• No results found

Op zoek naar resten van oude geulen in de kronkelwaard van de Hondsbroekse Pleij bij Westervoort; een veldbodemkundig en historisch-geografisch onderzoek

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "Op zoek naar resten van oude geulen in de kronkelwaard van de Hondsbroekse Pleij bij Westervoort; een veldbodemkundig en historisch-geografisch onderzoek"

Copied!
31
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

Op zoek naar resten van oude geulen in de kronkelwaard

van de Hondsbroekse Pleij bij Westervoort

Een veldbodemkundig en historisch-geografisch onderzoek

Alterra-rapport 1170, ISBN 1566-7179 Wageningen J. R. Mulder

(2)

Op zoek naar resten van oude geulen in de kronkelwaard van de

Hondsbroekse Pleij bij Westervoort

(3)

p zoek naar resten van oude geulen in de kronkelwaard van de

Hondsbroekse Pleij bij Westervoort

(4)

3

Een veldbodemkundig en historisch-geografisch onderzoek

J.R. Mulder

Opdrachtgever

Naam: Ministerie van Verkeer en Waterstaat. Rijkswaterstaat. Directie Oost Nederland Contactpersoon: R. van de Meijde

Adres: Postbus 9070 Postcode/plaats: 6800 ED Arnhem Telefoon: 026 36 88 118

E-Mail: r.vdmeijde@don.rws.minvenw.nl

Opdrachtnemer

Naam: Alterra, Wageningen Auteur: J.R. Mulder

Afdeling: Landschap en Ruimtegebruik Telefoon: 0317- 47 42 45

E-Mail: john.mulder@wur.nl

Vormgeving: J. Tahitu (Team Vormgeving en DTP, Alterra)

Datum: april 2005

Op zoek naar resten van oude geulen in de kronkelwaard van de

Hondsbroekse Pleij bij Westervoort

(5)

Mulder, J.R. 2005. Op zoek naar resten van oude geulen in de kronkelwaard van de Hondsbroekse Pleij bij Westervoort. Een veldbodemkundig en historisch -geografisch onderzoek. Wageningen, Alterra, Research Instituut voor de Groene Ruimte. Alterra - rapport 1170, 29 blz. en 9 afb. In de herfst en winter van 2004/2005 heeft Alterra in opdracht van Rijkswaterstaat, Directie Oost-Nederland in het kader van het dijkverleggingsproject Hondsbroekse Pleij de ligging van oude geulen en de voormalige grens van Gelderland en Pruissen (Kleef) opgespoord. Het project is uitgevoerd in samenwerking met de historische kring Westervoort en Huessen. Het gebied bestaat langs de Westervoortse bandijk uit pleistocene rivierterrassen, dekzanden en/of rivierduinen. De grens tussen de holocene meander (kronkelwaard) van de Pleij en het pleistocene gebied wordt gevormd door een langgerekte restbedding, die tevens de grens tussen Gelderland en Kleef vormde. Ten westen van de boerderij de Boven Pleij is een deel van het oude Pleij Gat aangetroffen, een belangrijke restbedding in de kronkelwaard. Het zuidelijke gedeelte en een westelijker gelegen restbedding zijn in 1776 opgegaan in de nieuwe IJsselmond.

De Hondsbroekse Pleij ligt als een badkuip in het landschap. Door het ondiep voorkomen van grof zand zijn de laagst gelegen gebieden zeer kwelgevoelig.

Trefwoorden: Hondsbroekse Pleij, Westervoort, IJssel, Liemerse dijken, bodemkundig, historisch-geografisch onderzoek, Kleefse enclave, restbedding, kwelgevoelig.

ISSN 1566-7179

ALTERRA, Research Instituut voor de Groene Ruimte Droevendaalsesteeg 3

Postbus 47

6700 AA Wageningen Telefoon: 0317 - 47 47 00 Fax: 0317 - 41 90 00

(6)

5

1. Inleiding 7

2. Gebiedsbeschrijving en werkwijze 9 3. Resultaten van het onderzoek 12

3.1 Geologische opbouw 12 3.2 Bewoningsgeschiedenis 13 3.3 De Pleij in oude kaarten 13

4. Resultaten van het bodemkundig onderzoek 26 5. Kwel in de Hondsbroekse Pleij 27 6. Conclusies 28 Literatuurlijst 29

Afbeeldingen

1 Topografische kaart uit 1995 2 Bodemkaart

3a Hoogtekaart van de Pleij 3b Hoogtekaart van de Fraterwaard

4 Kaart van de Hondsbroekse Pleij uit 1647 5 Kaart van de Pleij uit 1652

6 Kaart van de Pleij uit 1680 7 Kaart van de Pleij uit 1770

8 Perceelsnamenkaart van de Hondsbroekse Pleij 9 Kaart met doorbraakkolken

(7)
(8)

7

Aanleiding

In het kader van de toekomstige dijkverlegging voor 'Ruimte voor rivieren' bij de splitsing van Neder-Rijn en IJssel heeft Alterra in opdracht van Rijkswaterstaat, Directie Oost Nederland een historisch-geografisch en veldbodemkundig onderzoek verricht. Het project Hondsbroekse Pleij bestaat globaal uit:

• de verlegging van de Oostelijke Leidijk (uit 1775) van circa 150 tot 250 meter over ongeveer 3 km lengte tussen de Schans en de Westervoortse veerdam;

• de aanleg van een regelbare overlaat nabij de IJsselkop;

• de aanleg van een kwelvenster met gemaal tussen de nieuwe dijk en de oude Liemerse bandijk om overlast van extra kwel in Westervoort te voorkomen; • het opstellen van een landschapsplan van het projectgebied.

Vraagstelling

Rijkswaterstaat, Directie Oost Nederland die is belast met de uitvoering van het dijkverleggingsproject, stelde de volgende vragen:

- wat is de exacte ligging van oude geulen en restbeddingen in het gebied; - waar kruisen eventuele oude watergangen en geulenstelsels de nieuw geplande

dijk in verband met het voorkomen van piping en kwelbezwaar;

- waar ligt de oude landsgrens tussen Gelderland en Pruissen (Kleef) en is daarvan nog iets in het huidige landschap zichtbaar i.v.m. kwelvenster.

Om hierover inzicht te krijgen verleende Rijkswaterstaat, Directie Oost Nederland in augustus 2004 aan Alterra opdracht om een historisch-geografisch en bodemkundig onderzoek van de Hondsbroekse Pleij te verrichten. In verband met ingebrachte zienswijzen zijn de Historische Kring Westervoort en de Historische Kring Huessen bij het onderzoek betrokken. Beide verenigingen leverden copieën van oude kaarten en literatuur over de geschiedenis van het gebied en droegen bij aan het veldwerk. Het veldwerk vond in oktober en november 2004 plaats.

In de literatuur is over de geologie en bodemgesteldheid van het gebied vrij veel verschenen zoals:

- Verbraeck en Van der Meene (1975) en Van der Meene (1977) in de vorm van geologische kaarten en doorsneden;

- Bodemkaart van Nederland (1975).

Specifieke, gedetailleerde informatie over de aanwezigheid van geulenpatronen in de Hondsbroekse Pleij hebben wij bij bovengenoemde publicaties niet aangetroffen. Informatie over de lokale geschiedenis van het gebied vonden we onder meer bij:

- H.K. Westervoort in de vorm van 'Bij de tijd'; - H.K. Huessen in de vorm van 'Mededelingen'; - Kerkhoffs (1985) en Petersen (1974, 1978 en 2002).

Opzet van het onderzoek

Het onderzoek bevat de volgende onderdelen: 1. Veldbodemkundig onderzoek;

2. Literatuuronderzoek en kaartvergelijking;

3. De vervaardiging van een bodemkaart 1 : 25001en rapport met daarin:

a De beschrijving van de geologische en bodemkundige gesteldheid van het gebied; b Beknopte historisch-geografische beschrijving van het gebied.

Uitvoering van het onderzoek

Het veldwerk vond in oktober/november 2004 plaats en is uitgevoerd door: - Ton van Bon en Theo Gerritsen (die het leeuwendeel van de boringen hebben

uitgevoerd), Erik Laurentzen en Cor Neijenhuis, allen lid van de H.K. Huessen; - Henk Schoneveld van de H.K. Westervoort;

- Ir Titus Weijschedé en Ir Marieke Muilwijk en J.R. Mulder (projectleiding) van Alterra.

1. Inleiding

1In overleg met de opdrachtgever is de bodemkaart schaal 1:2500 digitaal aangeleverd. In dit rapport is een

verkleinde versie (A3) weergegeven (afb. 2). De boorstaten zijn niet in dit rapport opgenomen, maar apart aan de opdrachtgever zowel analoog als in digitale vorm verstrekt.

(9)

Tijdens het onderzoek hebben we van verschillende zijden medewerking gekregen. Dank gaat uit naar:

- De besturen van de H.K. Westervoort en Huessen;

- Ton van Bon, Theo Gerritsen, Erik Laurenzen, Cor Neijenhuis en Henk Schonenveld voor de plezierige samenwerking die voor herhaling vatbaar is; - Fam. Achterkamp van boerderij de Boven Pleij voor het verstrekken van informatie

en oude foto's van het gebied en hun boerderij en met dank voor de koffie; - Giel Kollaard en Rob de Bruin van Adviesdienst Geo-informatie en ICT voor de

hoogtemetingen van de boringen;

- De medewerkers van de studiezaal van het Gelders Archief te Arnhem voor hun hulp en service bij het opvragen en raadplegen van de oude kaarten en andere archiefstukken.

Opzet van het rapport

Hoofdstuk 2 van dit rapport bevat de gebiedsbeschrijving en de werkwijze. In hoofdstuk 3 komt in het kort de geologische opbouw en de bewoningsgeschiedenis van de Hondsbroekse Pleij aan de orde. De resultaten van het bodemkundige onderzoek staan in hoofdstuk 4. In hoofdstuk 5 komt de kwelgevoeligheid van de polder ter sprake. De conclusies staan in hoofdstuk 6. Achterin bevindt zich een beknopte literatuurlijst.

(10)

9

Het gebied van de Hondsbroekse Pleij ligt ingeklemd tussen de Liemerse Bandijk en de Oosterlijke Leidijk (afb. 1). Het dorp Westervoort ligt aan de oostzijde achter de bandijk. De Neder-Rijn en de IJssel vormen de westgrens. De oude veerdam vormt de

noordgrens, de voormalige schans Geldersoord de zuidgrens. Boerderij de Boven Pleij ligt op een lage terp midden in het gebied. Op de plek van de voormalige steenfabriek bevindt zich het compostbedrijf van Hermsen. 'De Biet' ten noorden van de Boven Pleij is een geïsoleerd natuurontwikkelingsgebiedje. Sinds de tweede helft van de 19e eeuw is een groot areaal kleigronden in de Hondsbroekse Pleij afgegraven voor de

baksteenindustrie. Op een aantal plaatsen vormen heggen langgerekte perceelsscheidingen.

Om inzicht te krijgen in de geologische opbouw en de bodemgesteldheid van het gebied hebben we:

- 9 boorraaijen, oost-west georiënteerd (A t/m I) van verschillende lengte uitgezet; - 1 boorraaij, noord-zuid georiënteerd (K) langs het traject van de nieuwe dijk (afb. 2). In totaal hebben we 112 boringen in het gebied verricht variërend van 1,00m tot 5,00m diepte2. Tijdens het veldwerk hebben we de x- en y- coördinaten via GPS genoteerd,

waarna ze de volgende dagen door de landmeter zijn ingemeten t.o.v. NAP. Bij het boren is standaard gebruik gemaakt van een 6 cm Edelmanboor; bij de diepere boringen van een guts.

De textuur (lutumgehalte, zandgrofheid) en het organische stofgehalte van de klei - en zandlagen zijn geschat. Als referentiepunt voor de schatting hebben we enkele grondmonstersanalyses gebruikt die in de toelichting van de bodemkaart 1 : 50 000, kaartblad 40 Oost en West (p. 172-178) zijn opgenomen. Met zoutzuur is de

kalkrijkdom van het materiaal vastgesteld en in de boorstaat in drie klassen weergegeven: 1 kalkloos, 2 kalkarm en 3 kalkrijk.

Verder is gelet op:

- de verticale en horizontale doorlatendheid van het materiaal; - eventuele verkleuringen van het materiaal;

- de aanwezigheid van archeologica; - de aanwezigheid van puin, grind enzovoort.

We hebben het Gelders Archief en de bibliotheken van de Historische Kring Huissen, van 'De Haaff' en Universiteitsbibliotheek 'Jan Kopshuis', afd. Speciale Collecties te Wageningen bezocht, en oude kaarten, luchtfoto's en literatuur bestudeerd om inzicht te krijgen in de geologische-bodemkundige opbouw en de bewoningsgeschiedenis van het gebied.

2. Gebiedsbeschrijving en werkwijze

2 Verder hebben we 3 boringen verricht rondom de kerk van Westervoort in het kader van een

Alterra-onder-zoek naar de ouderdom van de Gelderse IJssel.

(11)
(12)
(13)

3.1 Geologische opbouw

Op afbeelding 2 is de geologische en bodemkundige gesteldheid van de Hondsbroekse Pleij sinds het Weichselien, de laatste ijstijd (circa 70 000 tot 10 000 jaar geleden) weergegeven. Gedurende het Weichselien heeft de Rijn in een aantal fasen dikke pakketten grind en zand in een vlechtend systeem afgezet. Aan het eind van het Weichselien traden lokale zandverstuivingen op, waardoor rivierduinen ontstonden. Het bruin ingekleurde gebied tussen de strang en de Liemerse bandijk is opgebouwd uit dergelijke, pleistocene rivierterrasafzettingen van de (eolisch) Formatie van Kreftenheye en mogelijk uit lokale dekzandafzettingen (Formatie van Twente). Het materiaal bestaat uit overwegend leemarm, matig fijn zand tot matig grof zand en begint op een diepte tussen 80 en 200 cm - mv. Het zandlichaam heeft in het Holoceen eeuwenlang aan de oppervlakte gelegen, waardoor zich veelal een humuspodzol heeft ontwikkeld. De top van het zand is meestal zwart en gaat over in een goorbruine kleur, die naar beneden grijs wordt.

In het begin van het Holoceen (circa 10 000 jaar geleden) verbeterde het klimaat en veranderde de Rijn van een vlechtende in een meanderende rivier. In de laagste gedeelten van het oude terrassenlandschap kwam rijk (eutroof) bosveen tot

ontwikkeling. Restanten van dit veen hebben we op diverse plaatsen op het pleistocene zand aangetroffen. Na het ontstaan van de Gelderse IJssel waterde het veengebied op

De langgerekte strang markeert de meest oostelijke grens van de IJssel en vormt de scheiding tussen het oude land van 'Kreftenheye' en het jonge stroomruggencomplex. Op de bodemkaart (afb. 2) is de strang met paars aangegeven. De strang is in de loop der eeuwen opgevuld met beddingzand en -klei. Later is de strang weer gebruikt als afwatering.

In een aantal fasen heeft de IJssel de kronkelwaard van de Pleij gevormd. De kronkelwaard bestaat uit een reeks van zandbanken, gescheiden door enkele restbeddingen. De oudste stroomruggen komen in de Hondsbroekse Pleij voor en bestaan uit goed doorlatend, lichtgrijs, kalkrijk, grof tot zeer grof geulzand. Het zand is afgedekt met een laag zavel en klei. De rivier verplaatste zich naar het westen. Aan het uiteinde van de meander (Konings Pleij) kwam zand tot afzetting, waarop in de 17e/18e eeuw de wind vat kreeg. Daar ontstonden jonge, kalkrijke, vrij lage rivierduinen. Op de plek van een oude restbedding heeft in de jaren 1773-1776 de doorsnijding van de Pleij plaatsgevonden.

Ten opzichte van de Konings Pleij lag de Hondsbroekse Pleij lager en was het kleipakket daar dikker en zwaarder. Bij hoog water stroomde de oude meandervlakte via oude restgeulen onder. De IJssel zette in de Hondsbroekse Pleij opnieuw zand en

(14)

13

3.2 Bewoningsgeschiedenis

Westervoort werd in 726 voor het eerst genoemd5. In de 11e eeuw is sprake van

Westerwrd6. Westervoort was in 1388 een hoge heerlijkheid en behoorde lange tijd aan

het huis Bergh. De galgenplek moeten we zoeken bij de voormalige Galgendam in de uiterwaard, nabij het huidige kunstwerk 'Fibonacci Monument'7(afb. 8) op de grens van

Gelders naar Kleefs gebied. Op een oude kaart uit 1619 is de galgenplek met een symbool aangegeven8. Westervoort bezat een aantal pachthoeven en havesaten,

waaronder Hamerden (Wittenhorst), Vredenburg en Lensenburg. Op de laatstgenoemde plek was een dorpsbrouwerij, destilleerderij en een rosmolen9. Het Westervoortse veer

wordt in 1295 voor het eerst genoemd10.

Het goed de Pley kwam in 1387 in handen van Guede, de weduwe van Henrick Hachfort. De naam plei betekent vooruitstekend stuk land tussen twee rivieren. In de 16e eeuw werd het gebied op oude kaarten als Pley geschreven, in het begin van de 17e eeuw als 'Op de Pleij', kort daarna werd het gebied opgesplitst in Mijlendonks Pleij en Runens of Schellarts Pleij en sinds de 18e eeuw in Konings Pleij en Hondsbroekse Pleij. Bij de Mijlendonkse Pleij lag in de 17e en 18e eeuw 'den hoogen en laegen kerckhoff'11, later het Muisen kerkhof genaamd. Bijzonderheden over dit perceel kennen

we niet. De naam Hondsbroekse Pleij is afkomstig van de Markies van Honsbruck12.

Verder komen we nog namen tegen als Kleine Pleij, Grote Pleij en Boven Pleij. De Pleijen waren Huissens grondgebied, dat tot 1666 bij het graafschap Kleef behoorde, daarna tot het koninkrijk Brandenburg-Pruissen. In 1773-1776 werd de Pleij doorsneden door een nieuwe IJsselloop. In 1815 kwam het gebied bij Nederland. In 1953 kwam de

Hondsbroekse Pleij bij de gemeente Westervoort, de Konings Pleij bij de gemeente Arnhem13. Tot 1776 fungeerde de gehele Pleij als uiterwaard. In de 18e eeuw werd in

de Hondsbroekse Pleij een zomerdijk aangelegd met een sluis even ten noorden van boerderij Boven Pleij. De Hondsbroekse Pleij werd na de doorsnijding in 1776 beschermd door de Oosterlijke Leijdijk, die vrijwel pal langs de nieuwe IJsselloop was opgeworpen. De Westervoortse bandijk bleef als wakerdijk fungeren.

Omstreeks 1850 was Westervoort met het buurschap IJsseloord 764 bunder groot. Er werd voornamelijk landbouw bedreven. Verder stond een steenbakkerij en een

windkorenmolen. In 1844 werd de schipbrug over de IJssel gelegd, bestaande uit 14 vaartuigen14. Sinds 1853 is de baksteenindustrie in de Pleij op gang gekomen15.

De Westervoortse of Liemerse bandijk is in het verleden herhaaldelijk doorgebroken zoals in 1595 en 1761. De waaien of kolken getuigen van de dijkdoorbraken. Door ijsgang op de rivier liep de waterstand van de IJssel op 3 maart 1855 snel op bij Westervoort: 12.17 el + A.P. In eerste instantie zorgden ijsbrekers op 4 maart dat het ijs loskwam en door de openingen tussen de pilaren van de spoorwegbrug wegdreef. Het ijs zette zich in de bocht beneden de brug vast. Het water steeg tot 13.57 el + A.P. De aanleg van bekistingen voorkwam een doorbraak van de Liemerse dijk16.

3.3 De Pleij in oude kaarten

Vanaf de 16e eeuw en vooral in de 17e en 18e eeuw zijn talloze kaarten van de Pleij verschenen, op verschillende schaal, in kleur en in zwart/wit, en gemaakt voor verschillende doeleinden. Het zou te ver voeren om al deze kaarten in dit rapport te behandelen. We volstaan met een kleine selectie.

5 www.hkwestervoort.nl

6 Künzel, Blok en Verhoeff 1989, p. 395: waarbij wrd = omheind terrein, tuin, hoogte en wester = wes-telijk.

7 Kemperman 2000.

8 Mulder, Keunen en Zwart 2004, p. 46: de kaart van Van der Waijen. 9 www. hkwestervoort.nl.

10 idem.

11 Gelders Archief, Gelderse Rekenkamer, archiefblok 0012, inv. 1578.

12Gelders Archief, Gelderse Rekenkamer, archiefblok 0012, inv. 1578.

13 Bij de tijd (1994), 11, p.33.

14Van der Aa 1947. 15Janssen 1988 en 1990. 16Sloet en Fijnje 1856.

(15)

De Pleij is een voorbeeld van een riviermeander of kronkelwaard met aan de convexe zijde erosie en aan concave zijde sedimentatie. De kronkelwaard wordt daardoor afgewisseld door hoogten (op- en aanwassen) en laagten (strangen of hanken). Aan de bovenstroomse zijde raken de restgeulen meestal verstopt met zand en aan de benedenstroomse zijde vormen ze het afwateringspatroon van de kronkelwaard. Vanwege de doorsnijding van de IJssel in 1775, de vele afgravingen voor de steenfabricage en werken van infrastructurele aard is het beeld van de Pleij als kronkelwaard danig verstoord (afb. 3a). Op afbeelding 3b is de vrijwel gave kronkelwaard van de Fraterwaard boven Doesburg in de vorm van de Actuele Hoogtekaart Nederland prachtig te zien. Zo ongeveer moet de Pleij er ook hebben uitgezien.

(16)

Afb. 3b. Hoogtekaart van de Fraterwaard

(17)

Kaart van Von Senhem uit 1647, hergebruikt in circa 177017

De kaart van Von Senhem uit 1647 omhelst het oostelijke deel van de Pleij en geeft perceelsnaam, perceelsnummer (oud en nieuw), perceelsgrootte, bodemgebruik en de eigenaar weer. De kaart geeft een beeld van het verkavelingspatroon en de ligging van de hanken (afb. 4). De teksten op de kaart zijn veelal verbleekt en daardoor moeilijk leesbaar. De kaart is hergebruikt om nieuwe informatie aan te geven. Dit heeft na 1768 en waarschijnlijk vóór de doorsnijding van 1775 plaatsgevonden.

Rechtsonder op de kaart staat vermeld:

Auff erforderen des Hoch Edel undt Wolgebornen Herren von Ruinnen In Novembri Anno 1647 die Pleij begriffen in seij - weijlandt undt Risswarden Gegen Huissen, tussen den Rhijn undt Issel gelegen. Wolgemelten Herren von Ruinnen Thostendich, in der erbschafft mit halbe oder geheele, den zu ge-hoerige graben undt Heggen, gemessen undt afgeteijkent wie dieser

abriss, augenscheinlich mitbringet. […] von Senhem Churf

Cleviss landtmesser Deli[…]

Linksboven bevat de tabel de oppervlakte van de: groenlanden 55 m 291¼ r

Op de kaart (afb. 4) lezen we boven boerderij De Pley (nr 13): 'Huis, Hoff, Bungert und Verkens weij Herr von Ruinnen helt 3 morgen 103¾ Roeden'. Aan de andere kant van het huis bevindt zich de 'Koelgarden'.Verder vinden we onder oude (rood) en nieuwe (zwart) nummers menig perceelsnaam:

Wardtgen (1)

Rijswardt (2, 3) Dat Nest groenland (4) Achter dat Nest seijlandt (5) Dat Seyveldt (6) Die vijf morgen groenland (7) Den Grooten schabbert seylandt (8)

Lucas Weij groenlandt (9) gros mit den halven hanck Lucas kempken seijlandt (10)

Den Kleinen schabbert seylandt (11) Die Haij dell groenlandt (12) Den Haverkamp Weylandt (14)

Die Koeweijdt Groenlandt (15) mit dat halve Pleisen gatt Opwas in de IJssel (16)

(18)

Afb. 4. Flinke uitsnede van de Hondsbroekse Pleij uit 1647

(19)

Het grootste gedeelte van de bovenste Pleij is in het bezit van Mijlendonck en van Von Ruinnen. De boerderijen zijn slechts door enkele wegen te bereiken. Ze waren toen kennelijk georiënteerd op de Rijn. De 'Veehr straet' schijnt op te houden bij de boerderij van 'Caputein Heest'. Vanaf boerderij de Pleij gaat richting de Rijn een 'Uttwech', die aan het eind een haakse hoek naar beneden maakt en overgaat in de 'Scheyweer of Veltwech'. Ongeveer halverwege de Veldweg gaat een zijweg naar de Rijn die weer 'Utwech' wordt genoemd.'Dat Pley Gatt en Den Hanck' zijn restanten van oude geulen. De laatstgenoemde vormt een onderdeel van de grens tussen Kleefs en Gelders territoir. In de Rijn steken diverse kribben, die tot landaanwas hebben geleid zoals 'Dat Hoef[t], Die An[der]de kribb en 'kribb achter t' Nest'.

Omstreeks 1770 is de kaart opnieuw gebruikt om:

- de nieuwe 'Ufer vom Rhein Anno 1768' weer te geven. Kennelijk zijn de landerijen daar ten zuiden van en de boerderij Mijlendonck door erosie van de Rijn verzwolgen. - de 'Sommerdick' aan te geven (als ringkade) met boven boerderij de Pley een sluis

die het overtollige polderwater in 'Dat Pley Gatt' loost.

Kaart van de voorgestelde doorsnijding van de Pleij uit 165218

De kaart 'op Den Pleij' is gemaakt door Nicolaas van Geelkercken in 1652 (afb. 5). Het westen is beneden. 'Westervoordt' en de Westervortssen dijck' vormen de oostgrens

800 roeden gegraven sijn ende dat uijt reden dat de leegte mit Rijs be[] asten is twelck niet schueren en wil sonder graven den in hanck van B is met den eerste stopinge van sant onder werpp[] want den stroom wijst voorbij

de B heeft oock eenen pr….lost uijt ganck inde IJssel te weten gelijck ick aen dyverse duergravinge gesien heb, datten een machtigh sandt onder stroms uijtwerpt ende hefft eenen grint alsoo dat den ijssel stroom verstoppen konde en keene widderen naer den Rhijnstroom AB

Van Geelkercken heeft twee alternatieven bedacht (A en B) voor de verbetering van de IJsselmond. Alternatief A voorziet in het graven van een diep kanaal even ten oosten van 'Mijlendoncks huijs' in '300 roeden leeg lant'. Dat was een verlande restbedding, waarvan het noordelijke deel nog open lag en die op de kaart hiervoor (afb. 4) als 'Dat Pley Gatt' staat vermeld. Door slechts over een lengte van 300 roeden de grond uit te graven zou de Rijn zich vanzelf met goed fatsoen in de bedding storten en zich verder uitschuren. Alternatief B behelst een doorgraving van 800 roeden in een vrijwel geheel verlande restgeul ten westen van Mijlendonk: 'een leechte van 800 roeden'. In het noorden vlak bij de uitgang naar de IJssel bevindt zich een 'sluijsken'. In de restbedding stromen twee zijhanken uit. Aan de convexe zijde van de kronkelwaard treffen we 'Sant

(20)

19

Afb. 5. Kaart van de Pleij uit 1652

(21)

Kaart van de IJsselkop uit 1680 uit Berlijn19

Het westen is beneden. De kartograaf is ons niet bekend. De kleurenkaart (afb. 6) geeft de problematiek van de verzanding van de IJsselmond in 1680 weer en de

voorgestelde doorsnijding van de Pleij. Het gebied kan in vijf segmenten worden onderverdeeld:

- het oude land langs de Westervoortse dijk, dat tot aan 'Den Haag' Gelders was. - Runens of Schellarts Pleij, het oudste deel van de kronkelwaard met boerderij; - Mijlendoncks Pleij met boerderij;

- Churfursten Pleij of Weijweert met bij de 'hooge santbergen' een boerderij of waardsmanshuis;

- Het 'groot aenwassent sant', het jongste deel van de kronkelwaard.

Hieronder geven we de begeleidende tekst weer en een korte beschrijving van de kaart.

Carte van de rivieren den Neder Rijn en Issel ontrent Issel oort in oogenschijn genomen den 1 nov: 1680 gaende alsdoen droogs voets door d' Issel sijnde op den Neder

Rijn bij C ontrent ¼ voet water en op de Waal noch over de 5 voedt. Indien men nu tot Beneficeringh van den Mont van

d' Issel al een watervrije kadijck langs Rijn van boven van den lijmerse Bandijck tot aen de Hoogte op des

Sijn derhalve Consideratien of den Issel door een groote leegte tussen des Cheurfursten en Mijlen-donx Pleij niet een favorabelder in comen soude sijn te geven, hebbende aldaer de breete van 385 roeden daer den ontreck der Rijvier op 't mid-den te meten is over de 900 Roemid-den.

De landmeter heeft de situatie rond het splitsingspunt van Rijn en IJssel in 1680 in 'ogenschijn' genomen. Tussen 'Yssel oort en 't Westervoortse Veer' was de IJssel nog maar een slootje met in de 'mont van de Issel' enkele zandbankjes. Je kon daar 'droogvoets' de IJssel oversteken. Tussen het 'groot aenwassent sant' en de opwas tegenover 'den Malburgsen dijck' was op de Rijn nog maar '¼ voet diepte' (letter C), terwijl op de Waal 'noch over de 5 voedt' water stond. Ter verbetering van de IJsselmond stelde de landmeter voor om niet alleen een aantal 'watervrije' kaden en 7 kribben aan te leggen, maar ook te pleiten voor een bochtafsnijding. De'geconcipieerde doorsnijdinge lang 285 Roeden sijnde een doorgaende leegte' zou ten westen van Mijlendonk op de plek van een oude strang plaatsvinden, dus conform alternatief B van Van Geelkercken uit 1652. De aanleg van twee kaden langs de Rijn dienden het gebied tegen overstromingen vanuit het zuiden te vrijwaren.

(22)

21

Afb. 6. Kaart van de IJsselkop uit 1680

(23)

Kaart van de Pleij uit 1767 20

De kaart van de Pleij uit 1767 is gemaakt door Frederik Beijerinck (een broer van Martinus Beijerinck, die ook landmeter was) en in 1770 heruitgegeven in een verkleinde uitgave door D. Klinkenberg (afb. 7). Het westen is boven. De geconcipieerde

doorsnijding van de Pleij is nu vrijwel defintief. Linksboven is de legenda afgebeeld: KAART

Welke afbeeld de gedaante van den Kleefschen Polder genoemd De Pley,

Omvangen door

AA. Een gedeelte der Rivier den Neder-Rhijn. B. Het boven deel van den Gelderschen IJssel.

C. De Westervoortsche buitendijks gelegene Landerijen. Waar bij komt,

D. Den Dam over de St Nicolaas - Waard in 't Jaar 1754. gelegd zijn begin neemende aan de voorgrond van het daar aan grensende retranchement, genoemd Gelders-Oort. E. De Huijssenschense Uijter-waarden.

F. Deszelfs Nieuwe kribb.

G. De nieuw gemaakte sluijs voor de strank. HH. Den Malburgschen Ban-Dijk.

Geometrica opgemeeten en vervolgens op dit plaan

Gebragt, door Mij Frederik Beijerinck, gezwooren en door den Hove des Furstendumbs Gelre en Graafschaps Zutphen Geadmitteerd landmeeter Arnhem 24-7-1767.

(laager stond)

Nota (1) Vermits ten tijde deezer meeting het Water in de rivier volgens de Arnhemse Peil tusschen 8. en 9. voeten hoog was waar door de meeste zandplaaten

onder dezelfe bedekt waren, daarom die schuilende zanden niet met die ver-eischte naauwkeurigheid hebben kunnen afgebeeld worden. (2) Dat op die tijd als die Peilingen verrigt wierden, het water, volgens die zelfde Peil de hoogten had van 8½ voeten.

Deze opgemelde kaart naa de originele verkleind lin[?] van […] in de maand Augustii 1770. D. Klinkenberg

De voorgestelde doorsnijding neemt aardig wat grond in beslag en wordt daardoor haast een combinatie van alternatief A en B van Van Geelkercken in 1652. Aan

(24)

23

Afb. 7. Kaart van de Pleij uit 1767

(25)

Gelderse territorium aangegeven. De grens valt gedeeltelijk samen met een oude strang en een lange haag. De schans Geldersoord met het 'St Nicolaas Weij-Land' en de St. Nicolaas Waard zijn Gelders. Voorbij de Scheijdepaal wordt het weer Kleefs. Binnendijks tussen het 'Not Canaal' en de Klapstraat heeft mulder Otten (Lenzenburg) zijn rosmolen. Voorbij de Klapstraat en de 'Kolk van een doorbraak' wonen langs de dijk de weduwe van Geurt Grobben en Nol Muijen. Dan volgt de kolk van de doorbraak van 1761. Tussen de kolk en de 'Kleefsche Post-weg' vinden we de bedoeninkjes van Jan Daniels, Jan Wouters, Peter Putman, Hr Bastiaans, Hr Besseling, Jan Straatman en Gerrit Bosvelt. Aan het einde van de Veerdam staat 'het commies huis'. Over de IJssel ligt dan al een brug (?). De boerderij in de Hondsbroekse Pleij heeft op de kaart geen naam. Ten noorden van de boerderij loopt een dam naar boven.

De perceelsnamenkaart van Jan Boerboom21

In deze paragraaf beschrijven we in het kort de perceelsnamenkaart, die door J. Boerboom uit de Pals is opgetekend en die is afgebeeld in 'Bij de tijd'. De perceelsnamen met een * komen ook voor op de kaart van 1647. Het noordelijke gedeelte van de Hondsbroekse Pleij (43 bunder) was voorheen in het bezit van de fam.van Palland (afb. 8). Ze hadden de Bultwei, de Uterweerd, de Binnenweide, de Grote Barghse Weerd*, de Lucaswei*, het huisperceel van Waardsman Rebargen en de Dijkstrekken. Verder treffen we op de kaart aan: De Kleine Pley (nu compostbedrijf van Hermsen), Achterkamp (huidige bewoners van de Boven Pleij), De Tien Margen, 't Nes[t]*, de Wissingwei en de Pley Kloekenweerd.

Het Startje, de Hanck* en de Strang zijn voorbeelden van namen die duiden op een restbedding. 't Waoijke* is een gedempte kolk, die mogelijk in 1595 of eerder bij een dijkdoorbraak is ontstaan. De Wissingswaai (later Gaymanswaai) dateert uit 1761 (afb. 9). De Domineeswaai of Smitswaai ligt nabij de Klapstraat (tijdstip van doorbraak onbekend). De Duistere Waai (nu Schans) is in 1951 gedempt (nu toegang naar Heegsche Bouwing) en dateert mogelijk uit de 18e eeuw. De waterplas 'de Biet' is deels een restant van een restbedding, deels van een kleiput. Tussen het Waoike en Wissingswaai is circa 1990 klei afgegraven voor de dijkverzwaring, waardoor een waterplas is ontstaan. Tijdens het laatstgenoemdeproject is benedenstrooms de sluis

(26)

Afb. 8. Perceelsnamenkaart van de Hondsbroekse Pleij van J.Boerboom (Kemperman 2000) Afb. 9. Kaart met doorbraakkolken van Henk Krechting (Kemperman 2000)

(27)

In het gebied hebben we stroomruggronden, restbeddinggronden, oudlandgronden en huisterpgronden onderscheiden. De stroomruggronden zijn onderverdeeld in niet afgegraven en wel afgegraven stroomruggronden.

Niet afgegraven stroomruggronden (groen):

De stroomruggronden zijn niet of nauwelijks afgegraven en liggen relatief hoog in het landschap (circa 10.50-12.00 m + NAP). Ze zijn opgebouwd uit kalkrijke, zware zavel of lichte klei naar beneden toe lichter wordend (ca 85-200 cm dik) en rustend op matig fijn tot matig grof zand. Daaronder komt plaatselijk opnieuw klei en zavel voor naar

beneden toe aflopend. De diepere ondergrond bestaat uit kalkrijk grof zand. De grondwaterstanden variëren van circa 120 cm tot dieper dan 300 cm - mv. De stroomruggronden liggen vrij vlak. Plaatselijk komt een aantal smalle, ondiepe overloopgeultjes voor. Ten westen van de boerderij Boven Pleij (fam. Achterkamp) bevindt zich een restgeul (voorheen Dat Pley Gatt). Plaatselijk zijn de stroomruggronden zeer gelaagd opgebouwd. We hebben te maken met voormalige, ondiepe, geulvormige laagten die zijn opgevuld met zand en zavel (in sleuven en richels) die vooral vóór 1775 zijn afgezet. De gronden zijn grotendeels in de loop der tijd geëgaliseerd.

Afgegraven stroomruggronden (oranjegeel):

Huisterpgronden (rood)

De huisterp van de boerderij Boven Pleij ligt relatief hoog in het landschap (circa 12.25 m + NAP) en bestaat uit zwarte tot donkergrijze opgebrachte zavel en klei, waarin plaatselijk puinresten en dergelijke voorkomen. De huisterp ligt op een stroomrug. De grondwaterstanden variëren van circa 150 cm tot dieper dan 350 cm - mv.

Restbeddinggronden (paars)

De restbeddinggronden liggen relatief laag in het landschap (circa 8.50m -.9.00 m + NAP). Ze vormen de grens tussen de stroomruggronden en het oude land van rivierterrassen, rivierduinen en dekzanden. Ze zijn opgebouwd uit zware zavel of lichte klei, die naar beneden toe slapper wordt. Plaatselijk komen er veenlaagjes in voor. De doorlatendheid is wisselend, afhankelijk van de aard van het materiaal waarmee de bedding is opgevuld. De diepere ondergrond bestaat meestal uit blauwgrijs geulzand. De grondwaterstanden variëren van circa 10 cm tot dieper dan 120 cm - mv.

Oudlandgronden (bruin)

De oudlandgronden komen voor tussen de restbeddinggronden en de bandijk van Westervoort. Ze bestaan uit oever- op kom- op (pleistocene) zandafzettingen. Het zand is in het noorden van het gebied aanmerkelijk grover dan in het zuiden, wat wijst op terrasafzettingen van de Formatie van Kreftenheye. In het midden en zuiden van het

(28)

De Hondsbroekse Pleij ligt als een badkuip in het landschap met een ongelijke bodem en met ongelijke randen. De hoogtekaart (afb. 3a) geeft hiervan een aardig beeld. Door de stuwing vindt in de Rijnregio een permanente kwelstroom plaats door de

stroomrugsystemen. Bij hoge rivierstanden treedt rivierkwel op en loopt de polder geleidelijk onder22. De kwelstroom is het sterkst in de laagst gelegen gebieden met

een dunne weerstandbiedende laag. Dat zijn allereerst de sloten, weteringen en andere gegraven waterpartijen in de restbedding, die de grens tussen Gelderland en Kleef vormde. De ondergrond van die restgeul bestaat uit zeer goed doorlatende geul- en terrasafzettingen. Dit kwelvenster met dat van de afgegraven stroomruggen zorgt ervoor dat de lage gedeelten van de Hondsbroekse Pleij bij hoge rivierstanden in korte tijd onderlopen. Vandaaruit overstromen de hogergelegen gronden geleidelijk. De kwelstroom in de hooggelegen stroomruggronden wordt gedempt door de relatief dikke weerstandbiedende laag. We verwachten dat het kwelwater de top van deze afzettingen niet bereikt. De kans is veel groter, dat deze hooggelegen terreinen op den duur overstromen. Door de teruglegging van de Oosterlijke Leidijk (kleiner maken van de badkuip) en door het graven van een nevengeul in het buitendijkse gebied (het

wegnemen van een weerstandbiedende laag) zal de kweldruk in de Hondsbroekse Pleij toenemen.

27

22Voor meer informatie over de geohydrologie van het gebied verwijzen wij onder

meer naar Engelen, Gieske en Los 1989.

(29)

Uit het bodemkundig en historische-geografisch onderzoek concluderen we, dat - in de Hondsbroekse Pleij een aantal restgeulen voorkomen. Ten westen van

boerderij de Boven Pleij betreft het een restant van het voormalige Pleij Gat. De restbedding fungeert als afwatering. Een oud sluisje bevindt zich nog in deze restbedding. Parallel aan de Westervoortse Bandijk betreft het de langgerekte restgeul, die als hoofdafwatering van het gebied zorgdraagt. Verder komen enkele ondiepe overloopgeultjes voor als relicten van het 'sleuven en richel' landschap. - de geulenstelsels niet het nieuw geplande dijklichaam kruisen. Wel is het nieuwe

dijklichaam voor een belangrijk deel gepland op kwelgevoelige afgegraven terreinen. - de oude landsgrens tussen Gelderland en Pruissen (Kleef) wordt gevormd door de

oude restgeul op de grens van het pleistocene zandgebied en het holocene kleigebied van de Pleij. De restbedding is duidelijk als een laagte en als open water (wetering of plas) in het landschap zichtbaar. In het zuiden wordt de grens

gemarkeerd door een lange meidoornhaag. De restbedding met watergang fungeert als het belangrijkste kwelvenster.

- In de zuidpunt van het gebied treffen we restanten van de schans Geldersoord aan in de vorm van een dichtgeworpen gracht en een aangrenzend ravelijn.

(30)

Aa, A. J. van der, 1839-1847.

Aardrijkskundig woordenboek van Nederland.

Beumer, B., 1988.

De Pleijen. Bij de tijd, 5: 116-117. H.K. Westervoort.

Beumer, B., 2003.

Boerderij de Boven Pleij. Bij de tijd, 20: 261-262. H.K. Westervoort.

Bodemkaart van Nederland, 1975.

Toelichting bij Blad 40 West en Blad 40 Oost, Arnhem, 1975. Wageningen, schaal 1 : 50 000. Wageningen. Stichting voor Bodemkartering.

Eerden, H.A.P., 2004.

Rivierkaart IJsselkop van ca. 1680. In: Mededelingen Historische Kring Huessen 29, 2: 55-59.

Engelen, G.B., J.M.J. Gieske en S.O. Los, 1989.

Grondwaterstromingsstelsels in Nederland. Ministerie van Landbouw, Natuur en Visserij. Staatsbosbeheer. s-Gravenhage. SDU uitgeverij.

Harbers, P. en J.R. Mulder, 1981.

Een poging tot reconstructie van het Rijnstelsel in het oostelijk rivierengebied tijdens het Holoceen, in het bijzonder in de Romeinse tijd. K.N.A.G. Geografisch Tijdschrift XV, 5: 404-421.

Janssen, G.B., 1987.

Baksteenfabricage in Nederland: haar eerste mechanisering met name in het gebied van de grote rivieren (ca. 1850 - ca. 1920).

Janssen, G.B., 1988.

Baksteenfabricage in de gemeente Westervoort (1). Bij de Tijd, 5:104-108.

Keijmel, P.D., 1986

Statistieke beschrijving van Gelderland van 1808. III Kwartier van Nijmegen. Arnhem. Vereniging Gelre.

Kemperman, H., 2000.

De Hondsbroekse Pley II. In: Bij de Tijd 17:113-115 en 120-122 H.K. Westervoort.

Kemperman, H., 2001.

De Hondsbroekse Pley en wat dies meer zij …II. In: Bij de Tijd 18:137-139. H.K. Westervoort.

Kerkhoffs, B., 1985.

Westervoort 1940-1945. Tussen bezetting en bevrijding. Westervoort. Uitgave Historische Kring Westervoort.

Künzel, R.E., D.P. Blok en J.M. Verhoeff, 1989.

Lexicon van Nederlandse toponiemen tot 1200. Amsterdam.

Meene, E.A. van der, 1977.

Toelichtingen bij de Geologische kaart van Nederland 1 : 50 000. Blad Arnhem Oost (40O). Haarlem. Rijks Geologische Dienst.

Meene, E.A. van der, 1979.

Het ontstaan van de Gelderse IJssel. K.N.A.G. Geografisch Tijdschrift 3:202-211.

Mulder. J.R., L.J. Keunen en A.J.M. Zwart, 2004.

In de ban van de Betuwse dijken. Deel 5 Malburgen. Wageningen. Alterra. Rapport 405.

Petersen, J.W. van, 1974.

Des landmeters trots. Oude kaarten van het gebied achter Rijn en IJssel. Zutphen. De Walburg Pers.

Petersen, J.W. van, 1978.

De waterplaag. Dijkdoorbraken en overstromingen achter Rijn en IJssel. Zutphen. De Walburg Pers.

Petersen, J.W. van, 2002.

Reizen is tol betalen. De verkeersontwikkeling in en om het gebied van Rijn en IJssel tot de Bataafse omwenteling van 1795. Aalten. Uitgeverij Fagus.

Schönfeld, M., 1955.

Nederlandse waternamen. Nomina Geographica Flandrica. Studiën VI. Brussel. Standaard-Boekhandel.

Schönfeld, M., 1980.

Veldnamen in Nederland. Herdruk. Arnhem. Gijsbers en Van Loon.

Schrier, D.M. van der, 2004.

Wanneer de IJssel een Rijntak werd en hoe het meer Flevo afwaterde.

Sloet, L.A.J.W. en H.J. Fijnje, 1856.

Watervloed in Gelderland in maart 1855. Armhem.Thieme.

Smit, E.J.Th. A.M.A., 1975.

De oude Kleefse enclaves en hun overgang naar Gelderland 1795-1817. Gelderse Historische Reeks VII. De Walburg Pers. Zutphen.

Thijsse, J. P., 1916.

De IJsel. Zaandam. Verkade.

Ven, G. P. van de, 1976.

Aan de wieg van Rijkswaterstaat. Wordingsgeschiedenis van het Pannerdens Kanaal. Zutphen. De Walburg Pers.

Verbraeck, A., 1975.

Ice-pushed ridges in the eastern part of the Netherlands river area. Geologie en Mijnbouw 54, 1-2: 82-84.

Verbraeck, A. en E.A. van der Meene, 1975.

Onderzoek Gelderse Poort. Haarlem. Rijks Geologische Dienst. Dienstrapport 1354.

Verbraeck, A. 1990.

De Rijn aan het einde van de laatste ijstijd: de vorming van de jongste afzettingen van de Formatie van Kreftenheye. KNAG, Geografisch Tijdschrift XXIII,4: 328-339.

Vierlingh. A., 1576-1579.

Tractaet van Dyckagie.

(31)

Op zoek naar resten van oude geulen in de kronkelwaard

van de Hondsbroekse Pleij bij Westervoort

Een veldbodemkundig en historisch-geografisch onderzoek

Alterra-rapport 1170, ISBN 1566-7179 Wageningen J. R. Mulder

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

Iedereen vindt dat zo'n fantastische tekst, maar ik zeg daarvan: 'Beste Frits, j i j kunt toch nooit weten of de Beatrijs niet door één of andere geflipte non in haar eentje

‘Ten selven dage zijn onse twee jongste ongeprofesside Susteren, die ons vry onbelooft hadden gedient, te weten Maria Soes 25 jaaren, ende Agatha Melis 22 jaaren, voor Heer Lambert

2p 30 Beredeneer waarom er voor een situatie met hoogwater, naast de stuw bij Driel, ook nog een regelwerk bij Hondsbroeksche Pleij nodig is om de waterverdeling tussen

• Als er bovenstrooms van Nederland maatregelen worden genomen om water vast te houden / ruimte voor de rivier te maken 1 • zal dit leiden tot minder hoge piekafvoeren in Nederland 1

Als men stagnatie wil vermijden, zal het oude dus nooit te zeer be- jubeld kunnen worden: de regering die de jeugd heeft, heeft de toekomst, en de toekomst kan slechts beter

Relaxation and control significantly predicted lower work-domestic interference, whilst psychological detachment significantly predicted lower work-religion

Het mag dan voor de anekdote op zich niet van belang lijken in wélke stad deze zich afspeeltdaarmee is echter nog niet gezegd dat het stedelijk decor door elk willekeurig ander

Door zulke gegevens over de leef- en denkwereld van het bedoelde publiek van die Middelnederlandse literatuur kun je niet alleen de teksten beter begrijpen maar ook inzicht krijgen