AFZETTINGEN WTKG23(1), 2002 14
GEOCOMmunicatie
21
overeen nieuw fossiel
fylum,
uitsterven door
verhongering,
een
hongerige
fossiele ‘krokodil’,
het
soortprobleem,
onderzeeseverwering
doormicro-organismen,
en devoortvluchtige
dinoA.J.+(Tom)
vanLoon*Inleiding
Paleontologen
ontdekken nieuwfylum
EenteamvanChineseen
Engelse paleontologen
heeft inzuidelijk
Chinafossielengevonden
die in geenen-kel bestaand
fylum
passen. Dat is eenuiterst zelden voorkomendegebeurtenis,
wantiederfylum
wordtgeken-merkt dooreen zeer
eigen bouwplan.
Het nieuwefylum
is door deauteurs ‘Vetulicolia’gedoopt.
Degevonden
fos-sieleorganismen
vanditfylum,
die alletotdezelfdesoort behoren(Didazoon haoae),
stammenuit het Cambrium(543-510 miljoen jaar geleden)
enbehorentot eengroepdie,
voor zoverbekend, geheel uitgestorven
is.De
gevonden
fossielenmakendeeluitvan eenfaunamet talvan‘exotisch’aandoendelevensvormen;
deze ontston-den toenzich,
binneneenkortetijd,
talvannieuwetaxa ontwikkelden(de
Cambrische‘explosie’
vanhetlevenop aarde).Bij
desoortvanhet nieuwefylum
gaathetomzeergoed
bewaardgebleven exemplaren
van eenenkele centi-metersgrootdiertje
dat op de bodemvan eenondiepe
zeeleefde. Het hadeenlichaamdatintwee
duidelijke
segmen-tenwasverdeeld viaeensoort
‘wespentaille’.
Hetvoorste deelvanhet lichaamwasveelgroterdan het achterste enleek opeenzakmetaande
voorzijde
eengroteopening
diewaarschijnlijk
als monddiende,
metaandetweezijkanten
elkeenrij
vanvijf
kleinereopeningen.
Het achterste deelvan het lichaam
is,
via mindergeprononceerde
insnoe-ringen,
verdeeld in zevensegmentenen vertoont enkele kenmerken dielijken
op dievandeArthropoda
(geleed-potigen,
zoalskreeften);
deauteursmerken in dit verband op dathetdiertje,
waarvande 3-Dkarakteristiekenalleengeïnterpreteerd
kunnen wordenopbasisvandeplatgedruk-te
exemplaren,
watbetreftzijn uiterlijk
wel iets wegmoet hebbengehad
van eengarnaaltje.
Op
basis vanmoleculair onderzoek komende onderzoe-kerstotde conclusie dat de Vetulicoliahetmeest verwantzijn
aande Hemichordata(eentamelijk
obscuregroep)
enEchinodermata
(stekelhuidigen,
zoalszeesterren).Zever-moeden dat hetgaatom eengroepdie zichvande Deutero-stomiaafscheidde kortvoordatdeze
groepzich vertaktein
een
richting
die de echinodermenenhemichordatenople-verde,
en een tweedegroepwaaruit de chordaten voort-kwamen. Als eventuele(maar
minderwaarschijnlijke)
op-tiegevenze aandat de
afsplitsing
vanuit de Deuterostomiazoukunnen hebben
plaatsgevonden
nadat deechinoder-men enhemichordatenzich reeds hadden
afgescheiden.
Deze
plaats
vanhet nieuwefylum
isvanbelang
voorde evolutionaireontwikkeling
vande chordaten(waartoe
ook devertebraten,
endus ook demens)
behoren: de laatstegemeenschappelijke
vooroudervande chordatenzou erimmerszoongeveer kunnen hebben
uitgezien
zoals denuontdekte nieuwesoort.
Referenties: 3,
9Fossielen getuigen
vanhongersnood
Ongeveer
2miljoen jaar geleden
stiervenzeer veel soortenschelpdieren (zowel
mollusken alsgastro-poden)
op deondiepe
bodemvan de Caraïbische Zee uit. Ze werden binnen de kortste keren vervangen doorsoor-ten dievanelders kwamenmaarvooral door nieuwe
dier-groepen
dieeengeheel
ander-door koraalriffen gedomi-neerd-ecosysteem opbouwden.
Deze‘massa-uitsterving’
van
regionale
betekenis(die
vanwege hetgelijktijdig
ver-dwijnen
vanveelsoorten enhetopduiken
vannieuwe ook geen echtemassa-uitsterving
kan wordengenoemd)
heeftgedurende
enkele tientallenjaren geleid
totdiscussies onderpaleontologen
overde vraagwatdaarvan de oorzaak kanzijn geweest. Daarbij
is ondermeergedacht
aan eendramatische
verandering
vanhetleefmilieualsgevolg
vanhet uitzee
oprijzen
vandesmallestrook land dienu Mid-den-Amerika vormt; daarvoorwaren Noord-enZuid-Amerikavanelkaar
gescheiden
dooreengrootzeegebied.
Hetprobleem bij
diehypothese
was echter dat het land aleen
miljoen jaar
eerder uit zeeomhoog gekomen
was, zodat deplotselinge
uitsterving
aan hetbegin
van het Pleistoceen daarmoeilijk
een directgevolg
vankonzijn.
Eenpaleontologisch georiënteerde bijdrage
ditmaal,maarwelmeteengroteverscheidenheidaan
onderwerpen.
Soms interessantvoor eenbreedpubliek,
soms voorgespeciali-seerde
paleontologen,
en eenééngeval
zelfsvoor theore-tischpaleontologen,
naaraanleiding
van eennogal
moei-lijke publicatie
over hetsoortbegrip
in depaleobiologie
(watis
eigenlijk
het verschil metpaleontologie?).
Vooral hetstukje
over eenfossielehongersnood
zalhopelijk
heel wat WTKG’ersaanhet werkzetten:het op locatieverza-melenvanzoveel
mogelijk exemplaren
kan zakenaanhet lichtbrengen
diebij ‘gewone’ collectievorming
verbor-genblijven. Bij
kleineschelpjes,
zoals veel WTKG’ers dieverzamelen,
is hetaanleggen
vanzo’nrepresentatieve
collectie ookgoed
tedoen.Bij
de zeldzame Vetulicoliaofbij giga-krokodillen
zal dat echtervastoppraktische
pro-blemen stuiten.Maar,zoals eencollega-geoloog
daton-langs
uitdrukte:erbestaan geenproblemen,
alleenuitda-gingen. Hopelijk
vindt de lezereenuitdaging
in deze15 AFZETTINGEN WTKG 23(1), 2002
Het
pleit lijkt
nubeslecht doordebestudering
van eencollectievan zo’n 200.000 fossiele
schelpen.
Hetgaatdaarbij
om eencollectie die inopzet
sterkafwijkt
van col-lecties zoals die inmuseavoorkomen:die bestaanvooral uit zeldzamesoorten of-al veelmindervaak- uitverza-melingen
waarinvanelkesoorteenof enkeleexemplaren
voorkomen.Dergelijke
collecties gevendusgeen
juist
beeld hoe deoorspronkelijke
leefgemeenschappen
eruitzagen: daarin kwamen immers als
regel
zowel domine-rende als zeldzame soorten naast elkaarvoor. Eenjuist
beeld kan dan ookalleenontstaanalsleefgemeenschap-pen opeen
representatieve wijze
worden bemonsterd. Dat isprecies
watersinds 1986 inhet kadervanhetPa-nama
Paleontology Project
isgebeurd.
Depaleontologen
Jeremy
Jackson(Scripps
Institution ofOceanography
in LaJolla,Califomia)
enAnthony
Coates(Smithonian
Tro-pical
Research Institute in Balboa, Panama)hebben op 463 locaties in Panamaen CostaRica,
alsmede opeenaantal
plaatsen
opzee, 202.897
schelpen verzameld,
uit sedimenten vanaf 12miljoen jaar
oudtot recent.Ze heb-bendaarbij
nietgekeken
naarsoorten,maardomweg
ver-zameldwat zevonden. Dat betekent duseen representa-tieve
verzameling.
Van elke verzameldesoortgingen
zenahoe die zichvoedden,enop welk substraat dat
gebeurde.
Zokregen
JacksonenCoateseengoed
inzicht in dever-anderendeecosystemen
gedurende
deafgelopen
12mil-joen jaar.
Uiteraard kondenzein hunverzameling
ook de‘massa-uitsterving’
van zo’ntweemiljoen jaar geleden
terugvinden.
Dieblijkt
samentevallenmeteen dramati-scheverandering
van hetecosysteem in deondiepe
zee.De relatief
rijke
faunavangastropoden
die zich voedden metmollusken(en
anderedieren),
verdweengrotendeels,
en het aantal mollusken dat leefdevan
lytoplankton
dat uit hetzeewaterwerdgefilterd,
werdeveneenssterkgere-duceerd.
Gastropoden
enmollusken die zich opanderewijze voedden,
blekennauwelijks
hindervande verande-rendeomstandigheden
teondervinden. De onderzoekers concluderen daaruit dat hetprobleem
niet deafkoeling
was aanhet
begin
vanhetPleistoceen,
maar eenin kortetijd
sterk verminderendebioproductiviteit
in deoppervlak-tewateren. Devan
lytoplankton
levende molluskenkwa-men om van de
honger,
endaarom ook degastropoden
dievandeze molluskenleefden.Wat de sterk verminderde
bioproductiviteit veroorzaakte,
isvooralsnog onduidelijk.
Daar kan hetklimaat,
evenalseenpatroonvanzeestromen metminderopwelling
vanvoedselrijk
water terplaatse,
aanhebben
bijgedragen.
Referentie:
4Krokodil-achtige
van 12mat dinosauriërsNieuwe vondstenvan fossielenvan een
krokodil-achtig
dier in hetKrijt
vanNiger
maken veelduide-lijk
overzijn
aardenleefwijze.
De eerdergevonden
frag-menten -hetholotype,
dat in 1964 werdgevonden,
berust in hetMusée Nationale deNiger
-zijn
daarvoor veelte
fragmentarisch.
Het diermoeteralseensoortkrokodil hebben
uitgezien:
de nieuwe vondstwijst
uit dathij
verwant moetzijn
aande
huidige Crocodylia,
maardathij
daartoeniet behoort.Hij
isveelgroter
dan dehuidige krokodillen,
maardedui-delijkste aanwijzing
dathij
niettotdeCrocodylia
gere-kend mag worden wordtgeleverd
door desnuit,
dieaan-zienlijk
breder is danbij
dehuidige
krokodillen. Die snuit islanggerekt,
enmaaktbij
allegevonden exemplaren
on-geveer driekwart uitvan de totale
lengte
vande schedel. Vooraan in de bovenkaakstaan aaniedere kantvijf
lichtnaarbinnen
gebogen tanden;
in de onderkaakzijn
dat ervier,
dierechtop
totietsnaarbuitenstaan.Aan dezijkan-tenheeft het dier 30 tanden
boven,
en31 onder. De op-bouwvanhetgebit
suggereertdathetvoedselvoorname-lijk
bestond uitgewervelde
dieren,waarondervissen,maarook talvanlanddieren die zich in of
nabij
de rivier waag-den waarin dezerover leefde. Tot die landdieren opzijn
dieet behoorden
volgens
de onderzoekers zondertwijfel
ookeen scalavan deterplaatse
in ruimemate voorko-mendedinosauriërs.Desoort staat
wetenschappelijk
bekend als Sarcosuchusimperator.
Hetmoeteenontzagwekkend
dierzijn
geweest. Omdat van destaartnauwelijks
ietsgevonden
is,is hetmoeilijk
omdelengte
vanhet diermetzekerheidvast te stellen.Bij
dittype dieren bestaatechter,
voor alle be-kendeen fossiele soorten, eenduidelijk
verbandtussen delengte
van de schedelende totalelichaamslengte.
De schedelvan hetholotype
is degrootst
bekendeenmeet 160cm(er
circulerenoverigens
verhalenovereenvondst meteenschedelvan 170cm, die zich in hetillegale
cir-cuitvanhandelarenenverzamelaarszoubevinden,
maardat
exemplaar
is nooit doorpaleontologen
beschrevenofgeïllustreerd);
op basis daarvan iseentotalelichaamslengte
vanzo’n12m
aannemelijk.
Volwassen
exemplaren
moeten zeker eengewicht
van8000
kg
hebbengehaald.
Ze moeten tientallenjaren
oud hebben kunnen worden.Analyse
vandegroeiringen
in debottenvan een
nog
onvolgroeid exemplaar
leiddetot de conclusievan eenca.40-jarige leeftijd.
Dat betekent dat dezesoortzeker50-60jaar
oudheeftmoetenkunnenwor-den.
Referentie:
8Het
soortprobleem
zouzijn opgelost
Hoewel
paleontologen
er-overigens
netalsbiolo-gen,
zij
het met soms watonduidelijker
redenen-altijd
inslagen
om een fossieltedetermineren(soms
moetdaarvooreennieuwesoort worden
geïntroduceerd),
heeft hetbegrip
‘soort’ totlangdurige
en vaakweinig
voortgang
brengende
discussiesgeleid,
zelfs nadatSimp-sonin 1951een
algemene
theorieoverditonderwerp
haduitgewerkt.
Hetprobleem
is bekend: desoortis geen sta-tischbegrip,
maarmoetwordenbeschouwdalseenAFZETTINGEN WTKG23(1), 2002 16
gemeen hebben. Omdat
bij
debeoordeling
daarvaneensterke matevan
subjectiviteit optreedt,
isbijv.
hetver-schil ontstaantussen
biologen/paleontologen
diebetrek-kelijk
verschillende individuenalletotéénsoortrekenen,
terwijl
anderen(de zogeheten ‘splitters’) juist
albij
zeergeringe
verschillenspreken
overafzonderlijke
soorten. Veel vande discussie over deafstamming
van demenshangt
metdeze‘strijd’
samen.Daarkomt nogeensbij
dat de definitievanhetsoortbegrip
ineenbepaald specialisme
goed
kanvoldoen,
maarineenanderspecialisme juist
niet. Voorpaleontologen
vormtdetijd daarbij
eenextra dimen-sie. Het is zonneklaar dat deenesoortevolueerttoteenofmeerandere soorten,endat
sommige
soorten uitsterven zondereen‘opvolger’
tehebbengeproduceerd.
Maar op welk momentin detijd
deenesoort in de andereover-gaat, is
gewoonlijk
weernietobjectief
vast testellen. Ik heb daarom al eensgesuggereerd
om soorten te onder-scheiden op kwantitatief meetbare verschillen in DNA. Ookbij sommige
fossielen is datmogelijk,
en-gezien
deontwikkeling
van depaleobiochemie
- misschien zal datooitvoor
(bijna)
alle fossielenmogelijk
worden.William Miller
III,
eengeoloog
van de Humboldt StateUniversity (Arcata, Califomia),
meent dat hetsoortprob-leem definitiefkan worden
opgelost
viaeennieuwebena-dering. Daarbij gaat hij
uitvan het inmiddels in debiolo-gie algemeen
toegepaste concept van‘lineages’.
In dat kader merkthij
op dat niet allesoorten ontstaanzijn
metgelijke
kansen: insommige gevallen
worden nieuwelineages gevormd
dieregionaal
dominantesoortenople-veren,
terwijl
anderesoorten nooit nieuwesoorten meteen
prominente plaats
in deregionale
leefgemeenschap-pen
voortbrengen.
Deeerstegroep
wijkt
quafenotype
dui-delijk
afvanvoorgangers;detweedegroep doet dat niet. In heteerste
geval gaat
hetomafzonderlijke
soorten, in het tweedegeval
niet. Het betekent wel dat de factortijd
een
plaats krijgt
in hetsoortbegrip.
Volgens
Milleris hetbelang
vanwathij chronospecies’
noemt
(door sommige
taxonomistenbeschouwdalsaparte
soorten)
in depaleontologie overschat; hij
meent dat gro-tereverzamelingen
vanfossielenwaarschijnlijk
een vorm vancladogenese
zullen onthullenals dominantpatroon in taxonomischegroependie
chronospecies
bevatten.Referenties: 5,7,10
Onderzeese
verwering
doormicro-organismen
De
glasachtige randgesteenten
vanoceanische ba-zaltenblijken
teverwerenonder invloedvanmicro-organismen.
Datblijkt
uithetonderzoek(met scanning
electronmicroscope)
vanmonsters diemet een duikbootzijn
verzameld op deKnipovich
Rug (76°47'
NB).
De gesteentenkwamenvan eenbazalt op zo’n 3500mdiep.
Sommige
monsters waren vanpasgevormde
delenvandemid-oceanischerug; anderemonstersbetroffenoudere
pakketten
die al waren bedekt met sedimenten. Uit desedimentatiesnelheidter
plaatse (1-5
mmpereeuw)
ende diktevandesedimentpakketten
kan wordenafgeleid
dat de oudste onderzochte bazalten omstreeks 50.000jaar
geleden
moetenzijn uitgevloeid.
Uit het
onderzoek,
dat werduitgevoerd
dooreenteamvangeologen
enmicrobiologen
van deuniversiteit van Ber-gen(Noorwegen),
bleekdat deverwering
dieplaatsvindt
samengaat
met een steeds verdere kolonisatievan debazalt;
dezekolonisatie leidtuiteindelijk
toteensoort kor-sten die zich vooralvormenlangs spleten
in hetgesteente.
De relatietussenvoortgaande
kolonisatieen voortschrij-dendeverwering
kan worden verklaard door deafschei-dingsproducten
van de betrokkenmicro-organismen.
Deorganismen
vertonen talvan vormen; ze kunnendraad-achtige
structuren vormen,maarook ‘holleschuitje’,
en zekunnenovaal, staafvormig
ofstengelvormig zijn.
Rond-om dezestructuren ontwikkelen zich
geleidelijk
steedsduidelijker etspatronen
in hetglasachtige bazalt,
meteenvergelijkbaar patroon
als deorganische
structuur. Destoffen diedemicro-organismen afscheiden, zijn
vaakrijk
aanijzer
en mangaan.Op
basis van demorfologie
van
stengels
dielijken
op dievandeijzer-oxiderende
bac-terieGallionella,
is hetwaarschijnlijk
datgereduceerd
ij-zer wordt
gebruikt
alsenergiebron bij
hetstofwisselings-proces.
Analyse
van het DNA van deorganismen wijst
uit datzekunnen wordeningedeeld
inbepaalde
groepenvandeProteobacteria ende Bacteria. Deze groepen
ko-men
vrij algemeen
vooroprotsenin koudewaterennabij
denoordpool
enAntarctica(het
wateropdeplaats
vanmonstemame hadeen
temperatuur
van -7°C),
maar deaangetroffen
soorten komenvolgens
het DNA-onderzoek nietprecies
overeen met desoorten die eerder in koudedieptewateren zijn aangetroffen.
De relatie dienuis
gevonden
tussen deetsfiguren
endekolonisatie door
micro-organismen
maaktnuookduide-lijk
hoevergelijkbare
structuren moeten wordenverklaard die eerderwarengevonden
in boortkemen uitdeocea-nische
korst,
maar waarvoortotnutoegeengoede
verkla-ring
kon worden gegeven.Dergelijk
structurenzijn
ookaangetroffen
in oceanische bazaltenvanmiljoenen jaren
oud. Dat maakt hetaannemelijk
dat de bazalten die uit-vloeien op mid-oceanischeruggenal snel wordengeko-loniseerd,
endat deverwering
van dezegesteenten
onder invloedvandemicro-organismen langdurig
kanvoortgaan.
Interessant is dat dezemicro-organismen bij bedekking
door sedimentenkunnen afsterven(wat
vooralgebeurt bij
snellesedimentatie),
maardat delevensgemeenschappen
op het bazalt zich
bij langzame bedekking
ookaandever-anderende
omstandigheden
kunnen aanpassen. Daardoor kanbij
eendiksedimentpakket
de biosfeer in dediepzee
zich tothonderdenmeters onder hetsedimentoppervlak
uitstrekken.17 AFZETTINGEN WTKG23 (1), 2002
‘Dino op de vlucht’ duikt op,
mogelijk
omweer te
verdwijnen
In de
vorige
‘GEOCOMmunicatie’(december 2001)
werd gewaggemaakt
van eenbijzondere
dino,
die voortdurenduit handenvan dewetenschap
wistteblij-ven.Het fossiel isnu
plotseling opgedoken
inhetNatur-museum
Senckenberg
inFrankfort. Hetblijkt afgelopen
zomervoor zo’n250.000dollarte
zijn aangekocht
vaneen Duitse handelaar. Hoewel
paleontologen
zeerver-heugd zijn
over hetopduiken
van ditbelangwekkende
fossiel, zijn
ze zeerkritisch over de manier waarop het museum in Frankfort het in handen heeftgekregen.
Het staatvrijwel
vast dat hetfossielillegaal
uit China is
ge-smokkeld,
hoewelhet museum verklaart dat detoe-leverancier,
UlrichLeonhardt,
het fossiel met officiëleexportvergunningen
in deVerenigde
Staten had aange-kocht. Deaanhetmuseumverbondenpaleontoloog
FritzSteininger
wilde echter geen discussiemetcollega’s
aan-gaanoverde authenticiteitvandie documenten.
Daardoor
blijft twijfel
bestaanaanhetlegale
karaktervanhet fossiel. Diversemuseahebben dan ook reedsverklaard
dat
zij
eendergelijk
fossiel nooit inhuncollectie zouden opnemen,en datzehet ook niet in bruikleen zullenvra-genvoor een
tentoonstelling,
hoeinteressant het fossiel ook magzijn.
Detwijfelachtige reputatie
vanhetfossielzou ook weleens kunnen verhinderen dat onderzoekers
vanhet Naturmuseum
Senckenberg
eroverkunnenpubli-cerenin
wetenschappelijke tijdschriften;
ook in hetverle-den hebben
tijdschriften
het adviesgekregen
omartike-lenover
dergelijke
omstredenfossielenteweigeren.
Het fossiel datzolang ‘op
de vlucht’ was,lijkt
ook nu duszijn geheimen
nog nietaandeopenbaarheid
tewillenprijs-geven.
Mogelijk
zal hetfossieltrouwensweerop kortetijd
uit degreepvanwesterse onderzoekers
verdwijnen.
Het ChineseGenootschap
voor dePaleontologie
vanVertebraten heeftnamelijk
ineenemail-berichtvan25decemberaan Steinin-gergevraagd
om hetbijzondere
fossielnaarChinaterug
testuren,eropwijzend
dat deverkoop (en
dus ook deaan-koop)
ervanillegaal
enimmoreelis.Steininger
heeftdes-gevraagd
niet willen zeggen ofhij
het Chinese verzoek totterugzending
inoverweging
wil nemen,maardathij
daarover wel methet ChineseGenootschap
vangedach-tenwil wisselen.
Referenties:
1,2,6
Geraadpleegdeliteratuur i
Anonymus,
2002. Chinese ask Germanmuseum to return‘smuggled’
fossil. Nature415,
p. 108.
2
Dalton,
R.,
2001.Wandering
Chinese fossil tumsopatmuseum.Nature
414,
p.571.3
Gee, H.,
2001. Onbeing
vetulicolian. Nature412,
p. 407-409.4 Kerr, R.A., 2001.
Starving
in the Caribbean. Science294,
p. 1821.5
Loon,
A.J. van, 1999. Arevolutioninpaleontological
taxonomy.Earth-Science Reviews
48,
p. 121-126. 6Loon,
A.J. van, 2001.Belangwekkende
dinoblijft
ont-snappenaanonderzoekers. In: A.J. van Loon: GEO-COMmunicatie 20:over astronomisch
bepaalde
ge-steentecycli, gashydraten,
eendino op devlucht,
geo-grafie
alsfactorinde evolutievande mens, envroe-gere biodiversiteit.
Afzettingen (Werkgroep
voor Ter-tiaireenKwartaireGeologie) 22,
p.72-76.7 Miller
III, W.,
2001. Thestructureofspecies,
outcomes ofspeciation
and the‘species
problem’:
ideas forpaleobiology. Palaeogeography,
Palaeoclimatology,
Palaeoecology
176,
p. 1-10.8
Sereno, P.C., Larsson, H.C.E., Sidor,
Chr.A. &Gado,
B.,
2001. Thegiant crocodyliform
Sarcosuchus from theCretaceous of Africa. Science294,
p. 1516-1519. 9Shu,
D.-G.,Morris,
S.C.,Han, J., Zhang, X.-L., Zhang,
Z.-F., Liu, H.-Q., Li,
Y. &Liu, J.-N.,
2001. Primitive deuterostomesfrom theChengjiang Lagerstatte (Lower
Cambrian, China).
Nature414,
p. 419-424.10
Simpson, G.G.,
1951. Thespecies
concept.Evolution5,
p.285-289.11
Thorseth, I.H., Torsvik, T.,
Torsvik, V., Daae, F.L.,Pedersen,
R.B. &Keldysh-98
ScientificParty,
2001.Diversity
of life in ocean floorbasalt. Earth andPlanetary
Science Letters194,
p.31-37.*GeocomB.V.,