• No results found

Ervaringen met het scheuren van grasland (een samenvatting van in 1943 en 1948 opgestelde rapporten van de Rijkslandbouwconsulenten en een verslag van een interprovinciale proef met akkerbouwgewassen op gescheurd grasland)

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "Ervaringen met het scheuren van grasland (een samenvatting van in 1943 en 1948 opgestelde rapporten van de Rijkslandbouwconsulenten en een verslag van een interprovinciale proef met akkerbouwgewassen op gescheurd grasland)"

Copied!
14
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

CENTRAAL INSTITUUT VOOR LANDBOUWKUNDIG ONDERZOEK

Gestencilde Mededelingen jaargang 1952

nr. 5

ERVARINGEN MET HET SCHEUREN VAN GRASLAND (een samenvatting van in 1943 en 1948 opgestelde

rapporten van Rijkslandbouwoonsulenten en een verslag van een interprovinciale proef met ak-kerbouwgewassen op gescheurd grasland)

Dr W.H. van Dobben

h\zzQ

(2)
(3)

Inhoud s

Bladzijde

inleiding 1 Geschiktheid van het perceel, voorbereidende

maatregelen 1 De techniek van het scheuren 2

Tijd van scheuren 2

De bemesting 3 De keuze der gewassen 3

Ritnaaldenschade 3 De volgende jaren 5 De interprovinciale veldproef met diverse

(4)
(5)

1 -Inleiding

In Januari 1943 werd door de Inspecteur van de Landbouw op voorstel van de !'0ommissie voor het verzamelen van ervaringen op

gescheurd grasland" tot de Rijkslandbouwconsulenten het verzoek gericht;

1. door de assistenten een groot aantal gevallen gescheurd land te laten enquêteren,

2. de eigen ervaringen in een algemeen overzicht samen te vatten. Aan dit verzoek is in ruime mate gevolg gegeven, zodat over geheel Nederland ongeveer 3300 gevallen, betrekking hebbend op het oogstjaar 1942 werden geënquêteerd. Over 1943 is later nog een groot aantal gegevens verzameld langs dezelfde weg, die spe-ciaal betrekking hadden op schade door ritnaalden.

Ten slotte werd er in November 1948 nog een verzoek tot de

Rijkslandbouwconsulenten gericht, om betreffende de indertijd ge-enquêteerde percelen navraag te laten doen over 'de ervaringen uit latere jaren. Ook hieraan was weer de vraag verbonden om een

al-gemeen overzicht samen te stellen. De gegevens van deze enquêtes zijn thans bewerkt en verschenen als Gestencilde Mededeling nr. 16, Jaargang.1951 van het C.I.I.O.s De resultaten van een enquête betreffende in 1942 gescheurd grasland door G.Chr.J.F. Nifelen.

Yoorts kwamen van 14 Rijkslandbouwconsulenten algemene over-zichten binnen, waarin de ervaringen uit eigen ambtsgebied zijn neergelegd.

De in deze overzichten neergelegde ervaringen en opvattingen zijn over het algemeen goed met elkaar in overeenstemming.

Een voorlopige samenvatting van de nota;s van 1943 werd

reeds in November 1948 aan de Rijkslandbouwconsulenten toegezonden. Deze is thans aangevuld met de naderhand binnengekomen berichten.

Ook is hierbij opgenomen het verslag betreffende een in 1943 •genomen interprovinciale proef met diverse akkerbouwgewassen op

gescheurd land.

Geschiktheid van het perceel, voorbereidende maatregelen. De beste resultaten met akkerbouw op gescheurd land worden bereikt op percelen, die ook als grasland uitblinken, wanneer het land tenminste niet te laag is gelegen.

Het zijn echter in het algemeen niet de beste stukken, die men scheurt en dit is ook niet onjuist, daar het scheuren veelal

juist tot verbetering van de cultuurtoestand kan leiden. Alleen met zeer zware, diep ontkalkte, ondoorlatende klei is voorzichtig-heid geboden, hoewel ook hier goede resultaten kunnen worden be-reikt. Overigens is het enige beletsel een ligging van minder dan 50 cm boven de slootwaterstand. In veengebieden moet men deze eis nog hoger stellen, er zijn hier gevallen voorgekomen, dat men na het eerste gewas niet meer met paarden op het land kon komen.

Voorts houde men er rekening mee, dat een bouwakker veelal een rug vormt, grasland daarentegen ligt vaak hol, hetgeen de af-watering bemoeilijkt, vooral wanneer men bij het scheuren alle greppels dichtploegt. Het is daarom noodzakelijk een goede begrep-peling te handhaven, ook reeds omdat er in sommige gevallen veel goede cultuurgrond in de greppels kan verdwijnen. Overigens moet steeds worden overwogen of een drainage vóór het scheuren niet de juiste oplossing voor het probleem van de afwatering vormt. Ook peilverlaging van een polder of een deel van een polder kan uit-komst geven, zonder dat dit bijzonder hoge kosten meebrengt.

(6)

- 2 » De techniek van het scheuren )

De zorg, die aan het scheuren zelf wordt besteed, is van ze groot,belang, dat hierbij al voor een groot deel wordt beslist over wel en wee van het te verbouwen gewas. De ondergeplcegde zode moet snel verteren en een goede aansluiting met de onder-grond verkrijgen. Het is hiertoe bevorderlijk, dat de zode in stukken 'wordt gesneden, dun afgeschild en op gelijkmatige diepte ondergeploegd. Daarbij moet voldoende grond op de zode komen om een zaaibed te maken, dat men behoorlijk kan eggen zonder weer stukken zode naar boven te halen.

De diepte}waarop ten slotte geploegd wordt, hangt zeer van

de grondsoort af en ook van het gewas. Voor granen en erwten is het voldoende in het geheel 15 cm diep te ploegen, voor aardap-pelen en bieten gaat men tot 18 â 20 cm. Gewaakt moet worden te-gen het bovenbrente-gen van zuur en humusarm zand. Is het nodig diepere lagen te breken, dan kan dit het best geschieden met de ondergrondploeg.

Bij goede kleigrond met een kalkrijke ondergrond kan men met voordeel op grotere diepte ploegen.

De beste resultaten worden bereikt met het z.g. "tweevoren", vooral op zand-en veengrond.• Hiertoe wordt eerst de zode zo dun

mogelijk afgeschild en omgekeerd in de voor gelegd, waarna er met een tweede ploeg een laagje ondergrond wordt opgeploegd. Om de zode goed omgekeerd en horizontaal te krijgen, werd in het consu-lentschap OP aanbevolen een jongen achter de ploeg te laten lopen,, die de zode op de hoogst gelegen kant aantrapt. Ook het gebruik van een ploeg met lang ris ter wordt aanbevolen,' waardoor de voor goed open blijft liggen om de zode te ontvangen.

Voor het scheuren kan de zode.stuk gesneden worden met vleu-gel- of schijveneg. Ook bestaat de mogelijkheid om eerst het gehe-le perceel dun af te schilgehe-len, eventueel te kalken of een lichte stalmestgift toe te dienen en dan de zode fijn te verdelen door vleugelen. Hierna kan op volle diepte worden geploegd.

Hetzelfde effect als met tweevoren kan men ook bereiken in één gang met een ploeg voorzien van een voorschaar.

Het eenvoudig kerend ploegen, waarbij de ploeg althans van een kouter voorzien moet zijn, kan bij zorgvuldig werken ook wel goede resultaten opleveren, hoewel het minder zekerheid biedt van een goede aansluiting met de ondergrond en een gelijkmatige be-dekking van de zode.

Bij laat scheuren kan het wenselijk zijn, na het eerste ge-was ondiep te pleegen en zodoende de zode nog een jaar er onder

te laten.

Tijd van scheuren

Het najaar geldt algemeen als de beste tijd van scheuren. In de winter kan de zode dan al enigszins verteren, terwijl het ge-heel beter bezakt. Ook kan de vorst beter inwerken, zodat een

goed zaaibed wordt verkregen. In het voorjaar kan men dan dikwijls met eggen volstaan.

Scheurt men in het voorjaar, dan liefst zo vroeg mogelijk, terwijl overwogen dient te worden cf door herhaald rollen en eg-gen het bezakken bevorderd kan worden. Let men hierop niet, dan bestaat het risico, dat het zaaibed te snel uitdroogt.

Ook voor gewassen, die betrekkelijk laat kunnen worden ge-zaaid, is vroeg scheuren noodzakelijk. Scheuren in een droge pe-riode kan de kans op schade door ritnaalden aanmerkelijk ver-minderen.

) Over dit onderwerp is een meer uitgebreid rapport in

voor-bereiding bij de Rijkslandbouwconsulent voor Landbouwwerk-tuigen.

(7)

~ 3

-Onkruid

Op gescheurd oud grasland heeft men in de eerste jaren in de regel weinig last van onkruid. Dit is logisch, omdat Ie eenjarige akkeronkruiden in goed grasland practisch niet voorkomen. Anders staat het met overjarige planten als akkerdistel, kweekgras en kruipende boterbloem, die na het scheuren ook op het bouwland weer levensmogelijkheden vinden.

Bij een goede geregelde grondbewerking verdwijnt de laatstge-noemde spoedig. Het kweek kan goed bestreden worden door scheuren en herhaaldelijk bewerken in droge perioden. De akkerdistel kan in oon graangewas in het voorjaar uitstekend bestreden worden met groeistofbespuitingen.

De bemesting

Hoewel goed grasland na scheuren dikwijls in staat is om zonder enige bemesting een zeer hoge opbrengst te leveren, dient steed's te worden nagegaan, waaraan het land gebrek kan lijden. Grondonderzoek is hierbij een aangewezen hulpmiddel.

Het is bekend, dat veel grasland arm is aan fosfaat, hetgeen na. scheuren zeker de opbrengst van het akkerbouwgewas kan drukken.

Kaligebrek treedt speciaal op in percelen, die vaak werden gehooid, in zeer ernstige mate op riviorklei. De kwaliteit en houd-baarheid van aardappelen en de stevigheid van granen laat op scheurd land dikwijls te wensen over door kaligebrek. Met het ge-ven van stikstof op gescheurd land moet grote voorzichtigheid worden betracht en wel te meer, naarmate het land beter is, de zo-de meer ontwikkeld en naarmate het scheuren vroeger heeft plaats

gehad.

Bekalken is in' vele gevallen wenselijk, speciaal als het gaat om zware, moeilijk te bewerken kleigrond of om viltige, slacht verterende zode. Of een verhoging van de kalktoestand de opbrengst als zodanig in het eerste jaar verhoogt, is echter twijfelachtig

(vergel. med, 16, jaargang 1951 "De resultaten van een enquête enz,\ In vele gevallen vraagt ook de voorziening van de grond met magnesium, koper en sporenelementen de aandacht.

In gevallen, waarin oen slechte, dunne zode wordt gescheurd, kan ook do organische voorziening van de bouwvoor onvoldoende zijn. Een lichte bemesting met stalmest kan daaraan tegemoet komen. Ritnaaldenschade

De bij de enquête verkregen gegevens over schade door rit-naalden zijn apart verwerkt (G.F. Makkinks Ritrit-naalden na het scheu-ren van grasland. Maandblad v.d. landbouwvoorlichtingsdienst 1945, blz, 594), alsmede een enquête van de P,B, over 1943 (G.F. Makkink,

Idem 1946, blz.10). Daarbij is gebleken, dat men niet tot bovredi-;-;nde conclusies kan komen, zolang het aantal aanwezige ritnaalden .niet vastgesteld kan worden. Hiervoor is naderhand een

bemonste-ringsnothode uitgewerkt (J, Doeksen:. Ritnaalden in gescheurd gras-land, Maandblad enz. 1950 blz'. 114).

De keuze der gewassen Wintergewassen_

In 1942. werden goede resultaten verkregen met winterrogge. Dit is voor gescheurd land op zandgrond een zeer geschikt gewas gebleken, mits men zo vroeg scheurt, dat de rogge uiterlijk half October kan worden gezaaid. Met het oog op vreterij en uitwinteren is het noodzakelijk, dat het gewas behoorlijk uitgestoeid de win-ter ingaat.

De hoogteligging van het perceel legt enige beperking op, omdat de rogge in de winter geen last van water kan verdragen.

(8)

4

-Met wintertarwe waren de resultaten in 1942 zeer slecht, het-geen wellicht voor een groot deel kan worden geweten aan het feit, dat cppas/©scheurd land het gevaar van uitwinteren zeer groot is, wegens gebrekkige verwarming door de ondergrond.. Van vreterij en onkruid werd ook meer last ondervonden dan bij rogge. Slechts

sterk uitstoelende, stevige, wintervaste rassen zijn eventueel cp hun plaats.

Wintergerst is niet geschikt wegens het risico van uitwinteren. Wintorkooisatd kan op gescheurd land hoge opbrengsten leveren. Het risico vooruitwinteren is hier ook groot, maar door de veel

ge-ringere kosten van het zaad weegt dit risico minder zwaar dan bij de granen.

Zomergewassen_

De beste resultaten worden verkregen met haver, waarbij vroegrijpende rassen met stevig stro de voorkeur verdienen. Ook met gerst zijn wel redelijke resultaten bereikt. Zomertarwe kan op hiervoor geschikt land mot weinig onkruid ook wel slagen, al waren in 1942 de resultaten zeer slecht. Mais is af te raden wegens de gevoeligheid voor ritnaalden. Met het oog op legeren is het niet aan te raden van granen meer dan de normale hoeveelheid zaaizaad te gebruiken.

Erwten

Met groene erwten' zijn de ervaringen zeer gunstig, vooral op klei- maar ook op veengrond. Dit g ewas heeft hee-1 weinig van rit-naalden te lijden. Men kiest bij voorkeur rassen met kort stro, op zeer vruchtbaar land vooral geen capucijners. Mangaangebrek (kwade harten) komt op gescheurd land nogal eens voor. Dit kan voorkomen worden door bemesting met Mangaansulfaat.

Vlas

In het Z.W.-kleigebied is nogal eens vlas gezaaid op gescheurd land. Hierbij werden goede resultaten verkregen, mits men geen be-mesting met stikstof toepaste. Bij de kieming werden wel eens

moeilijkheden ondervonden. Het stro wordt vaak wat grof. Bieten_

Hiermee zijn goede resultaten bereikt. De opkomst liet wel eens te wensen over, op kleigrond is het wenselijk voor en na het zaaien te rollen. Ritnaaldenschade komt nogal veel .voor. De zuur-graad van de grond moet geschikt zijn. Voorts moet men te lage

percelen vermijden, daar 'deze tijdens de bietenoogst te nat kunnen zijn. Bij de rassenkeuze dient men op de rooibaarheid te letten, daar de bieten op gescheurd land vaak sterk vertakken. Ook zijn het gehalte en de bewaerbaarheid vaak minder goed. Groenkragen met goed gehalte zijn aan te bevelen. Tegen hartrot kan men zich vrij-waren door een bemesting met borax.

Aardappelen

Dit gewas is zeer geschikt. Men ondervindt hierbij minder het gevaar van een slecht zaaibed ,dat de fijne zaden bedreigt op ge-scheurde grond, doordat de oppervlakte korsten vormt. Uit de en-quête blijkt duidelijk, dat de beste resultaten worden bereikt met grote poters, waarschijnlijk wegens grotere resistentie tegen vreterij. Alle maatregelen, die een vlotte opkomst garanderen, moeten worden genomen. Normaal aanaarden is aan te bevelen. Alge-meen .is de ervaring, dat Phytophthora en virusziekten op gescheurd

land spoedig ernstige vormen aannemen. Dit geldt ook voor Rhizoc-tonia en schurft.

(9)

5

-Daarom is gekeurd pootgoed een eerste vereiste en verdient spui-ten aanbeveling. De practijk kiest het liefst niet te vroege ras-sen (behalve in de tuinbouwstreken), het type Bevelander is zeer in trek. Het rooien mag op gescheurd land ook weer niet te laat vallen, vooral als het land laag gelegen is. Op gescheurd land hebben de gewassen nelging laat af te rijpen, zodat men zeer late rassen moet vermijden. Poterteelt is om deze reden op gescheurd land ook niet op zijn plaats. Vroeg rooien kan weer last geven met de nog onvoldoend verteerde zode. Aan de kalibemesting dient grote aandacht te worden besteed.

Kqpl_

Met sluitkool en spruitkool worden in de streken met grove tuinbouw op gescheurd land uitstekende resultaten bereikt. Na een mislukt gewas kan de kool nog uitkomst brengen, evenals de kool-raap, waarmede ook goede ervaringen werden verkregen.

De volgende jaren

Wanneer men de resultaten met akkerbouw ep percelen, die in 1942 gescheurd zijn en sindsdien niet weer ingezaaid, overziet, dan krijgt men de indruk, dat zij zelfs na 5 jaren nog steeds

be-ter bewerkbaar waren, minder onkruid droegen en hogere opbrengsten gaven , dan vergelijkbaar oud bouwland. Overigens is het duidelijk, dat het hier gaat om een categorie (niet weer ingezaaid), die

door de ligging geschikt was voor bouwland. Percelen, waarbij dit niet het geval was, zijn vrijwel steeds weer tot grasland gemaakt. Toch kunnen wij een en ander opvatten als een aanwijzing, dat de gunstige nawerking van de verteerde zode zeer lang merkbaar kan zijn.

De interprovinciale veldproef met diverse zomergewassen op gescheurd grasland in 1945

In deze proef waren opgenomen zomertarwe, zomergerst, haver, erwten, bruine bonen, aardappelen en voederbieten. De beschikbare gegevens en de opbrengsten zijn weergegeven in bijgaande tabellm.

De gegevens betreffende de grondsoort, welke voorkomen op de verslagstaten, zijn zeer summier. Over de kwaliteit van de betrok-ken percelen als grasland werd ook vrijwel niets genoteerd. Van de gevolgde werkwijze is niets bekend en zelfs de scheurdatum is meestal niet opgegeven. Vele van deze proeven zijn op in de winter gescheurd land aangelegd. De granen on erwten zijn meest in de loop van Maart gezaaid, de bieten in de 2e helft van April, aan de late kant. Het poten van de aardappelen gebeurde dikwijls ook zeer laat in April, zonder dat men kan zeggen, dat de opbrengst

in die gevallen duidelijk lager bleef.

Op zandgrond werden 26 proeven aangelegd door de Rijksland-bouwconsulenten in de betrokken gebioden. Van deze proeven wer-den 17 verslagen ingezonwer-den, waarvan er 2 zeer onregelmatige op-brengsten toonden. Op de proef 00 1011 leverden alleen de haver en de erwten een normale opbrengst, het proefveld had veel te lij-den van ritnaallij-den en onkruid. Op Ve 1027, waar de hakvruchten, tarwe en erwten een misoogst leverden, bracht de haver nog plm. 3000 kg/ha op ondanks dunne stand. Ook hier werd de hoofdschuld bij de ritnaalden gezocht.

De 15 proeven op zandgrond, die in de tabel zijn opgenomen, leverden hoge opbrengsten. Als bemesting werd meestal K en I toe-gediend, waarbij het opvalt dat de granen in verhouding met de hakvruchten tamelijk zwasr met stikstof zijn bemest. Er trad ook nogal legering op.

(10)

6

-Ondanks het feit, dat de zomergranen tijdig in de grond kwa-men en relatief zwaar werden bemest, zijn de hakvruchten en peul-vruchten naar verhouding nog beter geslaagd. De opbrengst van de 'erwten lag duidelijk boven die van de granen, de bruine bonen

kwa-men ermee gelijk. Bovendien liet de kwaliteit van de granen te wensen over, de korrels waren schrompelig. De haver bracht het er beter af dan de zomertarwe en de zomergerst, maar was niet opval-lend superieur.

Op klcigrond werden 5 proeven aangelegd, van slechts 3 zijn verslagen ingezonden.

Alleen op het proefveld NGr 883 werden met alle gewassen ho-ge opbrengsten verkreho-gen. Het betrof hier een middenzware ont-kalkte kleigrond (pH 6.1, P-citr.38, Kali % 0.030), welke geen be-mesting ontving en reeds in Augustus 1942 werd gescheurd. Het graan, vooral de haver, is hier enorm zwaar geworden. De kwaliteit van de korrel was alweer niet mooi. De opbrengst van de erwten

lag in dit geval beneden die van de granen, de aardappelen en bie-ten gaven een hoge productie, de Eigenheimers waren sterk door Phytophthora aangetast, ook in de knol.

Het proefveld U 3^8 lag op zware ontkalkte rivierklei (pH 6, P-citr. 26, Kali % 0.017),welke geen bemesting ontving.

De granen leverden hier geen hoge opbrengst. De haver kwam bovenaan ondanks het feit, dat ze nog op 13 April moest worden overgezaaid.

De erwten mislukten door vogelschade, de bonen hadden van K-gebrek en slakken te lijden. In de aardappelen werd K-K-gebrek opge-merkt, de opbrengst was niet hoog. De bieten leverden wel een

hoge opbrengst.

Ve 1021 lag op rivierklei, die begin Februari was gescheurd . De erwten mislukten door vogelschade, de bonen en hakvruchten le-den sterk door de intensieve onkruidbestrijding, die moest worle-den toegepast. De haver en de aardappelen leverden hier de beste op-brengsten.

Het is jammer, dat van de vele proeven, die als'faislukt"wer-den afgeschreven, geen verslagen binnen zijn gekomen, waarop de redenen van de mislukking te lezen waren. Voor dit type proef wa-ren de uitkomsten van de mislukte evenzeer van belang als die van de geslaagde.

In het algemeen bevestigen de proeven van 1943 de indruk, dat men onder gunstige omstandigheden met zeer uiteenlopende zomerge-wassen uitstekende resultaten kan behalen op gescheurd land. Op-vallend was het goede slagen van de erwt'>n op zandgrond.

Onder minder gunstige omstandigheden toonde de haver zich zeer oogstzeker.

s 1130 75 ex.

(11)

£3 Cu, CO bO| Xi ©j o ' O o O o co o C- vo co co cv r -H -H -H o o O o c- o M H t O H i O O co « en O O O 0 ) < Û O O W « cv en i> o o o o O cr> •xP co en ^ C7> VO D -O o -O m cv to cv cn co o o o I O W O W l f i Ü o o o W H o n O j ^ CV CV M O O O CO H H CV O VO co in co o o o CV H ^ r- O H tO 0 3 03 I t O H CO [CO 0 3 O CO O CO ! H ! u ^ i > E> o! rö o •H H fciO •H Ü Ci! .H, O s •H tt> H W O j e Ö 1 M i-H o o o o O O CO 02 en «^ ^ o co o3 m ó N t O H t O O O O O en to m i> D- m to vo H O H H CV CV H CV O O O O o to m in ^H cn co cn cv co to vo co j> co co o o o o co o co co o co to m to 03 co cv vo en ^jt co o o o o o o N M D O O O <* o > O CV C^ •tf vo CV H en cv CV H - ^ tO H H O O O O O O O tO H i> O O O CO «5 H en -^ C- ^ Cn o CO vo O cv cn o cv o vo P-H CV o CO tO tO cv o m <.-H tO cv o m en t o c-o cv cv vo z> O vO i n t > z> o H tO 2> Z> Cl o: •Hl: 0. H o o o o O O O O O O O O O o o o c o r ~ - c v i n i n D - c n c n ^ o < o m o < £ > e o c n H c o ^ i n o m t o m H ^ c v v o c o 2 > t o c v ^ c o o c v c v c - m Hto c v c n c v f 0 ( 0 ( 0 ( 0 t 0 ^ t O ^ H ^ l O ( 0 t 0 ( M t O O en VO CO O cv in VO to o m cn cv o o o cv <o co CV H o CO o CO o o o cv O tO cv vo m ^ tO tO o o o o o ^ ( O O M n CO tO O tO r -cv -cv tO -cv CV o o VO m o o H CO cv c» cv cv o o cv in in to tO cv o5 o • H

ig

o ; o o M ! ^ i n -pi H c-toi m to O o o o O co m en co cv m Î > F - cn to • ^ t O t O CO "v" ß «!!

s

£»;• 0:, -0,|tJ o to o; e o o o JH ' O O H M j i n o vo O ! -sH ^ tO M\ O I O O O fnlcn O CO -P U> ^ cn ro ï> vo to O O O O O O O co O vo r - cn cn <o o cv cv m •si» cO m cO tO cv o o o o o o cv r-1 ;> <sfi vo ^ vo en in co m cv vo ^ m m co co o o 0 0 ^ H cv co ^ CO o o o vo cn -^ en m o co ^ •=? O o m H vo m m to o o o o en ^ m co r - vo co cn m to to to o o cv o H VO en m o o o cv cv co H £> cn o r- vo H O cO vo vo O O O <" £> ^H O r- to m to ^ 0 o o o o o co co en -^ H cn 0 1 H •,« O M C CO tO cO CO Kf1 tO O O co cv co ^ o o o o CV ^ 00 o m ^p cn c-"^ co CV cO O CO H cn O VO O r -tO o M •P cö m •H ö O H M o M Ol M'; O O O O O O O O O O O O co o to vo ^» cn co in -^ ^ o o ^ v O ^ C V H D - H C V C V t O O c b vo ^ m vo ••-.•? ^ ^ vo £> cn co vo O O o tO H H en !> vo vo <tf m o o o o o o o o o o o o o H t o c v m ^ t o o t o c n c v o c v m H i n o v O C O C O t O O t O O O H co ^ c v t o c v c v c v c v - ^ t o m c o c v c o o o o cn cv o m H o CV cO t O o CO o CO O . O O O O O O O O O O O O u ' cn o cn cn o o vo -^ r - vo o co • p i r - c v m c n c n H ^ c n O F - v o v D t o - j i > m t o j > c o m m E - c - c o c o c o O o o H VO J > r - o £> co co cv o H CO vo IK H l O ! o o o o o o o o o o o o o o o W ^ M B O l O l Û O r . ^ i O M O C V C O O ^ : i o t o c o i o d c o o c o ^ c o w o m c o v o O l ^ t O C V c O C V C V C V c O t O ^ ^ C V C V ^ C O H ^] ' ï t t H i C V m v o r - c o c n O c V c o ^ m H c v c n ; > ; C V O O O O O H C V C V C V C V C O c o c n v o : m o o o o c o o O O O ~» o r r -I Hr-irHr-fHr-tr-ir-iHHHr-i ' fr O O O O O O ö ü o o o o !^ i o o o o o o o > > > > > > l ^ ^ o o ï> o o CV CO to o cO m vO CO o o o m cv to VO CO H CO KF CV o CO o CO o co o to o vO o CO o O H co m <o VO VO O H H CO o CO H to o CO CO VO o o cv tO o VO co in co o cv H •sF O H H ^ O H O ^f< o o o o m vo O H H co to CO o co vo o H CV CO 5 J" ^ * fl • Ö • c 2 c ; £ f>s l! >£ä!> t ö!> p» • Pi Pt • Pi • P. -S g p! ö O o H o cv cj to o KH o m M H M H bOH W)H M H o ü

g

O O CV

(12)
(13)

hgçSuTU a o j f ) e co - P O O P H Ö © I •H CO Cs) koratoü L-usSig \ \ O - CM CM \ i H LO to rH • = * t f -t O \ O t O ! 13 i» CUÜ i t o t o O I r H CM CM - o p v o CM t o t o • ^ O CM r - l CM 3TIIJ"30 to tO \ \ m CM r H CM l - l \ ro LO <H DO \ O CM t O \ CM r - l t O \ CM r H to \ rH t o CM - 3 " \ 1-1 LO \ CO rH t o s— t o CM CM t o CM r H L O \ rH t o en r H to \ r - l to to CM V u CM r H t o to \ \ CM (T\ CM r H cr» rH \ rH l O \ CM r H to \ t r -r H t o t o \ c— r H to CM CM LO r H \ r H t o \ L O CM t O \ r H rH t O \ r H r H tO \ C— CM \ i n \ H t O \ CM CM t O rH t O \ t -i H t O \ c— «H C— r H C— t o CM CM CM CM t O L O CM to \ L O CM O t o t o \ O t o t o L O CM t o L O CM t o \ O to t o \ o to o CM \ O O l LO \ CO r H ^*-\ t o t o \ (J\ CM t o \ CP> CM t o CM r H CM CO CM LO \ CO rH to L O CM t o L O CM t o \ L O CM to \ L O CM CM C -CM to \ CM to \ c-CM t o \ CM t o CM \ CT» CM t o CM •4-\ CTi \ CO co \ CO < - -d-CM CM CM L O \ rH to \ CM t o \ vo CM to \ CM t o \ CM rH r H CM L O CM L O CM L O L O \ \ CO - ^ rH r H t O LO CM CM *d- t O \ \ t o -=*• r H CM •^- t o \ \ t o ^t-CM "vj- t O CM -=i-CM CM CA CM L O \ rH t o \ VO r H to \ r H to \ KD r H t o \ rH

(14)

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

The corrosion inhibition performances of the compounds were investigated on mild steel (MS) in 0.5 M H 2 SO 4 medium using electrochemical measurements, surface analysis,

te verwachten als in 1980 het aantal bedrij- ven met 55% kan worden verminderd en de arbeidsproduktiviteit op de g r o - tere bedrijven met 85% zou stijgen (B45-A185). Ten aanzien

In een brainstormsessie werd een toekomstbeeld geschetst rond het thema, waarin eerst werd gezocht naar de reden voor automatisering:.. - Eenvoudiger maken van ondernemen, zodat

Describing and comparing the availability of acute care resources to treat new onset stroke in different income settings: a self-reported survey of acute care providers at

The results from this study contributed to the data available on black African as well as African Caucasians. Results were refined to show ethnic-gender-age specific outcomes

Simulation results for the change in the demand compared to the base case for MegaFlex and CPD, for the emergency load curtailment simulation.. The demand response

Daarnaast zijn er ziektes waar de varkens last van kunnen hebben of die een gevaar kunnen vormen voor de volksgezondheid (zoönosen) (zie bijlage). De vraag is om welke ziektes

vraag in hoeverre de resultaten van een bepaald in overweging geno- men onderzoeksproject streekgebonden zullen zijn en in hoeverre ze naar elders overdraagbaar mogen worden