• No results found

Onderzoek naar de mogelijkheden om te komen tot chemisch toppen en pluizen van chrysanten : III de invloed van onderbreking in de bloemknopaanleg en van het tijdstip van de bespuitingen

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "Onderzoek naar de mogelijkheden om te komen tot chemisch toppen en pluizen van chrysanten : III de invloed van onderbreking in de bloemknopaanleg en van het tijdstip van de bespuitingen"

Copied!
35
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

PROEFSTATION VOOR DE GROENTEN- EN FRUITTEELT ONDER GLAS, TE NAALDWIJK.

BIBLIOTHEEK

PROEFSTATION voer da GROENTEN- eft FRUITTEELT oncier GLAS te NAALDWIJK

Onderzoek naar de mogelijkheden om te komen tot chemisch toppen & pluizen van chrysanten. s door: D.Klapwijk, J.W.H.v.Veen. Naaldwijk,1968. ~ZZ2 Ö2 Çb

(2)

pROEfSfàîiOB foot m öaofÄi* ix moiffsssf omrn aus «g haauhjijic

Projeot »« 111*49 Iebrawrilliei*i$i8 094*YtMÉ fUMfcy de ao#eli.1kh*d«n aa te koaen tot teantu

ea plaiaea va» oturyeanten

111 Ba invloed w onderbreking ia da bioeaksopaanleg «a va» Hat tijdstip vaa 4« boepuitingen.

fit ©riiatataaêa praavaa mm gebleken âm% door middel van be-flipiltiaff«» met bepaalde «toffm da vegetatieve knoppea (ttaalyoMaft) vas oàryeantea gedood kannen worden. AI« een groaipunt generatief wordt (UmbwrIag) loopt da gevoeli«faeid ?«* da aldialea aterk teru«. Aaacasiaa de «ijknoppen die diraat »oder de eiadkaap geplantet »ija bijna even anal generatief vorden aie da eiatkaap weif , i• *•* aiet feaekkalllli o» da l^fikaap ta im«» aa tooh da tijknoppe» te doden.

»an* mderbrsking in da bloeakaopvorBtlng ia hat »ogelijk var* eobillen in »tttwiäifcelifi«eetadltt» te verooraakea tueeen de eindknop ea da aljfcaoppen.

Berat wordt de ©indknop generatief aadar invloed van karte dag*»» Ala au aa vlag aogelijk daaraa da plaat weer bi| laaca da«m verder «raait sullen da aijkaappea vegetatief blijven. Mt geeft da eiadkaop aan v^oraprong» daarna kan da plaat «aar voortgaan aet da blaaaaaaie* bij karte da«ea» m Maai vaa da hoofitaep wordt ia ta uitgeeteld aaar da

kwaliteit wordt niet benadeeld*

Oit aan voortaande proef aet beatrijdin^eaiddelea vaa gebleken dat het aiddel Tbioaetoa ia dit apaiaht aaa aaar gaaatica werking had en geen blade*hade verooraa&kte#

Mt aiddal werd daaroa voor deaa proef gekoaen*

Vaar deaa praat ward waar de variBteit Fred Sboeeaith gebraikt, oadat da gevoeligheid daarvan bekead ia»

(3)

-2.

De bIoemaanleg*onderbreking werd als volgt uitgevoerd) 4 ononderbroken verduistering tot de bloei

1 4 korte dagen (K.D), 10 lange dagen (W) en KB tot bloei £ 8 korte dagen , 10 lange dagen en IP tot bloei*

Alle behandelingen begonnen op 1 april*

Be bespuitingen werden uitgevoerd op 9» 12, Ié, 19, 23 en 26 april. Zowel afzonderlijk als in diverse oombinaties* Be verdeling van de spuitdata over A, B en C is in bijlage 1 opgenomen* Behalve de K.D.be­ handelingen werd de proef in drievoud genomen.

Als spultmiddel werd fhiometon gebruikt« Be formulering hiervan wast Ekatin met 245 g werkzame stof per liter (no.416 6} en Skatin 25% (no. 408 1). Be vorige proef was met een iet® andere formulering uit­

gevoerd n.l. Ikatin 20$ (no#112 %)*

Het middel werd in drie concentraties verspoten n.l.< I 4 ml Ekatin per 1. spuitvloeistof

II 3 ml Skatin per 1« spuitvloeistof III 12 ml Ekatin per 1. spuitvloeistof.

Be resultaten van dese proef zijn gepresenteerd op een symposium van de 1*8,8*3• dat in augustus 1968 werd gehouden te Yollebekk bij Oslo# Aan de punten die daar werden genoemd sal in dit verslag apart aan­ dacht worden besteed*

Uitvoering van de proef

Be chrysanten voor de proef werden geplant in emmers die waren gevuld met potgrond (5 planten per emmer). Be eerste keer gebeurde dit op 8 februari. Be planten waren echter so slecht dat se weer werden uitgetrokken* Be definitieve planting vond op 23 februari

plaats* Op 1 april werd met de verduistering begonnen* Op 9 april vond de eerste bespuiting plaats* Be spuitdatum geeft dus tevens aan hoe­ veel dagen de K.D. behandeling al uitgevoerd was* In totaal werd 6 keer gespoten op 9» 12, 16 en 26 april was het zonnig dooh geen scherp weer.

(4)

3-Qp 19 april was het aonnig en scherp en op de 23e donker«

19e wijkt het meest af en dit komt ook in de resultaten tot uit­ drukking« Van de drie verschillende ooneentraties werd in totaal onge­ veer 50 liter sfmitvloeistof gebruikt. Gemiddeld werden alle planten tweemaal bespoten dus 15 liter per keer voor 400 emmers met leder 4 à 5 planten» De proef bestond uit & 2000 planten.

Be verduistering werd uitgevoerd met zwart plastio-doek.Gedurende de eerste maand werd dagelijks verduisterd*

Daarna werd gedurende het weekeinde geen plasti© ove^het gewas aangebracht»

De kas werd in drie vakken verdeeld# Bet eerst*vak werd continue ver­ duisterd. Het tweede vak werd na 4 dagen, het derde na 8 dagen

niet verduisterd gedurende 10 dagen.

De proef besloeg de gehele oppervlakte van de kas. De plantaf-stand was wel wat aan de ruine kant maar er kon op dese manier een normaal milieu gehandhaafd worden*

Verloot» van de groei

De planten groeiden niet erg gemakkelijk de eerste weken*

Het was plantmateriaal dat ia het buitenland was beworteld. Be blad-kleur was zeer donker en het blad was duidelijk bedekt »et residu van bespuitingen met bestrijdingsmiddelen. Al gauw bleek ook dat een ge­ deelte van de planten getopt was door het gebruik van bestrijdings­ middelen (zie de foto's in het verslag onder deselfde titel no.II). In totaal moest 10$ van de planten wegens afwijkingen worden verwijderd* Dit gebeurde in de laatste week van maart. Door de verduistering

werden de planten aanmerkelijk lichter van kleur* Soms werd de ver­ duistering slordig uitgevoerd of werden kleine foutjes gemaakt* Dit zal de nauwkeurigheid van de resulatten niet ten goede Rosien sijn* Door de verduistering worden de planten niet alleen liehter van kleur maar waarsohijnlijk ook gevoeliger voor de bespuitingen. Iet lijkt dan ook voor de hand te liggen dat de gevoeligheid niet soveel minder behoeft te zijn dan wanneer in de winter wordt gespoten*

*

(5)

Da resultaten waren niet helemaal vergelijkbaar omdat de proef die in de «inter werd bespoten (januari-februari verslag no»II) met een iets andere formulering van Ekatin werd behandeld*

lij de eerste bespuitingen was soms enige directe bladschade waar te nemen in de vorm van kleine glazige spikkeltjes op bet blad.

Op 1 en 2 aei werd de helft van de controleplanten set de hand geplozen» Se plantafstand was wat te groot« waardoor vooral lager aan de stengel

meer zijscheutjes voorkwamen dan normaal» Se resultaten sullen daarom onder practijkomstandigheden gunstiger zijn dan in de proef»

Gebleken is ook dat wat ielere planten (b.v. door nauwere stand) veel gevoeliger zijn dan de randplanten die relatief veel te gunstig werden belicht»

lind aei trad spint op en werd gespoten set üëfchane. Dit had wat geel* kleuring van het jonge blad tot gevolg»

De temperaturen waren vooral in het begin gedurende de nacht vrij hoog n.l» in februari en maart tot 13 & 19°C. In april en mei waren de

nachttemperaturen enkele graden lager* De dagtemperatuur was 20 & 22°C maar liep bij soa op tot 50°C»

Verzameling van de gegevens

Bij deze proef werden alleen aan het eind gegevens verzameld» De planten werden zo goed mogelijk verzorgd om een goede groei te krijgen, iet feit dat de gehele kas met gewas gevuld was werkte mee aan een gunstige ontwikkeling# Juist voordat de vroegste behandelingen

tot bloei zouden overgaa» werden de planten opgetrokken en werden allerlei gegevens vastgelegde Dit gebeurde gedurende de laatste dagen van mei. fussen 1? en 21 mei waren al foto's en dia's gemaakt van alle behandelingen die duidelijk afwijkingen vertoonden (negatief no. 21245 t/m 21545).

De volgende gegevens werden verzameld« 1 » Aantal eindknoppen dat beschadigd was 2. aantal "geplozen" zijknoppen

3» aantal beschadigde bäaderen

4» aantal zijschotten dat getopt was

(6)

Be gegevens werden opgenomen van de eerste 25 knoppen onder de eindknop. Voor elk bladoksel «erden de gegevens apart vastgelegd* Verder werd op dezelfde manier opgenomen welke scheuten getopt ware» en welke scheuten waren vooralen van secundaire zijknoppen* Niet alle gegevens worden in dit verslag vermeld. Het betreft minstens 25 ge­ gevens per plant van 2000 planten, fotaal aantal verzamelde gegevens; X 50.000. Voor het versameien van deze gegevens en ook voor het uit­

voeren van de hespuitingen werd met dankbaarheid de hulp aanvaard die ons door verschillende collega's is geboden.

Omschrijving van de veroorzaakte afwijkingen 1* lladsohade

let lag natuurlijk niet in de bedoeling maar bladbeschadiging kon niet voorkomen worden. Meestal bleef het beschadigde blad kleiner, soms zelfs veel kleiner. Iet beeld was altijd "groeistofaohtlg" (sie foto in bijlage 2) een geelgeaderde marmering met wat misvorming. 2. Afwijkingen van de eindbloemknop

Als te vroeg met de hoge concentraties gespoten werd was de eindknop dikwijls geheel dood* i)e zijscheuten ontwikkelden zich dan wel» het resultaat was dus omgekeerd aan dat wat beoogd werd. In minder vrastlge vorm was de hoofdknop geremd en bloeide niet*

De zijknoppen kwamen half vergroeid met de eindknop mee en bloeiden evenmin. In een wat gunstiger geval.kwamen bij een soortgelijk beeld de bloemen in bloei doeh waren te klein* De scheuten stonden dan boven de hoofdbloemknop. Soms was bij een dergelijke schermvorming de eind-bloemknop normaal. Zie de foto's in bijlage 2 .

Negatief no's respectievelijk» 21253» 2130®, 21264 en 21334* 3* Afwijkingen bij de okselknoppen

Als het goed was waren de okselknoppen geheel afgestorven voordat ze uitliepen. Ze waren dan zichtbaar als kleine zwarte puntjes*

Soms gingen ze niet dood maar misten toch de groeikracht en Heven als een rozetje in het oksel zitten.

(7)

SOBS ook werden de reeds lets uitgelopen zijacheutjes getopt. 4« Vorming van secundaire gijknoppen en blad

Boor onderbreking in de bloemaanleg «orden weer blaadjes aange­ legd. Zie de foto's in bijlage /iM-t

Getracht is om na te gaan of er invloed van de bespuitingen was te sien. Globaal komt het er op neer dat de behandelingen die juist laat genoeg werden toegediend om geen eindknopdoding te veroorzakeat de

meeste bladvorming deden voorkomen. Be vraag is eohter of er meer blad werd gevormd doordat de groei van de eindknop werd geremd of door de bespuiting met het middel zelf.

5* Verschilien in gevoeligheid

Se groeikracht van het gewas heeft veel invloed op de gevoeligheid voor de chemische middelen waarmee het pluizen werd geprobeerd*

Vat dunne gerekte planten geven niet meer bladsehade en waarschijnlijk ook niet veel extra schade In het groeipunt van de hoofdknop.

Wel worden langs de stengel veel meer ogen in de bladoksels gedood. Beschadiging van de hoofdbloemknop

Voordat het chemisch pluizen bezien kan worden moet eerst aan-daoht gegeven worden aan de hoofdbloemknop. Als deze afsterft of in kwaliteit verminder!^ heeft het pluizen geen zin meer. In tabel 1 Is opgenomen welk percentage van de eindknop door een bepaalde behandeling werd gedood.

(8)

Tabel 1« Be invloed van de behandelingen op de bloemknop. Percentage gedode eindknoppen.

Daglengte behandeling A B

S 1 bdat um in april Conoentr»III II III 2:1 Iii II

9 12 16 19 23 26 m - •» m 100 100 9 12 16 19 23 * . m 100 92 9 12 16 19 m m 67 9 «i» m - 4M» 9 12 16 * - . 85 42 100 100 100 58 9 12 «, - m m 92 36 100 100 100 87 9 16 *• 23 - *> 4+ 69 36 67 40 9 - 16 «* m> m 17 0 77 58 92 75 9 m • 19 m m 0 9 * m * 4M» 9 -- m m 16 0 36 36 56 9 m 12 16 19 m» m 3 0 « «» - m

.

12 lé - - - 0 0 a 0 25 0 - 12 * 19 • 26 m . m • 25 0 m 12 m 19 <m m 0 0 0 0 15 0 m 12 m - • - 0 0 0 0 15 0

Duidelijk blijkt dat 9 april dus 9 dagen na aanvang van de K.D. behandeling te vroeg was om te spuiten* Alle behandelingen geven bij eonoentratie 111 dode eindknoppen, Concentratie IX geeft minder moeilijkheden maar ook nieder mogelijkheden met betrekking tot fcet pluizen, Werd pas op 12 april voor de eerste maal gespoten dan gaf dat alleen bij C nog vat moeilijkheden* Be onderbreking na S dagen maakte de plantan blijkbaar gevoeliger hoewel ze er op de 12e april (reeds 8 lange dagen) sterker uitzagen dan de planten bij A*(ononder­

broken )»

Ook bij de vroege bespuiting (9) loopt de sehade op van A naar C maar alleen bij eonoentratie. III

. Bij de bespreking van de resultaten inzake het pluizen blijven de behandelingen die schade aan de bloemknop opliepen buiten beschou­ wing.

(9)

D« invloed van da Baglengtebehandeling.

Ba bedoeling vaa de daglengtebehandellngen was o» een so graat mogelijk versohl1 Im ontwikkeling t« va*o®*ssfcsa tussen eindknop en sijogaa* In dit verband blijven de behandelingen »at een hoog percen­ tage A#4a einftknoppea baiten bespreking. De «et 2§fi of »Inder ai ja met s aangegeven «a aoeten du» mit reserve worden bezien.

fabel t. Invloed van to daglengtebehandeling op k«t aantal gedode okselknoppen bij twi aonaentraties. Percentage gadoda okselkneppen. bekaai. 12 16 12+16 19 12+19 16+19 23 16+25 19+23 A.1II 46.0 15.0 48.6 0.0 47.3 14.4 -B.III 56.4 45.2 55.3s 4.4 68.3 48.3 9*5 56.0 3*6 C.III 46.2*52.2 5t.|8 0.4 57.2 * 55*0 18.2 70.8 31*0

A.

II

26.4

IM 21*9 0.0 26.5 0

*0 -

-1,11 50.6 £.5 47.2 5.8 53*5 20.9 9.0 19.5 0.0 0.11 25*5 39*« 39*1 3*1 35.1 29.6 4.6 44*3 24*8

Ononderbroken vardal8 tering (

A

) is bij concentratie XII aiadar dan B en C. dia aa respectievelijk 4 an 8 dagen K.D.» 10 dagen I*#l. kregen.

Alleen is 12 ay »11 TOO* behandeling C no# ta was« er sija nag vat eindknoppen beschadigd. Ma&r vana/ 16 april is 0 ook beter Aas B. Hat beate ia tweemaal spuiten ay 16 aa 25 april. Ba bespuiting Taft 19 april gaf naar verhouding van 16 aa 25 april ta wenig rasaitaat. Kat vas da enige spuitdag met asherp veer» eiaaahiaa ligt daarin és oorsaak«

(10)

BIJ concentratie ZI sijn bij  ook minder zijknoppen gedood dan bij B en C. Vroeg is 1 beter dan e en later anderaom. Ala de behandeling minder agressief is (lagere concentratie) kan de be­ spuiting blijkbaar vroeger worden toegepast en beeft de langere K.D.-onderbreking minder effect.

In Tollebekk is de grafiek uit bijlage 4 gepresenteerd. Deze geeft een beeld van de invloed van de daglengte behandeling bij bespuiting op 16 en 23 april ( A.16 en 19 omdat 23 niet beschikbaar vas). Op dese grafiek is aangegeven op welke plaatsen aan de stengel de ogen werden gedood, naarmate later onderbroken werd was het percentage groter per

plaats aan de stengel bezien maar de afstand waarover dode knoppen aan de stengel voorkomen, wordt veel groter. Behandeling

C

had

100$

doding vanaf blad no. 4 tot en met 19.

Invloed van het tijdstip van bespuiting

Ook hierbij blijven de behandelingen met dode op beschadigd» bloemknoppen (fabel 1.) buiten beschouwing. Sit is niet alleen nodig omdat de planten dan voor de handel waardeloos sijn maar ook omdat bij doding van de eindknop het tellen van de zijogen soms erg moeilijk was, doordat de top nogal vergroeid bleek te sijn* In tabel 5 sijn de gegevens opgenomen.

fabel 3. Percentage gedode okselknoppen met betrekking tot het tijd*

stip van toepassing. [

I

£ puitdata Datfl.beh. ' f A

L

I G

I

£

Conc. III II III II III II

9 36.4 m - 55.3 * 12 46.O 28.4 56.4 50. Ü 46.2* 23*5 16 I5.O I3*é 45.2 9.3 52.2 39.8 19 0.0 0.0 4.4 5.8 0.4 3.1 23 m - 9*5 9.0 18.2 4.6 26 m - m à» 3.3 5.6 12-1-16 48.6 21.9 55.3* 47.2 52.? * 39.1 16*19 I4.4 0.0 48.3 20.9 55.0 29.6 19+23 m «f» 3.6 0.0 31.O 24.8 23+26

!

m - 24.O (10.9

(11)

-10-Het beeld is ni«t helemaal regelmatig doordat de cijfers voer ie 19e april nogal iafwijken. Bij conoentratie III is voor dag-lengtebehandeling A en B 12 april het beste. Bij G is het effeet maximaal op de 16e en trad op 12 april nog wat bloemknopsohade op als op lé april weer gespoten werd« Be lagere eonoentratie maakt hij A minder knoppen dood het maximum ligt op f april, lij 1 ligt het op 12 april voordien gingen de emdknoppen dood. Bij C ligt het als de eindknop doding niet voorkomt op 16 april, let optimale tijdstip is dus afhankelijk van de concentratie en van de daglengte behandeling. Iet varieert van 9 tot 16 april, laarhij komt dan nog dat de herhaling

in diverse combinaties (tabel 4) het gunstigste tijdstip nog verder versohuift.

Be positie van de gedode zijogen in de bladoksels is ook van belang en wordt gegeven in bijlage 5 en 6. Deze grafieken werden even­ eens te Tollebekk vertoond, lij daglengte behandeling A (bijlage 5) neemt het effeet sterk af van 12 tot 19 april. Vooral onderin de plant neemt de invloed af. Bij 6 (bijlage 6) blijkt nog duidelijker dat de zijogen onderin de plant ongevoeliger worden als later wordt ge­ spoten. Het maximum percentage ligt î op 12 april tussen het 14e en 19e blad en 15% va» de eindknoppei}. is dood.

Op 16 april gespoten is dat van het 6e tot het lée en op 23 april van blad no. 5 tot 9. Waarbij de top bovendien steeds iets lager wordt» respectievelijk + 100$, 90$ en 80$ doding. Op 16 april gespoten gaf dus duidelijk het beste resultaat.

Effect van herhaling van de bespuiting

In tabet 4 zijn de percentages dode ogen gegeven voor diverse com­ binaties van spuitdagen bij de twee hoogste concentraties. Dese tabel past onder tabel 3 en moet daarmee vergeleken worden om de cijfers te kunnen beoordelen.

(12)

-li-Bij daglengte behandeling k (ononderbroken) geeft herhaling bij concentratie III gea.n voordeel. Bit blijkt ook uit bijlage 5• Wanneer op alleen 12 april gespoten wordt, is het resultaat ongeveer gelijk aan een drievoudige bespuiting op 12, 16 en 19 april, waarbij dan bovendien nog eindknoppen worden beschadigd. Bij de vroege onder­ breking (») heeft herhaling geen of weinig effect als het direct na elkaar gebeurt* (12 + 16 en 16 + 19 enz.)» **** wel als er een datum Tabel 4* Percentage gedode okselknoppen met betrekking tot herhaling

Spuitdata

Dagl.beh. A S C

Spuitdata Conoentr III II III II III II 9 — 16 <•»••» —

.

27*8 m - - •«I» — 12 — 19 — — 47*3 26.5 68.3 53*5 57.21 35*1 - - 16 - 23 - •m * 56.0 I9.5 70.8 44.5 m m m 19 — 26 - «t m M» 9.2 4*2 — 12+6 19 — — 51*6" 33*3 ; - m 41» » - - 16 19 23 * m m 53*4 22.9 - • - - - 19 23 26 - m m m 26.3 22.5 -12 - 19 - 26 «M» - - 48.7 48.0

tussen overgeslagen is, n.l. 12 * 19 en 16 + 23 met respectievelijk 68.3 56.<$ waar het hoogste sonder herhaling reep. 56.4 en 45*2$

was. Een derde keer bespuiten 16 +19+23 geeft geen extra verbetering. Bij daglengte behandeling C (conoentratie III) geeft de combinatie van 19 en 23 veel extra doding, maar het totaal is nog niet hoog,

16 + 23 geeft bij een hoog (het hoogste) dodingspercentage een goede verbetering boven de afzonderlijke bespuitingen* Sen derde bespuiting geeft ook hier geen extra effect.

In het algemeen kan worden gezegd dat bij de latere bespuitingen herhaling soms duidelijk betere resultaten geeft.

(13)

—12—

In bijlage 7 «a S is voor enkele herhalingen de doding fer bladoksel opgenomen, voos1 daglengtebehandeling C, concentratie 111.

Spuiten op lé april geeft een goed resultaat*(Bijlage 7) op 2? april is het al -veel minder, vooral onder in de plant, maar bij combinatie van 16 en 25 worden zowel onder als boven in de plant meer aijknoppen gedood* In bijlage 8 zijn op degelfde sanier de gegevens uitgezet van bespuiting op lé april en daarmee vergeleken lé + 23 en lé + 19, Ale de tussenruimte 1 week is, is het resultaat beter dan wanneer het slechts drie dagen is. Hu kan hier een rol spelen dat op de 23e april het effeet beter was (bijlage 7) Aan op de 19e want toen ging geen enkele knop dood.

Pe invloed van de oonoentratie

In tabel 5 zijn de oijfers voor de drie concentraties opgenomen in dodingsperoeatage bij de versehillende daglengtenbehandelingen. liervoor zijn alleen die behandelingen gebruikt die zowel bij A als B en G voorkwamen en geen of weinig schade aan de eindknop gaven* fabel 5. De invloed van de oonoentratie op het percentage dode ogen.

Da<rl.beh. A 1 0

Spuitdata Conoentr. III II I III II I III II I 12 - - 46.0 ...., ., ,j 28.4 0.0 56.4 SO.éjo.é 46.2 23.3 1.9 — 16 — 15.0 13.6 2.2 45.2 9.3 1.9 52.2 39.8 1.5 m m X9 0.0 0.0 0.0 4.4 5.8 0.0 0.4 3.1 o.o 12 lé - 40. é 21.9 0.0 55.3* 47.2 0.0 52.7*39.1 0.3 » 16 19 14.4 0.0 0.0 4Ô.3 20.S Ô.3 55.0 29.6 0.0 1 2 - 1 9 47»3 26.5 0.0 éi. 3 53.S 1 2.3 57.^35.1 1.0

m Enige achade aan de eindknop.

lier blijkt weer duidelijk dat 19 april een uitzondering is wat de resultaten aangaat. Verder is de zijknopdoding duidelijk minder bij de lagere oonoentraties.

(14)

-13-De laagst« concentratie (4 al/1 Skatln) is veel t« laag en de doding is ran geen betekenis* Bij A is ©ok concentratie 11 nog Teel

te laag. Bij B zijn de percentages al Teel hoger bij € weer wat lager.

Be hoogste concentratie (lil) geeft bij B en C neer dode knoppen dan bij A. Bij de vroegere behandelingen (12 en combinaties aet 12) is bij B concentratie 111 het beste. Bij de latere bespuitingen lijkt C het beste. In deze proef is de tweede eoncentratle wel iets te laag geweest.

In bijlage 9 en 10 is nog een beeld te sien wan de positie van de dode ogen langs de stengel als gevolg van de concentratie verschillen lij toepassing op 16 en 23 april (c) blijkt dat er bij verhoogde

concentratie veel neer ogen veel hoger dan de stengel worden gedood (bijlage 8). Werd op 23 en 26 april gespoten dan was het percentage

dode ogen veel lager het kvaa ook hoger aan de stengel voor at&ar werd toch door verhoogde concentratie nog verder langs de stengel esthoeg geschoven.

lladbe s ehadlaing in,.>

toen/een voorgaande proef Skatin in een andere formulering in januari werd gebruikt werd een goede pluising van de chrysanten bereikt en er trad geen bladschade op. In deae proef trad vrij veel bladvervorming op (zie onder "Omschrijving van de veroorzaakte af­ wijkingen" )• Het aantal duidelijk beschadigde bladeren per plant werd geteld. Be resultaten zijn in tabel 6 opgenomen.

(15)

-14

Tabel 6. Yerooraaakte bladsohade. Aantal beschadigde bladeren per plaat bl.1 all« behandelingen

Dafflenste behandeling î ... . A i c

S] mite lata^s. Sonoentr. i Il'j E II 1 :n II [II II 9 12 16 jl9 23 26 m «•» - e» .0.3 7.3 9 12 16 19 23 ** 1 «•* 9.1 8.8 * «• 9 12 16 19 w> - 10.1 8.5 - *1» - «» 9 12 16 «• • «M» 11.' 8.1 .0.2 8.5 9.0 7.5 9 12 «• ém - *• 10,* 6.0 9.8 8,9 9.3 5.9 9 m 16

.

23 * «» * 7.7 5.1 8.8 5.1 9 m 16 m m m 7.9 3.6 7.8 6.7 9.4 6.2 9 •m «a» 19 <t» m 8*9 3.5 «te '•» •> 9 «ie «*» «*> «» •» 9-7 5.1 8.6 5.0 7.8 4.3 • 12 16 lf - a» 9.0 6.3 - - m * 12 16 4* - « 8.3 3.1 9.3 6.2 9.7 5.2 - 12 - 19 «*» 26 - - <*• e« 7.3 5.7 • 12 - 19

.

m 7.2 4*2 i 0.8 8.3 6.7 5.0 «t» 12 « - m 7.8 6.2 9.0 7.3 5.8 4.5 «* 16 19 23 m M m- 7.0 2.6 «M *» » 16 19 23 m 2.: 5 0.0 5.5 1.8 7.0 4.3 «* 16 «* 23 * - 1.0 2,1 6.9 4.4 * » 16 #• «m* 0.3 0.8 L.8 0.8 4.2 2.4 «» m •a» 19 23 >6 «» " «• 3.9 2.6 «e m «H» 19 23 m <# 0.3 4 ft 0.2 6.* 2.6 m «* 19 • ::6 <• «• 0.3 4 ft «e 1.9 0.1 m m 19 m w 0.0 0.3 0.3 1*1 0.3 0.3 • «• 23 ï 6 - * " - 4.0 0,5 • m «*• «a 23 - Ht * ].»2 0.5 0.0 0.0 * • - 26 m ! «* « » » 1*6 0.7

All« "behandelingen waarbij op de 9® o# de 12e april v&s gespoten aet alle combinaties waarin deze beide data voorkwamen, gaven veel beschadigde bladeren. Bat ging duidelijk ten koste van de sierwaarde.

(16)

•15-Bovendien vas bet blad meestal ernstiger beschadigd naarmate het aantal beschadigde bladeren per plant toenam. Be plant sag er acceptabel uit wanneer minder dan & § bladeren besohadlgd varen. Terbranding van het blad kwam in het geheel niet voor#

Als de bloemknopvorming door onderbreking van de K.B.periode werd uitgesteld (B en c) werd de schade ook sterker bij latere be­ spuitingen. Dit komt vooral bij C tot uitdrukking. In het algemeen is herhaling van een bespuiting schadelijk. Naarmate de tussen* liggende periode korter is» neemt de sohade meer toe*

Se concentraties III en II gaven nu nagenoeg alle gevallen zichtbaar schade. Bij II duidelijk minder dan bij III. Er is een vrij nauwe samenhang tussen de aantal gedode zijknoppen en de be« schadigde bladeren. (Vergelijk tabel 3 en 4).

Praotische mogelijkheden

Voor een practijkadvles inzake het chemisch pluizen van chry­ santen aijn nog lang geen gegevens genoeg besohikbaar. Onder de ge* geven omstandigheden sijn echter wel resultaten behaald die verder ondersoek wetti^^. Enkele voorbeelden aijn bijeengebracht op foto's in "bijlage^lïC Van de drie daglengte behandelingen A» B en G sijn enkele planten afgebeeld die op 1$ april waren bespoten. Bij A

is 16 • 19 april genomen omdat het resultaat van de 16e fotografisch niet vastgelegd werd« Veel verschil zal dat niet gemaakt hebben» omdat het effect van 19 april onzichtbaar was» Bespuiting in con* oentratie III. fie pluizing bij A is zeer onvoldoende. Bij B sijn nog vier zijknoppen onder de hoofdknop in leven. Bij C is het beter daar sijn 1 & 3 knoppen uitgegroeid.

*L

In bijlagejtz is een grafiek opgenomen waarin de behandelingen 16 + 23 aijn weergegeven (

A

16 + 19).

In de grafiek wordt getoond dat het effect «eer goed kan aijn (C 16 + 23) en dat de practische bruikbaarheid van de zijknopdoding nog wordt versterkt doordat lager aan de stengel de uitgegroeide zij-scheutjes door de bespuiting worden getopt. Ze groeien dan verder niet uit.

(17)

—16—

In tabel f is voor diverse behandelingen aangegeven welk percentage van de zijogen dood was in de 10 bovenste plaatsen onder de hoofdknop. Deze scheuten zijn het belangrijkst» omdat sa stuk voor stuk »et de hand moeten worden verwijderd. In deze proef groeiden lager aan de stengel ook nog veel scheuten uit maar dat kwam voor een groot deel omdat de plantafstand te groot was* Tan de behandelingen waarbij de eindknop soms werd geremd of selfs gedood worden deze gegevens niet besproken»

Als de grens in de tabel bij + 50$ wordt genomen dan blijkt allereerst dat bij de daglengte behandeling A. de doding van de bovenste 10 knoppen zeer onvoldoende ls» waarbij dan nog komt dat de bladschade bij de bespuitingen op 12 april nogal ernstig waren.

Bij 1. is bespuiting op 19 april en later onvoldoende 16 april en combinaties met latere spuitdata geven hier het beste resultaat. De bladschade was hier al minder 12 + 19 en 16 + 19 + 25 gaven nog wel vrij veel bladbesohadiging. Se beste resultaten werden behaald met de laatste daglengte behandeling. 19 april blijkt dan niet de beste datum te zijn maar combinaties die rond deze datum liggen* Immers 16 april geeft al 56.4$ (52.2$ totaal) en 23 april 45.6$ (18.2$ totaal}* Se afwijking van de resultaten van 19 april is hier

dus wel zeer in het oog lopend. Bij de latere spuitdata blijkt de doding dus hoger aan de stengel plaats te vinden. Ook hier kwamen nogal wat bladbeschadigingen voor in de groepen die goed geplozen waxen (19 • 23# 16 • 23 en 16 • 19).

Se combinatie van 16 + 23 april is zeer goed.

(18)

-17-fabel 7* Percentage gedode knoppen ia de eerste 10 oksels mâmr

,$*» tfrUftffiW. fft, Mi léfM rüiMallü,i,

JDaaleiutrta behandelin« k 1 C

Seuitdata 1-10 1-10 tot. JU0LÖ. t®*,.

m m um m m m m m m 7.5 5.5 «a «* m m 23 m m m 21.5 9.5 45.6 18.2 m m m m 25 2$ m m- * * 51.0 24.0 m m m 19 «* m 0.0 0*0 10.9 4.4 0.0 0#4 m m m 19 m m 41» m m m 24.5 9.2 m m

.

19 25 m• i.1 5.« 68.4 51.0 m m 19 25 26 m «p m m 45« 5 26.5 m m -

.

®#5 15.0 43.0 45.2 56.4 52.2 m m 16 m 25 m m 64.6 56.0 Ô0.0 70. e si» -m 16 19

.

m i6a 14*4 55.7 4®.5 50.7 55.0 * m u 19 25 m m * 65.4 55.4 m m - 12 » m lf.0 46.0 51.4 5**4 7*1* 46.2 ** 12 - 19 et» m 15.4 47.5 $1,1 60.5 50.0* 57.1 - 12 m 19 4» té •m •m m m 20,2 40.7 - 12 m m - - 12.5 48.6 25.5*55.5 54.2* 52.7 - 12 lé 19 m <*» 10.5* 51.6 m m

à lichte beschadiging van de eindknop.

Bet gefctuikte aiddel (Ekatin) had «en iets ud«r« forsalering ùan 1« een proef. 1» dese proef fcwan, aissohien daardoor, Mir bladsehads voor*

Het weer of althans de kliaaatoaetandigheden onder glas tijdens bet spuiten schijnen sea grote rol te spelsa. £ea vaa de data ia de reeks gaf geheel afwijkende resultaten te siea (19 april).

Br sija wier gegeveas versaaeld dan in dit verslag verwerkt sija# In sonnige gevallen kon in de verzamelde gegevens geea verlaad net de behandelingen worden gevondea. Sea voorbeeld hiervan is het aantal secundaire aijknoppen dat aan de sehsntsn was gevormd. i)oordat ds

proef niet op alle punten even naavkeurig is uitgevoerd bestaat de kans dat onderlinge verhoudingen tassen de behandelingen duidelijker sijn dan uit de proefresultaten gebleken is*

(19)

«•lô*

1. Onderbreking in de knopvorming

Vooral als dit later gebeurt (c) is het resultaat beter* Wel blijft de kans op hoofdknopbeschadiging iets lager aanhouden

maar de zijknopdoding ligt ook verder. Er vas meer knopdoding boven ir

de plant «at ook een foordeel is. BIadschade koat ook bij latere bespuitingen voor maar is «at minder ernstig.

t. Tijdstip van bespuiting

lij ononderbroken K.D. verden de meeste knoppen gedood bij be­ spuitingen rond 12 april, de 16e vas al te laat. Werd na 6 K.D. onderbroken (c) dan vas 16e april de gunstigste datum.

5. Herhaling van de bespuiting

Als niet onderbroken verd had dit geen effect. Bij C nam het effect toe naarmate later gespoten verd. tfaar drie bespuitingen verk-ten niet beter dan tvee. Bet effect van herhaling vas het beste als de tussenliggende periode een veek vas.

4* Concentratie van het middel

Be laagste concentratie vas onvoldoende« Be middelste had bij onderbreking nog vel vat effect* Concentratie III gaf de meeste dode ogen tervijl de verking door onderbreking in de bloemknopvorming verd versterkt. Naaldwijk november 1968 Be proefnemers! D, Elapvijk. J.V.H.v.Teen.

(20)

f

Bijlage 1,

Mo.

SmfSeiEllA VA» SI PROEF.

BEBANDELIHG 1, OHOHMRBROKEI VERDUISTEEIIO

Jk A2 A3 A4 A5 kÛ All AÉ A9 AXO A11 urn Spuitdatum 9 «pril 12 april lé april 19 april 23 april 26 april + + •f •f • •¥ + + + 4* + • • No.

BEHANDELING 1. 4 K.D., 10 L.D., K.D. tot de Moei

BI JL 4 2 6

2

8 9 10 11 12 JU. il 16 Datua 9 april 12 april 16 april 19 april 25 april 26 april + + + * + + * + + +

BEHANDELING C. 8 K.D., 10 L«£~ K.D. tot 4e Moei

HO. ei Datum 9 april + 12 april + 16 april 19 april #• 23 april 4-26 april * 4 8 + 10 11 12 13 14 1516 17 18 9 april 12 » 16 « 19 » 23 M 26 » 0 19 + + •f 20 > •h

(21)

Bijlage 2.

FOTO*a van da afwijkingen

A

13 HI ( 12 • 16 • 19) Links aan Xiohta plant dia

gavottligax «ma* Ba bladaran aijn klainar an oiavormd.

A 6 IX ( 9 • 12)

2a rachtar plant la ga topt* Sa zijachautan lopan val uit*

(22)

Fot?«» yacj»

C2 III ( 9 )

Beide pl&aten »iJn aiet getopt, »e eoheuton ei^n vergroeid »et de hoöfdatoagel.

A 12 (II) (9 • 12 • 16)

De. raohtespXuat 1« niet getopt* Se hoofdknop blijft vat «ofater.

(23)

Bijlage 2 vel 2 C 14 III (12 + 19)

De eindknop is normaal.

De zijscheuten groeien duidelijk voorbij de eindknop.

%•

I

Foto's bladvorming aan de zij scheuten Onbehandelde plant

Groep C.

(24)

ft*»'» H^vorpln* nan de gi.leoheut.n

A 10 III ( 9 • 19)

©••a vas beide planten getopt geen blad aan de aijscheuten«

B 2 ni (9)

rechterplant niet getopt. Enkele eoheuten ©et de hoofd-etengel vergroeid.An* de al^-ooheuten vrij veel blad gevormd«

(25)

ff.Qto,s blGdvoyain^ tum <ie sl.laoheuten. A ^ ^ ^ C 2 tïX ( 9)

Geen van beide plant«« getopt, veel blad*

.

?9ttt'» V»n g»plo8»a ohjry»i».ten Dagien^te behandeling C

(26)

(P^ Ù^L. <2? (M/t b

l»4h«nd«litig A, bmmpo%*n lé (•19) »pril

Concentrât!« III« Fota'a w ftmlozmi chryaanfn

Dagrlangt® behandel!ng B b«»pot« 16 april

(27)

3>

Foto gtpXosion chrysanten.

Umtßmgt* 'behandeling C

Seapoten 16 April Conaentratie XII»

(28)
(29)
(30)

Ph ^ g

%

O fi >-> • M rH rH O f=» > W — O ! I • • i I 5 p. P< O 6 J3 A S •H • • •Ö O •d •

%

* ^

(31)
(32)
(33)
(34)
(35)

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

In tegenstelling tot wat algemeen wordt aangenomen, is in deze studie aange- toond dat ook meteen ná de afschaffing van de slavernij geboorte- en sterfte- cijfers berekend kunnen

Brachyspira murdochii wordt af en toe gemeld als pathogeen maar bij experimentele infectie blijkt dat er hoge kiemaan- tallen nodig zijn voor het ontwikkelen van een eerder

Bij kruisinoculatie, uitgevoerd door Schnathorst, Crogan &amp; Bardin, (1958) blijken de volgende planten vatbaar voor de echte meeldauw van Lactuca sativa:

 De meeste vissers geven aan weinig te denken bij het zien van de hoeveelheid discards die ze aan boord halen; het hoort bij de visserijpraktijk, zoals bijvoorbeeld visser 6

Hoewel het programma ‘Teelt de Grond uit’ al bestond voor de term PPS in opmars kwam, is het programma een typisch voorbeeld van publiek private samenwerking zoals dat in het

Vergeleken met het aantal jongen per paar dat noodzakelijk wordt geacht om de populatie in stand te houden (0,30 – 0,40 jong/ paar, Oosterbeek et al. 2006) is het broedsucces in

Bij vol-automatisch bedrijf wanneer een differentiaalthermostaat wordt toegepast, compleet incl.. Een bewaarplaats met een opslagcapaciteit van

In theorie zal er zeker sprake zijn van een relatie van maisteelt met bodemdaling, maar deze heeft dan vooral betrekking op de teeltwijze en niet direct op het gewas mais..