaire accruals kunnen fluctueren en de economische omstandigheden kunnen veranderen (Dechow et al.,1995). Dit is duidelijk anders dan de assumptie die Healy (1985) en DeAngelo (1986) maken. Bij het bepalen van de mate van Earnings Management houdt het Jones model rekening met de wijzigingen in de waarde van de activa en omzetverandering. Het opmerkelijke aan dit model is volgens Dechow et Al. (1995) de impliciete veronderstelling dat omzet niet-discretionair is. Als managers Earnings Management toepassen door middel van omzet accruals, dan wordt dit niet gemeten door het Jones model.

(18)

Dechow et al. (1995) vinden dit een grote beperking, omdat de mate van Earnings Management hierdoor foutief wordt gemeten.

2.2.4.4 Industry model

Het Industry model lijkt volgens Dechow et al. (1995) nagenoeg op het Jones model. Ook dit model gaat ervan uit dat de discretionaire accruals kunnen variëren per periode. Het verschil met het Jones model is dat dit model veronderstelt dat de veranderingen in de discretionaire accruals gelijk zijn bij ondernemingen in dezelfde sector. Dit model heeft net als de eerste drie modellen enkele tekortkomingen. Dechow et al. (1995) stelt dat dit model alleen kijkt naar de non-discretionaire accruals op industrieniveau, terwijl sommige non-non-discretionaire accruals onderneming specifiek kunnen zijn. Daarnaast kijkt dit model alleen naar de correlatie van de non-discretionaire accruals en niet naar de correlatie van de discretionaire accruals op industrieniveau.

2.2.4.5 The Modified Jones model

Zoals in paragraaf 2.2.4.3 is omschreven hadden Dechow et al. (1995) kritiek op het Jones model. De auteurs hebben tijdens hun onderzoek een wijziging aangebracht in het Jones model om de beperkingen te mitigeren. Volgens Dechow et al. (1995) bestaat er een mogelijkheid om de winst te manipuleren door middel van boekingen in de debiteuren. Op basis van deze veronderstelling hebben zij het Jones model aangepast. In het Modified Jones model wordt aanvullende de omzet gecorrigeerd met de openstaande debiteuren. Uit het onderzoek van Dechow et al. (1995) is gebleken dat het Modified Jones Model de meest nauwkeurige meetinstrument is om de discretionaire accruals te bepalen. De resultaten van het onderzoek van Bartov et al. (2001) bevestigen dat dit model het meest robuust is om de mate van Earnings Management te meten. Bijna tien jaar later hebben Dechow et al. (2012) de meest populaire accrual modellen opnieuw onderzocht. Ook uit dit onderzoek blijkt dat het Modified Jones model over het algemeen het meest geschikt is om de mate van Earnings Management te kwantificeren. Dit model is overigens niet perfect. Volgens Bartov et al. (2001) is het Modified Jones model niet goed in staat om de mate van Earnings Management te meten als managers winsten manipuleren door middel van de kasstromen.

2.2.4.6 Keuze van het accrual model

Het is gebleken uit de eerdere paragrafen dat het bepalen van de mate van Earnings Management niet altijd even zuiver is. De modellen kunnen niet met alle tekortkomingen rekening houden. Het Modified Jones model blijkt het beste in staat om de mate van Earnings Management

(19)

adequaat te meten, omdat dit model slechts één tekortkoming heeft in vergelijking met de andere modellen. In dit scriptieonderzoek zal het Modified Jones model worden gehanteerd om de discretionaire accruals te kunnen bepalen. In hoofdstuk 3 zal het Modified Jones model verder worden uitgewerkt.

2.3 Geslachtsdiversiteit

Uit de introductie van dit scriptieonderzoek blijkt dat er de laatste jaren steeds meer aandacht is ontstaan voor geslachtsdiversiteit binnen bestuursraden. In deze paragraaf zal de onafhankelijke variabele geslachtsdiversiteit worden toegelicht. Geslachtsdiversiteit is te definiëren als een goede balans in een groep tussen het aantal mannen en vrouwen. Om deze ontwikkeling beter te begrijpen zal in deze paragraaf eerst aandacht worden besteed aan de verschillen tussen mannen en vrouwen. Onderzoeken naar de verschillen tussen mannen en vrouwen behoort tot het vakgebied sociologie & psychologie. In management accounting research ligt de focus niet op theorieën vanuit andere vakgebieden, maar in dit scriptieonderzoek zullen enkele sociologische en psychologische theorieën worden behandeld om een betere theoretische achtergrond en begrip te creëren over de toegevoegde waarde van geslachtdiversiteit.

2.3.1 Feminist Theory

De ongelijke verdeling en behandeling tussen mannen en vrouwen is volgens Annandale & Clark (1996) te danken aan de dominerende gedachte dat het mannelijke lichaam staat voor vitaal en sterk en dat het vrouwelijke lichaam staat voor zwak. Het feminisme is een beweging die in het leven is geroepen om te strijden voor gelijke rechten tussen mannen en vrouwen. Deze strijd is al gaande sinds de negentiende eeuw en na al die jaren worden vrouwen nog niet altijd als gelijke behandeld. Het blijkt bijvoorbeeld uit onderzoek dat vrouwen die werken op Wall Street minder betaald krijgen dan mannen met dezelfde verantwoordelijkheden en positie binnen de onderneming (Roth, 2003). Het onderzoek van Mcdonald (2011) suggereert het bestaan van een groep blanke mannen die elkaar ondersteunen. Dit is in de maatschappij bekend al het ‘old boys network’. Zijn onderzoek heeft resultaten gevonden dat de leden van het ‘old boys network’ twee keer zoveel banen toegewezen krijgen dan vrouwen en niet-blanke mannen.

De Feminist Theory is één van de belangrijkste sociologische theorieën, die de status van vrouwen en mannen in de samenleving analyseert met als doel debatten te stimuleren over geslachtsgelijkheid (Butler, 1988). In het artikel van Butler (1988) wordt onderscheid gemaakt tussen geslacht en gender. Met dit onderscheid wil Butler (1988) kenbaar maken dat het geslacht niet alleen bepaald wordt door de biologische toestand, maar ook door de geestelijke toestand.

(20)

Gender is gericht op masculiniteit en vrouwelijkheid en dus de geestelijke toestand van een persoon. In dit scriptieonderzoek wordt geen onderscheid gemaakt tussen deze twee begrippen. Dit scriptieonderzoek is gericht op het gedrag van managers. Als er dus gesproken wordt over geslacht, dan moet dit geïnterpreteerd worden als het begrip ‘Gender’ van Butler (1988).

De Feminist Theory insinueert een confrontatie met het patriarchale macht volgens Thomas & Ehrkamp (2013). Deze auteurs verwoorden de kern van de Feminist Theory als volgt: “Lively

debate grapples with the question of just how patriarchy works, but also where knowledge about place, nature, culture, and people has been constructed, to whose benefit, and how best to challenge the biases embedded in the masculinist ways the world has come to be represented” (p. 29).

Twee belangrijke concepten die zijn ontwikkeld binnen de Feminist Theory zijn ‘gender’ en ‘social reproduction’. Deze concepten zijn ontwikkeld om de relatie tussen vrouwen onderling en de relatie tussen mannen en vrouwen te analyseren onder verschillende historische, sociale en culturele condities (Laslett & Brenner, 1989). Zij veronderstelden dat het geslacht sociaal geconstrueerd is. Young & Hurlic (2007: 169) hebben dit als volgt verwoord: “there are certain

behaviors that have been associated with masculinity and being a man and femininity and being a woman. Men and women reproduce gender-related behavior in many aspects of their lives”. Mannen en vrouwen zijn dus

van elkaar te onderscheiden door het gedrag te analyseren.

Croson & Gneezy (2009) hebben economische experimenten uitgevoerd om de robuuste verschillen tussen de man en vrouw te identificeren op het gebied van “risk preferences, social

(other-regarding) preferences and reaction to competition”.

2.3.1.1 Risk preferences

Uit de analyse van Croson & Greezy (2009) is gebleken dat vrouwen meer risico-avers zijn dan mannen. De oorzaak hiervan is het verschil in emotionele reactie tussen de man en de vrouw. Vrouwen reageren emotioneel anders op onzekere en onvoorspelbare situaties, wat impact heeft op de bereidheid om risico te willen nemen. Naast de verschillen in emoties is er ook geconstateerd dat mannen zelfverzekerder zijn dan vrouwen. Ook is de risico tolerantie van mannen hoger, omdat mannen bepaalde situaties zien als uitdagingen. Het onderzoek van Rau (2014) bevestigt dat vrouwelijke bestuursleden meer risicomijdend gedrag vertonen dan mannelijke bestuursleden. Volgens Arun et al. (2015) zijn vrouwen beter in het verkrijgen van informatie, waardoor agency problemen worden verkleind. In het onderzoek van Croson & Greezy (2009) is tevens geconstateerd dat de geslachtsverschillen worden afgezwakt door ervaring en professie. Deze auteurs hebben tegenstrijdige resultaten ontdekt als de populatie van het onderzoek bestaat uit managers of uit ondernemers. Volgens hun onderzoek blijkt dat het

(21)

geslacht geen invloed heeft op het risicogedrag. Er wordt verondersteld dat vrouwen toch bepaalde risico’s moet nemen om een bepaalde positie te kunnen bekleden. Dit wordt tevens erkend in het artikel van Adams & Funk (2012). Volgens hen kunnen vrouwen in een dominerende mannenwereld hun gedrag zodanig aanpassen dat de geslachtsverschillen verdwijnen.

2.3.1.2 Social (other-regarding) preferences

De resultaten uit de meta-analyse van Croson & Greezy (2009) op het gebied van ’Social (other-regarding) preferences’ zijn niet eenduidig en zelfs tegenstrijdig in sommige gevallen. In het ene onderzoek (Eckel & Grossman, 2008) worden er resultaten gevonden dat vrouwen lagere aanbiedingen accepteren dan mannen. Solnick (2001) heeft uit zijn onderzoek geconcludeerd dat vrouwen veeleisender zijn dan mannen. Deze tegenstrijdigheid is volgens Croson & Greezy (2009) te verklaren vanuit psychologisch onderzoek, waarin wordt gesuggereerd dat vrouwen gevoeliger zijn voor sociale aanwijzingen op het gebied van ‘appropriate behavior’ dan mannen. De sociale gedragingen kunnen worden geanalyseerd met behulp van verschillende testen. Deze testen zijn breed geaccepteerd in de sociologische wereld. In het artikel van Croson & Greezy (2009) wordt aandacht besteed aan drie methoden, ‘Ultimate games’, ‘Dictator games’ en ‘Trust games’. In deze scriptie zal kort aandacht worden besteed aan elke methode, aangezien deze methoden toebehoren aan een ander vakgebied van Management Accounting.

Bij de ‘Ultimate game’ wordt respondenten een situatie voorgeschoteld waarin zij een keuze moeten maken onder bepaalde omstandigheden. Croson & Greezy (2009: 455) verwoorden deze methode als volgt: “In the ultimatum game, two players are allocated a sum of money (the pie) that can be

divided between them. The proposer makes an offer to the responder of how the money will be divided, which the responder accepts or rejects. If the offer is accepted, each party receives the amount that the proposer suggested. If the offer is rejected, each party receives zero”.

De ‘Dictator game’ werkt hetzelfde als de Ultimate game, alleen is er één speler die bepaalt hoe het geld wordt verdeeld. Deze methode is te omschrijven als: “In the dictator game, the proposer again

has a pie of money to divide between himself and the recipient. But the recipient has no decision to make; she can only accept the offer. Thus the dictator game is really an allocation problem” (Croson & Greezy, 2009: 457).

Er zijn ook enkele experimenten gedaan waarbij vertrouwen en wederkerigheid centraal staan. Deze experimenten worden gecategoriseerd onder Trust games. Bij deze methode krijgt één speler een geldbedrag en staat hij voor de keuze om dit geldbedrag volledig te schenken aan een andere speler of helemaal niet. Speler twee ontvangt dan het geldbedrag dat speler één heeft

(22)

geschonken vermenigvuldigd met twee. Vervolgens heeft speler twee ook een keuze, namelijk de helft van het bedrag terugschenken of alles houden (Croson & Greezy, 2009).

Bovenstaande methoden kunnen inzichten geven over het sociaalgedrag van mannen en vrouwen. De volgende belangrijke verschillen worden door Croson & Greezy (2009: 463) geïdentificeerd:

1. Ultimate games: “women’s accept–reject decisions vary more with the gender of their partner than do

men’s”;

2. Dictator games: “women’s decisions are sensitive to the gender (and home state) of their counter-part

while men’s are not”;

3. Trust games: “women send varies more than the amounts men send with the identification (and gender)

of their counterpart”.

Er kan dus worden geconcludeerd dat vrouwen eerder worden beïnvloed door sociale omstandigheden binnen het experiment. Dit is overeenkomstig met het onderzoek van Cox & Deck (2006). Zij hebben de generositeit van de vrouw ten opzichte van de man onderzocht. De resultaten van dat onderzoek veronderstellen dat de vrouw gevoelig is voor de mening van de tegenpartij. De vrouw is genereuzer van aard en gevoelig voor wederkerigheid. Daarnaast zijn vrouwen eerder bereid om ergens een bijdrage aan te leveren zonder er zelf beter van te worden (Croson & Greezy, 2009). Vrouwen hebben tevens meer de neiging om de wet- en regelgeving na te leven (Ittonen et al., 2013). Volgens Barua et al. (2010) hechten vrouwen meer waarde aan ethische verantwoordelijkheden. Uit de resultaten kan men ook interpreteren dat mannen meer waarde hechten aan het behalen van hun eigen doelstellingen, waardoor zij minder rekening houden met de belangen van de tegenpartij.

2.3.1.3 Reaction to competition

Uit het onderzoek van Croson & Greezy (2009) blijkt dat de prestaties van een man sterk worden beïnvloed door een competitieve omgeving. De prestaties van de vrouw daarentegen worden minimaal beïnvloed. Volgens Croson & Greezy (2009) is er zelfs gebleken dat mannen extra inzetten tonen op het moment dat de best presterende persoon wordt beloond. Vrouwen blijken hier nauwelijks op reageren. Het onderzoek van Adams & Funk (2012) spreekt dit echter tegen. Volgens hen zijn er wettige bewijzen gevonden dat vrouwen niet promoveerden als zij te feministisch waren. Alleen vrouwen die het aanpassingsvermogen hebben om als man te denken kunnen hogerop komen. Als een vrouw het leiderschap of een hoge functie probeert na te streven, dan is een competitieve omgeving vermijden onmogelijk. Het gedrag van de vrouw is dan erg vergelijkbaar met het gedrag van de man (Adams & Funk, 2012).

(23)

2.3.2 Geslachtsverschillen

Uit voorgaande literatuur kan dus worden geconcludeerd dat er significante verschillen bestaan tussen het gedrag van de man en de vrouw. Deze verschillen kunnen van invloed zijn op de bedrijfsvoering van managers, de strategie, visie en missie van een onderneming. De verschillen tussen de man en de vrouw zijn in tabel 1 samenvattend weergegeven.

Tabel 1 - verschillen tussen vrouw en man

Vrouw Man

Risico-avers7 Risico nemend Minder zelfverzekerd Zelfverzekerder

Wederkerig Minder wederkerig

Beïnvloedbaar Niet beïnvloedbaar Onbaatzuchtig Niet onbaatzuchtig Reageert nauwelijks op een

competitieve omgeving Reageert sterk op eencompetitieve omgeving Ethisch

verantwoordelijkheidsgevoel Egocentrisch

2.4 De relatie tussen geslachtsdiversiteit en Earnings Management

In paragraaf 2.2 is de afhankelijke variabele Earnings Management behandeld en in paragraaf 2.3 is de onafhankelijke variabele geslachtsdiversiteit behandeld. In deze paragraaf zal de onderlinge relatie tussen deze twee begrippen worden verklaard vanuit bestaande literatuur.

2.4.1 Indirecte relatie

In de afgelopen jaren is er binnen de Management Accounting Research steeds meer aandacht besteed aan de toegevoegde waarde van een vrouw in bestuursraden. In de introductie zijn enkele artikelen aangehaald die pleiten voor geslachtsdiversiteit, omdat dit een positief effect zou hebben op de onderneming als geheel. Er is een beperkt aantal artikelen beschikbaar over de directe relatie tussen Earnings Management en geslachtsdiversiteit. Daarom zal eerst vanuit de literatuur artikelen worden behandeld die een indirecte relatie veronderstellen.

Hoogendoorn et al. (2013) hebben onderzoek gedaan naar de impact van het aantal vrouwen in business teams op de prestaties van deze teams. De conclusie van dit onderzoek is dat business

(24)

teams met een goede mix tussen mannen en vrouwen beter presteren dan teams die worden gedomineerd door mannen. De generaliseerbaarheid van dit onderzoek wordt echter beperkt doordat de teams bestaan uit jonge en onervaren studenten die slechts voor een jaar een onderneming leiden als onderdeel van een programma. Ervaring en professie zorgen er namelijk voor dat de geslachtsverschillen kleiner worden (Croson & Greezy, 2009). Het onderzoek van Krishnan & Parsons (2008) is gericht op het senior management en zij hebben gekeken naar de invloed van geslachtsdiversiteit op Earnings Quality. Informatie over de financiële gezondheid van de onderneming is volgens de auteurs erg belangrijk voor de aandeelhouders en stakeholders om relevante beslissingen te kunnen nemen. Het management probeert de informatie-asymmetrie te verkleinen door middel van het rapporteren over de boekhoudkundige winst. De mate van adequaatheid en zorgvuldigheid van deze gerapporteerde winst kan worden omschreven als Earnings Quality (Krishnan & Parsons, 2008). Dit onderzoek heeft aangetoond dat Earnings Quality positief is gerelateerd aan geslachtsdiversiteit. Srinidhi et al. (2011) hebben ook onderzoek verricht naar de relatie tussen geslachtsdiversiteit en Earnings Quality. Uit de resultaten van hun onderzoek is gebleken dat de kwaliteit van de gerapporteerde winst hoog was als het ratio vrouw in het bestuur groot was. De belangrijkste oorzaak hiervan is volgens de onderzoekers dat vrouwelijke bestuurders beter toezicht houden. Dit wordt bevestigd in het artikel van Adams & Ferreira (2009). Deze auteurs hebben onderzoek gedaan naar de impact van vrouwelijke bestuurders op het bestuursbeleid en performance. Adams & Ferreira (2009) hebben geconstateerd dat de aanwezigheid van vrouwen in het bestuur een positieve invloed heeft op de presentie van de bestuursleden bij vergaderingen. Hierdoor ontstaat een grotere participatie bij het ‘decision making process’. Daarnaast is gebleken dat vrouwen sterker gericht zijn op monitoring van de CEO door scherpe omzettargets te introduceren. Ook proberen vrouwelijke bestuursleden volgens Adams & Ferreira (2009) hun doelstellingen beter af te stemmen met de belangen van de aandeelhouders en de stakeholders. Deze resultaten kunnen zowel een positief als negatief effect hebben op de ondernemingsprestaties. Volgens Almazan & Suarez (2003) kan te veel toezicht de aandeelhouderswaarde verkleinen. Daarnaast verklaren Adams & Ferreira (2009) dat een grotere bemoeienis van het bestuur, als gevolg van geslachtsdiversiteit, een negatief effect heeft op de performance. Het is gebleken dat het ‘decision making process’ van managers worden verstoord door communicatieproblemen. In het onderzoek van Chapple & Humphrey (2014) naar de financiële impact van geslachtsdiversiteit is geen bewijs gevonden dat er een verband bestaat tussen performance en geslachtsdiversiteit. Deze artikelen impliceren geen directe relatie tussen geslachtsdiversiteit en Earnings Management, maar op basis van deze onderzoeken kan er wel een verwachting worden geschept. De mate van Earnings Quality kan

(25)

een indicatie geven of managers Earnings Management toepassen. Er kan namelijk worden verondersteld dat bij een hoge Earnings Quality, de toepassing van Earnings Management door managers laag is.

2.4.2 Directe relatie

Zeer recentelijk hebben Kyaw et al. (2015) onderzoek gedaan naar de relatie tussen geslachtsdiversiteit in Europese bestuursraden en de mate van Earnings Management. In dit onderzoek zijn twee hypothesen geformuleerd, waarbij onderscheid wordt gemaakt tussen twee methoden om de discretionaire accruals te bepalen. De ene methode houdt rekening met de kasstromen en het is gebleken dat de auteurs geen bewijs hebben gevonden dat er een relatie bestaat tussen geslachtsdiversiteit en Earnings Management. De tweede methode die Kyaw et al. (2015) gebruiken is vergelijkbaar met de methode die voor dit scriptieonderzoek wordt gebruikt. Uit de resultaten is gebleken dat geslachtsdiversiteit invloed heeft op de toepassing van Earnings Management in landen waar de geslachtsgelijkheid hoog is. Volgens Kyaw et al. (2015) kan de aanwezigheid van een vrouw grote voordelen opleveren als de werkomgeving dat toelaat. Op het moment dat de (organisatie)cultuur gericht is op masculiniteit, zullen de voordelen van de vrouw niet of in mindere mate zichtbaar zijn. Een artikel van Gavious et al. (2012) toont, net als Kyaw et al. (2015), aan dat de aanwezigheid van vrouwelijke bestuursleden negatief is gecorreleerd met de toepassing van Earnings Management. Deze auteurs hebben onderzoek gedaan naar de relatie tussen vrouwelijke bestuurders bij technologische ondernemingen en het gebruik van Earnings Management. De resultaten van hun onderzoek geven aan dat het percentage vrouw in het bestuur invloed heeft op het gebruik van agressieve accounting methoden. Vrouwen zijn conservatiever, waardoor zij minder gebruik maken van agressieve accounting methoden. Daarnaast blijkt ook dat ondernemingen met een vrouwelijke CEO en/of CFO minder gebruik maken van Earnings Management. Gavious et al. (2012) constateren tevens dat een hogere vertegenwoordiging van vrouwen in het bestuur een positief effect heeft op de Earnings Quality en de waarde van de onderneming. De artikelen van Kyaw et al. (2015) en Gavious et al. (2012) concluderen beiden dat de aanwezigheid van vrouwelijke bestuursleden een positief effect heeft op de onderneming en het gebruik van Earnings Management.

Andere gelijksoortige onderzoeken laten tegenstrijdige resultaten zien. Arun et al. (2015) hebben bijvoorbeeld onderzoek gedaan naar de invloed van geslachtsdiversiteit in Engelse bestuursraden op de toepassing van Earnings Management. Uit het artikel is gebleken dat bestuursraden die voor een groot deel bestaan uit afhankelijke en onafhankelijke vrouwelijke bestuursleden, de neiging hebben om conservatieve verslaggevingsmethoden te hanteren. Hiermee tonen zij aan

(26)

dat vrouwen ook Earnings Management toepassen alleen op een andere manier. Vrouwen passen liever winst verlagende sturingsmethoden toe in plaats van winst verhogende sturingsmethoden. Arun et al. (2015) hebben deze resultaten verder onderzocht door te kijken of deze resultaten gebonden zijn aan bepaalde omstandigheden binnen een onderneming. Het blijkt uit hun onderzoek dat vrouwelijke bestuursleden geen invloed hebben op de toepassing van Earnings Management in een onderneming met veel schulden. Bij ondernemingen die weinig schulden hebben ten opzichte van het totale vermogen is geslachtsdiversiteit en Earnings Management positief gecorreleerd. In tegenstelling tot het onderzoek van Gavious et al. (2012) hebben Arun et al. (2015) geen bewijzen gevonden dat een vrouwelijke CFO van invloed is op de toepassing van Earnings Management. Dit is ook tegenstrijdig met het onderzoek van Peni & Vähämaa (2010). Zij hebben onderzoek gedaan naar het verband tussen Earnings Management en het geslacht van bestuursleden. Zij hebben voornamelijk de focus gelegd op de functies CEO en CFO. Uit hun onderzoek is gebleken dat vrouwelijke CFO’s invloed hebben op de toepassing van Earnings Management en zij gebruiken voornamelijk gebruik van winst verlagende methoden. Dit is overeenkomstig met het onderzoek van Arun et al. (2015), die concludeerde dat vrouwen winst verlagende Earnings Management toepassen. Peni & Vähämaa (2010) hebben geen bewijs gevonden dat er een relatie bestaat tussen vrouwelijke CEO’s en het gebruik van Earnings Management. Moradi et al. (2012) heeft onderzoek gedaan naar de impact van karakteristieken van het bestuur en de toepassing van Earnings Management in Iran. Geslachtsdiversiteit is een onderdeel van de karakteristieken van het bestuur en hier wordt expliciet aandacht aanbesteed in het onderzoek. De auteurs hebben echter geen verband gevonden tussen geslachtsdiversiteit en de toepassing van Earnings Management.

Er zijn dus verschillende onderzoeken gedaan naar de invloed van geslachtsdiversiteit. In de volgende paragraaf zal het conceptueel model van dit scriptieonderzoek worden uitgewerkt op basis van de behandelde literatuur.

2.5 Conceptueel model

In de paragrafen 2.1 tot en met 2.4 is het theoretische kader uitgewerkt dat als basis zal dienen voor het ontwikkelen van een conceptueel model en de hypothesen. In het theoretische kader zijn verschillende artikelen behandeld die zowel een indirecte als een directe relatie hebben onderzocht tussen de variabelen Earnings Management en geslachtsdiversiteit. In tabel 2 zijn alle resultaten van deze artikelen samengevat.

(27)

Tabel 2 - Resultaten vanuit voorgaand literatuur

Auteurs Onderzoek Land Jaren Populatie Relatie Cor.(+/-)

Hoogendoorn, Oosterbeek & van

Praag (2013) Impact van het aantal vrouwen in business teams opde prestaties van deze teams. VS 2010 45 teams

Indirect +/+ Krishnan & Parsons (2008) Invloed van geslachtsdiversiteit op Earnings Quality VS 1996-2000 648 firm-years Indirect +/+ Srinidhi, Gul & Tsui (2011) De relatie tussen geslachtsdiversiteit en Earnings

Quality. VS 2001-2007 13.848 firm-years

Indirect +/+ Adams & Ferreira (2009) Impact van vrouwelijke bestuurders op het

bestuursbeleid en performance VS 1996-2003 8.253 firm-years

Indirect +/-Chapple & Humphrey (2014) Het verband tussen performance en

geslachtsdiversiteit Australië 2004-2011 577 firms

Indirect Geen Kyaw et al. (2015) De relatie tussen geslachtsdiversiteit in Europese

bestuursraden en Earnings Management

Europa 2002-2013 970 firms Direct

-/-Gavious et al. (2012) De relatie tussen de vrouwelijke bestuurders bij technologische ondernemingen en het gebruik van Earnings Management

VS 2002-2009 478 firm-years Direct

-/-Arun et al. (2015) De invloed van geslachtsdiversiteit in Engelse bestuursraden op de toepassing van Earnings Management

Engeland 2005-2011 1.217 firm-years Direct

+/-Peni & Vähämaa (2010) Het verband tussen Earnings Management en het

geslacht van bestuursleden (CFO & CEO). VS 2003-2007 1.955 firm-years

Direct +/-Moradi et al. (2012) Impact van karakteristieken van het bestuur en

Earnings Management in Iran. Iran 2006-2009 159 firms

(28)

Uit de meeste onderzoeken is gebleken dat er bewijzen zijn gevonden voor een positieve of negatieve invloed van geslachtsdiversiteit. Er zijn slechts twee onderzoeken die geen bewijzen hebben gevonden. In vijf artikelen waren de resultaten eenduidig en werd er geconcludeerd dat geslachtsdiversiteit een positieve invloed heeft op de onderneming. De overige drie artikelen hebben bewijzen gevonden voor zowel positieve en negatieve invloeden van geslachtsdiversiteit. Op basis van deze onderzoeksresultaten is de veronderstelling gemaakt dat een goede mix van mannen en vrouwen in het bestuur een positief effect heeft op de onderneming en dus de toepassing van Earnings Management. De verwachting is dat een geslachtsdivers bestuur minder gebruik zal maken van Earnings Management. Als deze verwachting overeenkomst met de uitkomsten van dit scriptieonderzoek, dan zou het stimuleren van geslachtsdiversiteit in bestuursraden een goede methode zijn om de corporate governance van een onderneming te verbeteren. Doordat vrouwen beter toezicht houden op de onderneming (Srinidhi et al., 2011), zou een geslachtsdivers bestuur een belangrijke oplossing kunnen zijn om agency problemen te kunnen reduceren. Deze veronderstellingen hebben geleid tot het volgende conceptueel model: Figuur 1 - Conceptueel model

2.6 Hypothesevorming

Op basis van het theoretische kader en het conceptueel model is de volgende hypothese geformuleerd: “H1: Geslachtsdiversiteit is negatief gecorreleerd met Earnings Management”

Verscheidene artikelen hebben zich gericht op de impact van een vrouwelijke CEO of CFO (Peni & Vähämaa, 2010; Gavious et Al., 2012; Arun et Al., 2015). Deze rollen hebben een bepaalde verantwoordelijkheid, maar ook een grotere invloed op het ‘desicion making process’ binnen het bestuur. Uit deze onderzoeken zijn geen eenduidige resultaten gevonden over de invloed van een vrouwelijke CEO of CFO op de toepassing van Earnings Management. In dit scriptieonderzoek zal worden getracht meer duidelijkheid te creëren op dit gebied. Om dit te bewerkstelligen zijn de volgende hypothesen geformuleerd:

“H2a: Geslachtsdiversiteit is sterker negatief gecorreleerd met Earnings Management, als de CEO een vrouw is.”

“H2b: Geslachtsdiversiteit is sterker negatief gecorreleerd met Earnings Management, als de CFO een vrouw is.”

(29)

3 Dataverzameling en onderzoeksmethodologie

In dit hoofdstuk zal het conceptueel model uit hoofdstuk 2.5 worden getransformeerd tot een multiple regressiemodel, waarmee de geformuleerde hypothesen worden getoetst. Er zal als eerst aandacht worden besteed aan de onderzoeksmethode. Vervolgens zal de populatie worden gedefinieerd. In paragraaf 3.3 worden alle variabelen geoperationaliseerd en omgezet tot een multiple regressiemodel. De resultaten van het regressiemodel en de conclusies van dit onderzoek worden behandeld in hoofdstuk 4.

3.1 Onderzoeksaanpak

Het onderzoek is kwantitatief van aard, want alle variabelen zullen worden uitgedrukt in waarden. Dit scriptieonderzoek is afgebakend door twee factoren. Het onderzoek heeft betrekking op de jaren 1998 tot en met 2013 en de populatie zal alleen ondernemingen uit de Verenigde Staten (VS) bevatten. De keuze voor de VS is gebaseerd op de toegankelijkheid en beschikbaarheid van de data. Een belangrijk kenmerk van een accrual onderzoek is het gebruik van een grote populatie. Dit blijkt uit het onderzoek van Dechow et al. (2012: 293). Zij hebben onderzoek gedaan naar Earnings Management en zij maken gebruik van bijna 210.000 deelwaarnemingen. De gegevens voor dit scriptieonderzoek zal worden verzameld uit databanken en er is daarom sprake van database research. Er is gekozen voor deze methode, omdat het tijdsbestek van dit scriptieonderzoek erg beperkt is, waardoor het verzamelen van een grote populatie lastig is. Om toch enigszins te kunnen voldoen aan het kenmerk van een accrual onderzoek leek database research de beste optie om Earnings Management te onderzoeken. In paragraaf 3.2 zal de gebruikte populatie worden toegelicht. De populatie zal worden geanalyseerd door middel van een multiple regressiemodel. De variabelen en het regressiemodel zullen in paragraaf 3.3 worden geoperationaliseerd.

3.2 Populatie

De deelwaarnemingen zijn verzameld uit twee databanken. De databanken zijn via WRDS benaderd. De gegevens voor de afhankelijke variabele ‘Earnings Management’ zijn afkomstig uit de databank Compustat en de gegevens voor de onafhankelijke variabele ‘geslachtsdiversiteit’ zijn afkomstig uit de databank ISS (voorheen bekend als RiskMetrics). De ruwe databestanden zijn vooraf beoordeeld op de aanwezigheid van niet bruikbare regels als gevolg van ontbrekende gegevens en duplicaat regels. Er is niet gekeken naar de totstandkoming van de gegevens in de databanken. De gegevens uit de databank zijn aangenomen als waarheid. Dit is een beperking in

(30)

het onderzoek, omdat er gesteund wordt op de kennis en kunde van diverse personen die de databanken hebben gevuld zonder dit te verifiëren. Er bestaat dus een mogelijkheid dat de resultaten worden beïnvloed door onjuistheden in de databestanden. De verwachting is dat deze beperking weinig impact zal hebben, omdat er gebruik is gemaakt van een grote populatie en vanaf 2007 zijn de eisen voor dataverzameling en de toezicht van de databanken verscherpt. Voor dit scriptieonderzoek zijn dus geen gegevens handmatig verzameld om de ‘Missing Values’ op te lossen. De ruwe output uit Compustat bestaat uit 208.324 ondernemingsjaren en de ruwe output uit ISS resulteert in 28.257 ondernemingsjaren. Door het gebruik van twee databanken is een groot deel van de ondernemingsjaren niet bruikbaar. Om een goede regressie te kunnen draaien is het namelijk van belang dat de ondernemingsjaren in beide databanken met elkaar corresponderen. De populatie is dan ook gecorrigeerd voor alle ondernemingsjaren die niet in beide databanken voorkwamen. De twee databanken zijn aan elkaar gekoppeld door het matchen van een unieke code, genaamd ‘Ticker’. Dit resulteert in 28.257 overeenkomende ondernemingsjaren. De populatie is verder gecorrigeerd met de ‘missing values’ in de discretionaire accruals en de ‘outliers’ zijn verwijderd uit de populatie. De outliers zullen worden toegelicht in hoofdstuk 4. De finale populatie bestaat uiteindelijk uit 12.814 ondernemingsjaren. Tabel 3 toont de opbouw van de populatie.

Tabel 3 – Finale populatie

Oorspronkelijke observaties per ondernemingsjaar uit Compustat 208.324

Oorspronkelijke observaties per ondernemingsjaar uit ISS 28.257

Verwijderde ondernemingsjaren uit Compustat 180.067

Overeenkomende ondernemingsjaren in ISS en Compustat 28.257

Verwijderde ‘missing values’ voor discretionaire accruals 14.808

Verwijderde ‘outliers’ 635

(31)

3.3 Operationalisatie

In deze paragraaf zullen de variabelen vanuit het conceptueel model meetbaar worden gemaakt, zodat deze variabelen gebruikt kunnen worden in het multiple regressiemodel.

3.3.1 Afhankelijke variabele – Earnings Management

In hoofdstuk 2.2.4 is gebleken dat de afhankelijke variabele Earnings Management het beste meetbaar gemaakt kan worden door het accrual model ‘Modified Jones model’ te gebruiken. Om de discretionaire accruals te kunnen bepalen, moeten eerste de totale accruals worden berekend. Dit kan gedaan worden via de ‘balance sheet method’ (Dechow et al., 1995: 203):

=

(∆ ∆ ∆( ) ∆ ) (1)

Waarbij:

= Totale accruals in jaar t

∆ = Mutatie van de current assets in jaar t ∆ = Mutatie van de current liabilities in jaar t

∆ ℎ = Mutatie van de cash and cash equivalents in jaar t

∆ = Mutatie van het kortlopende deel van de langlopende schulden in jaar t = Afschrijvingskosten in jaar t

= Totale Assets van jaar t – 1

De mate van Earnings Management wordt geschat op basis van de hoogte van de discretionaire accruals. Het is echter niet mogelijk om de discretionaire accruals rechtstreeks te berekenen. Het Modified Jones model bepaalt eerste de hoogte van de niet-discretionaire accruals door middel van de volgende formule (Dechow et Al., 2012:199):

(32)

Waarbij:

= Geschatte niet-discretionaire accruals in jaar t = Totale assets aan het einde van jaar t-1

∆ = Verschil in revenues in jaar t ten opzichte van jaar t-1 ∆ = Verschil in net receivables in jaar t ten opzichte van jaar t-1

= Gross Property Plant and Equipment aan het einde van jaar t , , = Onderneming specifieke parameters

In deze formule worden de niet-discretionaire accruals gecorrigeerd voor zogenaamde Size effecten. Dit betekent dat alle variabelen in formule twee worden geschaald door de totale assets van jaar t-1. De onderneming specifieke parameters moeten worden geschat en zijn te verkrijgen door een ordinary least squares (OLS) regressie uit te voeren. De regressiecoëfficiënten zijn te berekenen middels de volgende formule:

=

+

∆ ∆

+

+

(3)

Waarbij:

= Totale accruals in jaar t

= Totale assets aan het einde van jaar t-1

∆ = Verschil in revenues in jaar t ten opzichte van jaar t-1 ∆ = Verschil in net receivables in jaar t ten opzichte van jaar t-1

= Gross Property Plant and Equipment aan het einde van jaar t , , = Onderneming specifieke parameters

= Error term

De residu van formule 3 betreft de absolute waarde van de discretionaire accruals (Arun et al., 2015: 138) en deze residu zal worden gebruikt om de mate van Earnings Management uit te drukken in een waarde voor het multiple regressiemodel.

(33)

3.3.2 Onafhankelijke variabele – Geslachtsdiversiteit

Dit scriptieonderzoek kijkt naar de invloed van geslachtsdiversiteit in bestuursraden op de toepassing van Earnings Management. In de vorige paragraaf is behandeld hoe de mate van Earnings Management kan worden uitgedrukt in een waarde. In deze paragraaf wordt geslachtsdiversiteit meetbaar gemaakt.

De zetels in bestuursraden van grote en kleine ondernemingen worden over het algemeen ingevuld door mannen. Hierdoor kan het percentage vrouw een beeld geven over de geslachtsdiversiteit binnen een bestuur.

Uit de academische literatuur is gebleken dat de invloed van een vrouw ook bepaald kan worden door de positie binnen het bestuur. Verscheidene artikelen hebben gekeken naar de rol van de vrouw binnen het bestuur (Peni & Vähämaa, 2010; Gavious et al., 2012; Arun et al., 2015). Uit deze artikelen blijkt dat vrouwen met een belangrijke positie meer invloed hebben op het beleid van het bestuur. Deze invloed is verwerkt in hypothese twee en om deze hypothese te kunnen toetsen zal er ook gekeken worden naar de aanwezigheid van een vrouwelijke CEO of CFO. De variabelen VROUW_CEO en VROUW_CFO zullen hiervoor worden gebruikt, waarbij een ‘0’ betekent dat de CEO of CFO een man is en een ‘1’betekent dat er sprake is van een vrouwelijke CEO of CFO.

In sommige bestuursraden waren voor één ondernemingsjaar meerdere bestuurders aangevinkt als CEO of CFO. In dit scriptieonderzoek wordt verondersteld dat er in één ondernemingsjaar slechts sprake kan zijn van één CEO en één CFO in het bestuur. Als er dus sprake was van twee vrouwelijke CFO’s of CEO’s in een bestuursraad, dan is hiervoor de waarde ‘1’ ingevuld bij de variabelen VROUW_CEO of VROUW_CFO. Dit is een beperking in het onderzoek, omdat twee vrouwelijke CEO’s of CFO’s een nog grotere stempel kunnen drukken op het bestuur. Maar het is erg ongebruikelijk om twee CEO’s of CFO’s te hebben in een bestuur. Daarom is dit buitenbeschouwing gelaten. De impact op de resultaten van dit onderzoek zal daarnaast beperkt zijn, want de aanwezigheid van meerdere vrouwelijke CEO’s of CFO’s kwam nauwelijks voor. De onderzoeken van Kyaw et al. (2015) en Moradi et al. (2012) hebben ook rekening gehouden met Duality. Naast de rollen CFO en CEO wordt voorzitter (Chairman) ook gezien als invloedrijke positie. De onderzoeken van Moradi et al. (2012) en Peasnell et al. (2005) vermelden dat een bestuurslid die de organisatorische functie van CEO en het voorzitterschap tegelijkertijd bezit, een grotere machtspositie heeft. Als een vrouw dus een dubbele rol heeft binnen het bestuur, dan zou zij een grote invloed kunnen hebben op de toepassing van Earnings Management binnen het bestuur. In dit scriptieonderzoek zal daarom rekening worden gehouden

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

Sepehr Talebian,* a Mehdi Mehrali, a Saktiswaren Mohan, b Hanumantha rao Balaji raghavendran, b Mohammad Mehrali, a Hossein Mohammad Khanlou, a.. Tunku Kamarul, b Amalina Muhammad

In this study, we use a flexible modelling framework to address a rather different question: can the most appropriate model structure be inferred a priori (i.e without using

4. De Oosterparkwijk is een wijk in opkomst Een positieve draai geven aan een controversieel verleden.. verduidelijken waar hun uitspraken op van toepassing zijn. Ze nemen

Evaluation of influence of historical changes in land use along the middle Vistula river reach on flood risk.. Emilia Karamuz (1), Renata Romanowicz (1), and Martijn

Abstract—A new unique class of foldable distance transforms of digital images (DT) is introduced, baptized: Fast Exact Euclidean Distance (FEED) transforms. FEED class

(1)) and the contact angle θ of blood on the substrate at impact energies close to zero. Red full circles show stains having a circular shape. Green squares show stains which have

Het idee dat voortkwam uit de theorie die voorafgaand aan het onderzoek besproken is, was dat de literaire kritiek in Nederland steeds meer aan gezag verliest door toedoen

This study employs a 2x3 experimental design with the factors symbolic branding and functional branding to research the effects of differently framed mission statement of a