f} « t U ! 5 y
4- "sq 3
Proefstation voor de Groenten- en Fruitteelt onder glas te Naaldwijk
RASSENPROEF BIJ RADIJS
door
Inhoud
1. Inleiding
2. Opzet
5. Materiaal en methoden
a. Zaaien
t>. Rassen
c. Parallellen
d. Koolzuurgashemesting
4. Temperaturen .
5. Opmerkingen tijdens de teelt
6. Oogstresultaten
7. Bespreking oogstresultaten
8. Onderzoek voosheid
9. Bespreking voosheid
10. Knol/lof verhouding
11. Samenvatting en conclusie
Rassenproef bi,j radijs
P.N.
Jaar
Plaats
B 22
I969-I97O
A 3.I6 en
A 3.17
1. Inleiding
In een winterteelt onder glas zijn de radijsrassen , die
in de herfstteelt zijn gebruikt, opnieuw beproefd (De Ruiter 1969).
De aanleiding tot dit onderzoek was na te gaan in hoeverre
andere omstandigheden invloed zouden uitoefenen op de groei.
2. Opzet
2
Gezaaid werd op 27 november. Er zijn 4-00 zaden per m
uitge-zaaid. De hoeveelheid zaad is berekend aan het 1000 korrelgewicht.
De zaadgrootte was 2.00 - 2.45 mm en > 2„45 mm diameter.
3. Materiaal en methoden
1. Zaaien
Gezaaid werd op de normale wijze, dat is; de grond na
het mesten en spitten gelijk harken, zaaien, zaad licht
inharken en de grond rollen.
Na het zaaien is twee minuten geregend.
2. Rassen
De volgende rassen werden gebruikt;
a. Kabouter
b. No. 6205
c. Lilliput
d. No. 13
e. Type N
f. Type N-gr.
C.W, Pannevis Enkhuizen
J.A. Zwaan Voorburg
Enkhuizer Zaadhandel Enkhuizen
Rijk Zwaan De Lier
Sluis en Groot Enkhuizen
Sluis en Groot Enkhuizen
3. Pax'allellen
In beide kassen is van de zaadgrootte 2.00 - 2.45 mm
van a, b, c en d parallellen gezaaid, van e en f 1 parallel.
Van de zaadgrootte .^ 2.45 mm werd bovendien van a, d, e en f 2
parallellengezaaid (zie schema op bijlage 2).
4. Koolzuurgasbemesting
In één kas, n.1. in A 3.16 (zie bijlage 2) werd vanaf 12
december tot aan de oogst elke dag van 8.30 uur tot 13.30 uur
zuivere C0„ gegeven. Bij de metingen die regelmatig tussen
10 en 11 uur werden gedaan op 1 m boven het gewas werden gehalten
gevonden van 0.150 - 0.190^
-2-4. Temperaturen
In A 3.I5 werden tijdens de proef tomaten planten opgekweekt
waarbij hogere temperatuur werden aangehouden dan in A 3»16.
De scheidingswand tussen A 3*15 en A 3.16 was daardoor warm.
Het geven van C0
?, vereiste dat de luchtranen in A 3.I6 gesloten
"bleven, waardoor hier de temperaturen gemiddeld hoger waren dan
in A 3«17« Gegevens over de dagelijks geregistreerde temperaturen
zijn in tabel 1 opgenomen.
Tabel 1 Gemiddelde temperaturen in graden C van beide kassen
A 3.16 A 3.I7
Gem. maximum temperaturen 16.1 15.4
Gem. minimum temperaturen
$.0
6.1
Gem. maximum grondtemperaturen 11.0 11.0
Gem. minimum grondtemperatuur 9*1 8«8
5. Opmerkingen tijdens de teelt
De snelste kieming hadden Type N en Type N-gr. Tussen deze
twee rassen was geen verschil. Daarna kiemden in volgorde van
snelheid, Ho 13» No. 6205, Kabouter en Lilliput. De grovere
zaadfractie bij de diverse rassen kiemde sneller dan de fijnere.
Op 22 december werden de dichte plekken uitgedund. Deze planten
zijn apart geteld om het kiempercentage van het zaad te bepalen.
De groei had een normaal verloop. Na het doorbossen is de radijs
10 minuten beregend.
6. Oogstresultaten
De radijs werd
één
keer doorgebost. De te kleine radijs
bij de tweede oogst, die goed gevormd was, is apart genoteerd
en bij de totale opbrengst als goed gerekend, evenals de gescheurde
knollen. Andere afwijkingen kwamen niet voor.
De oogstdata waren als volgt:
A 3.I6 (+ C0
2) 5 en 12 febr.
A 3.I7 (- C0
2) 10 en 19 febr,
In tabel 2 is een overzicht gegeven van het kiempercentage
en de oogstresultaten in procenten van de geoogste planten en
uitgezaaide zaden, in tabel 3 is het percentage goede knollen
berekend wat per keer is geoogst met het percentage afwijkende
knollen. Het totaal aantal bossen is berekend op 26 knollen per bos«,
Opgemerkt wordt, dat Type N en Type N-gr, bij elke zaadgrootte
in enkelvoud voorkwam.
-3-Tabel 2 Overzicht oogstresultaten
Volgno 5 10 17 22 12 27 1 14 18 23 4 9 20 24 2 13 19 28 3 21 11 26 6 15 8 25 7 16
t
Ras Kabouter ii n H ii M No. 6205 it it H Lilliput H H H No. 13 1! II II II II Type N H M M Type N-gr. H H it CO "behan-deling + + --f -+ + -+ + -+ + -+ -+ -+ -+ -+ diameter van het J zaad in mm 2.00 - 2.45 ii " M 2.45 - 2.85 II 2.00 - 2.45 H H ri 2.00 - 2.45 H H H 2.00 - 2.45 H it H 2.45 - 2.85 II 2.00 - 2.45 n 2,45 - 2.85 II 2.00 - 2.45 H 2.45 - 2.85 II kiein- percen-tage 66 79 74 71 83 70 65 69 62 66 72 76 65 67 66 74 74 74 84 69 70 65 53 66 66 66 69 68goede knollen
uitge-drukt in io vans de ge-oogste planten 72 75 76 61 66 75 73 84 84 83 89 86 90 94 95 84
96
90 93 92 90 87 92 85 80 91 91 90 de uitge-zaaide zaden 48 60 63 46 47 53 48 58 52 55 65 65 59 63 63 67 70 67 66 64 63 55 49 57 52 60 63 63Volgno 5 10 17 22 12 27 1 14 18 23 4 9 20 24 2 13 19 28 3 21 11 26 6 15 8 25
7
16 Ras Kabouter (i ii H H n No. 6205 11 M n Lilliput ti 11 H No. 13 11 ti M 11 11 Type N 11 M II Type N-gr. 11 1! II C0o behan-deling + + -+ -+ + -+ + -+ + -+ -+ -+ -+ -+ zaad— diame-ter in mm 2,00-2.45 2.45-2.85 2.00-2.45 2.00-2.45 2.00-2.45 2.45-2.85 2.00-2.45 2.45-2.85 2.00-2.45 2.45-2.85 percentage goede knollen Ie oogst 53.7 34.7 28.0 25.4 39.7 30.8 45.0 15.O 35-5 42.8 36.8 39.7 44.4 52.6 68.4 61.5 61.5 45-6 70.5 61.4 60.2 35.3 67.5 45.0 57.0 48.2 52.6 60.8 2e oogst4 7 . 1
42.5
38.5 43.4 39-9 43.9 40.8 64.O 48.7 36.O 58.853.0
49.0
42.2 28.2 31.4 29.O 36.6 25-9 26.6 32.3 42.9 25.6 34.0 24.2 37.1 39.1 25.I (totale 00|S gescheurde knollen 0.8 0.4 0.3 0.0 0.0 0.5 0.7 1.2 1.3 1 = 7 0.3 0.0 0.6 0.1 0.5 2.9 5.7 7.9 1.4 5.2 1.14.7
0.0 0.8 0.0 4-9 2.3 4.2 •st = 100$) kleine knollen I8.4 22.4 33.2 3I.2 20.4 24.8 I3.5 I9.8 14.5 I9.5 4.1 7.3 6.0 5.1 2.9 4.2 3.8 9.9 2.2 6.8 6,4 '17.I 6.9 20.0 18.8 9.86.0
9.9 aantal bossen per m7.3
9.1 7.1 7.29.7
8.3 7.3 8.9 8.0 8.3 10.0 10.1 9.0 9.7 9.7 10.3 10.8 10.3 10.1 9.89,7
8.7 7.4 8.7 8,0 9.6 9.7 9.6
-5-7. Bespreking oogstresultaten
Doordat Type N en Type N-gr. bij elke zaadgrootte in enkel-voud voorkwamen, worden deze rassen met voorbehoud besproken.
Het kiempercentage lag gemiddeld rond 70fo. Een ongunstige
uit-zondering maakte Type N (zie volgno. 6 in tabel 2 ) .
Het percentage goede knollen lag het laagst bij Kabouter, het hoogst bij No. 13.
C0„ of zaadgrootte had hierop geen invloed.
Toepassing van C 0? heeft een verzorgend effect. Bij + C0? is
5 dagen eerder geoogst. Deze oogst is gemiddeld groter dan bij
- C 0? vijf dagen later.
Het grovere zaad gaf bij Kabouter, So. 13 en Type N een vroegere oogst. Een uitzondering maakte Type N-gr (ligging veldje).
No. 13 gaf betrouwbaar meer gescheurde knollen dan de andere rassen. Kabouter en No. 6205 gaven relatief meer kleine knollen dan de
andere rassen. Bij 2 x oogsten bleek een percentage nog niet oogstbaar te zijn. Bij Kabouter en Lilliput wordt de opbrengst bij + C0„ gunstig beïnvloed« Bij de andere rassen is dit niet betrouwbaar.
Lilliput en No. 13 gaven een betrouwbaar groter aantal knollen t.o.v. de andere rassen. Het verschil tussen deze rassen is niet betrouwbaar, evenmin tussen Kabouter en No. 6205.
8. Onderzoek voosheid
Bij deze teelt is bij 2 x 25 knollen van elk ras een onder-zoek ingesteld naar de voosheid,, Hiervoor zijn 25 knollen met een diameter boven 15 mm en 25 beneden deze maat gekozen.
De knollen werden zo dicht mogelijk bij elkaar geoogst op één plek. Bij dit onderzoek werd de z.g.n. zinkmethode toegepast. Nadat de radijs van het loof ontdaan was, werden de knollen in schoon water gedeponeerd. De radijs die naar de bodem zonk werd als niet voos aangemerkt, wat ging drijven als voos. Bij tussentijdse controle, waarbij de radijs werd doorgesneden, bleek de juistheid van deze methode.
In tabel 4 zijn de uitkomsten gegeven. Radijs is geoogst uit A 3«l6 (+ COp).
6 -TaToel 4 O n d e r z o e k v o o s h e i d Volgno. 5 5 10 10 1 1 14 14 4 4 9 9 2 2 13 13 6 6 11 11 7 7 8 8 Ras Kabouter it It ti No. 6205 ti ii it Lilliput H tt tt No. 13 it it tt Type N ti H ti Type N-gr. tt tt tt gem.knol-diameter in mm 16.6 12.7 16.8 13.6 16.4 12.7 16.0 12.6 16.2 13.0 16.3 13.2 18.1 14.3 18.0 14.3 17-4 13.4 17.6 12.8 15.9 13.5 17.1 12.0 gem.knol-gewicht in grammen 2.44 1.40 2.56 1.60 2.44 1.40 2.16 1.32 2.60 1.60 2.52 1.52 3.88 1.88 3.24 1.84 3.08 1.72 3.28 1.48 2.44 1.64 2.92 1.24 percen-tage voze knollen 48 20 60 44 32 48 44 24 52 60 76 68 48 40 16 36 12 4 28 4 16 8 8 0 gem.knolgewicht in grammen voos 2.5O I.40 2.53 1.72 2.75 1.58 2.00
1.33
2.69 1.66 2.58 1.47 4.00 2.11 3.00 1.80 2.66 1.00 3.71 1.00 3.00 I.50 3.00 goed 2.58 1.40 2.60 I.5O 2.29 I.25 2.28 1.84 2.5O I.5O 2.33 1.62 3.77 1.68 3.28 1.93 3.I3 1.7§3.11
1.50 2.33 1.62 2.95 I.24-7-9. Bespreking voosheid.
Er is geen verband gevonden tussen de diameter van de knollen en de voosheid.
Het ras Lilliput gaf betrouwbaar meer voze knollen dan de
betrouwbaar overige rassen. Type N en Type N-gr. gaven daarentegen/minder
voze knollen. Tussen de rassen Kabouter, No. 6205 en No. 15
is geen betrouwbaar verschil gevonden.
Ten opzichte van de voze- en goede knollen is er geen betrouwbaar verschil in ge-wicht gevonden.
Tussen de knoldiameter en het knolgewicht is er een rechtlijnig verband (zie grafiek op bijlage l)
10. Knol/loofverhouding
De knol/loofverhouding ligt gunstiger dan bij de herfst-teelt (De Ruiter, 1969).
Lilliput gaf betrouwbaar minder loof dan de andere rassen.
No. 15 gaf niet minder zwaar loof dan Kabouter en l\To. 6205, maar
doordat de knol zwaarder was dan bij de andere rassen is de
knol/loofverhouding gunstig. Type 1\T en Type N-gr. gaven zwaarder
loof dan de andere rassen. In tabel 5 is de knol/loofverhouding gegeven.
Tabel 5 Gewichtsverhouding knol/loof
Kabouter
No. 6205
Lilliput
No. 13
Type N
Type N-gr.
0.99
1.00
I.67
1.55
0.88
O.9I
11. Samenvatting on conclusieIn deze proef werden, om de groeiwijze van de rassen na te kunnen gaan, dezelfde rassen gebruikt dan in de herfstteelt. Tussen de rassen kwamen ook nu grote verschillen voor. De grote lijnen bleven gelijk ten opzichte van de herfstteelt.
De groei was nu minder snel, het loof korter en de opbrengst hoger. Ondanks de dichtere stand dan in de herfstteelt lag het kiempercen-tage hoger. Bij de rassen die het snelst groeiden en het meeste loof gaven, was dit het duidelijkst.
herfstteelt. Ook nu gaf de Lilliput betrouwbaar meer voze knollen dan de overige rassen.
Een verband tussen voosheid en de diameter van de knol is niet gevonden, evenmin als tussen voosheid en gewicht. Met C0„ werd,
evenals met een grotere zaadfractie een iets vroegere oogst verkregen. Opbrengst verschillen kwamen niet voor. De knol/loofverhouding was gunstiger dan in de herfstteelt.
v.0 C— c— K \ C— N~\ ON O
+
VD rH LP» O > J o II S S Ö • H <D - P 0)a
cö • H <d H O S 0) fco " O (M <D fco H • o •H m 00 -VO H rH -P Xi Ü •H tt) fco a r H (1) S O Ö A i CÖ S fco-fco o LP, O — r LP» CM O CM LP. . - tBijlage 2 Rassenproef bij radijs (winterteelt) Schema A 3.15 A 3.16 (+ co2) A
3.17
(-co
2)
Jxxx
f . > 2 . 4 5 •"7 r e . > 2 . 4 5 o a 5 0 4 d . > 2 , 4 5 3 d 2 b 1XXX
b 14 d 13 a . > 2 . 4 5 12 11 S 10 a c 9 f 8xxxxxx
xxx
d . > 2 . 4 5 21 c 20 d 19 b 18 a 17 l 6d . > 2 . 4 5 1 e , > 2 . 4 5 j-Oxxxxxx
XV^xx
xx^
d 28 a . > 2 . 4 5 27 26 e 25 f c 24 b 2^ a 22x>cx
^ B . P . <~> B . P . CORRIDOR Rassen a. Kabouter b. No. 6205 c. Lilliput d. Nos 13 e. Type N f. Type II-gr.Zaadfractie, indien niet apart vermeld is gebruikt 2.00 - 2.45 mm
diameter 1 - 2 8 zijn volgnummers